Van honger tot obesitas in 50 jaar “Nooit meer oorlog. Nooit meer honger!” Dat hadden de stichters van een verenigd Europa voor ogen met de oprichting van de EGKS (1952), gevolgd door de EEG en Euratom (1958). Samen de Europese Unie (EU) genaamd. Op 25 maart 1957, precies vijftig jaar geleden, werd het Verdrag van Rome ter oprichting van beide laatste gemeenschappen plechtig ondertekend. De landbouwsector kreeg een vooraanstaande rol als motor toebedeeld. Hij vervulde die rol met glans maar niet zonder zweet, bloed en veel tranen. Het resultaat? Welvaart alom! Oorlog kennen we enkel van film, televisie en games; honger enkel … na het sporten. Euro Zone
1973 EERSTE UITBREIDING Denemarken, Ierland en Verenigd Koninkrijk
1995 VIERDE UITBREIDING Oostenrijk, Finland en Zweden
1990 Hereniging van Duitsland
25 maart 1957 VERDRAG VAN ROME: Duitsland, België, Groothertogdom Luxemburg, Frankrijk, Italië en Nederland
BRUSSELS LUXEMBOURG
FRANKFURT
STRASBOURG
2004 VIJFDE UITBREIDING Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië, en Cyprus
1986 DERDE UITBREIDING Spanje en Portugal
2007 LAATSTE UITBREIDING Roemenië, Bulgarije en Malta
1981
2007
TWEEDE UITBREIDING Griekenland
50 jaar Verdrag van Rome
KANDIDAAT LIDSTATEN Turkije, Kroatië en Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
/Boer&Tuinder
Insiders vertellen de voorzitter
de minister
de professor
de journalisten
de expert
de boer
50 jaar: insiders vertellen Z
ondag 25 maart is het precies 50 jaar geleden dat het Verdrag van Rome werd ondertekend waardoor de Europese Economische Gemeenschap werd opgericht. Later werd die omgevormd tot de Europese Unie. Zes landen namen het initiatief om hun economisch beleid te integreren. In het Verdrag werden heel wat doelstellingen ingeschreven, maar uiteindelijk is toen alleen de eenmaking van het Europees landbouwbeleid van start gegaan. Op het eerste zicht niet zo vanzelfsprekend, want het landbouwbeleid was zeer complex en de productie van plant en dier laat zich niet zomaar in wetten vatten. De natuur en het klimaat eisen nog steeds hun rechten op. Maar voeding was toen uitermate belangrijk. Europa had nog een schromelijk tekort en alles was erop gericht om de honger zo snel mogelijk te bannen. Vooral dankzij de koppige inzet van Mansholt en een groep landbouwexperts uit de Europese Commissie en uit het landbouwberoep, kon het Europees landbouwbeleid zo snel en zo grondig worden uitgebouwd. En met succes, althans voor de samenleving. Er werd een enorme productiviteitsstijging gerealiseerd zodat steeds meer, steeds goedkoper en steeds beter voedsel werd geproduceerd. Alle voordelen werden doorgeschoven naar de consument; hij zag op 50 jaar zijn voedingsuitgaven dalen van 43% naar 12% van zijn besteedbaar inkomen. Dit gaf hem heel wat ruimte voor bijkomende bestedingen, die op hun beurt de industrie een bijkomende impuls gaven. Een belangrijke doelstelling is niet gerealiseerd, namelijk een redelijke levensstandaard voor de landbouwbevolking garanderen. Alle productiviteitsstijgingen en bijkomende inspanningen van de landbouw ten spijt, bleef het inkomen ver beneden het peil dat in de overige sectoren wordt bereikt. De landbouwbevolking is op 50 jaar tijd tot een vierde gekrompen. Europa is te veel met landbouw bezig geweest en te weinig met de landbouwers. Nu de voedselvoorziening meer dan gerealiseerd is – we zijn op 50 jaar geëvolueerd ‘van honger naar obesitas’ – bestaat het risico dat Europa en zijn burgers de voedselzekerheid als te vanzelfsprekend beschouwen. De 450 miljoen burgers moeten nog steeds dagelijks gevoed worden. De wijze waarop landbouw als pasmunt wordt gebruikt in de wereldhandel, is meer dan zorgwekkend. Men mag niet afhankelijk zijn van andere mogendheden voor iets dat letterlijk van levensbelang is. Voeg daarbij het feit dat landbouw de landschappen onderhoudt en het platteland leefbaar houdt. Dat zijn twee ‘goederen’ die je zeker niet kan importeren. Landbouw heeft Europa 50 jaar gedomineerd; hij heeft zich voortdurend weten aan te passen; hij heeft Europa welvarend gemaakt. Er is duidelijk behoefte aan een Europees beleid in andere domeinen, maar dat betekent niet dat landbouw minder belangrijk zou zijn in de toekomst en zeker niet dat boer en tuinder niet langer de hoogste waardering van de samenleving zouden verdienen.
De minister: Europees landbouwbeleid – Hoe het begon Gerrit Braks (73), Nederlands landbouwminister van 1980 tot en met 1990 maar voordien landbouwonderhandelaar bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Gemeenschap in Brussel, ontvangt ons in zijn woning in Sint-Michielsgestel. Dit Noord-Brabantse dorp én de woning van Braks zijn gekend van het veldrijden. Vroeger reden de renners
– Noël Devisch, voorzitter
langs de ingangspoort en door de tuin, waar de VIPtent stond opgesteld. Wanneer we de woonkamer be-
De voorzitter: voldoende voedsel – Waardering voor de boeren blijft uit
lijkse bron van informatie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid”, zegt de gewezen Nederlandse landbouwminister.
57
jaar Verdrag van Rome /Boer&Tuinder/2 19
50
treden, ligt Boer&Tuinder op de tafel. “Mijn weke-
Europa
Het Verdrag
Europa werd uit liefde geboren. Toen de Griekse oppergod Zeus smoorverliefd werd op de enige dochter van de Tyrische koning Agenor vermomde hij zich in een sneeuwwitte stier. Mak als een lam begon Europa met hem te spelen en klom op zijn brede schouders. Tot Zeus haar ontvoerde! Hun afstammelingen waren de eerste Europeanen. Velen hebben in de loop van de geschiedenis geprobeerd Europa te herenigen. Dat gebeurde steeds met de wapens. Na de Tweede Wereldoorlog was men het wapengekletter moe. Waarom niet proberen zonder?
In het Verdrag van Rome staat maar weinig over landbouw. Wat er staat, is uitzonderlijk (art.39): ‘De ontwikkeling van de gemeenschappelijke marktvoor landbouwproducten moet gepaard gaan metde totstandkoming van een gemeenschappelijk landbouwbeleid.’ Met volgende doelstelling: ‘de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te verzekeren.’ Er heerst in die tijd veel verdoken werkloosheid op het platteland!
Gerrit Braks is ons land goed genegen. Hij woonde bijna tien jaar in Brussel, vóór hij in de politiek ging. We herinneren ons nog levendig het bezoek met de Belgische landbouwminister De Keersmaeker aan een aantal grensbedrijven dat afgesloten werd met een debat over de melkquota. Nederland en België kunnen sterk van mening verschillen wanneer het over landbouw gaat. Het is het vandaag zo, maar het was ook zo destijds. Dat brengt ons naar het begin van het Europese verhaal. De Nederlanders waren zonder meer de gangmakers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Meerdere keren maakte een Nederlander de dienst uit als landbouwcommissaris. Ook Braks erkent dat het met die voortrekkersrol vandaag anders is gesteld en dat Nederland, ook wat landbouw betreft, meer en meer aan de Europese zijlijn gaat staan. – Waar was u op 25 maart 1957? “Ik was werkzaam bij de landbouwvoorlichting in Eindhoven, belast met de Dienst Kleine Boeren. Mijn directe overste was Pierre Lardinois, die later minister en landbouwcommissaris werd. Het was landbouwminister Sicco Mansholt die als eerste naar Brussel zou gaan om landbouwcommissaris te worden. Wat dat voor ons betekende? Nederland heeft onmiddellijk na de oorlog een landbouwbeleid gevoerd dat gericht was op een sterke concurrentiepositie. Nederland had het economisch moeilijk. Onze koloniën waren onafhankelijk geworden, de bevolking groeide spectaculair en we hadden een groot tekort aan deviezen. Ook de landbouw moest een bijdrage leveren. Nederland heeft zeer uitdrukkelijk gebruik gemaakt van het Marshallplan voor de rationalisatie van zijn landbouw. Wij deden toen al tijdsstudies op de bedrijven die de gedragingen van de boeren vastlegden om hun arbeidsinzet efficiënter te maken.” – Sicco Mansholt was geen typische Nederlander. Hij had andere plannen met de landbouw dan alleen vrijhandel. De grond moest in eigendom komen van de staat. “Zover is het niet gekomen. Hij was herenboer, maar ook socialist. Dat is op zich atypisch, zeker voor de streek rond Groningen waar hij vandaan kwam, met grote akkerbouwbedrijven met veel landarbeiders. Maar we hadden net een hongerwinter achter de rug en er moest meer voedsel worden geproduceerd. Enerzijds stelde hij een protectionistisch landbouwbeleid in om de voedselzekerheid te garanderen en anderzijds stimuleerde hij Nederland ook om zoveel mogelijk te exporteren. Het beleid liep vast omdat andere landen hun grenzen dichthielden, met name België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. België bouwde hoge tolmuren om zich heen. Er werd in die tijd heel wat Nederlandse boter over de Belgische grens gesmokkeld. Daar waren wij niet rouwig om.” – Konden er dan geen afspraken worden gemaakt in de Benelux? “In de Benelux liepen de onderhandelingen spaak omdat de landbouw in de drie landen niet gelijkwaardig was. Wij hadden een veel sterkere concurrentiepositie. Onze kostprijs lag lager. Dat had een natuurlijke oorsprong, denk aan ons klimaat en onze uitstekende gronden voor melkveehouderij, maar dat had
Overschotten! De groei van de Europese bevolking en van de koopkracht, immigratie en uitbreiding van de Europese Unie zorgden er aanvankelijk voor dat het probleem nog binnen de perken bleef. Suiker was de eerste grondgebonden sector waar productiedoelstellingen werden ingesteld. Suikerquota zouden na vijf jaar automatisch vervallen, maar ze zijn er vandaag nog … Dat brengt ons bij de melkplas en de melkquota. G er r it Br aks: “Nederland – met zijn sterke concurrentiepositie – koos aanvankelijk voor lagere opbrengstprijzen in de melksector als productiebeheersing, al dan niet door verhoging van de bestaande medeverantwoordelijkheidsheffing. Er was echter geen politiek draagvlak voor het fors verlagen van de melkprijs om zo de markt in evenwicht te brengen. Voeg daar aan toe dat er nieuwe markten open kwamen in het Midden-Oosten als gevolg van de vele oliedollars. Wanneer die werden aangeboord, zouden er minder overschotten zijn. En wij waren daartoe in staat! Begin 1982, toen ik tijdelijk geen minister was, werd in Brussel nogmaals tot een flinke prijsverhoging besloten. De marktopleving was echter van korte duur. Een quotaregeling werd onvermijdelijk.” Over de afschaffing zegt Braks dat productiebeperkende maatregelen met verhandelbare quota nooit langer dan 25 jaar zinvol zijn. Wat de melkquota betreft, is het volgens hem dan ook zover. Aankoopkosten jagen immers de kostprijs van de melk zodanig op dat de prijsbescherming geen inkomenseffect meer heeft. Dat was trouwens ook de reden waarom Braks aanvankelijk tegen verhandelbaarheid van melkquota gekant was. Het is in zijn eigen Nederland heel anders verlopen. Reden? “Er waren zoveel juridische constructies mogelijk dat vrije verhandelbaarheid de enige oplossing was. Een systeem zoals bij jullie zou in Nederland niet mogelijk zijn geweest. Of er in Nederland bijgevolg niet te veel wordt betaald voor melkquota? Elkeen is vrij te doen en te betalen wat hij wil. Melkveehouders zijn vrije ondernemers. De overheid hoeft zich daar niet mee te bemoeien.”
Dierziektes en leefmilieu In de jaren tachtig waren er naast productiebeheersing nog twee pijnpunten met betrekking tot het landbouwbeleid, met name de afschaffing van de verplichte inentingen tegen dierziektes en de opkomst van de milieuproblematiek. G er r it Br aks: “Afschaffing van vaccinaties is nauwelijks een politiek thema geweest.” – België ligt in het midden van Europa en er moeten veel dierentransporten doorheen. Wij hebben ons steeds tegen dit verbod verzet. “Dat is mij in de Raad zo niet opgevallen! Wij wilden in elk geval onze export veiligstellen, onder meer naar Japan.” – Het is toch merkwaardig dat het nu net Nederland is dat vraagt om vaccinatie opnieuw in te voeren. “Dat heeft te maken met wat we recent hebben meegemaakt met varkenspest, mond- en klauwzeer en vogelgriep. Jullie werden destijds ook fors getroffen door varkenspest. Vandaar wellicht ook jullie houding.”
60
jaar Verdrag van Rome /Boer&Tuinder/3 19
19
58
50
ook een sociale achtergrond. Wij konden ons geen hoge voedselprijzen veroorloven. Jullie waren rijker. Jullie welvaart lag hoger, dankzij de industrie. Nederland kende in tegenstelling tot België bovendien een enorme bevolkingsgroei. Al die mondjes moesten worden gevoed. Ook met zes (EEG) was het niet gemakkelijker om tot een gezamenlijk landbouwbeleid te komen. Duitsland was verplicht om voedsel in te voeren. Het had een machtspositie op de landbouwmarkt. Er stonden in de onderhandelingen twee strekkingen tegenover elkaar: de exportlanden zoals Nederland en Frankrijk, die vrij verkeer van goederen bepleitten, en de invoerlanden zoals Duitsland die hun systeem van invoerquota wilden handhaven. Die invoerquota waren voor ons een probleem. Eens de Duitse invoerquota vol geleverd waren, werden de producten opeens niets meer waard. Grote hoeveelheden lagen dan te rotten aan de grens. Het was wachten op het nieuwe jaar voor nieuwe invoerquota. Duitsland wou een gemeenschappelijk landbouwbeleid op basis van invoerquota. Toen een bestuurder van een Nederlandse coöperatie opmerkte dat Nederland wel kon leven met een dergelijk quotasysteem omdat hij de betrokken ambtenaren goed kende, zat het spel pas goed op de wagen. Het feit dat iemand corruptie van Duitse ambtenaren suggereerde, was in die naoorlogse tijd voldoende om een zware politieke discussie los te weken.” – Vandaar dat beslist werd om in het kader van de EEG het landbouwbeleid maar meteen gemeenschappelijk te maken? “Dat is nu precies het wonderlijke. Voor industrieproducten staat in het Verdrag van Rome precies beschreven hoe het vrij verkeer van goederen stapsgewijze zal worden gerealiseerd. Landbouwproducten werden uitgezonderd. Het Verdrag vermeldt enkel dat hiervoor een gemeenschappelijk beleid moet worden uitgewerkt met de bekende doelstellingen (art. 39). Hoe dat moest gebeuren, zou later worden beslist.” – En zo geschiedde! “De tegenstellingen bleven. Zou het een beleid worden van quota of van vrij verkeer van goederen? België zat eerder op de golflengte van Duitsland. Frankrijk en Nederland daarentegen hebben samengespannen. Uiteindelijk werd het een markt- en prijsbeleid op basis van de drie gekende grondbeginselen, met name een gemeenschappelijke markt met vrij verkeer van goederen, communautaire preferentie en financiële solidariteit.” – Productiebeheersing was toen niet voorzien? “Ja en neen. Het landbouwbeleid werd sector per sector ingevoerd, opgedeeld in grondgebonden en niet-grondgebonden sectoren. De eerste groep van producten kreeg naast de grensbescherming een prijsgarantiesysteem omdat zij als het ware van nature een productiebeperking kenden, met name de beschikbaarheid van de grond. Met de tweede groep moest omzichtiger worden omgesprongen; daar beperkte het beleid zich tot grensbescherming en gemeenschappelijke kwaliteitsnormen. Wat hierop volgde, is u bekend.”
De productiviteitsverhoging moet dienen om: ‘de landbouwbevolking een redelijke levenstandaard te verzekeren, de markten te stabiliseren, de voedselvoorziening veilig te stellen en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren’
En maar hopen
Plan Mansholt
Op de Algemene Vergadering van de Belgische Boerenbond vraagt ondervoorzitter Maurice Van Hemelrijck aan zijn economisch adviseur Constant Boon of het Verdrag gunstig zou zijn voor de Belgische landbouw. Boon antwoordt: “Eerlijkgezegd, ikweet het niet. Maar ik hoop het.” Vijfentwintig jaar later verklaarde Boon dat hij zich niet had durven uitspreken. “We moesten hopen en onze hoop is ver overtroffen geworden.”
Eind 1960 worden de grondbeginselen van het landbouwbeleid goedgekeurd waarop een markten prijsbeleid wordt gestoeld. In 1964 treedt de eerste marktordening in werking. Er zullen er nog een twintigtal volgen. In december 1968 legt Sicco Mansholt zijn plan voor om de Europese landbouw te moderniseren. Dat plan wordt fel bestreden.
– Leefmilieu sloop in de jaren 80 het landbouwbeleid binnen. In België hebben we de boot gemist als gevolg van de opdeling van bevoegdheden tussen verschillende beleidsniveaus? “Wij hebben die boot niet gemist! Al in 1982 werd ik in Nederland verantwoordelijk voor natuurbeheer en plattelandsbeleid. Ik had al een mestbeleid, een gewasbeschermingsbeleid en een beleid inzake energiebesparing uitgestippeld toen er nog geen sprake was van Europese nitraat- of andere milieurichtlijnen. Dat was nodig ook en het gebeurde in overeenstemming met de minister van Leefmilieu. Ik was volledig verantwoordelijk voor het mestbeleid en hij voor het bodembeleid. We spraken af om over en weer onze verantwoordelijkheid te nemen. Zo komt het dat wij als eersten een milieubeleid hebben ontwikkeld. Ik had als doelstelling om in Nederland een duurzame, veilige en concurrerende landbouw te behouden en ik had daar alle bevoegdheden toe. In grote mate kon dat ook worden gerealiseerd.” Het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid met gekoppelde (Mac Sharry) en ontkoppelde (MTR) steun heeft Gerrit Braks niet als landbouwminister meegemaakt. In 1991 werd hij naast lid van de Eerste Kamer (de Nederlandse Senaat), ook voorzitter van de Katholieke Radio-Omroep (KRO) (1991-1996) die onder meer Boer zkt Vrouw uitzendt. Hij schopte het zelfs tot voorzitter van die Senaat. Over dat nieuwe landbouwbeleid van rechtstreekse inkomenssteun zegt Braks ons dat het haaks staat op de Nederlandse visie op de landbouw. Nederland staat voor een efficiënte landbouw die in de wereld moet kunnen concurreren wars van alle steun. Inmiddels is Nederland ook sterk verstedelijkt en neemt de maatschappelijke druk – en dus de maatschappelijke bekommernissen – sterk toe. Vandaar dat Nederland zich wel moet vastklampen aan het nieuwe beleid van ontkoppelde toeslagrechten. Ook al is het voor Nederland tegennatuurlijk. – We hebben de indrukdat Nederland sterkgeprofiteerd heeft van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. “Dat is ook zo. We hadden een zeer sterke concurrentiepositie, zowel binnen Europa als, onder gelijkwaardige omstandigheden, buiten Europa. We hebben zeer ruim gebruik gemaakt van de uitvoerrestituties die dezelfde waren voor alle lidstaten, ook voor degene die minder concurrentieel waren. Bovendien konden we profiteren van de vrije invoer van soja en andere graanvervangers. Wij hoefden hiervoor niets te doen. De Amerikanen zouden er wel voor zorgen dat het ‘gat’ niet werd gedicht. Wij waren lange tijd netto-ontvanger in de EU. Dat wijzigde met de veranderingen van het landbouwbeleid.” – Dus, geen spijt van de EU en het gemeenschappelijk landbouwbeleid? “Zeker niet. De nieuwe generatie politici in Nederland kijkt daar nu soms anders tegenaan. Mijn kijk op Europa is en blijft politiek en niet boekhoudkundig. Ik heb het verleden gekend en wil niet dat de landen in Europa opnieuw ruzie gaan maken, met alle ellende vandien. Ook de invoering van de euro is een zeer goede zaak voor een lidstaat die leeft van handel en export. Herinner u de tijd van het verschrikkelijke stelsel van ‘monetaire compenserende bedragen’ (mcb’s) aan de grenzen. Wat een ellende was dat!”
“Europa heeft beslist” of “Het moet van Europa”. Het zijn uitspraken die niet van de lucht zijn wanneer politici minder goed nieuws te melden hebben. Dat Europa uiteindelijk de lidstaten is (en dus die politici zelf), wordt hierbij over het hoofd gezien. Al heeft de EU ookzo haar eigen dynamiek inzake besluitvorming. Het duurde nochtans enige tijd vooraleer een landbouwbeleid dat op productie was gericht tot productiebeheersing overging of aandacht kreeg voor nieuwe maatschappelijke bekommernissen. Hoe dat komt? We vroegen het aan Hendrik Vos (34), professor in de Europese Politiek en directeur van het Centrum voor EU-studies van de Universiteit Gent.
Europa heeft eigen dynamiek Zevenentwintig lidstaten, drieëntwintig talen, drie verschillende geschriften, bijna een half miljard burgers en consumenten en … honderdnegenenveertig miljoen ton melk! “De Europese Unie is voortdurend in beweging”, zegt Hendrik Vos. “In tegenstelling tot in de lidstaten kan iedereen aan de besluitvorming deelnemen in de EU. In de lidstaten vormen zich na elke verkiezing een meerderheid en een oppositie. Wie in de oppositie belandt, moet vier tot zes jaar wachten vooraleer hij of zij opnieuw de kans krijgt om aan de besluitvorming deel te nemen. Dat is niet zo in de Europese Unie. Meerderheden en minderheden worden gevormd afhankelijk van het onderwerp. De machine stopt niet, ook al wisselen de spelers voortdurend.”
19
71
82
jaar Verdrag van Rome /Boer&Tuinder/4-5 19
50
De professor: Europese besluitvorming – Het moet van Europa
– Wil dat zeggen dat de Europese besluitvorming onvoorspelbaar is? “Je merkt dat er zich toch grondstromen aftekenen. Als kleine partij of individueel Europees parlementslid kan je invloed uitoefenen op het bijsturen van die grondstromen, wat in de nationale politiek bijna onmogelijk is.” – Ik dacht nochtans dat Europa een grote tanker was die maar moeilijk te stoppen of te keren is. “Grondstromen kunnen worden bijgestuurd wanneer het juiste klimaat voor verandering heerst. Denken we aan de bewustwording in de landbouw van de milieuproblematiek of de sociale problematiek. Welke landbouwsubsidie gaat naar welke boeren? Wie op het juiste moment met kennis van zaken met de juiste voorstellen komt, kan de tanker bijsturen. Je kunt dat juiste klimaat zien aankomen. Je kan vooraf de sfeer opsnuiven in de media. Er zijn de Mededelingen van de Commissie, de Groenboeken en Witboeken en dan … de voorstellen. Je kan achterhoedegevechten leveren om een welbepaalde trend tegen te houden maar meestal is het verstandiger om er positief, zelfs pro-actief op in te spelen. Wij noemen dat ‘padafhankelijkheid’ van de besluitvorming. Je kan dit vergelijken met een cheeta of jachtluipaard die honger hebben.” – Hoezo? “Een jachtluipaard ziet een kudde antilopen. Hij pikt er na observatie één lekker dier uit en zet de achtervolging in. Eens op snelheid gekomen, ziet hij een andere antiloop die beter in het vlees zit. Gaat hij afremmen en van koers veranderen of zijn tocht verder zetten? Als hij van koers verandert, dreigt hij met een lege maag te eindigen. Al weet hij dat hij misschien niet de verstandigste beslissing neemt vanuit economisch (lees: culinair) oogpunt, eens de keuze gemaakt, zit hij daar ook aan vast. De kostprijs om van keuze te veranderen kan zeer groot zijn.” – Dus, geen drastische veranderingen in Europa! “Voorstellen zullen veel radicaler zijn dan beslissingen. Denk maar aan het Mansholtplan of MTR en de brede keuze die uiteindelijk aan de lidstaten werd overgelaten inzake koppeling en ontkoppeling van de steun. De kostprijs van koerswijzigingen schrikt politici af. De belangen gaan zich ook verenigen rond het ‘status quo’ en de politieke drempel om iets te veranderen ligt zeer hoog. Om in de Raad een gekwalificeerde meerderheid bij elkaar te krijgen, moeten al heel wat lidstaten hetzelfde willen.” – Hebben de lidstaten de EU nog in de hand? Er wordt wel eens gezegd dat het de Europese ambtenaren zijn die de tanker besturen. Denk aan de nitraatrichtlijn. “Het waren de ministers van Leefmilieu – voor ons Miet Smet – die de nitraatrichtlijn hebben goedgekeurd. Via de ‘comitologie’, dat zijn de verschillende bevoegde comités, proberen de lidstaten vat te houden op hun eigen beslissingen.” – U zegt ‘proberen’. Er is dus een ‘maar’? “De leden van die comités, die nochtans de lidstaten vertegenwoordigen, fluiten niet zo vaak de Commissie terug ook al worden deze nationale ambtenaren verondersteld strikt de belangen van hun land te dienen. Belangrijk hierbij is de cultuur die in deze comités heerst. Soms is het belangrijker om tot een compromis te komen
Ontevredenheid Op dinsdag 23 maart1971 komen 100.000 ontevreden boeren naar Brussel. De betoging loopt uit de hand. Sicco Mansholt geeft de Boerenbond de schuld. Voorzitter Constant Boon slaat terug: “Ofwel bewijst u dat ik mijn boeren bedroog en dan zullen mijn leden over mijn lot beslissen, want mijn organisatie is democratisch gestructureerd. Ofwel geeft u toe gehandeld te hebben als een rat in de val die onberedeneerd bijt waar zij kan.” In 1972 wordt op basis van een fel afgezwakt plan het structuurbeleid beslist, de basis voor de (V)LIF-steun, als tweede pijler van het landbouwbeleid. Deze pijler zal veel later uitgroeien tot een heus plattelandsontwikkelingsbeleid.
Met knikkende knieën nam ik in 1983 als jonge landbouwjournalist een interview afvan de grote Guido Naets, de man met het strikje die Europa bijna twee decennia lang letterlijk in de Vlaamse huiskamer bracht. Het interview ging over zijn boek Europa, het spel en de knikkers. Hij schreef in mijn exemplaar: “Dat Jaak nog lang de groene knikkers moge bespelen.” Wat ik tot op vandaag nog steeds doe. We zoeken hem terug op in zijn woning in Sterrebeek, waar destijds heel wat BRT-uitzendingen zijn opgenomen. Want wanneer Europa het nieuws haalde, was Guido Naets in de lucht. Of was het omgekeerd?
De journalisten: Europese berichtgeving – Zij kregen het uitgelegd
“Op 25 maart 1957 zat ik in het voorlaatste jaar Rechten. De Europese eenmaking sprak ons sterk aan. Wij hebben de naoorlogse ellende beleefd. Wij wilden niets liever dan grenzen slechten. Het zat diep in ons. In 1956 maakte ik een thesis over de monetaire samenwerking en de vorming van een economische unie, niet wetende dat het ook werkelijkheid zou worden.” – Hoe bent u in het Europese verhaal terechtgekomen? “Ik werkte aanvankelijk bij de CVP-studiedienst, waar ik Landbouw, Europese Zaken en VlaamsWaalse verhoudingen onder mijn bevoegdheid had. In die functie volgde ik van nabij de commissies die in ons land de uitwerking van het landbouwbeleid moesten opvolgen. De ene stond onder voorzitterschap van Boerenbondvoorzitter Gilbert Mullie, de andere stond onder leiding van Constant Boon.” – Vandaar ook uw interesse in de landbouw? “Er is meer. Tijdens de oorlog ben ik als bleke stadsjongen uit Turnhout tweemaal uitbesteed bij landbouwers. Eerst bij grote Vlaamse boeren in Frankrijk en later in Wachtebeke. Mijn pleegzus Irène De Letter is 92 jaar oud en noemt mij nog steeds haar kleine broertje. Na vier jaar wenkte de journalistiek. In 1962 vertelde André Herlitska, toenmalig secretaris-generaal van COPA, dat het Duitstalige Agra Europe op zoek was naar een Brusselse correspondent. Twee maand later vroeg de BRT-radio of ik dat ook voor hen kon doen. De televisie volgde snel daarop. Ik heb achttien jaar gewerkt als zelfstandig journalist voor een twaalftal verschillende media. Zo schreef ik ook Brieven uit Europa in De Boer en de Tuinder, het weekblad van jullie Nederlandse zusterorganisatie. Van 1980 tot 1995 was ik woordvoerder, directeur Pers en Media van het Europese Parlement.” – Vandaag laten Europese VRT-journalisten zich in het Europese Parlement verkiezen. U bent als ambtenaar naar het Parlement getrokken. Hoe keek u naar het landbouwbeleid? Waren het meer dan mooie beelden van nachtelijke vergaderingen, vermoeide ministers en boerenbetogingen? “Ik heb zeer snel ingezien welke cruciale rol de landbouwpolitiek kon spelen voor de ontwikkeling van Europa. Weinigen die vandaag met Europa bezig zijn, blijken dat nog te beseffen. Het landbouwbeleid heeft ervoor gezorgd dat Europa van bij het begin een voldoende kritische massa meekreeg. Er was een landbouwbudget, waarvoor een parlementaire controle moest worden ingesteld. Er waren instellingen en structuren nodig, want er moesten beslissingen worden genomen. Europa kreeg hierdoor greep op het gebeuren. Anders was het een lege doos gebleven. Galileï zei ooit: “Geef mij een steunpunt en ik zal de maan verplaatsen.” Voor Europa was de landbouw dat steunpunt. Het groene Europa heeft de rode loper uitgerold voor een rechtstreeks verkozen Europees Parlement, voor de euro, voor een milieu- en een sociaal beleid.” – Over dat landbouwbudget is toch steeds geredetwist? “Europa had uitgaven en moest dus ook op zoek gaan naar inkomsten. Liefst eigen inkomsten. Het was Mansholt die destijds met het principe van de ‘eigen
19
88
dan dwars te blijven liggen en zich onpopulair te maken bij de collega’s waarmee men wekelijks vergadert. Zo gaat men een collega die het wat moeilijk heeft met een of ander besluit al eens uit de wind zetten door in het verslag te stellen dat hij geheel geïsoleerd stond.” – Is dat te vergelijken met de nachtelijke vergaderingen, de marathons van weleer? Ook die moesten aantonen dat de ministers tot het uiterste waren gegaan. “Het landbouwbeleid stond in den beginne moederziel alleen en is gebouwd op een eiland. De Commissie en de landbouwministers zijn zeer lang hun eigen gang kunnen gaan. Niemand keek hen op de vingers. Het is pas met de komst van de Britten dat er op de begroting werd gelet. Landbouwuitgaven waren verplichte uitgaven, dus ook het Europees parlement had er geen greep op. Landbouwcommissaris en landbouwministers zagen elkaar maandelijks. Het werd een vriendenkliekje. Het was geven en nemen en de kosten, ook de milieuen sociale kosten, werden doorgeschoven. Zij voelden zich meer met elkaar verwant dan met de collega’s van hun eigen regering. Sommigen maakten bovendien meer dan tien jaar de dienst uit. Zij kenden het spel beter dan wie ook. Landbouwministers waren vaak ook op een of andere manier verbonden met of afkomstig uit landbouworganisaties, waardoor zij over een grondige kennis beschikten maar ook eerder het belang van de boeren vooropstelden.” – Er zijn ook de informele bijeenkomsten op uitnodiging van het voorzitterschap, waarop ook de partners en de pers aanwezig zijn. Voor ons, landbouwpers, is dat een ideale gelegenheid om tweemaal per jaar de landbouw van een andere EU-lidstaat te leren kennen. “Blijkbaar maakte ook de pers deel uit van het vriendenclubje. Daar was in principe niets mis mee. Op een gegeven moment, herinner u, werd de Raad van ministers van Landbouw toch enige tijd onder toezicht van de ministers van Financiën geplaatst om besparingen door te voeren. Er waren echter keuzes gemaakt waarop zomaar niet kon worden teruggekomen. Het Europees parlement heeft nog steeds weinig vat op het landbouwbeleid, wel op milieumaatregelen en voedselveiligheid. Dat zou met het voorliggende ontwerp van grondwettelijke verdrag moeten veranderen. Ik weet het wel, het landbouwbeleid is een zeer technische aangelegenheid. Weinigen weten precies waarover het gaat. Vandaar ook dat de landbouworganisaties de enige waren die het beleid op de voet volgden.” Hendrik Vos is ervan overtuigd dat het landbouwbeleid de juiste bocht heeft genomen. De tanker is gekeerd. Van overschotten is minder sprake, wat de media ook mogen beweren. Zowel binnen als buiten Europa is het imago van het landbouwbeleid sterk verbeterd, ook wat de kritiek in verband met de derde wereld betreft. Vos ziet het plattelandsbeleid en de verdere ontkoppeling van de steun als positieve elementen om zowel in de WTO als tegenover de Europese consument en maatschappij aan de rechtmatige eisen te voldoen.
Productiebeheersing
Van product naar proces
Overschotten komen en overschotten gaan. Van paradepaard naar zondebok. De tractor van Europa sputtert. Met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de EEG wordt hard spel gespeeld. Staatshoofden en regeringsleiders moeten zich buigen over productiebeheersing. Melkquota staan op de agenda van de Top. Margareth Tatcher wil haar geld terug en gijzelt de landbouwers. Hoge inflatie jaagt de kosten omhoog. De landbouwprijzen volgen niet. In 1982 vindt onder het Belgisch voorzitterschap een historisch feit plaats. Voor het eerst worden landbouwprijzen met gekwalificeerde meerderheid goedgekeurd. In de melksector wordt in 1984 de quotaregeling van kracht. Maatregelen in andere sectoren zullen volgen.
Met Ray MacSharry stevent de landbouwsector op een geheel ander beleid af. Onder internationale maar ook onder interne druk worden grensbescherming afgebouwd, prijzen verlaagd en uitgaven verminderd. De EU verwisselt het geweer van schouder. Het ‘Europees Landbouwmodel’ wordt geboren. Regionale specialisatie maakt sindsdien niet langer alleen de dienst uit. Landbouw moet worden behouden – ook in gebieden met specifieke problemen, zoals verstedelijking. De aandacht van het beleid schuift op van landbouwproduct naar productieproces. Landbouwprijzen worden stapsgewijze verlaagd en gedeeltelijk gecompenseerd met zogenaamde Mac Sharrypremies.
middelen’ op de proppen kwam. Dat waren de douanerechten en de invoerheffingen die aan de Europese grenzen werden geïnd, aangevuld met een gedeelte van de btw-ontvangsten. Meermaals werd een Europese belasting op margarine voorgesteld. Soja was immers vrijgesteld van invoerheffingen en mede als gevolg van die concurrentie zat de EU met boteroverschotten. Melkveehouders kregen een medeverantwoordelijksheffing opgelegd. Waarom dan ook niet de margarine belasten? Nederland en Duitsland hebben zich echter steeds tegen een globaal oliën- en vettenbeleid verzet.” – Wat dacht u toen de Muur viel? “Dat het ondenkbare gebeurde! Veertig jaar van verdeeldheid valt opeens weg. Wij kenden Duitsland. Wij hadden er als jonge knapen in 1953 met de Bouworde huizen gebouwd. Maar denken dat de EU nu overbodig was geworden, is verkeerd. De Europese Unie had inmiddels zoveel inhoud gekregen. We konden bewijzen dat we Europa voor onszelf hadden gebouwd en niet – in opdracht van de Amerikanen – als een dam tegen het communisme. Met dat communisme dreven we trouwens al jarenlang handel. Onze boter- en melkpoederbergen werden voor een prikje aan de Russen verkocht. Wij steunden hen. Russische soldaten vielen Afghanistan binnen met in hun rugzak Europese overschotten.”
Herman Van Gucht (64 jaar) is mijn voorganger op de redactie van Boer&Tuinder. Hij is meer dan een voorganger. Hij was mijn leermeester. Van 1969 tot 1980 volgde hij als redacteur de evolutie van het landbouwbeleid in de wandelgangen op de voet. Niet enkel in Brussel, ook in Luxemburg en in Straatburg. Hij haalt herinneringen op aan de vele marathonvergaderingen en vertelt hoe hij er telkens in slaagde de berichtgeving actueel te houden. Soms moest hij hiervoor wel eens een risico nemen – wanneer de vergadering van de ministers van Landbouw nog niet geheel afgerond was. De vrijdagmorgen lagen de
De expert: Europese belangenbehartiging – Hoe moet het verder? Met Klaas Dams (26) zijn we bij de jonge generatie aanbeland. Klaas is economisch adviseur bij de Boerenbond, belast met de Europese en internationale landbouwpolitiek. Hij bemant het Brussels Bureau van de Boerenbond en heeft dagelijks contact met Europese ambtenaren, europarlementsleden, kabinetsleden en collega’s van Europese en internationale zusterorganisaties. Opvolging van de werkzaamheden van COPA, de Europese Boerenbond, is zijn ding. Hij schrijft amendementen en werkt standpunten uit. Hij is de Europese belangenbehartiger of lobbyist van de Boerenbond. Hij moet de Boerenbondstandpunten in Brussel handen en voeten geven. Hij kwam in functie ná de beslissing van MTR. Hij kent het nieuwe landbouwbeleid als geen ander. Het oude beleid kent hij enkel van horen zeggen. Hoe kijkt hij, niet belast met vijftig jaar verleden, tegen de toekomst van Europa aan?
19
90
92
jaar Verdrag van Rome /Boer&Tuinder/6 19
50
prijsbeslissingen al bij de boeren op de tafel, ook al was er ondertussen nog een hele nacht doorvergaderd. “In 1969 waren alle sectoren, op schapen en geiten na, van een Europese marktordening voorzien. Veel grote wijzigingen werden er volgende tien jaar niet aangebracht. Dat wil niet zeggen dat er geen nieuws te melden was. Integendeel! Het waren de woeligste jaren met het Plan Mansholt. Er was de eerste uitbreiding van de EEG met het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken. Ierland wist zich zeer snel op te werken van de armste tot een van de welvarendste lidstaten. Het waren ook de jaren van de hevige muntschommelingen, omdat de dollar werd ontkoppeld van de goudprijs en daar was het landbouwbeleid met zijn markt- en prijsbeleid niet op voorzien. Het waren ook de jaren dat de EEG, als gevolg van steeds stijgende producties, exportambities etaleerde. Tot grote ergernis van de Amerikanen. Die zouden Europa later in de GATT-onderhandelingen verplichten ook zijn beleid te veramerikaniseren.” – Munten gingen zweven. De EEG stelde een korf van munten samen. De Europese rekenheid (ERE), de voorloper van de ECU en de latere euro, was geboren. Voor de landbouw die met eenheidsprijzen werkte, waren die muntschommelingen nachtmerries. Devaluaties en revaluaties veroorzaakten herschikkingen binnen de muntkorf, met ‘groene munten’ voor gevolg. Hoe legde je dat uit aan de leden? “Het Europese landbouwbeleid had een eigen jargon. Sommigen haakten al af wanneer je over interventieprijzen schreef, laat staan over maandelijkse staffelingen of monetaire compenserende bedragen (mcb’s). Maar die laatste waren belangrijk, zeker voor een land als België met een sterke veredelingslandbouw. Wie dat wou, was wel geïnformeerd door wekelijkse eenvoudige artikels in De Boer, door reeksen die stap voor stap het landbouwbeleid uitlegden, door dossiers over sectoren en de vele voordrachten. Ik heb het steeds met veel plezier gedaan.” – De Europese berichtgeving in De Boer stond ooit ter discussie. “Dat was ten tijde van de grote boerenbetoging in Brussel in 1971. Landbouwcommissaris Sicco Mansholt had in een Vlaamse krant laten verstaan dat de Boerenbond in zijn publicaties niet de waarheid sprak; de Commissie was immers niet de schuld van alle kwaad. Men moet zijn leden correct informeren, ook over de standpunten in de Raad en in het Europese Parlement, en de problemen lagen volgens hem vooral daar. Boerenbondvoorzitter Constant Boon vroeg mij alle artikels van de afgelopen twee jaren te verzamelen. Ze zouden naar Mansholt worden opgestuurd om het tegendeel te bewijzen. Gelukkig heb ik altijd naast de Raad ook verslag uitgebracht van het Europese Parlement, al werd mij dat vaak afgeraden omdat het niets te zeggen had. Het Parlement was nog niet rechtstreeks verkozen en werd ook in de Boerenbond beschouwd als een ‘praatbarak’. Maanden later werd ik bij voorzitter Boon geroepen. Hij deelde mij mee dat Sicco Mansholt in een brief zijn woorden had teruggetrokken. Hij moest erkennen dat de Boerenbond wel degelijk zijn leden objectief informeerde, zelfs over het Europese Parlement, en hij was tot het besluit gekomen dat De Boer het beste landbouwblad van Europa was. Ik hoef u niet te zeggen hoe trots ik was.”
De ene uitbreiding na de andere
De euro
“Duw een beetje, er kan nog eentje bij.” De Europese Unie breidt uit naar de vier windstreken. Van zes over negen, tien, twaalf, vijftien naar vijfentwintig en zevenentwintig. Het zal er niet bij blijven. Elke uitbreiding brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. Vooral de hereniging van Duitsland en de oostwaartse uitbreiding zorgt voor verwarring. Maar hetvaltbestnog mee omdater ookmeer dan 80 miljoen consumenten tot de EU zijn toegetreden.
40,3399 Belgische frank! Op 1 januari 1999 wordt de euro ingevoerd. Twee jaar later volgen munten en biljetten. Met ‘1992’ of de vervolmaking van de interne markt en de euro kon ook de landbouw herademen. Tot dan toe werden binnengrenzen gebruikt en misbruikt om producten te weigeren. De euro is een zege voor de landbouwhandel, zowel binnen alsbuiten de EU. Alsnu ookde zuivel- en andere noteringen op de wereldmarkt eens in euro’s zouden plaatsvinden!
– Een goede buur is beter dan een verre vriend. Hoe groot wordt de Europese Unie? “Vandaag zijn toetredingsonderhandelingen bezig met Kroatië. Meerdere kleine Balkanlanden staan te trappelen om lid te worden. En het houdt niet op, want het Joegoslavië van weleer valt steeds verder uiteen. Omwille van de politieke stabiliteit van een regio die zich middenin de Europese Unie bevindt, is het zeer waarschijnlijk dat deze Balkanlanden op termijn toetreden. Turkije wordt een apart verhaal. Een Turkse toetreding zou een verdieping van de EU onmogelijk maken. Bovendien telt Turkije zeven miljoen werkkrachten in de landbouw; dat is evenveel als het aantal boeren in de EU-15. De gesprekken met Turkije zijn tijdelijk gedeeltelijk bevroren. Ook wij zijn geen voorstander van toetreding. Wat de oostgrens van de EU betreft is het nuttig om belangrijke goede buren aan te houden Zij zouden wel eens een belangrijke rol kunnen spelen als buffer tussen de EU en de Russische Federatie en andere Euro-Aziatische landen.” – Hoe staat het met Europa in de wereld? Wordt de EU naast die grote economische macht ook een politieke grootmacht? Een half miljard inwoners is weliswaar minder dan de helft van China en van India maar toch bijna het dubbele van de VS. “Ook anderen in de wereld winnen aan macht! In de WTO vindt dan ook een opmerkelijke machtsverschuiving plaats. Wanneer de EU en de VS het destijds met elkaar eens waren, was een akkoord vlug beklonken. Alle anderen volgden. Nu moeten minstens ook Brazilië en India in het compromis worden betrokken. Ontwikkelingslanden worden steeds belangrijker! Zij hebben een numerieke meerderheid in de WTO en hebben de publieke opinie op hun hand. Europese onderhandelaar Peter Mandelson luistert als Oxfam kritiek uitoefent op zijn strategie. Vandaar dat onze contacten binnen IFAP, de internationale Boerenbond, met zusterorganisaties uit het Zuiden zo belangrijk zijn. Samen zijn wij sterk.” – Moeten we bang zijn van Zuid-Amerika? “De landbouwgroei daar zal amper volstaan om de toenemende vraag naar landbouwproducten vanuit China te dekken. Dit opent ook voor ons perspectieven. Ook India, met een bevolking van 1,1 miljard mensen, is erg belangrijk. India heeft een kleinschalige landbouwstructuur, waardoor het zich zeer protectionistisch opstelt. Het is een bondgenoot in de WTO-onderhandelingen, toch wat landbouw betreft. Het is onze hoop en misschien wel onze redding! En stel dat Rusland tot de WTO zou toetreden, denkt u dat de Russen zich zullen plooien naar de wil van de VS? Ook hier ligt coalitievorming met de EU voor de hand. Goede buren, hé!” – Kan de WTO al onze wereldproblemen oplossen? Zijn er met andere woorden geen nieuwe internationale instellingen nodig? “In de WTO gaat het om handel in producten, niet in productieprocessen. Hiervoor moeten we elders terecht, onder meer bij de OIE (voor dierenwelzijn) of de Codex Alimentarius (hormonen). We kunnen de wereld, ethisch gezien, ook niet verplichten om dezelfde hoge processtandaarden te hanteren als wij. Om het met de woorden van Boerenbondvoorzitter Devisch te zeggen: “Je mag zelf gek doen maar het niet aan anderen opleggen.” Nu de zeer transparante invoerheffingen wegvallen, verwacht men
De boer: steeds aanpassen aan Europese beslissingen Jef Fagard baat een landbouwbedrijf uit in het mooie Vreren, dicht bij Tongeren. Olivier junior heeft in 2003 de helft van het bedrijf overgenomen en Olivier senior geniet van zijn welverdiend pensioen. We starten het gesprek met Olivier senior en Jef. Olivier junior moet eerst nog de takken van de knotwilgen opruimen. Het onderhoud van kleine landschapselementen en de inbedding van het historisch bedrijf in het landschap maken hier immers deel uit van de bedrijfsvoering.
– Kan u de bedrijfsontwikkeling van de afgelopen halve eeuw kort schetsen? Olivier sr.: “Ik word volgende week 87 en ik heb hier geboerd op het ouderlijk bedrijf van mijn overleden echtgenote. We zijn gestart in 1949, het was toen een gemengd bedrijf met akkerbouw en veeteelt. Ik heb de
20
19
00
jaar Verdrag van Rome /Boer&Tuinder/7 94
50
wel dat sanitaire en fytosanitaire grensbelemmeringen in toenemende mate zullen worden gebruikt en misbruikt om nieuwe grenzen op te trekken. Die zijn veelal minder transparant. Zijn we dan beter af?” – Sommigen zijn van mening dat je zulke normen aan de markt moet overlaten. “We zien vandaag dat multinationale bedrijven wereldwijd hun producten aankopen. Ook zij zijn gebaat met minimale kwaliteitsstandaarden. Maar wat stellen we vast? Dat hún profijt steeds primeert, met name de laagste aankoopprijs. Europese standaarden kunnen het hier niet halen wanneer het louter om de economische kostprijs gaat. Overheidsbijsturing blijft noodzakelijk. Er moeten internationale standaarden worden vastgelegd, met inspraak van de landbouwers uit het Noorden zowel als het Zuiden.” Omdat specifieke Europese maatschappelijke bekommernissen als een geheel moeten worden gezien, pleit Klaas Dams voor een duidelijk herkenbaar Europees label op Europese voedingsproducten voor de Europese markt. Europeanen moeten duidelijk onderscheid kunnen maken tussen Europese en niet-Europese producten. Aan hen dan de keuze en aan ons om ook de rest van de welvarende wereld voor Europese producten te winnen. Tot slot nog het ontwerp van Europees grondwettelijk Verdrag waarin het Europese Parlement ook medebeslissingsrecht krijgt over landbouw. Voor Klaas Dams is het duidelijk dat het Europese Parlement als enige democratisch verkozen Europese instelling, vroeg of laat, verder aan invloed zal winnen. Dat maakt ons op het eerste gezicht onwennig. We zullen bij dat Europese Parlement te biechten moeten gaan als we het gemeenschappelijk landbouwbeleid, na vijftig jaar, nog gemeenschappelijk willen houden.
Europa in de wereld
Voedselveiligheid en -kwaliteit
De EU is ’s werelds grootste invoerder van landbouwproducten en op één na de grootste exporteur van de wereld. 40% van de Europese invoer komt uit de armste ontwikkelingslanden. In haar relatie met ontwikkelingslanden hoeft de EU niet te blozen. Alles kan beter! In de uitvoering van de GATT- en WTO-akkoorden is de EU een loyale partner, wat niet wil zeggen dat zij haar hoofd zomaar op het hakblok legt. De Europese landbouw wil ook profiteren van de nieuwe ontwikkelingen binnen Europa en op de wereldmarkt, zoals de vraag naar biobrandstoffen en biomassa, maar ook de stijging van de welvaart in Rusland, China en India. De verwachtingen zijn groot, ook al vreest de landbouw in WTO-onderhandelingen andermaal dat hij de duimen zal moeten leggen voor de industriële en dienstensector.
MKZ, BSE, dioxine, hormonen … de landbouwsector is in die vijftig jaar niet van rampen gespaard gebleven. De dolle koeienziekte is de aanleiding om de bevoegdheden van de Europese Commissie te herschikken. Onsland volgthetvoorbeeld. Europese FAVV’s worden opgericht. Traceerbaarheid en systemen van autocontroles worden verplicht. Naast voedselveiligheid wint voedselkwaliteit aan belang. Mag het ook nog lekker zijn? Europese labels zien het daglicht. Streekproducten worden erkend. Er komt maar geen einde aan.
mooie periode meegemaakt dat er geen grenzen waren aan de productie.” Jef: “Ik ben op het bedrijf gekomen na mijn legerdienst in 1970. Ik ben gehuwd in 1975 en heb vijf jaar later het bedrijf overgenomen. Het is nu een bedrijf met zo’n 80 hectare akkerbouw, vijf hectare peren en veertig zoogkoeien. De akkerbouwteelten zijn suikerbieten, granen, erwten en soms eens aardappelen, maar die teelt past arbeidsmatig minder in de bedrijfsvoering. Toen Olivier in 2003 de helft van het bedrijf overnam, hebben we de perenteelt uitgebreid. Het was inderdaad wel zoeken met alle beperkingen – ook vanuit Europa – om voor twee generaties voldoende inkomen te halen.” – Hoe kijk je terug op het Europese landbouwbeleid? Olivier sr: “Ik herinner mij vooral dat we in 1971 naar Brussel zijn geweest voor de beruchte betoging. Wat ik toen gezien heb qua brandstichting en vernieling is me zeer tegengevallen, maar het is in feite gebeurd op kap van de landbouw.” Jef: “Het beleid van Mansholt was tamelijk drastisch, maar hij heeft achteraf wel gelijk gekregen. Er is veel over Mansholt te zeggen, maar hij had tenminste een duidelijke visie over waar het met de landbouw naartoe moest. Ik herinner mij nog de polemiek tussen voorzitter Boon en Mansholt, want ik zat toen vanuit Groene Kring in de Bondsraad. Mansholt heeft de landbouw wakker geschud: de boeren leefden toen in een roes van stelselmatige groei en betere prijzen en Mansholt ging plots op de rem staan. Om de prijsdalingen op te vangen wilde hij een herstructurering naar grotere bedrijven en specialisatie. Ik verdeel die vijftig jaar in drie periodes, Mansholt heeft de tweede periode ingeluid. De huidige periode van Europees beleid is voor mij de derde periode, met verdere prijsdalingen en de ontkoppeling van premies. Europa legt duidelijk andere accenten. Kijk maar naar de impact van plattelandsontwikkeling. Europa is ook groter geworden; er zijn ingrijpende politieke verschuivingen, maar niemand in Europa weet momenteel waar we over tien jaar met de Europese landbouw willen staan. Als er geen langetermijnvisie is in Europa, is het voor ons als boeren wel moeilijk om beslissingen te nemen.” – De zogenaamde derde periode is die van de ontkoppeling. Hoe heeft u die ervaren? Jef: “Het was toch wel een schok. Je krijgt verder premies maar ze zijn niet meer gelinkt met de productie. Dat heeft bij heel wat boeren geleid tot stress. Het was niet onze eerste schokervaring met Europa, we hadden het al meegemaakt ten tijde van Mansholt én ten tijde van Mac Sharry. Telkens er ingrijpende wijzigingen waren in het Europese landbouwbeleid, hebben wij onze bedrijfsvoering moeten aanpassen. Een ander gevolg van het huidige Europese beleid is dat we meer rekening moeten houden met de zogenaamde randvoorwaarden. Randvoorwaarden zijn oké wanneer die regels naar de geest van de wet worden uitgevoerd. Wanneer enkel de letter van de wet wordt toegepast, leidt dit tot stress. De mensen in controlefuncties zijn dikwijls net afgestudeerd en zijn niet altijd vertrouwd met de sector. In feite kunnen ze er niet echt aan doen, ze worden op de letter van de wet gecontroleerd en dus doen ze het ook bij de boeren; maar die controlestress is echt wel een probleem aan het worden.” – Waar haalde u in de beginjaren de informatie over Europa en wie hielp om die naar het bedrijfsniveau te vertalen?
dan moet ik als startende boer heel wat inkomensverlies incasseren. Dit leidt voor mij toch tot heel wat frustratie tegenover deze recente Europese beslissingen. De vele regels van Europa leiden ook tot meer en meer administratie. Papier invullen is niks, maar als er altijd een kost aan vast hangt, dan gaat het toch te zwaar doorwegen. Qua beleid zie ik liever een betere prijsvorming en laat de subsidies dan maar vallen. Het Europese beleid is goed geweest voor de consument, maar het is niet altijd goed geweest voor de landbouwer die er zijn kost mee moet verdienen. Ik pleit er ook voor dat landen die onder hetzelfde Europese beleid vallen, daadwerkelijk moeten voldoen aan dezelfde randvoorwaarden.” Jef: “Wat betreft de randvoorwaarden inzake milieu, wil ik dit er nog aan toevoegen. Wil men ecologische doelstellingen halen, dan moet men ook zorgen dat boeren een inkomen halen. Een landbouwer die genoeg verdient, kan des te beter de ecologische doelstellingen realiseren. Bij de start van Europa was er nog geen sprake van ecologie; de ecologische bezorgdheid komt pas als er voldaan is in de voedselbehoefte. In tegenstelling tot Olivier ben ik minder bang dat de premies volledig afgebouwd worden, ik heb wel angst voor het idee van een plafond aan de bedrijfspremie. Moet iemand 100 hectare onderhouden voor dezelfde premie als iemand die 20 hectare onderhoudt?” – Drie generaties boeren aan één tafel, het is een mooi beeld. Olivier sr.: “Ik ben geboren en getogen in de landbouw. De liefde voor het veld en het vee hebben ervoor gezorgd dat ik graag geboerd heb en ik kijk er tevreden op terug.” Jef: “Ik ben ook met hart en ziel boer. Het werken in de natuur, iets creëren en vrijheid hebben, dat is altijd mijn drijfveer geweest. Met liefde voor het vak alleen kom je er wel niet, je moet ook voldoende inkomen halen. Op dat vlak heeft Europa het ons soms wel eens moeilijk gemaakt.” Olivier: “Ik zet het rijtje voort met grote overtuiging en vanuit liefde voor het vak. De beleidswijzigingen in Europa zien we dan wel als een uitdaging, maar hervormingen à la suikerbieten, dat moeten ze toch niet te veel meer doen.”
Uitgave van de Boerenbond, 23 maart 2007. Samenstelling en teksten: Jacques Van Outryve. Tekst interview met boer: Lut De Bruyne. Vormgeving: Kris Thielemans, Grafische Producties Boerenbond. Foto’s: Europese Commissie, Boerenbond en Jos Verhoogen.
20
03
08
jaar Verdrag van Rome /Boer&Tuinder/8 20
50
Olivier sr.: “Er was toen ook al Boer&Tuinder en we gingen veel naar vergaderingen. De rijkslandbouwkundige speelde een heel belangrijke rol op de bedrijven. De varkens hebben ons hier bijvoorbeeld gered in de periode van Mansholt. Er waren al zeugen, maar de rijkslandbouwkundige heeft ons aangezet om uit te breiden en ook zelf af te mesten. Dat is een goede beslissing geweest.” Jef: “Produceren was het motto in die eerste periode. In feite hadden de voorlichters het toen stukken gemakkelijker. Nu moeten we vooral oppassen dat de papierwinkel niet de bovenhand krijgt. De voorlichting is veranderd, zeker vanuit de overheid. In feite is de overheid vooral controlerend geworden in plaats van sturend en/of ondersteunend.” – Ben je blij dat er een Europees beleid gekomen is? Olivier sr: “Ik kan er kort over zijn, Europa is goed geweest voor mijn generatie. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat we geen problemen hebben gekend. Bedrijfsopvolging en overname waren toen dikwijls ook al delicaat, maar ik vind het nu nog veel erger. Vroeger nam men alleen bestaande zaken over, nu moet men productierechten overnemen. En wat zijn productierechten? Lucht!” Jef: “We kunnen niet zonder Europa. We zitten als klein landje gesandwicht tussen grote landen, en het is dan ook nog eens dichtbevolkt. In een aantal basisgrondstoffen kunnen we niet zelf voorzien, anderzijds zijn we voor een aantal teelten sterk afhankelijk van de export. Europa kent momenteel echter een te bureaucratische fase, je weet niet waar het naartoe gaat. In welke mate zal er bijvoorbeeld nog geschoven worden tussen pijler één en pijler twee? We moeten in ieder geval ons basisinkomen blijven halen uit pijler één. Er moet terug een visie op lange termijn komen. Er zijn uiteraard ook invloeden die je vooraf niet kan inschatten. De impact van biobrandstoffen op de prijsvorming is zo’n voorbeeld.” – Boeren kwamen vroeger regelmatig op straat; dit gebeurt nu veel minder. Heeft Europa onze syndicale houding beinvloed? Jef: “We hebben vroeger heel veel betoogd. Door mijn engagement in de organisatie ben ik er altijd bij geweest. Ik ervaar momenteel een zekere gelatenheid: boeren hebben het gevoel dat er met hun eisen toch geen rekening gehouden wordt. Vroeger was betogen een middel om politici te overtuigen, nu moeten we andere middelen gebruiken. Met betogen raak je de Europese beleidsbeslissers niet of niet meer. Zolang er maar zes lidstaten waren, had de Belgische minister van Landbouw rechtstreeks invloed, ook al kwam hij van een klein land. Bovendien was België dikwijls de buffer tussen Frankrijk en Duitsland. In een Europese Unie met 27 lidstaten is het nu de vraag met wie je moet samenwerken. Persoonlijk vind ik dat het Europese beleid te sterk bepaald wordt door het wereldbeleid en te veel door Amerika wordt beïnvloed. Sommige landen zoals Spanje of Groot-Brittannië gaan soms mee in de redenering van Amerika en dat zorgt voor verdeeldheid. De Europese eenheidsgedachte moet terug sterker worden.” – Olivier, vader en grootvader ervaren het Europese beleid ondanks een aantal negatieve gevolgen globaal toch positief? Olivier junior: “Ik erken de verdiensten van Europa, maar voor mij is grote vraag wat er zal gebeuren in 2013. Als je ziet wat er nu is gebeurd met de suikerbiethervorming,
Boer, Burger en Bord
Enkele dagen oorlog
Koppelen en ontkoppelen. Met Agenda 2000 en de tussentijdse balans (MTR) dwingt Frans Fischler het landbouwbeleid nog een stap verder te zetten. Naast de ontwikkeling van het plattelandsbeleid wordt het markt- en prijsbeleid omgeturnd tot een inkomensbeleid, geheel of gedeeltelijk ontkoppeld van de productie. Alleen de markt (lees: consument) zal zich moeien met het product, de overheid (lees: burger) met het productieproces. Beide zijn weliswaar onbetrouwbaar. De markt kent forse schommelingen en bij elke verkiezing krijgen we nieuwe overheden die nieuwe eisen stellen. De sector leeft van uitdagingen. Is het ooit anders geweest?
In 2008 wordt de gezondheidstoestand van het Europees landbouwbeleid onderzocht. Marianne FischerBoel heeft immers een ‘health-check’ aangekondigd. In 2009 worden de financiële perspectieven herzien. Tegen 2013 zal het aandeel van de landbouwuitgaven in de totale begroting gedaald zijn tot 33%. Een hoge kost? De prijs van enkele dagen oorlog!