1. Leer afstand te doen van menselijk denken en voelen. Stel, bijvoorbeeld, dat U kinderloos bent. Leer dit te aanvaarden, door het zo te zien dat God in Uw leven welbepaalde situaties beschikt omdat deze voor Uw ziel en Uw specifieke levensopdracht noodzakelijk of nuttig zijn. Het is mogelijk dat God voorziet dat een gezin met kinderen de vruchtbaarheid van Uw levensroeping zou kunnen hinderen. 2. Verwacht geen heil uit wereldse dingen: geld, festiviteiten, het uitgaansleven, eigendom, bezittingen, wereldse spelen en vrijetijdsbestedingen, televisie, kranten en tijdschriften, regelmatige bezoeken aan en van mensen in een niet-religieuze omkadering, enzovoort. Betracht boven alles de onthechting en de eenvoud. De oude kloostergelofte in verband met de armoede is op deze regel gebaseerd. 3. Wapen Uzelf tegen negatieve commentaren van mensen in verband met Uw levensorganisatie. Het is kenmerkend voor het leven in onze overvloedsmaatschappij dat mensen gemakkelijk anderen beoordelen en veroordelen aan de hand van elke betrachting van eenvoud. Zodra U bewust kiest voor een leven in eenvoud en onthechting van vele materiële dingen en van genotzucht, zult U veel negatieve opmerkingen over Uzelf en Uw levensstijl te horen krijgen. Negeer deze, en bid voor hen die deze commentaren maken, want zij zijn verblind en misleid door de geest van de wereld. Blijf leven in de zekerheid dat alleen de liefde voor (en volkomen aanvaarding van) de eenvoud en onthechting U gelijkvormig maakt met Jezus en Maria, en U het eeuwig heil kan bereiden. Geloof niet dat het toegeven aan de commentaren van mensen U vruchten zal opleveren die eeuwigdurend zijn. 4. Leer zo soepel mogelijk te zijn in alles wat de organisatie van Uw leven betreft. Leg Uzelf geen nodeloze regels en tijdschema’s op en maak geen strakke plannen. Leer U vlot en zonder verzet of opstandigheid aanpassen bij elke plotse en onverwachte verandering van situaties die van U een plotse ommezwaai in Uw plannen vergt. Houd U steeds voor ogen dat, nadat U Uzelf totaal aan Maria hebt toegewijd, alles in Uw leven, alsmede elke plotse noodzaak tot veranderingen, door Haar zo voor U beschikt is omdat het voor Uw ziel gunstig is. Met het oog op de deugdzaamheid van Uw leven moet opgemerkt worden dat, indien U zelf door eigen gedrag veranderingen veroorzaakt in de dagorganisatie van Uw medemens, Gods Voorzienigheid dit weliswaar zal benutten ten gunste van Uw medemens, doch U zelf moet zorgen dat U die verandering niet veroorzaakt door niet-nakomen van een afspraak met Uw medemens. Wanneer U iets hebt afgesproken, verstoor dan niet de dagorganisatie van Uw medemens door nalatigheid, want hierdoor maakt U zich schuldig aan de ondeugd van onberekenbaarheid. 38
5. Geef alles in Uw leven een speciale zin. Leer elk element, elk ogenblik, elke gebeurtenis, elke situatie op Uw dagelijkse levensweg beschouwen als een nieuwe bijdrage tot het bouwwerk van Uw leven, of als een nieuwe bloembol die U in de bodem van Uw zielentuin stopt. Bedenk daarbij dat U met ALLES bezig bent, een grote zielentempel te bouwen of een grote bloementuin aan te leggen. Zo zult U Uw hele leven leren zien als werken aan een project dat U de eeuwige gelukzaligheid moet opleveren, op voorwaarde dat U elke stap zet zonder verzet, protest, opstandigheid of ontevredenheid. Met elk verzet, protest, opstandigheid of ontevredenheid breekt U een stukje van het bouwwerk af, of graaft U een bloembol opnieuw uit de grond van Uw ziel op. 6. Beschouw elke niet-aanvaarding van een gebeurtenis of toestand in Uw leven als een tekortkoming in dankbaarheid en liefde jegens God en Maria, en besef dat de waarde van Uw leven door God afgemeten wordt volgens de maat van Uw liefde. Weet dat tevredenheid met Uw lot, in alle details, U waarlijk groot maakt in Gods ogen, want dat deze houding betekent dat U werkelijk gelooft in Zijn Liefde voor U, die U vaak dingen zal onthouden omdat het voor U niet goed zou zijn indien U deze dingen wèl had. Het enige wat in het leven telt, is NIET bezit en genot, WEL een gezonde ziel. 28e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de vergevingsgezindheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin De Onbevlekte Tuin is als een Hemelse oase. Het is een afgesloten Paradijs van Goddelijke schoonheid en vruchtbaarheid. De zon van de eeuwige lente gaat er nooit onder. Toen deze Tuin in Gods Hart ontstond, werd hij doordrongen van heerlijkheden zoals de Schepping er nooit eerder had gezien en ook nooit zou zien. Zelfs de schoonheid van het Aards Paradijs kon deze van de Onbevlekte Tuin niet evenaren. Hoe komt dit? De Schepper had in het Aards Paradijs de schoonheden van de ware heiligheid gelegd, doch de vertegenwoordigers van Zijn glorie, de eerste koning en koningin, lieten de kiem der heiligheid niet de kans om sterk uit te rijpen. Nog in zijn opbloeifase werd deze kiem verontreinigd door de zonde van hoogmoed en ongehoorzaamheid: de erfzonde, die de eerste mensenzielen het recht ontnam om God te vertegenwoordigen tegenover de hele Schepping. Wanneer God later de Onbevlekte Tuin schept, legt Hij daarin de unieke kiemen van Zijn macht, die zo snel en zo weelderig openbloeien dat de Vrouw Zich reeds in Haar eerste levensjaren op aarde de ware Meesteres van de zielen toont. Ook de duivel wordt door de jonge Koningin voor Haar op de knieën gedwongen en wordt gedurende Haar leven op aarde zelfs 39
enkele malen tot speelbal van Haar absolute macht over hem gemaakt, wanneer Zij hem bijvoorbeeld als meisje van twaalf jaar oud, beveelt om te knielen op de plaats die Zij met Haar vinger aanwijst, en tot Haar welbehagen voor Haar op zijn knieën te blijven zitten tot Zij zal zeggen dat hij opnieuw mag opstaan. Zij vernedert hem bij die gelegenheid totaal door hem gedurende een uur volkomen te negeren, en hem daarna te bevelen om van Haar heen te gaan. De zwaarste vernedering zal Maria de duivel toebrengen wanneer Zij, jaren na de Hemelvaart van Jezus, met de apostel Johannes te Efese verblijft. Zij moet ongeveer vijfenvijftig jaar oud zijn. Op zekere middag, terwijl Johannes in de stad evangeliseert, zie ik Maria op een zanderige weg nabij Haar huisje kruiden verzamelen. De zon staat hoog en lijkt wat versluierd, zoals op een eerder drukkende zomerdag. Met de ogen van Haar geest ziet Zij een groepje duivels in Haar nabijheid opduiken, en ik word getuige gemaakt van de volgende scène: Maria (spreekt plechtig, waardig): “Wat doen jullie hier, op Gods
wegen?” Woordvoerder van de duivels (geschrokken – wellicht omdat hij niet had verwacht dat een mensenziel hen kon zien – hij aarzelt, doch lijkt zich gedwongen te voelen om te antwoorden): “Wij worden in Efese verwacht” Maria: “Voor welk werk?” Duivel: “Wij hebben de opdracht, de werken van de priester van de Liefde te ondermijnen” Maria (richt Zich op en wijst met Haar rechterhand in hun richting): “Ik
beveel jullie, in de naam van Jezus Christus, kniel!” Duivel (intens geschrokken, lijkt samen met zijn gezellen te willen vluchten, en kan geen woord uitbrengen) Maria: “Ik zeg: kniel! Jullie zullen niet eerder opstaan dan op het
ogenblik waarop Ik het wil” De duivelen knielen neer. Ik zie hoe Maria gedurende lange tijd over en weer blijft kuieren en doorgaat met Haar werk. Af en toe werpt Zij een blik op het groepje neergeknielde duivels. Ik zie hen steeds nerveuzer en onrustiger worden, doch zij lijken zich slechts minimaal te kunnen verroeren. Wanneer de zon reeds een heel stuk dieper staat, zie ik het vervolg: Duivel: “Vrouw, wij vragen U om de toelating om op te staan en heen te gaan”
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, U hebt begrepen dat niets in een mensenleven toeval is. Ik smeek U, schenk mij Uw Hart. Leer mij blind aanvaarden wat elke dag op mijn levensweg komt, want voor God heeft alles zin. 2. Meesteres van mijn ziel, U weet dat God elk uur over elke levensweg waakt. Ik smeek U, leer mij elke onverwachte verandering in het verloop van mijn dagen te aanvaarden als een beschikking van Gods Liefde, die slechts het beste voor mij verlangt. 3. Meesteres van mijn ziel, U hebt God de kans gegeven om Uw roeping tot volmaakte rijping te brengen. Ik smeek U, bekom mij de kracht om mijn lot te aanvaarden als een weg naar Gods Hart, opdat ik mijn levensweg kan voltooien in volkomen overeenstemming met Zijn bedoelingen. 4. Meesteres van mijn ziel, U hebt een leven geleid in volmaakt besef van de waarde van elk detail op de levensweg. Ik smeek U, leer mij, mij niet op te winden telkens in mijn omgeving of in mijn leven iets gebeurt dat mij niet bevalt. Leer mij in Uw navolging alles te aanvaarden als een onderdeel van Gods Plan met mijn ziel, zelfs indien het schijnbaar onverenigbaar is met Gods bedoelingen. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Het kan flink stormen in een zielentuin. De bloesems en vruchten komen vaak niet aan Uw bomen op het ogenblik waarop U het zou willen of verwachten, en de oogst kan ten dele vernietigd worden wanneer U zich tegen de beschikkingen van Gods Voorzienigheid verzet door ontevredenheid over bepaalde wendingen in Uw leven, soms in grotere, vaak in kleine dingen. U kunt Uw grond wel helpen bewerken om een grotere aanvaarding en tevredenheid tot bloei te helpen brengen. Hoe méér U de loop der dingen op Uw levensweg oprecht aanvaardt, des te vruchtbaarder zal Uw leven in Gods ogen zijn. U kunt precies dezelfde dingen doen in stil protest of in oprechte aanvaarding, maar in het tweede geval zullen Uw vruchten in het Eeuwig Leven veel smakelijker zijn.
Maria: “Het behaagt Mij nog niet”
40
37
Haar aankondigen dat Hij Haar spoedig tot Zich wil roepen, en Hij verkondigt Haar dat Zij als waarlijk vlekkeloos wezen met ziel en lichaam ten Hemel opgenomen zal worden, ongeveer vergelijkbaar met de laatste act van Haar Zoon op aarde. Hij zegt Haar dat Hij heeft beschikt dat Zij niet zal sterven, doch levend opgenomen zal worden, want dat dit volmaakt heilig lichaam de dood nooit mag zien. De Meesteres van al het geschapene zegt echter: “Mijn God, onfeilbare eeuwige Wijsheid,
Mijn hele leven lang heb Ik slechts behagen geschept in het volgen van Uw wegen van Licht en Liefde. Wil Mij in het uur van Mijn overgang deze ene gunst niet ontzeggen: wil Mij de weg van elke sterveling laten gaan, en Mijn lichaam door de dood heen tot U nemen, opdat Ik, die in heel Mijn wezen één ben geweest met Uw Zoon, Hem ook in de dood moge volgen alvorens het Eeuwig Paradijs te betreden”. De Allerhoogste heeft in dit verlangen toegestemd, doch op een wijze die Zijn grenzeloze erkentelijkheid voor Maria’s aanvaarding en tevredenheid jegens al Zijn beschikkingen volop tot uiting bracht: Maria’s lichaam is nooit in de letterlijke betekenis gestorven, het is “ingeslapen”, weggegleden in een diepe vervoering die leek op een coma. In hetzelfde uur nog zag Zij onafzienbare zeeën van engelen aan Haar voeten, in diepe verrukking geknield om hun Koningin en Meesteres te begroeten in de Tuin der Hemelen. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een voorbeeldige tevredenheid en aanvaarding uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Nog een stuk later (de zon gaat bijna onder): Ik zie Maria nauwelijks een meter van de duivels vandaan staan. Ik zie dat deze met het voorhoofd tegen de grond gaan liggen, in de richting van Haar voeten, en hun woordvoerder spreekt opnieuw, op klaaglijk smekende toon: Duivel: “Vrouw, U hebt ons overwonnen. Wij belijden dat wij totaal in Uw macht zijn. Wij geloven dat U de Vrouw bent, Zij voor wie wij moeten knielen. Wij smeken U dat het U moge behagen om ons uit Uw macht te bevrijden en van U heen te gaan” Maria: “Jullie zullen gaan, doch Ik wil jullie niet in Efese, noch in de
omgeving ervan, Ik wil jullie in de hel. Lof zij Jezus Christus”. Deze scène uit het leven van Maria illustreert de diepgang van Haar daadwerkelijke macht over de satan en zijn hele gevolg. Niet alleen zal Zij een leven leiden in volmaakte afwezigheid van zonde, bovendien zal Zij tijdens Haar aardse leven verscheidene malen de duivelen bevelen geven die deze tot in elk detail moeten gehoorzamen. In de Onbevlekte Tuin is het dus nooit avond of nacht geworden. Erbuiten echter wèl, bij elke zonde en bij elke ondeugd. Maria is vaak het slachtoffer van de zonden van anderen. Zij aanvaardt echter alles als uitingen van de Goddelijke Voorzienigheid, en Zij vergeeft, ontelbare malen en tot het alleruiterste toe. In de Onbevlekte Tuin wordt dit aangetoond door de aanwezigheid en bloei van de nachtschone, mooie trompetvormige bloemen met een roze-rode, gele of witte kleur. Naarmate de avondschemering nadert, begint de nachtschone verder open te gaan. Hierin schuilt een symbool voor de vergevingsgezindheid: de ziel die vergeeft, is een ziel die onder de invloed heeft gestaan van de duisternis van ondeugd, tekortkoming, nalatigheid of zonde, doch deze duisternis beantwoordt met het openen van het eigen hart om te vergeven. Vergeving schenken, is een akte van liefde jegens de medemens die een heel grote zelfoverwinning kan vergen, want vergeven kan in de ziel aangevoeld worden als een goedkeuring van datgene wat haar is aangedaan. In werkelijkheid echter, is vergeving een groot teken van God voor het feit dat de zonde door niets méér “afgestraft” wordt dan door de liefde. Vuur (zonde) bestrijdt men niet door nog méér vuur (woede, wrok, ruzie, bitterheid) doch door water (hier de liefde). De “zondaar” wordt hierdoor in het hart geraakt, en kan (indien hij de genade degelijk in zich opneemt) zelf tot de conclusie komen dat hij misdaan heeft en dat hij het zijn medemens verschuldigd is om het goed te maken. In Maria bloeit de nachtschone weelderig, want Zij zal Haar leven lang alle duisternis om Zich heen beantwoorden met de uiterste Liefde van de vergeving. Reeds als kind blijkt dat Zij tegenover Haar vriendinnetjes geen ogenblik wrok koestert wanneer deze Haar verkeerd behandelen in het spel. In dergelijke gevallen verbaast Zij hen met een verwijzing naar het verdriet dat Zij God aandoen wanneer zij tekort
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. 36
41
schieten in de naastenliefde. Tijdens Haar verblijf in de tempel te Jeruzalem zal de jonge Maria op zeker ogenblik gestraft worden voor een overtreding die Zij nooit heeft begaan: een meisje liegt tegenover de opzichtster door te verkondigen dat Maria op een avond stiekem een jongen heeft ontmoet. Zij zegt dit blijkbaar in een poging om te verbergen dat zij zelf diegene is die deze overtreding heeft begaan. Maria valt het liegende meisje niet aan, doch ik zie Haar vóór Haar opzichtster neerknielen en hoor Haar zeggen: “Meesteres, straft U Mij indien U
daar welbehagen in vindt. Ik smeek U, met U te mogen bidden opdat onze God moge verhoeden dat ooit enige ziel in de tempel verstoken moge blijven van de kennis van de waarheid. Ik vraag U om de toelating, Mij in Mijn kamer terug te mogen trekken om daar de overtreding uit te boeten voor het oog van God”. Hoewel duidelijk is dat de opzichtster overtuigd is van Maria’s onschuld, behoudt zij de straf die zij aanvankelijk over Maria had uitgesproken, in overeenstemming met de voorschriften, en Maria verricht de hele avond boete. Opmerkelijk genoeg komt reeds de volgende dagen de waarheid aan het licht. Maria heeft echter geen enkele wrok gekoesterd, heeft Haar straf aanvaard en uitgevoerd, en vergeeft Haar mede-tempelmaagd met een omhelzing. Wanneer deze Haar uit schaamte aanbiedt om een deel van Maria’s werk over te nemen tot goedmaking, doet Maria integendeel het tegenvoorstel dat Zij het werk van de schuldige samen met haar wil verrichten. Zij doet dit om nieuwe banden van liefde te smeden. Zo zal het heel Haar leven lang zijn: Maria die ernaar streeft, leven te geven wanneer duisternis de harten bedreigt. Tussen de gevangenneming van Jezus en Zijn Kruisdood op Kalvarie wordt Haar vergevingsgezindheid tot het uiterste op de proef gesteld. Zij zal geen negatief woord uitbrengen, hoewel Zij daar zeker toe verleid wordt, want verscheidene zielen pogen Haar te troosten door (vooral op de avond van Goede Vrijdag) tot Haar te zeggen hoezeer zij de farizeeën en de leden van het Sanhedrin verfoeien voor hun schandelijke beslissing en daden. Maria antwoordt slechts in één richting: dat veel gebed en offers nodig zijn voor de zielen van het volk van Israël. Zij maakt niemand ook maar enig verwijt. Zij uit evenmin enig negatief woord jegens de verblinde zielen die tijdens het Openbaar Leven van Jezus aan het adres van Jezus en van Haarzelf afbrekende commentaren uiten. Ooit zie ik hoe een man niet ver van Maria’s huis vandaan, in het publiek voor Maria neerknielt en Haar dankt voor de hulp die Zij zijn echtgenote heeft geschonken. Ik zie hoe een voorbijganger (ook een man), die niet de woorden kan hebben gehoord doch wel deze deemoedigende handeling van de man aan Maria’s voeten heeft gezien, een schampere opmerking maakt waaruit onmiskenbaar blijkt dat hij Maria voor een vrouw van lichte zeden houdt. Gelijkaardige verwijten zal Zij ook verscheidene malen te horen krijgen wanneer Zij naast Maria Magdalena over de 42
Donderdag in een contact onder vier ogen toevertrouwt dat het grote uur van Zijn Passie gekomen is. Maria heeft dit echter op Palmzondag voorzien, want Zij heeft toen tegenover één van de vrome vrouwen uit het gevolg van Jezus een profetische uitspraak gedaan over het naderende einde van de Missie van de Christus (sedert een aantal jaren laat Maria Haar “Myriam” elk jaar op Palmzondag delen in de gesteldheid van hart zoals Zij deze op die dag werkelijk heeft beleefd: het is geen jubelstemming, wel integendeel: een ingesteldheid van diepe smart). Niettemin treft deze melding van Jezus Haar Hart als een messteek. Andermaal echter, zal Zij het grote gebeuren samen met Jezus aan de Eeuwige Vader toewijden als een laatste gezamenlijke totale zelfofferande. Telkens Maria op Haar levensweg een schokkende ervaring opdoet of een bruuske wending ervaart die een drastische aanpassing van Haar vergt, zal Zij deze schok dempen in het bed van een totale volgzaamheid jegens Gods Plannen. Zonder enige aarzeling zal Zij aanvaarden, omdat Zij weet dat Zij als ziel voor niets anders op aarde is dan om Gods Heilsplan te helpen voltooien. Maria’s totale aanvaarding gaat hand in hand met een onverstoorbare tevredenheid. Wat is “tevredenheid” eigenlijk? Het is de gesteldheid waarin de ziel “in totale vrede verkeert” over de gebeurtenissen, situaties en ontwikkelingen in Haar leven. De ziel kan slechts tot oprechte tevredenheid komen zodra zij TOTAAL doordrongen is van de waarheid dat elke ziel slechts op aarde is om Gods Heilsplan te helpen verwezenlijken, en dat God de ziel die hierbij geen inspanning schuwt en zichzelf opzij weet te schuiven, voluit ondersteunt om in deze houding van onzelfzuchtigheid te kunnen volharden. Deze gelatenheid, berusting of totale instemming van het hart met alle wendingen op de levensweg in het besef dat het daarbij steeds gaat om beschikkingen van Gods wege, schept in de ziel de vrede van iemand die met zekerheid aanvoelt dat hij zich nergens zorgen over hoeft te maken want dat God niets dan het beste met hem voorheeft. Zo is Maria Haar hele leven lang. Deze houding heeft tot gevolg dat niets Haar langdurig kan verontrusten, want reeds enkele ogenblikken na een schok bloeit in Haar opnieuw die zekerheid van het in-Gods-Hart-geborgen-zijn. Maria begrijpt reeds heel vroeg volkomen dat toeval niet bestaat, want dat ALLES door God bestuurd wordt, en dat zelfs datgene wat tegen Zijn bedoelingen indruist, zodanig door Hem benut wordt dat het, indien de ziel haar vrije wil volkomen tot Gods beschikking stelt, uiteindelijk evenzeer Gods Plannen dient. In de Onbevlekte Tuin bloeien de anjers van de eenheid van verlangens met God. Zoals dit het geval is met bepaalde anjersoorten op warme zomeravonden, zullen zij in de levensavond van Maria op aarde een bedwelmend parfum afgeven wanneer Zij de toewijding van Haar hele voorbije leven nogmaals vernieuwt. In Haar laatste levensdagen zal God 35
is voor een ziel die voluit kiest voor Gods wegen, en niet aarzelt om zichzelf weg te cijferen. Zij weet dat in die omstandigheden God voor de ziel doorheen een vuur gaat en dat zij hiervoor de volmaakte uitrijping van al haar vermogens ontvangt. Wanneer de Heilige Familie na lange tijd uit Egypte terugkeert, vestigt Zij Zich te Nazareth en neemt Haar intrek in een klein huis. Maria wende Zich onmiddellijk aan de grote ruimtelijke beperkingen van dit huis, en richtte het bovendien zo eenvoudig mogelijk in. Nochtans was Zij dit van huis uit eigenlijk niet zo gewoon geweest, want het huis van Haar ouders Anna en Joachim was merkelijk groter: Maria was van tamelijk rijke afkomst. Wanneer Jezus dertig jaar oud is geworden, meldt Hij Zijn Moeder dat Hij in overleg met Zijn Vader en de Heilige Geest heeft vastgesteld dat het uur heeft geslagen om Zich kenbaar te maken aan het volk van Israël, en dat Hij als eerste “publieke verschijning” naar de Jordaan zal gaan om Zich door Johannes de Doper te laten dopen, om Zich daarna gedurende enige tijd terug te trekken in de woestijn om Zijn “Geboorte voor de Missie in dienst van het Goddelijk Heilsplan” voor te bereiden. Na dertig jaar van innig samenzijn komt deze mededeling voor Maria als een schok, maar ondanks Haar tranen welt in Haar Hart eveneens deze mysterieuze vreugde op die Zij steeds voelt wanneer Haar feilloos inzicht in Gods bedoelingen een groot moment in de heilsgeschiedenis heeft herkend. De bliksem die Haar Hart treft, verraadt Haar dat dit een uur is dat Gods Plannen een stap verder zal brengen. Mij is ooit de volgende scène hierover getoond: Jezus heeft Zijn mededeling gedaan, en er vallen enkele ogenblikken van stilte. Jezus staat vóór Maria, met een hand op elk van Haar schouders. Zijn blik is heel zacht. Maria staart in Zijn ogen. Haar rechterhand rust op Haar buik, terwijl de wijsvinger en middelvinger van Haar linkerhand op Haar lippen rusten. In Haar ogen blinken tranen. Het gesprek herneemt zich: Jezus: “Geliefde Moeder, weliswaar moet het nu gebeuren, maar Ik heb Uw zegen nodig. Ik smeek U om Uw toestemming” Maria: “Ga, Mijn Zoon... Wij weten allebei dat de Vader roept” Jezus: “U zult nooit alleen zijn. Wie Gods Werken doet, is nooit alleen. En wie in Zijn Werken toestemt, zal zijn wegen op een bijzondere wijze gezegend zien” Maria: “Dat weet Ik, Lieveling. Niet om Mij ben Ik bekommerd. Wel
om de zielen wier duisternis nu opengebroken zal worden door het Licht van de nieuwe dageraad. Daarom bid Ik, laten wij Ons offer aan de Eeuwige Wijsheid toewijden, opdat het Licht het zaad van het ware verlangen in de harten moge uitstrooien”. Een min of meer vergelijkbaar tafereel zal zich iets méér dan drie jaar later afspelen, wanneer Jezus Zijn Moeder een paar dagen vóór Witte 34
wegen van Israël loopt, Maria Magdalena herkend wordt als “de prostituee van Betanië”, en Maria er openlijk van verdacht wordt dat Zij een “collega” van Magdalena is. Zij zal Haar heldhaftige vergevingsgezindheid met de grootste klem in de harten prenten wanneer Zij gedurende de eerste tijd van de jonge Kerk de feitelijke macht uitoefent doordat vele beslissingen in strijdvragen tussen de eerste christenen door Petrus aan Haar overgelaten worden. Hoewel Maria nooit de beslissingen van Petrus aanvecht of bewust beïnvloedt, zal Zij in de eerste plaats de vergevingsgezindheid tussen strijdende partijen benadrukken. De nachtschone verwijst in haar naam reeds naar de ware aard van Maria: Zij is “de schoonheid te midden van de duisternis”. Wanneer de duisternis van de negativiteit zich om Haar heen sluit, opent Zij Haar Hart en laat het Hemels Licht van de vergeving uit Zich stromen. Op blz. 54 hebben wij Maria leren kennen als een “Transformator”: een omzetter van negatieve in positieve dingen. Ook in Haar vergevingsgezindheid vervult Zij deze rol: tegenover duisternis stelt Zij Licht. Zij ziet de mensenziel nooit als oorzaak van de duisternis, doch als verblinde, misleide uitvoerster ervan. De oorzaak is de satan. Om deze reden zal Zij de verblinde ziel niet een tweede maal tot slachtoffer maken door ook nog eens met negatieve woorden of negatief gedrag te reageren. Zij zal integendeel de schuldige met Liefde omhullen om deze zo te openen voor de ware bekering. De enige die Zij, wanneer Zij daar de gelegenheid toe krijgt, zal straffen, is de aanstichter van alle kwaad: de duivel en zijn gevolg. Haar macht over dezen is zo totaal dat geen enkel spoor van duisternis zich ooit in de Onbevlekte Tuin bemerkbaar kan maken. Wie tot Haar komt met duisternis, gaat van Haar heen met Licht. Zo zal het blijven in alle eeuwigheid. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een uiterste vergevingsgezindheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. 43
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, in U heeft de vergevingsgezindheid in absolute volmaaktheid geheerst. Ik smeek U, schenk mij de kracht om mij oprecht te verzoenen met elke ziel die jegens mij heeft misdaan. 2. Meesteres van mijn ziel, al het negatieve dat op Uw Hart afkwam, werd door U veranderd in Hemels Licht. Ik smeek U, laat Uw Hart in mij kloppen, opdat ik in staat moge zijn om kwaad met goed te vergelden, en duisternis te beantwoorden met Licht. 3. Meesteres van mijn ziel, elke ziel die U kwaad deed, sloot U in het Hart. Ik smeek U, leer mij, mijn medemens zijn misstappen jegens mij niet aan te rekenen, opdat ook mijn misstappen mij door God niet mogen worden aangerekend, en mijn medemens zelf door mijn offer van vergeving bevrijd moge worden uit de greep van de duisternis. 4. Meesteres van mijn ziel, U bent de Meesteres van de volmaakte Liefde. Ik smeek U, genees mij van elke wrevel, wrok, rancune, onverzoenlijkheid, wraakzucht of bitterheid jegens mijn medemens, want ik geef U mijn hart, mijn hele verleden en alle pijnen, verwondingen en teleurstellingen die ik ooit door toedoen van medemensen heb opgelopen. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Vergevingsgezindheid verleent Uw zielentuin een fenomenale bloeikracht, omdat vergeving slechts gegeven wordt vanuit een hart dat in staat is om licht te brengen waar duisternis heerste. Wanneer zij bereid is om deze stap te zetten, opent de ziel hierdoor haar eigen deuren voor een instroming van Goddelijk Licht. Het is deze instroming die ervoor zorgt dat de vergeving niet alleen de andere ziel kan bevrijden, maar ook de vergevende ziel zelf. De waarde van 44
handelen en spreken, ingetogen. Wanneer hij aangeduid wordt als huwelijkspartner voor Maria, zie ik hoe hij Haar benadert, met een zachte en liefdevolle glimlach, zichtbaar diep onder de indruk van Haar voorkomen en uitstraling. Zij bekijkt hem ingetogen en minzaam, alsof Zij hem innerlijk tot rust poogt te brengen, want doordat Zij diep doorheen elke ziel kan kijken, weet Zij hoe zijn hart bonst en hoe onwaardig hij zich tegenover Haar voelt. Zij steekt hem langzaam en voorzichtig Haar rechterhand toe. Jozef, die als betoverd naar Haar heeft gekeken, alsof buiten Haar niets meer bestond, neemt Haar hand in de zijne en gaat voor Haar op de rechterknie zitten. Zij spoort hem voorzichtig aan om overeind te komen, en de beiden beginnen rustig een gesprek, zonder veel omhaal van woorden. Tussen hen hangt een atmosfeer van wederzijdse eerbied en liefde voor het diepere. Dit contact is een prachtig voorbeeld van liefde van ziel tot ziel. Ziehier Gods tegemoetkoming aan Maria voor Haar keuze voor Zijn weg: Hij heeft voor Haar een man bestemd die Haar zijn hele leven lang zal benaderen met diepe verering, in opperste zuiverheid, als een dienaar (ook al poogt Zij bij elk contact of gesprek om dit laatste te verhinderen). Nooit zal hij één bloem of blad in de Onbevlekte Tuin schenden. Maria kan dus de kern van Haar verlangen blijven waarmaken: een leven in totale toewijding aan God en Hemelse Bruiloft met Hem. Het lot zal Maria nog vele malen parten spelen. Zo ook wanneer Zij, hoogzwanger van Jezus, gezeten op een ezel, samen met Jozef naar Bethlehem moet trekken om daar op voorschrift van de keizer van Rome in het volkstellingsregister ingeschreven te worden. Het lijkt of alle elementen hen vijandig gezind zijn, want niemand heeft een plaats voor hen om te overnachten (sommigen beweren dit ook ten onrechte). Niettemin is Maria’s innerlijke rust onverstoorbaar. Zij legt de oplossing in Gods handen, en Hij leidt hen naar de plaats die het meest geschikt is voor de geboorte van de Messias: een koude verlaten grot, ver van alle gewoel van mensen. Nergens anders had de geboorte van de kleine Verlosser op een zo serene en diep doorleefde wijze kunnen plaatshebben. Maria aanvaardt, Zij klaagt niet over de koude en het gebrek aan alle comfort, integendeel: Zij dankt God omdat Zij juist in deze omstandigheden het innigst met Hem verbonden kan zijn. Een tijdje later wordt deze rust bruusk verstoord door de waarschuwing van Gods wege, dat koning Herodes de pasgeborenen in de streek van Bethlehem naar het leven staat. Jozef krijgt een nachtelijk visioen met de melding dat hij met Maria en de kleine Jezus naar Egypte moet vluchten: een lange reis door vaak onherbergzaam land. Jozef vertelt dit aan Maria, en opnieuw aanvaardt Zij zonder enige aarzeling, ondanks de zware ongemakken die deze reis met zich mee kan brengen. De reden voor Haar volgzaamheid: blind vertrouwen op God, vlekkeloze Liefde voor Zijn Heilsplan, en vastberadenheid om Haar levensroeping als Moeder van de Verlosser te laten bloeien tot het uiterste toe. Zij weet dat dit laatste slechts mogelijk 33
zeeën van prachtige, heerlijk geurende anjers, symbolen voor het feit dat Maria Haar lot heeft aanvaard als een geschenk van Gods Wijsheid, en het heeft beantwoord met alle trouwe Liefde uit Haar Hart. Maria’s leven op aarde is één en al aanvaarding en tevredenheid. Totale aanvaarding is de gesteldheid waarin de ziel de uitwerkingen van Gods Voorzienigheid op zich voelt inwerken, of voelt hoe deze haar leven beïnvloeden, en deze onvoorwaardelijk in haar leven inbouwt. De ziel berust in Gods beschikkingen in verband met haar leven, omdat zij doordrongen is van het feit dat deze beschikkingen van Goddelijke oorsprong zijn, en dat God slechts het eeuwig heil van de ziel beoogt. Om tot totale aanvaarding te komen, moet de ziel in staat zijn om zo blind op God te vertrouwen dat zij zich onverdeeld aan Zijn Werken in haar leven aanbiedt. Het is de gesteldheid van het oprecht en diep doorleefd “Mij geschiede naar Uw woord”. Maria leidt haar hele leven in totale aanvaarding. Zij zou niet anders kunnen, gezien de volmaaktheid van Haar Liefde voor God en de enige drijfveer van Haar hele doen en laten: Zichzelf totaal te geven voor de grondvesting van het Rijk Gods op aarde. Deze ingesteldheid vergt van Haar een groot vermogen om Zich aan te passen bij de vele verrassende wendingen in Haar leven. Elke aanpassing is als een kruispunt van twee wegen: deze van Gods Wil en deze van de eigen wil. Gods Wil is het kiezen voor de inzet tot bevordering van Gods Werken. Maria aarzelt nooit om onmiddellijk te kiezen voor Gods weg. Eén van de zwaarste wendingen van het lot is deze waarbij Haar als Tempelmaagd wordt gemeld dat Zij volgens de voorschriften de tempel zal moeten verlaten om te huwen. Toen Zij als driejarig kind in de tempel te Jeruzalem aan God toegewijd werd om een leven als Tempelmaagd te beginnen, had Zij Haar prille kinderdroom in vervulling zien gaan: een leven in afzondering, in dienst aan God, met een volledig religieuze invulling van al Haar dagen. Op grond van de wetsvoorschriften kon Haar verlangen echter geen leven lang bevredigd worden. Het voorschrift om te huwen betekende eigenlijk zoveel als: in een werelds leven gestuurd worden. Zij aanvaardde de beschikking die Haar door Haar overste in de tempel werd medegedeeld, weende weliswaar “tranen van vuur” omdat Zij Haar Goddelijke Geliefde niet kon blijven dienen op de wijze die Zij Zich had voorgenomen, doch Zij gehoorzaamde. Deze radicale keuze voor de wegen van God werd door Hem beloond: Hij stond niet toe dat Zijn geheime, besloten Tuin geschonden zou worden door het huwelijk. Dus gaf Hij door een duidelijk bovennatuurlijk teken Zijn voorkeur voor een bruidegom te kennen: Jozef, evenals Maria uit het geslacht van David, het geslacht waaruit volgens de Schrift de Messias zou voortkomen. Ik zie Jozef als een eenvoudige man, een kleine twintig jaar ouder dan Maria. Van gestalte is hij wat groter dan Maria (Zij is 1,65 m. groot). Hij heeft een zachte uitstraling en is vastberaden en toch duidelijk bescheiden in zijn 32
vergevingsgezindheid is in Gods ogen onschatbaar. Hoe kunt U Uw ziel leren openen voor een leven in oprechte vergevingsgezindheid? 1. Geef U er rekenschap van dat gebrek aan vergevingsgezindheid een verwoestende invloed heeft op Uw eigen ziel. Dit komt doordat een blijvende wrok jegens Uw medemens in U een aanhoudende spanning veroorzaakt. Evenals haat heeft gebrek aan vergevingsgezindheid op termijn het effect van zelfmoord in de ziel. 2. Bedenk dat gebrek aan vergeving Gods Werken verstoort, want hierdoor bestaat reeds een onderbreking in de stroming van liefde en vrede tussen Uzelf en de ziel(en) aan wie U geen vergeving hebt geschonken. 3. Bedenk dat het leven op aarde kort is, en dat U een zware schuld jegens God op Uw ziel laadt wanneer de ziel aan wie U niet hebt vergeven, zonder Uw vergeving sterft. Wanneer U geen vergeving schenkt aan Uw medemens voor iets (of soms vele dingen) dat hij tegen U misdaan heeft, kan God U geen vergeving schenken voor de dingen die U tegen Hem misdoet door elke zonde, ondeugd of toegeving aan zwakheid. Begrijp wel dat dit zou betekenen dat U dan in alle eeuwigheid niet volkomen met God in het reine zou komen, en dus nooit de eeuwige gelukzaligheid van de Hemel zou erven. 4. Houd U voor ogen dat gebrek aan vergeving U tot gevangene maakt. U berooft Uzelf van vrije communicatie met de ziel aan wie U niet vergeven hebt, en ook van de groei naar ware heiligheid, want de ware vrijheid vindt de ziel slechts in de vrede van hart en de heiligheid. 5. Houd U voor ogen dat een ziel die tegen U heeft misdaan, dit heeft gedaan omdat zij door de krachten der duisternis misleid is, en ga ervan uit dat elke ziel, ook U zelf, ooit om één of andere reden misleid kan worden. Om die reden koesterde Maria nooit negatieve gevoelens jegens een medemens, maar wees Zij niemand anders dan de satan als de schuldige aan. Wel beklemtoonde Zij tegenover een mens in zonde of ondeugd, dat deze zich tot het uiterste moest inspannen om zich van zijn zwakheden te bevrijden, inzicht te verwerven in zijn ondeugden, en niet meer in zijn zonde of ondeugd te vervallen. 6. Houd U voor ogen welke bevrijdende kracht in Uw ziel losgemaakt zal worden wanneer U zich verzoent met de ziel(en) aan wie U totnogtoe niet vergeven hebt. U zult het gevoel hebben alsof een golf zuurstof in Uw ziel binnenstroomt. U verzoenen met een medemens, kan U de ervaring geven alsof U plots van een grote innerlijke spanning bevrijd wordt. Dat komt doordat dan een zware ketting van Uw hart weggenomen wordt. 29e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria 45
de vredelievendheid en solidariteit 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin Maria wordt vaak vergeleken met een Duif. Een duif is zacht en doet geen wezen kwaad. Zij is vredelievend. De vredesduif wordt afgebeeld met een olijftakje in de bek. In de Onbevlekte Tuin, dit oord van volmaakte Hemelse vrede, bloeit de olijfboom als een eeuwig teken tegen alle onvrede, onenigheid, verdeeldheid. De olijfboom staat hier voor de ware vrede, de Vrede van Christus, de vrede van hart die zo diep geworteld zit dat zij alle doen en laten, alle woorden, gedachten en gevoelens van de ziel beheerst, en inwendig voor een zo diepe rust en sereniteit zorgt dat de ziel haar omgeving inspireert tot eenheid en onderlinge verstandhouding. De ene Waarheid van God zoals deze door Jezus is verkondigd, is doordrongen van deze gesteldheid: God verlangt eenheid. Hij heeft alle schepselen samen op de wereld geplaatst opdat zij in onderlinge harmonie zouden leven. Gods Rijk kan pas definitief op aarde gegrondvest worden wanneer de zielen bereid zijn om uit hun onderlinge verdeeldheid weg te groeien. Zijn Plan van Heil voor de zielen kan pas voltooid worden in de mate waarin de zielen samen willen werken naar dit ideaal toe. Daarom bloeien in de Onbevlekte Tuin naast de olijfbomen eveneens vele soorten veldbloemen als symbolen voor de solidariteit. Veldbloemen bloeien vaak in verscheidene soorten en in grote aantallen door elkaar heen in velden en weiden. Zij zijn eenvoudig, doch puur natuurlijk: geen mens zaait hen, zij schieten spontaan op waar Gods Voorzienigheid hen terecht laat komen. Bovendien bloeien zij vreedzaam naast andere gewassen, en vaak in grote hoeveelheden, als een symbool voor eensgezindheid. Aanschouw de Onbevlekte Tuin op aarde. Zij bewerkt vrede tussen zielen omdat Zij Zelf vrede is en uitstraalt. Ik zie Haar op vele harten inpraten om deze vredig te stemmen en hen klaar te maken voor de instorting van de Heilige Geest. Nooit zal Zij mensen tegen elkaar opzetten of hen tegen elkaar uitspelen. Zij spreekt geen ophitsende woorden, maakt nooit ruzie, en schuwt alle mogelijke onvrede. Elk gevoel van onvrede, zelfs het geringste spoor van gemis aan zachte liefde in Haar omgeving, drukt Haar zwaar op het Hart en bedroeft Haar. Mede om deze reden is Maria een bolwerk van onophoudelijke toewijding en van buitengewoon intense smarten in het verborgene. Wanneer negatief geladen woorden over medemensen tot Haar worden gericht, of iemand zich bij Haar beklaagt over de woorden of het gedrag van een derde, spreekt Zij rechtvaardig doch vergoelijkend, verzachtend, opdat geen enkele negatieve gesteldheid vrucht zou dragen. Het is alsof Zij al het negatieve toevertrouwt aan het immense liefdesvuur in Haar Hart om het te verbranden, en uit de as ervan iets positiefs te laten verrijzen. Wanneer medemensen een meningsverschil hebben, komt Zij zacht tussenbeide, echter zonder Zich op te dringen. Het is alsof Zij er 46
4. Betracht, Uw wereldse gehechtheden zo klein mogelijk te maken. Een ziel die sterk gehecht is aan stoffelijke behoeften, zal moeilijk tot ware en volhardende trouw komen, want zij is vroeg of laat méér op zichzelf en de eigen noden gericht dan op deze van de anderen of van God/Maria. 27e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de tevredenheid en aanvaarding 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin De Schepping gaat alleen van God uit. Dat kan niet anders, want God is het Begin van alle dingen, vóór Hem bestond niets. Het is echter tekenend voor Gods Liefde, dat Hij geen vrede neemt met de uitwerking van Zijn eigen beschikkingen, maar slechts de volheid van Zijn vreugde ervaart wanneer de schepselen tekenen van aanvaarding vertonen, zodat de vrije wil van een ziel bereid is om bruiloft te sluiten met de Wil van God, en in de schepping alles reilt en zeilt in wederzijdse overeenkomst tussen God en de zielen. Zo ziet God het ideaal van Zijn Rijk op aarde. Zo had Hij reeds het Aards Paradijs ingericht. Zo heeft Hij het ook volmaakt vervuld gezien in Maria, de Koningin en Meesteres van de zielen onder het Nieuw Verbond. Het verbond dat God aanvankelijk met de zielen had gesloten, zou hierop berusten, dat de mens God zou vertegenwoordigen jegens de hele Schepping en dat hij zo het Rijk Gods op aarde zou laten bloeien, want God zou steeds in de hele Schepping voelbaar tegenwoordig zijn in de volheid van Zijn Werken. Door de erfzonde heeft het eerste mensenpaar zich onwaardig getoond om dit heilig verbond gestalte te geven. In Maria heeft God het vernieuwd. Zij zou in Haar ziel het wedergeboren Aards Paradijs dragen en Meesteres en Koningin over de Schepping worden, en God vertegenwoordigen jegens de Schepping. God zou Haar ziel dus maken uit de pure essentie van Zijn Liefde, Haar instorten in een “onverwelkbaar” lichaam, en dit wezen bekleden met een oneindig aandeel in Zijn macht. Als antwoord op de erfzonde en de aanstichter ervan, de opstandige Lucifer, zouden de macht, de glorie en het Liefdesvuur van deze Vrouw nog onschatbaar veel groter zijn dan deze van de aanvankelijk voorziene koning en koningin van de Schepping, Adam en Eva. Om Gods vreugde over deze Diamant der diamanten, deze Bloem der bloemen, deze Hemel binnen de Hemelen, volkomen te maken, had Hij ook Haar vrijwillige instemming nodig. Maria gaf Hem deze een eerste maal bij de Onbevlekte Ontvangenis van Haar ziel, en bekrachtigde deze instemming in volle bewustzijn vanuit het vlees toen de Aartsengel Haar vroeg of Zij de Moeder van de God-Mens wilde zijn. Haar hele verdere leven zou een doorlopende bekrachtiging van deze instemming zijn. Als getuige van dit uniek gebeuren: een hoogheilig verbond tussen God en een ziel dat door deze ziel op volmaakte wijze voltooid is, draagt de Onbevlekte Tuin 31
4. Meesteres van mijn ziel, U bent geen ogenblik afgeweken van de weg die U moest leiden naar de verwezenlijking van Gods Plan met U. Ik smeek U, wek in mij de volhardende liefde, die mij in staat zal stellen om trouw te blijven aan de uitvoering van alles wat U van mij verlangt, want U hebt mij tot Uw dienst geroepen, en ik wil voor U leven en sterven. 5. Meesteres van mijn ziel, tot in Uw laatste levensuur hebt U alles geofferd voor de voltooiing van Uw levenstaak. Ik smeek U, leef zo totaal in mij dat ik in staat moge zijn om in mijn laatste levensuur mijn hele levenswerk aan Uw voeten neer te leggen als een bekroning van de gunsten die U in Uw dienaar hebt verwezenlijkt. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Varens zijn sierlijke planten. Zij geven een tuin iets bijzonders. Deze planten lijken iets uit te stralen dat op een gezonde zelfzekerheid wijst. Dat is ook wat uitgaat van een ziel die een heilig verbond met God heeft ondertekend en vastberaden is om de regels, inhoud en doelstellingen van dit verbond trouw te blijven: zij bezit een gezonde zelfzekerheid, zij weet dat zij voor Gods zaak ijvert en dat God haar dan met open armen tegemoet komt in ALLES. Hoe kunt U de gesteldheid van de oprechte, volhardende trouw in U tot ontwikkeling laten komen? 1. Tracht U voor te stellen wat U zou voelen indien een ziel die jegens U een gelofte heeft afgelegd met God als Getuige, U ontrouw zou worden. Neem U voor, dit zelf nooit Uw naaste, noch God, noch Maria, aan te doen. Ontrouw is altijd eveneens ontrouw jegens GOD. Heilig daarom elke door God in Uw leven bezegelde band (zoals het Huwelijk, het Doopsel, het Vormsel, het Priesterschap, maar ook elke Biecht en Heilige Communie) door een heldhaftige trouw aan de inhoud ervan: elk Sacrament is een contract tussen de ziel en God waardoor de ziel op één of andere wijze meewerkt aan de volbrenging van Zijn Werken en Plannen). 2. Wellicht verlangt Uw ziel diep vanbinnen naar een grote taak in dienst van God/Maria. Bedenk dat Zij U slechts grotere dingen zullen toevertrouwen wanneer Zij overtuigd zijn van Uw trouw jegens Hen in moeilijke tijden. Houd U het beeld voor ogen, dat God U geen volgende lepel pap aanreikt eer U de vorige hebt doorgeslikt en verteerd, want wat Hij niet kan gebruiken, is een ziel die zwaar en onwerkzaam is geworden door “spirituele indigestie”. 3. Bedenk dat trouw gelijkstaat met volharding in de zelfverloochenende liefde, en overweeg daarbij dat de zelfverloochenende liefde de grootste maatstaf is waarmee God in het uur van Uw oordeel de waarde van Uw voorbije leven zal afmeten.
steeds in slaagt om door Haar zachtheid een nieuwe rust te scheppen in gespannen zielen. Het is Haar buitengewoon pijnlijk wanneer mensen in Haar omgeving in onenigheid verkeren en daardoor elkaar pijn doen, want Zij lijdt dit alles mee in Haar eigen ziel, en Zij voelt aan hoezeer Gods Hart hierdoor gekweld wordt en de satan zijn plannen van verwoesting poogt te verwezenlijken ten koste van veel menselijk leed. Reeds in Haar jonge jaren toont Maria Zich overal als Vredesapostel: tussen spelende kleine meisjes, tussen de tempelmaagden, en later ook tussen vrouwen in diverse omstandigheden. Zo zie ik Haar bij de waterput, waar vrouwen uit Nazareth het water voor hun dagelijkse huishoudelijke bezigheden komen putten. De waterput lijkt op sommige ogenblikken wel een soort sociaal contactcentrum: vele vrouwen blijven er met elkaar praten over allerlei dagelijkse beslommeringen. Zij weten dat Maria van nature ingetogen en zwijgzaam is, maar zij weten ook dat Zij, bij de weinige gelegenheden waarbij Zij spreekt, gevatte woorden van grote wijsheid spreekt. Opvallend is, dat ik Haar nooit spontaan uit Zichzelf een gesprek zie beginnen. Zij groet eventuele aanwezigen heel zacht en vriendelijk (waarbij Zij vaak hun naam uitspreekt), wacht Haar beurt af of begint in Haar nood aan water te voorzien, groet nogmaals met een warme glimlach, en snijdt de terugweg naar huis aan. Zij spreekt slechts wanneer Zij aangesproken wordt. Soms komt het voor, dat twee of meer vrouwen onderling in gesprek zijn over één of meer personen die niet aanwezig zijn, dat zij negatieve dingen vertellen, en Maria’s opinie willen horen. Maria antwoordt in weinig woorden die de vrouwen ertoe aanzetten om te bedenken welke goede kwaliteiten ook deze mens heeft. Op zeker ogenblik hoor ik Haar met een minzame glimlach antwoorden, terwijl Zij een gevulde kruik optrekt: “Ach, indien
God wilde dat jij en Ik alle omstandigheden uit het leven van .... (naam, die ik niet versta) zouden kennen, zouden wij niet hoeven te gissen. Hij heeft haar leven echter voor ons verborgen gehouden, opdat deze bloem Hem in het verborgene vreugde zou kunnen bereiden. Waarom zouden wij Zijn toorn opwekken door deze tuin te betreden, die Hem alleen toebehoort?”. Ik zie de andere vrouw als verslagen naar Maria kijken, terwijl deze met een zachte glimlach Haar kruik van de rand van de put naar Zich toetrekt, alle aanwezigen groet met de woorden “God moge met jullie allen zijn, en jullie wegen verlichten”, en met Haar gebruikelijke rustige tred de terugweg naar huis aanvat. Een twintigtal meter van de waterput vandaan lopen enkele jongetjes te ruziën. Maria houdt halt. De jongetjes houden op met bekvechten, en kijken Haar wat bedeesd aan. Ik zie en hoor de volgende scène: Maria: “Waarom laten jullie de zon ondergaan in jullie hartjes?” Eén van de jongetjes: “Jacob heeft mijn steen gestolen”
30
47
Maria: “Je steen?”
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Jongetje: “Ja, de steen die ik gisteren naast de weg heb gevonden. Kijkt U maar, hoe mooi hij schittert in de zon”
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een onverbrekelijke trouw uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
Maria (wendt Zich tot ‘Jacob’): “Waarom doe je dat, Jacob? Ik weet
zeker dat er nog wel méér stenen langsheen de weg liggen. Zou het je niet méér vreugde schenken indien je er zelf één zou zoeken, en vinden?” Jacob: “Jawel, mevrouw, maar deze is zo mooi dat ik hem wilde hebben”
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven.
Maria: “Hij behoort nochtans aan je vriendje toe”
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Jacob: “Hij is mijn vriendje niet meer, want hij wil de steen niet delen met mij”
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Maria: “God heeft alle mensen gemaakt als vrienden. Voel eens in
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel.
jullie hartjes, wat voelen jullie daar? Zijn jullie gelukkig en vreugdevol?”
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Jacob: “Nu niet meer, mevrouw”
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde.
Maria: “Waarom zeg je ‘niet meer’?”
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Jacob: “Omdat we daarnet veel vreugde hadden, toen we bij de boomgaard samen speelden... en nu niet meer”
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
Maria: “Dat komt omdat, terwijl jullie in vreugde samen speelden,
God in jullie hartjes brandde van Liefde, en Hij nu weent om jullie onenigheid. Daarom vroeg Ik waarom jullie de zon lieten ondergaan in jullie hartjes. God is de zon van jullie zielen, maar Hij verlangt zozeer naar jullie liefde. Wanneer jullie elkaar geen vriendjes meer noemen, regent het tranen uit Gods Hart” Jacob (keert zich bedeesd naar zijn vriendje en geeft hem de steen terug): “Je krijgt hem terug, Levi, ik wil dat God niet meer weent om ons” Levi (wendt zich tot Maria): “Mevrouw, zou God zich nog méér verheugen als ik Jacob de steen liet houden?” Maria: “Dat is jouw keuze. Wat voel je nu in je hartje?” Levi: “Ik ben nog blijer dan vóór ons meningsverschil” Maria (straalt als een zon): “Willen jullie weten waarom? Omdat
Jacob bereid is om de steen terug te geven, en jij wil dat hij hem behoudt en je toch opnieuw zijn vriendje wil zijn. Indien jullie bereid zijn om in ALLE omstandigheden vrienden te blijven, en nooit enig voorwerp tussen jullie vriendschap laten komen, zal God jullie
48
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, Uw leven was voor U de belichaming van een heilig verbond tussen God en U. Ik smeek U, wek in mij de liefde om elk verbond tussen God en mij na te komen en tot het uiterste te volbrengen. 2. Meesteres van mijn ziel, U beleefde Uw verbond met God ook jegens alle zielen, in wie God een kiem van Zichzelf heeft gelegd. Ik smeek U, maak mij volhardend in de gave van mijzelf aan mijn medemens wiens levensweg door Gods Voorzienigheid met de mijne is verbonden. 3. Meesteres van mijn ziel, God heeft steeds de eerste plaats in Uw leven bekleed. Ik smeek U, doordring mijn hart van de heiligheid van elke gelofte die ik jegens U en God afleg, opdat voor mij nooit iets of iemand de voorrang zou krijgen op U of Uw belangen. 29
Zo predikt Maria de huwelijkstrouw, de plicht om de echtgenoot nooit in de steek te laten, ongeacht de omstandigheden, omdat de band van het huwelijk een band is die gesmeed is door de Goddelijke Voorzienigheid, omdat God met die band een bedoeling heeft voor alle betrokken zielen: de man, de vrouw, de eventuele kinderen, en zelfs vele zielen buiten het gezin. Ook Jozef had reeds blijk gegeven van verlichting door Gods Geest, toen hij na de vaststelling van Maria’s zwangerschap, wetende dat hij Haar lichaam niet had aangeraakt, Haar niettemin geen verwijt maakte, en Haar ook niet wilde verstoten, wat hij volgens de geldende wet nochtans had kunnen doen. Zijn liefde en trouw jegens Maria waren zo groot dat hij door zijn beslissing zelfs inging tegen de gebruikelijke en algemeen aanbevolen maatregel: verstoting, zelfs steniging van de vrouw als overspelige. Maria bleef Haar eigen geloften trouw tot in het uur van Haar levenseinde, want Zij sloot voor het laatst Haar ogen met een Hart vervuld van diep verlangen naar de voltooiing van Gods Werken in en door Haar, en als één van Haar laatste gedachten onmiddellijk vóór Zij insliep om ten Hemel opgenomen te worden (Zij sprak toen niet meer hoorbaar), heeft Zij mij deze stille toewijding geopenbaard: “Eeuwige God – Mijn Vader, Mijn welbeminde Jezus,
en Heilige Geest die Mijn jawoord hebt bekroond, in Uw handen beveel Ik Mijn hele leven, alles wat Ik op aarde heb mogen doen en lijden, en het vele dat Ik in Mijn nietigheid nooit heb kunnen doen maar steeds zo vurig heb verlangd te doen. Ik dank U voor Uw onmetelijke goedheid en Liefde, die Mij heeft vergund om doornen te omhelzen die de wereld rozen zullen bereiden van deze welke Jezus aan het Kruis heeft afgekocht. Ik dank U voor de voorrechten die Ik heb genoten om Uw onmetelijke grootheid te dienen met de beproevingen van Mijn leven. Moge Mijn geest verder leven in hen aan wie Ik Mijn leven heb gewijd. Nu Ik op het punt sta om terug te keren naar de Hemelse Rozentuinen, vraag Ik U om één laatste voorrecht: dat Ik voor altijd verder moge leven in zielen in wie Ik de kiem zal mogen leggen van een Verbond zoals Ik er met U één heb mogen voltooien. Moge het Werk van Onze Zoon op aarde nooit verloren gaan...”. De varens in de Onbevlekte Tuin zullen eeuwig groen en fris blijven, want Maria’s trouw reikt over de grenzen van de dood heen, zoals Zij vurig verlangt dat het ook voor de zielen moge zijn voor elke band die zij uit Gods handen aanvaarden: de band tussen echtgenoot en echtgenote, tussen ouder en kind, tussen de priester en Christus, tussen de totaal toegewijden en Maria, en tussen de apostelen van de laatste tijden onderling.
28
hartjes nooit meer verlaten en zullen jullie alle moeilijkheden samen overwinnen” Maria zal gedurende Haar leven meermaals mensen naar een grotere vredelievendheid leiden, door hen op de voordelen daarvan voor hun eigen innerlijk geluk te wijzen. Tijdens het Openbaar Leven van Jezus, terwijl Jezus Zijn apostelen, en nu en dan de andere leerlingen, intens begint te onderrichten, zal Hij Zijn Moeder vragen of Zij Zich wil bekommeren om de vrouwen, die ook in toenemend aantal Jezus en de apostelen beginnen te volgen. Zo gebeurt het vaak dat, terwijl Jezus Zich met de twaalf terugtrekt, de vrouwen zich rond Maria verzamelen en Haar ondervragen over uitspraken van Jezus die zij onvoldoende hebben begrepen of die zij niet in hun eigen leven lijken te kunnen toepassen. Ik zie hoe Maria deze vrouwen omsmeedt tot een groep van zielen die voor elkaar doorheen een vuur zouden gaan. Hoewel Maria heel zacht en ingetogen met hen omgaat, beschouwen de vrouwen Haar als hun Meesteres en aanvaarden zij Haar gezag in alles. Wat Maria zegt, gebeurt, en alle vrouwen leggen zich zonder meer bij al Haar beslissingen neer. Maria benut hun gehoorzaamheid en onderdanigheid om hen te vormen en te kneden tot de mentaliteit die later de basis van de jonge Kerk van Christus zal kenmerken. Naast de predikingen van Jezus is het aan Maria’s voorbeeld en gezag te danken dat vooral vanaf de dagen van de Passie tot en met de eerste weken na de Hemelvaart van Jezus, de vrouwen uit Zijn gevolg zich de moedigste van Zijn volgelingen tonen, en dat zij de mannen in vele opzichten overtreffen als cement voor de fundering van de jonge Kerk. Ik zie hoe Maria’s inzet binnen de jonge Kerk blijft bloeien. Wanneer Jezus is heengegaan, vallen niet alleen de vrouwen doch ook vele van de mannen (niet in de laatste plaats de apostelen) op Haar terug voor raad en leiding. Maria houdt vooral in de beginjaren van de Kerk na de Hemelvaart van Christus het hele bouwwerk bij elkaar. Ook de apostelen zelf beseffen en voelen welke buitengewone macht van Haar uitgaat en welke unieke wijsheid en vuur Haar bezielen. Zij bevordert de solidariteit ook door het goede intens aan te moedigen, zodat Zij grote vrede, vreugde en blijmoedigheid brengt in vele harten. Zij zal dit alles ook bestendigen door Haar buitengewoon machtige gebeden, offers en verstervingen. Wanneer Stefanus op aanstichten van Saul en zijn gelijkgezinden gestenigd wordt om de belijdenis van zijn geloof in Christus, bidt en boet Maria intens voor de bekering van Saul en zijn gezellen, evenals voor de standvastigheid onder de eerste christenen, opdat de bloedige vervolgingen hen niet uit elkaar zouden drijven. Zo bloeien in de Onbevlekte Tuin de olijfbomen en sluiten de veldbloemen zich aan elkaar om Gods Hart in vervoering te brengen met betoverende, uitgestrekte boomgaarden en velden van eenheid, vrede en solidariteit, belichaming van één van de hoekstenen in de Leer van 49
Jezus Christus. Zo stelt Maria Zich door Haar wijze van zijn als de stevigste pijler in de grondvesten van Gods Rijk, waarvan Zij de Koningin zal zijn. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een rustbrengende vredelievendheid en een hartverwarmende solidariteit uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Maria: “Dat zal Hij doen, door jouw ogen, jouw uitstraling, jouw ingetogenheid, jouw rust en hoop” Vrouw: “Hoe kan ik intussen met mijn man leven? Mijn ervaring met Uw Zoon heeft een muur tussen ons opgetrokken” Maria: “God heeft deze fase in jullie leven voorzien omdat zij
vruchten zal afwerpen” Vrouw: “Hoe kan onenigheid vruchten afwerpen die zoet en rijp zijn? Zou het niet beter zijn indien ik van mijn man zou heengaan, opdat hij en ik de ware vrede mogen terugvinden” Maria: “Jullie kunnen de ware vrede niet terugvinden, want jullie
hebben deze nooit bezeten: jullie waren nog op zoek naar het Licht, en God heeft jullie verlangen verhoord door je kennis te laten maken met Jezus” Vrouw: “Hoezo? Sedertdien leven wij juist naast elkaar” Maria: “Omdat de duisternis zich ontmaskerd weet door het Licht
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
dat in één van jullie beiden is binnengedrongen”
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel.
Vrouw: “Vrouw, ik wil ALLES doen wat U zegt, als U mij helpt om hieruit te komen”
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde.
Maria: “Dan zeg Ik je: heb je man lief, méér nog dan ooit voorheen” Vrouw: “Hoe kan ik dit? Wilt U Jezus over ons spreken?”
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Maria: “Jezus weet alles, geloof je dat?”
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
Vrouw: “Ja, Vrouw, ik geloof dat Hij de Messias is, die komen moet”
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”.
Maria: “Ik zal voor jou bidden. Dat doet Jezus ook reeds. Jou smeek
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
Ik dat je je man nooit in de steek laat. Verbreek nooit, om geen enkele reden, de belofte die je God hebt gedaan toen je je leven met je man begon” Vrouw: “Kan ik dat doen?” Maria: “Je kunt het, in de mate waarin je het wilt en waarin je in
Gods Liefde gelooft. Je man heeft nu het Licht van je hart nodig. Geef het hem in overvloed. Er is geen andere weg” Vrouw: “Wat kan ik verder doen?” Maria: “Geloof in Gods Voorzienigheid, en hoop vast op de komst
van het vuur in je mans hart. Van jou verlangt God drie dingen: blijf je gelofte jegens je man en jegens God trouw, offer al je pijnen op als bloemen van liefde, en geloof in het werk dat God in jou begonnen is, opdat Hij het ongehinderd kan voltooien”. 50
27
ogenblik de tempel verlaten om uitgehuwd te worden. Zij zal Zich over Jozef ontfermen (zoals hij zich over Haar ontfermt) en zal op vlekkeloze wijze voor hem zorgen zoals echtgenoten dit in Gods ogen behoren te doen, want het huwelijk is een heilig verbond dat gesloten wordt met God als Getuige, een verbond dat meteen deel uitmaakt van het alomvattend verbond tussen God en de betrokken zielen. Ik ben er getuige van, hoe Maria op zekere avond inpraat op een vrouw die Haar bezoekt om raad te krijgen in verband met haar huwelijk, dat in haar ogen een mislukking is: Vrouw: “Wat moet ik doen, mijn man bemint mij niet meer zoals vroeger” Maria: “Waarom denk je dat?” Vrouw: “Hij zegt dat ik veranderd ben sedert ik Uw Zoon heb horen prediken en Zijn tekenen heb gezien” Maria: “Weet hij dat je Mijn Zoon hebt gezien? Heb je hem iets over
je ervaring verteld?” Vrouw: “Hoe zou hij het NIET hebben kunnen merken? Ik was als door de bliksem getroffen toen ik na de ontmoeting met Jezus naar huis terugkeerde” Maria: “Heeft je man zich daaraan gestoord?” Vrouw: “Hij zegt dat ik luister naar de praatjes van een gestoorde, van een heiligschenner” Maria: “Zou je willen dat hij de woorden van Mijn Zoon aanvaardt?” Vrouw: “Ja, dan zou hij zien dat ik niet meer dezelfde ben omdat ik het Licht gezien heb” Maria: “Wat wil je doen?” Vrouw: “Ik wil mijn man meenemen naar Jezus, zodra ik weet dat Hij opnieuw in de omgeving spreekt en tekenen verricht” Maria: ”Doe het niet tegen zijn wil” Vrouw: “Maar... Vrouw, hoe kan ik hem dan naar het ware Licht brengen opdat ook hij moge veranderen?” Maria: “Door je lijden aan God te geven opdat Hij het uur waarvoor
Hij de bekering van je man heeft vastgesteld, moge vervroegen, en door intussen zwijgzaam te zijn en de geschenken die je van God hebt ontvangen, in stilte over je man uit te stralen. Laat Gods Wijsheid werken. Dit is de beproeving die Hij van jou vraagt” Vrouw: (kijkt verbluft naar Maria) “Maar, zou Uw Zoon hem niet beter kunnen raken?”
26
1. Meesteres van mijn ziel, U was voor Uw omgeving als een Duif van Hemelse Vrede. Ik smeek U, help mij, elke onenigheid, onvrede of ruzie tussen mensen, of tussen mijzelf en een medemens, te schuwen, en steeds een apostel van de vrede te zijn. 2. Meesteres van mijn ziel, in U was de ware Vrede van Christus volgroeid. Ik smeek U, help mij, mij af te keren van alle geweld, en liefde en vrede tussen harten te bevorderen. 3. Meesteres van mijn ziel, Uw hele leven is een werk tot bevordering van de eenheid geweest. Ik smeek U, leer mij, alle verdeeldheid te beschouwen als werk van de duisternis. 4. Meesteres van mijn ziel, U wist alle zielen samen op God en Zijn Werken te richten. Ik smeek U, behoed mij ervoor dat ik ooit mensen tegen elkaar zou opzetten of tegen elkaar zou uitspelen. 5. Meesteres van mijn ziel, U hebt binnen de jonge Kerk van Christus banden van hechte solidariteit gesmeed. Ik smeek U, versterk in mij de zin voor saamhorigheid met gelijkgezinden, opdat ik met alle christenen een vurige ketting van Licht zou vormen. 6. Meesteres van mijn ziel, voor U was alle wereldse strijd een uiting van duisternis. Ik smeek U, help mij, mij in alle omstandigheden af te keren van alle concurrentie of competitie. 7. Meesteres van mijn ziel, U was een toonbeeld van innerlijke vrede. Ik smeek U, wil mijn hart bewerken naar Uw model, opdat ik overal vrede, rust en eensgezindheid moge zaaien door de uitstraling van Uw macht en Liefde vanuit de diepste kamer van mijn ziel. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel De ziel die op één of andere wijze een negatieve invloed uitoefent op de verstandhouding binnen Haar omgeving, breekt de fundering van Gods Rijk op aarde af. Vaak slagen zielen er niet in, de vrede en eenheid in hun leefwereld te bevorderen, omdat zij zelf niet de ware vrede in hun hart dragen en zij inwendig in chaos verkeren: zij hebben in hun leven geen duidelijke of rechtlijnige keuze voor God gemaakt. Nochtans wordt de ziel door God niet geoordeeld op de mate waarin zij passief de zonde heeft vermeden, doch op de mate waarin zij actief Gods Werken heeft bevorderd. Het bevorderen van de eenheid en de vrede tussen de zielen, moet in de eigen ziel voorbereid worden. Ziehier enkele richtlijnen: 1. Geef U er rekenschap van dat elke onenigheid of toestand van onvrede tussen zielen een weerslag heeft op de atmosfeer die tussen vele zielen heerst. Elke ziel die met (een) andere ziel(en) in onenigheid of verdeeldheid leeft, draagt die remming of dat gebrek in de communicatie en in de stroming van de liefde en vrede over op haar 51
omgeving, waardoor een veelvoud van zielen in aanraking komt met negativiteit. Wanneer U in de hele wereld alle zielen die met andere zielen in onenigheid leven, beschouwt, betekent dit dat ontelbare zielen hierdoor negatief beïnvloed worden. Het belang van bevordering van onderlinge vrede en eenheid is daarom onschatbaar groot. 2. Bedenk dat U zelf steeds het eerste slachtoffer bent van alle onenigheid waaraan U zelf deel hebt. Uw ziel wordt ter verantwoording geroepen voor elke onenigheid of negatieve beïnvloeding van de eenheid, waarin zij een rol speelt. Bovendien legt U hierdoor Uw eigen ziel aan banden, want elke onenigheid belemmert de vrijheid en de bloei van de ziel. 3. Bedenk dat elke onenigheid tussen mensen, hoe gering ook, de grondvesting van het Rijk Gods op aarde vertraagt, en dus de verwezenlijking van de ware vrede, de ware Liefde en het ware geluk op aarde uitstelt. Laat deze overweging U ervan weerhouden om een ruzie of onenigheid in stand te houden of eraan deel te nemen. Jezus zei reeds dat alleen de ziel die de eenheid bevordert, Gods Werken doet. Een ziel die onvrede bevordert, doet de werken der duisternis. Dit is het geval met elke ziel die mensen tegen elkaar opzet, verdachtmakingen uit, roddelt, lastert, zielen in diskrediet of in opspraak brengt, of woorden spreekt of handelingen stelt waardoor een negatieve sfeer tussen andere zielen bevorderd wordt. 4. Bestrijd in Uzelf elke bron van mogelijke ontevredenheid. U kunt slechts de ware vrede tussen andere zielen bevorderen wanneer U zelf vrede uitstraalt. Kies radicaal voor God en Zijn Werken in Uw leven. Wijd U totaal aan Maria toe, en draag Haar al Uw handelingen, woorden en lijden op. Wees een levend teken van vrede voor Uw medemens. 30e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de sterkte 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin Twee eigenschappen kenmerken de Onbevlekte Tuin nog méér dan alle andere: de zuiverheid van alle elementen in de Tuin, en het feit dat niets er ooit verwelkt. Het sap van de Heilige Geest doordrenkt er volop de grond, en de lucht is er doortrokken van een ongekende rijkdom aan zuurstof van Goddelijke Wijsheid en bezieling. Er is geen enkel dor blad te bespeuren, aan de bomen en bloemen geen vruchtbeginsel dat niet volgroeid raakt of niet volkomen ten einde toe uitrijpt. De Parel van Gods Schepping, het wedergeboren Aards Paradijs dat Maria heet, is volkomen onverwelkbaar: Haar ziel bezit de volheid van de geest van sterkte, omdat Zij onverleidbaar is, geen zwakheden bezit, en 52
komt en die God op één of andere wijze onder Haar hoede stelt (hetzij voor langere, hetzij voor korte tijd). Jegens God toont Zij de volmaaktheid van Haar trouw door nooit enige gelofte te breken. Als kind van niet eens ten volle drie jaar verbaast Zij plots Haar moeder Anna door op een zeer fijngevoelige wijze te danken voor de eer wanneer deze voor Haar honingkoeken en andere zoete hapjes heeft gemaakt. Het kleine meisje zegt, tot onbeschrijflijke verbazing van verscheidene mannen en vrouwen die bij Anna en Joachim aan tafel zijn genodigd: “U
zult mij willen vergeven, lieve mama, wanneer Ik U, in Tegenwoordigheid van de God van onze voorvaderen, Mijn verlangen kenbaar maak om voortaan geen suikergoed of gebak meer te eten, opdat Hij moge weten dat Hij de enige zoetheid van Mijn Hart is”. Wanneer één van de aanwezigen Haar voorstelt om deze regel pas na de bijeenkomst ingang te laten vinden, antwoordt Zij heel lieftallig: “Ik kan aan Uw verlangen niet beantwoorden, want indien
God had gewild dat Ik pas na deze maaltijd aan Zijn verzoek gevolg zou geven, had Hij het Mij pas na deze maaltijd ingegeven”. Maria zal Haar leven lang geen gebak meer aanraken, noch om het even welk voedsel dat ook maar enigszins doet denken aan een versnapering, snoep of genotmiddel. Zij raakt zelfs Haar zelfgebakken honingkoeken niet aan, Zij maakt deze louter voor Jezus, Jozef en andere mensen. Zelfs zoete dranken zoals honingwater (dat blijkbaar in het Israël van Maria en Jezus wel bereid werd) raakt Zij slechts aan om een gastvrouw niet in verlegenheid te brengen. Aan elk onderdeel van Haar verbond met God zal Maria Haar leven lang trouw blijven. Het verbond tussen God en een ziel is in wezen niet anders dan de levensroeping van deze ziel, waaraan zij moet zien te beantwoorden. De invulling van het verbond krijgt concreet gestalte in alle tekenen van Gods Voorzienigheid in het dagelijks leven. Ware trouw betekent dat de ziel deze tekenen in haar leven inbouwt zonder enig verzet. De rode draad doorheen het verbond tussen God en Maria is de aanhoudende smart: Zij zal haar hele leven lang alle zonden, zwakheden en tekortkomingen van alle zielen op Haar levensweg ongehinderd doorgronden en in Haar Hart ervaren hoezeer deze Gods Liefde verwonden en Zijn Hart pijnigen. Zij zal zwaar lijden onder alle tegenkantingen die de Missie van Jezus ondervindt. Zij zal de onnoemelijke lasten dragen van een leven in een wereld die Gods Waarheid voortdurend verloochent en die huichelt in verband met de verwezenlijking van Gods Werken, en van de ononderbroken zware aanvallen van de satan op de Burcht van Haar Hart. Zij heeft Zich echter volmaakt aan God gegeven, en vervult deze levenslange gelofte zonder er in één enkel detail van af te wijken. Ook via Haar medemens bewijst Zij Haar trouw jegens God. Hoewel Zij vurig had verlangd om ongehuwd te blijven en Haar leven lang in dienst van de tempel te Jeruzalem te staan, moet Zij volgens de voorschriften van die tijd op een bepaald 25
trouw. De varen is een taaie plant die een lang leven kan leiden, ook onder moeilijke omstandigheden. Hij is een plant die reeds overvloedig opschoot in het Aards Paradijs, doch in de Onbevlekte Tuin een totaal nieuwe betekenis heeft gekregen. Hij omzoomt het Paleis van de nieuwe, eeuwigdurende Koningin en Meesteres van de Schepping, die op grond van het Nieuw Verbond God naar de Schepping toe vertegenwoordigt, en regeert met een luister en macht die in de volheid van de tijd alle duisternis definitief uit deze “buitenpost” van Gods Rijk zal verjagen. De slang, die het Aards Paradijs heeft verontreinigd en aan de basis lag van de breuk in het heilig Verbond tussen de mensenzielen en God, zal onder de voeten van deze Draagster van Gods macht de ultieme vernedering ondergaan. Trouw is de volharding in de naleving van een verbond. Deze deugd bepaalt in hoge mate de rang van heiligheid die een ziel bereikt. De Goddelijke Voorzienigheid onderwerpt alle zielen aan veelsoortige beproevingen, de hele duur van het aardse leven lang. Er is sprake van echte trouw wanneer de ziel ondanks al deze beproevingen geen reden ziet om het verbond te verbreken, met andere woorden: om “het spel niet langer mee te spelen” en een eigen koers te varen die haar in bepaalde (of in alle) opzichten afsnijdt van de bedoelingen die God met haar had. Maria’s trouw jegens God is volmaakt. Zij weet waarvoor Zij leeft en strijdt. Zij leidt een leven in de vurigste bezieling, aanvaardt en verwelkomt alle beproevingen, en bekrachtigt Haar keuze op het ogenblik waarop Zij tot de engel Gabriël zegt: “Mij geschiede naar Uw woord”. Zij weet dat Zij door God geroepen is voor een leven als Moeder van Hem die Zich tot het uiterste zal moeten geven voor de goedmaking van de breuk in het eerste Verbond, en dat Zij dus evenmin een gemakkelijk leven zal leiden. Dit schrikt Haar geenszins af om standvastig te blijven in Haar overtuigingen. God is ALLES voor Haar, en Zijn Plan van Heil is voor Haar zo heilig, zo allesoverheersend, dat Zij letterlijk tot alles bereid is om Haar aandeel ertoe bij te dragen, tot en met de totale zelfofferande. Zij zal Haar hele leven, elk ogenblik van elke dag en nacht, besteden voor Gods Werken. Om deze reden doordringt Zij ALLES wat Zij doet en zegt, denkt, voelt en nastreeft, met gebed, versterving, offers en boete, en met stichtende woorden waarmee Zij alle zielen op Haar levensweg met Gods Liefde in contact zoekt te brengen. De Schepper heeft Haar begiftigd met onvergelijkbare vermogens om dit doel in optimale mate te verwezenlijken, maar omdat ook Maria (zoals elke ziel) Haar vrije wil heeft, is God in de uitwerking van Zijn overweldigend groot Plan met Haar nog steeds afhankelijk van Haar trouw. Hoe zal Maria Haar verbond met God naleven? Zij voldoet aan elke wenk die de Goddelijke Voorzienigheid Haar geeft in alle gebeurtenissen en situaties op Haar levenspad. Zij bewijst Haar trouw zowel rechtstreeks naar God toe, als via de zielen met wie Zij in contact 24
Zij Haar leven lang volhardt in de deugden. Elke zielentuin verliest zijn frisheid door de toegevingen aan de bekoring. Elke ziel wordt gevoed met sap van Goddelijk Leven. Telkens zij toegeeft aan een bekoring, is het alsof in de ziel een deurtje opengaat doorheen hetwelk het sap van bederf binnensijpelt of de adem van de satan de atmosfeer kan beginnen te verpesten. Hierdoor begint de groeikracht van alle elementen van de zielentuin te verminderen. Dat is wat in hoge mate is gebeurd door de erfzonde, de eerste grote verwonding die van generatie op generatie zou blijven overgaan. De erfzonde maakt de ziel beter verleidbaar, want bij de zondeval is in de menselijke natuur als het ware een kanaal getrokken langs hetwelk de satan gemakkelijker een opening in de muren van de zielentempel (of in de omheining van de zielentuin) vindt. Zie de volmaakte Bloem van Galilea, onbevlekt ontvangen, wat betekent dat de Schepper de effecten van de erfzonde van Haar ziel heeft weggehouden. De satan zal Haar hele leven lang vruchteloos pogen om in Haar een zwakheid te vinden. Het ontbreken van de erfzonde in Haar ziel is geen waterdichte garantie dat Zij nooit zal zondigen, want zodra Zij beslist om Haar vrije wil gedurende slechts één ogenblik niet op Gods Werken te richten, kan de bekoorder een opening in Haar vinden en de onschendbaarheid van Haar Tuin bedreigen. Haar verdienste bestaat erin, dat Zij de unieke Goddelijke gave van de Onbevlekte Ontvangenis met Haar eigen handtekening bekrachtigt: Zij weigert, ook maar één maal toe te geven aan enige bekoring tot het misbruiken van Haar vrije wil, om te zondigen. Zij heeft de zondeloosheid en het gebrek aan zwakheden dus niet zo maar ten geschenke gekregen zonder enige tegenprestatie vanuit Haar eigen Hart. Zij zal Zich een heel leven lang vlekkeloos weerbaar tonen tegen alle bekoring, omdat Zij doordrongen is van Haar roeping, en nog liever zou sterven dan Gods Werken en Plannen met Haar en doorheen Haar leven in de weg te staan. Dus stelt Zij het Zich tot levensdoel om elke bekoring af te weren, en Zichzelf zo volkomen te beheersen dat Haar innerlijk licht (Haar geweten) Haar tijdig zou waarschuwen indien Haar ziel enig gevaar zou kunnen lopen door eigen nalatigheid. Zij leeft in zekere zin voortdurend alsof Zij van buitenaf naar Haar eigen ziel keek, wat Haar een totale zelfbeheersing verschaft, maar Zij doet dit zonder enige gespannenheid: in Maria is het verzet tegen de werken der duisternis zo volmaakt omdat Zij niet wil ontsporen, zelfs niet op het geringste punt, omdat Haar Liefde voor God zo totaal is. Aan de basis van Maria’s sterkte, ligt ook Haar waakzaamheid. Zelf is Zij volkomen onverleidbaar, maar Haar hele leven lang zal Zij Zich inzetten om Haar medemens naar een grotere sterkte van ziel te voeren. Zij drukt alle zielen op het hart dat zij voortdurend waakzaam moeten zijn, en dat zij bij zichzelf te rade moeten gaan om hun eigen zwakheden, verleidbaarheden en tekortkomingen te leren kennen, en een dieper inzicht te verwerven in hun eigen gedrags- en denkpatronen, inzicht in de dingen waardoor zij hun medemens ergernis kunnen geven of schade 53
of nadeel kunnen berokkenen, en inzicht in de wijzen waarop zij de stroming van Gods Licht in hun leven zelf belemmeren. Bij elk gesprek waarin medemensen Haar om raad vragen, wijst Maria hen op de zwakkere punten in hun eigen ziel, opdat zij een grotere zelfkennis en meer bewustzijn in hun eigen gesteldheden mogen ontwikkelen. Het tekent Haar nederigheid dat Zij daarbij, ondanks Haar volmaaktheid, de medemens steeds bemoedigt door opmerkingen als “Wij moeten
waakzaam blijven, opdat wij sneller mogen zien door welke fouten wij God mishagen” (Zij spreekt in het meervoud, zodat de andere ziel het gevoel krijgt, opgenomen te worden in een gezamenlijke strijd tegen de ondeugd, en niet persoonlijk terechtgewezen te worden). Op deze wijze bevordert Maria bij velen de groei van hun eigen ziel, het openbloeien voor een leven met minder zonde, en een diepere vrede tussen mensen door het uitroeien van mogelijk aanstootgevend gedrag. Op grond van Haar inspirerende en zeer hoopgevende onderrichtingen zal Zij op deze wijze vele zielen totaal veranderen. Zo bekroont Zij bijvoorbeeld ook de totale omvorming van Maria Magdalena: in haar werd de bekerende invloed van Jezus afgerond door het levende voorbeeld van Maria, met wie Magdalena gedurende enkele jaren veelvuldig en diepgaand contact zal hebben. Zo kwam Maria Magdalena zeer diep onder de indruk van het levend bewijs dat zij kreeg voor het feit dat de Allerheiligste Maagd op geen enkele wijze naar het mannelijk geslacht toe gebruik maakte van Haar buitengewone lichamelijke schoonheid. De uitzonderlijke zielskracht van Maria en Haar vurige wil om in volmaakte zuiverheid te leven, hebben Maria Magdalena in verregaande mate geïnspireerd om Haar na te volgen. De sterkte, standvastigheid en onverleidbaarheid van Maria schonk ook de apostelen een gevoel van geborgenheid toen Jezus van hen was heengegaan. Zij was voor hen als een Burcht die nooit wankelde, ondanks de vervolgingen. Johannes was daarenboven als enige getuige van de onvoorstelbare macht die Maria bezat over de duivel en zijn legioenen. Vooral tijdens het langdurig verblijf in Efese zal Johannes meermaals vaststellen dat Zij voor hem méér is dan een “engelbewaarder”. Hij is zo diep onder de indruk van de ongewone kracht die van Maria uitstroomt, dat ik zelfs veranderingen merk in de wijze waarop hij Haar benadert en aanspreekt. Op zeker ogenblik zie ik hoe Johannes tot Maria nadert om Haar hulp in te roepen in een opvallende reeks tegenslagen, die het hele opzet van zijn evangelisatie in het bergland van Klein-Azië in de war dreigen te sturen: Johannes: “Moeder, ik vraag om Uw zegen, want God is met U” Maria: “God is ook altijd met Zijn priester, Mijn zoon”
54
26e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de trouw 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin Gods Schepping stelt de zielen een zichtbare en tastbare bevestiging voor ogen voor de Waarheid over Zijn eeuwigdurende, onovertrefbare Liefde. De Schepping is een bouwwerk dat bestaat uit ontelbare miljarden elementen die ieder op zich blijk geven van een onvoorstelbare genialiteit. Deze elementen werken samen, en passen in elkaar, als een systeem dat slechts in stand gehouden kan worden indien het wordt bestuurd door een wijsheid die deze van mensen oneindig ver overtreft. God is niet louter een Kunstenaar, want de kunstenaar schept dingen om zich te uiten en behagen te scheppen in het product van zijn handen. God heeft alles geschapen opdat het zou functioneren om naar een welbepaald doel te leiden: een harmonieus geheel dat Zijn Rijk ook op aarde kan grondvesten. Vóór de erfzonde maakte de aarde daadwerkelijk deel uit van Gods Rijk. Om Gods Rijk in stand te houden, is echter noodzakelijk dat de essentie van het Goddelijk Leven, de Liefde, doorheen alle elementen, en tussen hen onderling, stroomt in onbelemmerde mate. Deze voorwaarde is door het menselijk geslacht buiten werking gesteld door de erfzonde. Alle zonde onderbreekt de stroming van de ware Liefde, zodat het Goddelijk Leven aan kwaliteit begint te verliezen en God niet langer toegelaten wordt als onverdeelde Meester van de Schepping. De Schepper had de eerste mensenzielen gemaakt om koning en koningin over de hele Schepping te zijn. Hij sloot met hen een verbond volgens hetwelk God Eigenaar van alles zou blijven, doch de mens het beheer over dit alles onder zijn hoede zou krijgen. De mensenziel als ambassadrice van het Rijk Gods. Door de erfzonde werd dit verbond verbroken: de ambassadrice werd ontrouw jegens haar Heer, en de Schepping kon de mensenziel niet langer aanvaarden als meesteres, uitvoerster van Gods beschikkingen op aarde. God heeft Zijn heilig Verbond met de mensheid vernieuwd: Hij heeft verordend dat Hij in de figuur van Jezus Christus als God-Mens op aarde zou komen om een menselijk leven van totale en volmaakte uitboeting van de breuk in het Verbond te leiden, tot instelling van een Nieuw en eeuwigdurend Verbond. Om dit te verwezenlijken, heeft God eerst een allerheiligste Ark gebouwd in dewelke de mensheid het Nieuwe Verbond in waardigheid zou kunnen ontvangen: Maria, Ark van het Nieuw Verbond, wedergeboren Aards Paradijs, Teken van de nieuwe en onverbrekelijke Trouw tussen de mensenziel en de Schepper. Zie met welke heiligheid, met welke schoonheid en met welke verrukkingen de Ark van het Nieuw Verbond is bekleed. In deze Ark, de Onbevlekte Tuin, vinden wij de weelderige varens als tekenen van standvastigheid in de 23
3. Meesteres van mijn ziel, elk noodlijdend wezen, zonder uitzondering, raakte de kern van Uw Hart. Ik smeek U, verdrijf uit mij alle ongevoeligheid en onverschilligheid voor het lot van mijn medemens. 4. Meesteres van mijn ziel, Uw Hart liet U geen rust tot de nood van een naaste gelenigd was. Ik smeek U, laat mij, zoals U, oog hebben voor de nood van mijn medemens nog vóór deze mij om hulp kan vragen of de nood hem werkelijk bedreigt. 5. Meesteres van mijn ziel, naastenliefde was voor U een voorrecht. Ik smeek U, wek in mij de oprechte vreugde in de belangeloze dienstbaarheid jegens mijn naaste. 6. Meesteres van mijn ziel, U bent voor alle eeuwen als een bos van beschutting en toevlucht. Ik smeek U, maak mij in Uw navolging tot een oord van toevlucht, troost, bemoediging en geborgenheid, en tot een teken van Gods Voorzienigheid en Liefde. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Hoe klein Uw zielentuin ook is, toch heeft de Schepper in hem de ruimte voorzien voor de aanplanting van grote loofbomen en sierheesters die Uw medemens tot steun, bemoediging en troost kunnen worden. Nodig is hiertoe slechts dat U voldoende groothartig bent. Groothartigheid is in deze zin te beschouwen als de gesteldheid die God ertoe aanzet om Uw zielengrond uit te breiden om U in staat te stellen om in Uw ziel een “schuilbos” in te richten voor Uw medemensen. Hoe maakt U Uw ziel klaar om de hulpvaardigheid en voorkomendheid in U te laten groeien? 1. Ga er automatisch van uit dat zeer vele zielen er in vele opzichten slechter aan toe zijn dan U. Vanuit deze gesteldheid zult U leren, U met hart en ziel in te zetten voor Uw naaste. 2. Leer U volkomen in Uw noodlijdende naaste in te leven. Stel U zijn situatie voor alsof het de Uwe was, en reageer dan zoals U zou willen dat anderen zouden reageren wanneer U in een gelijkaardige situatie verkeerde. 3. Tracht U erin te oefenen om, waar mogelijk, “vooruit te lopen” op de komende behoefte van Uw medemens. Er zijn soms gelegenheden te over om, zonder nieuwsgierig te zijn, te achterhalen of vast te stellen waar de regelmatig terugkerende behoeften van Uw medemens liggen. 4. Stel U levendig voor dat elke medemens Jezus of Maria is, die op één of andere wijze nood lijden. Maria zag ook God in Haar medemens, en trachtte Hem in alle zielen te dienen. Niet zonder reden zegt Jezus dat alles wat een ziel voor een andere ziel doet, zij in feite voor HEM heeft gedaan, en dat alles wat zij voor een andere ziel NIET doet, zij eveneens voor Hem niet heeft gedaan. 22
(er wordt mij getoond hoe, terwijl Johannes zich terugtrekt om te bidden, Maria Haar armen ten Hemel heft, deze vervolgens langzaam laat zakken, en met de handpalmen naar de grond gericht enkele ogenblikken blijft staan, met gesloten ogen, alsof Zij in stilte in Zichzelf spreekt... Enige tijd later komt Johannes terug, knielt vóór Haar neer en zegt): Johannes: “Meesteres, ik heb in mijn hart een teken ontvangen, en heb nu de zekerheid dat de weg openligt. Ik heb de vrede. Hoe kan ik U danken?” Maria (doet hem opstaan): “Wie de wegen van Jezus gaat, zal zijn
weg beschenen vinden door de Geest van God. Ga, Mijn zoon, Hij is in jou, laat je sterkte Hem tot akte van trouw dienen” Johannes: “Meesteres en Moeder, ik smeek om Uw zegen, opdat ik in Uw vrede kan gaan”. Maria legt Haar beide handen op zijn hoofd, glimlacht hem daarna heel warm toe terwijl Zij met Haar handen zijn schouders omklemt, en ik zie Johannes op pad gaan. Talloze malen zal Maria tijdens Haar leven rechtstreekse aanvallen van de duivel te verduren krijgen. Niet alleen stoot hij bij Haar steeds op een muur van onverleidbaarheid, bovendien vernedert Zij hem bij diverse gelegenheden diep, zoals reeds eerder aangehaald. Op zekere dag zal Zij door een inwendige verlichting kennis ontvangen van het feit dat binnen een groepering van goddelozen in de streek van Efese een plan bestaat om Johannes uit de weg te ruimen. Maria zegt niets aan Johannes wanneer deze in de heel vroege ochtend het huisje verlaat waarin hij en Maria wonen, doch Zij roept de satan tot Zich. Deze verschijnt Haar, en zegt Haar dat hij er niet aan denkt om zijn plan zonder uitvoering te laten. Maria zegt niets anders dan “Ga!”. Zij heeft de inspiratie dat Gods Licht nog méér zal schitteren wanneer Zij een bijkomende beproeving doorstaat en de duivel van Haar heengaat in een vals gevoel van veiligheid. Zij is dus op Haar hoede voor een verdere gebeurtenis later op de dag. Zo zal het inderdaad geschieden: Omstreeks het middaguur krijgt Maria bezoek van een vrouw, van wie Zij onmiddellijk weet dat deze een belichaming is van de duivel. Maria weet dat deze vrouw de intentie heeft om Haar te vergiftigen. Wanneer de vrouw Haar te drinken vraagt, trekt Maria Zich terug om schijnbaar water te halen, doch intussen beveelt Zij de satan, zich aan Haar te manifesteren. Maria keert terug naar de plaats waar Haar bezoekster zich bevond, en vindt deze geknield. Maria blijft op een paar meter afstand van de vrouw vandaan staan. Deze kruipt op haar knieën naar Maria’s voeten toe, werpt zich voorover en huilt onbedaarlijk. Ik zie en hoor wat volgt: Maria (kijkt waardig neer op de gedaante aan Haar voeten, en spreekt):
“Vrouw, spreek, wie ben je, en wat is het ware doel van je bezoek?” 55
Vrouw: “Heb genade, Vrouw, ik was gekomen om U kwaad te doen”
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin
Maria (spreekt zacht doch vastberaden, er gaat een enorme kracht van Haar uit, en het lijkt alsof Zij licht uitstraalt): “Ik wil zien wie in jou
Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een onvermoeibare hulpvaardigheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
gehandeld en gesproken heeft” (de vrouw staat op en loopt wenend en wankelend naar buiten; op de plaats waar zij geknield zat, staat nu de duivel, rechtop) Maria (strekt Haar rechterhand uit, en spreekt streng): “Op je knieën! Ik
wil horen welke je plannen zijn” Duivel (knielt vóór Haar voeten neer, en spreekt met een stem vervuld van haat): “Indien U bent wie ik vermoed die U bent, weet U dat. Ik zeg niets”
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
Maria: “Ik beveel je, spreek!”
Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Duivel (knielt dieper en spreekt): “Op dit ogenblik staan vier mannen de priester naar het leven. Maar U kunt daar niets aan veranderen”
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
Maria (kijkt nog steeds neer op de gedaante aan Haar voeten, en spreekt): “Ga terug naar het oord van eeuwige verbanning, Ik wil jou
weg van hier, en Ik wil dat je nu getuige wordt van Gods macht”
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde.
(ik zie hoe Maria een aantal engelen beveelt om zich naar de plaats te begeven waar Johannes aan het prediken is, en ik zie hoe de vier mannen waarover de duivel het had, zich op onverklaarbare wijze uit de menigte terugtrekken en zich uit Efese verwijderen. Onder de menigte rond Johannes lijkt plots een grote vrede en vreugde te heersen. Er wordt mij ook getoond hoe Johannes laat in de avond thuis komt, aan Maria vertelt dat hij vreemde gewaarwordingen heeft gehad, doch op zeker ogenblik “merkwaardig genoeg heel wat zielen zich tot de Heer hebben bekeerd”. Maria glimlacht, dankt God, maar zwijgt over alles wat die dag gebeurd is. Johannes moet iets vermoeden (al kan hij niet weten wàt) want hij dankt Haar zachtjes.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid.
Maria zal nooit een werk onvoltooid laten. Zij geeft blijk van een buitengewone volharding, want Zij ziet het als Goddelijke inspiratie wanneer Zij ertoe aangezet wordt om iets te doen, en ik hoor Haar meermaals zeggen: “Wanneer God iets begint, rust Hij niet tot het
1. Meesteres van mijn ziel, geen mens kon U met noden benaderen en niet ten minste verlicht van U heengaan. Ik smeek U, stort in mij het onblusbaar verlangen om mijn medemens bij te staan in al zijn noden, en daarbij mijn eigen behoeften achterop te stellen.
voltooid is. God doet geen halve dingen. Wie zijn wij, dat wij onze arme bijdragen tot Zijn Werken halverwege zouden staken?”. Maria
2. Meesteres van mijn ziel, voor U was naastenliefde ware zelfofferande tot het uiterste toe. Ik smeek U, wek in mij de zelfverloochening die mij ertoe zal aansporen om het kruis van mijn naaste te helpen dragen, opdat hij zijn levensopdracht kan blijven vervullen. Moge ik hierdoor Gods Plan van Heil dichter bij zijn verwezenlijking brengen.
bevordert de sterkte in anderen, door hen te stimuleren in al het mooie dat zij beleven. Zij deelt oprecht in hun vreugde om elke positieve vrucht van hun werken, en helpt hen hierdoor volharden op hun levensweg. Maria’s standvastigheid in de deugd wordt mij ook getoond bij twee bijzondere gelegenheden. Ik zie Haar tijdens het feest van Haar eigen bruiloft met Jozef, en ik zie Haar ook ter gelegenheid van een paar andere feesten, onder andere de bruiloft te Kana. In al deze gevallen zie 56
Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
21
mogelijke bron van vreugde voor anderen in ziet. Zo zijn de zielen die Maria’s weldaden ervaren, met geen duizend te tellen, en diegenen die Haar hulp in het verborgene ontvangen (door stil gebed, offers, verstervingen en boetedoening) zijn minstens even talrijk. Maria wacht niet om in te grijpen tot een bepaalde nood reeds haar uitwerkingen merkbaar heeft gemaakt. Zij zal vaak reeds inpikken op de nood op het ogenblik waarop deze nog bezig is, te ontstaan. In de eerste dagen van het Openbaar Leven van Jezus is Zij, evenals Jezus en de eerste van Zijn apostelen, te Kana op een bruiloft. Zij merkt daar op een gegeven ogenblik dat de gasten zo goed als zonder wijn zijn gevallen, en verricht daar Haar eerste akte van publieke voorspraak door tot Jezus te zeggen “Ze hebben geen wijn meer”. Zij zegt dit niet omdat dit Haar persoonlijk zou aanbelangen (want ik zie Haar op deze bruiloft niets anders drinken dan vruchtensap en een soort drank op basis van honingwater), doch louter omdat Zij Haar medemens geen vreugde wil ontzeggen. Zoals te Kana, zal Maria Haar hele leven lang zijn: Zij loopt steeds vooruit op de noden van de medemens. Wanneer Jozef buitenshuis aan het werk is, staat de gastvrouw of de gastheer er vaak op dat hij met hen eet. Niettemin voorziet Maria dan steeds om hem vruchten en/of zelfgebakken honingkoeken mee te geven, vooral wanneer Zij voorziet dat hij een lange werkdag zal hebben en/of wanneer het gastgezin arm is: Zij voorziet dan zelfs deze voedingsmiddelen voor die mensen. Tijdens het Openbaar Leven van Jezus zal Zij soms voedselpakketten klaarmaken en deze aan Jezus laten bezorgen omdat Zij weet dat Hij in het vuur van Zijn Missie vaak “vergeet” te eten. De voorkomendheid is in Maria zo sterk omdat Zij een buitengewoon groot vermogen bezit om Zich in de situatie en de behoeften van Haar medemens in te leven, evenals een totale zelfverloochening, een absolute zin voor naastenliefde en een volmaakt geopend Hart. Hierdoor is Maria Haar leven lang een levend teken van opvoeding in de naastenliefde: ieder die Haar bezig ziet, wordt zonder woorden in het hart geraakt door Haar inzet en de wijze waarop Zij er altijd is wanneer een medemens opvang nodig heeft in noden onder de meest uiteenlopende vormen. Zo blijft Zij Haar leven lang een wandelende Spiegel van Gods Tegenwoordigheid voor Haar hele omgeving. Het brede bladerdek in de Onbevlekte Tuin is het schild van troost, hoop en geborgenheid dat de ziel ervaart wanneer zij zich aan Maria toevertrouwt. Maria stelt de handelende en vooruitziende Liefde van Gods Voorzienigheid op zo volkomen wijze tegenwoordig, dat de zielenbloem zich reeds voelt ontsluiten louter door de zekerheid van Haar aanwezigheid.
20
ik het opmerkelijk verschil tussen Maria en de meeste andere deelnemers: Maria’s vreugde is heel ingetogen, Zij eet en drinkt bijzonder matig, met trouwe inachtneming van Haar gelofte om geen suikergoed aan te raken. Zij vermijdt wereldse gespreksthema’s, en wanneer Zij er toch bij betrokken wordt, leidt Zij het gesprek heel handig naar woorden die God prijzen en Zijn Werken in het licht stellen. Zij wijst de betrokkenen (bijvoorbeeld het bruidspaar) op hun plichten jegens God. Zij geeft een stichtend voorbeeld voor reinheid in elk opzicht, en ik zie eveneens hoe Zij Zich zo vroeg mogelijk discreet terugtrekt, na de betrokkenen te hebben gedankt voor de uitnodiging en het samenzijn. Wie Maria in deze omstandigheden bezig ziet, zou nooit vermoeden dit Zij op een feest aanwezig is. Zij gaat trouwens slechts naar een feest indien Zij niet anders kan, en om Gods Werken te doen schitteren. Een tweede bijzondere gelegenheid, is een beeld dat ik ontvang van Maria die inkopen doet op de markt te Nazareth. Ofwel wordt deze markt in Nazareth niet vaak georganiseerd, ofwel gaat Maria er slechts zelden heen, want ik maak op uit enkele begroetingen dat bepaalde verkopers Maria wel kennen doch Haar in lange tijd niet hebben gezien. Ik zie hoe Maria discreet tussen de luidruchtige toestanden door kuiert, met een gelaat dat verraadt dat Haar Hart ver van dit alles vandaan is. Zij kijkt nauwelijks om Zich heen, lijkt doelbewust af te stevenen op de koopwaar die Zij nodig heeft (bij deze gelegenheid is dat blijkbaar olijfolie). Zij behoudt dus duidelijk Haar zin voor prioriteiten: de aanprijzingen van kleurrijke tapijten of Arabische kruiden, tegenover Haar persoonlijk, brengen Haar niet verder dan een discrete glimlach en een teken met het hoofd dat Zij er geen behoefte aan heeft. Mij wordt gezegd dat Maria alle verkopers en hun gezinnen, en alle kooplustigen, in stilte aan God aanprijst en zegent, en dat Zij in de nabijheid van de plaatsen waar vruchten worden verkocht, zegeningen afsmeekt over de oogst en de vruchten der aarde (dit alles in verborgen en stil gebed in de beslotenheid van Haar Hart). Wanneer Zij bekende vrouwen ontmoet, die Haar op opdringerige wijze over wereldse zaken beginnen te vertellen, zie ik hoe Maria Zich op heel discrete wijze aan een mogelijk langdurig gesprek onttrekt. Zij blijkt absoluut niet te verleiden door materialisme en wereldse indrukken, en volhardt zelfs in deze uitgesproken wereldse omgeving volkomen in Haar innerlijke gesteldheden. Zij schuwt mensenmassa’s, drukte, lawaai, de koortsachtige sfeer van het kopen en verkopen, en op geen enkel punt zie ik Haar in de verleiding komen om langer te praten dan noodzakelijk. Ik hoor een vrouw met een fijne glimlach opmerken: “Maria, kan Jozef niet één uurtje zonder zijn vrouwtje?”. Maria glimlacht onverstoorbaar, en antwoordt: “Bedenk, Sara, God kan niet één uurtje zonder de woorden van liefde van Zijn zielen”.
57
De Onbevlekte Tuin is onverstoorbaar in Zijn groei en bloei. De Eeuwige Lente heerst voor eeuwig, en het Hemels zaad uit de Tuin draagt de Goddelijke vruchtbaarheid omdat de bodem van de Tuin geen onreinheden toestaat.
prijs Zijn heilige naam ook tijdens het werk, en Ik ben bereid om U te overtuigen van Mijn vorderingen in de kennis van de Schrift, telkens het U moge behagen”. Dit zegt Zij terwijl Zij reeds bij Haar
Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest.
geboorte een volmaakte kennis van de Schrift bezat, doch dit uit nederigheid aan niemand kenbaar wilde maken. Na Haar lange dagtaak bidt Zij nog langdurig geknield om “vervolmaking, opdat Ik U morgen waardig moge dienen”. Het is bij één van dergelijke gelegenheden dat ik Haar ’s nachts bezoek zie krijgen van een duivel (16e wandeling, blz. 103). Overal waar Zij Zich bevindt, is Maria als een laaiende vlam van Liefde, een Hemels bladerdek van beschutting, bemoediging, steun, troost, geborgenheid, hulp. Voor elke vorm van nood in ziel, hart, geest of lichaam, vinden vele zielen de weg naar Haar. Zij bezit een machtige gave van genezing, door handoplegging en zelfs door eenvoudige akten van Haar wil, maar slechts enkele zielen zullen dit ooit weten. Geregeld past Zij deze gave toe, doch Zij leidt hierbij de aandacht van Zich af door tegelijkertijd de zieke Haar geneeskrachtige kruiden te drinken te geven of een verband met geneeskrachtige zalf aan te leggen. Intussen “bewerkt” Zij het ziekteproces langs de geestelijke weg. Wanneer de zieke Haar (doorgaans verrassend spoedig) dankt en looft voor Haar werk, maakt Zij hiervan gebruik om God te prijzen: “Prijs onze God, die
Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel.
deze kruiden heeft gezaaid in Zijn tuin die ‘aarde’ heet, en die je door hen in aanraking heeft gebracht met Zijn genezende Liefde”.
2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een onaantastbare sterkte uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden.
Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, in U bloeide Gods Waarheid zo weelderig dat niets U in dorheid kon storten. Ik smeek U, bekom mij de kracht van volharding en standvastigheid in alle beproevingen. 2. Meesteres van mijn ziel, Uw hele leven was een strijd voor de vruchten van de Leer van Christus. Ik smeek U, moge ik zo sterk op U gelijken dat ik nooit de strijd voor het goede zou opgeven.
58
Door deze poging om alle eer van Zich weg te leiden, doet Zij overigens de waarheid geen geweld aan, want Zij bewerkt de genezingen inderdaad door de Liefde. Ik zie Haar de geneeskrachtige zalven en tincturen eigenhandig bereiden, op basis van planten uit Haar eigen tuin en uit de bloemrijke natuur van vele landstreken van Galilea. Ik zie Haar voor de bereiding van zalven deze bloemen laten trekken en het aftreksel vermengen met olie, terwijl Zij vurig bidt en God vraagt dat Zijn genezende Liefde in deze medicijnen moge rusten. Bij de verzorging van zieken zorgt Zij in de eerste plaats zo mogelijk voor een atmosfeer van stilte, rust, gebed, en lofprijzing aan God. Regelmatig zie ik Haar bijspringen in allerlei kleine werken in dienst van buurvrouwen. Alle werken die Zij verricht in dienst van anderen, omkleedt Zij met gebeden, zelfs zachte gezangen van religieuze thema’s. Ik hoor Haar als Vrouw van ongeveer twintig jaar oud zachtjes bepaalde zelfgemaakte gebeden zingen met een stem als een nachtegaal. Dergelijke gezangen zal Zij eveneens laten horen wanneer Zij zieke kleine kinderen “behandelt”. Van Haar gezangen gaat een buitengewoon rustgevend effect uit. Maria aanvaardt nooit geld voor een dienst. Hooguit staat Zij Haar medemens toe dat deze Haar iets in natura schenkt, vooral wanneer Zij oordeelt dat Zij hiermee Jozef of Jezus vreugde kan bereiden (iets wat Zij kan gebruiken in de keuken, of om een kledingstuk te maken). Zij schuwt dus beloningen voor Zichzelf, maar aanvaardt deze wel wanneer Zij er een 19
prachtige sierheesters, symbolen voor de voorkomendheid en de troost, omdat zij vaak reeds de lente aankondigen nog vóór de winter voorbij is, en dus met hun troostvolle bloemenpracht als het ware vooruitlopen op de nood van de zielen nog vóór deze goed en wel beseffen dat zij een nood hebben: de sierheesters bieden reeds de eerste vertroosting van de lente terwijl de waarnemer de idee van de naderende lente nog niet tot zich heeft durven laten doordringen. Haar hele aardse leven lang zal de Hemelse ziel van Maria het als de bekroning van Haar zelfofferande aan God beschouwen wanneer Zij Zichzelf in alle opzichten kan uitpersen voor Haar medemens. Zij is zelf arm, doch geeft van Haar kleine bezit nog allerlei dingen weg, en geeft vooral de Hemelse kracht en Hemelse inzichten uit Haar ziel aan de noodlijdende. Elke ziel die bij Maria komt met nood, gaat ten minste in de ziel verlicht van Haar heen, vervuld met nieuwe inzichten. Hoewel Zij Zich op meesterlijke wijze afsluit voor de indrukken die vanuit de wereld op Haar afkomen, lijkt Zij een soort extra zintuig te bezitten voor het aanvoelen van nood en behoefte aan hulp. Reeds als klein kind lijkt het erop dat Maria uitgerekend te vinden is waar mensen hulp kunnen gebruiken. Zij springt Haar moeder Anna bij in het huishouden. Geregeld biedt Zij met gretigheid Haar diensten aan als “boodschappenmeisje” tussen moeder Anna en vader Joachim, wanneer deze laatste ergens (soms kilometers ver) op het veld is met een aantal schapen. Niet zelden blijkt Zij ook “toevallig” aanwezig in het dorp wanneer daar één of andere oudere dame of heer dringend hulp nodig heeft doch de eigen kinderen of kleinkinderen met geen ogen te bespeuren zijn. Gedurende Haar jaren als Tempelmaagd te Jeruzalem biedt Zij Zichzelf vaak aan als vrijwilligster voor het uitvoeren van werkjes die de meeste andere tempelmaagden schuwen. Geregeld zal Zij Haar opzichtster, wanneer deze zegt: “Het is nog lang niet jouw beurt, Maria”, met glinsterende, verwachtingvolle ogen antwoorden: “Ik smeek U, God verlangt dit van
Mij. Indien dit niet zo was, zou op dit ogenblik niet Ik, maar één van Zijn andere dienaressen vóór U staan. Staat U Mij toe dat Ik Hem niet teleurstel”. Zij zegt dit op een zo betoverende toon dat geen ziel Haar verzoek zou kunnen weigeren. Zo springt Zij ook meermaals vrijwillig in om naast Haar eigen taken ook deze van één, en zelfs twee, zieke maagden over te nemen, zodat Zij gedurende dagen en zelfs weken van de dageraad tot laat in de avond aan het werk is. Wanneer Haar opzichtster Haar dit wil verbieden omdat Zij Haar vermoeidheid niet kan blijven verbergen en de bejaarde dame ook meent dat Maria Haar andere plichten (bijbellectuur en gebed) zal moeten verwaarlozen, zie ik Maria vóór haar op de knieën gaan en met aandrang zeggen: “Ik bid U,
wil Mijn onwaardigheid niet straffen door Mij de gelegenheid te ontnemen om de God van Israël te dienen, opdat Hij ook in Zijn laagste Dienstmaagd Zijn welbehagen moge vinden. Ik beloof U, Ik 18
3. Meesteres van mijn ziel, elke hindernis was voor U een uitdaging van Liefde. Ik smeek U, geef mij de kracht en de weerbaarheid opdat het lijden en de stenen op mijn levensweg mij niet zouden afschrikken. Maak mijn liefde zo intens, zo vurig en zo onblusbaar dat in mij de afschuw bloeit voor de geringste verzwakking in de deugd. 4. Meesteres van mijn ziel, Uw macht over de werken der duisternis was absoluut. Ik smeek U, wil mij de genade bekomen om mijn zwakheden voorgoed te overwinnen, opdat de bekoringen mij niet kunnen ontmoedigen. 5. Meesteres van mijn ziel, U was als een Burcht van kracht en bemoediging voor de jonge Kerk. Ik smeek U, wil verhoeden dat ik bij tegenslagen de moed zou laten zakken, U zou verloochenen, of zou vallen voor de dwaling dat God mij niet liefheeft. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel Omdat elke ziel van God uitgaat, is het haar gegeven om de Goddelijke kiemkracht van haar zaad in zich in stand te houden. Elk gebrek aan waakzaamheid volstaat opdat de bodem verziekt zou raken. Hoe kan de ziel haar eigen sterkte, haar onverleidbaarheid, laten uitgroeien om klaar te zijn voor de werken die God van haar verwacht? 1. Tracht Uzelf te overtuigen van de waarheid dat al het wereldse vergankelijk is, slechts kortstondig genot kan verschaffen, doch voor het Eeuwig Leven Uw ziel naar de ondergang kan voeren. Elk uur dat U aan louter wereldse bezigheden besteedt, is een uur dat U steelt van Gods tijd. Wanneer de wereld U opslorpt, bid dan opdat Uw hart op de belangen van Gods Rijk gericht moge blijven. Bid, met andere woorden, opdat in U het vermogen moge rijpen om tegelijkertijd Uw wereldse verplichtingen te vervullen EN Uw hart op God/Maria gericht te houden. Het kan behulpzaam zijn, al Uw wereldse verplichtingen en noodzakelijke activiteiten intens aan Maria toe te wijden en Haar te smeken dat Zij deze IN U en samen met U zou verrichten, opdat zij vrucht mogen dragen voor de zielen en voor de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen. 2. Tracht zoveel mogelijk los te komen uit de banden die U aan het wereldse vastbinden (geld, stoffelijke bezittingen en allerlei vormen van kortstondige opwinding), en tracht Uw interesse voor deze dingen stap voor stap, dag na dag, te verminderen. U zult daardoor de kanalen doorsnijden via dewelke U verleid wordt tot ondeugd en die dus de standvastigheid van Uw zielenleven verminderen. 3. Blijf Uzelf elke dag opnieuw overtuigen van het ware doel van Uw leven, de ware bestemming van Uw ziel: het werk voor Gods Plan van Heil voor alle zielen en de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde. Bedenk daarbij steeds opnieuw hoe weinig de beproevingen en 59
lasten van het dagelijks leven betekenen in vergelijking met een eeuwige gelukzaligheid (tracht de betekenis van de eeuwigheid enigszins te beginnen vatten door U deze voor te stellen als “miljarden maal miljarden jaren lang, zonder einde”) 31e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de volmaakte heiligheid – een dag in het leven van Maria 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin visioen geschonken aan “Myriam” in de ochtend van 22 mei 2007, met beelden van een verblindend mooie Maria, die verandert in een paradijselijke tuin van een schoonheid zoals deze op aarde ongekend is. Ik hoor de woorden van: DE ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID:
“Zie de Meesteres van alle zielen. Haar ziel zal een altijd bloeiende Tuin zijn, tot teken van het Goddelijk Leven. Haar grootheid zal onpeilbaar zijn, want Zij zal Draagster zijn van nooit geziene glorie. Haar macht zal ongeëvenaard zijn onder al het geschapene, en Haar heiligheid volkomen. Zij zal de volheid van Ons welbehagen genieten, en Wij zullen Haar stellen tot Teken van lofprijzing voor de bewoners van het Hemels Paradijs, tot Teken van angst en verslagenheid voor de bewoners van de regionen des verderfs, en tot Teken van navolging voor de bewoners der aarde. Zij zal gediend en geprezen worden. Heiligheid en Licht zal Zij verspreiden, en alle uithoeken der Schepping zullen Haar grootheid schouwen en Haar macht ervaren in de volheid van de tijd” (ik zie nu een bron in de Tuin opwellen, en de stem spreekt verder): “Zie de kern van het wezen van je Meesteres: de nooit opdrogende Bron van Ons Goddelijk Leven draagt Zij in Zich, tot Haar soevereine beschikking. Zij zal het water van Goddelijk Leven laten stromen volgens Haar welbehagen, over de zielentuinen die ernaar verlangen, te delen in Haar heiligheid en de vruchten van Haar Tuin. Dit water zal de bodem der aarde klaarmaken voor de grondvesting van Ons Rijk, en de bodem der hel zal schudden onder de macht van Haar voeten. Zielen, drink uit de Bron die Wij in Haar hebben ontsloten voor tijd en eeuwigheid”. Het Aards Paradijs is de mensheid ontnomen omdat de zielen het verbond met God tot het leiden van een heilig leven in overeenstemming met de Goddelijke Wet verbroken hebben. Voor de Schepper betekent dit dat de diepste vreugde Hem ontnomen is door diegene die was bedoeld als kroon op de Schepping. Gods wederwoord was de schepping van de ziel van Maria, en Haar bekleding met een nooit geziene macht en glorie die zichzelf eindeloos zouden blijven 60
2. Houd U voor ogen dat ALLES (zielen en voorwerpen) in Uw leven Gods eigendom is. Leer Uzelf te beschouwen als gebruiker, ontlener of huurder van alles op Uw levensweg, nooit als eigenaar. Uw kinderen, Uw huisdieren, Uw huis, Uw tuin, Uw persoonlijke voorwerpen: alles wordt door Gods Voorzienigheid onder Uw hoede gesteld om U te vervolmaken in welbepaalde deugden. Kinderen (en huisdieren) kunnen U helpen, Uzelf te oefenen in geduld, verdraagzaamheid, offerbereidheid, liefde, zachtmoedigheid enz. Voorwerpen in Uw leven dienen vaak als beproevingen op Uw weerstand tegen genotzucht, materialisme, en voor de ontwikkeling van Uw zin voor eenvoud en onthechting, en verder als geschenken om U beter in staat te stellen om Uw leven in dienst van God/Maria een optimaal rendement te geven (huisvesting, voeding enzovoort: indien U de Goddelijke Voorzienigheid waarlijk vrije uitwerking in Uw leven verleent, bepaalt Zij zelfs in verregaande mate het huis waarin U zult wonen en het voedsel dat U eet). Maria heeft dit in Haar aardse leven in de diepte ervaren, en laat dit ook Haar trouwste volgelingen ervaren. Door Uzelf nooit als eigenaar van de dingen in Uw leven te beschouwen, kunt U Uzelf motiveren om er met hart en ziel voor te zorgen. Beschouw Uw kinderen en huisdieren als Gods eigendom, en U zult het als een plicht van liefde zien om tot het uiterste voor hen te zorgen. Beschouw Uw lichaam EN Uw ziel als Maria’s eigendom zodra U zich totaal aan Haar hebt toegewijd, en U zult Uw hele wezen nog beter in acht nemen. Inderdaad: wanneer iets Uw eigendom is, bent U slechts jegens Uzelf verantwoording schuldig voor elke tekortkoming, maar wanneer het Gods of Maria’s eigendom is, zult U een extra stimulans ervaren om de zorg ervoor te beschouwen als een echt onderdeel van Uw levenstaak. 25e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de voorkomendheid en hulpvaardigheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin De gekwelde ziel vindt in de Onbevlekte Tuin bescherming, beschutting en troost in alle mogelijke vormen. Elk bezwaard hart, elke noodlijdende ziel, elke ziel die om welke reden dan ook een toevluchtsoord, een oord van geborgenheid of een oord van herbronning zoekt, vindt er de uitgestrekte loofwouden met hun breed bladerdek als symbool voor totale beschutting, voor het opgenomen-worden in een kracht die de ziel op de tederste wijze als het ware in zich sluit, in een omhulling van Leven. De loofbomen met een breed bladerdek staan voor Maria symbool voor de hulpvaardigheid en de gastvrijheid: zij schermen de zielen af tegen de slagregens der wereld, de nijpende nood van het lichaam, en herbergen hen wanneer zij zich elders onbeschut voelen. De Onbevlekte Tuin is verder eveneens bezaaid met talloze soorten 17
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven: 1. Meesteres van mijn ziel, niets komt zonder reden op de levensweg van een ziel, want Gods Wijsheid regelt elk contact. Ik smeek U, behoed mij voor alle slordigheid in de omgang met de dingen en de zielen die de Goddelijke Voorzienigheid onder mijn hoede heeft gesteld. 2. Meesteres van mijn ziel, voor U was elk contact een kans om zielen voor te bereiden op Gods Werken. Ik smeek U, stort in mij een diepe zin voor verantwoordelijkheid in de zorg voor, en de behandeling van, mijn kinderen of andere zielen die aan mij zijn toevertrouwd, en de dieren die op mijn levensweg komen, want zij maken deel uit van mijn levensopdracht in dienst van Gods Werken. 3. Meesteres van mijn ziel, Uw ware levensdoel bestond eruit, zielen naar God toe te leiden, opdat Zijn Rijk op aarde zou komen. Ik smeek U, wek in mijn hart Uw eigen Liefde jegens alle schepselen van God, opdat ik mijn leven moge leiden als een ononderbroken offerande van mijzelf voor hun heil, en als een waardig vertegenwoordiger van God in hun leven. 4. Meesteres van mijn ziel, U was een steun en toevlucht voor alle zielen die met U in aanraking kwamen. Ik smeek U, laat Uw eigen Hart in mij kloppen, en bekom mij de ware bezieling door Gods Geest, opdat ik in zielen het goede tot rijping moge helpen brengen, en hen in woord en daad moge stimuleren om tot volledige ontplooiing te komen in hun roeping voor Gods Rijk. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel De tulp kan de meeldraden slechts beschermen in de mate waarin haar bloemblaadjes soepel en sterk zijn onder de winden der wereld. U kunt de zielen op Uw levensweg slechts de ware zorg bieden in de mate waarin Uw weerbaarheid tegen de dingen der wereld groter wordt, want de zorgzaamheid die Gods Hart bevalt, vergt een positieve ingesteldheid die helemaal geïnspireerd wordt door het verlangen om het beste naar boven te brengen in alle zielen, opdat zij op hun beurt sterker zouden worden bij het trekken van Gods kar over de wegen naar Zijn Rijk op aarde. Dit zaad kan in U tot rijping worden gebracht door twee richtlijnen voor ogen te houden: 1. Zoek in elke ziel op Uw levensweg bewust naar goede punten. Bedenk dat U zielen pas echt tot rijping kunt brengen door Uw inspanningen te richten op de bevordering van hun GOEDE punten.
16
vermenigvuldigen, zoals alles wat uit Goddelijk Leven bestaat, zichzelf blijft vermenigvuldigen. Maria is gemaakt uit Goddelijke essentie, bekleed met een menselijke natuur, opdat de mensheid haar Koningin en Meesteres zou herkennen als behorend tot het menselijk geslacht. Zo heeft de Allerhoogste Haar bestemd, en zo wordt Zij nu, ruim twintig eeuwen na Haar Onbevlekte Ontvangenis, aan de zielen geopenbaard in Haar ware heerlijkheid als Meesteres van alle zielen. Doorheen deze openbaringen ontsluiert God nu eveneens Maria als belichaming van het Aards Paradijs, door de mensheid verloren doch in Maria bewaard en in de glans van Haar allerheiligste leven nog oneindig verrijkt aan glorie. Vandaag neemt de Meesteres van alle zielen U nogmaals mee op ontdekking doorheen Haar zielentuin, de Lusttuin van de Heilige Geest, het wedergeboren Aards Paradijs, waar Zij U als in een bovenaardse film tot getuige maakt van een aantal beelden uit de rijkdom van Haar gesteldheden van Hart en ziel. Elke dag was voor Maria op zich als een volledige, afgeronde onderrichting in de volheid van de heiligheid. Van de ochtend tot de nacht: de grote drijfveer voor alle handelen en spreken van de Koningin van de mensheid is de voorzichtigheid. Maria houdt Zich steeds voor ogen dat elke handeling en elk woord in de eerste plaats geen schade mag toebrengen aan Gods Werken tot grondvesting van Zijn Rijk op aarde. Ik zie hoe Zij geregeld de soms wat impulsieve Maria Magdalena aanmaant om bepaalde voornemens NIET uit te voeren, met het oog op de reacties van de joden. Ik word er getuige van hoe Zij de evangelisten op lieftallige wijze verbiedt om méér dan het hoogstnoodzakelijke over Haar op te tekenen in de evangelies. Vooral Johannes moet Zij in zijn vurige liefde voor Haar intomen (vooral omdat hij Haar beter doorgrondt dan wie ook, en reeds vroeg heeft begrepen dat Maria “geen gewoon mens is”). Johannes schrijft zijn evangelie wanneer Maria reeds ten Hemel opgenomen is. Zij zal hem echter reeds tijdens Haar leven op aarde duidelijk maken dat Zij niet wil dat bijzonderheden over Haar geopenbaard worden vóór Gods tijd daarvoor gekomen is. Eerst moet de Christus nog beter bekend worden en moeten de harten geopend worden voor het Woord. Meer dan eens rijst in Johannes de bedenking dat de kennis over de ware aard van Maria nooit verloren mag gaan. Niettemin gehoorzaamt hij Haar verlangen, omdat hij weet dat al Haar woorden gegrondvest zijn op de absolute Wijsheid van Gods Geest. In Maria leeft God, en geen enkele andere kracht. Haar ziel straalt Zijn glorie, schoonheid, Licht en macht uit over Haar omgeving. Deze uitstraling verleent Haar, ondanks Haar onvergelijkbare nederigheid, bescheidenheid en eenvoud, een onvoorstelbare waardigheid. Deze schittert uit Haar hele wezen doordat Zij Zich volmaakt bewust is van Gods inwoning in Haar ziel. Wie Maria bezig ziet, ziet als het ware God bezig, zo absoluut en volkomen handelt, spreekt, denkt, voelt, verlangt en wil God in en doorheen Haar wezen. 61
Door dit alles is Haar verschijning met geen pen te beschrijven. God toont hier echter op aanschouwelijke wijze de effecten van een bovennatuurlijke wet: de onverschilligen en zij die God uit hun leven hebben verbannen, zien Maria als vrouw met een mooi, aantrekkelijk, bevallig lichamelijk voorkomen, zonder meer. Onder de zoekenden en de volgelingen van Christus echter, wordt Maria door velen beschouwd als een koningin, door vele fel aangegrepenen zelfs als een soort godin, vooral in de tijd van de jonge Kerk. Velen komen spoedig volledig in de ban van Haar uitstraling. Het is mij meermaals getoond hoe onderdanig zeer velen van de eerste christenen zich jegens Haar gedragen, en hoevelen bij Haar passage voor Haar neerknielen en pogen, Haar de voeten te kussen. Haar feitelijke macht over de verzamelde christenen is buitengewoon. Ook hier toont Maria Haar unieke heiligheid, want ondanks het besef van Haar invloed en van het effect van Haar uitstraling zie ik hoe volmaakt Zij Haar macht beheerst door beklemtoning van de eenvoud in Haar uiterlijk voorkomen, van de nederigheid in Haar handelingen, en door een opmerkelijke mildheid: tijdens de aanvangsperiode van de jonge Kerk wordt Maria door Petrus regelmatig aangezocht om op te treden als (officieus) “rechter” in kleine misverstanden en onenigheden tussen bepaalde christenen. Maria toont Zich daarbij buitengewoon verzoenend, en oordeelt uitsluitend in een richting die alle betrokken partijen stimuleert in het goede. Zij spreekt nooit harde, veroordelende woorden over een medemens, en onderricht elke dwalende of zondige ziel met zoveel gezag doch tezelfdertijd zoveel vrede, vreugde en zachtheid, dat elke ziel zich in de diepte door Haar gesterkt en bemoedigd voelt. Ieder weet precies wat hij aan Haar heeft. Zij is oprecht in al Haar doen en laten, spreekt nooit met omwegen, geeft niet op onrechtstreekse wijze dingen te verstaan, spreekt en handelt nooit met enige bijbedoeling, doch laat Haar woorden en handelingen naar mensen toe steeds klaar en duidelijk zijn. In Haar diep verlangen naar verzoening en Hemelse vrede in alle harten, is Maria een toonbeeld van verdraagzaamheid. Zij verdraagt met het grootste geduld de zwakheden van Haar medemens. Zij ergert Zich nergens aan, want alle irritatie en ergernis beschouwt Zij als een wapen van de satan, aan wiens werken Zij de eed heeft gezworen, nooit te zullen toegeven. God heeft Haar de absolute Goddelijke macht over de duivel en zijn gevolg gegeven, die Zij zal kunnen gebruiken in de mate waarin Haar vrije wil één blijft met de Wil van God Zelf, want uit Gods Wil stroomt alle macht. Maria uit nooit kritiek op Haar medemens, Zij stuurt in alle zachtheid diens dwalingen en ondeugden bij. Zij voelt geen enkele behoefte om Haar medemens steeds te corrigeren, te vitten op zijn handelingen of Haar wil op te leggen. Ik zie deze gesteldheid bijvoorbeeld in werking wanneer Zij samen met andere vrouwen een textielhandwerk verricht, en één van de vrouwen is bezig, een fout te maken: Maria overlegt, Zij dringt niets op. Zelfs al weet Zij dat Haar door Gods Geest de absolute 62
kennelijk afvroeg waarom Maria halt hield om een dier te strelen en toe te spreken, zei Zij: “De harmonie binnen Gods Schepping hangt af
van de circulatie van de Liefde, ook van de mensenzielen naar dieren, zelfs naar planten toe. Is het dan zo vreemd, zuster, dat de mens zich erom bekommert dat het dier hem niet zou argwanen, doch hem als vriend moge beschouwen? Zo heeft de Schepper het bedoeld. De natuur zou de mens niet vijandig gezind zijn indien de mens niets dan liefde over de natuur verspreidde. Het is de plicht van de kroon der Schepping, Gods Liefde te vertegenwoordigen, zelfs naar dieren en planten toe”. In de Onbevlekte Tuin leert de Schepper dat Hij Zijn eigen volmaakte zorgzaamheid ook in de natuur heeft ingestort: het Aards Paradijs voorzag in alle noden van de mens. Het Paradijs dat Maria heet, doet dit evenzeer, en kan de zielen naar het eeuwig heil begeleiden. Dat deed Zij reeds gedurende Haar aardse leven. Opdat Zij de zielen aan God zou herinneren, is Zij voor alle eeuwen Draagster van de grootste heiligheid, schoonheid, zuiverheid en zorg. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een liefdevolle zorgzaamheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. 15
zorgen hem wat weemoedig hebben gemaakt, terwijl hij weet dat zijn Levensgezellin nog grotere zorgen zou moeten hebben dan hij (omdat Zij alle lasten en zwakheden van alle zielen en Gods pijn hierover aanvoelt). Voor Maria gaat de zorgzaamheid veel verder dan “plichtsbewustzijn”: Zij ervaart werkelijk vreugde in de gelegenheden om mee te werken aan de voltooiing van Gods Plan in zielen. Zij beschouwt Zichzelf als een Tuinierster in zielentuinen. Zij cijfert daarbij Zichzelf helemaal weg, want Zij beschouwt de zorgzaamheid pas als een waardig offer aan God wanneer de medemens Haar volle inzet krijgt. Om deze totale zelfofferande optimaal te kunnen brengen, verzorgt Maria ook Haar lichaam in zoverre dat Zij verlangt om het als een werkzaam uitboetingsinstrument in stand te kunnen houden. Weliswaar vast Maria veelvuldig, is Zij veelvuldig lichamelijk ontregeld (en zoekt Zij nooit medische hulp) en offert Zij geregeld een gedeelte van Haar nachtrust op, maar uit voorzorg met het oog op Haar dienstbaarheid jegens God negeert Zij niet bewust bepaalde signalen van Haar lichaam. Indien de oververmoeidheid Haar dreigt te weerhouden om de zorg voor Haar medemens waar te nemen, weet Zij dat het God het meest behaagt dat Zij wat rust en Zich totaal geeft in de blijmoedigheid. Ik zie ook hoe Maria geneeskrachtige kruidenmengsels in dranken en zalven bereidt, en dat Zij deze volop ter beschikking houdt voor alle lichamelijke noden van Haar medemens. Zij draagt zelfs sommige ervan bij Zich wanneer Zij tijdens het Openbaar Leven van Jezus doorheen het land trekt. In de dagelijkse praktijk van Haar leven toont Maria aan dat zorgzaamheid zich voor Haar zelfs uitstrekt tot ALLE schepselen die aan Haar zorg toevertrouwd zijn: ook in Haar omgang met dieren stelt Zij een voorbeeld voor ware Liefde. Ik zie dit in de wijze waarop Zij de enkele stralend witte duiven behandelt, die Zij thuis bezit, en die Zij te eten en te drinken geeft. Ik zie de wijze waarop Zij deze verzorgt wanneer één van hen een kleine verwonding blijkt te hebben. Ik zie Haar bezig met de ezel die Jozef heeft aangeschaft voor de tocht naar Bethlehem, en met dewelke zij een poosje na de geboorte van Jezus de lange reis naar Egypte zullen ondernemen. Ik zie hoe Zij het zelfs niet kan nalaten, gewonde dieren onderweg (een schaap, een bokje, een vogel) te verzorgen en te koesteren, Haar geneeskrachtige kruiden en een grote dosis Hemelse Liefde op hen toe te passen, en deze (indien dit enigszins mogelijk is, afhankelijk van de aard van Haar reis) in veiligheid te brengen tot zij voldoende hersteld zijn om het leven in de natuur opnieuw aan te kunnen. Haar tedere zorg en Liefde laten zelfs de dieren niet onberoerd. Het blijkt dat ook dieren Haar afstraling van de Godheid opmerken, want het is opmerkelijk hoeveel dieren naar Maria toe komen wanneer Zij doorheen het land van Israël trekt. Zij stoot er niet één af. In een kort visioen zag ik ooit hoe Maria een (verdwaald?) lam streelde. Het was aan de rand van een uitgestrekte weide naast een zanderige landweg. Bij Haar stonden nog enkele vrouwen, en tot één van hen, die zich 14
kennis en verlichting is geschonken, toch respecteert Zij dat Haar medemens vaak andere systemen van handelen en denken volgt dan Zijzelf. Door zacht en begripvol overleg werkt Zij ook in die gevallen solidair en vredevol met Haar medemens samen. Zielen zoals Judas Iskarioth en de farizeeën berokkenen Maria verscheurende smarten: Zij doorschouwt de volheid van hun zonden en dwalingen, doch Zij ziet deze zielen als noodzakelijke tussenschakels in Gods Plan. Om deze reden, alsook op grond van Haar intense Liefde, is Maria in staat tot een volmaakte vergeving. Op deze wijze blijkt Zij Haar hele leven lang in staat om ook met zielen met eigenaardige gewoonten om te gaan. Maria is meesterlijk in de eerbiediging van gevoelens, en in fijngevoeligheid. Zij beveelt zelden, Zij overlegt met Haar medemens, zodat deze in Haar nabijheid steeds zijn volle waardigheid behoudt en hij van binnenuit kan openbloeien, alsof niet Maria’s Licht doch zijn eigen inzicht hiervoor verantwoordelijk is. Zij doet dit niet alleen met volwassenen, doch zelfs met kinderen wanneer blijkt dat een vruchtbaar resultaat mogelijk is. Zo leert Zij al Haar medemensen, hun eigen vermogens te ontdekken en te gebruiken om de ware deugd terug te vinden. Het gevolg hiervan is, dat in Maria’s tegenwoordigheid de ziel zich niet gedwongen voelt, of niet de indruk krijgt dat iemand haar de les spelt, doch integendeel de ware vrede vindt door de ervaring, samen met een medemens (Maria) iets te hebben kunnen verwezenlijken waardoor het ware geluk dichterbij is gekomen. Zo zie ik Maria eveneens als toonbeeld van hoffelijkheid: Zij zal Zich in alle omstandigheden inzetten om vooral armen, ouderlingen en door het leven minder goed bedeelden een gevoel van waardigheid te geven, opdat ook deze zielen volop zouden kunnen functioneren voor de grondvesting van Gods Rijk op aarde. Maria weet inderdaad dat Gods Rijk op aarde slechts kan bloeien in de mate waarin alle zielen het maximum uit hun zielsvermogens weten te halen, en Zij begrijpt volkomen dat vele zielen hieraan niet meewerken door onwetendheid of door het gevoel dat zij “er niet echt bij horen”. Maria’s medemensen weten altijd en overal volmaakt wat zij aan Haar hebben, en weten dat Zij volmaakt berekenbaar is. Haar “ja” is “ja”, en elke afspraak komt Zij stipt na, uit eerbied voor Haar medemens. In alles wat Zij doet of laat, zegt en nastreeft, laat Zij Zich leiden door twee richtlijnen: “In welke mate is dit nuttig, of juist nadelig, voor Gods Plannen en Werken?” en “Welke bijdrage kan Ik hiermee leveren tot het heil en de innerlijke vrede van Mijn medemens?”. Zij cijfert Zichzelf totaal weg, want Haar grote vreugde ligt in de vaststelling van vreugde en innerlijke vrede bij Haar medemens, en in het voortdurend besef van de grote waarde van elk offer en van de aanvaarding van beproevingen voor Gods Werken. Alle lijden stimuleert in Haar zo mogelijk nog het hevige liefdesvuur dat dag en nacht Haar Hart verteert. Zij zoekt elk ogenblik van Haar leven, elke meter van Haar weg, diep te beleven, opdat niets van de geschenken die God in elke seconde van een mensenleven verbergt, Haar zou ontgaan. Die 63
“geschenken” zijn zowel de ingevingen en leidingen door Gods Voorzienigheid alsook alle kansen om offers, boetedoening, lijden en verstervingen aan Gods Heilsplan aan te bieden. Zij leeft zo intens op God, de noden der eeuwigheid en het Heilsplan voor alle zielen gericht, dat al Haar handelingen, al Haar denken en voelen, en al Haar woorden doordrenkt zijn van de wil om Gods Plannen met de zielen dichter bij hun verwezenlijking te brengen. Zij kent Haar roeping, en stort Zich met onblusbaar vuur in de inspanning om deze tot een maximaal rendement te voeren. Zij laat geen enkele kans liggen. Elk detail van Haar levensweg nodigt Haar uit om het beste van Zichzelf te geven. Hierdoor verspreidt Zij zoveel Licht en warmte om Zich heen dat velen in Haar nabijheid het gevoel krijgen dat God Zelf naast hen staat. Wanneer Zij een kamer betreedt, krijgen velen een diepe vrede over zich. Velen die Haar bezig zien, lijken plots geïnspireerd te worden tot daden van liefde en uitingen van deugd. Wat (met uitzondering van enkele mystiek begaafde zielen zoals apostel Johannes) zeer weinigen begrijpen of aanvoelen, is dat van Maria zoveel macht uitstraalt omdat Zij de volheid van de Liefde belichaamt, en alle duivels voor Haar wegvluchten. De duivels die het tóch wagen om Haar aan te vallen, worden totaal overwonnen, en in een aantal gevallen door Haar zelfs genadeloos vernederd. In de vele gevallen waarin Zij God aanbiedt om de aanvallen der duisternis te verduren voor het heil der zielen, verdraagt Zij deze in zoveel blijmoedigheid dat geen mens ooit iets merkt van de hevige strijd die Zij inwendig voert tegen de legioenen van de bekoorder. Zij stelt Zich tot regel dat Zij altijd en overal een bron van Licht en warmte zal zijn voor Haar medemens. Zij bekrachtigt deze heilige regel door Haar heldhaftig positieve ingesteldheid: uit Haar komt geen klacht, geen woord van negativiteit, roddel, laster, achterklap, leugen, verwijt noch ontmoediging. Zij bestraft niet in de eerste plaats het negatieve in Haar medemens, doch moedigt het positieve aan. Ook op deze wijze maakt Zij de satan tot Haar slaaf, want Zij bevordert hierdoor in zeer hoge mate de solidariteit en eenheid in Haar omgeving. Door de absolute zuiverheid van Haar gedachten en gevoelens voelt Haar medemens dat hij bij Haar geborgen is, en inspireert Zij in hoge mate de zin voor vertrouwelijkheid: velen zullen Haar reeds bij een eerste ontmoeting hun zielsgeheimen toevertrouwen, en voelen meteen dat Zij deze informatie benut om hen een grote stap dichter bij Gods Licht, Liefde en vrede te brengen. Haar hele omgang met Haar medeschepselen (mens en dier) berust op een fundament van zalige zachtheid, stralende innerlijke vreugde, ingetogenheid en een afschuw voor alles wat opdringerig, luidruchtig, onstuimig of onbeheerst is. Zij gehoorzaamt in alles de innerlijke stem van Haar volmaakt geopend geweten, dat volkomen versmolten is met Gods Wil. Alles waarover Haar medemens pijn heeft, is voor Haar belangrijk. Haar medelijden met de beproefde zielen is absoluut, en in Haar volmaakt begrip voor alles wat de zielen kan beklemmen, geeft Zij 64
tot bloeiende tuinen waarin niet meer alleen de stenen opvallen, maar vooral de bloemen. Zo bekomt Zij dat zielen ook sneller zichzelf appreciëren en beter met zichzelf kunnen leven. Gelijkaardige ervaringen zullen namelijk alle zielen opdoen, die met Maria in contact komen, want de zorgzaamheid breidt zich ook uit tot contacten met andere zielen dan kinderen: de ziel heeft tot op zekere hoogte ook de zorg over vrienden en bekenden. Ik zie hoe Maria omgaat met vrouwen die een hekel hebben aan zichzelf. Zij beschouwt deze zielen als tuinen met harde rotsblokken, die door de ziel zelf bekeken worden met verachting, of haar afstotelijk toeschijnen. Maria “bewerkt” deze zielen zodanig dat zij hun eigen zielentuin anders beginnen te bekijken: de bloemen van de innerlijke schoonheden breiden zich mede door Maria’s zachte, voorzichtige inmenging uit, en de rotsblokken worden geleidelijk door de ziel zelf bekeken als sierlijke rotspartijtjes die hun zielentuin iets bijzonders geven: de scherpe kantjes worden afgeslepen, en eventuele restanten of sporen van hun complexen over zichzelf geven hen niet langer aanstoot. Zo geeft Zij elke ziel een beter gevoel over zichzelf. Zij bereikt dit in de eerste plaats door in gesprekken met deze zielen geen enkel negatief geladen of ontmoedigend woord te spreken: deze zielen horen uit Haar mond niets dan positieve dingen, en worden zo in contact gebracht met God in hun eigen leven: een tegenwoordigheid van liefde, zachtheid en blijheid. De zorgzaamheid in Maria’s gesteldheid komt eveneens tot uiting in Haar houding tegenover Jozef, Haar levensgezel. Zij gedraagt Zich jegens hem als een soort engelbewaarder, en is zo totaal op zijn noden ingesteld dat hij Haar steeds precies “vindt” op de ogenblikken waarop hij Haar het meest nodig heeft. Ik zie en hoor Haar bemoedigingen wanneer het werk hem zorgen baart of wanneer hij een opdracht moet afwerken voor een mens die onredelijk of goddeloos is. Ik zie hoe Zij alle vragen uit zijn geest wegblaast wanneer hij onzeker is over bepaalde toestanden, bijvoorbeeld wanneer hij zich zorgen maakt over Haar (voor hem soms merkbare) vermoeidheid. Hij vereert Haar als méér dan een koningin, want hij weet dat Zij absoluut geen “gewone” vrouw is, en hij ziet hoe Zij met alle zorgen en kruisen van het leven omgaat. Tot en met het uur van zijn heengaan naar Gods troon zal Jozef in Maria een zon van blijmoedigheid, zachtheid, zorgzaamheid en bemoediging vinden, een voorbeeld dat hij in stilte prijst. Ik zie hoe hij elke dag God meermaals dankt voor Maria, die hem méér waard is dan zijn eigen leven. Ik zie ook zijn pijn wanneer hij uit onbegrijpende mensenmonden geruchten opvangt over “zijn vrouw die niet is zoals de anderen”, met alle speculaties en verdachtmakingen vandien. Met al deze zorgen beladen, keert deze nochtans buitengewoon beminnelijke en vurig godvruchtige man vaak ’s avonds huiswaarts wanneer hij voor het werk een dag onder mensen is geweest, en steeds weer komt hij thuis in een hemel van stralende, blijmoedige Liefde, die hem geregeld vervult met schaamte over zichzelf, omdat hij heeft toegelaten dat de 13
Maria: “Dan wordt God heel gelukkig, en weet je waarom?” Jongetje (verbaasd): “Neen” Maria: “Omdat je dan een ziel gelukkig hebt gemaakt, zodat die nog
méér van je houdt, en hoe méér de zielen van elkaar houden, hoe sneller zij Gods Werken voltooien. En daarvoor word je door God beloond” Jongetje: “Hoe?” Maria: “Hij zal engelen in je hartje doen wonen, zodat je vreugde
zult voelen. Hoe méér je verlangt om je naaste te helpen, hoe blijer de engelen in je hartje worden. Iemand die zijn naaste met vreugde helpt, wordt Gods beste vriend, en wordt ook door Hem geholpen om al zijn teleurstellingen en verdriet te vergeten. Zou je dat niet willen?” De vonk blijkt helemaal over te slaan, want het jongetje roept nog een vriendje, en beiden nemen de kruik op en vertrekken met blije gezichtjes. Maria leeft Zich volkomen in de innerlijke gesteldheden van Haar medemens in. Zo zorgt Zij voortdurend voor diens innerlijke noden. In Haar omgang met kinderen zie ik op voortreffelijke wijze hoe Zij hen in alles wat Zij doet en zegt, in de eerste plaats opvoedt in de deugden. Zij doet dit slechts zelden door geboden of verboden op te leggen, doch vrijwel steeds door een voorbeeld voor te leven. Zij laat hen zelf ontdekken hoe zij het meest vreugde in hun doen en laten kunnen vinden door hun medemens vreugde te bereiden. Zo beloont Maria hen door liefdevolle woorden en een stralende glimlach, opdat zij de waarde van hulpvaardigheid en gehoorzaamheid zouden leren door veranderingen in hun eigen hart. Zo doen zij niet iets omdat de oudere hen dit zegt, doch omdat zij ontdekken welke vreugde er voor henzelf aan verbonden is wanneer zij het verlangen van hun medemens inwilligen. Maria weeft als het ware een zachte mantel, een atmosfeer van geborgen warmte om Haar medemens heen, en werkt op deze wijze ongemerkt aan diens ziel: hij/zij leert (opnieuw) de echte waarden van de zuivere ziel aanvoelen: de beoefening van alle deugden wordt hem/haar tot een stille vreugde, een weldaad, zodat hij/zij de nabijheid van God in het eigen leven (her)ontdekt. Wanneer Maria toezicht uitoefent op kinderen die tijdelijk aan Haar hoede zijn toevertrouwd, straft Zij niet zozeer de minder goede kwaliteiten af: Zij zoekt veeleer het goede, en zoekt dit te helpen openbloeien om van daaruit de hele zielentuin in bloei te krijgen. Elke ziel beschouwt Zij als een tuin, en elk goed punt ziet Zij daarin als een bloem tussen de stenen van ondeugden of moeilijke punten. Wanneer Zij een bloem opmerkt, koestert en stimuleert Zij dit zodanig dat deze deugd of kwaliteit spoedig helemaal kan openbloeien en zich snel kan uitzaaien, om zo ook probleemkinderen te laten rijpen 12
Zich totaal in de begeleiding van Haar medemens naar een nieuwe vrede van hart. Zij leert Haar medemens vooral, de tevredenheid te vinden over alle beproevingen en deze aan God op te dragen voor de uitbouw van Zijn Rijk op aarde. Zij is dankbaar voor alles wat op Haar levensweg komt, omdat Zij vast gelooft in de onfeilbare Liefde en Wijsheid achter Gods motieven om dingen in elk mensenleven te laten gebeuren. Daarom geeft Zij Zich totaal en onvoorwaardelijk in het offer, met het vuur en de geestdrift van de ziel die weet dat haar eigen levensdagen kort zijn, doch dat God de eeuwigheid heeft. Zij offert dus alle lasten en gebreken op Haar levensweg op in het bewustzijn dat elk offer een eeuwigdurende uitwerking kan krijgen, doch dat de ziel niet mag verzuimen om de offers te brengen want dat zij in weinig tijd zoveel mogelijk liefde voor God moet weten op te brengen. Door zeer verregaande onthechting van al het materiële en het wereldse verheft Maria Zichzelf voortdurend boven het bewustzijnsniveau van het lichaam om Haar volledige beleving te concentreren in de kern van Haar Hart en ziel. Hierdoor slaagt Zij erin om tegelijkertijd in Haar lichaam en gevoelens te lijden en toch een onvergelijkbaar grote vruchtbaarheid te ontwikkelen in de werken van de ziel. Mede hierdoor komt Zij ertoe om de onbeschrijflijke last die door Haar roeping op Haar wordt gelegd, te dragen met een vlekkeloze gelijkmoedigheid en een engelachtig geduld. Maria houdt niets vast, Zij staat nooit bij de gebeurtenissen en situaties in Haar leven stil: Zij verwerkt deze door innige toewijding, waardoor Zij deze deelt met God, ze aan Hem toevertrouwt en ze onmiddellijk loslaat omdat Zij niet wil dat het vervolg van Haar levensweg ook maar in het geringste gehinderd zou kunnen worden door ballast in Hart en geest, en Zij de lichte vlucht van Haar ziel wil vrijwaren omdat Zij weet dat elke ziel dit aan God verschuldigd is. Bovendien beschouwt Zij alle gebeurtenissen, alles wat Zij ervaart en alles wat Haar wordt verteld, als Gods eigendom, en is Zij van oordeel dat een ziel die hiermee bezig blijft, op onrechtmatige wijze Gods eigendom betreedt. Zij bidt en offert, wijdt toe, draagt aan God over, en laat volkomen los. De gelijkmoedigheid en geduld van Maria vinden dus ondersteuning in Haar betrachting om voortdurend te leven in het hier en nu: Zij denkt zo goed als nooit terug aan het verleden, zodat dit Haar ook nooit kan hinderen in de werken die Zij elk ogenblik voor God en de zielen wil volbrengen. Evenmin denkt Zij bewust na over de toekomst. Zij leeft volkomen in het heden, alsof Zij elke dag opnieuw geboren werd. Op deze gouden regel, die Haar hele leven buitengewoon vruchtbaar maakt en in Haar ziel een serene, Hemelse atmosfeer in stand houdt, zie ik één uitzondering: tegen Haar levenseinde kijkt Zij terug op de levensweg die achter Haar ligt, om deze (evenals alle zielen die Haar weg ooit hebben gekruist) nogmaals op intense wijze aan God op te dragen als een volmaakt offer van medeverlossing, en Zij blikt ook even vooruit om Haar vurige 65
verlangens voor de Kerk van Christus, die na Haar heengaan van deze aarde Haar steun en begeleiding zal moeten ontberen, aan God voor te leggen. Op elke meter van Haar levensweg op aarde wordt Maria vooruit gebrand door een stralend vertrouwen op Gods Liefde, die niets dan het allerbeste met de ziel voorheeft, en door een onwankelbaar geloof in de uiteindelijke overwinning van alle goeds. In al deze gesteldheden zal Zij standvastig blijven, nooit de armen laten zakken, en vol moed verder strijden voor Gods belangen zoals een moeder dit zou doen voor haar kind. In zekere zin is dat precies waartoe Zij geroepen is: Moeder te zijn van Gods Plannen en Werken op aarde, en van Zijn zielen. Zij zal deze rol ook zichtbaar gestalte geven door te aanvaarden om de Moeder van de Verlosser te worden, een levensopdracht die Haar zal maken tot een levende Offerkelk voor het heil van de zielen in alle eeuwen. Zij blijft Haar opdracht en roeping volmaakt trouw, en verbreekt hierdoor de banvloek die de erfzonde door de ontrouw van Adam en Eva over de mensheid had afgeroepen. Wanneer Maria’s verdiensten reeds zo overweldigend zijn dat ontelbare nalatigheden van zielen doorheen alle eeuwen door Haar alleen reeds goedgemaakt zijn, beschikt God dat het uur is gekomen om Haar volmaakt heilige ziel samen met Haar volmaakt zuiver lichaam ten Hemel op te nemen, en kroont Hij Haar ten aanschouwen van het voltallig Hemels Hof tot Koningin van Hemel en aarde, tot voltooiing van Zijn Plan met Haar bij de schepping van Haar ziel. Op 22 augustus 2006 (feestdag van de Kroning van Maria, en door Haar tevens uitgeroepen tot feestdag van Haar hoedanigheid van Meesteres van de zielen) openbaart Maria mij de volgende woorden die de Allerheiligste Drievuldigheid bij Haar Kroning in de Hemel heeft gesproken (zie ook Openbaringen van Maria, machtige Meesteres van de zielen):
“Het is Onze Wil dat vanaf dit uur aan alle bewoners van deze Hemelse regionen, van de aarde, van het oord van loutering, en van de hel, verkondigd worde dat deze ziel, MARIA, de Onbevlekte Moeder van het Woord, in uitvoering van Ons Wilsbesluit dat vaststaat sedert eeuwen, de troon, de kroon en de scepter ontvangt van de ongeëvenaarde macht als Koningin over al het geschapene. Zij zal op soevereine wijze heersen en regeren over alle zielen en over al het niet-bezielde. Zij is bekleed met Onze onbetwistbare Wil en met Onze onaantastbare macht, en Zij zal heersen in Onze Allerheiligste Naam. Haar woorden zullen zijn als wetten die Hemel, aarde en alles onder de aarde binden. Haar macht vindt haar oorsprong in Onze Godheid, en Zij zal er vrij en soeverein over beschikken op grond van Haar onvergelijkbare verdiensten, verzameld in de uitvoering van de unieke roeping die Zij van Ons heeft ontvangen en met volmaakte benutting van de 66
Voorzienigheid zal Haar echter kansen geven om Haar volmaaktheid in de zorgzaamheid tot uiting te brengen. Ik zie hoe Maria Zich regelmatig ontfermt over diverse kleine jongens, die met Jezus spelen maar die ook door Haar onderricht worden. Opmerkelijk genoeg is het vaak de kleine Jezus die Haar bij de zaken betrekt. Ik zie hoe Jezus met Zijn vriendjes over religieuze onderwerpen spreekt, en dan, zodra de jongens het over iets niet helemaal eens worden, Zijn Moeder als gezagsfiguur tussenbeide roept. Maria geeft hen dan Haar opvatting te kennen op een zodanige wijze dat zij als gehypnotiseerd naar Haar luisteren. En Jezus... staat trots en voldaan toe te kijken. Zo zie ik Maria bezig als “moeder” in “normale” omstandigheden: tegenover “normale” kinderen. Nu en dan bakt Zij voor Jezus en Zijn speelkameraadjes honingkoeken. Zij doet dit op basis van meel dat Zij geregeld van bevriende vrouwen krijgt, olijfolie die Zij doorgaans aanschaft op de markt in Nazareth, en honing uit de bijenkorf die Zij Zelf in Haar eigen tuin heeft. Het eten van deze koeken (door de jongens, niet door Maria) wordt doorgaans ingekaderd in spirituele onderrichtingen die Zij aan de kinderen geeft, gewoonlijk naar aanleiding van bepaalde opmerkingen van één van hen, ook van Jezus. Ik merk op hoe Zij met de kinderen omgaat. Zij geeft geen bevelen, Zij krijgt alles van hen gedaan door hen zodanig in de kern van hun hart aan te spreken dat zij zich op liefdevolle wijze helemaal opgenomen voelen in hetgeen van hen gevraagd wordt. Zo zie ik hoe Jezus in de tuin bij het huisje te Nazareth met enkele vriendjes speelt. Zij gaan buitengewoon diep in hun spel op en lijken dood voor hun omgeving, met uitzondering van Jezus, die ik geregeld naar de tuindeur zie kijken, waar Maria bezig is, enkele voorwerpen schoon te maken. Blijkbaar is Haar waterkruik sneller leeg geraakt dan Zij had verwacht, want ik zie hoe Zij met een eerder bedenkelijke blik naar de kruik kijkt. Jezus heeft het gemerkt, en onderbreekt (tot zichtbare en hoorbare teleurstelling van Zijn vriendjes) het spel om naar Zijn Moeder toe te snellen. Hij biedt Haar aan om voor Haar naar de waterput te gaan. Zij zegt Hem echter dat dit geen goed idee is, want dat Zijn voedstervader zopas naar Hem heeft gevraagd omdat hij een handje hulp zou kunnen gebruiken in zijn werkplaats. Jezus gaat naar Jozef toe, en intussen wordt aan de voordeur geklopt. Maria moet opendoen, en waagt het daarom, aan één van de speelkameraadjes van Jezus bijstand te vragen in verband met het waterprobleem. De jongen lijkt wat ontgoocheld omdat Jezus plots verdwenen is, en komt schoorvoetend naar Maria toe. Ik word getuige van de volgende scène: Maria: “Wil jij voor Mij water halen, lieveling?” Jongetje (kijkt om naar de andere kinderen, en aarzelt): “Ja, maar...” Maria: “Weet je wat er gebeurt wanneer je je naaste helpt?” Jongetje (aarzelt): “... Ik weet het niet” 11
Godheid, die nochtans evenzeer Ons ware wezen zal blijven. Hierdoor zullen Wij de zielen de ware weg tonen om Onze Werken van Verlossing en Heiliging in zich te voltooien, door hun navolging van Ons voorbeeld, want door de onaantastbaarheid van hun vrije wil zou, volgens de Wet van Onze Gerechtigheid, de Verlossing niet volkomen zijn indien zij aan de zielen werd opgedrongen zonder hun eigen aanvaarding en inbreng. De eerste aanzet tot deze aanvaarding en inbreng zal Ons worden gebracht door Haar die Wij hebben uitgekozen tot de innigste eenwording met Ons in vlees en geest, en die te dien einde door Ons is bestemd om de ware Koningin van het geschapene te zijn voor tijd en eeuwigheid”. Deze verrukkelijke Goddelijke woorden tonen aan dat de kleine Jezus Mens wilde zijn zoals alle mensen. Dus moest Maria Moeder zijn zoals alle moeders. Niettemin zie ik de opgroeiende Jezus als een Kind dat Zijn Hemelse oorsprong niet helemaal kan verbergen. Hij speelt met andere kinderen, en Hij doet dit ook wel eens met een zodanig vuur dat Hij Zijn Moeder hartkloppingen bezorgt, want Hij houdt er niet van om Zijn geestdrift onder stoelen of banken te stoppen. Evenals elk kind bezeert Hij Zich wel eens, voelt Zich soms eens enkele dagen niet te best... Maar Hij blinkt op opvallende wijze uit door Zijn gebrek aan ondeugden. Ik hoor Hem soms Zijn speelmaatjes de levieten lezen wanneer deze kattenkwaad willen uithalen, en ik zie hoe Hij met Zijn Moeder omgaat: één en al dienstbaarheid, hulpvaardigheid, gehoorzaamheid. Ik zie Hem op een zomeravond. De zon staat reeds laag. Hij speelt met intense overgave, samen met drie andere jongetjes. Eén van Zijn speelkameraadjes wordt door diens vader afgehaald om met hem naar huis en naar bed te gaan. Het jongetje pruttelt tegen. Jezus zegt hem: “Ga maar, want in de nacht wil God Zich verheugen over de rust van Zijn schepselen. Zie, de zon begeeft zich spoedig te ruste, de vogels fluiten niet meer, ze sparen hun lied voor de dageraad. De bloemen sluiten zich om de nieuwe dag te kunnen begroeten in schoonheid. Zij verheugen hun Schepper. Zou jij Hem werkelijk die vreugde niet gunnen?”. De jongen gaat met zijn vader mee, en belooft de volgende dag terug te komen. De vader is opgetogen. Maria roept Jezus. Blijkbaar heeft Zij Zijn kleine toespraak gehoord, want Zij glimlacht en zegt: “Wie de woorden van Gods Geest uitspreidt als een bed voor de zielen, moge zich als eerste in datzelfde bed te rusten leggen”. De kleine Jezus gehoorzaamt blindelings en gaat met Haar naar binnen. De zorgzaamheid is het vermogen om zorg te dragen voor alles wat God de ziel heeft toevertrouwd, en om dit te doen op de wijze waarop het Gods Plannen het beste dient. Maria beantwoordt in alle opzichten aan Gods verwachtingen jegens Haar als Moeder, doch om Zich op dit gebied helemaal te bewijzen, is Haar rol als Moeder van de God-Mens onvoldoende, omdat Hij zo gehoorzaam en volgzaam is. De God der 10
hoedanigheden, Genaden en Voorrechten die Zij uit de Bron van Ons Goddelijk Leven heeft kunnen putten en waarmee Zij als enige ziel is bekleed. Het is Onze Wil dat Zij door alle zielen voor alle eeuwen zal worden gediend, gehoorzaamd en verheerlijkt. Zij zal alle macht hebben om te bevelen aan, en totale onderwerping en gehoorzaamheid te genieten vanwege, alle engelen, alle verheerlijkte zielen, alle zielen op aarde en alle verdoemde zielen. Geen element van Onze Schepping, hetzij ziel hetzij onbezielde stof, zal het vermogen bezitten om aan Haar macht en Haar bevelen, van welke aard of inhoud ook, te weerstaan. Daarom zal Zij ‘Meesteres van al het geschapene’ worden genoemd, want Wij leggen alles onder Haar voeten. In Haar handen leggen Wij de voltooiing van Ons Plan van Heil voor de zielen, waarvan de vruchten door God de Zoon zijn ontsloten. Zij zal regeren en heersen met onbegrensde macht en met onfeilbare Wijsheid, op grond van Haar volheid aan Genaden. Na Onze Godheid zal Zij doorheen alle eeuwen het voorwerp zijn van het grootste eerbetoon. Als Koningin over al het geschapene en Meesteres van alle zielen zal Zij een bemiddelende alsook een herstellende en een aanvullende rol vervullen bij de voldoening van de Wet van de Goddelijke Gerechtigheid. Zij zal daartoe vrij en soeverein kunnen beschikken over alle middelen uit de Bron van het Goddelijk Leven, alsook over alle zielen. Zij zal alle macht hebben over de uitwerkingen en vormgeving van Onze Goddelijke Voorzienigheid. Alle gehoorzaamheid, verheerlijking, eerbetoon en dienst jegens Haar, zal gelden als gehoorzaamheid, verheerlijking, eerbetoon en dienst jegens Onze Godheid, en alles wat Haar wordt onthouden, zal gelden alsof het aan Onze Godheid is onthouden, want deze ziel vertegenwoordigt Ons naar alle zielen toe. In de Kroning van deze ziel is het fundament van de voltooiing van Ons Plan van Heil volmaakt geworden. Geen enkel van Haar verlangens zal onvervuld blijven, en alles wat is en nog zal zijn, zal onderworpen zijn aan Haar onweerstaanbare macht. Zo luidt het Besluit van Onze onbetwistbare Goddelijke Wil”. Op het ogenblik waarop Maria de Hemel betreedt, werpen alle engelen en gelukzaligen zich voor Haar op de knieën. Gedurende de hierboven weergegeven aankondiging vanwege de Allerheiligste Drievuldigheid liggen deze als een onoverzienbare zee vóór Haar voeten geknield. Na de Kroning defileren alle hemelbewoners als in een eindeloze processie voorbij Maria’s troon om zich één voor één aan Haar voeten neer te werpen als akten van persoonlijke onderwerping, en verrichten zij ook diverse eedafleggingen van trouw en gehoorzaamheid jegens Haar als 67
hun Koningin en Meesteres. De Heilige Aartsengel Michaël werpt zich als prins van de engelen negen maal vóór Haar op de knieën en legt jegens Haar nog een afzonderlijke gelofte af in naam van de negen engelenkoren. Gedurende deze Hemelse plechtigheden wordt aan Maria de volheid van de kennis over alle eeuwen en alle zielen geopenbaard en schouwt Zij in een Goddelijk visioen ALLE zielen van alle eeuwen, over wie Zij bij Goddelijke volmacht de macht als Meesteres van al het geschapene zal bezitten: zeer vele miljarden engelen, mensenzielen en duivelen. De volle omvang van het Rijk van Maria (Gods Rijk waarin Zij Gods beschikkingen ten uitvoer kan leggen) en van de onvoorstelbaar grote macht die Zij hierdoor verwerft, wordt Haar getoond als de grootste uiting van Liefde die God ooit jegens een ziel heeft gesteld, en wel op grond van Haar leven in volmaakte heiligheid. Aan Haar wordt tevens de opdracht toevertrouwd om zielen te vormen volgens Haar model. Zoals Maria Zelf heeft geopenbaard, is nu in onze tijd het uur gekomen om de volheid van de Waarheid over Haar stelselmatig te openbaren. Van deze openbaring maakt dit geschrift, Wedergeboorte van het Aards Paradijs, deel uit. Het Paradijs dat Maria in Zich draagt, is nog niet volkomen aan de zielen geopenbaard. De tijd nadert waarop dit wèl zal gebeuren. In dat uur zullen de zaden van alle bloemen, bomen en heesters van de Onbevlekte Tuin over de zielen uitgestrooid worden, zal tegelijkertijd de Heilige Geest de harten openen voor de definitieve grondvesting van het Rijk Gods op aarde, en zullen alle harten de onvolprezen verdiensten van de God-Mens aanschouwen zoals zij werkelijk zijn. In dat uur zal tevens Maria ten aanhoren van Hemel, aarde en hel uitgeroepen worden tot de Meesteres van alle zielen, en zullen alle duivelen aan Haar voeten ontboden worden om daar te belijden dat Maria ook hun Meesteres is, en in diepe zelfvernedering getuige te zijn van de verplettering, onder Maria’s voet, van de satan, aanstichter van de erfzonde en van vele eeuwen van ellende op aarde. In dit uur zal God de Triomf van de heiligheid verkondigen in de onbeperkte en onomwonden verheerlijking van de gekruisigde en verrezen Verlosser en van de Koningin en Meesteres van al het geschapene, die aan Zijn zijde zal tronen als Teken van wedergeboorte van het door Adam en Eva verbroken verbond tussen de zielen en God, en van het Aards Paradijs in het wezen van de Vrouw. In de Wedergeboorte van het Aards Paradijs heeft God nu reeds Zijn belofte jegens de zielen vervuld. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die een volmaakte heiligheid uitstraalt. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar 68
de zielen die het door de werking der genade mogen ontdekken. Zie de tulpenvelden in dit wedergeboren Paradijs. De tulp lijkt al het levende een verhaal van beschuttende zorg te willen vertellen: zij sluit haar bloembladeren als het ware als beschermende handen om haar vruchtbeginselen (haar stuifmeeldraden) heen: een symbool voor zorgzaamheid. De zorgzaamheid is een deugd die van elke ziel wordt verlangd, en die in vele zielen zal uitgroeien tot een groot onderdeel van hun levenstaak. Dat is zo voor de vele vrouwen die soms ontevreden zijn omdat zij in zich de “leegte” voelen van een leven zonder beroepsuitoefening buitenshuis. Zij vergeten dat de Goddelijke Voorzienigheid hen een omvangrijke en heel belangrijke levenstaak heeft toevertrouwd: deze van huisvrouw, en vaak van moeder en echtgenote. Op deze vrouwen stelt de Schepper Zijn hoop voor de uitbouw van een liefdevol fundament voor de toekomst van Zijn schepping. Zie de uitingen van de zorgzaamheid in de grootste der zielen: Maria. Geen andere vrouw is ooit gezegend met een volmaakt kind. Maria was de Moeder van de mensgeworden Zoon van God. Haar omgang met de opgroeiende Jezus was geen volkomen maatstaf voor datgene wat God van een moeder verwacht, want Haar Kind had niet in de diepste zin van het woord “correctie” en “opvoeding” nodig: Hij was volmaakt. En toch... De God-Mens werd in de wereld gezonden met de uitdrukkelijke voorwaarde dat Hij alle menselijke zwakheden zou doormaken. Aanhoor wat de Koningin van Hemel en aarde mij heeft vergund, te horen als Goddelijke Verordening, uitgesproken door de Allerheiligste Drie-eenheid op het ogenblik waarin werd besloten tot de Menswording van de Tweede Goddelijke Persoon: “Nu de volheid van
de tijd daartoe is aangebroken, verordenen Wij, God van al het geschapene, dat Wij als God-Mens ter aarde zullen neerdalen om er gedurende de in onze Wijsheid vastgestelde tijd een leven te leiden in het Vlees. Wij zullen onze Godheid behouden doch tegelijkertijd het bewustzijn van alle menselijke zijnsniveaus aannemen. Wij zullen Ons te dien einde toevertrouwen aan de vlekkeloos heilige schoot van de door Ons voor alle tijden uitgekozen ‘Mèrjam’, de Oceaan van macht en heiligheid. Mits Zij Haar toestemming met de volvoering van Ons Goddelijk Raadsbesluit via Haar maagdelijk vlees aan Onze boodschapper kenbaar maakt, zal voor Ons in dit vlees de wordingsgang als ‘de Mens’ een aanvang nemen. Wij zullen het vlees omhelzen om het in al zijn zwakheden te heiligen door Onze vrijwillige Zelfofferande. Door deze Zelfofferande zullen Wij de mensheid verlossen uit de eeuwigdurende duisternis die zij over zich had afgeroepen. Daartoe zullen Wij gedurende het vastgestelde aantal jaren niet toestaan dat de ervaring van het Mens-zijn zou worden verhinderd door Onze 9
situaties, gebeurtenissen en toestanden in verbinding te brengen met het Goddelijk Licht, zodat men er in zekere zin “dwars doorheen kan schouwen” en deze in hun aard en ontwikkeling zo ongeveer kan leren bekijken zoals God ze zou bekijken. Wat wèl mogelijk is (en zelfs de plicht is van elke ziel), is dat U bidt om opening van Uw hart en geest om de gave van wijsheid.
opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
1. Bid om de gave van wijsheid in alle situaties in Uw leven, opdat U hen zou kunnen oplossen, of hun ontwikkeling kunt helpen bevorderen, in volkomen overeenstemming met Gods Plannen. Denk hierbij aan Salomo, hoe hij bad om wijsheid als het enige doel van zijn leven, en hoe hij met welbehagen door God werd verhoord.
Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid.
2. Oefen U erin om voor AL Uw denken de Eeuwige Wijsheid Zelf tot middelpunt te nemen. Baseer Uw hele denk- en gevoelsleven op de onderrichtingen van Jezus (Evangelie) en van Maria (Openbaringen van de Meesteres van de zielen en andere onderrichtingen die de Koningin van Hemel en aarde geeft...). Naarmate U dieper in die denk- en gevoelssfeer geworteld raakt, zult U zelf ook beginnen te denken en voelen zoals Jezus en Maria Zelf denken en voelen, en zult U hierdoor beginnen delen in de Goddelijke Wijsheid die al Hun Werken bezielt. Pas deze regel ook toe bij raadgevingen aan Uw medemens: vermijd adviezen die al te menselijk zijn. Betracht uitsluitend adviezen die Gods Werken kunnen bevorderen, onder andere door Uw medemens te stimuleren in de beoefening van alle deugden, ongeacht welk probleem U voorgelegd wordt. Houd U steeds voor ogen dat U slechts met één doel op de wereld bent: om Gods Plan van Heil voor alle zielen in vervulling te helpen gaan. Om deze reden is het God bijzonder welgevallig indien U er vurig naar verlangt om slechts vanuit Zijn Wijsheid te handelen en te spreken. Daartoe moet U eerst Uw hele denk- en gevoelswereld veranderen. Dat brengt ons bij het volgende advies:
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde. Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel. O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”. O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven. O Maria, machtige Meesteres van alle zielen, Paradijs van volmaakte heiligheid, De Allerhoogste heeft U aan de zielen gegeven als het ultieme Teken van Zijn onbegrensde Liefde.
3. Wijd Uw hart (gevoelens), geest (denken) en mond (woorden) totaal toe aan Maria. Smeek Haar dat Zij volkomen bezit neemt van Uw hele innerlijk leven, opdat Zij de Geest van Wijsheid in U brengt als Uw centrale drijvende kracht, als een Licht dat nooit meer dooft.
O Paradijs van Hemelse verrukkingen, op wier woord het zaad van de grootste deugden uitgestrooid zal worden in elke ziel die oprecht en vurig naar U verlangt,
24e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria
O laat Uw Hart in mij tot leven komen, opdat ik de ware vrede moge vinden in de ervaring van Uw Hemelse Liefde.
de zorgzaamheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin In de Onbevlekte Tuin laat de Schepper zien welke bedoelingen Hij met het Aards Paradijs werkelijk had. Alle functies via dewelke de zielen hun roeping, hun levensopdracht, tot volle vrucht moeten zien te brengen, heeft God in de natuur op aanschouwelijke wijze tentoon gespreid, voor 8
Hoezeer brandt mijn hart van verlangen naar de volkomen navolging van U op de wegen van het Goddelijk Leven.
Help mij toch, mijn hele wezen te ontledigen in de Tuin van Uw ziel, opdat al mijn gedachten, gevoelens en verlangens, en al wat in mij leeft, in U omgevormd kan worden tot kiemen van heiligheid.
69
Maak mij volkomen leeg aan mijzelf, opdat ik van U alleen vervuld kan worden, want in U zijn het vuur van de Liefde en de Wijsheid, de ware innerlijke vrede en aanvaarding, en het stille geluk van de ziel die de volheid van het Goddelijk Licht in zich heeft opgenomen.
O Spiegel van Gods Licht, tijdens het verblijf in Uw Onbevlekte Tuin mag ik de bloemen en vruchten schouwen die de arme tuin van mijn ziel nodig heeft om gezond en vruchtbaar te worden en te blijven. Ik smeek U, te mogen delen in Uw zaad van Goddelijk Leven:
O volmaakt heilige ziel, bekroning van Gods Werken en Spiegel van Zijn grootheid, met alle krachten van mijn hart en ziel smeek ik U, wil in mij de vermogens, de gesteldheden en de weerbaarheid tot ontwikkeling brengen, die mijn zielentuin tot volle bloei kunnen brengen.
1. Meesteres van mijn ziel, geen uiterlijke schijn kon ooit Uw oordeel over enig element op Uw levensweg vervormen. Ik smeek U, open de ogen van mijn ziel, opdat ik niet meer verblind zou zijn door de uiterlijke schijn der dingen, doch Gods Waarheid moge herkennen in alle gebeurtenissen en situaties van mijn leven en in alles wat op mij afkomt en wat ik waarneem.
O Maria, Paradijs van Goddelijk Leven en Meesteres van mijn hele wezen, vervul toch mijn diepste verlangen, en neem mij totaal op in Uw liefhebbend Hart, opdat ik door de macht van Uw heerschappij in mij, U volmaakt kan navolgen. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel De Onbevlekte Tuin draagt in zich een ongeëvenaarde weergave van de glorie en schoonheden van Gods Hart. Maria heeft dit unieke voorrecht ontvangen omdat Zij Haar wil TOTAAL één heeft gemaakt met deze van God. Alleen een ziel die volmaakt en eeuwigdurend één is met Gods Wil, kan door God onvoorwaardelijk begiftigd worden met de onbegrensde macht over de vele miljarden zielen die doorheen de eeuwen hebben geleefd, leven of nog zullen leven. Het is door God beschikt dat ALLE zielen, zonder enige uitzondering, zich ooit voor Maria’s voeten ter aarde zullen werpen tot verheerlijking van Haar macht. Bovendien is het Haar gegeven, zielen te bestemmen tot de volmaakte navolging van Haar gesteldheden. Dit is meteen de roeping van ons, die deze openbaringen hebben ontvangen. Ziehier de diepe bedoeling van de kennismaking met de Onbevlekte Tuin: De 12 GOUDEN REGELS voor de volmaakte navolging van Maria 1. Onthecht U steeds méér van al het wereldse en Uw schijnbehoeften, van seksuele behoeften, van de zucht naar lof en eer, van de zucht naar genot, geld en materiële bezittingen, en van ijdel werelds tijdverdrijf. 2. Word U bewust van Uw persoonlijke zwakheden, en bestrijd deze met kracht. Het uiteindelijk doel is dit, dat U steeds intenser op Maria zou lijken. 3. Leef met de innerlijke blik constant op de eeuwigheid gericht; maak het Hemelse tot middelpunt van ALLES in Uw leven. Sta niet stil bij de gebeurtenissen en ervaringen van Uw dagelijks leven. Leef totaal voor de grondvesting van het Rijk Gods op aarde. Herinner Uzelf ook aan Maria’s verzoek (Openbaringen van de Meesteres van de zielen) om
70
2. Meesteres van mijn ziel, U begreep volmaakt waartoe U op aarde geroepen was en wat God U wilde zeggen via de gesteldheden van Uw eigen hart en ziel. Ik smeek U, schenk mij een volkomen inzicht in mijn ware levensdoel, in de weg die naar mijn bestemming leidt, en in het waarom van al mijn verlangens en bestrevingen en van al mijn afkeuren, opdat ik Gods Plan met mij en met mijn leven moge begrijpen en volgens Zijn welbehagen in vervulling moge brengen. 3. Meesteres van mijn ziel, U doorzag alle zielen en alle dingen tot in de kern van hun wezen. Ik smeek U, bekom mij diepgang in al mijn denken en voelen, opdat ik de dingen moge leren zien in hun ware kern, en niet misleid moge worden door enige oppervlakkige schijn. 4. Meesteres van mijn ziel, U bezat een volmaakt inzicht in Uw eigen ziel. Ik smeek U, wil de diepten, de kenmerken en de zwakheden van mijn ziel voor mij ontsluiten, opdat ik niet in dezelfde fouten moge blijven vervallen. 5. Meesteres van mijn ziel, U wist volmaakt wat op elk ogenblik van U werd verwacht, en reageerde hierop vanuit de ware Wijsheid. Ik smeek U, bescherm mij tegen onnadenkend en onverantwoord gedrag. Leid mij in alles, opdat ik steeds de gevolgen van mijn doen en laten vooraf moge kunnen inschatten. 6. Meesteres van mijn ziel, U handelde in alles weloverwogen en op Gods Plannen gericht. Ik smeek U, bevrijd mij van elke neiging tot lichtzinnigheid en gebrek aan ernst. 7. Meesteres van mijn ziel, in U is de volheid van Gods Wijsheid gestort. Ik smeek U, breng mij toch tot de kennis van de ene echte Waarheid van God, opdat geen enkele vorm van misleiding of dwaling in mij wortel moge schieten. 3. Bloei van de eigen tuin – Maria’s lente in de ziel De wijsheid is niet zoals andere deugden. In tegenstelling tot de meeste andere deugden, is het vrijwel onmogelijk om zich in de wijsheid te “oefenen”. Wijsheid berust in hoge mate op de gave om in de ziel alle 7
medemens wordt niet gekrenkt, doch op een zachte wijze aangespoord om vanuit zichzelf van gedrag of houding te veranderen: de onderrichting wordt gegeven op een zodanige wijze dat de ziel het gevoel krijgt dat zij zelf tot het besluit is gekomen om iets te veranderen, in plaats van dit te doen omdat een medemens dit zegt of verlangt. Zo verwijst Maria in alles naar God, en laat Zij Haar medemens voelen hoe Hij de situatie zou benaderen. Zij straalt niet alleen Gods Licht uit, Zij leert Haar medemensen om dit Licht in zich toe te laten, opdat zij meer zouden leren leven “volgens Gods Hart”. In de Onbevlekte Tuin verwelken de witte seringenbloesems nooit, want de Heilige Geest heeft er Zijn troon gevestigd. Maria is de Zetel van Wijsheid. In Haar dooft het Licht nooit. Met elk woord ademt Zij de Wijsheid van de Eeuwige Waarheid uit. Zij is een levende Getuigenis tegen de dwaallichten der wereld, die slechts duisternis en leegheid trachten te verbergen. 2. Bevruchting van de ziel in de Onbevlekte Tuin Ik laat mij in verrukking brengen door de eindeloze schoonheden in de Onbevlekte Tuin van Maria, die bekleed is met de dauw van de Goddelijke Wijsheid. Ik bied Haar mijn hart aan, opdat ik klaar moge zijn om totaal in Haar opgenomen te worden. Ik verlang zozeer dat de heerlijkheden van de Lusttuin van de Allerheiligste Drievuldigheid in mij kunnen overvloeien.
“O Maria, Onbevlekte Koningin van tijd en eeuwigheid, hoezeer verlang ik, in Uw Tuin bevrucht te mogen worden met het zaad van Goddelijk Leven. Mag ik drinken uit de bronnen van Uw onovertroffen heiligheid. Mag ik eten van de vruchten van Uw deugden. Mag ik mij reinigen met de dauw van de Heilige Geest. Mag ik delen in de verrukkingen van Uw schoonheid van hart en ziel. Mag ik de bescherming genieten van Uw macht over alle bekoring en zonde.
dagelijks 3 Weesgegroeten te bidden, telkens gevolgd door de smeking “Laat het Rijk Gods nu op aarde komen” 4. Bid veelvuldig om vuur in Uw hart, opdat Uw ware liefde (voor God/ Maria en voor Uw medeschepselen) mag vergroten. 5. Verloochen Uzelf, en richt al Uw werken, gedachten, woorden en bestrevingen op de dienst aan Maria, zoals Zijzelf dit deed jegens God, en doe letterlijk ALLES MET EN VOOR MARIA. Leef in de diepten van Uw hart met en voor Maria, kijk niet naar reacties van mensen, en vrees ook hun reacties niet. 6. Wees altijd en overal een bron van steun, bemoediging en vredelievendheid. Bevorder zo de eenheid tussen de zielen. 7. Wees altijd en overal een warme en tedere bron van zachtmoedigheid. Weet dat oprechte zachtheid vrede en vreugde in de harten brengt, en ook Uw eigen innerlijke rust en vrede vergroot. 8. Betracht de opperste zuiverheid van gevoelens, gedachten, handelingen en woorden. Elke onreinheid ontkracht de Werken die God door U wil doen, en vertraagt daardoor de komst van Zijn Rijk van Liefde en vrede. 9. Aanvaard alle kruisen en beproevingen van Uw dagelijks leven, leer oprecht tevreden te zijn met alle wendingen van Uw lot. 10. Word heldhaftig in de vergevingsgezindheid. Elk gebrek aan vergeving houdt ellende vast in de wereld en in Uw eigen leven. 11. Betracht een positieve gesteldheid van hart en een positieve uitstraling. Elke negativiteit en onvrede in Uw zielsgesteldheid brengt duisternis, onrust en somberheid in Uw eigen gemoed en dat van Uw medemens. Wees een bron van licht en vrede. Wees blijmoedig, in het bewustzijn dat Uw levensweg gemaakt wordt zoals hij is omdat hij in die vorm het beste is voor Uw eeuwige gelukzaligheid en het heil van anderen. Innerlijke onrust wijst op een relatief verlies aan vertrouwen op God/ Maria. 12. Betracht de eenvoud in alles: kleding, voorkomen, gedrag... Zo zult U, zoals Maria, ertoe bijdragen dat Uw medemens zich bij U goed voelt in de mate waarin hij werkelijk Gods nabijheid zoekt.
Mag ik in U opgericht worden in de bries der Eeuwige Waarheid. Wil mij genezen van de zwakheid van mijn gewonde ziel.
SLOTBESCHOUWING
O Onbevlekte Tuin uit Gods hand, wil mij de volkomen eenheid met U bekomen, opdat ik in Uw navolging moge worden tot beeld en gelijkenis van God”.
Dit boek is de vrucht van een overvloed van genaden. Onze Hemelse Meesteres vormt Haar “Myriam” nu sedert tien jaar, en is die hele tijd lang bezig geweest, Zichzelf systematisch in Haar apostel uit te storten. Zij heeft mij vanaf de eerste dag geroepen tot de weg van de mystieke vereniging met Haar, om mij via de uitstorting van Haar eigen Hart in het
6
71
mijne, in staat te stellen om de zielen stap voor stap naar een dieper inzicht te leiden in de ware (grotendeels onbekende) ingesteldheden van Maria, de diepe drijfveren van Haar hele wezen en de Mysteries van Haar onvolprezen heiligheid. Deze diepe onderrichting heeft (voorlopig) geen einde. Ik heb in deze bladzijden met U een aantal dingen gedeeld volgens de toelating die Maria mij hiertoe heeft gegeven. Mystieke onderrichtingen kunnen, en mogen, niet steeds openbaar gemaakt worden. Een kijk op het ware wezen van Maria tijdens Haar leven op aarde kan nooit volledig zijn. Apostel Johannes schreef aan het einde van zijn evangelie dat de wereld te klein zou zijn voor de boeken die geschreven zouden moeten worden om alles te verhalen wat Jezus op aarde heeft gedaan en gezegd. Iets gelijkaardigs kan worden gezegd over Maria. Doorheen de geschriften van Haar “Myriam van Nazareth” is Maria bezig, de diepgang van Haar wezen en de Mysteries die erachter schuilgaan, aan de zielen te openbaren. Wedergeboorte van het Aards Paradijs vormt hierop een soort bekroning, maar zal (indien dit in het Boek des Levens zo is voorzien) wellicht niet het einde ervan zijn. De beslissing hierover berust bij de Meesteres van alle zielen. Dit boek kan voor U de bekroning worden voor een leven in totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Maria. Ik bid dat dit werkelijk het geval mag zijn, opdat de schoonheden die onze Meesteres ons geeft, niet door menselijke zwakheden naar de vergeethoek verwezen zouden worden. De Onbevlekte Tuin bevat oneindig veel méér bloemen, heesters en bomen dan deze welke ik U uitdrukkelijk heb mogen tonen, want Maria’s Hemelse eigenschappen zijn oneindig gevarieerd. God heeft ontelbare soorten bloemen geschapen. Elke bloem draagt de kiem van het Leven en van Gods Liefde in zich. Elke ziel krijgt het zaad van één of meer “bloemen” (vermogens, gesteldheden, gaven, deugden...) in zich gelegd. God beoordeelt de waarde van het leven van de ziel op aarde volgens de maat waarin zij haar zaad heeft laten openbloeien tot een volmaakte zielenbloem. Sommige zielen zijn geroepen om een mystieke roos te worden, andere om een viooltje van eenvoud te zijn, of een krokus van boetvaardigheid. Er zijn zielen die vele soorten zaad in zich dragen. Van hen wordt verwacht dat zij uitgroeien tot een rijk gevarieerde tuin. Zij dragen hierdoor een grote verantwoordelijkheid. Hun zielenleven en hun begenadiging kunnen aantrekkelijk ogen, maar hun leven is (vaak in het verborgene) ook zwaarder, omdat zij een diepere kennis van Gods Waarheid in zich dragen, en zij dus geoordeeld worden volgens de mate waarin zij die kennis tot vrucht brengen in hun leven. De enige ware opgave van de ziel op aarde luidt: Wees een mooie, volgroeide bloem volgens het zaad dat de Schepper in U heeft gelegd
72
verwezenlijking van Zijn Plannen. Dus stelt Maria elke situatie uitdrukkelijk onder Gods beheer. Weliswaar verwijst Zij gedurende het Openbaar Leven voortdurend naar Jezus, Zijn predikingen en Zijn Leer, doch elke ziel die uitdrukkelijk om Haar persoonlijke begeleiding vraagt, wordt verlicht door een nieuwe zelfkennis. Maria geeft de ziel zo goed als nooit gewoon een rechtstreekse oplossing voor haar zielsproblemen, Zij verschaft haar veeleer inzicht in haar eigen gesteldheden en in haar wijze van benaderen van haar leefwereld. Zo leert de ziel zichzelf kennen, de fouten en ontsporingen in haar denken en handelen vatten, en nieuwe benaderingen toepassen. Maria wil in de eerste plaats de zielen dichter bij God brengen. Zij doet dit dus ook door hen beter vertrouwd te maken met Gods Waarheid en met de wijze waarop God de dingen zou oplossen. Zo brengt Zij God en Zijn Plannen centraal in vele zielen, die hierin een totaal nieuwe levenswijze ontdekken, en hun problemen hierdoor zelf kunnen oplossen. Dit biedt het voordeel dat de ziel inwendig meer tot rust komt, vanwege de tevredenheid dat zij zelf heeft bijgedragen tot een wedergeboorte of nieuwe bloei van haar leven, en vanwege het feit dat zij voortaan alles met God leert te delen. Nadat Jezus ten Hemel is opgestegen, begint voor Petrus de opdracht die Jezus hem heeft gegeven als hoofd van de jonge Kerk. Niettemin zal Petrus veelvuldig (vaak in het verborgene, soms ook openlijk) de adviezen van Maria inwinnen, omdat Zij voor de apostelen de Wijsheid van Christus vertegenwoordigt. Hij zal vele van zijn beslissingen ook aan Haar voorleggen, en Haar inbreng in de besprekingen zonder uitzondering respecteren. Zo berust niet-officieel (omdat Maria heeft verboden dat Haar aandeel in dit alles op schrift zou worden gesteld) de feitelijke macht in de jonge Kerk bij Maria, op grond van Haar vlekkeloze Wijsheid. Zo hoor ik ooit in een visioen apostel Johannes zeggen tot enkele apostelen die er niet in slagen om uit een probleem te komen: “Broeders, hebben wij niet de vleesgeworden Heilige Geest onder ons? Laten wij naar de Meesteres gaan”. Het is door Haar volmaaktheid in de Wijsheid dat Maria vele zielen naar de ware deugdzaamheid leidt. Zij tempert nu en dan de zo goed bedoelde, doch wat onstuimige impulsiviteit van Maria Magdalena, waarbij Zij haar wijst op de ondeugd wanneer een mens op voortvarende wijze “de dingen een handje wil helpen”. Ik zie hoe een man Haar iets voorliegt: Blijkbaar heeft Zij diezelfde man afgeraden om zich op een bepaalde avond naar een bepaalde plaats te begeven, heeft hij het toch gedaan, doch geeft hij Haar voor dat hij ergens anders is geweest, en weeft hij een heel verhaal aan elkaar om alles voor Haar aannemelijk te maken. Ik hoor uit Haar mond geen enkel verwijt, ook niet een beschuldiging dat hij liegt, doch het volgende antwoord (op een zachte toon): “Broeder, God in Zijn onmetelijke Wijsheid zou een dergelijke handeling nooit stellen”. De man wordt niet rechtstreeks beschuldigd, maar voelt diep in zijn hart dat hij in ondeugd verkeert. Ook dit is een uiting van wijsheid: de dwalende 5
vatbaar maakt voor bekoringen van allerlei soorten. De wijsheid is inderdaad automatisch een tegenpool van het materialisme, want de wijsheid gaat uit van God, en dient slechts de Goddelijke belangen, die op het niveau van het niet-stoffelijke liggen. Als klein kind leert Zij vriendinnetjes hoe zij zin kunnen geven aan al hun kinderleed door het aan God op te offeren voor de komst van de Messias. Als Tempelmaagd verbaast Zij alle maagden door Haar verrassende inzichten, waarbij eveneens steeds blijkt hoe diep al Haar denken en Haar hele innerlijk leven doordrongen zijn van het Goddelijke, en Zij louter en alleen vanuit dit “bovenaardse” denken en streven oplossingen ziet voor alle dingen. Alles in Haar leven, zelfs de meest banale dagelijkse handeling, brengt Zij in verbinding met Haar allesoverheersende behoefte: de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde en de verlossing van alle zielen. Vanuit Haar wijsheid blijkt Maria ook heel spoedig een onmisbare Raadgeefster voor de Heilige Jozef in diens praktische dagelijkse problemen. Zij verstaat de kunst om de oplossingen niet steeds te vinden in de dingen zelf, doch eerder erbuiten: in het Goddelijk Leven, door het doorzicht in de verbanden tussen vele dingen, en een aanvoelen van de bedoelingen van Gods Voorzienigheid. Hierdoor lost Maria alle problemen op door als het ware “te denken/voelen vanuit Gods gedachten/Hart”. Aangezien Hij aan de oorsprong van alle dingen ligt, en iets van Zijn wezen in alle dingen en in alle ontwikkelingen zit, is dit voor Haar de enige weg om met de Goddelijke Voorzienigheid en Plannen mee te werken. Zo zijn al Haar handelingen en woorden ook louter en alleen gericht op het nut dat deze kunnen opleveren voor de bevordering van Gods Werken. Maria schuwt elke handeling en elk woord waarover Zij niet Gods zegen heeft afgeroepen met de aanroeping: “God van het
Dit boek heeft U reeds een aantal aanwijzingen verschaft over de ware navolging van Maria. Om deze richtlijnen in Uw dagelijks leven te kunnen aanvullen, kunt U Uzelf bij alles de vraag stellen: Wat zou Maria in dit geval gedaan hebben? Bid intens om inzicht, wijd U totaal, onvoorwaardelijk en voor eeuwig aan Maria toe, beleef die toewijding van dag tot dag tot in de kleinste details en in blind vertrouwen op Haar leiding, en maak U ook alles eigen wat U door Maria in de loop van de voorbije jaren is geopenbaard in alle geschriften:
levende en het niet-levende, beziel Mij met Uw Wil, en wek in Mij het Licht van Uw Plannen”. Voor Haar is deze aanroeping een
* Wedergeboorte van het Aards Paradijs
bekrachtiging, een opnieuw ondertekenen, van het verbond van zuiverheid en eenheid van handelen en spreken met God, dat Zij reeds als klein meisje jegens Haar Goddelijke Geliefde heeft gesloten. Hoewel Maria zo diep doordrenkt is met ALLE elementen van het Goddelijk Leven, en dus niet eens een verkeerde handeling zou kunnen stellen, spreekt Zij dergelijke aanroepingen uit als een voortdurende zelfvernedering (Zij belijdt het onvermogen van een schepsel om volkomen zuiver en in overeenstemming met God te zijn, hoewel Zij het unieke voorrecht bezit om dit juist wèl in alle volmaaktheid te kunnen), en als een voortdurende hernieuwing van Haar toewijding. Maria wil NIETS doen zonder God, en toont precies hierdoor aan dat Zij de volmaaktheid van de Goddelijke Wijsheid in Zich draagt: de ziel in wie het Goddelijk Licht in een buitengewone intensiteit straalt, en die hierdoor het diepe wezen van alle dingen doorgrondt en hun onderlinge verbanden doorschouwt, zoekt God en Zijn Plannen in alles, en schuwt alles waarin zij God NIET vindt en waarvan zij geen heil verwacht voor de 4
Maria draagt het zaad van ALLE bloemen (vermogens, gesteldheden, gaven, deugden...) in zich, en heeft het zodanig volmaakt tot bloei gebracht dat Zij een ongeëvenaard Paradijs is vanaf Haar Onbevlekte Ontvangenis tot in alle eeuwigheid. DE WARE NAVOLGING VAN MARIA IS: leven op een zodanige wijze dat Uw zielentuin tot een paradijs wordt, binnen de grenzen van de mogelijkheden die God voor U heeft voorzien
* De Hemelse Bruiloft * Lentebloesems aan de Levensboom * Stormschriften * Testament van het Verbond * De Tempel van Maria * Openbaringen van Maria, Meesteres van de Zielen * Kruistocht naar de Ziel plus de korte teksten zoals * de sleutels tot ontsluiting van de heiligheid in de ziel * het heilig verbond van liefde en zelfs in * Maria’s bloementuin (de nog steeds doorlopende gebeden) U zult merken dat alle geschriften samen een systeem vormen, waarvan alle onderdelen elkaar onderling aanvullen en bekrachtigen. Samen schenken zij de zielen de genade van vele nooit eerder geopenbaarde elementen van kennis en Waarheid over Maria en de Mysteries achter Haar unieke wezen. Gods Liefde voor de zielen is oneindig. Het is ook geen zelfzuchtige Liefde: God wil Zijn Liefde kunnen delen met de zielen, hen deze volmaakte Liefde laten ervaren. Opdat zij dit zouden kunnen, moeten zij hierop voorbereid worden door hun zielengrond te laten bewerken. Niemand kan dit beter doen dan Maria, maar Zij kan Haar 73
onbeschrijflijke, onbegrensde macht slechts ten volle uitwerken in de mate waarin de ziel zich aan Haar weggeeft. God heeft de zielen Maria voorgehouden als het grote model van heiligheid, het uiterste aan volmaaktheid dat door een geschapen ziel bereikt kan worden. Hij heeft in Haar het Aards Paradijs “herschapen” in een nooit geziene volmaaktheid en glorie. Hij wil deze schoonheden echter niet voor Zichzelf bewaren, Hij wil ze delen met de zielen. De uiteindelijke bedoeling van dit boek is deze: dat de zielen leren, Maria na te volgen zoals zij Haar hebben bezig gezien, in combinatie met alle andere onderrichtingen die zij over Maria ontvangen via de andere geschriften. Om dit te kunnen, moeten zij deel krijgen aan de zaden (de kiemkracht of vruchtbaarheid) uit de Onbevlekte Tuin. Om deze zaden te laten uitrijpen tot heilige bloesems en vruchten, moet de tuin van Uw ziel restloos, totaal, onvoorwaardelijk en eeuwigdurend onder Maria’s voeten worden gelegd. Dit betekent niets minder dan dit: Maria moet totaal kunnen heersen over elk detail van Uw leven, over al Uw handelingen en woorden, gedachten en gevoelens, Uw herinneringen, en over Uw vrije wil. Dit vergt moed, want de ziel die ALLES aan Maria’s macht overlevert, moet bereid zijn om haar leven te veranderen, en ervan doordrongen zijn dat Maria Haar macht zal gebruiken om haar leven totaal te veranderen in een leven van vrede, licht en liefde, dus een leven in de schoot van God. Maria doet dit, en overtreft daarbij alle verwachtingen, op voorwaarde dat U Haar werkelijk vertrouwt als absolute Meesteres over Uw hele wezen. Ik zou U geen mooier geschenk kunnen aanbieden dan dit: dat ik U met klem op het hart druk om de stap naar TOTALE, diep doorleefde toewijding aan Maria vandaag nog te zetten, indien U bij zichzelf vaststelt dat U in werkelijkheid nog vele dingen in Uw leven zelf in handen houdt. Zodra Zij ervaart dat U Haar volkomen toebehoort, grondvest Zij in U Haar Rijk van volmaakte Liefde en macht. Dit betekent dat U opgenomen kunt worden in de voortuin van Haar zielenparadijs. Om dit waar te maken, zal Zij Uw zielentuin bewerken. Dit kan groeipijnen veroorzaken, maar levert U op termijn schatten op die de wereld niet eens kan beginnen te vatten. De enige weg naar verandering van Uzelf in een paradijs, is deze van de totale opname in het wedergeboren Paradijs dat “Maria” heet. Alleen zo kan Uw ziel een bouwsteen worden voor Gods Rijk op aarde. Voor en door de Meesteres van de zielen, Uw “Myriam”
74
verlangen uit de ziel. Het Goddelijk Licht werpt geen schaduwen, zoals een werelds licht wèl doet. Het Goddelijk Licht doordringt alles, want het is alomtegenwoordig, aan geen enkele natuurlijke beperking gebonden, en straalt hierdoor in alle richtingen en vanuit alle plaatsen in de schepping. Hierdoor komt het dat de ziel die een hoogontwikkelde wijsheid heeft verworven, doorheen alle dingen, gebeurtenissen, situaties en zelfs doorheen andere zielen lijkt te kunnen kijken: alles lijkt voor deze ziel vervuld van licht, zodat alle geheimen of onbegrepen elementen stuk voor stuk lijken weg te vallen. De wijsheid lijkt voor een soort kettingreactie te zorgen: de ziel kijkt “voorbij de oppervlakte” van de dingen, en lijkt de diverse elementen die zij waarneemt, op een ongewone (niet-menselijke) wijze met elkaar in verbinding te kunnen brengen, zodat zij plots tot een heel ander totaalbeeld komt dan de ziel die een laag ontwikkelde wijsheid bezit. Dit alles geldt in de allerhoogste mate voor Maria. Zij doorschouwt alle dingen zoals zij werkelijk zijn, zonder de geringste beperking, zonder enige verblinding, zonder door om het even wat misleid of op een dwaalspoor gebracht te kunnen worden. Reeds als kind bezit Zij duidelijk het vermogen om situaties volkomen in te schatten. Zij bezit een “dieptezicht” dat Haar omgeving met verstomming slaat. Zij ziet daarom steeds de achtergronden van alles, en voorziet alle mogelijke gevolgen van situaties en handelingen. Niets heeft geheimen voor Haar. Wanneer Zij een mens in de ogen kijkt, ziet Zij diens zonden, zwakheden, problemen, en voelt Zij zijn/haar innerlijke gesteldheid van lichaam, geest, gemoed en ziel. Zij bezit eveneens een volmaakte zelfkennis, een totaal besef en bewustzijn van elk element van Haar eigen persoonlijkheid, gesteldheden, gewoonten, vermogens, gaven, talenten enzovoort. Bovendien doorschouwt Zij op volkomen wijze Haar levensroeping en het “waarom” ervan, evenals wat van Haar verwacht zal worden. Zij bezit het vermogen om Gods Plannen in verregaande mate te doorgronden. Maria wordt geboren met een volkomen kennis van alle dingen: God heeft in Haar het vermogen gestort om het hoe en waarom van alle elementen van de schepping te doorgronden. Bij de Onbevlekte Ontvangenis van Haar ziel heeft Hij Haar Zijn Scheppingswerk tot in alle bijzonderheden getoond, en Zij zal het voorrecht krijgen om gedurende Haar aardse leven van deze totale kennis van de hele schepping gebruik te maken telkens Zij dat wil of nodig acht. Haar hele leven zal Zij in gesprekken en onderrichtingen zielen waarschuwen voor de gevaren van wereldse gehechtheden, genotzucht, de verwaarlozing van God. Zij toont zielen aan, welk groot gedeelte van hun ellenden veroorzaakt wordt door het feit dat zij zich in de beoordeling van hun levenssituaties laten leiden door hun menselijke behoeften. Meermaals waarschuwt Zij Judas Iskarioth voor het gevaar dat schuilt in zijn zwakheid ten aanzien van het beheer van geld: Zij wijst hem erop dat hij slechts met geld zou mogen omgaan zodra hij zich heeft kunnen losmaken van zijn hebzucht. Zij weet dat geldbezit hem 3
TOTUS TUUS, MARIA! 23e wandeling in de Onbevlekte Tuin van Maria de wijsheid 1. Verkenning van de Onbevlekte Tuin Eén van de grootste verrukkingen in de Onbevlekte Tuin biedt zich aan het zielsoog van de bezoeker in de aanblik van de weelderige witte seringenbloesems. Door hun sneeuwwit uiterlijk nemen zij optimaal het licht van de zon op. Wanneer deze heerlijk geurende trossen echter tijdens hun bloei plots regen te verduren krijgen, worden zij bruin. Zie het machtige symbool dat God in deze prachtige heester heeft verborgen voor de zielen die verlangen om Zijn Waarheid te kennen: wanneer hij het zonlicht (Gods Licht) maximaal in zich “opdrinkt”, vormt hij sneeuwwitte bloesems, stralend zuiver en met een verrukkelijk parfum, doch zodra het Licht door regenwolken afgesneden is geweest, verliest hij zijn uitstraling van licht, verwelkt en verliest zijn geur. Zodra de ziel zich van Gods Licht afsnijdt, verwelkt zij. De wijsheid schuilt in het vermogen van de ziel om Gods Licht helemaal in zich op te nemen en hierdoor een dieptezicht te verwerven in de Eeuwige Waarheid. De ziel verwerft dan als het ware inzicht in Gods motieven, het vermogen om de diepere zin van Zijn beweegredenen en Zijn Wetten te beginnen begrijpen. In de ziel die een hoog ontwikkelde wijsheid bezit, wordt het wereldse (het stoffelijke) als het ware ontmaskerd als zeer ondergeschikt, als misleidend en bedreigend voor de gezondheid van de ziel en haar vereniging met God. Deze ziel verwerft hierbij doorzicht in de listige strategieën van de krachten der duisternis, die de zielen willen verslaven aan alles wat werelds is, om hen hierdoor te verhinderen om zich los te maken van alles wat de rijping van hun inwendige kiem van heiligheid zou kunnen bevorderen. De wijsheid is dus als een mantel van Licht die het hart helemaal op het Hemelse richt en tegelijkertijd de ziel afschermt tegen alle duisternis. Het Licht schijnt in de duisternis, en precies door de wijsheid ondermijnt het Licht alle bedrieglijke wegen van de duisternis, want het laat de ziel met klaarheid zien hoe vals al het wereldse en het puur-menselijke is. Naarmate het Goddelijk Licht in de ziel intenser begint te stralen door haar de diepere Waarheden te laten schouwen, zal de ziel de wijsheid ontwikkelen als een vermogen om de verschillende elementen van Gods Waarheid, Zijn Wetten en Zijn Mysteries met elkaar in verbinding te kunnen brengen, en als het ware “voeling te krijgen met Gods gedachten”, dus enigszins te “leren denken zoals God zou denken”. De ziel krijgt dan inzichten, komt tot bevindingen waartoe zij met menselijk redeneren nooit zou kunnen komen, en ziet plots de ware Goddelijke motieven achter vele dingen. Zo verdrijft de wijsheid stap voor stap de sporen van werelds denken, voelen en 2
INHOUD Inleiding - 3 23e wandeling: de wijsheid 24e wandeling: de zorgzaamheid 25e wandeling: de voorkomendheid en hulpvaardigheid 26e wandeling: de trouw 27e wandeling: de tevredenheid en aanvaarding 28e wandeling: de vergevingsgezindheid 29e wandeling: de vredelievendheid en solidariteit 30e wandeling: de sterkte 31e wandeling: de volmaakte heiligheid Slotbeschouwing
75
© Copyright 2008: Deze heilige boodschappen zijn een vrije publicatie. Daarom werd door Myriam van Nazareth toegestaan, kopieën te maken onder voorwaarde dat de tekst op geen enkele manier wordt veranderd en alleen mag doorgeven worden zonder financieel gewin.
WEDERGEBOORTE VAN HET AARDS PARADIJS +
Apostolaat „Myriam van Nazareth“ Postbus 50 15 59, D-50975 Keulen Duitsland
Wandelingen doorheen de Ziel van Maria, de Lusttuin van de Heilige Geest
Verdere teksten
Onderrichtingen in de
www.myriam-van-nazareth.net
VOLMAAKTE NAVOLGING VAN MARIA e-mail:
[email protected]
en
HET GODDELIJK LEVEN
giften voor het apostolaat „Myriam van Nazareth“: Apostolat • Deutsche Bank • BL Z 37070060 • Konto-Nr. 3646445 Für Überweisungen aus dem Ausland: BIC: DEUTDEDKXXX , IBAN: DE66370700600364644500
door
“Myriam van Nazareth” (pseud.)
Deel 3 Opgedragen aan MARIA, Parel van Gods Schepping en Paradijs van Heiligheid
26.11.2009
76