De verschillende mogelijkheden om als onthaalouder van start te gaan. Een kritische en praktische benadering.
Studiegebied Sociaal Agogisch Werk Opleiding Sociaal Werk Optie Maatschappelijke Advisering Academiejaar 2005-2006 Student Koen Vindevogel
Voornaam: Koen Naam: Vindevogel Klas: 3 MAD Academiejaar: 2005-2006
Partim: Eindwerk School: Hoge school West-Vlaanderen: Departement Hiepso
Eindwerktitel: “De onthaalouder en zijn verschillende mogelijkheden” Eindwerkbegeleiding: Mr. Gunther Van Ovenberghe
Stageplaats : ADMB Izegem Stagesupervisor: Mvr. Nadine Verheye Stagementor: Mr. Gunther Van Ovenberghe
Inhoudsopgave Voorwoord en dankwoord....................................................................................................... 8
Motivatie ................................................................................................................................... 9
Inleiding (vraagstelling)......................................................................................................... 10 Deel 1 theoretische uitwerking 1. Wat is een onthaalmoeder? ............................................................................................... 14 2. De geschiedenis van de kinderopvang in Vlaanderen.................................................... 16 3. Het belang van kinderopvang ........................................................................................... 23 3.1. Welk maatschappelijk belang?.................................................................................. 23 3.2. Wat met de ontwikkeling van de kinderen? ............................................................. 24 4. Kind en Gezin: wat doen ze … ? Een kort overzicht!..................................................... 25 5. De verschillende mogelijkheden als onthaalouder .......................................................... 26 5.1. Inleiding ....................................................................................................................... 26 5.2 De zelfstandige onthaalouder...................................................................................... 26 5.2.1. Definities volgens de Vlaamse regering ........................................................... 26 5.2.2. Wat is nu juist een zelfstandige onthaalouder?............................................... 27 5.2.3. Welk sociaal statuut heeft de zelfstandige nu juist? ....................................... 27 5.2.4. Aan welke minimale verplichtingen moet de zelfstandige voldoen om kinderen op te vangen? ...................................................................................... 27 5.2.5. Hoeveel kinderen mag je als zelfstandige onthaalouder per persoon gaan opvangen? ........................................................................................................... 30 5.2.6. Welke voorwaarden, met betrekking tot de persoon zelf, zijn er om te mogen starten als zelfstandige onthaalouder ............................................................... 31 5.2.7. Zijn er voorwaarden vastgelegd in verband met de inrichting van de opvang, de kribbe? ............................................................................................. 32 5.2.8. Welke opvang is zoal mogelijk?........................................................................ 33 5.2.9. Wat te betalen bij een zelfstandige onthaalouder? ......................................... 33 5.2.10. Welke uitgaven heb je als onthaalouder? ...................................................... 35 5.2.10.1. Inleiding............................................................................................... 35
5.2.10.2. Uitgaven voor de start........................................................................ 35 5.2.10.3. Uitgaven tijdens de opvang................................................................ 35 5.2.11. Welke inkomsten heb je als onthaalouder, naast het inkomen?.................. 36 5.2.12. Hoe zit het op fiscaal vlak?.............................................................................. 37 5.2.12.1. Voor de onthaalouder ........................................................................ 37 5.2.12.2. Voor de ouders van de opgevangen kinderen.................................. 37 5.2.13. Is het nuttig om een kinderopvang te starten?.............................................. 38 5.2.14. Zijn er welbepaalde opleidingen of vormingen die bestaan om beter te worden in het “vak” onthaalouder ................................................................ 38 5.2.15. Welke verzekeringen zijn verplicht en welke zijn vrijwillig?...................... 39 5.2.15.1. Verzekeringen die verplicht zijn voor aanvraagattest van toezicht................................................................................................. 39 5.2.15.2. Verzekeringen die niet verplicht zijn ............................................... 40 5.2.16. Kort overzicht van de zelfstandige onthaalouder ......................................... 42 5.2.17. Welke andere mogelijkheden zijn er op zelfstandige basis om kinderen op te vangen?......................................................................................................... 43 5.2.17.1. Inleiding............................................................................................... 43 5.2.17.2. Mini-crèche ......................................................................................... 43 5.2.17.3. Zelfstandig kinderdagverblijf ........................................................... 50 5.2.17.4. Een erkend en gesubsidieerd kinderdagverblijf.............................. 52 5.3 De onthaalouder aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen: HET NIEUW SOCIAAL STATUUT VAN DE ONTHAALOUDER.............................................. 54 5.3.1. Algemeen............................................................................................................. 54 5.3.1.1. Inleiding................................................................................................. 54 5.3.1.2. Hoeveel kinderen mogen opgevangen worden?................................. 55 5.3.1.3. Welke voorwaarden zijn er voor de onthaalouder en het gezin? .... 55 5.3.1.4. Wat is deze sociale - zekerheidsbescherming?................................... 56 5.3.1.5. Welke sociale zekerheidsrechten heeft de onthaalouder nu juist? .. 57 5.3.1.6. Welk statuut heeft een onthaalouder?................................................ 57 5.3.1.7. De kostenvergoeding ............................................................................ 59 5.3.1.8. De basisprincipes van het sociaal statuut........................................... 60 5.3.1.9. De berekeningsbasis van de lonen en de bijdragen........................... 61 5.3.1.10. Wat met de belastingen?.................................................................... 63 5.3.1.11. Hoe gebeurt de financiering en de organisatie? .............................. 64
5.3.1.12. Wat betalen ouders?........................................................................... 68 5.3.1.13. Welke verzekeringen zijn er nodig voor een onthaalouder aangesloten bij een dienst? ................................................................ 68 5.3.1.14. Kort overzicht van een onthaalouder aangesloten bij een dienst .. 70 5.3.2. Onderdelen van de sociale bescherming......................................................... 71 5.3.2.1. Inleiding................................................................................................. 71 5.3.2.2. Pensioen................................................................................................. 71 5.3.2.3. Gezinsbijslagen ..................................................................................... 75 5.3.2.4. Beroepsziekten...................................................................................... 77 5.3.2.5. Arbeidsongevallen ................................................................................ 79 5.3.2.6. De ziekteverzekering voor onthaalouders.......................................... 81 5.3.2.7. De opvanguitkering voor onthaalouders............................................ 84 5.4. Verschil tussen een onthaalouder aangesloten bij een dienst en een zelfstandige onthaalouder: schematisch overzicht ....................................................................... 89 6. De buitenschoolse opvang.................................................................................................. 92
Deel 2 praktische uitwerking
7. De opstart van de mini-crèche: PIPO............................................................................... 92 7.1. Korte voorstelling van de opvang.............................................................................. 92 7.2. Voorstelling van de opvangouders ............................................................................ 97 7.2.1. Jasmien Vantorre .............................................................................................. 97 7.2.2. Ellen Vantorre ................................................................................................... 97 7.3. Voorbereiding voor de opstart van de mini-crèche ................................................. 98 7.4. Het verloop na de beslissing ..................................................................................... 100 7.5. Algemeen: organisatorisch....................................................................................... 106 7.6. Wat valt er nu nog te doen na de opening van de crèche? .................................... 109 7.7. Enkele beelden........................................................................................................... 111 8. Interviews met onthaalouders en diensten..................................................................... 112 8.1. Inleiding ..................................................................................................................... 112 8.1.1. Vragenlijst voor de zelfstandige onthaalouders, mini-crèches, … ............ 113 8.1.2. Vragenlijst voor de onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen .............................................................................................. 114 8.1.3. Vragenlijst voor de diensten voor opvanggezinnen .................................... 115
8.2. De interviews ............................................................................................................. 116 8.2.1. Interview met een verantwoordelijke van een mini-crèche........................ 116 8.2.2. Interviews met diensten voor opvanggezinnen............................................ 122 8.2.3. Interview met een onthaalouder aangesloten bij een dienst....................... 135
Besluit en aanbevelingen...................................................................................................... 139
Literatuurlijst
Literatuurlijst ....................................................................................................................... 142
Bijlagen
Voorwoord Een eindwerk schrijven is een lange tocht, een serieuze zoektocht. Zeker wanneer je aan de oevers treedt van een voordien onbekend eiland, waar de thuishaven ‘ADMB Izegem’, mijn stageplaats, ook niets van op kaart heeft. Maar de eindhaven is bereikt. De schipper dankt hierbij zijn kapitein en tal van matrozen voor de rustige trip, de energie, tijd en vooral het enthousiasme.
Mijn eerste woord van dank richt ik tot dhr. Gunther Van Ovenberghe voor de constante begeleiding vanuit de controletoren wat ongetwijfeld onontbeerlijk was voor het tot stand brengen van dit eindwerk.
Volgende mensen en diensten wens ik ook te bedanken voor het helpen verwerven van inzichten en informatie rond de materie van de onthaalouders: ADMB Izegem, ADMB studiedienst, de dienst Kind en Gezin, de helpdesk voor onthaalouders, …
Ook wil ik mijn vriendin, mijn ouders en familie bedanken voor de ondersteuning gedurende dit eindwerk en mijn opleiding tot maatschappelijk adviseur.
Als laatste wil ik ook de onthaalouders en diensten voor opvanggezinnen mijn dank betuigen voor de spontane medewerking aan dit eindwerk.
Zonder hen was dit alles niet mogelijk geweest!
BEDANKT!
Koen Vindevogel
8
Motivatie De keuze van dit onderwerp voor mijn eindwerk kwam er voornamelijk door de opstart van de mini-crèche “Pipo”, waarbij de verantwoordelijken mijn schoonzus en haar zus zijn.
Bij de opstart van hun zelfstandige activiteit vroegen ze me om hulp. Het was echter jammer dat ik rond dit thema toen nog niets afwist en hen daarin moest teleurstellen. Toch wilde ik hen helpen.
Aangezien we in onze opleiding “Maatschappelijk assistent – optie Maatschappelijke advisering” in het derde jaar ook in aanraking kwamen met de regelgeving rond zelfstandigen, leek het me daarom interessant om de verschillende mogelijkheden van de zelfstandige onthaalouder uit te pluizen en dit te gaan verwerken in een eindwerk.
Op deze manier, door het volledig onderzoeken van de verschillende mogelijkheden als zelfstandige onthaalouder, kreeg ik ook de kans om de twee zussen bij te staan bij de opstart van hun mini-crèche en hen daarbij wat raad te geven. Dus een eerste doel bereikt!
Een tweede doel dat ik vooropstelde voor het maken van mijn eindwerk was: dat het een meerwaarde zou geven aan mijn stageplaats ADMB, meer specifiek ADMB Izegem. Aangezien het sociaal secretariaat ADMB in opdracht werkt voor de werkgever en instaat voor de loonsberekeningen van de werknemers en de loonsadministratie van de bedrijven, ging ik op zoek naar de mogelijkheden die ook in dat kader zouden passen.
Hierbij vond ik ondermeer het nieuw sociaal statuut van de onthaalouder aangesloten bij een dienst, waarbij de onthaalouders werken als ‘fictieve’ werknemer.
Daarnaast is er ook een mogelijkheid dat bij een onthaalouder die werkt op zelfstandige basis, werknemers in dienst worden genomen als medewerkers van de zelfstandige onthaalouder en waarbij de zelfstandige onthaalouder dan een werkgever wordt.
Op deze manier kan dit eindwerk voor de stageplaats ook een meerwaarde bieden.
9
Inleiding
De afgelopen jaren zijn er steeds meer vrouwen toegetreden tot de arbeidsmarkt. Ook in Vlaanderen is de toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt één van de meest zichtbare factoren in de laatste decennia. Sinds de jaren zestig is er een stijgende scholarisatiegraad bij de vrouwen.
Uit cijfers van het NIS van 2002 kan je uitmaken dat er de laatste jaren veel meer vrouwen zijn toegetreden tot de arbeidsmarkt. Als je deze cijfers gaat vergelijken met de tewerkstelling bij mannen, blijkt dat de mannen toch nog de meerderheid vormen op de arbeidsmarkt. Zo waren er bijvoorbeeld in 1961 op de 100 werkenden, 73 mannen en 27 vrouwen. Indien je deze cijfers opnieuw gaat bekijken, maar dan 40 jaar later dan zijn er 58 mannen en 42 vrouwen. 1
Door deze evolutie van de vrouwelijke tewerkstelling is het zo dat vrouwen steeds meer carrière willen maken in het werkveld. Dit heeft als gevolg dat er steeds minder geboortes zijn en dat deze geboortes steeds op latere leeftijd plaatsvinden. Maar wat gedaan met de kinderen, terwijl de ouders gaan werken….
Dit alles leidde tot het ontstaan van de onthaalouder. Maar hebben deze onthaalouders een eigen statuut? Werken deze mensen voor instellingen of zijn dit allemaal zelfstandige? Zijn er in Vlaanderen en België wel genoeg onthaalmogelijkheden voor kinderen waarvan de ouders gaan werken tijdens de dag? Is het beroep van de onthaalmoeder een winstgevende bezigheid en hoe zit het met hun evolutie door de jaren heen? Zijn er binnen het sociaal statuut van de onthaalouder nog knelpunten of staat alles reeds vast? 1
www.hiva.be/docs/rapport en het Nationaal Instituut voor de Statistiek.
10
Al deze aspecten zullen in vraag gesteld worden en geven de aanleiding tot het onderwerp van mijn eindwerk, namelijk het uitpluizen van de verschillende mogelijkheden die een onthaalmoeder heeft.
Om ook de opinie te hebben van de onthaalouders in verband met de knelpunten die er nog zijn rond het al dan niet hebben van het statuut, bevraag ik dit bij de onthaalouders en de diensten zelf. Dit vormt dan ook meteen een gedeelte van mijn praktisch deel.
Op de vraag of er genoeg plaatsen voor kinderopvang zijn, kan ik reeds een klein antwoord geven. Hiervoor verwijs ik naar de beleidsnota van minister Inge Vervotte en meer specifiek naar een persmededeling van minister Inge Vervotte, Vlaams Minister van welzijn, volksgezondheid en gezin, van 24 oktober 2005 1 :“ •
Vlaanderen telt 782.000 kinderen onder de 12 jaar die kunnen gebruik maken van kinderopvangfaciliteiten.
•
In 2004 ging 55,7% van de kinderen onder de 3 jaar regelmatig naar de opvang. (d.w.z. minstens gedurende een ononderbroken periode van 5 uren per week, bij familie, bij een onthaalouder of in een kinderdagverblijf).
•
55% van de kinderen van 3 tot 6 jaar maakt gebruik van buitenschoolse opvang. Bij de 6- tot 12-jarigen is dat 39,8%.
Kinderopvang heeft dan ook 3 belangrijke maatschappelijke functies: •
Het ondersteunt de economie, omdat gezinnen werk en gezin beter kunnen combineren.
•
Kinderopvang stimuleert de fysieke en psychische ontwikkeling van het kind.
•
Ten slotte zorgt het ook voor een betere integratie en gaat het uitsluiting tegen.
Evolutie van het aantal plaatsen voor kinderen van 0-12 jaar Per 1000 kinderen van 0 tot 3 jaar zijn er nu 346 opvangplaatsen in de voorschoolse opvang. Vlaanderen scoort daarmee nu al hoger dan de Europese Barcelona-norm (330 plaatsen/1000 kinderen), die normaal pas in 2010 moest bereikt worden. Toch wil minister Inge Vervotte
1
Beleidsnota 2004 – 2009: Minister Inge Vervotte, persmededeling Minister Inge Vervotte, Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 24 oktober 2005.
11
blijven werken aan de uitbreiding van het aanbod. Ze maakt daarom 6,6 miljoen euro vrij voor meer dan 3000 extra plaatsen in 2006-2007. Verdeling van de extra plaatsen 2006-2007 over de sectoren Er zijn diverse voorzieningen voor kinderopvang: ouders kunnen met hun kinderen voor dagopvang en buitenschoolse opvang terecht bij erkende kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen, zelfstandige kinderdagverblijven of mini-crèches, zelfstandige onthaalouders, erkende initiatieven voor buitenschoolse opvang (IBO) en schoolopvang. Voor de verdeling van de plaatsen over de verschillende sectoren, zal binnen de beschikbare middelen gezocht worden naar de best mogelijke besteding. Kind & Gezin hanteert daarvoor een transparant stappenplan, waarbij de volgende criteria een rol spelen: -
de plaatsen moeten op korte termijn kunnen gerealiseerd worden en dus effect hebben op de opvangdruk;
-
de kaart met ‘witte vlekken’ in Vlaanderen is een referentielijst;
-
extra aandacht voor opvang in grote steden zoals Antwerpen, Gent en Brussel;
-
nieuwe plaatsen moeten bijdragen tot de realisatie van de 3 maatschappelijke functies 1 .
-
beter aanbod inzake flexibele en occasionele opvang.”
Doorheen mijn theoretisch deel van mijn eindwerk, wil ik de lezer aantonen welke mogelijkheden er zoal zijn als onthaalouder. Hierbij worden de verschillende mogelijkheden weergegeven op zelfstandige basis, maar ook het nieuw sociaal statuut van de onthaalouders aangesloten bij een dienst wordt aangehaald, waarbij de onthaalouder werkt als een ‘fictieve’ werknemer.
In eerste deel van de praktische uitwerking toon ik aan hoe de precieze opstart gebeurt van een mini-crèche. In het tweede deel van de praktische uitwerking ga ik aan de hand van enkele interviews gaan aantonen hoe de onthaalouders en de diensten staan tegenover de, aan hen opgelegde, regelgeving en de diverse bedragen. Daarbij leg ik vooral de nadruk op de nieuwe regelgeving van het nieuw sociaal statuut van de onthaalouder.
1
Verduidelijking maatschappelijke functies: zie punt 3 van het theoretische gedeelte.
12
DEEL 1: Theoretische uitwerking
13
Deel 1: theoretische uitwerking
1. Wat is een onthaalmoeder (ouder)
Een eerste definitie:
1
“Een onthaalmoeder is een persoon aan wie ouders hun kostbaarste bezit toevertrouwen, namelijk hun kind, een productie van hen beiden. Samen met de ouders voedt de onthaalmoeder het kind in zijn belangrijkste levensjaren op. Daarnaast biedt de kinderopvang ook de mogelijkheid dat ouders buitenshuis kunnen werken, een opleiding kunnen volgen of om gewoon eens uit te rusten van de dagelijkse zware sleur.”
Binnen de kinderopvang wordt de onthaalmoeder geconfronteerd met een grote verscheidenheid van ouders en kinderen die elk eigen gevoeligheden en verwachtingen hebben. Ook de groter wordende differentiatie in gezinssamenstellingen maakt de werking niet makkelijker. Een tweede definitie: 2
“Een onthaalouder is een persoon - man of vrouw - die kinderen opvangt in de eigen woning.
In Belgïe heeft men twee soorten onthaalouders: zelfstandige onthaalouder en onthaalouder aangesloten bij een dienst.
Een zelfstandige onthaalouder werkt onder een 'zelfstandigenstatuut'. Zij/hij hangt rechtstreeks af van. Voor een erkenning als onthaalouder moet zij/hij zich rechtstreeks richten tot deze instelling. Zij/hij wordt ook rechtstreeks door Kind en Gezin gecontroleerd. Het tarief voor de opvang van de kinderen bepaalt deze onthaalouder zelf. Er worden regelmatig bijscholingsavonden ingericht.
1 2
Kind en Gezin (2005), Het grote kinderopvangboek, Brussel: Vandenberghe, p. 13. Wikipedia. De vrije encyclopedie.
14
Een onthaalouder aangesloten bij een dienst werkt niet onder een 'zelfstandigenstatuut'. Nadat zij/hij als onthaalouder werd aanvaard door de dienst, staat zij/hij onder toezicht van een dienstverantwoordelijke. Voor 'onthaalouders aangesloten bij een dienst' werd op 1 april 2003 het sociaal statuut ingevoerd.
Deze onthaalouders ontvangen geen loon; zij ontvangen een onkostenvergoeding voor hun prestaties. De ouders betalen een bijdrage in functie van het belastbaar inkomen van het gezin. Er worden ook voor deze onthaalouders regelmatig bijscholingsavonden ingericht.”
Een derde definitie:
Een laatste definitie die ik wil toevoegen is mijn eigen creatie. Volgens mij is een onthaalouder:
“ Iemand die kinderen helpt opvoeden in de belangrijkste jaren van hun leven, namelijk hun eerste kennismakingen met de maatschappij en met anderen. Hierbij neemt de onthaalouder gedeeltelijke, maar héél belangrijke taken over van de ouders en probeert in samenspraak met hen, hun kind, de gepaste opvoeding te geven.
Opvanginitiatieven en onthaalouders bieden zowel voor de kinderen EN de ouders een groot aanbod van mogelijkheden.
Zo is er bijvoorbeeld voor de kinderen de mogelijkheid om andere kinderen te leren kennen, waarbij verdraagzaamheid en sociale vaardigheid heel belangrijke items zijn die men op deze manier kan aanleren. Zoals het oude gezegde klinkt: “jong geleerd, is oud gedaan…”
Voor de ouders biedt dit ondermeer de mogelijkheid om beiden in het arbeidscircuit te kunnen meedraaien, om van vrije momenten te kunnen genieten, …”
15
2. De geschiedenis van de kinderopvang in Vlaanderen 1 De periode 1850 – 1950
Voor veel kinderen was het ‘onderwijs’ in de lagere school het enige onderwijs dat ze ooit zouden krijgen. In de loop van de 18e eeuw werden de voorzieningen voor het lager onderwijs sterk uitgebreid en begon het schoolgebeuren stilaan vorm te krijgen. Er waren wel nog heel wat grote regionale verschillen te merken, met de nadruk op de verschillende benadering van jongens en meisjes.
Tussen 1850 en 1914 maakte de ‘pedagogiesering’ van de samenleving steeds meer een opgang. Het onderwijs bleef echter wel sterk klassengebonden en bevestigde tegelijk de sterke toenemende maatschappelijke scheiding tussen mannen en vrouwen. De lagere school was bedoeld voor jongens en meisjes uit alle sociale klassen. Een verdere opleiding kon enkel veroorloofd worden indien de ouders afkomstig waren uit de hogere klasse en uit de hogere middenklasse. In 1914 volgde de leerplicht voor kinderen van 6 tot 14 jaar.
Dit alles, samen met de industrialisering, leidde tot het ontstaan van de ‘crèches’ of ‘bewaarplaatsen’ voor kinderen tot drie jaar. Dit gebeurde vooral onder impuls van liefdadige instellingen en gedeeltelijk, maar wel heel beperkt, door middel van subsidiering door gemeenten en provincies.
In 1845 werd het eerste kinderdagverblijf opgericht in Brussel. In 1909 waren er al ruim 50 dagverblijven voor ongeveer 3500 kinderen. De termen ‘crèche’ (kribbe) of ‘bewaarplaats’ waren eigenlijk heel toepasselijk omdat er vooral de nadruk werd gelegd op de opvangfunctie en de toediening van medische zorgen. De pedagogische invulling en omkadering was toen amper aanwezig. Pas vanaf 1910 werden de eerste pedagogische en sociale aspecten geïntroduceerd.
1
Dongen, W. Van (2004/4). Kinderopvang als basisvoorziening in een democratische samenleving: van dagopvang naar een volwaardig dagonderwijs voor kinderen jonger dan drie jaar in Vlaanderen? Brussel: CBGS.
16
Er moet wel een strikt onderscheid gemaakt worden tussen kinderopvang en onderwijs. Kinderopvang is hoofdzakelijk gericht op bewaring en bescherming van kinderen in specifieke situaties, terwijl onderwijs eigenlijk gericht is op de opvoeding van alle kinderen. Met andere woorden: de voorziening en de financiering van onderwijs is veel meer een taak van de overheid, terwijl de financiering en de voorziening van kinderopvang vooral een taak is voor private instellingen.
De beroepsarbeid van de moeder was in deze periode noodzakelijk om te overleven . Daardoor hadden de kinderen nood aan opvang in een crèche of een kribbe, als een ‘warm nest’. Kinderopvang werd gezien als een instrument van ontwikkeling en emancipatie van kinderen en vrouwen en bijgevolg een essentiële aanvulling bij de opvoeding thuis.
Elise Plaksy was een heel belangrijk persoon bij deze evolutie van kinderopvang. Ze pleitte voor een recht op kinderopvang voor elk kind. Dit impliceert dat kinderopvang niet langer een taak van private liefdadigheidsinstellingen mocht zijn, maar een algemene voorziening vanwege de overheid, zoals het onderwijs voor kleuters was.
Deze visie werd wel niet door elke zuil (vooral katholiek) ondersteund, waardoor deze terug op de achtergrond werd geschoven en er gekozen werd voor de verdere introductie van het kostwinnersmodel, met als doel een voldoende hoog beroepsinkomen voor de mannelijke kostwinner en het moederschap als centrale rol voor de vrouw en als basis voor de ontwikkeling van het jonge kind.
Tot 1918 stonden de instellingen onder de controle van het ‘Nationaal Comiteit voor Hulp en Opvoeding’. Vanaf 1919 werd van overheidswege het ‘Nationaal Werk voor Kinderwelzijn’ (NWK) opgericht. Deze werd gesubsidieerd door het ministerie van Volksgezondheid en Gezin en had tot taak de bewaarplaatsen te subsidiëren en te coördineren.
Toch moet er zeker rekening gehouden worden met de nood aan kinderopvang, aangezien het probleem kinderopvang niet kon en kan opgelost worden met het mannelijke kostwinnersmodel.
17
Er werd meer aandacht besteed aan het aantal opvangplaatsen en de kwaliteit ervan (gebouwen, voeding, hygiëne, medische verzorging,…). Vanaf 1938 moesten de crèches voldoen aan een kwaliteitsreglement om in aanmerking te komen voor subsidies. Tegenover deze goede bedoelingen ontbrak er dikwijls de concrete wil om voldoende middelen te voorzien voor de noodzakelijke investeringen. Dit gaf als resultaat dat er in 1944 nog maar 64 kribben en ‘kleintjesoorden’ bestonden, waar bijna 2700 kinderen werden opgevangen, wat dus zeker en vast de kwaliteit niet bevorderde en te weinig was. Op het einde van de 19de eeuw en bij het begin van de 20ste eeuw werd de private kinderopvang grotendeels afgekeurd, vooral omdat deze opvang vaak in clandestiene en onverantwoorde omstandigheden geschiedde. In dat opzicht werd de volgende decennia veel aandacht besteed aan de registratie en controle van de opvanggezinnen.
De periode 1950 – 2000
In deze periode ontstond een grote kloof tussen de opvang van kinderen onder de drie jaar en kinderen die de leeftijd van drie jaar bereikt hadden.
Bij de kinderen jonger dan 3 jaar was het aandeel van de opvoeding buiten het gezin heel beperkt. Zij werden merendeels opgevoed door de thuiswerkende moeder. De voorzieningen voor externe opvang of opvoeding waren nog heel beperkt. De kinderen ouder dan 3 jaar waren al veel meer extern gericht. Een beperkte groep kinderen van 3 tot 6 jaar werd nog thuis opgevoed, terwijl de meeste jongens en meisjes van die leeftijdsgroep werden opgevangen in de kleuterschool zelf.
De gedeelde opvoeding binnen en buiten het gezin werd in België in grote mate aanvaard vanaf de leeftijd van 3 jaar. Toch was het zo dat in deze periode de meeste vrouwen toch thuis bleven (werkten) en zelf instonden voor de opvoeding van hun kinderen. Dit omdat het sterke kostwinnersmodel heel negatief stond tegenover de externe dagopvang voor kinderen jonger dan drie jaar.
Externe dagopvang werd gezien als een noodzakelijk kwaad opgedrongen door de arbeidsmarkt en de beroepssituatie van de ouders. Kinderopvang was namelijk geen opvoeding en was fundamenteel verschillend van het kleuter- en lager onderwijs. 18
Kinderopvang kon dus de rol van de opvoeding niet overnemen van het gezin. Het werd gezien als een kunstmatige en minder gunstige vervanging van de opvoeding binnen het gezin.
In dat opzicht won langzaam het idee dat in de kinderopvang zoveel mogelijk de opvoeding binnen het gezin werd nagebootst. Dit idee zal later dan ook aan de basis gaan liggen van de invoering van het systeem van de ‘onthaalouders’ of opvanggezinnen.
De negatieve visie rond de externe opvang kon echter niet verhinderen dat de nood aan kinderopvang toenam. Dit komt tot uiting in de kwantitatieve evolutie van de kinderopvang. In 1950 waren er in totaal 71 kribben en kleintjesoorden, met 6 900 kinderen. In 1960 bedroeg het aantal opvanginstellingen 86, met in het totaal 10 600 kinderen. Het aantal instellingen nam dus veel minder snel toe dan het aantal gebruikers.
Vanaf 1964 neemt het aantal peutertuinen (voor kinderen van 18 maanden tot 3 jaar) sterk toe, zodat de opvangcapaciteit sterk wordt verhoogd. In 1969 waren er reeds 279 opvanginstellingen (waarvan 171 peutertuinen) met 16 705 kinderen. 1 De bedrijfswereld evolueerde snel, waardoor een grotere behoefte ontstond aan bekwame arbeidskrachten. Bij de gezinnen waar, door deze behoefte, zowel man als vrouw werden tewerkgesteld, was er een groeiende behoefte aan kinderopvang.
In de periode van 1970 tot 1990 nam het verschil tussen de tijdsverdeling van kinderen jonger en ouder dan drie jaar af. Door de toenemende beroepsparticipatie van vrouwen was er meer behoefte aan externe opvangmogelijkheden voor kinderen tot 12 jaar. Bij de kinderen jonger dan drie jaar nam het aandeel van de externe opvang of opvoeding toe en steeds minder kinderen werden thuis opgevoed.
Ook de verschillende spanningen tussen het schoolleven van de oudere kinderen en de arbeidsverdeling van de ouders kwam meer en meer aan de oppervlakte. Daardoor was er een toenemende vraag naar specifieke regelingen voor de opvang van kinderen voor en na de schooltijden, tijdens ziekteperioden, tijdens de vakanties, …
1
Cijfermateriaal uit: Dongen, W. van (2004). Kinderopvang als basisvoorziening in een democratische samenleving. Van dagopvang naar volwaardig dagonderwijs voor kinderen jonger dan drie jaar in Vlaanderen. Brussel: CBGS.
19
Een groot deel van de kinderen die externe opvang nodig hadden, werden opgevangen door de grootouders. Het aantal kinderen dat gebruik maakte van de kinderopvang nam echter wel sterk toe. In 1978 waren er al 292 kribben of kleintjesoorden met ongeveer 25 000 kinderen en 246 peutertuinen met 10 000 kinderen. 1
De kwantitatieve groei ging wel niet gepaard met een even sterke toename van de kwaliteit. Vanaf 1980 zal dan ook meer de aandacht worden gericht op de kwaliteit van de verschillende opvangmogelijkheden.
In 1975 werd het beleid inzake opvanggezinnen versoepeld, met een forfaitaire vergoeding, in ruil voor registratie en meer kwaliteitscontrole. Kinderopvang werd meer en meer als een ‘vervangend opvoedingsmilieu’ beschouwd, vooral wegens de beroepsactiviteit van de moeder. De opvanggezinnen sluiten zich dan ook het best aan het traditionele opvoedingsideaal.
De bevoegdheid inzake kinderopvang wordt in 1984 overgeheveld naar de Vlaamse Gemeenschap en ondergebracht bij Kind en Gezin 2 . In de lijn van de nieuwe visie op de kinderopvang (als vervanging van de opvoeding thuis wegens de beroepsactiviteit van de moeder) werd vanaf 1987 het gesubsidieerde systeem van de onthaalouders of opvanggezinnen gestart en sterk gestimuleerd. Het aantal diensten voor opvanggezinnen is in de periode 1988 tot 1991 dan ook meer dan verdubbeld.
Het beleid werd ook gestimuleerd door het toenmalige onderzoek, dat vooral uitging van de behoefte van de ouders aan kinderopvang voor hun kinderen en van hun voorkeur voor een gezinsgebonden opvang. Bovendien ging men er altijd van uit dat de opvang in kinderdagverblijven zoveel duurder is voor de maatschappij dan de opvang in gezinsverband. Deze studies bevestigden in grote mate de bestaande situatie inzake arbeidsverdeling, opvoeding van kinderen en de kinderopvang. Er werd hierbij nog maar weinig aandacht besteed aan de educatieve waarde van kinderopvang.
1
Dongen, W. van (2004). Kinderopvang als basisvoorziening in een democratische samenleving. Van dagopvang naar volwaardig dagonderwijs voor kinderen jonger dan drie jaar in Vlaanderen. Brussel: CBGS. 2 Decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin (BS 22 augustus 1984) gewijzigd door het decreet van 3 mei 1989 (BS 12 augustus 1989), het decreet van 23 februari 1994 (BS 1 juni 1994), het decreet van 24 juni 1997 (BS 2 augustus 1997), het decreet van 15 juli 1997 (BS 17 september 1997) en het decreet van 7 juli 1998 (BS 20 oktober 1998); laatste versie 22 juni 2004.
20
Tegelijkertijd nam het aantal kinderen in de dagopvang heel sterk toe en kwamen er meer en meer ouders in contact met de andere functies van de kinderopvang, met zowel de positieve als de negatieve ervaringen. Deze ander functies waren ondermeer de pedagogische verbreding, de sociale contacten enz. In een stijgend aantal gezinnen werd de externe opvang of opvoeding van kinderen jonger dan drie jaar een regelmatig onderdeel van hun dagelijks leven.
Naarmate de veelvoudige functie van kinderopvang meer werd ervaren door kinderen en ouders, maar ook door de verschillende organisatie en overheden, kreeg de externe opvang meer het karakter van een basisvoorziening voor het jonge kind en zijn ouders. In de meeste moderne combinatiegezinnen was dergelijke kinderopvang een noodzakelijk en evident onderdeel geworden van de leefsituatie van het gezin.
De opvoeding buiten het gezin werd nu minder en minder bekeken in termen van opvang en bescherming, maar meer en meer als een onderdeel van een volwaardige ontwikkeling of opvoeding van het kind.
In de periode van 1990 tot 2000 neemt het aantal plaatsen en ingeschreven kinderen sterk toe, vooral in de opvanggezinnen. Tegelijkertijd werd een proces ingezet van privatisering, met vooral een sterke toename van de niet-gesubsidieerde private opvanginstellingen.
Het aandeel van de gesubsidieerde kinderopvang steeg continu. Hieruit kan worden afgeleid dat nog meer gezinnen de externe opvang of opvoeding van het kind jonger dan tweeënhalf jaar beschouwen als een belangrijke voorziening. Belangrijk is dat het relatief aandeel van de opvang in opvanggezinnen sterk toeneemt, als resultaat van een doelbewust investeringsbeleid. Dit beleid werd expliciet gelegitimeerd met het financiële argument dat opvanggezinnen veel goedkoper zijn en met het ideaal van de gezinsopvoeding.
Nog meer ouders (en kinderen van 3-12 jaar) hebben behoefte aan opvang en maken gebruik van de bijkomende opvang voor en na de schooltijd en tijdens vakantieperiodes. De toenemende werkloosheid werkt het gebruik van de bijkomende opvang echter niet in de hand.
Vanaf 1 april 2003 hebben de onthaalouders die aangesloten zijn bij een erkende dienst voor opvanggezinnen een eigen sociaal statuut. 21
Ook in het cijfermateriaal is er heel wat gewijzigd in vergelijking met de beginjaren van de onthaalouder. Dit zijn de recentste cijfers (2004) 1 :
Aantal opvangplaatsen
Aantal diensten (onthaalouders)
Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin •
Kinderdagverblijven
14 686
334
•
Diensten voor
30 476
196 (7 619 aangesloten
opvanggezinnen
onthaalouders) Totalen
45 162
530
Met attest van toezicht van Kind en Gezin •
Mini-crèches
10 204
749
•
Zelfstandige
4 379
126
6 999
1 259
21 685
2 134
Kinderdagverblijven •
Zelfstandige onthaalouders
Totalen
Voor een meer gedetailleerd overzicht van de cijfers (per provincie, per opvangsoort, per leeftijdscategorie, evoluties,…) verwijs ik naar het jaarverslag van 2004 van Kind en Gezin. Begin juli 2006 worden ook het jaarverslag en de cijfers gepubliceerd van 2005.
1
Kind en Gezin (2004). Jaarverslag 2004. p 17 -24.
22
3. Het belang van kinderopvang Kinderopvang heeft een bepaald maatschappelijk belang en heeft ook enorm veel belang bij de ontwikkeling van kinderen.
3.1. Welk maatschappelijk belang 1 ? Kinderopvang heeft een heel belangrijke plaats gekregen binnen onze samenleving. Ouders ondergaan een enorme zoektocht om hun werk te kunnen combineren met hun gezinsleven. Lukt deze combinatie niet, gaat deze zoektocht verder naar een geschikte en goede opvangplaats voor hun kinderen.
Omdat niet iedereen een beroep kan doen op zijn grootouders of op de mogelijkheden binnen het tijdskrediet is de regeling betreft kinderopvang een zeer nuttige oplossing. Ook binnen het leven van éénoudergezinnen speelt de oplossing kinderopvang een heel belangrijke rol.
De opvang van kinderen binnen de verschillende opvangmogelijkheden mag niet enkel gezien worden als een economisch instrument om de tewerkstelling te bevorderen. Het kind en de ouders moeten centraal staan binnen het volledige proces. Vanaf jonge leeftijd gaan kinderen reeds naar de kinderopvang. De eerste levensjaren zijn dan ook heel belangrijk voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid en het gedrag van de kinderen. De opvang is als het ware naast de ouders en de school een derde opgroeimilieu waar kinderen zichzelf kunnen ontwikkelen. Een kwaliteitsvolle opvang is dus van enorm groot belang voor de maatschappij.
Naast deze functie zijn er bij kinderopvang nog andere functies weggelegd. Zo biedt kinderopvang een grote tewerkstelling en fungeert het als ontmoetingsplaats tussen verschillende ouders.
De kansarme groepen kunnen door kinderopvang kansen creëren die ze anders moeilijker krijgen.
1
www.kindengezin.be ; interview met Kind en Gezin
23
3.2. Wat met de ontwikkeling van de kinderen 1 ? Kinderopvang biedt de kinderen niet enkel verzorging en geborgenheid, maar is ook enorm gericht op de ontwikkeling van het kind. Kinderen verkennen zaken en zitten in een experimentele fase.
Binnen de kinderopvang leren kinderen reeds vanaf heel jonge leeftijd omgaan met anderen. Zo ontmoeten de kinderen eerst en vooral zichzelf, maar ook kinderen met een handicap, allochtone kinderen of kinderen uit armere gezinnen. Door deze ontmoetingen krijgen ze ervaring mee in de omgang met anderen en worden ze voorbereid op een maatschappij die steeds meer divers wordt.
Ook volgens mij is kinderopvang heel belangrijk in onze samenleving. Ik ben er zelfs van overtuigd dat het in de toekomst nog belangrijker zal worden, aangezien het aantal éénoudergezinnen de laatste jaren ook een enorme stijging kent 2 . Waar moet een alleenstaande ouder anders naartoe met de kinderen als zij gaan werken.
Daarnaast vind ik het ook belangrijk binnen een kinderopvang dat kinderen met elkaar in contact komen, want zo leren ze al van in het begin met elkaar omgaan. En hier mik ik niet enkel op de persoon zelf, maar ook op hun culturen, gewoontes, … , wat niet onbelangrijk is in onze multiculturele samenleving.
1 2
www.kindengezin.be ; interview met Kind en Gezin Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS)
24
4. Kind en Gezin: wat doen ze … ? Een kort overzicht! 1
Samen met haar partners wil Kind en Gezin voor elk kind zoveel mogelijk kansen creëren. Om dit te kunnen realiseren biedt Kind en Gezin een ruime dienstverlening, zoals het geven van advies, vaccinaties, ... Kinderopvang is dan ook één van de belangrijkste opdrachten van Kind en Gezin.
Vele gezinnen maken dan ook gebruik van kinderopvang en stellen dan ook hele hoge verwachtingen en eisen. Kind en Gezin staat hierbij in voor de controle van de wettelijke voorwaarden en voor de stimulatie van de kinderopvang en het bevorderen van de kwaliteit. Het belang van het kind en van zijn gezin staat centraal.
Enkel wanneer de opvang om erkenning of een attest van toezicht vraagt, gaat Kind en Gezin na of de opvang aan de wettelijke voorwaarden voldoet.
Kind en Gezin gaat ook diensten voor opvanggezinnen, erkende kinderdagverblijven en soms ook initiatieven voor buitenschoolse opvang gaan subsidiëren. Daarnaast zijn er ook voor onthaalouders en mini-crèches financiële tegemoetkomingen mogelijk.
1
www.kindengezin.be; interview met Kind en Gezin
25
5. De verschillende mogelijkheden als onthaalouder
5.1. Inleiding
Als onthaalouder zijn er twee mogelijkheden om te werken, als zelfstandige onthaalouder of als onthaalouder aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen.
5.2. De zelfstandige onthaalouder
Om een leidraad te hebben voor de bespreking van de zelfstandige onthaalouder, maakte ik gebruik van de indeling van de site van Kind en Gezin.
5.2.1. Definities volgens de Vlaamse regering 1 Een zelfstandige onthaalouder: De persoon die op bestendige wijze zorgt voor de gelijktijdige opvang van maximaal 7 kinderen beneden de twaalf jaar, eigen kinderen beneden de 6 jaar meegerekend.
Mini – crèche: één of meer personen, een vereniging of instantie die op bestendige wijze zorgen voor de gelijktijdige opvang van minstens 8 kinderen en maximaal 22 kinderen.
Een zelfstandig kinderverblijf: twee of meer personen, een vereniging of instantie die op bestendige wijze zorgen voor de gelijktijdige opvang van minstens 23 kinderen.
Opvang op bestendige wijze: de gewone, geregeld georganiseerde en niet occasionele opvang buitenshuis van kinderen beneden de twaalf jaar tijdens de gehele of een gedeelte van de dag en/of nacht, en/of tijdens het gehele of een gedeelte van het weekend.
1
Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997), gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 22 november 2002 (BS 31 december 2002)
26
5.2.2. Wat is nu juist een zelfstandige onthaalouder 1 ? Een zelfstandige onthaalouder vangt kinderen bij haar of hem thuis op. Wanneer de opvang voldoet aan de wettelijke voorwaarden, krijgt de onthaalouder van Kind en Gezin een attest van toezicht
5.2.3. Welk sociaal statuut heeft de zelfstandige onthaalouder nu juist 2 ? Een zelfstandige onthaalouder volgt het gewone statuut van een zelfstandige. Ze moeten zich als zelfstandige gaan aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen en een ziekenfonds.
Door betaling van sociale bijdragen als zelfstandige open je het recht op een pensioen, kraamgeld, adoptiepremie, kinderbijslag en een ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Daarnaast zijn ook nog enkele vrijwillige verzekeringen mogelijk.
5.2.4. Aan welke minimale verplichtingen moet de zelfstandige voldoen om kinderen op te vangen 3 ? Een eerste zaak die een zelfstandige moet doen is de opvang melden bij Kind en Gezin (meldingsplicht 4 !). Hierbij wordt er geen rekening gehouden of de persoon al dan niet betaald wordt voor de opvang van de kinderen.
1
www.kindengezin.be www.kindengezin.be 3 www.kindengezin.be 4 - Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997), gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 22 november 2002 (BS 31 december 2002). Art. 2-7. - www.kindengezin.be 2
27
Kind en Gezin heeft het recht de crèche of de opvang te bezoeken 1 . Meestal gebeurt dit enkel maar als Kind en Gezin enige klachten binnenkrijgt of als er iets ergs gebeurt is binnen het volledige gebeuren.
Er is echter geen meldingsplicht in de volgende gevallen: •
wanneer je kinderen van familie tot en met de vierde graad opvangt, bijvoorbeeld kleinkinderen, neefjes of nichtjes
•
wanneer de opvang ‘niet bestendig’ maar éénmalig is, bijvoorbeeld een kind van de buren komt spelen of kinderopvang tijdens een personeelsfeest
•
wanneer het buiten de bevoegdheid van Kind en Gezin valt, zoals - speelpleinwerking, jeugdwerk, taal- en sportkampen, jeugdbewegingen.
Om melding te maken van de opvang moet er gebruik gemaakt worden van een gestandaardiseerd formulier, namelijk het meldingsformulier2 . Deze melding moet gebeuren bij een provinciale afdeling van Kind en Gezin. Als je voldoet aan de vooropgestelde voorwaarden op het vlak van opvoeding, begeleiding, de omgang met ouders, ruimte, inrichting, veiligheid en gezondheid, krijg je als zelfstandige onthaalouder een attest van toezicht. Deze voorwaarden 3 zijn de volgende:
1. De opvangpersoon die in het opvanggezin de belangrijkste verantwoordelijkheid draagt, is minimum 21 jaar en is in staat kinderen op te voeden. 2. De kinderen worden benaderd met aandacht voor hun eigen ritme en behoef ten, een voldoende mate van structuur en voldoende stimulering en bewegingsvrijheid, zo dat de zelfstandigheid van de kinderen en hun omgaan met andere kinderen, wordt bevorderd. 3. De kinderen moeten zich geestelijk en lichamelijk veilig kunnen voelen. 1
- Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997), gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 22 november 2002 (BS 31 december 2002). Art. 12-16. - www.kindengezin.be 2 Bijlage 1: meldingsformulier 3 Ministerieel besluit van 19 februari 2003 houdende de vaststelling van de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin voor zelfstandige onthaalouders, mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven (BS 7 maart 2003)
28
4. De onthaalouder legt voor alle personen die deel uitmaken van het gezin en die minimum 18 jaar zijn en voor alle medewerkers van de opvang, aan Kind en Gezin een getuigschrift voor van goed zedelijk gedrag. 5. De onthaalouder legt een doktersattest voor waaruit blijkt dat de leden van het opvanggezin en de medewerkers van de opvang in goede gezondheid verkeren en er geen gevaar bestaat voor de opgevangen kinderen. 6. De gezondheid van de kinderen wordt gewaarborgd door een aangepaste voeding en hygiëne. 7. De onthaalouder beschikt over voldoende aangepaste en veilige infrastructuur om het toegestane aantal kinderen op te vangen. 8. Kind en Gezin bepaalt per zelfstandige onthaalouder het aantal kinderen dat tegelijk kan worden opgevangen. 9. De onthaalouder moet dagelijks een overzichtelijke presentielijst bijhouden van de opgevangen kinderen, die de daartoe bevoegde ambtenaren van Kind en Gezin bij elk bezoek kunnen in kijken. 10. De onthaalouder geeft blijk van een ruime beschikbaarheid ten opzichte van de kinderen en de ouders, dit wil zeggen dat men geen andere activiteiten uitoefent die voor de kinderen hinderlijk kunnen zijn. 11. Een permanente, ononderbroken begeleiding van de aanwezige kinderen is absoluut vereist. 12. De onthaalouder zorgt ervoor dat de noodzakelijke afspraken worden gemaakt zo dat alle verplaatsingen (tussen opvangvoorziening en school, bij uitstappen, ...) veilig en onder gepaste begeleiding kunnen worden georganiseerd. 13. Tijdens het verblijf van de kinderen hebben de ouders op elk ogenblik vrije toegang tot de vertrekken waarin de kinderen verblijven, zowel bij het brengen en afhalen als bij bezoek tijdens het verblijf. 14. Er wordt gestreefd naar een maximale samenwerking met de ouders, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de informatiedoorstroming tussen ouders en de onthaalouder. 15. De onthaalouder stelt de ouders in kennis van het attest van toezicht, van eventuele wijzigingen ervan en van de door Kind en Gezin bepaalde voorwaarden bij de toekenning van het attest van toezicht. 16. De onthaalouder stelt Kind en Gezin in kennis van de gehanteerde prijs.
29
17. De onthaalouder verbindt er zich toe aan de ouders de vereiste fiscale attesten uit te reiken. 18. De onthaalouder sluit een verzekering “burgerlijke aansprakelijkheid” af. 19. De onthaalouder legt de met de ouders afgesproken opvangmodaliteiten vast in een schriftelijke overeenkomst, waarin vermeld moet worden dat ouders te allentijde klacht kunnen indienen bij de klachtendienst van Kind en Gezin. 20. De onthaalouder beschikt voor alle aanwezige kinderen over de noodzakelijke gegevens om bij onvoorziene omstandigheden adequaat en passend te kunnen optreden; voor elk kind moet(en) de ouder(s) of de persoon die hen vervangt, bereikbaar zijn; daartoe beschikt de onthaalouder ondermeer over een telefoon. Voor eventuele financiële tegemoetkomingen, zoals bijvoorbeeld de vergoeding die de zelfstandigen krijgen voor de installatiekosten als onthaalouder, enz, moet dit attest kunnen worden voorgelegd 1 . Eigenlijk zijn dit enorm veel voorwaarden om dit attest te verkrijgen en ik kan me voorstellen dat sommige onthaalouders grote ogen opzetten als ze deze reeks voorwaarden zien, maar volgens mij zijn al deze regels en voorwaarden echt wel noodzakelijk om een veilige en goede opvoeding aan de kinderen en de ouders te garanderen.
5.2.5. Hoeveel kinderen mag je als zelfstandige onthaalouder per persoon gaan opvangen 2 ?
Eigenlijk is het zo dat Kind en Gezin gaat beslissen hoeveel kinderen een welbepaalde zelfstandige onthaalouder tezelfdertijd mag opvangen. Dit is ondermeer afhankelijk van de ruimte waarover de persoon beschikt om de kinderen op te vangen en over welk materiaal deze persoon beschikt. Daarnaast wordt er ook gekeken naar wat de persoon in kwestie zelf aankan. 1
Besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere opvangvoorzieningen (BS 16 juni 2001), gewijzigd door het besluit van 13 december 2002 (BS 29 januari 2003) 2 - Ministerieel besluit van 19 februari 2003 houdende de vaststelling van de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin voor zelfstandige onthaalouders, mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven (BS 7 maart 2003). (Leidraad bij de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin. 11 decmeber 2003). - www.kindengezin.be
30
Dit laatste vind ik persoonlijk niet onbelangrijk, want het is volgens mij inderdaad van heel groot belang dat de personen niet meer kinderen opvangen dan dat ze aankunnen. Dit zou bijvoorbeeld de kwaliteit van de opvang en de opvoeding kunnen benadelen.
Er is echter wel een maximum opgelegd van 7 kinderen per opvangouder. Deze 7 kinderen omvatten de kinderen vanaf 0 jaar tot en met deze kinderen naar de lagere school kunnen. Indien de onthaalouder zelf kinderen heeft die nog niet naar de lagere school gaan, worden deze in de 7 kinderen meegerekend.
5.2.6. Welke voorwaarden, met betrekking tot de personen zelf, zijn er om te mogen starten als zelfstandige onthaalouder 1 ? Om als zelfstandig onthaalouder te kunnen starten zijn er geen diplomavereisten vastgelegd. Het is wel zo dat een persoon die als zelfstandige onthaalouder wil starten een minimumleeftijd van 21 jaar moet hebben en bekwaam moet zijn om met kinderen om te gaan en ze op te voeden.
Naast de voorwaarden die specifiek voor de personen zelf moeten voldaan worden, worden er ook voorwaarden gesteld die betrekking hebben op alle personen in het gezin die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben en op alle medewerkers van de opvang.
Deze personen moet een attest van goed zedelijk gedrag (model 2) kunnen voorleggen. Daarnaast moeten ze aan de hand van een doktersattest ook kunnen bewijzen dat ze in een goede gezondheid verkeren.
1
- Ministerieel besluit van 19 februari 2003 houdende de vaststelling van de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin voor zelfstandige onthaalouders, mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven (BS 7 maart 2003). (Leidraad bij de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin. 11 decmeber 2003). - www.kindengezin.be.
31
5.2.7. Zijn er voorwaarden vastgelegd in verband met de inrichting van de opvang, de kribbe 1 ?
Het is zo dat er enkele voorwaarden verbonden zijn met betrekking tot de inrichting van het huis en het huis zelf. De opvang moet vooral veilig ingericht zijn en kindvriendelijk zijn. Dit wel zeggen dat het huis volledig moet aangepast zijn om er kinderen op een veilige manier te kunnen opvangen. Wat wordt hiermee juist bedoeld?
Het is zo dat er per kind voldoende bespeelbare ruimte moet zijn. Hierbij is de richtinggevende factor 3 m2 .
De rustruimte of slaapruimte voor de kinderen die opgevangen worden moet ingericht zijn met voldoende veilige bedjes en de woning moet voldoende verlucht en verlicht kunnen worden.
Daarnaast moet de zelfstandige onthaalouder ook over aangepast verzorgingsmateriaal en over voldoende veilig speelgoed beschikken.
Bij de opstart van een zelfstandige kinderopvang krijgen de toekomstige onthaalouders informatie mee van Kind en Gezin met de Europese veiligheidsnormen van meubilair voor jonge kinderen.
Bij nazicht van de inrichtingsvoorwaarden van enkele opvanginitiatieven, vind ik dat Kind en Gezin wel heel streng en strikt is. Ik ga akkoord dat zij het beste willen voorhebben met de kinderen en dat zij zeker geen risico’s willen nemen, maar volgens mij is de inrichting volgens deze strikte regels voor beginnende onthaalouders financieel heel moeilijk of niet haalbaar.
1
- Ministerieel besluit van 19 februari 2003 houdende de vaststelling van de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin voor zelfstandige onthaalouders, mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven (BS 7 maart 2003). (Leidraad bij de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin. 11 decmeber 2003). - www.kindengezin.be.
32
5.2.8. Welke opvang is zoal mogelijk 1 ? Je kan als onthaalouder eigenlijk alle kinderen opvangen zolang het aantal op te vangen kinderen tezelfdertijd de vastgelegde limiet niet overschrijdt. Het kan hier zowel gaan om baby’s en peuters als over kinderen van de kleuterscholen en de lagere school.
Het is ook mogelijk om kinderen met een bepaalde zorgbehoefte te gaan opvangen. Daar zijn geen specifieke regels rond verschenen.
Als zelfstandige onthaalouder kunnen ze vrij bepalen op welke dagen en uren ze deze opvang voorzien voor kinderen. Ze kunnen ook instaan voor dringende en occasionele opvang.
5.2.9. Wat te betalen bij een zelfstandige onthaalouder 2 ?
Als zelfstandige kan je zelf bepalen (geen enkele vaste prijs vastgelegd) hoeveel je gaat vragen voor de opvang van de kinderen. Je kan je als onthaalouder gaan baseren op volgende zaken om deze prijs te gaan betalen: ¾ Zijn er veel of weinig onthaalouders aanwezig in de buurt ¾ Zo ja, wat vragen deze onthaalouders (dit om eventueel wat concurrentie aan bod te brengen of om een gelijklopende prijs te hebben met de anderen) ¾ Wat heb je als onthaalouder meer te bieden dan een ander. (Zo kan je bijvoorbeeld als zelfstandige onthaalouder met langere openingstijden deze luxe, in de prijs gaan meerekenen) ¾ Welke service geef je als onthaalouder? Moeten de ouders zelf voor de luiers,… gaan zorgen OF is al dit aanwezig bij de onthaalouder zelf? ¾ Over welke opvang gaat het? Is het regelmatige opvang, komt een kind slechts éénmaal in een week, …?
1 2
www.kindengezin.be; interview met Kind en Gezin www.kindengezin.be; interview met Kind en Gezin
33
Om als zelfstandige onthaalouder de vraagprijs te gaan bepalen is het beter om eerst een klein onderzoek te gaan doen rond de eventuele uitgaven die je zal hebben en hoeveel je eigenlijk wil gaan verdienen. Bij deze berekening moet je zeker rekening gaan houden met de sociale bijdragen die je als zelfstandige moet betalen.
Daarnaast is het ook zo dat je als zelfstandige onthaalouder niet verplicht bent om je te houden aan één vast bedrag die voor elke maand geldt. Zo kan je ook elke maand afwijken.
Een andere mogelijkheid die er is, is elke maand een vast bedrag te gaan vragen om als onthaalouder zeker te zijn van zijn/haar inkomen. Deze mogelijkheid biedt een oplossing voor eventueel inkomensverlies indien de ouders zich niet aan het vastgelegde opvangschema zouden houden.
Stel dat je bijvoorbeeld 22 euro zou willen vragen per dag en per kind en dat je, rekening houdend met vakanties en feestdagen, 220 volledige dagen zou hebben op jaarbasis (indien een bepaald kind 5 dagen in een week zou komen naar de opvang). Dan kan je als vaste prijs per maand volgend bedrag gaan vragen: 22 euro x 220 dagen : 12 maanden = 403,33 euro.
Deze prijs moet door de ouders per maand betaald worden ook al is het kind met vakantie of ziek. Dit is omdat de onthaalouder niet voor verrassingen zou komen te staan met betrekking tot zijn/haar inkomen indien er bijvoorbeeld enkele kinderen in eenzelfde periode ziek zouden vallen. Het geeft zekerheid aan de onthaalouder van zijn/haar inkomen.
Kind en Gezin pleit wel billijk te zijn bij overmacht, zoals bijvoorbeeld bij een kind die lang ziek is. Hier kan je dan bijvoorbeeld een opschorting doen van de betalingen tot het kind terug genezen is.
Het is belangrijk en zeker aan te raden dat alle bedragen schriftelijk vastgelegd worden, samen met de voorwaarden en de eisen om op deze manier zo veel mogelijk de misverstanden uit de weg te gaan.
Ik vind het persoonlijk heel goed dat de onthaalouders zelf hun vraagprijs kunnen bepalen, aangezien ze hierdoor hun prijs kunnen afstemmen op de diensten die ze leveren. Op deze
34
manier is het dan ook mogelijk als onthaalouder om hun ‘extra service’ ten opzichte van anderen te gaan promoten.
5.2.10. Welke uitgaven heb je als onthaalouder 1 ? 5.2.10.1. Inleiding Om als zelfstandige onthaalouder te kunnen starten is een zeker startkapitaal nodig. Dit startkapitaal is onder meer nodig voor het gebouw, de inrichting en uitrusting met meubelen, speelgoed, ... Indien je toch geen beroep wil doen op je eigen eigen kapitaal om te starten, kan je misschien in aanmerking komen voor een goedkope lening via het participatiefonds 2 . Bij de opstart van de mini-crèche ‘Pipo’ 3 ben ik gedeeltelijk op de hoogte gesteld door de verantwoordelijken rond de investeringen die er zoal moesten gebeuren. Ik kan me daardoor dan ook goed voorstellen dat het voor velen niet makkelijk is om als zelfstandige onthaalouder te starten. Ook het verkrijgen van een lening is volgens deze bron, Jasmien Vantorre, er niet makkelijker op geworden.
5.2.10.2. Uitgaven voor de start
Voor de onthaalmoeder kan starten met haar zelfstandige activiteit is het noodzakelijk om reeds enkele uitgaven te doen. Zo zijn er ondermeer de uitgaven met betrekking tot de meubeltjes, het speelgoed, het linnen en het verzorgingsmateriaal. Daarnaast zijn er ook nog de uitgaven voor eventuele aanpassingswerken in het huis en de tuin, zoals het installeren van veiligheidshekjes, een zandbakje, buitenspeeltuigen, …
5.2.10.3. Uitgaven tijdens de opvang
Ook tijdens de bezigheid als zelfstandige onthaalouder heeft deze nog uitgaven. Zo zijn er volgende uitgaven mogelijk: 1
www.kindengezin.be; interview met Kind en Gezin Voor meer informatie rond het participatiefonds kan je terecht op: www.fonds.org 3 Zie deel 2: praktische uitwerking, punt 7. 2
35
•
Voeding. De onthaalouder kan vragen dat ouders de poeder voor de flessen voor de baby's of eventuele dieetvoeding meebrengen.
•
Luiers en verzorgingsproducten. De onthaalouder kan vragen dat de ouders de luiers meebrengen.
•
Eventueel extra water, elektriciteit, verwarming, schoonmaakkosten.
•
Vervangingsaankopen, bijvoorbeeld speelgoed, linnen, ...
•
Eventuele sociale zekerheidsbijdragen
•
Verzekeringen: burgerlijke aansprakelijkheid, eventuele aanvullende verzekeringen, bijvoorbeeld pensioen of ziekteverzekering tegen kleine risico 's.
•
Opleidings- en literatuurkosten.
•
Administratiekosten (fotokopieën,...).
5.2.11. Welke inkomsten heb je als onthaalouder, naast het inkomen 1 ?
Indien je als zelfstandige onthaalouder wil beginnen dan geeft de dienst Kind en Gezin een vergoeding van 395,62 euro voor de opstart van de zaak. Indien je aanspraak wil maken op dit bedrag moet je starten als zelfstandige onthaalouder met een attest van toezicht 2 .
Persoonlijk vind ik dit bedrag wat weinig, zeker wanneer je de lijst van inrichtingsvoorwaarden die Kind en Gezin vooropstelt daartegenover zou stellen. Dus dit bedrag zou volgens mij zeker verhoogd mogen worden.
Bepaalde gemeente-, provinciebesturen of OCMW’s leveren extra inspanningen met betrekking tot kinderopvang. Zo is er bijvoorbeeld een gratis starterpremie of krijgen de onthaalouders gratis vuilniszakken. Dit valt echter wel niet onder de bevoegdheid van Kind en Gezin.
1
- Besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere opvangvoorzieningen (BS 16 juni 2001), gewijzigd door het besluit van 13 december 2002 (BS 29 januari 2003). - Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen (BS 30 januari 2002), laatste versie van 5 januari 2005. - www.kindengezin.be. 2 Meer informatie rond dit attest: zie 5.2.4. Aan welke minimale verplichtingen moet de zelfstandige voldoen om kinderen op te vangen?
36
5.2.12. Hoe zit het op fiscaal vlak 1 ?
5.2.12.1 Voor de onthaalouder
Zoals reeds vermeld heeft ook een zelfstandige onthaalouder zijn inkomsten en uitgaven. De inkomsten zijn de bedragen die de onthaalouder ontvangt van de ouders, voor de opvang van hun kinderen. De kosten zijn de uitgaven die de zelfstandige onthaalmoeder maakt voor de opvang van deze kinderen, bijvoorbeeld voeding, luiers, …
Bij de belastingsaangifte kan je zoals elke zelfstandige beroepskosten in mindering brengen. Deze inbreng van kosten kan zowel de aangifte zijn van werkelijke kosten ofwel de aangifte van forfaitaire beroepskosten. De aangifte van forfaitaire kosten kan enkel maar gedaan worden als deze onthaalouder beschikt over een attest van toezicht.
De forfaitaire beroepskosten voor een onthaalmoeder bedragen vanaf het aanslagjaar 2006 (inkomsten 2005) 13,50 euro per kind per opvangdag. Voordien was dat een bedrag van 12.15 euro per kind per opvangdag.
5.2.12.2. Voor de ouders van de opgevangen kinderen Als je een attest van toezicht hebt, geef je fiscale attesten aan de ouders. Zij kunnen de kosten voor de opvang inbrengen tot de dag dat het kind 3 jaar wordt. Dit is maximaal 11,20 euro per dag per kind (inkomsten 2004, aangifte 2005). Vanaf het aanslagjaar 2006 (inkomsten 2005) is de fiscale aftrek van kinderopvangkosten uitgebreid naar kinderen tot 12 jaar 2 . Deze uitbreiding vind ik zeker positief, want het is niet omdat een kind de drie jaar voorbij is, dat deze, aan opvang, geen geld meer kost!
1
- FOD financiën (2005). De aftrek van kosten voor kinderoppas (brochure). Brussel. - www.minfin.fgov.be. - www.kindengezin.be. 2 www.fiscus.fgov.be
37
5.2.13. Is het nuttig om een kinderopvang te starten 1 ? Wat zeker is, is dat er een tekort is aan kinderopvang 2 . Zeker in Vlaanderen is er meer kinderopvang nodig. Maar niet elke gemeente heeft er een tekort aan en daarom is het belangrijk om vooraleer te starten als (zelfstandige) onthaalouder om te gaan onderzoeken of er eigenlijk wel nood is aan opvang in de gemeente waar men deze wil starten. Bij dit onderzoek kan rekening gehouden worden met bijvoorbeeld volgende zaken: •
In welke buurt de persoon deze wil openen. Is het een buurt met vooral jongere gezinnen of ligt de leeftijd van de bewoners tamelijk hoog?
•
Zijn er in de buurt scholen aanwezig of liggen deze scholen ver weg van de plaats waar de persoon de opvang wil starten?
•
Zou de te starten kinderopvang makkelijk te bereiken zijn?
•
Zijn er wachtlijsten bij de bestaande kinderopvanggelegenheden? (Dit kan één van de grootste meespelende factoren zijn in het bepalen van de keuze om al dan niet met een kinderopvang te starten.
Bij de bevraging en het onderzoek kan je bijvoorbeeld contact gaan opnemen met de bestaande kinderopvangadressen en met het Lokaal Overleg Kinderopvang, die bijna in elke gemeente aanwezig zijn, om te gaan bepalen of de opstart van een kinderopvang wel enig nut zou hebben.
5.2.14. Zijn er welbepaalde opleidingen of vormingen die bestaan om beter te worden in het “vak” onthaalouder ? Er zijn enorm veel mogelijkheden om het een en het ander bij te leren rond kinderopvang. Zo kan je bijvoorbeeld vormingen, opleidingen volgen die algemeen zijn, maar ook vormingen die specifiek op een bepaalde zorgbehoefte gericht zijn.
1
Interviews met Kind en Gezin en de onthaalouders (zie deel 2: praktische uitwerking); www.kindengezin.be. Beleidsnota 2004 – 2009: Minister Inge Vervotte, persmededeling Minister Inge Vervotte, Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 24 oktober 2005.
2
38
Voor de zelfstandigen zijn daar geen specifieke verplichtingen voor, terwijl dit wel zo is voor de onthaalouders aangesloten bij de diensten 1 . Ikzelf vind dat ook de zelfstandige onthaalouders verplichte vormingen en opleidingen zouden moeten volgen, want ook zij kunnen ervan bijleren.
5.2.15. Welke verzekeringen zijn verplicht en welke zijn vrijwillig? 5.2.15.1. Verzekeringen die verplicht zijn voor aanvraag attest van toezicht A) Verzekering Burgerlijke aansprakelijkheid voor eigen daden en voor daden van personen die je eventueel tewerkstelt 2 Het is zo dat wanneer een slachtoffer schade lijdt door een fout, een nalatigheid of onvoorzichtigheid, dat de verzekering zal tussenkomen voor de vergoeding van de financiële schade die geleden werd. Wanneer bijvoorbeeld een kind zich aan een mes bezeert die onbeheerd werd nagelaten, zal deze verzekering tussenkomen. Dit is een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering voor ondernemingen die de personen beschermt bij de uitoefening van hun beroep. Het gaat hier dus wel niet om een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering voor het gezin, beter bekend als een familiale verzekering. De onthaalouder kan ook aansprakelijk gesteld worden voor de schade die een derde, die de onthaalouder helpt bij de opvang, veroorzaakte. Hierbij moet de schade wel gebeuren tijdens de werkuren en moet deze schade verband houden met het werk. Ook al was er geen arbeidsovereenkomst, toch kan de onthaalouder verantwoordelijk, aansprakelijk gesteld worden.
1
Zie 5.3.1.3. - Ministerieel besluit van 19 februari 2003 houdende de vaststelling van de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin voor zelfstandige onthaalouders, mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven (BS 7 maart 2003). (Leidraad bij de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin. 11 decmeber 2003). - www.kindengezin.be
2
39
B) Verzekering persoonlijke ongevallen: gratis! 1 Bij Kind en Gezin word je automatisch verzekerd voor de eventuele lichamelijke schade die je zelf naar aanleiding van een ongeval tijdens het werk overkomt. Dit kan echter enkel en alleen maar als de zelfstandige onthaalouder beschikt over een attest van toezicht. Zo is de onthaalmoeder verzekerd als een kind bijvoorbeeld over iets struikelt en daarmee de onthaalmoeder bijvoorbeeld in de ogen prikt met iets. 5.2.15.2. Verzekeringen die niet verplicht zijn 2 A) Verzekering lichamelijke ongevallen kinderen Het kan gebeuren dat er zich, ondanks een goed toezicht en een veilige omgeving, toch een ongeval voordoet. Hierbij kan er niemand persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. Dit kan zo het geval zijn als een kind bijvoorbeeld door de kamer loopt en over zijn eigen voetjes struikelt. Hiervoor kan de onthaalouder zelf niet aansprakelijk gesteld worden, maar komt de ongevallenverzekering hierin tussen. B) Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de opgevangen kinderen Wanneer een kind schade berokkent door een onrechtmatige daad, kan het slachtoffer het kind en/of zijn ouders aanspreken. (Bijvoorbeeld: een kind wijst naar een ander kind en steekt daarbij zijn vinger in het oog van dat ander kind). C) Brandverzekering De brandverzekering is niet verplicht, maar is zeker en vast aan te raden. D) Verzekeringen volgens het statuut Omdat de rechten van het statuut van de zelfstandige minder zijn dan deze bij de werknemers, kunnen de zelfstandigen een aanvullende verzekering tegen kleine risico’s afsluiten. Onder deze kleine risico’s kan onder andere het consulteren bij de huisarts en het aankopen van geneesmiddelen worden verstaan. Hier komt echter wel binnenkort een gedeeltelijke
1
Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 (BS 30 januari 2002) houdende de toekenning van een verzekering persoonlijke ongevallen aan opvanggezinnen gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 2003 (BS 11 april 5003). 2 Mededelingen van de verzekeringen. (Kind en Gezin)
40
verandering in, waarbij de verzekering kleine risico’s eerst verplicht wordt en later geïntegreerd zal worden bij de verzekering van de grote risico’s 1 . Persoonlijk vind ik dit een heel goed initiatief, aangezien er reeds 80% van de zelfstandigen zich verzekerden tegen deze kleine risico’s. Ten eerste is dit een verzekering en een zorg minder voor de zelfstandigen aangezien alles in één verzekering zal worden opgenomen en ten tweede zal ook de bijdrage beperkt worden tot het maximum dat de zelfstandigen voor de kleine en de grote risico’s apart betaalden. 2 Daarnaast kan het voor de zelfstandige ook heel interessant zijn om een VAPZ (Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen) af te sluiten, aangezien het pensioen van een zelfstandige heel wat minder is dan deze van een gewone werknemer.
1 2
UNIZO (2006, 31 maart). Kleine risico’s, grote gevolgen. Z.O.Magazine (6). Brussel, p.8. UNIZO (2006, 31 maart). Kleine risico’s, grote gevolgen. Z.O.Magazine (6). Brussel, p.8.
41
5.2.16. Kort overzicht van de zelfstandige onthaalouder 1
Wat is een zelfstandige
¾
Opvang in een gezin
onthaalouder?
¾
Zelfstandige
¾
Mogelijk attest van toezicht door Kind en Gezin
¾
Het aantal is afhankelijk van de woning en van wat de onthaalouder
Hoeveel kinderen mogen opgevangen worden?
aankan ¾
Er is een maximum van 7 kinderen tegelijk
Wat zijn de
¾
Baby’s, peuters of/en schoolgaande kinderen tot en met de lagere school
mogelijkheden?
¾
Eventueel flexibel, specifieke zorgbehoefte, dringend, occasioneel
Voorwaarden om
¾
Minimum 21 jaar
onthaalouder te kunnen
¾
Bekwaam om kinderen op te voeden
worden?
¾
Geen specifieke diploma’s zijn vereist
¾
Attest voor goed gedrag en zeden voor de opvang en medisch attest. Dit geldt ook voor de gezinsleden.
Welke inkomsten heeft
¾
De vraagprijs aan ouders is vrij te bepalen
een zelfstandige
¾
Er is een vergoeding voor installatiekosten van 395,62 euro mogelijk
onthaalouder?
¾
Mogelijke financiële ondersteuning voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte
Wat met de belastingen
¾
Ofwel kan de onthaalouder de werkelijke kosten inbrengen
van de zelfstandige
¾
Ofwel kan de onthaalouder een kostenforfait van 13.50 euro per kind en per opvangdag inbrengen wanneer er een attest van toezicht is.
onthaalouders? Wat met de belastingen
¾
van de ouders?
De opvangkosten tot 3 jaar zijn aftrekbaar tot 11,20 euro per dag mits zij beschikken over een attest van toezicht. Vanaf het aanslagjaar 2006 (inkomsten van 2005) is de fiscale aftrek van kinderopvangkosten uitgebreid naar kinderen tot 12 jaar.
Welk statuut hebben zij?
¾
Zelfstandige
Welke verplichte
¾
De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid
verzekeringen?
¾
Een gratis persoonlijke ongevallenverzekering
Wat met het gebouw en
¾
Eigen woning: moet veilig, gezond en volledig aangepast zijn (volgens
zijn inrichting?
vooropgestelde regels. ¾
Het aantal kinderen dat mag opgevangen worden is afhankelijk van de ruimte die ter beschikking is.
Wat is hun relatie met
¾
Er is een meldingsplicht aan Kind en Gezin
Kind en Gezin?
¾
Er is een toegangsrecht voor Kind en Gezin (bezoekrecht voor eventuele controle)
¾
1
Er is een attest van toezicht mogelijk
www.kindengezin.be
42
5.2.17. Welke ander mogelijkheden zijn er op zelfstandige basis om kinderen op te vangen?
5.2.17.1. Inleiding
Naast de zelfstandige onthaalmoeder zijn er nog 3 andere mogelijkheden die ook op zelfstandige basis zijn. Deze drie zijn: •
Mini-crèche
•
Zelfstandig kinderdagverblijf
•
Een erkend (en gesubsidieerd) kinderdagverblijf
Aangezien de meeste zaken ongeveer gelijklopen met de reglementering rond de zelfstandige onthaalouder, zal ik enkel de zaken bespreken waarin deze enorm verschilt bij deze van de zelfstandige onthaalouder. Op het einde van elk deel zal ik ook het kort overzicht weergeven om de vergelijking tussen de verschillende vormen duidelijk te kunnen aantonen.
5.2.17.2. Mini-crèche A) Wat is een mini-crèche 1 ?
Een mini-crèche heeft 8 tot 22 plaatsen voor kinderopvang. Ze werken onder het statuut van zelfstandige. Indien ze een attest van toezicht hebben, gaat Kind en Gezin na of ze eigenlijk wel aan de wettelijke voorwaarden voldoen. Als ze een bepaalde kwaliteit halen, maken ze kans om een financiële tegemoetkoming te bekomen. 2
1
- Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997), gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 22 november 2002 (BS 31 december 2002) - www.kindengezin.be 2 Besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere opvangvoorzieningen (BS 16 juni 2001), gewijzigd door het besluit van 13 december 2002 (BS 29 januari 2003).
43
B) Wat is het statuut 1 ?
De verantwoordelijken van mini-crèches zijn meestal zelfstandig. De medewerkers die werken in de mini-crèche kunnen zowel medewerkers zijn als zelfstandigen. Je moet echter wel opletten indien de medewerkers zelfstandigen zijn, dat het geen vorm van schijnzelfstandigheid aanneemt.
De werknemers hebben zoals alle andere werknemers het sociaal zekerheidsstatuut van werknemers. De zelfstandigen zijn echter onderworpen aan het statuut van de zelfstandigen. Deze moeten zich aansluiten bij een ziekenfonds en bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen. Daarnaast moet deze zelfstandige, zoals elke andere zelfstandige, sociale bijdragen betalen. Deze zelfstandigen creëren recht op pensioen, kraamgeld, de adoptiepremie, kinderbijslag en een ziekte- en invaliditeitsverzekering. C) Hoeveel kinderen kunnen worden opgevangen 2 ?
Een mini-crèche heeft 8 tot 22 plaatsen, waar ook de eigen kinderen in inbegrepen zijn. Het aantal plaatsen is het aantal kinderen dat je tezelfdertijd kan opvangen.
De verantwoordelijke van opvang moet een minimumleeftijd hebben van 21 jaar. Deze persoon kan de leiding geven en omgaan met de kinderen en de ouders.
Er moet minimum 1 begeleider zijn:
-
per 7 aanwezige kinderen jonger dan 18 maanden
-
per 10 aanwezige kinderen die ouder zijn dan 18 maanden
-
per 14 kinderen die schoolgaand zijn.
1
www.kindengezin.be; interview met Kind en Gezin. - Ministerieel besluit van 19 februari 2003 houdende de vaststelling van de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin voor zelfstandige onthaalouders, mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven (BS 7 maart 2003). (Leidraad bij de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin. 11 decmeber 2003). - www.kindengezin.be.
2
44
Elke persoon die aan de opvang van de kinderen meewerkt moet over een attest goed zedelijk gedrag bestemd voor kinderopvang hebben en daarnaast ook een medisch attest waaruit blijkt dat de persoon in goede gezondheid verkeert en er geen enkel gevaar is voor de kinderen.
Het kan ook belangrijk zijn bij deze specifieke opvoeding van de kinderen dat er ook onthaalvaders zijn. D) Welke uitgaven heeft een mini-crèche 1 ? Naast de kosten die ook voorkomen bij een zelfstandige onthaalouder 2 zoals luiers, voeding, … zijn er ook kosten die je in een mini-crèche hebt en die je niet terugvindt bij een zelfstandige onthaalouder. Zo zijn er volgende uitgaven:
-
De lonen en/of vergoedingen voor de zelfstandige
-
De loonkosten voor de medewerkers (wat de zwaarste kosten zijn)
-
De administratiekosten
-
Huur en kosten of afbetaling van het gebouw
-
Verzekeringen voor de medewerkers
-
….
Mijn bevindingen en mening hieromtrent kan je terug vinden bij punt 5.2.10.1. E) Welke inkomsten (financiële ondersteuning) heeft een mini-crèche 3 ?
De mini-crèches kunnen genieten van een kostenvergoeding van 407,17 euro per plaats en per jaar. Dit bedrag dient ter ondersteuning van een kwalitatief hoge werking
In het persbericht van 24 oktober 2005 maakt minister Inge Vervotte bekend dat ze deze kostenvergoeding voor de mini-crèches wil optrekken tot een bedrag van 500 euro.
1
www.kindengezin.be; interview met Kind en Gezin Zie 5.2.10 3 Besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere opvangvoorzieningen (BS 16 juni 2001), gewijzigd door het besluit van 13 december 2002 (BS 29 januari 2003). 2
45
Hier kan ik enkel en alleen maar de mening en de wil van Inge Vervotte steunen, want ook volgens mij is die 407,17 te weinig om alles kosten te dekken en mag dat bedrag zeker verhoogd worden. F) Welke paritaire comités zijn bevoegd 1 ?
Op 9 maart 2003 werden twee nieuwe paritaire comités opgericht (KB – BS 8 april 2003). Deze paritaire comités zijn reeds opgericht, maar zijn nog niet in werking. De nieuwe opvangvoorzieningen krijgen wel al de paritaire comités 330 of 331 toegekend.
Wat zijn deze paritaire comités nu juist? PC 331 2 : Dit is het paritaire comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidsdiensten.
Dit paritair comité is bevoegd voor de kinderkribben, de peutertuinen, diensten voor opvanggezinnen, ..., buitenschoolse opvang die erkend en/of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap of de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het gaat hier zowel om kinderopvang in Vlaanderen als Brussel.
PC 330 3 : Dit is het paritaire comité voor de gezondheidsinrichtingen en –diensten.
Dit paritair comité is bevoegd voor welzijns- en gezondheidsdiensten die niet onder ander paritaire comités vallen. De kinderopvanginitiatieven die niet erkend en/of niet-gesubsidieerd zijn, vallen daarom onder dit paritaire comité.
Maar zolang de paritaire comités 330 en 331 niet werken, gelden de afspraken die gemaakt werden in de vroegere paritaire comités. Deze paritaire comités zijn: PC 305.02, PC 200 en PC 218.
1
- ADMB studiedienst - www.kindengezin.be 2 Nog geen CAO opgesteld 3 Nog geen CAO opgesteld
46
PC 305.02 1 : Dat is het paritair subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en –diensten, die valt onder het paritair comité 305 en zijn CAO’s die moeten nageleefd worden door de erkende kinderdagverblijven en de diensten voor opvanggezinnen. PC 200 2 : Dit is het aanvullend paritair comité voor bedienden, zonder winstgevend doel.
De initiatieven voor buitenschoolse opvang, zelfstandige kinderdagverblijven en mini-crèches zonder winstgevend doel (vzw, feitelijke vereniging) moeten de CAO’s van dit paritair comité volgen. PC 218 3 : Dit is het aanvullend paritair comité voor bedienden, met winstgevend doel.
Initiatieven voor buitenschoolse opvang, zelfstandige kinderdagverblijven en minicrèches met winstgevend doel (NV, BVBA) moeten de CAO’s naleven van het PC 218
Hit is zo dat ook voor sommige werknemers (en hun werkgevers) de regels van de paritaire comités en hun CAO’s niet van toepassing zijn.Dit is zo in de volgende gevallen: •
Voor de personeelsleden van de Staat, een provincie, een gemeente of een overheidsinstelling die hiervan afhangt en de instellingen van openbaar nut die opgesomd worden in de wet van 5 december 1968.
•
Voor personeelsleden van beroepsopleidingscentra
•
Voor personeelsleden van het vrij onderwijs die door de Staat gesubsidieerd worden
•
Voor de personen die aangeworven zijn met een PWA-overeenkomst
Indien er geen relatie bestaat tussen de werkgever en de werknemer zijn de regels van de paritaire comités en de CAO’s ook niet van toepassing. Zolang de zelfstandige onthaalouder geen personeel in dienst neemt, wordt er geen paritair comité toegewezen. Wanneer er echter wel personeel in dienst komt, wordt het ook noodzakelijk om een paritair comité toe te wijzen.
1
CAO: zie meta.fgov.be CAO: zie meta.fgov.be 3 CAO: zie meta.fgov.be 2
47
G) Kort overzicht van de mini-crèche 1 ?
Wat is een mini-crèche
Hoeveel kinderen mogen
¾
Opvang in groep in aparte lokalen
¾
Zelfstandige
¾
Mogelijk attest van toezicht door Kind en Gezin
¾
Het minimum is 8 plaatsen en er is een maximum opgelegd van 22
opgevangen worden?
plaatsen.
Wat zijn de
¾
Baby’s, peuters of/en schoolgaande kinderen tot en met de lagere school
mogelijkheden?
¾
Eventueel flexibel, specifieke zorgbehoefte, dringend, occasioneel
Voorwaarden voor de
¾
Minimum 21 jaar
verantwoordelijke?
¾
Bekwaam om kinderen op te voeden en leiding te geven aan medewerkers
¾
Geen specifieke diploma’s zijn vereist
¾
Attest voor goed gedrag en zeden voor de opvang en medisch attest. Dit geldt ook voor de gezinsleden.
Welke voorwaarden zijn
¾
Kinderen tot 18 maanden: 1 per 7 aanwezige kinderen
er voor de medewerkers?
¾
Kinderen tussen 18 maanden tot de kleuterschool: 1 begeleider per 10 aanwezige kinderen
Wat met de belastingen
¾
Schoolgaande kinderen: 1 per 14 aanwezige kinderen
¾
Geen specifieke diploma’s vereist
¾
Attest van goed gedrag en zeden voor kinderopvang en medisch attest
¾
De onthaalouder moet de werkelijke kosten inbrengen.
¾
De opvangkosten tot 3 jaar zijn aftrekbaar tot 11,20 euro per dag mits zij
van de mini-crèche Wat met de belastingen van de ouders?
beschikken over een attest van toezicht. Vanaf het aanslagjaar 2006 (inkomsten van 2005) is de fiscale aftrek van kinderopvangkosten uitgebreid naar kinderen tot 12 jaar.
Welk statuut hebben zij?
¾
Zelfstandige of werknemer
Welke verplichte
¾
De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid
verzekeringen?
¾
Indien werknemers: een verplichte werknemersverzekering
De inkomsten van de
¾
De vraagprijs aan ouders is vrij te bepalen
mini-crèche.
¾
Er is een mogelijkheid van een kostenvergoeding van Kind en Gezin van 407,14 euro per plaats per jaar
¾
Er is een mogelijke financiële ondersteuning voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte
Soms is er ook een financiële ondersteuning van de gemeente of van de provincie. Anderzijds zijn er ook nog tewerkstellingsmaatregelen in verband met het in dienst nemen van medewerkers die meehelpen in de mini-crèche.
1
www.kindengezin.be
48
Wat met het gebouw en
¾
Opvang in aparte lokalen
zijn inrichting?
¾
Minstens 5 m2 leef- en rustruimte per kind, waarvan minstens 3 m2 bespeelbare oppervlakte
¾
Schoolgaande kinderen in aparte lokalen: minstens 4 m2 leefruimte
¾
Specifieke eisen voor onthaal, tuin, sanitair, personeel, speelgoed en – terrein.
Wat is hun relatie met
¾
Er is een meldingsplicht aan Kind en Gezin
Kind en Gezin?
¾
Er is een toegangsrecht voor Kind en Gezin (bezoekrecht voor eventuele controle)
¾
Er is een attest van toezicht mogelijk
¾
Mogelijke kostenvergoeding van Kind en Gezin van 407,14 euro per plaats per jaar
49
5.2.17.3. Zelfstandig kinderdagverblijf A) Wat is een zelfstandig kinderdagverblijf 1 ?
Een zelfstandig kinderdagverblijf vangt minimum 23 kinderen op en dit onder het statuut van zelfstandige. De opvang zelf gebeurt in de daarvoor speciaal ingerichte lokalen. In het aantal kinderen die opgevangen worden, worden ook de eigen kinderen meegeteld.
Indien de opvang voldoet aan de wettelijke voorwaarden, krijgt dit kinderdagverblijf van de dienst Kind en Gezin een attest van toezicht.
B) Wat is het verschil tussen een zelfstandig kinderdagverblijf en de hierboven besproken mini-crèche?
Tussen een zelfstandig kinderdagverblijf en een mini-crèche is eigenlijk heel weinig verschil. Het grootste verschil dat op te merken is, is het aantal opvangplaatsen.
Bij een zelfstandig kinderdagverblijf zijn er 23 plaatsen en meer, terwijl dit bij een minicrèche van 8 tot maximum 22 plaatsen is. C) Kort overzicht van het zelfstandig kinderdagverblijf 2 ?
Wat is een zelfstandig
¾
Opvang in groep in aparte lokalen
kinderdagverblijf?
¾
Zelfstandige
¾
Mogelijk attest van toezicht door Kind en Gezin
¾
23 plaatsen en meer
Wat zijn de
¾
Baby’s, peuters of/en schoolgaande kinderen tot en met de lagere school
mogelijkheden?
¾
Eventueel flexibel, specifieke zorgbehoefte, dringend, occasioneel
Voorwaarden voor de
¾
Minimum 21 jaar
verantwoordelijke?
¾
Bekwaam om kinderen op te voeden en leiding te geven aan medewerkers
Hoeveel kinderen mogen opgevangen worden?
1
- Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997), gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 22 november 2002 (BS 31 december 2002) - www.kindengezin.be 2 Kort overzicht ook te vinden op www.kindengezin.be
50
¾
Geen specifieke diploma’s zijn vereist
¾
Attest voor goed gedrag en zeden voor de opvang en medisch attest. Dit geldt ook voor de gezinsleden.
Welke voorwaarden zijn
¾
Kinderen tot 18 maanden: 1 per 7 aanwezige kinderen
er voor de medewerkers?
¾
Kinderen tussen 18 maanden tot de kleuterschool: 1 begeleider per 10 aanwezige kinderen
Wat met de belastingen
¾
Schoolgaande kinderen: 1 per 14 aanwezige kinderen
¾
Geen specifieke diploma’s vereist
¾
Attest van goed gedrag en zeden voor kinderopvang en medisch attest
¾
De onthaalouder moet de werkelijke kosten inbrengen.
¾
De opvangkosten tot 3 jaar zijn aftrekbaar tot 11,20 euro per dag mits zij
van de mini-crèche Wat met de belastingen van de ouders?
beschikken over een attest van toezicht. Vanaf het aanslagjaar 2006 (inkomsten van 2005) is de fiscale aftrek van kinderopvangkosten uitgebreid naar kinderen tot 12 jaar.
Welk statuut hebben zij?
¾
Zelfstandige of werknemer
Welke verplichte
¾
De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid
verzekeringen?
¾
Indien werknemers: een verplichte werknemersverzekering
De inkomsten van een
¾
De vraagprijs aan ouders is vrij te bepalen
zelfstandig
¾
Er is een mogelijkheid van een kostenvergoeding van Kind en Gezin van 407,14 euro per plaats per jaar
kinderdagverblijf. ¾
Er is een mogelijke financiële ondersteuning voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte
¾
Soms is er ook een financiële ondersteuning van de gemeente of van de provincie. Anderzijds zijn er ook nog tewerkstellingsmaatregelen in verband met het in dienst nemen van medewerkers die meehelpen in het zelfstandig kinderdagverblijf.
Wat met het gebouw en
¾
Opvang in aparte lokalen
zijn inrichting?
¾
Minstens 5 m2 leef- en rustruimte per kind, waarvan minstens 3 m2 bespeelbare oppervlakte
¾
Schoolgaande kinderen in aparte lokalen: minstens 4 m2 leefruimte
¾
Specifieke eisen voor onthaal, tuin, sanitair, personeel, speelgoed en – terrein.
Wat is hun relatie met
¾
Er is een meldingsplicht aan Kind en Gezin
Kind en Gezin?
¾
Er is een toegangsrecht voor Kind en Gezin (bezoekrecht voor eventuele controle)
¾
Er is een attest van toezicht mogelijk: controle door inspectie
¾
Indien enkel schoolgaande kinderen: mogelijke kostenvergoeding van Kind en Gezin van 407,14 euro per plaats per jaar.
51
5.2.17.4. Een erkend en gesubsidieerd kinderdagverblijf.
A) Inleiding
De reglementering rond een erkend en gesubsidieerd kinderdagverblijf is een heel speciale en specifieke regeling. Deze regeling zal ik hier slechts heel kort bespreken aangezien me dit anders veel te ver zou leiden.
B)Wat is een erkend kinderdagverblijf 1 ?
Erkende kinderdagverblijven worden gecontroleerd en gesubsidieerd door Kind en Gezin. Om dit soort kinderdagverblijven, erkende kinderdagverblijven, te starten, moet de Vlaamse regering budget gaan voorzien. Indien er een budget voorzien is, krijgen de gemeenten die het meeste nood hebben aan kinderopvang voorrang. Kind en Gezin gaat deze voorrangsmaatregel heel objectief gaan berekenen. C) Kort overzicht van een erkend kinderdagverblijf? 2
Wat is een erkend
¾
Opvang in groep in aparte lokalen
kinderdagverblijf
¾
Erkend door Kind en Gezin
Hoeveel kinderen mogen
¾
23 plaatsen en meer
Wat zijn de
¾
Baby’s, peuters of/en schoolgaande kinderen tot en met de lagere school
mogelijkheden?
¾
Openstaan voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte
¾
Eventueel flexibel, specifieke zorgbehoefte, dringend, occasioneel
Voorwaarden voor de
¾
Minimaal ¼ verantwoordelijke per 12 plaatsen plus ¼ per 24 plaatsen
verantwoordelijke?
¾
Steeds minimaal ½ verpleegkundige
¾
Specifiek diploma of eindstudiebewijs
¾
Functiebeschrijving
¾
Per organiserend bestuur: ½ directiefunctie tussen 50 en 99 plaatsen en 1
opgevangen worden?
vanaf 100 plaatsen
1
Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997), gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 22 november 2002 (BS 31 december 2002) 2 Kort overzicht ook te vinden op www.kindengezin.be
52
Welke voorwaarden zijn
¾
Niet schoolgaande kinderen: minimum 1 per 6,5 plaatsen
er voor de medewerkers?
¾
Schoolgaande kinderen: minimum 1 per 14 plaatsen
¾
½ logistieke functie en vanaf 1OO plaatsen 1 logistieke functie
¾
Specifiek diplome of eindstudiebewijs
¾
functiebeschrijving
¾
De inbreng van de kosten is afhankelijk van het statuut van de organisatie
¾
De opvangkosten tot 3 jaar zijn aftrekbaar tot 11,20 euro per dag mits zij
Wat met de belastingen van het kinderdagverblijf? Wat met de belastingen van de ouders?
beschikken over een attest van toezicht. Vanaf het aanslagjaar 2006 (inkomsten van 2005) is de fiscale aftrek van kinderopvangkosten uitgebreid naar kinderen tot 12 jaar.
Welk statuut hebben zij?
¾
Organisatie: vzw, gesubsidieerde universitaire instelling, lager openbaar bestuur, instelling van openbaar nut
¾
Medewerkers: werknemers
Welke verplichte
¾
De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid
verzekeringen?
¾
Lichamelijke ongevallen voor kinderen
¾
brandverzekering
¾
Indien werknemers: een verplichte werknemersverzekering
De inkomsten van een
¾
Subsidies van Kind en Gezin voor het aantal gesubsidieerde plaatsen
erkend kinderdagverblijf
¾
Mogelijke financiële ondersteuning voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte of flexibele opvang
¾
Soms door de gemeente of de provincie of door middel van tewerkstellingsmaatregelen
Wat met het gebouw en
¾
Per kind tot de kleuterschool: 5 m2
zijn inrichting?
¾
Per kind vanaf de lagere school: 4 m2
¾
Specifieke eisen voor ligging, berging, tuin, keuken, sanitair, administratie, personeel, speelterrein en speelgoed, eventuele medischepreventieve zittingen
Wat is hun relatie met
¾
Subsidies van Kind en Gezin
Kind en Gezin?
¾
Erkend door Kind en Gezin
53
5.3. De onthaalouder aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen: HET NIEUW SOCIAAL STATUUT VAN DE ONTHAALOUDER. 1 5.3.1. Algemeen 2 Het sociaal statuut voor aangesloten onthaalouders is er in 2003 gekomen vanuit de wil om deze onthaalouders een grote mate van zekerheid en een terechte waardering voor enthousiasme te bieden.
Het is zo dat het sociaal statuut eigenlijk nooit af is en dat daarom ook voortdurend moet gesleuteld worden aan de vele teksten en boeken die er rond bestaan. Het is in een voortdurende evolutie zoals we die ook kennen binnen de arbeidsregelgeving en de sociale zekerheidsregelgeving.
5.3.1.1. Inleiding 3
Het is zo dat sedert 1 april 2003 alle onthaalouders een eigen sociale bescherming hebben. Alle onthaalouders zijn sindsdien verzekerd tegen ziekte, beroepsziekten en arbeidsongevallen. Daarnaast hebben deze personen ook recht op kinderbijslag en kunnen ze een eigen pensioen opbouwen. Deze sociale bescherming valt goed te vergelijken met de beschermingen die ook terug te vinden zijn bij een gewone werknemer die in ondergeschikte band werkt bij een werkgever.
Daarenboven wordt er ook voorzien in een vergoeding wanneer er kinderen, die de onthaalouder normaal opvangt, afwezig zijn buiten de wil van de onthaalouder. 4
Deze regeling is een volledige vernieuwing binnen de regelgeving van de onthaalouders die aangesloten zijn bij een dienst. Ze biedt een oplossing voor de moeilijke situatie waarin de 10 000 erkende en gesubsidieerde onthaalouders zich bevonden voor de verschijning van deze
1
Programmawet (II) (1) van 24 december 2002 betreffende het sociaal statuut van onthaalouders aangesloten bij een dienst (BS 31 december 2002) 2 Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. 3 Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk 4 Zie 5.3.2.7. in theoretisch gedeelte: de opvanguitkering
54
nieuwe reglementering, namelijk voor 1 april van 2003. Toen had een onthaalouder geen eigen sociale bescherming, wat wil zeggen dat ze niet beschermd waren in geval van ziekte, arbeidsongevallen, enz.
Sinds 1 april 2003 zijn de onthaalouders daar wel tegen beschermd en worden ze, wat betreft sociale zekerheid, gelijkgesteld met de werknemers. Ze kunnen een sociale – zekerheidsbescherming genieten alsof ze werknemers zijn en daarnaast ontvangen ze ook nog eens een belastingsvrije kostenvergoeding 1 voor de opvang van de kinderen. Deze nieuwe regeling geldt echter niet voor een zelfstandige onthaalouder, ingeschreven als zelfstandige in hoofdberoep of in bijberoep.
Persoonlijk vind ik dit nieuw sociaal statuut een heel goed initiatief, maar verder in deze thesis, zeker in het praktijkgedeelte, zal blijken dat niet iedereen dit vindt. 5.3.1.2. Hoeveel kinderen mogen opgevangen worden 2 ? •
Je mag gemiddeld maximaal 4 kinderen voltijds opvangen. Bij deze vier kinderen worden reeds de eigen kinderen ook meegeteld.
•
De ene dag kan je meer kinderen opvangen dan de andere, maar er mogen nooit meer dan 8 kinderen gelijktijdig aanwezig zijn. Men rekent hiervoor de eigen kinderen die nog niet naar de lagere school gaan, mee.
•
De dienst kan eventueel minder plaatsen bepalen, onder meer afhankelijk van je beschikbare ruimte of van wat haalbaar is voor jou.
Het aantal kinderen zou hier volgens mij, rekening houdend met wat de onthaalouder zelf aankan, zeker mogen toenemen. 5.3.1.3. Welke voorwaarden zijn er voor de onthaalouder en het gezin 3 ?
De onthaalouder moet minstens 18 jaar zijn en bekwaam zijn om kinderen op te voeden. Deze moet minimum 5 uur per dag beschikbaar zijn om de kinderen op te vangen. 1
Zie 5.3.1.7. De kostenvergoeding www.kindengezin.be 3 Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel, p.3. 2
55
De onthaalouder moet voor zichzelf en voor elk gezinslid boven de 18 jaar een attest van goed zedelijk gedrag voor opvang kunnen voorleggen en een doktersattest waaruit blijkt dat het volledige gezin in een goede gezondheid verkeert.
Er zijn echter geen specifieke diploma’s vereist om onthaalouder te worden. De dienst staat in voor de opleidingen en de vormingen om te komen tot een goede onthaalouder, waaronder sommige verplicht en andere vrijwillig zijn.
Het is beter geen huisdieren te hebben die een gevaar kunnen betekenen voor de op te vangen kinderen en ook het materiaal die wordt gebruikt moet aan veiligheidsvoorwaarden voldoen.
De onthaalouder moet ook in het bezit zijn van een telefoon, zodat deze bij een voorval bereikbaar is. 5.3.1.4. Wat is deze sociale - zekerheidsbescherming 1 ? Het is zo dat al wie een arbeidsovereenkomst ondertekent of als ambtenaar of zelfstandige aan de slag gaat, dat deze persoon ook onmiddellijk verzekerd is tegen een aantal sociale risico’s. Daar zorgt de Belgische sociale zekerheid voor 2 .
De sociale zekerheid beschermt ons namelijk als we niet in staat zijn om te werken, dit wil eigenlijk zeggen: wanneer we tijdelijk ziek zijn of blijvende ernstige gezondheidsproblemen hebben, wanneer ons een arbeidsongeval overkomt, wanneer we een beroepsziekte hebben of wanneer we oud zijn. In al deze situaties zorgt de sociale zekerheid voor een vervangingsinkomen.
Daarnaast verleent de sociale zekerheid ook een tegemoetkoming in de gezondheidskosten en de kosten voor de opvoeding van de kinderen worden gedeeltelijk opgevangen door de kinderbijslag.
1
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. Ministerieel besluit van 1 april 2003 tot vastlegging van de modaliteiten betreffende de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen ten behoeve van diensten voor opvanggezinnen en aangesloten opvanggezinnen (BS 6 mei 2003) gewijzigd door het ministerieel besluit van 1 december 2003 (BS 16 december 2003)
2
56
De mate van bescherming is wel afhankelijk van het statuut van de verzekerde. Is deze persoon zelfstandige, is hij werknemer,...
Het is wel zo dat iedereen voor deze bescherming jaarlijks een premie moet gaan betalen. Indien de persoon iets overkomt, krijgt hij bescherming, indien de persoon niets overkomt kan het gezien worden dat deze persoon een stukje van zijn inkomen afgeeft.
Op die manier zijn er ongeveer 3,5 miljoen werknemers, zelfstandigen en ambtenaren in België beschermd. Sinds 1 april 2003 genieten ook onthaalouders die aangesloten zijn bij een erkende en gesubsidieerde dienst deze bescherming. 5.3.1.5. Welke sociale zekerheidsrechten heeft de onthaalouder nu juist 1 ?
Het sociaal statuut van de onthaalmoeder houdt in dat de betrokkene van volgende sociale zekerheidsrechten kan genieten:
- terugbetaling van de gezondheidszorgen - vervangingsinkomen bij ziekte of invaliditeit/moederschaprust - vervangingsinkomen bij arbeidsongeval of beroepsziekte - recht op gezinsbijslag - recht op pensioensuitkeringen - opvanguitkering ten laste van de RVA voor het geval dat kinderen buiten de wil van de onthaalmoeder wegblijven
Wat hier volgens mij nog ontbreekt zijn jaarlijkse vakantie en eindejaarspremie, want indien een onthaalouder voor een bepaalde periode vakantie neemt, zit deze zonder enig inkomen. 5.3.1.6. Welk statuut heeft een onthaalouder 2 ?
De hoofdvraag die men kan stellen is: “welk statuut heeft een onthaalouder nu juist?”. Is een onthaalouder een werknemer, een zelfstandige of een ambtenaar?
1
ADMB studiedienst (2003, 25 maart). Over: nieuw sociaal statuut voor onthaalouders. Nota aan alle kantoren. Brugge. 2 Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk.
57
Het is zo dat de bevoegde gemeenschappen werken met een bijzondere organisatievorm voor de onthaalouders. Regelgevend heeft de Vlaamse overheid voorzien in diensten voor opvanggezinnen die werken met bij hen aangesloten onthaalouders. Deze diensten moeten de samenwerking zo organiseren dat er geen werknemers - werkgeversrelatie tot stand komt. Daarnaast moeten ze er ook voor zorgen dat ze ook niet in een situatie zitten die gelijkaardig is met deze van de werknemers.
Naast de onthaalouders die aangesloten zijn bij een dienst zijn er ook nog de zelfstandige onthaalouders. Deze vallen onder het normale sociale statuut van de zelfstandigen. De federale overheid heeft het sociaal statuut van de onthaalouder gekoppeld aan een dienst met aangesloten onthaalouders.
Het sociaal statuut houdt eigenlijk in dat de aangesloten onthaalouders, op een identieke manier als bij werknemers, verzekerd zijn tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid, beroepsziekten en arbeidsongevallen.
Daarbij hebben ze, eveneens zoals de werknemers, recht op kinderbijslag en kunnen ze een eigen pensioen opbouwen. Daarnaast hebben ze ook recht op een vergoeding in geval kinderen afwezig zijn buiten de wil van de onthaalouder. Deze opvanguitkering wordt betaald door de RVA. Dit kan je vergelijken met de werkloosheidsuitkering die werknemers ontvangen bij gebrek aan werk.
Eigenlijk kan je een onthaalouder met het sociaal statuut van onthaalouder gaan beschouwen als een ‘fictieve’ werknemer.
Het statuut biedt twee grote voordelen. Enerzijds kunnen de onthaalouders een aantal dingen zelfstandig beslissen en anderzijds genieten ze een zo volledig mogelijke sociale bescherming.
58
5.3.1.7. De kostenvergoeding 1, 2
De kostenvergoeding die een onthaalouder ontvangt is geen loon in de zin van de loonbeschermingswet en wordt dus niet belast. Deze forfaitaire vergoeding wordt geacht de door de onthaalouder gemaakte kosten integraal te dekken, zoals de kosten voor maaltijden, verwarming, enz. De hoogte van deze kostenvergoeding wordt bepaald bij ministerieel besluit 3 . Ook fiscaal wordt de kostenvergoeding niet beschouwd als een loon, getuigt hiervan de commentaar bij artikel 23 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 4 . “ Nummer 23/223: De vergoeding per plaatsingsdag en per kind die via de organiserende dienst wordt toegekend aan opvanggezinnen die verbonden zijn aan een erkende dienst voor opvanggezinnen is geen belastbaar beroepsinkomen. Die vergoeding mag worden geacht uitsluitend de uitgaven voor onderhoud, voeding en behandeling van de kinderen te vertegenwoordigen.” Deze kostenvergoeding die de onthaalouders krijgen, bedraagt 14,84 5 euro per dag en per opvangkind 6 en is dus vrij van belastingen.
Op dit fictieve loon worden de normale RSZ-percentages toegepast voor werknemers en werkgevers. De dienst kan daarnaast ook genieten van RSZ-verminderingen.
Ook hier zou ik terug opteren voor een groter bedrag, want 14,84 euro per dag per kind lijkt volgens mij echt niet veel, zeker niet als dit eigenlijk een vergoeding is voor de kosten die de onthaalouder maakt. Wat ik echter wel heel positief vind is dat deze vergoeding volledig belastingsvrij is.
1
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel, p.4. 3 Ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende nadere bepalingen betreffende de kostenvergoeding voor opvanggezinnen, aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen ( B.S. 29 september 2001 ). 4 W.I.B., 1992. 5 Bedrag geldig op 1 januari 2006 6 Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen (2006). vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel. 2
59
5.3.1.8. De basisprincipes van het sociaal statuut 1
A) Inleiding
Het sociaal statuut van de onthaalouders steunt eigenlijk op twee grote basisprincipes. Deze basisprincipes zijn verzekering en solidariteit.
De hierboven vernoemde basisprincipes zijn terug te vinden in elk systeem van de sociale zekerheid.
B) De verzekering
Als een onthaalouder één opvangprestatie levert, is hij/zij verplicht om sociale zekerheidsbijdragen te betalen om zich te laten verzekeren in het sociaal statuut. Deze verplichting geldt voor iedereen, zoals bij de regeling van de verzekeringen bij werknemers.
De hoogte van de bijdragen hangt altijd af van het aantal opvangprestaties.
Hoe hoger de bijdragen zijn, hoe groter het bedrag is waarvoor de onthaalouders verzekerd zijn. Zo zal een onthaalouder die altijd gemiddeld vier kinderen opvangt, later een hoger pensioen krijgen dan een onthaalouder die altijd gemiddeld twee kinderen opvangt.
C) Solidariteit
Hieronder vallen nog eens 4 principes: •
De proportionele bijdrage
Voor alle opvangprestaties moeten er sociale bijdragen worden betaald. Deze bijdrage is voor elke prestatie dezelfde en staat dus altijd in verhouding tot het aantal (effectief) gepresteerde opvangdagen.
1
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk.
60
•
Actieven betalen voor niet-actieven
Dit betekent dat de gezonde mensen betalen voor de zieken, dat jongeren werken voor ouderen en dat werkenden betalen voor werklozen. Anders geformuleerd: de actieven ‘zorgen voor’ de niet-actieven. •
Afhankelijk van de gezinssituatie
Een onthaalouder met personen ten laste zal bijvoorbeeld bij ziekte een hogere uitkering krijgen dan een gehuwde onthaalouder zonder personen ten laste of een alleenstaande. •
De sociale zekerheid herverdeelt
Het sociaal statuut van de onthaalouders is geen spaarsysteem waarin ze bijdragen voor zichzelf kunnen opsparen tot zij bijvoorbeeld ziek worden of met pensioen gaan. De herverdeling gebeurt op basis van solidariteit tussen jong en oud, tussen werkenden en werklozen, tussen gezonden en zieken.
De diensten zelf, zoals Kind en Gezin, moeten voor hun onthaalouders elk kwartaal de verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen berekenen, aangeven en betalen. Het is Kind en Gezin zelf die deze sociale zekerheidsbijdragen gaat subsidiëren.
5.3.1.9. De berekeningsbasis van de lonen en de bijdragen 1
A) Inleiding
Onthaalouders kunnen enkel de sociale zekerheidsrechten genieten als er voor deze personen sociale zekerheidsbijdragen betaald werd. Deze bijdragen bestaan zowel uit de werkgeversbijdragen als de werknemersbijdragen.
1
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk.
61
Aangezien onze sociale zekerheid de onthaalouders als “fictieve” werknemers gaat beschouwen, worden de bijdragen en de uitkeringen altijd berekend op basis van het “fictieve” loon die de onthaalouders verdienen.
B) Het fictief loon
Het loon is in het klassieke socialezekerheidsstelsel voor werknemers de basis voor de berekening van sociale bijdragen. Onthaalouders ontvangen geen loon voor hun activiteit, maar wel een kostenvergoeding. Dat heeft als voordeel dat de onthaalouder geen belastingen moet gaan betalen.
Aan de onthaalouder wordt voor de sociale zekerheid een “fictief” loon toegekend, dat evenredig is met de door de opvangouder opgevangen kinderen. Dit loon is een fictief loon, dus een loon dat in werkelijkheid niet wordt uitbetaald. Zo wordt er bijvoorbeeld bij de opvang van 4 kinderen de grens van het gemiddelde minimum-bruto-maandinkomen 1 bereikt.
Het “fictieve” loon vormt de basis voor de bepaling van de sociale bijdragen en de hieraan gekoppelde sociale bescherming van de onthaalouder. De onthaalouder wordt hierdoor een “fictieve werknemer” en de dienst een “fictieve werkgever” De onthaalouder heeft een sociale bescherming die vergelijkbaar is met de sociale bescherming die een werknemer geniet.
Het fictief loon wordt bekomen door het aantal dagen en het aantal opgevangen kinderen om te zetten in opvanguren. Het is dus zo als je bijvoorbeeld één kind als onthaalouder een volledige dag gaat opvangen, dat dit wordt gelijkgesteld met 1,9 uur. Het aantal opvanguren per maand wordt dan vermenigvuldigd met een fictief uurloon, namelijk 6,79 waardoor het fictief maandloon bekomen wordt.
Bijvoorbeeld als er gedurende 23 dagen telkens 4 kinderen voltijds werden opgevangen, dan is zijn fictieve maandloon gelijk aan: 92 x 6,79 x 1,9 = 1186,89 euro
1
Het gewaarborgde gemiddelde minimummaandloon bedraagt € 1234,20 sinds 1 augustus 2005. Bron: ADMB intanet
62
C) Wat is de band tussen de werkelijke prestaties en het “fictieve” loon?
Er is een verband tussen de prestaties die onthaalouders effectief leveren en de bijdragen die moeten worden betaald of de hoogte van de uitkeringen waarop die onthaalouders recht hebben.
Elke gepresteerde kinderopvangdag wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gelijkgesteld met 1,9 RSZ-uren. Met kinderopvangdag wordt bedoeld de opvang van één kind gedurende één bepaalde dag.
Als de onthaalouder bijvoorbeeld 4 kinderen opvangt gedurende een hele dag, stemt dit overeen met 7,6 RSZ-uren en wie gedurende 5 dagen 4 kinderen een hele dag opvangt, verzamelt die week 38 (4 x 5 x 1,9) RSZ-uren. Deze 38 uren zijn gelijk met de uren die een normale werknemer zou presteren in een voltijdse activiteit. 5.3.1.10. Wat met de belastingen? 1
De kostenvergoeding die de onthaalouder ontvangt is geen beroepsinkomen en is dus niet belastbaar. Voor de belastingen wordt dit dan ook aanzien als geen beroep en vullen dus ook op hun belastingsbrief “geen” beroep in.
Eventuele vervangingsinkomens zijn wel belastbaar en moeten belast worden en op de belastingsbrief gezet worden. De dienst voor opvanggezinnen levert zelf de fiscale fiches aan de ouders af. Ouders kunnen de kosten voor de opvang van kinderen tot 3 jaar inbrengen. Voor het aanslagjaar 2005 (inkomsten 2004) bedraagt dit maximaal 11,20 euro per dag per kind.Vanaf het aanslagjaar 2006 (inkomsten 2005) is de fiscale aftrek van opvangkosten uitgebreid voor kinderen tot 12 jaar.
1
www.kindengezin.be
63
5.3.1.11. Hoe gebeurt de financiering en de organisatie?
A) Financiering a) Inleiding 1
Dit nieuwe statuut wordt gefinancierd door 3 verschillende instanties. Ten eerste zijn er de werkgeversbijdragen die betaald worden door de dienst voor opvanggezinnen. Deze betalingsplicht zal wel overgenomen worden door Kind en Gezin zelf. Daarnaast zijn er de bijdragen die de werknemers betalen. Deze bijdragen worden door de onthaalouder zelf betaald en bedragen ongeveer 5 % van de kostenvergoeding. Deze bijdrage zal aan de bron worden ingehouden, dus vooraleer de kostenvergoeding aan de onthaalouder wordt toegekend. Een laatste instantie die ook instaat voor de subsidiering van dit statuut is de overheid. b) Subsidiering 2
De sociale zekerheidsbijdragen voor onthaalouders worden kostendekkend gesubsidieerd door Kind en Gezin. Deze verschuldigde bijdragen moeten binnen een welbepaalde termijn betaald worden aan de bevoegde Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De subsidie bestaat enerzijds uit een betaling van een provisie door Kind en Gezin aan de dienst bij het begin van elk kwartaal, en de verrekening van dat bedrag met de werkelijk betaalde bijdragen na afloop van het kwartaal. Op het einde van elk jaar wordt als eindcontrole een afrekening gemaakt op basis van de overzichtsgegevens van de RSZ.
Bij het begin van elk kwartaal wordt aan elke dienst een bedrag betaald door Kind en Gezin. Dit bedrag dat door Kind en Gezin wordt betaald noemt men de kwartaalprovisie. Met deze kwartaalprovisie kunnen de diensten eigenlijk de betalingen verrichten voor de sociale zekerheid van hun onthaalouders in dat kwartaal. Kind en Gezin stort dit bedrag aan de dienst en dit voor de 5de van de eerste maand van het kwartaal.
1 2
ADMB studiedienst (2003, 25 maart). Over: nieuw sociaal statuut voor onthaalouders. Nota aan alle kantoren. Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk.
64
Deze wordt dan later verrekend, maar dit zal ik hier niet bespreken aangezien dit ons te ver zou leiden. B) Déclaration Immédiate of de onmiddellijke aangifte: DIMONA 1
Ook bij onthaalouders moet men ook gebruik maken van de DIMONA aangifte. Als fictieve werkgever moet men bij elke nieuwe fictieve werknemer (onthaalouder) bij de aanvang van de samenwerking onmiddellijk op elektronische wijze zijn aangegeven. Ook bij beëindiging van de samenwerking moet deze elektronische aangifte worden gedaan. De ingave van DIMONA moet gebeuren via de portaalsite van de sociale zekerheid, namelijk: www.sociale.zekerheid.be .
We moeten wel opletten bij de aangifte van de onthaalouders, want zij hebben een specifiek kerngetal en geen paritair comité.
Onthaalouders zijn fictieve werknemers en ze hebben een specifiek kengetal. Het kengetal waaronder zij moeten worden aangegeven, is 497. Aangezien onthaalouders fictieve werknemers zijn en niet het statuut hebben van een gewone werknemer hangen zij niet af van een welbepaald paritair comité. Zij moeten dus altijd aangegeven worden met code 999 als nummer van het paritair comité.
C) Wat met sluitingsdagen en de feestdagen? a) Inleiding 2 Naast de normale opvangdagen worden een aantal voor de RSZ gelijkgestelde dagen voorzien, namelijk maximum 20 sluitingsdagen, de feestdagen en de vergoede periodes ingevolge ziekte, invaliditeit, arbeidsongeval, beroepsziekte, moederschaprust en de afwezigheid van de kinderen buiten de wil van de onthaalouder, gedekt door de opvanguitkering.
1 2
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. ADMB studiedienst (2003, 25 maart). Over: nieuw sociaal statuut voor onthaalouders. Nota aan alle kantoren
65
b) De gelijkgestelde sluitingsdagen 1 Onthaalouders zijn, nog, geen werknemers en daarom vallen ze ook niet onder de toepassing van de wetgeving van de jaarlijkse vakantie. Zij kunnen geen ‘vakantie’ nemen zoals een werknemer kan en krijgen dus ook geen vakantiegeld.
De onthaalouders kunnen sluiten en kunnen dan ook zelf bepalen wanneer ze dat willen. Het aantal sluitingsdagen kan individueel ook door hen beslist worden.
Voor de sociale zekerheid worden alleen de eerste 20 sluitingsdagen gelijkgesteld met effectieve werkdagen. Voor deze gelijkgestelde dagen bouwt de onthaalouder dus sociale rechten op.
Iedere onthaalouder heeft het recht om te sluiten wanneer hij/zij dit wil en hierbij moeten ze geen rekening houden met het aantal opvangkinderen, het aantal dagen dat hij/zij beschikbaar is voor opvang en de maand van het jaar waarin zij/hij gestart is als onthaalouder.
Een gelijkgestelde sluitingsdag moet altijd een volledige kalenderdag zijn en moet een kalenderdag zijn waarop de onthaalouder normaal gezien beschikbaar zou zijn voor opvang. Halve sluitingsdagen, 1/3 of welke breuk dan ook gelijkstellen met een effectieve werkdag is niet mogelijk. Daarnaast mag de onthaalouder geen enkele opvangprestatie gaan verrichten. c) De gelijkgestelde feestdagen 2
De onthaalouders hebben een eigen specifieke regeling wat betreft de feestdagen. Doordat onthaalouders geen ‘echte’ werknemers zijn, kan noch de arbeidsrechterlijke regeling van de feestdagen voor de privé-sector, noch die voor de overheid toegepast worden.
Onthaalouders hebben zelf het recht te beslissen of zij al dan niet willen sluiten op een feestdag.
1 2
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk.
66
Het is zo dat een feestdag voor de sociale zekerheid kan gelijkgesteld worden met een gepresteerde dag, waardoor de onthaalmoeder voor die dag toch sociale rechten opbouwt. Deze gelijkstelling geldt wel enkel en alleen als deze onthaalouder die dag normaal kinderen zou gaan opvangen.
Als de feestdag zou vallen op een dag waarop de onthaalouder normaal nooit geen opvang verzorgt, dan geeft deze feestdag geen aanleiding tot gelijkstelling.
Een feestdag kan daarnaast ook niet worden genomen op een andere normale activiteitsdag van de onthaalmoeder. Dus er is qua feestdagen geen compensatie mogelijk.
Volgende feestdagen kunnen met een prestatiedag gelijkgesteld worden (de 10 wettelijke): •
1 januari (nieuwjaar)
•
Paasmaandag
•
1 mei (Feest van de Arbeid)
•
O.H. Hemelvaart
•
Pinkstermaandag
•
21 juli (Nationale Feestdag)
•
15 augustus (O.L.V. Hemelvaart)
•
1 november (Allerheiligen)
•
11 november (Wapenstilstand)
•
25 december (Kerstmis)
Indien een feestdag zou vallen in een weekend en de onthaalouder verzorgt volgens haar/zijn planning op die dag opvang, dan wordt deze feestdag gelijkgesteld met een prestatiedag indien zij zou beslissen om niet te werken wegens deze feestdag. Dus voor deze dag gaat de onthaalouder zijn sociale rechten gaan opbouwen.
Voor de feestdagen die altijd op een zondag vallen geldt hetzelfde principe als hierboven.
Zoals ik reeds eerder vermeld heb, vind ik het jammer dat er binnen dit nieuw sociaal statuut geen vergoeding is voor de vakantie en de feestdagen en dat er geen eindejaarspremie is. Voor
67
de periodes van vakantie en de feestdagen heeft de onthaalouder aangesloten bij een dienst dus geen inkomen en ik denk ook niet dat de ‘reserves’ van de vorige maanden voldoende zullen zijn om deze periodes en dagen te overbruggen. 5.3.1.12. Wat betalen ouders? 1
De ouders betalen rechtstreeks aan de dienst. Het bedrag zelf is afhankelijk van: •
het aantal kinderen die de persoon ten laste heeft
•
de opvangduur
•
het totaal van de gezamenlijke belastbare inkomsten op hun aanslagbiljet
In deze prijs zitten echter wel geen luiers, dieetvoeding, … inbegrepen.
Deze regeling vind ik heel positief, aangezien door middel van deze regeling iedereen de kans krijgt om zijn kinderen te laten opvangen.
5.3.1.13. Welke verzekeringen zijn er nodig voor een onthaalmoeder aangesloten bij een dienst? 2
A) Verplichte verzekeringen, waar de dienst zelf voor zorgt.
a) Burgerlijke aansprakelijkheid voor de daden van de onthaalouder De verzekeringsmaatschappij zal de financiële schade vergoeden wanneer een slachtoffer schade lijdt door een fout, een nalatigheid of onvoorzichtigheid. (Bijvoorbeeld wanneer een kind zich aan een mes bezeert dat je onbeheerd had achtergelaten).
1 2
www.kindengezin.be www.kindengezin.be
68
b) Burgerlijke aansprakelijkheid van de opgevangen kinderen Als een kind schade berokkent door een onrechtmatige daad, kan het slachtoffer het kind en/of zijn ouders aanspreken. (Bijvoorbeeld: een kind wijst naar een ander kind en steekt daarbij zijn vinger in het oog van dat ander kind). c) Verzekering arbeidsongevallen De onthaalouder is verzekerd tegen arbeidsongevallen. Dit zijn ongevallen die je kunnen overkomen door of tijdens het werk en die medische kosten, arbeidsongeschiktheid of de dood tot gevolg hebben. (Bijvoorbeeld wanneer je tijdens de opvang over speelgoed struikelt en je kwetst). d) Verzekering lichamelijke ongevallen kinderen Er kan zich soms een ongeval voordoen ondanks een goed toezicht en een veilige omgeving en er kan niemand aansprakelijk gesteld worden. Dit wil ik verduidelijken aan de hand van volgend voorbeeld: Een kind loopt bijvoorbeeld door de kamer en struikelt over zijn eigen voetjes. Hier komt de aansprakelijkheid van de opvang niet ter sprake en zal er geen uitkering zijn op basis van de aansprakelijkheidsverzekering. In dit geval kan de ongevallenverzekering tussenkomen. e) Niet verplichte verzekeringen
Een niet verplichte verzekering is de brandverzekering. Ook voor Kind en Gezin is dit geen verplichte verzekering, maar ze raden het zeker en vast aan. Het enige nadeel van deze verzekering is dat je deze zelf moet afsluiten en de dienst daar voor niets in tussenkomt.
69
5.3.1.14. Kort overzicht van een onthaalouder aangesloten bij een dienst 1
Wat is een onthaalouder
¾
Opvang in een gezin
aangesloten bij een
¾
de dienst waarbij de onthaalouder is aangesloten is erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin
dienst? Hoeveel kinderen mogen
¾
Het aantal wordt bepaald door de dienst
opgevangen worden?
¾
Er is een maximum van 8 kinderen tegelijk
¾
Maximaal 4 kinderen gemiddeld per kwartaal
Wat zijn de
¾
Baby’s, peuters of/en schoolgaande kinderen tot en met de lagere school
mogelijkheden?
¾
Eventueel flexibel, specifieke zorgbehoefte, dringend, occasioneel
Voorwaarden om
¾
Minimum 18 jaar
onthaalouder te kunnen
¾
Geen specifieke diploma’s zijn vereist, maar wel vorming
Welke inkomsten heeft
¾
14,84 euro per plaats voor een volledige dag.
een onthaalouder
¾
Mogelijk een vergoeding voor installatiekosten van 395,62 euro.
aangesloten bij een
¾
Eventueel een andere premie door de dienst
dienst?
¾
Mogelijke financiële ondersteuning voor kinderen met een specifieke
worden?
zorgbehoefte. Wat met de belastingen
¾
van de onthaalouders
De kostenvergoeding van een onthaalmoeder aangesloten bij een dienst is niet belastbaar aangezien het niet gezien wordt als een beroepsinkomen.
aangesloten bij een dienst? Wat met de belastingen
¾
De opvangkosten tot 3 jaar zijn aftrekbaar tot 11,20 euro per dag mits zij beschikken over een attest van toezicht. Vanaf het aanslagjaar 2006
van de ouders?
(inkomsten van 2005) is de fiscale aftrek van kinderopvangkosten uitgebreid naar kinderen tot 12 jaar. Welk statuut hebben zij?
¾
Sociaal statuut onthaalouder: pensioen, kinderbijslag, geboorte- en adoptiepremies, opvanguitkering indien kind afwezig is buiten de wil van de onthaalouder, verzekerd voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen en beroepsziekten.
Wat met het gebouw en
¾
zijn inrichting?
Eigen woning: moet veilig, gezond en volledig aangepast zijn (volgens vooropgestelde regels.
¾
Het aantal kinderen dat mag opgevangen worden is afhankelijk van de ruimte die ter beschikking is.
Wat is hun relatie met
¾
Vergoeding installatiekosten van 395,62 euro mogelijk.
Kind en Gezin?
¾
De dienst waarbij de onthaalouder is aangesloten is erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin
1
Kort overzicht ook te vinden op www.kindengezin.be
70
5.3.2. Onderdelen van de sociale bescherming 5.3.2.1. Inleiding Aangezien de reglementering rond de sociale bescherming (sociaal statuut) van de onthaalouder aangesloten bij een dienst enorm uitgebreid is, zal ik me hier wel houden tot bespreken van de basis van elk van de 6 onderdelen. Deze onderdelen zijn het pensioen, de gezinsbijslagen, de beroepsziekten, de arbeidsongevallen, de ziekteverzekering en de opvanguitkering.
Rond de sociale bescherming zal ik zelf geen eigen mening geven, maar zal ik in het praktijkgedeelte, bij de interviews, luisteren naar de meningen van de onthaalouders en de diensten en op deze dan een eigen visie geven. 5.3.2.2. Pensioen 1, 2 Sedert de invoeging sinds 1 april van 2003 van het sociaal statuut van onthaalouders, kan ook een onthaalmoeder een rustpensioen opbouwen. Bij het overlijden van de onthaalmoeder ontvangt de overlevende echtgenoot/echtgenote een overlevingspensioen.
A) Het rustpensioen
De onthaalouder kan in aanmerking komen voor een werknemerspensioen, ook al is deze onthaalouder geen gewone werknemer. Dit kan enkel voor de periode waarin de onthaalouder een activiteit uitoefende als onthaalouder bij een dienst voor opvang en waarvoor de dienst de bijdragen betaalde. Dit zal dus pas vanaf 1 april 2003 mogelijk zijn.
Ook hier is er net zoals bij gewone werknemers voorlopig nog een verschil tussen de pensioenleeftijd van de man en de vrouw. Voor onthaalvaders is dat net zoals bij werknemers 65 jaar en voor de onthaalmoeders is dit 63 jaar, wat ook te vergelijken is met de leeftijd die een vrouwelijke werkneemster moet bereiken.
1
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel.
2
71
Maar ook hier zijn er veranderingen aan de gang en zal de vrouwelijke pensioenleeftijd vanaf 1 januari 2009 ook 65 jaar worden.
De regeling is erg te vergelijken met deze van de werknemers. Zo kan het pensioen van de onthaalouder ook maar ten vroegste ingaan op de eerste dag van de maand die volgt op de maand van de verjaardag. Er moet wel opgelet worden, want het is zo dat men niet verplicht is om met pensioen te gaan wanneer men de pensioenleeftijd reeds bereikt heeft.
Ook onthaalouders kunnen recht hebben om vervroegd met pensioen te gaan. Hiervoor moeten ze wel een toereikende loopbaan hebben, dat wil zeggen dat er minimum een loopbaan van 35jaar 1 noodzakelijk is. Het vervroegd pensioen kan echter ten vroegste ingaan op de eerste dag van de maand die volgt op hun 60ste verjaardag.
Om de jaren beroepsloopbaan te bewijzen houdt men niet enkel rekening met de jaren als onthaalmoeder, maar houdt men ook rekening met een eventuele tewerkstelling als werknemer en met de periodes waarvoor pensioenrechten werden opgebouwd in de regeling van de zelfstandigen of als een vastbenoemde ambtenaar bij de overheid en de periodes die, in het kader van de internationale overeenkomsten, pensioenrechten openen krachtens een buitenlandse regeling.
Een jaar tewerkstelling wordt enkel en alleen in aanmerking genomen als de onthaalmoeder het bewijs levert dat haar/zijn tewerkstelling gedurende dat kalenderjaar overeenstemt met ½ van een voltijdse tewerkstelling.
Ieder jaar waarin gewerkt werd en waarvoor bijdragen werden betaald geeft recht op een jaarlijks pensioenbedrag.
Dit bedrag wordt als volgt berekend:
Jaarlijkse (werkelijke, forfaitaire of fictieve bezoldiging) x index (coëfficiënt) ________________________________________________________________
x x
0,6 (alleenstaande) 0,75 (gezin)
43 (vrouw) of 45 (man) 1
Cijfer geldig vanaf 1 januari 2005
72
Een onthaalouder mag wel zijn/haar pensioen niet combineren met een beroepsactiviteit. Dit wil echter wel niet zeggen dat deze persoon geen enkele activiteit mag uitoefenen, maar wil wel zeggen dat er een financiële grens bepaald is die de onthaalouder niet mag overschrijden.
B) Het overlevingspensioen
De langstlevende echtgenoot van een onthaalouder kan aanspraak maken op een overlevingspensioen. Deze wordt enkel en alleen toegekend aan de weduwen en weduwnaars volgens het beroepsverleden van hun overleden echtgenoot/echtgenote.
Ook hier moet de persoon aan een aantal voorwaarden voldoen om het recht te kunnen openen op een overlevingspensioen.
Deze voorwaarden zijn de volgende:
1. Leeftijdsvoorwaarde De persoon die recht wil hebben op een overlevingspensioen moet de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben. Indien deze persoon een kind ten laste zou hebben of minstens 66 % arbeidsongeschikt zou zijn, geldt deze leeftijdsvoorwaarde niet.
2. Gehuwd Het is noodzakelijk dat de persoon gehuwd was met de overleden onthaalmoeder. Een extra voorwaarde die hieraan verbonden is, is dat het huwelijk minstens 1 jaar moet geduurd hebben en dat er een kind moet uit geboren zijn. Als de persoon overleden is als gevolg van een ongeval die plaatsvond na het huwelijk, moet er niet aan deze huwelijksduur voldaan zijn. Indien de persoon zou hertrouwen, dan vervalt het recht op het overlevingspensioen.
Bij de berekening van het overlevingspensioen moet men kijken naar het rustpensioen en naar het feit of de overleden persoon al dan niet al met pensioen was.
73
A ) Indien de overleden onthaalouder nog niet met pensioen was, ziet de berekening van het overlevingspensioen er als volgt uit:
Jaarlijkse (werkelijke, forfaitaire of fictieve bezoldiging) x index (coëfficiënt) ________________________________________________________________
x
0,6 (alleenstaande)
aantal jaren boven de 20 tot en met het jaar dat voorafgaat aan overlijden
Het overlevingspensioen kan echter wel beperkt worden!
B ) Indien de overleden onthaalouder al een rustpensioen genoot, ziet de berekening van het overlevingspensioen er als volgt uit:
80 % x rustpensioen x 0,75 % (gezinsbedrag)
Indien de overlevende echtgenoot zelf ook een rustpensioen heeft, kan hij dit combineren met het overlevingspensioen tot maximum 110 % als het overlevingspensioen. Voor overlevingspensioengerechtigden is er ook een grens gesteld aan de beroepsactiviteiten. Deze grens ligt hoger dan deze bij het rustpensioen.
Onthaalouders waarvan hun hoofdverblijfplaats in België is en de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt, worden vrijgesteld van het indienen van een pensioenaanvraag. Het onderzoek wordt dan ambtshalve opgestart. De onthaalouders worden van de opstart van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht en krijgen daarbij ook te weten in welk gewest zijn of haar dossier wordt behandeld.
Er moet echter zelf een pensioenaanvraag ingediend worden wanneer de onthaalouder is of wanneer het pensioen vervroegd wordt aangevraagd. De aanvraag kan ingediend worden op het gemeentebestuur van zijn of haar hoofdverblijfplaats en dit maximaal 1 jaar voordat de pensioenleeftijd bereikt is.
74
5.3.2.3. Gezinsbijslagen 1, 2 De onthaalouders hebben net zoals gewone werknemers recht op kinderbijslag, geboortepremies en adoptiepremies. De meest onthaalouders hebben reeds het recht op kinderbijslag via hun echtgenoot of echtgenote.
Iedere vzw-Dienst voor Opvanggezinnen moet zich, als fictieve werkgever, aansluiten bij een kinderbijslagfonds. Indien zij dit niet zouden doen, wordt de Dienst ambtshalve aangesloten bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag.
Eigenlijk zijn er drie personen betrokken bij de toekenning van gezinsbijslagen. Deze drie betrokken partijen zijn de rechthebbende, het rechtgevend kind en de bijslagtrekkende. De rechthebbende is de persoon die het recht op gezinsbijslag doet ontstaan door zijn of haar arbeid als werknemer, zelfstandige of ambtenaar. Een onthaalouder wordt in kader van de gezinsbijslagen gelijkgesteld met het statuut van een werknemer.
Indien er meerder rechthebbenden zouden zijn in een gezin, dan wordt er een bepaalde rangorde bepaald voor de toekenning van de gezinsbijslagen. Deze rangorde ziet er als volgt uit: 1. de wees 2. degene die instaat voor de opvoeding van het kind heeft voorrang op degene die instaat voor de opvoeding van het kind 3. vader>moeder>stiefvader>stiefmoeder>oudste rechthebbende
Indien een onthaalouder zou getrouwd zijn met een zelfstandige, dan krijgt de onthaalouder voorrang op de zelfstandige. Dit heeft als reden omdat de bijslagen en de premies bij onthaalouders (werknemers) aanzienlijk hoger liggen dan de bijslagen en premies bij zelfstandigen.
Voor een onthaalouder recht zou hebben op kinderbijslag moet deze nog aan een extra voorwaarde voldoen. Deze voorwaarde is dat de onthaalouder 19 RSZ-uren per week moet
1
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel.
2
75
aan kunnen tonen. Dit wil zeggen dat de onthaalouder elke weekdag minimum 2 kinderen moet opvangen of een equivalent daarvan. (19/ ((1,9 per dag per kind) x 5 dagen).
Binnen de gezinsbijslagregeling zijn er 5 soorten bijslagen, namelijk het kraamgeld, de adoptiepremie, de gewone kinderbijslag, de wezenbijslag en de aanvullende bijslagen.
1) Het kraamgeld
Als er een geboorte plaatsvindt van een kind dat recht geeft op kinderbijslag, wordt er kraamgeld betaald aan de onthaalouder. Het kraamgeld kan worden aangevraagd vanaf de 6de maand zwangerschap, ook al heeft zij na 180 dagen een miskraam. Het bedrag dat wordt toegekend is afhankelijk van de rang van het kind. Voor een eerste kind van de vader of de moeder bedraagt het kraamgeld 1043,93 euro en anders 785,93 euro 1 .
2) De adoptiepremie
Deze premie is hetzelfde bedrag als het kraamgeld voor een kind van rang 1.
3) De gewone kinderbijslag
Deze bijslag wordt bepaald door de rang van het kind en dit ten opzichte van de andere rechtgevende kinderen die in hetzelfde gezin worden opgevoed. De bedragen 2 zijn de volgende: € 77,05 voor het eerste kind € 142,58 voor het tweede kind € 212,87 voor elk kind vanaf het derde
4) De wezenbijslag
Wezen kunnen een wezenbijslag genieten. De wezen hebben recht op deze bijslag zolang hun overlevende ouder geen nieuwe partner heeft die bij het gezin inwoont. Indien dit toch 1
ADMB studiedienst (2005, november). ADMB info (driemaandelijks informatieblad). Brugge. (Bedragen geldig vanaf 1 augustus 2005) 2 ADMB studiedienst (2005, november). ADMB info (driemaandelijks informatieblad). Brugge. (Bedragen geldig vanaf 1 augustus 2005)
76
het geval zou zijn, wordt deze wezenbijslag terug vervangen door de gewone kinderbijslag. De verhoogde wezenbijslag bedraagt voor alle kinderen 296,01 1 euro. Daarbij komt dan een leeftijdstoeslag 2 .
Deze bedraagt:
vanaf 6 jaar: + 26,77 euro (322,78) vanaf 12 jaar: + 40,90 euro (336,91) vanaf 18 jaar: + 52,01 euro (348,02)
5) De aanvullende bijslagen
Indien een onthaalouder bijvoorbeeld zou samenwonen met een partner die zich in een zwakkere situatie bevindt (bv. langdurig werkloos, langdurig ziek,...) kan het gezin recht hebben op een toeslag bij de kinderbijslag. 5.3.2.4. Beroepsziekten 3, 4, 5 De onthaalouder die aan een beroepsziekte lijdt en de onthaalmoeder die preventief verwijderd is wegens haar zwangerschap kunnen een vergoeding krijgen van het Fonds voor Beroepsziekten. Daarnaast kunnen alle onthaalouders vergoed worden voor een vaccinatie tegen hepatitis B of een vaccinatie tegen hepatitis A en B en dit door het Fonds voor de beroepsziekten.
Een onthaalouder die echter zwanger is, is daarom niet arbeidsongeschikt volgens de normen van het RIZIV. Er is geen enkele wettelijke basis om de onthaalouder die tijdelijk haar
1
ADMB studiedienst (2005, november). ADMB info (driemaandelijks informatieblad). Brugge. (Bedrag geldig vanaf 1 augustus 2005) 2 ADMB studiedienst (2005, november). ADMB info (driemaandelijks informatieblad). Brugge. (Bedragen geldig vanaf 1 augustus 2005) 3 Koninklijk besluit van 18 maart 2003 tot aanvulling van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende de schadeloosstelling van de arbeidsongevallen en de beroepsziekten ten gunste van de onthaalouders (BS 27 maart 2003) 4 Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. 5 Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel.
77
opvangactiviteiten stopzet in het kader van een preventieve verwijdering wegens zwangerschap, in afwachting van een beslissing van het Fonds, ziekte-uitkeringen te laten genieten bij wijze van voorschot. Onthaalouders krijgen door het Fonds van Beroepsziekten een voorkeursbehandeling zodat zij geen lange periode zonder uitkeringen zouden zitten.
Indien een onthaalouder door een beroepsziekte arbeidsongeschikt wordt of preventief uit een beroepsrisico verwijderd wordt, ontstaat er een recht op een vervangingsuitkering.
Onthaalouders met een tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid, hebben gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid recht op een vergoeding die overeenstemt met 90 % van het fictieve basisloon.
Bij een blijvende arbeidsongeschiktheid en bij overlijden worden de vergoedingen berekend op basis van het fictieve loon voor de opvang van het maximale erkende opvangkinderen (vier kinderen).
Het remgeld dat door de onthaalouder zelf wordt betaald ingeval dat er een gezondheidsverzorging werd verstrekt, wordt terugbetaald door het Fonds. Daarnaast neemt het Fonds ook nog sommige kosten voor zijn rekening die niet gedekt zijn door de ziekteverzekering. Zo zijn er onder meer de vaccins, de prothesen, huur van sanitair materiaal, ... Ook komt het Fonds tussen met een vergoeding bij hulp van een derde en bij overlijden van de onthaalouder kunnen de rechthebbenden aanspraak maken op een begrensde terugbetaling van de begrafeniskosten.
Bij een beroepsziekte hoort een heel uitgebreide procedure die moet gevolgd worden. Deze zal ik echter niet bespreken aangezien dit me te ver zou leiden en dit te detaillistisch moet uitgewerkt worden om deze procedure te kunnen begrijpen. Deze procedure is wel terug te vinden op de site van Kind en Gezin. (www.kindengezin.be) Het belangrijkste is de basis te weten rond dit onderwerp en dit werd hierboven besproken.
78
5.3.2.5. Arbeidsongevallen 1, 2, 3, 4 De dienst (gemeenten, OCMW’s), als fictieve werkgever, is verplicht om een verzekering arbeidsongevallen af te sluiten voor de bij hen aangesloten onthaalouders. Deze dienst mag wel zelf bepalen op welke erkende verzekeraar hij beroep wil doen. Kind en Gezin verleent een subsidie aan de diensten om de premie die aan de polis is verbonden te kunnen betalen.
Indien de dienst toch geen verzekering tegen arbeidsongevallen zou zijn aangegaan, moet je een arbeidsongeval van een aangesloten onthaalouder aangeven bij het Fonds voor Arbeidsongevallen. Hier zal het Fonds instaan voor de betaling van de vergoedingen (en voor de terugbetaling van de kosten) aan de getroffene. Het Fonds zal zijn uitgaven terugvorderen bij de dienst waarbij de onthaalouder is aangesloten.
Er ontstaat recht op een vervangingsuitkering indien een onthaalouder door een arbeidsongeval arbeidsongeschikt wordt.
Indien onthaalouders tijdelijk volledig arbeidsongeschikt zijn, openen ze het recht op een uitkering die gelijk is aan 90 % van het gemiddelde fictieve dagloon (fictieve basisloon/365). Deze uitkering is echter wel belastbaar.
Bij overlijden of een blijvende ongeschiktheid wordt de vergoeding op basis van het fictief loon voor de opvang van het maximale aantal erkende opvangkinderen (vier kinderen) berekend.
Onthaalouders die getroffen zijn door een arbeidsongeval, hebben eveneens het recht op een levenlange terugbetaling van de kosten voor geneeskundige, heelkundige, farmaceutische of verpleegkundige zorg die nodig is ten gevolge van het ongeval; de levenslange en integrale 1
Koninklijk besluit van 18 maart 2003 tot aanvulling van het Koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot vaststelling van bijzond,ere bepalingen betreffende de schadeloosstelling van de arbeidsongevallen en de beroepsziekten ten gunste van de onthaalouders (BS 27 maart 2003) 2 Ministerieel besluit van 1 april 2003 houdende de vaststelling van het bedrag, toegekend aan de diensten voor opvanggezinnen in het kader van de verzekering voor arbeidsongevallen voor aangesloten opvanggezinnen (BS 7 mei 2003) 3 Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel. 4 Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk.
79
terugbetaling van de kosten voor prothesen en orthopedische toestellen die nodig zijn ten gevolge van het ongeval; de terugbetaling van verplaatsings- en bezoekkosten, maar dit enkel onder bepaalde voorwaarden.
Indien de onthaalouder een arbeidsongeval overkomt, moet hij/zij dit melden aan de dienst voor opvanggezinnen. De dienst zelf moet dit ongeval aangeven bij zijn ongevallenverzekering. Het beste is om bij deze aangifte ook zo veel mogelijk bewijsstukken bij te voegen.
De dienst heeft een termijn van 10 werkdagen om aangifte te doen en deze termijn begint te tellen vanaf de dag na het ongeval. Het slachtoffer kan, binnen een termijn van 3 jaar, zelf aangifte doen van het ongeval indien de dienst dit niet zou gedaan hebben.
Er zijn 3 mogelijke manieren hoe een verzekeraar kan reageren op een aangifte: ¾ Ofwel neemt de verzekering gewoon aan dat het een arbeidsongeval is. De verzekering aanvaardt het ongeval en keert een vergoeding uit. ¾ De verzekering twijfelt. De verzekeraar zal in geval van twijfel eerst een onderzoek starten vooraleer hij een definitieve beslissing neemt. Hierbij kan hij de onthaalouder een medisch onderzoek doen ondergaan. De verzekeraar moet het ziekenfonds en het Fonds voor Arbeidsongevallen op de hoogte stellen van de aangifte en dit binnen de 30 dagen na ontvangst. Indien het nodig is, zal het ziekenfonds de tijdelijke ongeschiktheid vergoeden. ¾ Ofwel weigert de verzekering de feiten als een arbeidsongeval te erkennen. Hier moet de verzekering opnieuw binnen de 30 dagen het ziekenfonds en het Fonds voor Arbeidsongevallen op de hoogte stellen.
Hierbij gaat het Fonds voor Arbeidsongevallen een onderzoek instellen naar de oorzaken en de omstandigheden van het ongeval.
De verzekering gaat niet altijd zomaar de aangifte aanvaarden, en kan dus een onderzoek instellen vooraleer een beslissing te gaan nemen. Indien een beslissing genomen werd, hoeft men ook als onthaalouder die beslissing niet zomaar te aanvaarden en kan men die beslissing gaan betwisten. 80
5.3.2.6. De ziekteverzekering voor onthaalouders 1, 2 Voor onthaalouders is de ziekteverzekering dezelfde als deze voor de deeltijdse werknemers. Deze bestaat uit 2 grote delen:
1. De tak geneeskundige verzorging. Deze regelt de terugbetaling van de gezondheidskosten. 2. De tak uitkeringen. Deze voorziet in een vervangingsinkomen voor de onthaalouder die wegens ziekte geen kinderen kan opvangen of die met moederschaprust is.
A) De tak geneeskundige verzorging
Elke onthaalouder die aangesloten is bij een dienst voor opvanggezinnen heeft de mogelijkheid om recht te hebben op de terugbetaling van de gezondheidskosten (kosten die werden gemaakt om een ziekte te voorkomen of te genezen). De personen ten laste van de onthaalouder kunnen ook het recht hebben op de terugbetaling. De tegemoetkoming hangt af van een aantal verschillende factoren zoals het soort zorg, de hoedanigheid van de arts, ...
Om een tegemoetkoming te bekomen moeten er aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Zo moet de onthaalouder zich aansluiten bij een ziekenfonds of bij een hulpkas
Een tweede voorwaarde is de betalingen van een minimum een bijdragen. Deze bijdragen worden voor de onthaalouder betaald als deze genoeg RSZ-uren heeft verzameld om een fictief jaarinkomen van 4936,80 3 euro te hebben.
Indien de onthaalouder niet aan dit minimumbedrag zou komen na een periode van 2 jaar, kan de onthaalouder opteren om persoon ten laste te blijven van de echtgenoot of de echtgenote ofwel kan deze opteren voor het betalen van een aanvullende bijdrage. Indien deze zou opteren voor het betalen van een aanvullende vergoeding wordt de onthaalouder titularis,
1
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk. Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel. 3 ADMB intranet (Bedrag geldig vanaf 2006) 2
81
waardoor hij/zij het voordeel zal kunnen genieten van een uitkering bij ziekte, invaliditeit of moederschapsrust. B) Uitkeringen
a) Uitkeringen arbeidsongeschiktheid
Voor het ontstaan van het sociaal statuut van de onthaalouders, namelijk op 1 april 2003, kregen de onthaalouders niets indien ze ziek waren. Nu krijgen zij daarvoor ook uitkeringen.
Tijdens het eerste jaar ontvangt de onthaalouder een primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering en vanaf het tweede jaar ontvangen zij een invaliditeitsuitkering. Deze uitkeringen zijn daguitkeringen en worden elke werkdag van de week toegekend. Daarnaast is er ook de toepassing van de carensdag, net zoals bij arbeiders, waarbij deze eerste dag van arbeidsongeschiktheid niet wordt vergoed.
De berekening gebeurt op basis van het fictieve loon. Dit fictieve loon is gelijk aan het gewaarborgde minimummaandloon voor een onthaalouder die gedurende één maand gemiddeld 38 (gelijkgestelde) RSZ-uren per week verzamelt. Dit gewaarborgde minimummaandloon bedraagt sinds 1 augustus 2005: 1234,20 euro 1 .
Het bedrag van de uitkering is een percentage van het fictieve loon en is afhankelijk van de gezinssituatie en de duur van de ongeschiktheidperiode.
Het is zo dat de eerste dagen van de arbeidsongeschiktheid de uitkering voor elke onthaalouder 60 % van het fictieve loon is. Vanaf de 31ste dag bedraagt de uitkering voor een gerechtigde met gezinslast of zonder gezinslast die alleenstaande is, 60 % en voor een gerechtigde zonder gezinslast, samenwonende, 55 %. Vanaf de 7de maand van arbeidsongeschiktheid gelden wel minimumuitkeringen. Deze minimumuitkering is iets hoger dan het leefloon. Deze zal worden toegepast indien de uitkering lager zou zijn dan het bedrag van deze minimumuitkering.
1
ADMB intranet
82
Vanaf het tweede jaar arbeidsongeschiktheid bedraagt de invaliditeitsuitkering 65 % van het fictieve loon voor de onthaalouders die kunnen beschouwd worden als gerechtigde met gezinslast. Deze bedraagt 50 % voor de onthaalouders die kunnen worden beschouwd als alleenstaande gerechtigde zonder gezinslast en 40 % voor de onthaalouders die kunnen worden beschouwd als samenwonende zonder gezinslast
De onthaalouder moet om recht op uitkeringen te hebben voldoen aan enkele voorwaarden. Zo moeten ze ondermeer een wachttijd volbracht hebben van 6 maanden en tijdens deze wachttijd moet de onthaalouder 400 “fictieve arbeidsuren” kunnen bewijzen. Daarbij moeten ze tijdens die 6 maanden ook een minimumbedrag aan fictief loon verzameld hebben.
b) Uitkeringen bij moederschapsrust
Zoals bij de werknemers bedraagt ook bij de onthaalouders de moederschapsrust 15 weken. De onthaalouder kan 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum nemen, waarvan de week voor de vermoedelijke bevallingsdatum verplicht is. Na de bevalling moet de onthaalouder 9 weken opnemen met eventueel het stuk die ze voor de bevalling niet had opgenomen.
Gedurende de eerste dertig dagen van de moederschapsrust bedraagt de moederschapsuitkering 82 % van het fictieve loon. Vanaf de 31ste dag tot het einde van de moederschapsrust bedraagt de moederschapsuitkering 75 % van het fictieve loon.
Indien de onthaalouder arbeidsongeschikt erkend is en met moederschapsrust gaat, kan het bedrag van de moederschapsuitkering niet lager zijn dan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop zij aanspraak had kunnen maken als zij niet met moederschapsrust was geweest. Vanaf 1 januari 2004 wordt er een bedrijfsvoorheffing van 10.09 % 1 ingehouden op de uitkeringen. Er worden wel geen inhoudingen gedaan op de invaliditeitsuitkeringen. 1
Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel.
83
Door die inhoudingen van de bedrijfsvoorheffing mag het dagbedrag niet lager komen te liggen dan de minimumuitkering.
Deze inkomsten zullen worden belast als een vervangingsinkomen in de eindbelasting.
5.3.2.7. De opvanguitkering voor onthaalouders 1, 2, 3 De opvanguitkering mag niet gezien worden als een werkloosheidsuitkering in het gewone werkloosheidssysteem. Het is een systeem om het inkomensverlies dat een onthaalouder lijdt op te vangen.
Het is de RVA die deze opvanguitkering gaat betalen. De grootte van de uitkering is afhankelijk van het verschil tussen de normale bezetting en de effectieve gepresteerde opvangdagen. Dit verschil mag echter wel niet voortvloeien uit een eigen beslissing van de onthaalouder of aan de toestand van de onthaalouder. Het verschil moet voortvloeien uit een situatie waarmee de onthaalouder wordt geconfronteerd waarbij kinderen bijvoorbeeld onafhankelijk van de wil van de onthaalouder niet opdagen.
Binnen het tekstje hierboven vind je de twee belangrijkste voorwaarden om een opvanguitkering te kunnen genieten:
1. “De tijdelijke afwezigheid van kinderen die de onthaalouder normaal opvangt” 2. “De tijdelijke afwezigheid dor omstandigheden buiten zijn of haar wil”
Opgelet: eigen kinderen kunnen nooit recht geven op een opvanguitkering!
Een vereiste om een opvanguitkering te genieten is dus dat de onthaalouder voor deze dag de kinderen in de opvang had verwacht. Dit wil zeggen dat voor de inactiviteitdagen van de onthaalouder er geen beroep kan gedaan worden op een opvanguitkering. 1
Koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot uitvoering van artikel 7, §1, derde lid, q, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de onthaalouders (BS 8 april 2003. 2 Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel. 3 Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek: Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk
84
Het is zo dat enkel een afwezigheid van een kind die onafhankelijk is van de wil van de onthaalouder, recht kan geven op uitvanguitkeringen en dit voor een maximum periode van 4 weken.
Wat juist als omstandigheden buiten de wil van de onthaalouder zijn zal ik verduidelijken met enkele voorbeelden: •
de afwezigheid van een kind, omdat de ouders in vakantie zijn en het kind zelf kunnen opvangen;
•
de afwezigheid van het kind als gevolg van de stopzetting van de opvang;
•
de afwezigheid van het kind en dit door ziekte ervan. Hierbij kan de periode van 4 weken opvanguitkering wel verlengd worden tot een periode van 3 maanden.
•
….
Daarnaast kan de RVA ook enkele situaties van overmacht gaan aanvaarden aangezien deze ook vallen buiten de wil van de onthaalouder.
Hierin zijn enkele categorieën weer te vinden die in lijsten vermeld staan. Om te weten of de onthaalouder beroep kan doen op die overmacht, gaat hij best te rade bij Kind en Gezin of bij zijn dienst voor opvang.
Er zijn 2 lijsten met daaronder de subcategorieën en de mogelijke situaties. Aangezien dit een ellenlange lijst is, zal ik enkel de twee hoofdlijsten geven met enkele subcategorieën en dit verduidelijken aan de hand van 1 of 2 voorbeelden.
De twee hoofdlijsten zijn de positieve lijst, met situaties die door de RVA als overmacht worden aanvaard en de negatieve lijst, met situaties die door de RVA niet als overmacht zullen worden aanvaard.
1. De positieve lijst
A) Externe mogelijkheden Bijvoorbeeld door brand of overstroming.
85
B) De onmogelijkheid wegens familiale factoren Bijvoorbeeld door het overlijden van iemand in de familie.
C) De onmogelijkheid wegens sociale factoren Bijvoorbeeld door te moeten optreden als getuige in een jury.
….
2. De negatieve lijst
A) Externe mogelijkheden Bijvoorbeeld door brand of overstroming na de eerste 4 weken.
B) Inactiviteit die verband houdt met de onthaalouder Bijvoorbeeld door ziekte van de onthaalouder die niet vergoedbaar is wegens het niet volbrengen van de wachttijd van 6 maanden. …
Indien een situatie toch nog niet zou voorkomen op de lijst, zowel op de positieve als de negatieve lijst, dan kan de dienst aan de directeur van het werkloosheidsbureau van de RVA die bevoegd is voor de woonplaats van de onthaalouder schriftelijk vragen of deze situatie of gebeurtenis een vergoedbare vorm van overmacht zou zijn.
Sinds 1 augustus 2005 bedraagt een opvanguitkering 24,60 euro 1 . Deze opvanguitkering is gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen net zoals de werkloosheidsuitkeringen.
Het aantal opvanguitkeringen wordt berekend op maandbasis door toepassing van een formule. Deze formule ziet er als volgt uit:
1
Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel.
86
A) De berekening van het maximum aantal kinderopvangdagen
Één kinderopvangdag = opvang van een kind gedurende een hele dag. (Indien het minder zou zijn dan een volledige dag, wordt deze geproportioneerd)
Het maximum aantal kinderopvangdagen = het aantal kinderopvangdagen dat bereikt zou zijn als alle ingeschreven kinderen aanwezig zouden zijn gedurende de inschrijvingsperiode van de betreffende maand.
B) Berekening van het aantal vergoedbare ontbrekende kinderopvangdagen
Het aantal vergoedbare ontbrekende kinderopvangdagen wordt verkregen door het maximale aantal kinderopvangdagen te verminderen met: •
Het aantal effectieve kinderopvangdagen;
•
Het aantal kinderopvangdagen dat niet gerealiseerd werd ten gevolge van de arbeidsongeschiktheid van de onthaalouder;
•
Het aantal kinderopvangdagen dat niet gerealiseerd werd ten gevolge van omstandigheden afhankelijk van de wil van de onthaalouder.
C) Berekening van het aantal opvanguitkeringen
Het aantal vergoedbare ontbrekende kinderopvangdagen wordt omgezet in een fictief aantal werkloosheidsuren door te vermenigvuldigen met 1,9.
Het aantal uitkeringen waarop de onthaalouder voor een bepaalde maand aanspraak kan maken bekomt men door het fictief aantal werkloosheidsuren te delen door 6,33. Deze 6,33 komt voort uit het feit dat men vertrekt van een 6-dagen systeem waarin men 38 uren werkt, dus 38 delen door 6 geeft als resultaat 6,33.
87
Bijvoorbeeld:
De afwezigheid van één kind gedurende een volledige week geeft het recht op een anderhalve opvanguitkering. ((5x1,9)/6,33).
Deze opvanguitkering is net zoals elk ander vervangingsinkomen belastbaar. De bedrijfsvoorheffing bij deze uitkering bedraagt 10,09 % 1 en wordt ingehouden door de betalingsinstelling.
1
Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaal-profitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel.
88
5.4. Verschil tussen een onthaalouder aangesloten bij een dienst en een zelfstandige onthaalouder: schematisch overzicht 1
Zelfstandige onthaalouder
Onthaalouder aangesloten bij een dienst
Taken
Staat voor alles zelf in aangezien hij
De dienst zoekt de onthaalouder die
een zelfstandige is. Dit gaat zowel
het beste bij de ouders en het kind
om het opvangen en werven van
past. De dienst maakt zowel de
kinderen, afspraken met de ouders,
facturen en de overeenkomsten. Ze
het innen van betalingen, ...
staan ook in voor het innen van de betalingen en het bijhouden van de verschillende dossiers. Ook bij conflicten is het de dienst die tussenkomt en niet Kind en Gezin.
Aantal kinderen
Maximaal 7 kinderen tegelijk
Bepaald door de dienst
(inclusief eigen kinderen)
opvanggezinnen. Maximaal is dat 4
Wordt per onthaalouder afzonderlijk
kinderen op kwartaalbasis.
bepaald naargelang wat persoon
De ene dag kan onthaalouder meer
aankan en de beschikbare ruimte.
kinderen opvangen dan een andere, maar maximum is 8 kinderen tezelfdertijd.
Financieel
•
Bepaalt zelf de prijs
•
Staat in voor de kosten
•
Via dienst: vergoeding van 14,84 euro per dag en per kind. Dit bedrag is belastingsvrij.
•
40 % voor opvang van minder dan 3u
•
60% voor opvang van 3u tot 5u
1
www.kindengezin.be
89
Onthaalouder betaald zelf kosten voor maaltijden, onderhoud, ...
Relatie met
Bij aanvraag van het attest van
Kind en Gezin toezicht, komt de
Indien de opvangadressen voldoen aan de wettelijke voorwaarden,
inspectieambtenaar van Kind en
worden zij door Kind en Gezin
Gezin binnen de drie maanden ter
erkend en gesubsidieerd.
plaatse voor een algemeen bezoek. Deze gaat na hoeveel kinderen er
De dienst voor opvanggezinnen is
juist kunnen worden opgevangen en
echter wel zelf verantwoordelijk
bekijkt de ruimte en de inrichting, de voor de selectie en de begeleiding veiligheid, ...
van de aangesloten gezinnen.
Daarna komt deze persoon gemiddeld om het anderhalf jaar terug om te kijken of de opvang nog steeds aan de wettelijke eisen voldoet. Belastingen
Belast op het inkomen zoals elke
De kostenvergoeding van
zelfstandige. Ofwel kan die de
onthaalouders die aangesloten zijn
werkelijke kosten inbrengen, ofwel
bij een dienst, is niet belastbaar. De
een forfaitaire kost per kind per dag.
dienst zelf, dus Kind en
Een forfaitaire aftrek kan enkel
Gezin,bezorgt de fiscale attesten
indien de onthaalouder over een
aan de ouders.
attest van toezicht beschikt. Als de onthaalouder beschikt over een attest van toezicht, dan kan je aan de ouders fiscale attesten geven, zodat zij de kosten van kinderopvang fiscaal kunnen aftrekken. Statuut
Een zelfstandige onthaalouder wordt
Statuut van aangesloten
onderworpen aan het statuut voor
onthaalouders. De persoon heeft
zelfstandigen. Deze moet zich
recht op kinderbijslag, geboorte– en
90
aansluiten bij een sociaal
adoptiepremies. Er worden
verzekeringsfonds voor
pensioenrechten opgebouwd en je
zelfstandigen en een ziekenfonds.
krijgt een vergoeding wanneer
De zelfstandige onthaalouder
kinderen buiten de wil van de
betaalt sociale bijdragen en heeft
onthaalouder afwezig zijn.
recht op een pensioen, kraamgeld,
Daarnaast is de persoon ook
adoptiepremie, kinderbijslag en een
verzekerd voor geneeskundige
ziekte- en invaliditeitsverzekering.
verzorging, arbeidsongeschiktheid, arbeidsongevallen en beroepsziekten.
91
6. De Buitenschoolse opvang
Deze manier van opvang heeft een eigen specifieke regelgeving met zijn eigen voorwaarden en eisen. Aangezien de eigenlijke bedoeling van mijn eindwerk is om een verschil te kunnen aantonen tussen de verschillende statuten die mogelijk zijn en deze buitenschoolse opvang daartoe niet behoort (aangezien ze geen apart statuut heeft), zal ik er ook niet verder op in gaan. Informatie daaromtrent kan je echter wel terugvinden op de site van Kind en Gezin. (www.kindengezin.be)
92
Deel 2: Praktische uitwerking
93
Deel 2: praktische uitwerking
Indien er namen of persoonlijke gegevens vermeld zijn, is dit met de expliciete toestemming van deze personen of instellingen. Indien dit ongewenst was, blijven deze personen en hun persoonlijke gegevens anoniem.
7. De opstart van de mini-crèche: PIPO
7.1. Korte voorstelling van de opvang
Pipo is een particuliere opvanginstelling die op bestendige wijze kinderen onder de drie jaar opvangt. De verantwoordelijken van de mini-crèche "Pipo" zijn de twee zussen Jasmien en Ellen Vantorre en zien door de opstart van deze mini-crèche een droom van hen beiden in vervulling gaan. Met een particuliere opvanginstelling wordt bedoeld één of meerdere personen die op bestendige wijze zorgen voor de gelijktijdige opvang van meer dan vijf kinderen onder de zes jaar. Occasionele opvang en opvang van zieke kindjes wordt door de twee zussen niet aanvaard. Kinderopvang Pipo staat onder toezicht van Kind en Gezin en is in het bezit van het attest van toezicht, dat hen de mogelijkheid biedt om aan de ouders een fiscaal attest te overhandigen 1 . Bij kinderopvang “Pipo” staan de ouders zelf in voor voldoende reservekledij, flesvoeding en luiers. De verzorgingsproducten worden door de beide onthaalouders zelf voorzien en zijn van hoge kwaliteit. Het kinderdagverblijf is verzekerd tegen mogelijke ongevallen in verband met het kind, die gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de onthaalmoeder.
1
Zie theoretisch gedeelte punt 5.2.12.2.
94
Maximum capaciteit van de kinderopvang is beperk tot 14 kinderen aangezien het hier gaat om 2 onthaalouders, die kinderen opvangen van 0 – 36 maanden (maximum 7 per onthaalouder). Welke prijs hebben deze onthaalouders bepaald voor de opvang van de kindjes: Voor een volledige dag betalen de ouders 17 euro. Voor een halve dag opvang bedraagt dit slechts 10 euro. Daarnaast zijn er nog enkele afwijkingen voorzien wat deze prijzen betreft: •
Als het kind minder dan 5u in de kinderopvang aanwezig is en 1 maaltijd krijgt, wordt er een halve dag aangerekend.
•
Kinderen die langer dan 10u in de opvang verblijven betalen € 2 per uur extra. Beide onthaalouders raden het echter wel af om een kind langer dan 10 uren te laten opvangen, want dit zou het welzijn van het kind kunnen beïnvloeden. Zij geven daarbij volgende reden: “Een dag van 10 uur is lang, dus ook voor het kind”.
De openingstijden van de min-crèche zijn de volgende: Maandag:
van 7u tot 19u
Dinsdag:
van 7u tot 19u
Woensdag:
van 7u tot 19u
Donderdag:
van 7u tot 19u
Vrijdag;
van 7u tot 18u
Indien kinderen na sluitingstijd zouden worden afgehaald, worden door “Pipo” administratieve ‘boetes’ opgelegd. Deze zijn de volgende: •
Indien een kind na sluitingstijd wordt afgehaald betaald men 2 euro extra voor het eerste half uur.
•
Indien het kind meer dan een half uur na sluitingstijd wordt afgehaald, dan wordt het tarief van een halve dag aangerekend bovenop het normale opvangbedrag. Met andere woorden: indien de ouders meer dan een half uur na sluitingstijd hun kind zouden
95
komen ophalen, betalen zij het gewone opvangbedrag + 10 euro (tarief voor halve dag). Ouders hebben altijd toegang tot de ruimtes waar de kinderen zich bevinden en kunnen voor klachten rond de kinderopvang altijd terecht bij de klantendienst van Kind en Gezin. De mini-crèche en de onthaalouders zijn terug te vinden in: Kasteelstraat 3 8755 Ruiselede Andere contactgegevens zijn de volgende: 0479 / 39 47 90
[email protected] www.mini-creche-pipo.be
96
7.2. Voorstelling van de opvangouders
7.2.1. Jasmien Vantorre Naam: Vantorre Jasmien Geboortedatum: 20 juli 1982 Geboorteplaats: Tielt Burgerlijke staat: gehuwd Adres: Tieltstraat 8 8755 Ruiselede Diploma: Kinderverzorgster Vorige beroepsactiviteiten: RVT Sint-Anna, Wingene van 2002 tot en met 2005
7.2.2. Ellen Vantorre Naam: Vantorre Ellen Geboortedatum: 31 mei 1984 Geboorteplaats: Tielt Burgerlijke staat: samenwonend Adres: Wantestraat 2 8755 Ruiselede Diploma: Kinderverzorgster Vorige beroepsactiviteiten: Kinderdagverblijf “De Harlekijntjes” van 2003 tot en met 2005
97
7.3. Voorbereiding voor de opstart van de mini-crèche. Stap 1: informatie inwinnen bij andere mini-crèches en zelfstandige onthaalouders
Jasmien en Ellen Vantorre wilden eerst en vooral wat informatie inwinnen rond de juiste werking van een mini-crèche op zelfstandige basis. Aangezien ze beiden reeds in het schoolgebeuren stage hadden gelopen in mini-crèches, hadden ze al een beeld van hoe er gewerkt wordt binnen deze vorm van opvang. Maar om eigenlijk meer details te weten, bezochten ze deze mini-crèches om nog wat meer specifieke informatie in te winnen en op nog wat vragen antwoord te krijgen.
Waar de zussen vooral naar informeerden, waren naar de verplichtingen die komen kijken bij het openen van een kinderopvang, zoals de verzekeringen, de vraagprijs, de meubeltjes, de inrichting, …
Stap 2: het aanvragen van een startersmap bij Kind en Gezin.
Een tweede stap die ze ondernomen hebben was het aanvragen van een startersmap bij Kind en Gezin.
In deze map staat de voornaamste informatie vermeld om te kunnen starten met een minicrèche. Het gaat hier vooral om de verplichtingen en richtlijnen om te kunnen starten met een zelfstandig opvangsinitiatief. Deze startersmap werd door beiden overlopen en bekeken of het al dan niet haalbaar zou zijn voor hen om op zelfstandige basis met een mini-crèche te starten.
Wat ondermeer in deze map vermeld staat zal ik aan de hand van enkele voorbeelden uit de map verduidelijken: •
De richtlijnen rond brandveiligheid
•
De richtlijnen rond de inrichting en de veiligheid van de inrichting
98
•
De verplichte opleidingen die nodig zijn om op zelfstandige basis te kunnen beginnen, zoals het al dan niet volgen van een cursus bedrijfsbeheer, bijkomende cursussen rond de verzorging en opvang van kinderen, enz
Stap 3: het informeren bij een boekhouder.
Een derde stap en geen onbelangrijke, op financieel gebied dan toch, was het informeren bij boekhouders.
Hierbij maakten Jasmien en Ellen 2 afspraken met 2 verschillende boekhouders. Één van de boekhouders was ook de boekhouder van het kinderdagverblijf waar Ellen voordien werkte. Bij deze werd vooral nagegaan hoe eigenlijk alles in zijn werk ging bij dat kinderdagverblijf, waar er ondermeer informatie gevraagd werd rond de lonen, de belastingen (wat kan de onthaalouder als kosten inbrengen en wat niet), op welke manier zij het best alle informatie rond de inkomsten en de uitgaven zouden bijhouden,
Stap 4: het maken van de beslissing.
Na het verkrijgen en het verwerken van heel veel informatie en na het onderling bespreken, beslisten de twee zussen rond de periode van september om van start te gaan met een eigen mini-crèche.
Omdat ze beiden als bedienden werkten en dus nog een opzegperiode bij hun oude werkgever hadden te volbrengen en daarbij komend dat een kinderopvanginitiatief niet in enkele minuten kon georganiseerd en ingericht worden, beslisten Jasmien en Ellen om te starten als zelfstandigen in het begin van de maand januari.
99
7.4. Het verloop na de beslissing. Stap 1: Op zoek naar het gebouw
De zoektocht naar een gepast gebouw begon bij het zoeken op internet. Maar dit bleef echter zonder enig resultaat. Daarom brachten ze een bezoekje aan het gemeentehuis van Ruiselede om daar te informeren of zij geen geschikte plaats en gebouw wisten zijn.
Dit leverde enkele resultaten op, waarbij één gebouw uitblonk tussen al de andere. Het ging om een eerste verdieping van een appartement dat vroeger een gebouw was dat behoorde tot een bankketen.
Dit gebouw werd te huur gesteld door een huurmaatschappij ERA, dus was de volgende stap inlichtingen namen bij deze onderneming.
Stap 2: Informatie bij huurmaatschappij ERA
De zussen belden de huurmaatschappij op om een afspraak te maken. Vooraleer naar de afspraak te gaan, kwamen Jasmien en Ellen samen om af te spreken wat ze precies van dat gebouw wilden te weten komen. Dit ging onder meer om volgende belangrijke zaken die zeker moeten geweten zijn om in dat gebouw een mini-crèche te kunnen starten: •
Is de ligging van het gebouw goed, waar ligt het precies in Ruiselede?
•
Hoe zit het met de ruimtelijke indeling van het gebouw? Is dit naar de vereisten die Kind en Gezin stelt omtrent de ruimte die voorzien moet zijn om ondermeer een speelruimte en een slaapruimte te hebben voor de kinderen? 1
•
Is het gebouw voldoende beveiligd?
•
Is het mogelijk om van elke ruimte een veilige ruimte te maken?
•
Is er een tuin voorzien, zodat kinderen in de zomerperiode ook wat buiten kunnen spelen?
1
Voor de vereisten: zie theoretisch gedeelte.
100
•
En niet onbelangrijk: wat is het prijskaartje die aan het gebouw vast hangt? Is dit realiseerbaar of niet?
Na enkele afspraken en het grondig bekijken van het gebouw met zijn verschillende mogelijkheden, beslisten Ellen en Jasmien om dit gebouw als verblijfplaats van hun minicrèche te nemen.
Door de keuze van het gebouw was al reeds een grote stap genomen om te komen tot de minicrèche zoals ze nu is.
Stap 3: Informatie bij Kind en Gezin
Een derde stap die ondernomen werd, was een aanvraag om de controle van de brandweer. Het gaat hier meer specifiek over een inspectie van de brandveiligheid van het gebouw.
Na het inspecteren van het gebouw werd een verslag opgemaakt met de werkpunten om het gebouw nog veiliger te stellen.
Stap 4: Informatie bij Kind en Gezin
Om zich nog wat meer te informeren rond welke verplichtingen zij zullen hebben bij de opstart van hun nieuwe zaak, bezochten ze de plaatselijke dienst van Kind en Gezin.
Op deze afspraak werden zij uitgenodigd op een informatiedag waarbij verschillende personen kwamen praten rond de opzet van een min-crèche, hoe het allemaal in zijn werk ging of zou gaan, …
Onder deze personen waren er personen die een crèche hebben en die zo konden vertellen rond de praktijk in de mini-crèche en hun ervaringen, iemand van ACERTA, iemand die zich vooral bezighoudt met de inrichting van de mini-crèches,…
101
Na een uiteenzetting van deze mensen was er ook de mogelijkheid om aan elk van deze personen vragen te stellen met betrekking tot hun specialisatie. Er konden ook heel wat informatiebrochures verkregen worden, waarin enorm veel informatie terug te vinden was, rond de opstart van een eigen opvanginitiatief. Met andere woorden, een korte inhoud van wat er op die infoavond verteld was.
Een volgende stap die ondernomen moest worden, was het invullen van de vele formulieren die nodig zijn om aan te sluiten bij Kind en Gezin, verzekeringspolissen, …
Stap 4: Het invullen van de formulieren van Kind en Gezin
Een eerste formulier dat moest ingevuld worden, was de aanvraag tot toezicht.
Aangezien mini-crèche “Pipo” onder het toezicht staat en wilde staan van Kind en Gezin, waren de zussen verplicht om een formulier tot aanvraag van toezicht in te vullen en deze aangetekend te versturen naar Kind en Gezin.
Op dit formulier ‘aanvraag tot toezicht’ werd vooral belangrijke informatie gevraagd rond het toezicht van de mini-crèche, zoals:
•
Wie is/zijn de verantwoordelijke(n)?
•
Hoeveel kindjes wil/kan men opvangen?
•
Over welke dipoma’s de onthaalouders beschikken?
•
…
Na de aanvraag kregen ze een voorlopig attest van toezicht 1 . Momenteel ontvingen ze het definitieve attest van toezicht nog niet.
1
Bijlag 5: kopie van de begeleidende brief rond het voorlopig attest van toezicht en het voorlopig attest van toezicht zelf.
102
Een tweede formulier dat Ellen en Jasmien invulden was voor een verzekeringspolis voor burgerlijke aansprakelijkheid 1 . Deze verzekering is echter verplicht en dit zowel voor de kinderen als voor beide begeleiders, namelijk Jasmien en Ellen.
Andere formulieren waar de 2 startende onthaalouders verplicht dienden voor te kijken, om onder andere een attest van toezicht te bekomen, waren de formulieren 2 : •
Attest goed gedrag en zeden (module 2) 3
•
Attest van de arts, om aan te tonen dat de personen zich in een goede gezondheid bevonden 4
Deze attesten, samen met de vorige twee formulieren dienden per aangetekende verzending naar Kind en Gezin gestuurd te worden. Daarbij werd ook nog het verslag van de brandweer 5 , rond de brandveiligheid van het gebouw, gestopt.
Stap 5: De zoektocht naar meubeltjes
Op het moment dat de zoektocht begon naar de meubeltjes, was er een mini-crèche in Ruiselede die haar activiteit stopzette. Aangezien dit kennissen waren van de 2 zussen en de verantwoordelijke van de mini-crèche dus wist dat Jasmien en Ellen begonnen waren met de opstart van hun mini-crèche, werd hen het voorstel gedaan om de meubeltjes van deze minicrèche tegen een aantrekkelijke prijs over te nemen.
Dit was een aanbod die de twee startende zelfstandige onthaalouders niet konden weerstaan, aangezien de opstart van een eigen zelfstandige zaak een investering is en dat de zussen door dit bod wat konden besparen in die opstart.
1
Bijlage 6 : Kopie van de verzekeringspolis van de mini-crèche. Voorwaarden om attest van toezicht te krijgen: zie theoretisch gedeelte, punt 5.2.4. 3 Bijlage 7: Kopieën van de getuigschriften van goed zedelijk gedrag van beide zussen. 4 Bijlage 8: Kopieën van de verklaringen van de arts in verband met de algemene gezondheidstoestand van de verantwoordelijken en de medewerkers van de mini-crèche en het zelfstandig kinderdagverblijf en dit van beide zussen, Jasmien en Ellen Vantorre. 5 Bijlage 9 : Kopie van het verslag van de brandweer en de verklaring van de brandweer met betrekking tot een mini-crèche of een zelfstandig kinderdagverblijf. 2
103
Volgende zaken werden onder andere overgenomen van de stopgezette mini-crèche: •
Het speelgoed
•
Het knutselgerief
•
Het keukengerief
•
De bedjes
•
De lakens
•
…
Kortom bijna alles wat nodig was voor de inrichting van een mini-crèche.
Stap 6: Inschrijving bij een ACERTA
Ellen en Jasmien opteerden om zich aan te sluiten bij de Sociale Kas ACERTA, die vele van de administratieve taken op zich zou nemen. Daarbij werd ook een VAPZ (Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen) afgesloten, zodat ze zeker een pensioen zouden kunnen opbouwen voor de toekomst.
Stap 7: Het opknappen van het gebouw
Tijdens de periode van de keuze van het gebouw tot en met de opening van de mini-crèche werd er heel hard gewerkt aan de inrichting van de “Pipo”.
Deze inrichting hield ondermeer volgende zaken in: •
Schilderen en behangen
•
Het installeren van de meubeltjes en indien nodig eens overschilderen met een kleurtje zodat het terug als nieuw was
•
Het schoonmaken van de kasten, …
•
Het beveiligen van het gebouw, zoals het voorzien van hekjes aan hoogteverschillen (trap), …
•
….
104
Voor deze werken werd vooral beroep gedaan op familie en vrienden die Ellen en Jasmien zeker steunden bij de opstart van hun mini-crèche. En natuurlijk werden zo ook terug wat kosten bespaard, wat zeker niet onbelangrijk is voor de jonge zussen.
Stap 7: Het maken van reclame
Aangezien Ruiselede een kleinere gemeente is, verspreidde het nieuws zich heel snel. Dit gebeurde vooral via mondelinge communicatie met kennissen, vrienden, …
De twee zusjes zijn dan beiden ook opgegroeid in Ruiselede, waardoor vele mensen hen reeds (her)kenden. Dit bevorderde de reclame ook in een zekere zin.
Maar voor Ellen en Jasmien was het niet voldoende om enkel Ruiselede in te lichten rond de opstart van hun mini-crèche, daarom werden ook posters en affiches gemaakt en lieten ze ook stickers maken om op het achterraam van de auto te kleven. Op deze manier wilden ze ook de buitenstaanders (personen die niet in Ruiselede wonen, maar eventueel wel werken) proberen te bereiken.
Daarnaast is er ook een website in volle productie met allerlei informatie rond de mini-crèche en de onthaalouders en met enkele sfeerbeelden van in het opvanginitiatief. Deze website is de volgende: www.mini-creche-pipo.be .
Stap 8: De opening van “Mini-crèche Pipo”
Op 3 januari 2006 opende “mini-crèche Pipo” zijn deuren en proberen de beide onthaalouders, Jasmien en Ellen hun kinderdroom te verwezenlijken wat tot nog toe een succes is.
105
7.5. Algemeen: organisatorisch. Stap 1: Het bepalen van de prijs Om de prijs 1 te bepalen die de zussen zouden vragen, hielden ze rekening met de prijs die andere kinderdagverblijven in Ruiselede vroegen, maar vooral met de prijs die de mini-crèche, die voor de opstart van “Pipo” haar activiteit stopzette, vroeg.
Dit deden ze voornamelijk om op deze manier de ouders van de kinderen die de gestopte mini-crèche opving te kunnen aantrekken en om zo deze kinderen te kunnen overnemen. Er werd dan ook enorm veel reclame gemaakt vanuit de opvang die eerder haar activiteit stopzette.
Ikzelf vind dit een goede manier waarop zij hun prijs bepaalden, aangezien ze op deze manier wat op concurrentie inspeelden en zo hun prijs aantrekkelijker konden maken dan de reeds aanwezige kinderdagverblijven. En doordat ze ook nog eens het voordeel hadden dat de gestopte mini-crèche reclame voor hen maakte en dan nog eens dezelfde prijzen zouden hanteren, maakte dit het voor hen wat makkelijker om ouders aan te trekken. Dit alles maakte de aantrekking van de kinderen en hun ouders heel wat aantrekkelijker.
Er werd hier dus wel geen of toch weinig rekening gehouden met de zaken die Kind en Gezin vooropstelde om hun prijs te bepalen.
Stap 2: De bepaling van het uurrooster
Aangezien de mini-crèche elke dag open is van 7u tot 19u, behalve op vrijdag waar Ellen en Jasmien werken van 7u tot 18u, moet ook een regeling getroffen worden in verband met hun uurregeling, omdat 11 à 12 uren per dag voor beiden veel te zwaar zouden zijn en zeker indien ze dit werkregime een volledige week zouden moeten volhouden.
1
Zie deel 2: praktische uiteenzetting; punt 1.1. Kleine voorstelling van de opvang.
106
Daarom ontworpen de zussen Vantorre de volgende regeling:
Week 1:
7u – 9u
9u – 16u30
16u30 – 19u
Maandag
Jasmien
Beiden aanwezig
Ellen
Dinsdag
Ellen
Beiden aanwezig
Jasmien
Woensdag
Beiden aanwezig van 9u tot en
Jasmien thuis en Ellen van 13u
met 13 u
tot 19 u
Donderdag
Jasmien
Beiden aanwezig
Ellen
Vrijdag
Ellen
Beiden aanwezig
Jasmien
7u – 9u
9u – 16u30
16u30 – 19u
Maandag
Ellen
Beiden aanwezig
Jasmien
Dinsdag
Jasmien
Beiden aanwezig
Ellen
Week 2:
Woensdag
Beiden aanwezig van 9u tot en
Ellen thuis en Jasmien van 13u
met 13 u
tot 19 u
Donderdag
Ellen
Beiden aanwezig
Jasmien
Vrijdag
Jasmien
Beiden aanwezig
Ellen
Na week 2 start dan opnieuw week 1.
Het is wel zo dat binnen deze regeling nog wat aanpassingen kunnen gebeuren naargelang het aantal kinderen die er worden opgevangen.
107
Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren dat er op een maandag tussen 7u en 9u meer dan 7 kinderen aanwezig zijn, dat toch beide onthaalouders moeten aanwezig zijn. Of bijvoorbeeld op een woensdagnamiddag, indien er meer dan 7 kinderen aanwezig zouden zijn dat de vrije namiddag zou wegvallen.
Een andere manier kan ook worden opgelegd door Kind en Gezin indien deze door hen niet goedgekeurd zou zijn.
108
7.6. Wat valt er nu nog te doen na de opening van de crèche . Stap 1: Aanvraag subsidie, kostenvergoeding
Via Kind en Gezin was het mogelijk om formulieren aan te vragen om een kostenvergoeding te verkrijgen. Dit deden de zussen dan ook, maar er ontbreekt hen momenteel de tijd om deze in te vullen. Ze zullen dit zeker en vast wel doen, aangezien het hier om een behoorlijk bedrag gaat dat zou tegemoetkomen in hun kosten.
Om deze kostenvergoeding te verkrijgen moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn zoals: •
beschikken over een attest van toezicht
•
openstaan voor alle kinderen
•
voldoen aan volgende opleidings- en vormingsvoorwaarden
•
via een evaluatieformulier die moet ingevuld worden, beschikken over een voldoende grote score
•
…
De meer specifieke en gedetailleerde voorwaarden kunnen terug gevonden worden op het formulier voor de aanvraag van deze kostenvergoeding 1 die zich verder in de bijlagen bevindt.
Stap 2: Het doorstaan van de controles van Kind en Gezin.
Het is zo dat als een kinderopvang onder toezicht van Kind en Gezin staat, dat deze zich aan een aantal controles van deze instantie mag verwachten. Zeker tijdens het eerste jaar is dit zo.
Ook bij mini-crèche “Pipo” was er reeds een eerste inspectie. Deze inspectie was er naar aanleiding van de aanvraag voor het attest van toezicht. Na een inspectie van Kind en Gezin krijgt de opvang een volledig verslag1 met de vaststellingen die de inspectie heeft gedaan. 1
Bijlage 10: Aanvraag van de kostenvergoeding voor mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven, met de volledige lijst van voorwaarden en regels.
109
Ik kan me goed voorstellen dat zo’n inspectie voor een opvanginitiatief heel erg belangrijk is, aangezien dit enorm veel duidelijkheden schept rond alles en dat dit ook de stempel kan drukken op de kinderopvang of deze op de goede weg zijn met hun opvang of dat er nog heel wat te doen staat.
Bij het doornemen van het verslag van mini-crèche “Pipo” merkte ik ook op dat je uit dit verslag ook gedeeltelijk kan afleiden waar Kind en Gezin echt wel de nadruk wil op leggen. Dit betreft zeker de veiligheid van de kinderen.
Daarnaast zag ik ook dat deze kinderopvang zeker op de goede weg is, behalve op enkele aanpassingen na. Er zijn slechts enkele zaken die nog niet in orde waren, maar daarbij beloofden de verantwoordelijken dat ze al deze tekortkomingen zeker in orde zouden brengen.
Met andere woorden: een tamelijk positief verslag!
1
Bijlage 11: Kopie van het volledige verslag van de inspectie dat gebeurde bij mini-crèche “Pipo” naar aanleiding van de aanvraag voor het attest van toezicht en de begeleidende brief.
110
7.7. Enkele beelden.
111
8. Interviews met onthaalouders en diensten 8.1. Inleiding Om ook de mening te weten van de onthaalouders en van de diensten deed ik enkele interviews. Hierbij mikte ik met de vragen op ondermeer de samenwerking met Kind en Gezin, de inkomsten, de werking van het nieuw sociaal statuut,…
Voor deze interviews werkte ik voor elke groep (zelfstandigen, diensten en onthaalouders aangesloten bij een dienst) een reeks van vragen uit die iets verder terug te vinden zijn.
De uitwerking van de interviews zijn terug te vinden onder de reeksen van vragen.
Indien er namen of persoonlijke gegevens vermeld zijn, is dit met de expliciete toestemming van deze personen of instellingen. Indien dit ongewenst was, blijven deze personen en hun persoonlijke gegevens anoniem.
112
8.1.1. Vragenlijst voor de zelfstandige onthaalouders, mini-crèches,… 1. Beschrijving van de kinderopvang? Beschrijving van de onthaalouder? Datum start activiteit? Studies? Opleidingen, vormingen tijdens de activiteit?
2. Waarom koos u voor dit statuut als onthaalouder? (‘zelfstandige’)
3. Is er een goede relatie en communicatie met Kind en Gezin, of laten hulp en antwoorden op vragen vaak lang op zich wachten?
4. Wat vindt u van de vergoedingen die u ontvangt (loon, installatievergoeding)? Is dat voldoende? Dekt dit alle kosten? Kan met deze activiteit een voortreffelijk ‘loon’ opgebouwd worden? Is dit als zelfstandige een winstgevende activiteit?
5. Wat vindt u van de nieuwe regeling die op komst is rond de kleine risico’s? Zou dit een hulp zijn om nog meer winst te boeken? Weet u reeds van die nieuwe regeling?
6. Welke regeling past u toe rond de prijs die u vraagt per kind? Is dat volgens een maandbedrag, ter zekerheid van een inkomen, of per dagbedrag per kind. Vindt u het goed dat u zelf deze prijs mag bepalen, of zouden daar toch grenzen moeten aan vasthangen? Op wat zou u deze prijs gebaseerd hebben?
7. Bestaat er enige concurrentie in dit soort opvang?
8. Wat vindt u van het aantal kinderen die u mag opvangen?
9. Is er volgens u genoeg opvang in deze gemeente, stad?
10. Verloopt de procedure om onthaalouder te worden vlot (aansluiting, vergoedingen, ...) ?
113
8.1.2. Vragenlijst voor de onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen
1. Beschrijving van de kinderopvang? Beschrijving van de onthaalouder? Datum start activiteit? Studies? Opleidingen, vormingen tijdens de activiteit?
2. Waarom koos u voor dit statuut als onthaalouder? (‘werknemer’)
3. Wat vindt u van het nieuwe sociaal statuut als onthaalouder dat sinds 1 april 2003 in werking is getreden?
4. Is dit statuut een verbetering dan wat er was voor 1 april 2003?
5. Werkt alles volgens u reeds perfect of zijn er zaken waar nog stevig aan gewerkt moeten worden binnen dit sociaal statuut (knelpunten)?
6. Wat zou u nog meer willen verwezenlijkt zien?
7. Is er een goede relatie en communicatie met de dienst voor kinderopvang en met Kind en Gezin, of laten hulp en antwoorden op vragen vaak lang op zich wachten?
8. Wat vindt u van de vergoedingen die u ontvangt (kostenvergoeding, 14,84 euro; installatievergoeding, 395,62 euro)? Is dat voldoende? Dekt dit alle kosten? Kan met deze activiteit een voortreffelijk ‘loon’ opgebouwd worden?
9. Bestaat er enige concurrentie in dit soort opvang?
10. Is er volgens u genoeg opvang in deze gemeente, stad?
11. Wat vindt u van het aantal kinderen dat u mag opvangen?
12. Verloopt de procedure om onthaalouder te worden vlot (aansluiting, vergoedingen, ...) ?
114
8.1.3. Vragenlijst voor de diensten voor opvanggezinnen
1. Beschrijving van de dienst voor opvanggezinnen?
2. Wat is jullie taak precies? Welke rol spelen jullie voor de onthaalouders?
3. Wat is jullie relatie met Kind en Gezin? (verplichtingen?)
4. Wat vindt u van het nieuwe sociaal statuut als onthaalouder dat sinds 1 april 2003 in werking is getreden?
5. Is dit statuut een verbetering dan wat er was voor 1 april 2003?
6. Werkt alles volgens u reeds perfect of zijn er zaken waar nog stevig aan gewerkt moeten worden binnen dit sociaal statuut (knelpunten)?
7. Wat zou u nog meer willen verwezenlijkt zien?
8. Bestaat er enige concurrentie tussen de verschillende diensten?
9. Zijn er volgens u, jullie genoeg opvangmogelijkheden?
10. Verloopt de procedure om onthaalouder te worden vlot (aansluiting, vergoedingen, ...) ?
115
8.2 De interviews 8.2.1. Interview met een verantwoordelijke van een mini-crèche Interview met één van de verantwoordelijken van mini-crèche “Pipo”, Jasmien Vantorre
Omschrijving van de mini-crèche Pipo is een particuliere opvanginstelling die op bestendige wijze kinderen onder de drie jaar opvangt. De verantwoordelijken van de mini-crèche "Pipo" zijn de twee zussen Jasmien en Ellen Vantorre en zien door de opstart van deze mini-crèche een droom van hen beiden in vervulling gaan. Met een particuliere opvanginstelling wordt bedoeld één of meerdere personen die op bestendige wijze zorgen voor de gelijktijdige opvang van meer dan vijf kinderen onder de zes jaar. Occasionele opvang en opvang van zieke kindjes wordt door de twee zussen niet aanvaard. Kinderopvang Pipo staat onder toezicht van Kind en Gezin en is in het bezit van het attest van toezicht, dat hen de mogelijkheid biedt om aan de ouders een fiscaal attest te overhandigen. Het kinderdagverblijf is verzekerd tegen mogelijke ongevallen in verband met het kind, die gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de onthaalmoeder. Maximum capaciteit van de kinderopvang is beperk tot 14 kinderen aangezien het hier gaat om 2 onthaalouders, die kinderen opvangen van 0 – 36 maanden (maximum 7 per onthaalouder).
116
De openingstijden van de min-crèche zijn de volgende: Maandag:
van 7u tot 19u
Dinsdag:
van 7u tot 19u
Woensdag:
van 7u tot 19u
Donderdag:
van 7u tot 19u
Vrijdag;
van 7u tot 18u
De mini-crèche en de onthaalouders zijn terug te vinden in: Kasteelstraat 3 8755 Ruiselede Andere contactgegevens zijn de volgende: 0479 / 39 47 90
[email protected] www.mini-creche-pipo.be
117
Verwerking van het interview
Jasmien en Ellen Vantorre kozen voor het statuut van zelfstandige, omdat ze daardoor de mogelijkheid hadden om meer kinderen op te vangen en van deze bezigheid hun beroep te maken.
Het was dan ook hun droom om samen een mini-crèche te openen waar ze zich beiden konden in bewijzen en hun beroep konden van maken.
Aangezien beide zussen reeds ervaring hadden in mini-crèches en deze werkwijze hen beviel, wilden ze zich niet van hun stuk laten brengen van de negatieve kanten van het statuut van een zelfstandige, maar zouden ze doorzetten tot hun droom werkelijkheid werd. En zo is het ook gegaan…
De leuke verhalen die ze daarnaast nog hoorden van de verschillende mini-crèches die ze bezochten om informatie te verzamelen, gaven hen alleen maar meer zekerheid van hun keuze om hun mini-crèche “Pipo” te starten. Zoals reeds vermeld, staat de mini-crèche “Pipo” onder toezicht van Kind en Gezin, waardoor ze alle regels moeten volgen die door Kind en Gezin zijn opgesteld. Daardoor kunnen ze voor hun vragen en informatie altijd terecht bij Kind en Gezin. Dit kan zowel telefonisch naar het plaatselijke bureau van Kind en Gezin (West-Vlaanderen) of via mail of per post.
Over het algemeen zijn ze wel tevreden over de diensten van Kind en Gezin en de snelheid waarop gewerkt wordt, maar toch vindt Jasmien Vantorre dat ze over bepaalde zaken toch wel vlugger mogen worden ingelicht.
Zo werden ze bijvoorbeeld rond de oorzaken en de gevolgen van de vogelgriep en de bijkomende informatie daarover, die heel specifiek is voor kinderen, pas ingelicht per brief op 30 maart 2006, terwijl die eigenlijk al langer bezig was.
Wanneer Kind en Gezin een eerste keer op inspectie gaat, worden de onthaalouders daaromtrent verwittigd. Voor de latere inspecties worden ze niet meer op de hoogte gesteld.
118
Voorlopig ontvangen Ellen en Jasmien nog geen (on)kostenvergoeding, maar zijn volop bezig met het invullen van de aanvraag om deze vergoeding te verkrijgen. Aangezien beiden nog geen weet hadden van het bedrag lichtte ik Jasmien daarover in.
Ze was positief over het bedrag van de (on)kostenvergoeding en vond het aangenaam meegenomen om tegemoet te komen in de kosten voor nieuw speelgoed, nieuw bedlinnen,… . Daarbij kwam echter wel de opmerking dat deze vergoeding misschien wel iets meer zou mogen zijn om het lage inkomen wat te compenseren.
Voor mij lijkt dit bedrag echter heel weinig. Ik kan me niet voorstellen dat de onthaalouder met dit bedrag dat per kind en per jaar wordt betaald, tegemoetkomt aan alle kosten die deze onthaalouder moet doen voor de uitoefening van zijn/haar job. Daarom ben ik het eens met de opmerking die deze onthaalouder maakte, namelijk het feit dat de vergoeding zeker iets hoger zou mogen zijn om toch een deel van het lage loon te compenseren.
Van een groot inkomen, ‘loon’ is er zeker geen sprake. Zeker tijdens de eerste jaren niet, want leningen, bijkomende installatiekosten, huur, enz. nemen reeds een groot deel van het gezamenlijke inkomen van Jasmien en Ellen weg. Daarbij moet er ook rekening gehouden worden met de sociale bijdragen die moeten betaald worden, de verzekeringen, de producten voor voeding en verzorging, … .
Éénmaal dit alles betaald is, is het te verdelen bedrag die de zussen overhouden niet echt groot en is er dus zeker en vast geen sprake van winst.
Belangrijk is hier wel dat de zussen ook inlichtingen hebben gevraagd en gekregen rond hun inkomen, waaruit bleek dat het zeker geen beroep is om rijk van te worden, maar wel een beroep waar je plezier moet in hebben. Toch moet er wel rekening gehouden worden met het inkomen, want het is wel noodzakelijk dat er voldoende inkomen is om te overleven zodat ze niet volledig ‘ten laste’ zijn van de echtgenoot.
Jasmien deed volgende uitspraak rond hetgeen wat hierboven vermeld staat: “Wij werken volgens het oude gezegde: werken om te leven en niet leven om te werken. Voor ons is het belangrijk dat we ons amuseren en onze droom kunnen verwezenlijken, ook al moeten we daar enige luxe voor loslaten.” 119
De kostprijs die de zussen gebruiken is een dagprijs. Deze is gelijk aan de prijs die de gestopte mini-crèche 1 ook hanteerde, aangezien ze de intentie hadden om al de ouders van de kinderen uit deze crèche te lokken naar “Pipo”.
Door het zelf bepalen van de (dag)prijs kan er volgens hen een zekere vorm van concurrentie ontstaan. Hierdoor kunnen ze concurreren in de prijs, maar is er ook concurrentie mogelijk bij de diensten die ze leveren. Zo kunnen er bijvoorbeeld bij de ene mini-crèche luiers inbegrepen zijn in de prijs en bij een andere niet, terwijl ze eigenlijk beiden eenzelfde prijs vragen aan de ouders.
Jasmien vertelde me dat zeker bij hen een zekere vorm van concurrentie was, omdat er naast hun mini-crèche “Pipo” nog twee andere opvanginitiatieven in dezelfde periode werden opgericht.
Er zijn zeker en vast genoeg opvanginitiatieven in Ruiselede, want volgens Jasmien zijn er zeker 3 mini-crèches en 11 zelfstandige onthaalouders en onthaalouders aangesloten bij een dienst. Dus van concurrentie gesproken …
Volgens de zussen is het aantal kinderen dat zij mogen opvangen meer of voldoende. “We hebben de handen vol met de kleintjes”, zoals ze het zelf zeggen. Dit is zeker zo aangezien zij kinderen opvangen tussen 0 en 3 jaar en deze kinderen nog maar heel weinig zelfstandig kunnen doen.
Ik kan me goed voorstellen wat ze eigenlijk bedoelen met “we hebben de handen vol”. Volgens mij is het echt niet makkelijk om zo’n groot aantal kinderen eten te geven, te doen slapen, voldoende aandacht te geven, … . Zeker en vast in dit geval, omdat het hier gaat om de opvang van kinderen tussen de 0 en de 3 jaar die weinig zelf kunnen en die in het begin van hun leven zitten.
De procedure is eigenlijk niet ingewikkeld en kan vlot gebeuren. Het grootste werk is het in orde stellen van de noodzakelijke administratie.
1
Zie deel 2: praktische uitwerking. Punt 7.5. Algemeen: organisatie. Stap 1: Het bepalen van de prijs.
120
Jasmien was reeds op de hoogte van de nieuwe regeling in verband met de kleine risico’s. Wanneer deze regeling juist in werking zou treden wist ze nog niet, dus bracht ik haar op de hoogte van wat ik er meer over wist.
Ondertussen blijven wij duimen voor de twee zussen met het voortzetten van hun ‘nieuwe mini-crèche’ en wensen hen verder nog heel veel succes toe.
121
8.2.2. Interviews met diensten voor opvanggezinnen. Interview met de dienstverantwoordelijken van de dienst KAV van Roeselare, namelijk Trees Vandenaweele en Tine Vanhecke
Omschrijving van de dienst. De dienst voor opvanggezinnen KAV is een dienst die erkend en gesubsidieerd is door Kind en Gezin. Hierdoor is deze dienst verplicht om alle regelgeving te volgen die Kind en Gezin hen oplegt. De dienst staat rechtstreeks in contact met Kind en Gezin en voert vele van hun opdrachten uit ten aanzien van de onthaalouders, zoals de inspectie, het oplossen van eventuele vragen, zitdagen,… Het nationale secretariaat van KAV bevindt zich in Brussel. Vlaanderen telt 17 diensten van KAV over Vlaanderen. De Dienst voor opvanggezinnen KAV te Roeselare, die ik bezocht, is verantwoordelijk voor twee grote regio’s, namelijk: •
Regio Roeselare – Izegem –Lichtervelde, Ingelmunster en Ardooie. Binnen deze regio zijn er 34 onthaalouders die aangesloten zijn bij KAV.
•
Regio Dentergem – Oostrozebeke – Wielsbeke. Binnen deze regio zijn er 23 onthaalouders die aangesloten zijn bij de dienst KAV.
Voor elk regio is er één verantwoordelijke. Deze twee dienstverantwoordelijken zijn Trees Vandenaweele en Tine Verhecke. Als dienstverantwoordelijken hebben ze verschillende taken die ze op zich nemen. 1. Administratie
- Naar de ouders toe: de dienst staat in voor het afleveren van de fiscale attesten aan de ouders en de facturatie naar de ouders toe. Daarnaast zorgen voor het maken en het bijhouden van het dossier dat ze moeten kunnen voorleggen aan Kind en Gezin. Er
122
zijn ook zitdagen vastgelegd per gemeente, waarbij de dienstverantwoordelijke openstaat voor mensen die met vragen naar hen toekomen.
- Naar de onthaalouders toe: De dienst staat in voor het uitbetalen van de (on)kostenvergoeding aan de onthaalouders. Daarnaast vervullen ze in functie voor de onthaalouders ook enkele andere taken, zoals het invullen van de RSZ-aangifte,…
- Naar het Nationaal Secretariaat van de KAV toe: Elke dienst van de KAV is verplicht om de gegevens van de onthaalouders door te geven naar het Nationaal Secretariaat van de KAV. Daarnaast worden ook taken rond de boekhouding en andere administratie overgeheveld naar het Nationaal Secretariaat.
2. Begeleiding van de onthaalouders
Voor de begeleiding van de onthaalouders staan de dienstverantwoordelijken vooral in voor volgende zaken:
- Het opvolgen van de kinderen - Stukje administratief werk die de dienst overneemt van de onthaalouder - Bespreken van het functioneren van de onthaalouder - “Klankbord”: ondersteuning van de onthaalouder. Dit houdt ondermeer in dat de dienst openstaat voor het luisteren naar de problemen en opmerkingen van verschillende onthaalouders en ouders van kinderen en het al dan niet zelf inspringen in geval van problemen. Met andere woorden: ze gaan samen op zoek naar een gepaste oplossing voor de eventuele problemen. - Het uitvoeren van veiligheidscontrole - Het uitvoeren van de inspecties. Deze inspecties gebeuren bij de zelfstandige onthaalouders door Kind en Gezin, terwijl bij de diensten deze taak van Kind en Gezin overgeheveld wordt naar de dienst. - Uitvoeren van alle reglementering vastgelegd door Kind en Gezin.
123
3. Vorming
Het is zo dat elke onthaalouder aangesloten bij een dienst vorming MOET volgen. Hierin wordt er onderscheid gemaakt tussen 2 vormen:
1) Basiscursus
De basiscursus moet gevolgd worden door alle startende onthaalouders die zich aansluiten bij een dienst. Binnen deze cursus zijn er 4 thema’s, namelijk: EHBO, omgaan met ouders, voeding en de ontwikkeling van het kind.
Deze vormingen van deze 4 thema’s moeten binnen de 2 jaar gevolgd worden om aangesloten te kunnen blijven bij de dienst.
De vormingen worden georganiseerd door de provincie West-Vlaanderen.
2) Bijkomende vormingen
Elke dienst doet een aanbod van 6 à 8 vormingen per jaar. De onthaalouders moeten 4 van deze vormingen gevolgd hebben om aangesloten te kunnen blijven bij een dienst. De overige vormingen zijn op vrijwillige basis en kunnen enkel een meerwaarde zijn voor de onthaalouder.
Al deze vormingen zijn volledig gratis voor de onthaalouders en worden betaal door de diensten waar de onthaalouders zijn aangesloten.
Indien onthaalouders naast de aangeboden vormingen door de dienst nog andere vormingen volgen die gerelateerd zijn met hun beroep, kunnen deze, mits voorlegging van een aanwezigheidsattest, worden teruggevorderd bij de dienst.
124
4. Selectie
De dienst voor opvanggezinnen KAV te Roeselare heeft een erkenning voor 35 onthaalouders en dit voor de regio Roeselare. Daarnaast heeft de dienst voor de Dentergem een erkenning voor 21 onthaalouders.
De opdracht van de dienst is het aantal onthaalouders in stand te houden en het aanbod af te stemmen op de vraag die er is naar opvangmogelijkheden.
Indien er meer vraag is dan dat er aanbod is van opvangmogelijkheden, dan publiceert de dienst vacatures op de WIS-computer en in plaatselijke krantjes.
De dienst begeleidt de startende onthaalouders vanaf de kennismaking tot de start van hun activiteit.
5. Het onderhouden van het contact met de gemeente.
De dienst staat ook in voor het onderhouden van de contacten met de gemeenten. Ze nemen als dienst deel aan het lokaal overleg binnen de gemeenten en de bijhorende vergaderingen. Doordat de dienst van Roeselare de verantwoordelijkheid draagt van een uitgebreid en uitgestrekt gebied, kan het gebeuren dat de dienst onthaalouders aanduid om deel te nemen aan het lokaal overleg.
6. Stuurgroep
Dit houdt vooral de vertegenwoordiging in van de ouders en de onthaalouders door de dienstverantwoordelijken. Deze stuurgroep komt 4 maal per jaar samen, waarbij de algemene werking wordt besproken (wat loopt er goed en wat loopt er fout). Elk jaar worden er ook verkoopacties georganiseerd door deze stuurgroep, zoals een chocoladeverkoop,… waarbij de opbrengst gaat naar de onthaalouders ter ondersteuning van de grote kosten voor het nodige materiaal.
125
De dienst KAV Roeselare is terug te vinden in: Hoogstraat 98, bus 6 8800 Roeselare Andere contactgegevens zijn de volgende: 051/69 39 14
[email protected] www.kav.be
126
Verwerking van het interview
De dienst heeft een heel nauwe band met Kind en Gezin. Aangezien zij erkend en gesubsidieerd zijn door Kind en Gezin, nemen zij bepaalde verantwoordelijkheden en de meeste taken als dienst van hen over. Dit houdt zowel in dat zij de controles uitvoeren in opdracht van Kind en Gezin, dat zij alle reglementeringen opgelegd door Kind en Gezin moeten volgen.
Indien zij niet zouden voldoen aan de eisen van Kind en Gezin, is er een kans dat ze de erkenning van Kind en Gezin verliezen.
Als dienst voor opvanggezinnen zijn zij ook verplicht een kwaliteitshandboek op te stellen en deze op te volgen. Dit handboek wordt opgesteld door de verschillende diensten van KAV en ze moeten dit kwaliteitshandboek ook kunnen voorleggen aan Kind en Gezin.
Het is dus de dienst die de inspecties uitvoert bij de onthaalouder. Kind en Gezin daarentegen voert inspecties, controles uit bij de dienst en dit gebeurt op basis van het kwaliteitshandboek 1 die door de dienst werd opgesteld.
Het nieuw sociaal statuut voor de onthaalouders aangesloten bij een dienst is een hele verandering, maar volgens de dienstverantwoordelijken van de KAV een enorme verbetering voor de onthaalouders. Bij de onthaalouders zelf zijn de meningen echter verdeeld.
Sommigen vinden het een verbetering aangezien ze voor vele zaken een vergoeding of uitkering krijgen die ze vroeger niet hadden, zoals een moederschapuitkering, een opvanguitkering, … . Anderen vinden dat het niet volledig genoeg is, aangezien zij geen vakantiegeld ontvangen, geen eindejaarspremie hebben, geen betaalde feestdagen hebben, … en hierdoor op bepaalde ogenblikken zonder inkomen komen te zitten.
Volgens de dienstverantwoordelijken is er zeker een verschil te merken tussen de beginnende, jongere onthaalouders en de oudere onthaalouders. Voor de oudere onthaalouders is het statuut zoals het nu is meer of voldoende, aangezien het voor hen al een grote verbetering is 1
Bijlage 12 :Kwaliteitshandboek van KAV
127
met wat ze vroeger hadden. De jongere en de beginnende onthaalouders zijn daar echter niet mee tevreden en willen streven naar een volledig werknemerstatuut.
Ook de dienstverantwoordelijken willen streven naar een volledig werknemerstatuut, want een stap terug kan niet en zoals het nu is, met al de onduidelijkheden, kan het zeker niet. Dus streven naar een volledig werknemersstatuut is volgens hen de enige mogelijkheid. Maar of dit enigszins zal lukken is een ander hoofdstuk, want daar twijfelden deze dames sterk aan.
Ook ikzelf vrees ervoor dat het streven naar een volledig werknemerstatuut maar een droom kan zijn, want volgens mij zijn we nog te ver weg vooraleer dit sociaal statuut in orde is en met iets nieuws beginnen voor het ander af is zou zeker geen goed idee zijn.
Daarnaast denk ik dat het ook moeilijk haalbaar zou zijn om tot een volledig werknemerstatuut te komen aangezien dit financieel een heel zware dobber zou kunnen worden. Dit zal dan ook normalerwijze ingerekend worden in de vraagprijs van de diensten, waardoor kinderopvang voor bepaalde personen en gezinnen dan misschien niet meer mogelijk zou zijn.
De dienst voor opvanggezinnen hoort nog veel ontevredenheden bij de onthaalouders rond de kleine opvanguitkering die de onthaalouders ontvangen, de grote ongelijkheid tussen zelfstandige onthaalouders en onthaalouders aangesloten bij een dienst, zoals het toegelaten aantal op te vangen kinderen, de administratie, de uitkeringen (inkomen),… en de onbetaalde periodes (feestdagen, vakantiegeld,…).
Dit is dan een bijkomende reden waarom deze onthaalouders een volwaardig werknemersstatuut tot stand willen zien komen. Maar eerst en vooral zouden ze binnen dit sociaal statuut de bedragen van de kostenvergoeding en de installatiepremie willen zien stijgen. Ook bij de dienst zelf zijn er nog heel wat nadelen en een zekere mate van ontevredenheid. Deze zijn ondermeer de volgende: •
Er komt enorm veel administratief werk bij kijken, waardoor deze vaak de tijd inneemt die normaal voorzien is voor de begeleiding van de onthaalouders. Dus dit alles ten koste van de service en de begeleiding die de dienst normaal geeft. 128
•
Er zijn nog heel wat kinderziekten. Er zijn er reeds veel opgelost, maar elke dag komen er nieuwe aan de oppervlakte.
•
Er is te weinig personeel om het bijkomende administratieve werk op te vangen.
•
Indien er vragen zijn, duurt het vaak heel lang voor er een antwoord op komt. Hierbij was de oprichting van de helpdesk (het vspf) voor onthaalouders een grote hulp voor de diensten.
Wat deze dienst een echt voordeel vindt aan dit statuut is dat de kostenvergoeding volledig belastingsvrij is, met het bijkomende voordeel dat de onthaalouder ten laste kan worden genomen van de echtgeno(o)t(e).
Van concurrentie tussen de vele verschillende diensten is er weinig spraken. Men kan eerder spreken van een samenwerking zelfs. Er is onderling contact tussen de verschillende diensten en er gebeuren zelfs doorverwijzingen. Wat de ene dienst van de andere onderscheidt, is dat de nadrukken bij de service die ze leveren vaak op andere zaken liggen.
Volgens de twee dienstverantwoordelijken is er zeker geen tekort aan dagopvang, maar eerder aan flexibele opvang en weekendopvang. Hierbij vermelden ze wel dat ze enkel vanuit hun eigen regio praatten, want in vele gebieden, zoals steden, de kust,… is er volgens hen wel een enorm tekort aan kinderopvang.
Ze vertelden me dat de procedure om onthaalouder te worden echt wel heel vlot verloopt en dat ze ook klaar staan om een startende onthaalouder die zich aansluit bij hun dienst te begeleiden vanaf de start totdat alles in orde is gesteld. Internet helpt hen hier dan ook enorm bij, aangezien briefwisseling en inschrijvingen veel vlugger kunnen gebeuren.
Uit het interview met de dienstverantwoordelijken van deze dienst rond het nieuw sociaal statuut wil ik volgende zaken concluderen die zeker voor verbetering vatbaar zijn: •
Het verhogen van de vergoedingen
•
Vergoedingen op inactiviteitdagen
•
Het wegwerken van de kinderziekten
129
•
Vereenvoudiging van de administratie of meer personeel tewerkstellen, zodat begeleiding terug op de eerste plaats komt
•
Streven naar gelijkheid tussen zelfstandigen en de onthaalouders aangesloten bij een dienst
•
Het eventueel uitbreiden van het statuut tot een volledig werknemerstatuut
Dus: nog een lange weg te gaan !!!
130
Interview met de dienstverantwoordelijke van de dienst ‘Engelbewaarder’ van Izegem, namelijk Katty Vercouillie
Omschrijving van de dienst. De vzw Engelbewaarder is een christelijke instelling en werkt dan ook vanuit een christelijke visie.
De organisatie bestaat uit een crèche, een buitenschoolse opvang en een dienst voor opvanggezinnen. Ze vestigen vooral de aandacht op sociaal achtergestelden in de maatschappij.
Bij het opnemen van kinderen in de instelling proberen ze zoveel mogelijk rekening te houden met de draagkracht van zowel de kinderen als van het personeel. De medewerkers handelen vanuit een professionele pedagogische visie en streven naar een optimale zorg en begeleiding van de opgevangen kinderen.
Ze willen de kinderen begeleiden in de eerste fase van hun ontwikkeling naar volwassenheid. Dit gebeurt zowel in groepjes als in gezinsverband, waarbij ze de nadruk leggen op de persoon van het kind en het welzijn van elk kind centraal staat. De bedoeling van de organisatie is deze kinderen een warme en positieve omgeving bieden waar ze zichzelf goed voelen en ook leren om anderen te respecteren.
De medewerkers streven daarbij naar een vlotte samenwerking met de ouders en proberen daarbij rekening te houden met hun wensen.
De dienst voor opvanggezinnen staat open voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Deze dienst heeft een erkenning voor 42 onthaalouders en verspreid zich over het gebied Ingelmunster – Lendelede – Meulebeke -Izegem.
Hun buitenschoolse opvang richt zich tot kinderen van 2,5 tot 12 jaar en telt 40 plaatsen. De buitenschoolse opvang (zelfstandig kinderdagverblijf) in hun vestiging in Nieuwpoort telt 24 plaatsen. Hun kinderdagverbljf telt 60 plaatsen en de mini-crèche die zich ook in Nieuwpoort bevindt, telt 14 plaatsen en vangt kinderen op tussen de 0 en 3 jaar.
131
De dienst ‘Engelbewaarder’ staat onder toezicht van Kind en Gezin en is een gesubsidieerde en erkende dienst. Hierdoor is de dienst ertoe in staat om aan de ouders fiscale attesten te bezorgen.
Deze dienst neemt, zoals ook de dienst KAV uit Roeselare en alle andere diensten die erkend en gesubsidieerd zijn door Kind en Gezin, vele van de taken over die Kind en Gezin normaal voor zijn rekening neemt. Daarbij zijn zij ook verplicht om de door Kind en Gezin opgelegde reglementering te volgen.
Daarnaast staat de dienst in voor de begeleiding van de onthaalouders aangesloten bij de dienst, de huisbezoeken, de grote papierberg van het nieuw sociaal statuut, de selectie van de verschillende onthaalouders, … . Kortom alles wat ook de dienst KAV doet.
Aangezien de dienst gesubsidieerd is door Kind en Gezin, is de vraagprijs afhankelijk van het belastbaar inkomen van de ouders en van het aantal kinderen ten laste. Daarom is het volgens Katty Vercouillie goedkoper om als gezin met een laag belastbaar inkomen en met enkele kinderen ten laste voordeliger om de kinderen te laten opvangen bij een onthaalouder aangesloten bij een dienst, dan bij een zelfstandige onthaalouder.
Het verschil tussen de prijs die de dienst aan de ouders vraagt en wat de dienst betaalt aan de onthaalouders (14,84 euro), wordt betaald door Kind en Gezin.
Doordat de ouders aan de dienst betalen, loopt deze dienst het risico dat zij geen inkomen hebben indien de ouders de factuur niet zouden betalen. In ieder geval krijgt de onthaalouder per kind en per dag hun vergoeding, ook al betalen deze ouders niet. Dit geeft de onthaalouders dan ook meer zekerheid over een inkomen.
De dienst telt twee dienstverantwoordelijken; waaronder Katty Vercouillie waarmee ik dit interview afnam.
Het is zo dat de meeste onthaalouders aangesloten bij een dienst onthaalmoeders zijn, maar bij deze dienst zijn er ook 3 onthaalpapa’s aangesloten.
132
Verwerking van het interview Er rijzen heel wat bedenkingen bij dit nieuwe sociaal statuut van de onthaalouders. Volgens de dienstverantwoordelijke werd er niet echt overwogen wat de gevolgen konden zijn van de invoering van deze nieuwe wetgeving.
Zo zijn er volgens haar nog heel wat gebreken aan dit sociale statuut, wat heel vaak problemen oplevert.
Zo waren er reeds problemen met de RSZ-aangifte, de formulieren voor aangifte van bijvoorbeeld ziekte,… . Dit zou te wijten zijn aan de lange duurtijd vooraleer iedereen goed op de hoogte was van de vernieuwende zaken binnen het nieuw sociaal statuut.
Wat er volgens mevrouw Vercouillie zeker nog ontbreekt, is duidelijkheid rond de definitie van de ‘fictieve werknemer’. Ze vertelde me dat het voor dienstverantwoordelijken één grijze zone is, waar vaak discussie rond bestaat of een onthaalouder aangesloten bij een dienst nu een ‘werknemer’ is of een vrijwilliger. Dit is ook een discussie die steeds meer in de media aan bod komt 1 .
De dienstverantwoordelijke is er niet van overtuigd dat alles ooit perfect zal lopen, maar toch is ze al heel tevreden met de vele veranderingen die gebeurden. Dit was al een hele verbetering dan toen het nieuw sociaal statuut nog in zijn kinderschoenen stond.
Ze ziet het nieuw sociaal statuut zeker als een verbetering voor de onthaalouders zelf, maar voor de dienst vraagt het heel wat meer inspanningen en werk, waardoor de werkdruk de laatste jaren enorm is gestegen.
Ook deze dienst wil streven naar een volwaardig werknemerstatuut, maar vreest wel dat indien dit in voege zou komen, dat vele onder de bestaande onthaalouders zouden stoppen aangezien ze dan hun belastingsvrije kostenvergoeding verliezen. Ook werd er voorgesteld om zeker te werken aan een verhoging van de bedragen die de onthaalouder ontvangt, want deze zijn volgens Katty echt wel te weinig om alle kosten in te dekken. 1
Bijlage 13: Zie krantenartikel Torben Nielsen, K. (2006, mei). Onthaalouders zijn geen vrijwilligers. Het Volk, p.12.
133
Katty Vercouillie maakte me ook duidelijk dat heel weinig onthaalouders die aangesloten zijn bij de dienst ‘Engelbewaarder’ mee willen streven naar een volwaardig werknemerstatuut, maar eerder zullen streven naar het behoud van het sociaal statuut zoals deze op vandaag is.
De dienst ‘Engelbewaarder’ ziet andere diensten voor opvanggezinnen zeker niet als concurrenten, integendeel. Ook zij zien de andere diensten als partners waarmee ze kunnen samenwerken waardoor nog een betere dienstverlening kan aangeboden worden aan de onthaalouders.
In de gemeenten en steden waar de dienst ‘Engelbewaarder’ actief is, is er niet echt sprake van een tekort aan opvang. Toch kan de dienstverantwoordelijke zich voorstellen dat er toch gemeentes en steden zijn waar dit wel zo is, waarbij ze als voorbeeld Gent gaf.
De dienst is wel van mening dat onthaalouders zelf het initiatief moeten nemen om zich aan te sluiten bij de ‘Engelbewaarder’. Ze willen zeker geen vacatures verspreiden, omdat ze dan hun bedenkingen hebben bij het enthousiasme en de eigen wil die deze personen zouden hebben om te starten als onthaalouder.
Deze werkwijze vind ik een goede manier, aangezien op deze manier de onthaalouders zelf op de dienst moet afkomen. Indien ze dit doen bewijst dit al veel interesse om onthaalouder te worden en is er volgens mij ook een grotere kans dat deze onthaalouders in deze, toch heel zware, taak zullen slagen en niet zomaar zullen afhaken. Terwijl personen die eerder een duwtje in de rug moeten krijgen door bijvoorbeeld een vacature, het vaak minder zullen doen uit eigen wil of omdat ze het graag zouden doen en daardoor ook vaak een kleiner slaagpercentage zullen hebben.
Ook volgens deze dienst verloopt de aansluiting van de onthaalouders vlot.
Uit het interview met de dienstverantwoordelijk wil ik voor deze dienst het volgende concluderen:
De dienst ‘Engelbewaarder’ wil in de toekomst hogere vergoedingen voor de onthaalouders, een vermindering van de werkdruk, maar vooral meer duidelijkheid rond de ‘fictieve werknemer’. 134
8.2.3. Interview met een onthaalouder aangesloten bij een dienst Interview met een onthaalouder uit Lendelede die is aangesloten bij de dienst voor opvanggezinnen ‘vzw Engelgbewaarder’
Omschrijving van het opvanginitiatief Deze onthaalouder is aangesloten bij de dienst ‘Engelbewaarder’ en vangt kinderen op in huishoudelijke kring. Ze vangt kinderen op tussen de 2 maand en de 3 jaar en dit elke dag van 7u ’s morgens tot 19u ’s avonds, met uitzondering van de zaterdag en de zondag.
Wanneer de nood het hoogst is, staat zij ook in voor occasionele opvang, maar liefst zo weinig mogelijk zodat ook het eigen gezin en het huishouden nog aan bod kunnen komen.
Op het moment van het interview waren er 5 kinderen aanwezig.
De onthaalouder volgde reeds een hele reeks van vormingen om zichzelf op deze manier te gaan verbeteren in wat ze doet. Ze volgde ondermeer volgende vormingen: •
EHBO
•
Brandveiligheid
•
Omgang met de kinderen
•
Omgang met de ouders
•
Hoe omgaan met de boosheid van kinderen
•
…
135
Verwerking van het interview Deze onthaalouder uit Lendelede koos voor het statuut van onthaalmoeder aangesloten bij een dienst uit onwetendheid van de andere mogelijkheden om als onthaalouder te werken. Daarnaast wilde ze ook haar eigen kinderen thuis kunnen opvoeden, waarbij ze de raad kreeg van een zelfstandige onthaalmoeder om zich aan te sluiten bij een dienst voor opvanggezinnen. Op deze manier kon ze zelf instaan voor de opvoeding van haar eigen kinderen, maar kon ze ondertussen ook een ‘inkomen’ verwerven door het opvoeden van andere kinderen en dit zonder enorme investeringen en veel administratie.
Haar werk is na enige tijd haar hobby geworden, want volgens haar is er niets leuker dan kinderen te zien opgroeien in een sfeer die jezelf creëert, waardoor je respect krijgt van de ouders van wie je de kinderen opvoedt. Deze onthaalouder is geen voorstander noch tegenstander van het nieuw sociaal statuut van de onthaalouder aangesloten bij een dienst dat in werking trad op 1 april 2003. Aan de ene kant vindt ze het nieuw sociaal statuut enorm positief omdat het eigenlijk volledig ten goede komt aan de onthaalouder. Het nieuwe sociaal statuut biedt hen een opvanguitkering bij inkomensverlies, de mogelijkheid om pensioenrechten op te bouwen, recht op zwangerschapsrust,… Maar niet alles was positief, want een reeks van bemerkingen rond de algemene regelgeving van de onthaalouder en meer specifiek rond het nieuw sociaal statuut volgen hieronder. 1. De kostenvergoeding mag zeker omhoog. Deze onthaalouder pleit zelfs voor een ‘uurloon’. Volgens haar is de indeling nu oneerlijk, want voor een kind die 5 uren opgevangen wordt en een kind die 10 uren opgevangen wordt, ontvangen zij éénzelfde bedrag. Dit terwijl een kind die 10 uren blijft hen meer kost dan een kind die 5 uren blijft.
2. Ook de installatievergoeding is volgens deze onthaalouder niet voldoende om alle kosten te dekken. Zeker als alles moet geïnstalleerd worden volgens de regels die Kind en Gezin hen oplegt. Daarom zou deze onthaalouder liever een jaarlijkse vergoeding ontvangen zoals een
136
zelfstandige onthaalouder krijgt en dit per jaar en per kind (dus +/- 400 euro per kind en per jaar).
3. Deze onthaalouder zou graag nog een eindejaarspremie en vakantiegeld verwezenlijkt zien. Een maand zonder inkomen, bij het opnemen van vakantie, is lastig, zeker als het om een gezin gaat met kinderen.
4. Het aantal op te vangen kinderen zou zeker mogen stijgen volgens onze geïnterviewde persoon. Er is een te groot verschil tussen een zelfstandige onthaalouder en een onthaalouder aangesloten bij een dienst. Deze onthaalouder zou liever hebben dat ze, om het aantal kinderen toe te kennen, kijken naar de capaciteiten van de onthaalouder zelf dan naar hun statuut. Met Kind en Gezin is er geen rechtstreeks contact. Alles gebeurt via de dienst, in dit geval ‘vzw Engelbewaarder’. De onthaalouder uit Lendelede is hier dan ook heel tevreden over, aangezien ze met vragen en problemen altijd bij de dienst, die veel dichter bij de onthaalouders staat dan Kind en Gezin, terecht kan. De dienst is volgens onze onthaalouder een luisterend oor voor vragen en problemen en toont enorm veel begrip. Daarnaast ziet ze de dienst ook als een enorme hulp, aangezien zij de volledige administratie overneemt. Indien dit niet zo was geweest, zou deze onthaalouder er zeker geen geweest zijn. In Lendelede zou er volgens onze geïnterviewde voldoende opvang zijn, toch zeker wat dagopvang betreft. Er is echter wel een groot tekort aan voor- en naschoolse opvang en opvang tijdens de vakanties. Maar hier zal zeker verbetering in komen vertelde ze me, want volgens de onthaalmoeder liggen er reeds plannen klaar om daar werk van te maken. Concurrentie tussen de verschillende onthaalouder aangesloten bij een dienst is er zeker niet. Integendeel, ze zijn er om elkaar te helpen. Zo gaan de onthaalouders elkaar helpen indien er één iemand afwezig zou zijn voor een bepaalde periode of deze zich in moeilijkheden zou bevinden. Ook de aansluiting bij een dienst verloopt volgens onze onthaalmoeder erg vlot.
137
Ook al is deze persoon niet echt een voorstander of tegenstander van dit nieuwe sociaal statuut van de onthaalouder, toch heeft ze volgens mij een bepaalde voorkeur. Ik denk dat het statuut dat deze onthaalouder verwezenlijkt wil zien, het statuut is van een volwaardige werknemer. Dit leid ik af uit het feit dat deze persoon pleit voor een eindejaarspremie en voor vakantiegeld, maar vooral aan haar voorkeur om een uurloon in te voegen. Als conclusie bij dit interview wil ik wijzen op het feit dat hier opnieuw de meeste klachten gaan om het financiële aspect van de onthaalouder, namelijk het tekort aan vergoedingen en premies en de te kleine bedragen van de bestaande vergoedingen en premies. Volgens mij zijn deze klachten dan ook heel terecht, want ook volgens mij zijn deze vergoedingen en premies veel te weinig om ten eerste de kosten van de opvang te dekken en ten tweede om een inkomen dat voldoende is om te overleven, op te bouwen.
138
Besluit Iemand die onthaalouder wil worden heeft tal van mogelijkheden. Daarbij moet er eerst en vooral een keuze gemaakt worden of deze persoon dit wil doen op zelfstandige basis of als ‘fictieve’ werknemer bij een dienst voor opvanggezinnen. Binnen de keuze die de persoon maakt, zijn er dan nog verschillende mogelijkheden die elk een eigen regelgeving hebben.
Maakt dit het thema nog moeilijker?
Volgens mij wel, want elke mogelijkheid dient afzonderlijk bekeken te worden.
Er is ten eerste de mogelijkheid om onthaalouder te worden op zelfstandige basis. Deze mogelijkheid biedt alvast de volgende 4 onderverdelingen, namelijk: •
De zelfstandige onthaalouder
•
De mini-crèche
•
Het zelfstandige kinderdagverblijf
•
Een erkend (en gesubsidieerd) kinderdagverblijf
Elk van deze mogelijkheden, met uitzondering van een erkend (en gesubsidieerd) kinderdagverblijf, volgt ongeveer dezelfde grote lijnen.
Zo zijn er zaken die binnen de mogelijkheden gelijkaardig zijn, zoals de relatie die ze hebben met Kind en Gezin, de mogelijkheid op vergoedingen, de inrichting volgens de veiligheidsvoorwaarden, …
Toch zijn er ook heel wat verschillen te merken, meer bepaald wat het aantal kinderen betreft, de ruimte waarover zij moeten beschikken, de vergoedingen die ze ontvangen (installatievergoeding en kostenvergoeding),… .
Daarom raad ik het ook echt aan om elk van deze mogelijkheden individueel te bekijken om zo zeker de vele verschillen in de regelgeving niet over het hoofd te zien.
139
De tweede mogelijkheid is om te werken als ‘fictieve’ werknemer. Dit houdt in dat je werkt als onthaalouder aangesloten bij een dienst.
Ook deze mogelijkheid heeft zijn eigen regelgeving die enorm verschilt met deze van een zelfstandige onthaalouder.
Sedert 1 april 2003 is het er zeker niet eenvoudiger op geworden. De vernieuwing van de regelgeving, namelijk het nieuw sociaal statuut van de onthaalouder aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen die sociale bescherming (pensioen, gezinsbijslagen, opvanguitkeringen, arbeidsongevallen, beroepsziekten en de ziekteverzekering) biedt, brengt heel wat problemen met zich mee, zoals de onduidelijkheid die er bestaat rond de ‘fictieve’ werknemer, foutieve formulieren die worden afgeleverd,..
Bij de onthaalouders aangesloten bij een dienst leidt dit tot heel wat onzekerheid over dit nieuwe sociale statuut. Deze onzekerheid oefent dan ook een zekere druk op hen uit, aangezien zij in geen geval weten hoe de toekomst er voor hen zal uitzien.
Ook bij de verantwoordelijken van de diensten is er een enorme druk ontstaan. De oorzaken hiervan zijn ondermeer de bijkomende administratie als gevolg van het nieuwe statuut en de onderbemanning op de diensten om een goede hulpverlening te kunnen bieden. Daarnaast worden ze door deze nieuwe regelgeving vaak geconfronteerd met zaken waar ze weinig of niets van af weten, waardoor de diensten die ze bieden vaak hun kwaliteit dreigen te verliezen.
Hierbij wil ik besluiten dat er zeker nog verbeteringen zullen moeten gebeuren aan dit nieuw sociaal statuut, zodat bij beide partijen de druk kan afnemen en er zekerheid kan ontstaan over de toekomst van dit statuut. Of het zal evolueren tot een volwaardig werknemerstatuut, zal de toekomst uitwijzen!
De vraag of er voldoende opvang is, moet men bekijken van gemeente tot gemeente en van stad tot stad, want een éénduidig antwoord is daarover niet mogelijk.
Waar er doorheen het werken aan de thesis wel duidelijkheid is over ontstaan, is dat het werken als onthaalouder, als zelfstandige of als ‘fictieve’ werknemer, zeker geen activiteit is waar men rijk van wordt. Het is een idealistische ‘job’ die je voor het plezier moet doen! 140
Literatuurlijst
141
Literatuurlijst Basisregelgeving Federale regels Wetten en decreten
•
Decreet van 29 mei 1984 1 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin (BS 22 augustus 1984) gewijzigd door decreet van 3 mei 1989 (BS 12 augustus 1989), het decreet van 23 februari 1994 (BS 1 juni 1994), het decreet van 24 juni 1997 (BS 2 augustus 1997), het decreet van 15 juli 1997 (BS 17 september 1997) en het decreet van 7 juli 1998 (BS 20 oktober 1998)
•
Decreet van 21 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin (BS 7 juni 2004)
•
Programmawet van 24 december 2002 betreffende het sociaal statuut van onthaalouders aangesloten bij een dienst (BS 31 december 2002)
Koninklijke Besluiten
•
Koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, q, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de onthaalouders (BS 8 april 2003)
•
Koninklijk besluit van 18 maart 2003 tot aanvulling van het Koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende de
1
Het decreet van 21 april 2004 heft dit decreet op, en dit vanaf de datum waarop dit decreet in werking treedt (die datum wordt bepaald door de Vlaamse regering).
142
schadeloosstelling van de arbeidsongevallen en de beroepsziekten ten gunste van de onthaalouders (BS 27 maart 2003)
Ministeriele Besluiten
•
Ministerieel besluit van 19 februari 2003 houdende vaststelling van de algemene voorwaarden voor toezicht van Kind en Gezin voor zelfstandige onthaalouders, mini)crèches en zelfstandige kinderdagverblijven (BS 7 maart 2003)
•
Ministerieel besluit van 26 februari 2003 houdende vaststelling van de procedure en de modaliteiten voor de toekenning en de intrekking van het attest van toezicht voor zelfstandige opvanginitiatieven (BS 31 maart 2003)
•
Ministerieel besluit van 28 maart 200, houdende de voorwaarden voor de berekening van de financiële bijdrage van de ouders als vergoeding voor de opvang van kinderen in kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen (gewijzigd door het MB van 18 juni 2003)
•
Ministerieel besluit van 7 november 2003 houdende de voorwaarden tot toekenning van een financiële ondersteuning aan door Kind en Gezin erkende kinderdagverblijven en initiatieven voor buitenschoolse opvang, voor het realiseren van flexibele opvang ter uitvoering van het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord 2003-2004
•
Ministerieel besluit van 12 juni 2001 houdende vaststelling van de procedure tot het verlenen, het verlengen, het weigeren of het intrekken van een principieel akkoord, een erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen (BS 27 juli 2001), gewijzigd door het ministerieel besluit van 13 april 2005 (BS…)
•
Ministrieel besluit van 1 april 2003 houdende de vaststelling van het bedrag, toegekend aan de diensten voor opvanggezinnen in het kader van de verzekering voor arbeidsongevallen voor aangesloten opvanggezinnen (BS 7 mei 2003)
143
Vlaamse regels •
Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendigde wijze van kinderen (BD 9 september 1997), gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 22 november 2002 (BS 31 december 2002)
•
Besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van particuliere opvangvoorzieningen (BS 16 juni 2001), gewijzigd door het besluit van 13 december 2002 (BS 29 januari 2003)
•
Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 (BS 30 januari 2002) houdende de toekenning van een verzekering persoonlijke ongevallen aan opvanggezinnen gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 2003 (BS 11 april 2003)
•
Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen (BS 30 januari 2002)
•
Besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen (BS 19 april 2001), gewijzigd door 2 besluiten van 10 juli 2001 (BS 19 september 2001), 2 van 14 december 2001(BS 24 en 30 januari 2002), het besluit van 1 februari 2002 (BS 9 maart 2002), het besluit van 13 december 2002 (BS 6 februari 2003), het besluit van 28 maart 2003 (BS 11 april 2003), het besluit van 21 november 2003 (BS 19 januari 2004), het besluit van 12 december 2003 (BS 20 januari 2004) en het besluit van 27 mei 2005 (BS…)
•
Besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de kinderopvangsector (BS 15 september 1999), gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 2001 wat betreft de bedragen in euro (BS 25 juli 2001)
144
•
Mededeling betreffende het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen - zelfstandige onthaalouder
Beleidsnota •
Beleidsnota 2004 – 2009, Minister Inge Vervotte. Persmededeling Minister Inge Vervotte, Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 24 oktober 2005
Verdragen •
Verdrag van 20 november 1989 inzake de Rechten van het Kind (BS 13 juli 1991)
145
Informatie verkregen bij instellingen A) RSZPPO
RSZPPO. (2003, 29 april). Nieuw sociaal statuut van de onthaalouders. Mededeling 2003/11
B) RoSa (Rol en Samenleving vzw), documentatiecentrum en Archief voor Gelijke Kansen, Feminisme en Vrouwenstudies
RoSa. (2005, 6 april). Onthaalouder
C) Nationale Arbeidsraad.
NAR. (2002, 27 mei). Sociaal statuut voor de erkende en gesubsidieerde onthaalouders. Brussel.
D) Kind en Gezin •
Kind en Gezin. (2005, 23 november). De juiste competenties in kinderopvang: onthaalouders (Nota). Brussel.
•
Kind en Gezin (2003, april). Sociaal Statuut voor onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen. Brussel.
•
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk.
146
E) Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, Brussel. Helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (VSPF) •
Kind en Gezin. (2005, 17 mei). Handboek Sociaal Statuut Onthaalouders. Brussel, 2° druk.
•
Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaalprofitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel.
F) ADMB studiedienst •
ADMB studiedienst (2003, 25 maart). Over: nieuw sociaal statuut voor onthaalouders. Nota aan alle kantoren. Brugge.
147
Boeken A) Z@b •
Dongen, W. van (2004). Kinderopvang als basisvoorziening in een democratische samenleving. Van dagopvang naar volwaardig dagonderwijs voor kinderen jonger dan drie jaar in Vlaanderen. Brussel: CBGS.
•
Kind en Gezin. (2006). Het grote kinderopvangboek. Brussel.
•
Vanpée, K e.a. (2000). Kinderopvang in Vlaanderen. Leuven: Hoger instituut voor de arbeid.
B) Encyclopedie •
Wikipedia. De vrije encyclopedie.
C) Wetboek van Inkomensbelasting •
W.I.B., 1992.
Tijdschriften en magazines • UNIZO (2006, 31 maart). Kleine risico’s, grote gevolgen. Z.O.Magazine (6). Brussel.
• ADMB studiedienst (2005, november). ADMB info (driemaandelijks informatieblad). Brugge.
148
Brochures en folders •
Sociaal Fonds voor de sector Opvang van Kinderen, vzw Vlaamse sociaalprofitfondsen: helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (z.j.). Startbrochure voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde dienst voor opvanggezinnen (brochure). Brussel.
•
FOD Financiën (2005). De aftrek van kosten voor kinderoppas (brochure). Brussel.
Verslagen •
Kind en Gezin (2004). Jaarverslag 2004.
Databanken A) Mediargus •
Krols, N. (2003, 6 december). Zelfstandige onthaalouder verdient 541,54 Euro. De Morgen, p. 8.
•
WWI (2003, 5 november). Aantal onthaalmoeders stijgt in Vlaanderen. De Standaard, p. 6.
•
GW (2003, 18 september). Onthaalmoeder kiest best voor statuut zelfstandige. Het belang van Limburg, p. 2.
•
Debusschere, B. (2003, 3 september). Onthaalouder is geen werknemer. De Morgen, p. 7.
149
•
Teuwens P. (2001, 18 mei). Kinderopvang. Het belang van Limburg, p. 2.
•
Belga (2003, 14 maart). Beter sociaal statuut voor onthaalouders. Het belang van Limburg, p. 4.
•
Sabbe, H. (2005, 7 oktober). Hoe kindvriendelijk is de crèche? Het Laatste Nieuws, p. 13.
Kranten(artikels) •
WWI (2005, 25 oktober). Vervotte maakt 3000 plaatsen bij, maar dienstencheques breekpunt voor Ceysens. Life (Het Nieuwsblad), p. 2-3.
•
WWI (2005, 25 oktober). Opa en oma hebben niet meer zoveel tijd. Life (Het Nieuwsblad), p. 2-3
•
WWI (2005, 25 oktober). Wie wordt mijn oppas? Life (Het Nieuwsblad), p. 1.
•
Maertens, C. (2005, 20 oktober). Extra kinderopvang meer dan welkom. Het Nieuwsblad, p. 18.
150
Internet •
www.kinderopvang.be
•
www.kindengezin.be
•
www.vspf.org
•
www.vrouwenmaatschappij.be
•
www.rosedoc.be
•
www.wvc.vlaanderen.be/juriwel/gezinsopvang/statuut.htm
•
www.belgium.be
•
www.UNIZO.be
•
www.gezinsbond.be
•
www.minfin.fgov.be
•
www.fiscus.fgov.be
•
www.meta.fgov.be
Intranet • ADMB intranet
Bezoeken, telefonische en schriftelijke (é-mail) contacten •
ADMB Studiedienst
•
SVMB
•
Helpdesk Sociaal Statuut Onthaalouders (vspf), Linda Thielemans.
•
Kind en Gezin, Hilde Stroeykens
•
Kabinet Inge Vervotte, Katrien Verhegge
•
Het ondernemingsloket
•
Het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS)
•
Onthaalouders
•
Diensten voor opvanggezinnen KAV en vzw Engelbewaarder
151
Lijst van bijlagen Bijlage 1: Meldingsformulier.
Bijlage 2: Kopie van de begeleidende brief rond het voorlopig attest van toezicht en het voorlopig attest van toezicht zelf.
Bijlage 3: Kopie van de verzekeringspolis van de mini-crèche.
Bijlage 4: Kopieën van de getuigschriften van goed zedelijk gedrag van beide zussen.
Bijlage 5: Kopieën van de verklaringen van de arts in verband met de algemene gezondheidstoestand van de verantwoordelijken en de medewerkers van de mini-crèche en het zelfstandig kinderdagverblijf en dit van beide zussen.
Bijlage 6: Kopie van het verslag van de brandweer en de verklaring van de brandweer met betrekking tot een mini-crèche of een zelfstandig kinderdagverblijf.
Bijlage 7: Aanvraag van de kostenvergoeding voor mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven, met de volledige lijst van voorwaarden en regels.
Bijlage 8: De begeleidende brief en een kopie van het volledig verslag van de inspectie door Kind en Gezin, dat gebeurde bij mini-crèche “Pipo” naar aanleiding van de aanvraag voor het attest van toezicht.
Bijlage 9: Kopie van het kwaliteitshandboek van KAV.
Bijlage 10: Krantenartikel: “Onthaalouders zijn geen vrijwilligers”.
Bijlage 1:
Meldingsformulier
Bijlage 2:
Kopie van de begeleidende brief rond het voorlopig attest van toezicht en het voorlopig attest van toezicht zelf.
Bijlage 3:
Kopie van de verzekeringspolis van de mini-crèche.
Bijlage 4:
Kopieën van de getuigschriften van goed zedelijk gedrag van beide zussen.
Bijlage 5:
Kopieën van de verklaringen van de arts in verband met de algemene gezondheidstoestand van de verantwoordelijken en de medewerkers van de mini-crèche en het zelfstandig kinderdagverblijf en dit voor de beide zussen.
Bijlage 6:
Kopie van het verslag van de brandweer en de verklaring van de brandweer met betrekking tot een mini-crèche of een zelfstandig kinderdagverblijf.
Bijlage 7:
Aanvraag van de kostenvergoeding voor mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven, met de volledige lijst van voorwaarden en regels.
Bijlage 8:
De begeleidende brief en een kopie van het volledig verslag van de inspectie door Kind en Gezin dat gebeurde bij mini-crèche “Pipo” naar aanleiding van de aanvraag voor het attest van toezicht .
Bijlage 9:
Kwaliteitshandboek van KAV
Bijlage 10:
Krantenartikel: “ Onthaalouders zijn geen vrijwilligers”.