Paul Knevel
De vele gezichten van Frans Hals. Een eeuw Frans Hals-onderzoek doorgelicht* ' H i j heeft veel geschilderd! H i j schilderde zo s n e l - e n zo goed! Zelfs het geringste schilderij van h e m is voor kunstenaars de moeite w a a r d en biedt hen een les. A l l e aspecten van zijn werk zijn instructief, zowel zijn fouten als zijn sterke punten, want zijn fouten zijn altijd die 1
van een groot m a n van de praktijk'. D e z e lovende woorden over de schilder Frans H a l s (ca. 1582/3-1666), die de Franse criticus T h e o p h i l e T h o r é i n 1860 onder zijn veelzeggende pseud o n i e m B u r g e r publiceerde, betekenden i n veel opzichten een ommekeer i n de waarderingsgeschiedenis van deze schilder. Tot omstreeks het m i d d e n van de 19e eeuw waren de schilderijen v a n H a l s - voor zover ze trouwens al bekend en i n het openbaar te bestuderen waren - als w e i n i g belangrijk afgedaan. Z i j n vlotte penseelvoering, die vooral zijn latere werk kenmerkt, werd vrij algemeen verworpen en aan toekomstige schilders als afschrikwekkend voorbeeld voorgehouden. T h o r é n u deed precies het tegenovergestelde. I n verschillende artikelen en boeken prees hij juist H a l s ' snelle en ongepolijste m a n i e r van schilderen en presenteerde hij diens schilderijen als belangwekkend studiemateriaal voor aankomende kunstenaars. T h o r é ' s positieve oordeel w o n snel terrein, zeker nadat i n 1862 te H a a r l e m het Gemeentelijk M u s e u m - de voorloper van het Frans H a l s m u s e u m - was geopend en velen de schuttersstukken en groepsportretten van H a l s met eigen ogen konden aanschouwen. H a a r l e m ontwikkelde zich i n de tweede helft van de 19e eeuw tot een heus artistiek pelgrimsoord. Steeds meer schilders n a m e n de grote zaal van het H a a r l e m s e m u s e u m , waar m e n H a l s ' c a r r i è r e i n é é n oogopslag k o n waarnemen - van zijn eerste schuttersstuk uit 1616 tot zijn Regenten en Regentessen van het Oudemannenhuis uit 1664 - , op i n h u n grand tour. D e z e herwaardering van H a l s hangt n a u w samen met de opkomst van het naturalisme, een culturele stroming die z i c h sinds 1840 vooral i n F r a n k r i j k manifesteerde en die z i c h afzette tegen de overdadige symboliek, de a l l e g o r i e ë n en de overdreven dramatiek die de schilderkunst eeuwenlang hadden gekenmerkt. D e naturalisten, en later i n h u n kielzog de i m pressionisten, gingen daarentegen uit van de zichtbare wereld en meenden i n H a l s , die op het eerste gezicht gestreefd leek te hebben naar een directe weergave van het dagelijkse leven, een voorganger ontdekt te hebben. D i t leidde er uiteindelijk zelfs toe dat de redacteuren van het gezaghebbende L'Art Moderne h e m i n 1883 het predikaat ' m o d e r n ' verleenden: 'Frans H a l s est u n moderne. S o n e s t h é t i q u e , son coloris, son dessin, ses p r o c é d é s , appartiennent a notre é p o q u e ' . D e nieuwe positieve kijk op H a l s bleef echter niet beperkt tot deze kringen. D e Franse schilder E u g è n e F r o m e n t i n bijvoorbeeld, die z i c h juist fel keerde tegen het i n zijn ogen verkeerde p r o g r a m m a van de impressionisten, gaf z i c h n a een bezoek aan H a a r l e m i n 1875 uiteindelijk ook gewonnen voor H a l s , al v o n d hij wel dat diens laatste werken, hoe i n d r u k w e k kend die i n veel opzichten ook waren, onmogelijk als voorbeeld konden dienen: ' O p dat laatste ogenblik is H a l s een m a n die alles kan, omdat hij achtereenvolgens i n moeilijke onderne*
1
N a a r aanleiding van: S. Slive ed., Frans Hals, cat. tent. National Gallery Washington, Royal Academy L o n d e n , Frans Halsmuseum H a a r l e m (Londen 1989); 437 blz.; UI.; ISBN 90 6179 099 9; prijs ca. ƒ150 - (geb.), ca. ƒ 6 0 (ongeb.). V a n dit werk verschijnen ook Nederlandse, Duitse en Franse edities. W . Bürger, Galerie Suermondt a Aix-la-Chapelle, avec le catalogue de la collection par le Dr. Waagen (Brussel/Oostende 1860) 13. 73
Frans Hals
Afb. 1 Isabella Coymans. Doek, 116x86 cm; omstreeks 1650-1652. Privé-collectie. Isabella Coymans was een telg uit een rijke familie van bankiers en kooplieden. Isabella's prachtige kostuum, met een laag uitgesneden hals en een rijke versiering van strikken en kant, bepaalde in belangrijke mate het karakter van het portret. Dit portret van Isabella hoort bij dat van Stephanus Geraerdts (cat. 68). Zij kijkt lachend naar hem en reikt hem een roos aan, als teken van haar liefde. In 1886 werden de schilderijen apart verkocht en sindsdien zijn ze gescheiden. M a a r op de tentoonstelling in Haarlem zullen beide portretten weer naast elkaar hangen.
mingen alles geleerd heeft. Er bestaan geen technische problemen, die hij niet heeft aangesneden, ontward en opgelost, geen moeilijke oefeningen, die hij zich niet heeft eigen gemaakt. Zijn buitengewone routine is zo groot, dat zij vrijwel onaangetast blijft voortleven in dit ontredderd samenstel. Zij openbaart zich nog en des te krachtiger, naarmate de grote virtuoos verdwenen is. Evenwel gelooft gij niet, dat het vrij laat is hem te raadplegen, aangezien hij niet meer is dan de schaduw van zichzelf?' In feite herhaalde Fromentin hier een kritiek die soms al tijdens Hals' leven was geuit. De dichter Herman Frederik Waterloos had in 1660 de schilder bijvoorbeeld verweten dat zijn 'stramme handt te ruuw, en kunsteloos' was om de Amsterdamse predikant Herman Langelius goed te portretteren. Maar dat nam niet weg dat Fromentin voor de vakman Hals alleen maar grote bewondering had en hem bestempelde tot 'een van de bekwaamste en bedrevenste meesters die er ooit in enig land zijn geweest'. De herwaardering van Hals, die dus in de 19e eeuw haar beslag kreeg, valt in een notedop af te lezen aan de lotgevallen van het bekende schilderij De Vrolijke Drinker (ca. 16281630). In 1816 wist het Amsterdamse Rijksmuseum dit werk voor 325 gulden te verwerven. Op dat moment bracht een italianiserend landschap van Jan Both al 5610 gulden op. Aanvankelijk maakte het schilderij nauwelijks enige indruk. In 1822 meende de Engelse reiziger George Agar Ellis zelfs dat De Vrolijke Drinker onvoltooid was. Pas nadat Thoré in 1868 de aandacht op het schilderij had gevestigd, begonnen critici en bezoekers de kwaliteiten van het werk te herkennen. Heden ten dage wordt De Vrolijke Drinker gerekend tot de 2
3
4
2 3 4
74
E . Fromentin, De meesters van weleer (oorspr. 1876; Rotterdam 1976) 185-186. Slive ed., Frans Hals, 408 (doe. 158). Fromentin, Meesters, 180. Een helder overzicht van de reputatie van Hals in de 18e en 19e eeuw biedt F. S. Jowell, 'The rediscovery of Frans Hals', in: Slive ed., Frans Hals, 61-86.
Frans H a l s
p r o n k s t u k k e n van het R i j k s m u s e u m .
5
Frans H a l s valt tegenwoordig niet meer weg te denken uit het pantheon v a n de grote schilders. Schilderijen als De Vrolijke Drinker, Malle Babbe (ca. 1633-1635) en de Regenten en Regentessen van het Oudemannenhuis behoren volgens velen tot de meesterwerken van de kunstgeschiedenis. E n samen met R e m b r a n d t en V e r m e e r - overigens ook schilders die pas i n de 19e eeuw zijn herondekt - is H a l s de bekendste erflater v a n de G o u d e n Eeuw. O f deze faam terecht is, moet ieder voor zichzelf m a a r u i t m a k e n op de grote Frans Hals-tentoonstelling die het Frans H a l s m u s e u m van 12 m e i tot 22 j u l i v a n dit j a a r organiseert. D e z e tentoonstell i n g , die eerder al i n W a s h i n g t o n en L o n d e n te zien was, is i n ieder geval de moeite waard, al was het alleen m a a r omdat zij waarschijnlijk de laatste kans is o m met een groot aantal topstukken (82 o m precies te zijn) uit het oeuvre van H a l s kennis te maken. Dergelijke grootscheepse tentoonstellingen zullen i n de toekomst organisatorisch en financieel steeds m o e i lijker te m a k e n zijn. E r is daarnaast echter n o g een andere reden die deze tentoonstelling interessant maakt. N a d a t i n 1937 al 115 werken en i n 1962 76 schilderijen van H a l s i n H a a r l e m te zien zijn geweest, wordt daar n u voor de derde m a a l i n deze eeuw een grote overzichtstentoonstelling van zijn werk georganiseerd. E n net als haar beide voorgangers heeft deze nieuwe tentoonstelling de pretentie het fenomeen H a l s i n al zijn facetten te belichten. Z i j biedt dus een mooie gelegenheid o m eens n a te gaan hoe de studie v a n en kijk op H a l s zich i n de loop van de tijd hebben ontwikkeld. I n het volgende k a n echter onmogelijk recht gedaan worden aan alle aspecten van het Hals-onderzoek, en zullen alleen die zaken die voor historici van belang k u n n e n zijn worden aangestipt.
Frans Hals: van miskend genie tot kind van zijn tijd O v e r het leven en de persoon van Frans H a l s is betrekkelijk w e i n i g bekend. O p dit m o m e n t zijn 190 16e- en 17e-eeuwse documenten bekend die direct of indirect betrekking hebben op zijn leven, zijn schilderijen en zijn reputatie. U i t deze documenten, die vooral uit notariële archieven afkomstig zijn, leren we zijn ouders kennen, zijn beide vrouwen, zijn v r i e n den, bekenden en collega's; we m a k e n kennis met zijn imbeciele zoon Pieter en ontuchtige dochter Sara, die b i n n e n enkele j a r e n twee onwettige kinderen op de wereld zette; we zijn er getuige van hoe zijn zoon Claes onder valse voorwendselen i n A m s t e r d a m met Sijtje G e r ritsdr. probeert te trouwen, m a a r wanneer dit niet lukt uiteindelijk voor een rijke weduwe kiest; we k u n n e n een paar kopers en bezitters v a n zijn schilderijen achterhalen en worden geconfronteerd met zijn vele schulden (al is het l a n g niet i n alle gevallen duidelijk of ze wel Frans H a l s de schilder betreffen; er woonden namelijk enkele Frans H a l s e n i n H a a r l e m ) . Frans H a l s zelf blijft echter een schim: we k o m e n meer over zijn directe o m g e v i n g te weten d a n over hemzelf. 6
H e t is gezien de schaarse biografische gegevens - en voor het einde van de 19e eeuw waren zelfs die nauwelijks bekend - d a n ook niet verwonderlijk dat lange tijd vooral op het kompas v a n A r n o l d H o u b r a k e n is gevaren. I n het eerste deel van zijn Degroote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (1718) g i n g H o u b r a k e n als eerste wat uitvoeriger i n op het le-
5 6
Slive ed., Frans Hals, 212. A l deze documenten zijn met commentaar afgedrukt i n Ibidem, 371-414.
75
Frans H a l s
ven van H a l s . I n deze levensbeschrijving, die gecentreerd is r o n d een (waarschijnlijk fictieve) o n t m o e t i n g tussen H a l s en A t h o n i e v a n D y c k , wordt H a l s voorgesteld als een fervente drinker. Volgens H o u b r a k e n was H a l s 'gemeenlyk allen avond tot de keel toe v o l met d r a n k ' en moesten zijn leerlingen h e m iedere avond naar huis brengen 'op dat hy niet i n 't water 7
zoude loopen, o f op een andere wys eenig ongeluk ontmoeten'. D e door H o u b r a k e n opgediste dronkemansverhalen werden tot het m i d d e n v a n de 19e eeuw door de meeste biografen kritiekloos overgenomen en aangedikt. M e t de herwaardering v a n H a l s boette H o u b r a k e n echter veel aan autoriteit i n . H e t wein i g flatteuze beeld dat hij van H a l s ' levenswandel h a d geschilderd, paste niet erg bij de voorbeeldfunctie die de schilder i n de tweede helft van de 19e eeuw verwierf. Bovendien, zo benad r u k t e n de vereerders v a n H a l s , hoe k o n zo'n geniaal en p r o d u k t i e f schilder als H a l s n u een groot deel v a n zijn tijd verdaan hebben i n kroegen? Verschillende onderzoekers gingen naarstig i n de archieven op zoek naar documenten die enig licht konden werpen op het werkelijke leven van de meester. E n gelukkig vonden zij geen documenten die H o u b r a k e n s voorstelling van zaken k o n d e n staven. I n 1937, bij de eerste grote overzichtstentoonstelling van H a l s , n a m inleider G . D . G r a t a m a , de toenmalige direkteur van het Frans H a l s m u s e u m , 8
d a n ook duidelijk afstand van ' H o u b r a k e n s anecdotes'. N u is er inderdaad voldoende reden o m H o u b r a k e n niet altijd op zijn w o o r d te geloven. Z i j n Schouburgh was namelijk niet alleen als een v e r z a m e l i n g levensbeschrijvingen bedoeld, m a a r h a d tevens kunst-theoretische pretenties: H o u b r a k e n w i l d e toekomstige schilders overtuigen van de superioriteit van de classicistische kunstregels. H a l s ' werk n u voldeed i n het geheel niet aan deze strenge regels en moet voor de classicist H o u b r a k e n op het werk van een dronkelap hebben geleken.
9
E e n m a a l bevrijd van H o u b r a k e n s w e i n i g verheffende beeld v a n de meester, k o n d e n de kunsthistorici en biografen een heel ander verhaal over H a l s ' leven schrijven. G r a t a m a is daar een m o o i voorbeeld van. A a n de h a n d v a n H a l s ' schilderijen en de schaarse b r o n n e n over zijn leven schetste G r a t a m a i n de tentoonstellingscatalogus van 1937 het romantische levensverhaal van een onbegrepen kunstenaar. D a a r i n werden de weinige biografische gegevens zo dramatisch mogelijk g e ï n t e r p r e t e e r d . Z o maakte G r a t a m a uit het feit dat de schilder i n zijn laatste levensjaren f i n a n c i ë l e steun van het stadsbestuur o n t v i n g op dat H a l s aan het einde van zijn c a r r i è r e werd m i s k e n d . E n dat was het gevolg v a n zijn steeds soberder schilderstijl e n het z i c h steeds duidelijker richten op de 'geestesgesteldheid' en 'psyche' van zijn modellen. ' N i e t meer naar het uiterlijke, m a a r naar het innerlijke werd gestreefd'. Z i j n tijdgenoten begrepen dat niet, en gaven h e m n o g zelden opdrachten. Slechts u i t medelijden kreeg hij opdracht de regenten en regentessen v a n het O u d e m a n n e n h u i s , waar hij i n m i d d e l s 10
zelf bewoner van z o u zijn geworden, te portretteren. H a l s moest zo voor zijn artistieke stre7
A. Houbraken, De groote schouburgh der Nederlanlsche konstschilders en schilderessen (1718-1721). P.T. A. Swillens ed (Maastricht 1943-1953) i, 71-75. Een Engelse vertaling van Houbrakens levensbeschrijving van Hals is te vinden in Slive ed., Frans Hals, 17-18. 8 G.D. Gratama, 'Frans Hals 1580-1666', in: Frans Hals. Tentoonstelling ter gelegenheid van hei 75-jarige bestaan van het Gemeentelijk Museum te Haarlem (Haarlem 1937) 18-26, aldaar 25. 9 N. Middelkoop, A . van Grevenstein, Frans Hals: leven, werk, restauratie (Haarlem/Amsterdam 1988) 84. Vgl. voor Houbrakens kunst-theoretische opvattingen ook J. Emmens, Rembrandt en de regels van de kunst (Verzameld Werk dln. 2; Amsterdam 1979) 101-111. 10 Deze voorstelling van de achtergronden van Hals' laatste groepsportretten is lange tijd bijzonder populair geweest. Vaak werd hieraan nog de opvatting gekoppeld dat Hals door zijn modellen zo meedogenloos mogelijk af te beelden, eigenlijk een vorm van sociale kritiek uitoefende. Pas in het begin van de jaren zestig is definitief met deze interpretatie afgerekend. Zie: P.J. Vinken, E . de Jongh, 'De boosaardigheid van Hals' regenten en regentessen', Oud Holland 78 (1963) 1-26.
76
Frans Hals
ven betalen met de armoede, maar verwierf wel postuum een belangrijke plaats in de eregalerij van de kunstgeschiedenis. Hij was namelijk, volgens Gratama, een van de eerste vrije kunstenaars: 'Kunst laat zich niet dwingen. Hals was een der eersten, die dit aan de menschheid heeft getoond'. Bij de volgende grote overzichtstentoonstelling in 1962 ging H.P. Baard in zijn inleiding tot de catalogus weer op geheel andere wijze om met het gebrek aan biografische informatie. Hij maakte van de nood een deugd en ontkende domweg het belang van kennis van Hals' levensomstandigheden: men leerde Frans Hals alleen uit zijn werk kennen. Met de standpunten van Gratama en Baard wordt nu in de nieuwe catalogus door een aantal inleiders op overtuigende wijze afgerekend. De meeste schilderijen van Hals waren geen produkten van een vrije, onafhankelijke kunstenaar, zoals Gratama en Baard ons wilden doen geloven, maar kwamen voort uit opdrachten die Hals nodig had om in zijn levensonderhoud te voorzien. Uit het goed gedocumenteerde artikel van P. Biesboer valt op te maken dat Hals er lange tijd wonderwel in slaagde dergelijke opdrachten binnen te halen. Hij had ogenschijnlijk nogal goede contacten met de Haarlemse politieke elite die na de wetsverzetting door Maurits in 1618 aan de macht was gekomen, al blijft helaas onduidelijk waaraan hij deze te danken had. Veel van zijn opdrachtgevers waren in ieder geval uit deze kringen afkomstig. Van de machtige Haarlemse burgemeester Pieter Jacobsz. Olycan en diens familieleden vervaardigde hij in totaal maar liefst achttien portretten. Daarnaast schilderde hij nog vele rijke burgers, zowel gereformeerden als katholieken en doopsgezinden. Dat Hals aan het einde van zijn leven minder opdrachten ontving, had niets met miskenning van zijn talenten te maken, maar alles met de economische neergang die Haarlem na 1645 trof. De vaststelling dat Hals vooral portretten in opdracht heeft geschilderd, heeft belangrijke gevolgen voor de bewegingsvrijheid die men hem kan toedichten. Houbraken wijst ons daarop wanneer hij over de portretschilder Nicolaes Maes de volgende, typerende, anekdote verhaalt: 'Zekere Mevrouw (wier naam ik niet melden wil) die op veere na de schoonste niet was, liet haar pourtret van hem schilderen, 't welk hy zoo even, als het was met al de pokputten en naden had nagebootst. Zy opgestaan zag zoo vies als zy wel mocht, zeggende teghens hem: Wat Duivel, Maes, hebje daar voor een monstereuze troony naar my gemaalt ik begeer 't zoo niet gemaakt te hebben, de honden zouden 't wel nabassen, zoo 't over de straat gedragen wierd. Maes, die toen haast bemerkte wat 'er voor hem te doen stondt, zeide: Mevrouw, 't en is noch niet voltooit, en verzocht haar andermaal te zitten: nam een Vispenceel en verdreef al die pokputten, zette een blos op de wangen en zeide, Mevrouw nu is het gedaan, u believe het nu eens te zien. Zy het gezien hebbende zeide: Ja, zoo moest het wezen. Zy nam daar genoegen in toen 't 'er niet geleek'. N u hoeft deze anekdote niet zonder meer ook op Hals van toepassing te zijn, maar zij maakt ons wel duidelijk dat portretschilders in de 17e eeuw terdege rekening moesten houden met de wensen van hun opdrachtgevers. A l leen al de kleding van de geportretteerden kon bepalend zijn voor de aard van het schilderij, zoals een vergelijking tussen het portret van Aletta Hanemans (cat. 19) en dat van Isabella Coymans (afb. 1; cat. 69) in één oogopslag leert. De stijf geklede Aletta kreeg een heel ander 11
12
13
14
11 G . D . Gratama, 'Frans Hals'.
12 H P Baard in- Frans Hals Tentoonstelling ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van het Gemeentelijke Museu
Haarlem ( H a a r l e m 1962). 13 P. Biesboer, ' T h e burghers of H a a r l e m and their portrait painters', i n : Slive ed., Frans Hals, 23-44. 14 H o u b r a k e n , Schouburgh H , 217. V g l . ook E . de Jongh, Portretten van echt en trouw. Huwelijk engezin in de Nederlandse kunst van de zeventiende eeuw, cat. tent. Frans Halsmuseum (Zwolle/Haarlem 1986) 21. 77
Frans H a l s
Afb. 2 Familieportret in een landschap. Doek, 151x163,6 cm; omstreeks 1620; gesigneerd F. H . Bridgnorth, Shropshire, Viscount Boyne. De baby links in de hoek is duidelijk anders geschilderd dan de overige familieleden op dit portret. Dit kind is er later bijgeschilderd door Salomon de Bray. O p het schoentje van de baby staat: 'S. de Bray 1628'. Waarom De Bray, en niet Frans Hals, de opdracht kreeg het kind bij te schilderen is onbekend.
portret d a n Isabella i n haar modieuze k l e d i n g met d e c o l l e t é .
15
I n een fraai artikel, w a a r i n de nieuwe technieken i n het kunsthistorische onderzoek op voorbeeldige wijze gecombineerd worden met traditioneel historisch handwerk, tonen K . L e v y - v a n H a l m en L . A b r a h a m tenslotte aan dat ook H a l s ' vaak geroemde schuttersstukken niet beschouwd k u n n e n worden als persoonlijke scheppingen van een vrij kunstenaar. D e z e indrukwekkende groepsportretten, die bestemd waren voor de semi-openbare doelengebouwen, moesten namelijk aansluiten bij bepaalde conventies en lokale tradities en werden mede ontworpen door de opdrachtgevers. H a l s accepteerde deze i n m e n g i n g en was, zoals uit 16
r ö n t g e n f o t o ' s valt op te maken, te allen tijde bereid details te v e r a n d e r e n . H a l s ' speelruimte was dus veel beperkter d a n vaak is aangenomen. D e i n bovenstaande artikelen gekozen benadering vertoont veel overeenkomsten met de werkwijze v a n G . Schwarz e n J . M . M o n t i a s . O o k zij plaatsen de schilder i n zijn tijd en proberen zijn sociale m i l i e u te reconstrueren. I n zijn bekende R e m b r a n d t - b i o g r a f i e schrijft Schwarz over dit uitgangspunt onder andere: 'Ik zag h e m [Rembrandt] steeds m i n d e r als de onafhankelijke vader v a n artistieke en geestelijke scheppingen, die werden gekocht door mensen die zich door zijn opvattingen aangesproken voelden, en steeds meer als een m a n die de literaire, culturele en godsdienstige i d e e ë n v a n een zeer bepaalde groep opdrachtgevers i n verf vertaalde'.
17
E n M o n t i a s merkt i n zijn boek over Vermeer, met de veelzeggende
titel Vermeer and his milieu, op: ' T h i s book is also a i m e d at p l a c i n g Vermeer's art i n perspective. It is concerned w i t h his m i l i e u a n d his relationship to his o w n family a n d to that of his wife not only for their o w n sake but also to t r a c é possible connections between his environment a n d the contents of his k n o w n p a i n t i n g s ' .
18
D e z e pogingen zijn, zeker vanuit het oogpunt van de historicus, toe te j u i c h e n . K u n s t wordt i n deze artikelen en boeken niet langer beschouwd als een autonoom verschijnsel dat zich niets van zijn historische en sociale context aantrekt. D e kunstenaar wordt weer een k i n d van zijn tijd. D e z e benadering van de 17e-eeuwse schilderkunst biedt alle ruimte voor 15 V g l . B . M . du Mortier, 'Costume i n Frans Hals', in: Slive ed., Frans Hals, 45-60. 16 K . Levy-van H a l m , L . A b r a h a m , 'Frans Hals, militiaman and painter: the civic guard portrait as an historical document', i n : Slive ed., Frans Hals, 87-102. 17 G . Schwarz, Rembrandt. Zijn leven, zijn schilderijen (2e dr.; A l p h e n aan de R i j n 1987) 10. Vgl. ook zijn samen met M . J . Bok geschreven Pieter Saenredam. De schilder in zijn tijd (Den Haag/Maarssen 1989). 18 J . M . M o n t i a s , Vermeer and his milieu. A web of social history (New Jersey 1989) x x .
78
HnHHHnnMnHBHRnnHnHBBn Frans Hals
een v r u c h t b a r e s a m e n w e r k i n g tussen k u n s t h i s t o r i c i e n historici, e n k a n z o b i j d r a g e n a a n het slechten v a n de m u u r die beide v a k g e b i e d e n n o g altijd scheidt. B o v e n d i e n m a a k t zij het m o gelijk o m o n d a n k s e e n g e b r e k a a n b i o g r a f i s c h m a t e r i a a l t o c h iets o v e r het f u n c t i o n e r e n v a n e e n s c h i l d e r te w e t e n t e k o m e n . V o o r v e r d e r l o k a a l o n d e r z o e k n a a r 1 7 e - e e u w s e s c h i l d e r s k u n n e n d e z e w e r k e n d a n o o k als e e n v o o r b e e l d e n b e l a n g r i j k e s t i m u l a n s d i e n e n .
Het oeuvre van Hals D e b e n a d e r i n g v a n het f e n o m e e n H a l s heeft, z o a l s u i t het v o o r g a a n d e b l e e k , i n d e l o o p v a n deze e e u w een belangrijke v e r a n d e r i n g o n d e r g a a n . M a a r de n i e u w e tentoonstellingscatalogus is d a a r m e e n o g geen r a d i c a l e b r e u k m e t het v e r l e d e n . N a a s t v e r n i e u w i n g is er o o k s p r a k e v a n een zekere c o n t i n u ï t e i t i n het H a l s - o n d e r z o e k , al was het alleen m a a r o m d a t de A m e r i k a a n s e k u n s t h i s t o r i c u s S e y m o u r S l i v e net als i n 1962 het c a t a l o g u s g e d e e l t e v o o r z i j n r e k e n i n g heeft g e n o m e n . T e r w i j l S l i v e ' s b i j d r a g e n i n 1962 e c h t e r n o g v e e l a l het k a r a k t e r h a d d e n v a n een voorstudie voor zijn later verschenen monografie over H a l s ,
1 9
zijn de n i e u w e teksten
d u i d e l i j k v a n de h a n d v a n een groot H a l s - k e n n e r . O p vaardige e n gedegen wijze vat Slive de verschillende visies, interpretaties en p r o b l e m e n r o n d de tentoongestelde w e r k e n s a m e n , daarbij telkens r e k e n i n g h o u d e n d m e t de meest recente literatuur. D e nieuwe, fraai uitgegev e n e n rijkelijk g e ï l l u s t r e e r d e , catalogus krijgt d a a r d o o r het k a r a k t e r v a n een
standaard-
w e r k , w a a r b i j d e c a t a l o g i u i t 1937 e n 1962, d i e r e s p e c t i e v e l i j k 53 e n 79 b l a d z i j d e n b e s l o e g e n , v o l l e d i g i n het niet vallen. T o c h is het o p v a l l e n d h o e S l i v e z i j n c a t a l o g u s u i t 1962 i n v e e l o p z i c h t e n t r o u w is g e b l e v e n . H i e r e n d a a r corrigeert e n nuanceert hij een vroegere visie o f v u l t hij een eerdere interpretatie v e r d e r a a n . M a a r veel s t a n d p u n t e n
z i j n , s o m s zelfs w o o r d e l i j k , h e t z e l f d e g e b l e v e n . D e
i n de verschillende inleidende b i j d r a g e n voorgestelde n i e u w e b e n a d e r i n g omhelst Slive i n z i j n ' I n t r o d u c t i o n ' m e t enthousiasme, m a a r hij lijkt er zelf niet altijd even goed r a a d te w e t e n .
H i j vat de n i e u w e b e v i n d i n g e n i n de desbetreffende
entries s a m e n ,
derstreept tegelijkertijd n a d r u k k e l i j k dat H a l s o n d a n k s alle b e p e r k i n g e n i n zijn
maar
mee on-
artistieke
h a n d e l e n e e n o n a f h a n k e l i j k e g e e s t w a s d i e z i j n e i g e n w e g z o c h t ( p . 15). E n i n h e t c a t a l o g u s g e d e e l t e d u i k e n e p i t h e t a als ' m e e s t e r l i j k ' e n 'de m e e s t e r w a a r d i g ' g e r e g e l d o p . O p z i c h z e l f is h i e r niets o p tegen, m a a r het gevaar dreigt w e l dat s t i l z w i j g e n d w o r d t teruggekeerd n a a r de traditionele opvatting dat H a l s een geniale schilder was, die eigenlijk losstond v a n zijn eigen tijd. D e historische context, die j u i s t i n de d o o r Slive zo bejubelde b i j d r a g e n n a u w k e u r i g w o r d t geanalyseerd, raakt w e e r o p de a c h t e r g r o n d . E n dat is, z e k e r v a n u i t het o o g p u n t v a n d e h i s t o r i c u s , te
betreuren.
L a a t ik bovenstaande
2 0
a a n de h a n d v a n een p a a r v o o r b e e l d e n illustreren. I n zijn analyse
v a n De regenten van het St. Elizabethgasthuis
(1641; cat. 5 4 ) b e s t e m p e l t S l i v e d i t s c h i l d e r i j o p
g r o n d v a n p u u r c o m p o s i t o r i s c h e a r g u m e n t e n tot e e n c a e s u u r in H a l s ' a r t i s t i e k e o n t w i k k e l i n g : ' T h e gaiety o f his early g r o u p portraits o f officers gathered a r o u n d a b a n q u e t table has b e e n replaced a p p r o p r i a t e l y b y a n e w d i g n i t y a n d sobriety. A n u n s p e c i f i e d business matter, n o t a s p e c t a c u l a r p e r f o r m a n c e o f e a t i n g a n d d r i n k i n g , is t h e o r d e r o f t h e day. A n i n k p o t h a s r e p l a c e d t h e roemer, a n d a l e d g e r , i n s t e a d o f a d i s h o f o y s t e r s , i s f o u n d o n t h e t a b l e ' ( p . 2 8 4 ) . 19 S. Slive, Frans Hals (3 dln.; New York/Londen 1970-1974). 20 Deze kritiek is hier en daar al n.a.v. Slive's monografie (zie vorige noot) geuit, o.a. door B. P.J. Broos, 'A monument to Hals', Simiolus 10 (1978-1979) 115-123. 79
Frans H a l s
Slive m a g gelijk hebben wanneer hij stelt dat H a l s n a 1640 anders g i n g schilderen, m a a r hier heeft deze v e r a n d e r i n g meer te m a k e n met het afgebeelde onderwerp d a n met artistieke overwegingen: de schutterij vraagt n u eenmaal o m een ander soort groepsportret d a n het regentencollege van een liefdadigheidsinstelling! Dergelijke historische achtergronden verliest Slive wel vaker uit het oog. I n zijn bespreking v a n het Familieportret in een landschap (ca. 1620; afb. 2; cat. 10) bijvoorbeeld gaat hij uitvoerig i n op het feit dat het zittende meisje i n de linkerhoek een latere toevoeging is van de schilder S a l o m o n de B r a y (1597-1664). Slive betreurt het vooral dat D e B r a y bij de u i t v o e r i n g van zijn opdracht geen rekening heeft gehouden met H a l s ' schilderstijl en oorspronkelijke compositie, zodat het werk veel aan kracht z o u hebben ingeboet. D a t m a g allemaal waar zijn, m a a r tegelijkertijd werpt deze gang van zaken een fascinerend licht op de contemporaine h o u d i n g tegenover portretten. D e bezitters van het schilderij vonden het afbeelden van een nagekomen dochter blijkbaar belangrijker d a n het intact h o u d e n v a n een oorspronkelijke H a l s . D e memoria-functie van het schilderij h a d voor hen grotere waarde d a n de eventuele artistieke betekenis. Ditzelfde voorbeeld brengt mij op een tweede punt. D e 'ontmaskering' v a n het afgebeelde meisje als een latere toevoeging is voor een belangrijk deel te danken aan het kunstkennerschap van Slive en enkele collega's. D o o r goed te kijken, een grote kennis v a n het oeuvre v a n H a l s en andere 17e-eeuwse schilders en een jarenlange ervaring zijn kunsthistorici i n staat dergelijke ontdekkingen te doen. A a n eenzelfde soort deskundigheid is de o n t d e k k i n g te danken dat het Familieportret i n zijn huidige toestand niet overeenkomt met de oorspronkelijke compositie. Zeer waarschijnlijk maakten de Drie kinderen met een bokkewagen (afb. 3; cat. 11) deel uit van het oorspronkelijke familieportret. O p de tentoonstelling zullen beide werken, die n o r m a a l i n twee verschillende musea hangen, verenigd worden. D e kunsthistoricus kan, zo z a l wel duidelijk zijn, zonder een dergelijk connoisseurschap niet opereren. Slive, die als geen ander thuis is i n het oeuvre v a n H a l s , laat i n de catalogus d a n ook enkele fraaie staaltjes op dit gebied zien. E n hoewel ik grote bewondering heb voor Slive's enorme kennis en deskundigheid, w i l ik toch ook op het gevaar wijzen die deze werkwijze met zich meebrengt. H e t bestudeerde kunstwerk dreigt, zoals we gezien hebben, opn i e u w als een autonoom verschijnsel beschouwd te worden, dat los van zijn historische o m geving bestudeerd k a n worden. Daarnaast raakt door deze grote n a d r u k op de schildertechnische en compositorische kant ook de inhoudelijke interpretatie van de schilderijen wat op de achtergrond. L a n g e tijd is verondersteld dat de meeste 17e-eeuwse H o l l a n d s e schilderijen realistische m o m e n t o p n a m e n van het alledaagse leven waren. V o o r G r a t a m a en B a a r d waren H a l s ' schilderijen d a n ook i n eerste instantie natuurgetrouwe afbeeldingen van de werkelijkheid. N a 1945 is het realistische v a n het veelgeroemde ' H o l l a n d s e realisme' echter geregeld ter discussie gesteld. V o o r a l de kunsthistoricus E . de J o n g h heeft er herhaaldelijk op gewezen dat achter de realistische v e r p a k k i n g van de schilderijen vaak moralistische en religieuze lessen schuilgaan. H e t is een van de taken v a n de kunsthistoricus o m deze boodschappen te decoderen. H i j k a n daarbij onder andere gebruik m a k e n van prenten met onderschriften, embleemboeken, R i p a ' s Iconologia, w a a r i n wordt aangegeven hoe allerlei begrippen allegorisch k u n n e n worden afgebeeld, en contemporaine l i t e r a t u u r .
21
21 E . de J o n g h , 'Realisme en schijnrealisme i n de Hollandse schilderkunst van de zeventiende eeuw', in: Rembrandt en zijn tijd, cat. tent. Paleis voor Schone Kunsten Brussel (Brussel 1971) 143-194; idem, Tot lering en vermaak, cat. tent. Rijksmuseum Amsterdam (Amsterdam 1976). E e n kort overzicht van de ontwikkeling van de iconologische benadering van de Nederlandse schilderkunst biedt J . B r u y n , ' H e t probleem van het realisme i n de zeventiende-eeuwse Hollandse kunst van H u i z i n g a tot heden', Theoretische geschiedenis 13 (1986) 209-218.
80
Frans H a l s
Afb. 3 Drie kinderen met een bokkewagen. Doek, 152x107,5 cm; omstreeks 1620. Brussel, Museum voor Schone Kunsten. Dit doek maakte oorspronkelijk deel uit van het Familieportret in een landschap. Zo sluit het landschap op dit doek duidelijk aan op dat van het Familieportret en wijst de daarop afgebeelde moeder naar deze drie kinderen. Waarschijnlijk is het oorspronkelijke portret in de 19e eeuw om onbekende redenen in tweeën gesneden.
Slive is natuurlijk op de hoogte van deze iconologische benadering en vat haar resultaten waar n o d i g d e s k u n d i g en voorzichtig samen. D e z e voorzichtigheid is zeer begrijpelijk. D e iconologie biedt n u eenmaal geen b l a u w d r u k van een interpretatiemodel dat op ieder schilderij probleemloos kan worden toegepast. Iedere nieuwe interpretatie moet met voldoende bewijsmateriaal aannemelijk gemaakt worden. H e t gaat niet aan iedere afgebeelde bezemsteel automatisch tot fallussymbool te bombarderen. I n zijn bespreking van De Vrolijke Drinker (cat. 30) wijst Slive er bijvoorbeeld op dat een roemer op een schilderij een allegorie op de smaak k a n verbeelden, m a a r evengoed een verwijzing naar het beroep van de geportretteerde kan zijn. Veel afgebeelde voorwerpen zijn dus polyinterpretabel. Daarnaast, en ook daar wijst Slive geregeld op, is het m a a r de v r a a g of alle tijdgenoten de verstopte boodschappen konden of w i l d e n begrijpen. D e z e waarschuwingen zijn zonder meer terecht; niett e m i n is het te betreuren dat een meer inhoudelijke analyse van de schilderijen hierdoor bij Slive op de tweede plaats dreigt te k o m e n . Wanneer de bestaande literatuur op dit terrein zwijgt, biedt hij slechts zelden een eigen interpretatie. I n zijn ogen spreken de schilderijen eigenlijk voor zichzelf. A a n het e i n d van zijn analyse van De Vrolijke Drinker merkt hij d a n ook op dat het weinig uitmaakt dat de betekenis van dit schilderij niet meer te achterhalen valt: ' T h e M e r r y D r i n k e r speaks to us as a startling expression of life charged w i t h all its vital energy' (p. 215). V o o r Slive staat het artistieke produkt centraal. H i j lijkt i n de eerste plaats g e ï n t e r e s s e e r d i n de authenticiteit v a n een schilderij en de plaats en betekenis ervan i n het oeuvre v a n H a l s ; al het andere k o m t pas op de tweede plaats. D e z e h o u d i n g lijkt mede bepaald te zijn door H a l s ' bijzondere schilderstijl en het feit dat de meeste schilderijen van zijn h a n d ongesigneerd en ongedateerd zijn, zodat alleen connoisseurs enige orde i n zijn oeuvre k u n n e n aanbrengen. D e kunsthistoricus dreigt echter door deze p u u r technische en esthetische benadering 81
Frans Hals
van de kunst in een wat geïsoleerde positie terecht te komen: in feite kunnen alleen nog maar collega-connoisseurs oordelen over zijn bevindingen. Het is bovendien nog maar de vraag of het authenticiteitsvraagstuk, dat in het Hals-onderzoek een centrale plaats inneemt, ooit tot ieders tevredenheid kan worden opgelost. Ondanks alle moderne technieken waarover de kunsthistoricus tegenwoordig kan beschikken, zoals röntgenfoto's, ultra-violette straling en verfmonsters, blijft hij voor zijn eindoordeel toch in zeer belangrijke mate afhankelijk van zijn eigen, subjectieve opvattingen. Het is mede daarom jammer dat de iconologie er in deze catalogus wat bekaaid van afkomt. Want ondanks alle beperkingen en gevaren biedt zij een aanvullende, meer historiserende benadering van 17e-eeuwse kunstwerken en is zij een interessante poging om tot samenwerkingsverbanden tussen kunsthistorici, historici en neerlandici te komen. De iconologie heeft de historicus veel te bieden. Zo kan zij een belangrijk hulpmiddel zijn bij de reconstructie van de mentale wereld van de 17e eeuw. Simon Schama's spraakmakende studie over de Gouden Eeuw is wat dat betreft een stimulerend, zij het ook niet in alle opzichten even geslaagd voorbeeld. De iconologische benadering maakt in ieder geval duidelijk dat het oeuvre van een schilder ook voor de historicus belangrijk studiemateriaal kan zijn. Hij kan daarbij echter niet zonder de hulp van de kunsthistoricus. Deze kan op zijn beurt weer niet zonder de historicus, omdat hij een £urc.rmistorische beschouwing moet zien te combineren met een puur historische benadering. Alleen dan is het mogelijk om de werkzaamheden en produkten van een schilder in de historische constellatie te plaatsen. Uit het voorafgaande is duidelijk geworden dat er al snel een zekere spanning tussen beide uitgangspunten dreigt te ontstaan. De historicus en kunsthistoricus hebben elkaar dan ook meer te vertellen dan zij vaak beseffen. 22
23
24
22 Slive schrijft zelf over de beperkingen van de nieuwe technieken: 'Here we have another reminder that data obtained by technical examination does not always provide an open-and-shut case. Like data obtained by other methods, more often than not it must be interpreted' (p. 282). Voorbeelden van deze nieuwe technische benadering zijn M . Bijl, " T h e Meagre C o m p a n y ' and Frans H a l s ' working method', i n : Slive ed., Frans Hals, 103-108 en K . G r o e n , E . Hendriks, 'Frans Hals: a technical examination', i n : Ibidem, 109-127. 23 S. Schama, Overvloed en onbehagen. De Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw (Amsterdam 1988). V g l . H . F. K . van Nierop, 'Interpretatie, beeld en verbeelding i n de geschiedschrijving van de G o u d e n Eeuw', Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 10 (1989) 51-55. 24 V g l . E . O . G . H a i t s m a Muiier, 'Kunsthistorici en de geschiedenis. E e n verslag van enkele ontwikkelingen', BMGN 101 (1986) 202-214.
82