2011-2012
De uitgedaagde leerling!
Krijn Polinder, Gerrinda Ligtenberg, Vera Boeijenga
Welke mogelijkheden biedt de Pieter Zandt voor begaafde leerlingen en op welke wijze kan er het beste worden tegemoet gekomen aan de vragen van begaafde leerlingen?
Inhoud Inleiding
3
Hoofdstuk 1 - Literatuuronderzoek begaafdheid Eindconclusie
4 10
Hoofdstuk 2 - Mogelijkheden binnen de Pieter Zandt Vraag 1 - Ontwikkeling in Staphorst Vraag 2 - Initiatieven binnen het vwo-team Vraag 3 - Ervaringen van leerlingen Eindconclusie hoofdstuk 2
12 12 13 15 17
Hoofdstuk 3 - Tegemoetkoming begaafde leerlingen Vraag 1 - Behoefte aan extra uitdaging Vraag 2 - Aanbeveling aan de hand van andere VO-scholen Eindconclusie hoofdstuk 3
19 19 21 25
Hoofdstuk 4 - Conclusie
26
Bijlagen Uitwerking vragenlijst 6 vwo Uitwerking vragenlijst 2 vwo Uitwerking vragenlijst speciaal traject Profielschets leraar Profielschets leerling WISC-lll
29 30 36 48 49 50 51
2
Inleiding De uitgedaagde leerling! Dat is de titel van ons onderzoek. Waarom deze titel? De Pieter Zandt Scholengemeenschap heeft ons gevraagd om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om een traject te ontwikkelen voor leerlingen binnen het vwo. In deze categorie zitten leerlingen die uitzonderlijk goed presteren. Deze leerlingen moeten extra worden uitgedaagd. De vraag is: hoe kun je dat doen zonder al te veel te sleutelen aan het reguliere lesprogramma? Om tot een goed resultaat te komen hebben wij onszelf de volgende vraag gesteld: “Welke mogelijkheden biedt de Pieter Zandt voor begaafde leerlingen en op welke wijze kan er het beste worden tegemoet gekomen aan de vragen van begaafde leerlingen?” Aan de hand van deze vraag zijn er deelvragen ontstaan. Door het beantwoorden van deze deelvragen hopen wij tot een goed en mooi resultaat te komen. Zonder hulp van verschillende mensen was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Allereerst willen we Wilke ’t Lam bedanken voor het brainstormen en de aanzet voor dit onderzoek. Ook Bertus Wichers, voor zijn kritische blik op de deelvragen en het formuleren van datgene dat echt noodzakelijk is voor de Pieter Zandt. Naast Bertus was er een groep docenten die meedachten over de kwestie ‘hoe bieden wij begaafde leerlingen genoeg uitdaging?’. Daarnaast willen we ook Bart Ouwehand bedanken voor de begeleiding en uitleg over het traject in Staphorst. Verder ook Onno Bakker van het Ichthus College in Dronten, voor de leerzame en mooie dag die hij ons bezorgd heeft en de vele gesprekken die hij met ons heeft gevoerd met de nodige informatie. Het was leuk, leerzaam en boeiend. En verder natuurlijk mensen die ons hebben geholpen om ons onderzoek tot een succes te maken, zoals mentoren, leerlingen uit 2 vwo, leerlingen uit 6 vwo en alle andere docenten die erbij betrokken waren. Ten slotte willen wij Gerrit Beunk bedanken voor zijn begeleiding! Het was fijn om met jullie allen samen te werken. In de bijlage zijn de uitwerkingen van de onderzoeken te vinden. Krijn Polinder Vera Boeijenga Gerrinda Ligtenberg Kampen, april ’12
3
Hoofdstuk 1 – Literatuuronderzoek begaafdheid Deelvraag Hoe definiëren wij het begrip begaafdheid in ons onderzoek? 1.1 Inleiding Bij het raadplegen van verschillende informatiebronnen, werden we in verwarring gebracht door de verschillende benamingen voor het onderwerp van ons onderzoek. Sommige bronnen hanteren de term begaafdheid, terwijl andere bronnen spreken van hoogbegaafdheid of meerbegaafdheid. In dit hoofdstuk, oftewel het literatuuronderzoek, komen daarom alle drie de soorten benamingen voor. 1.2 Wat is meerbegaafdheid? Meerbegaafdheid is een talent. Dat houdt in dat je bovengemiddeld goed bent, dat je een bijzondere aanleg hebt. Iedereen heeft wel ergens zijn talent liggen. De een is heel erg goed in voetballen, de ander in tekenen en nog een ander heeft zijn talent in het leren. Wanneer je hoogbegaafd bent, betekent dit dat je (bijna) het hoogst mogelijke scoort in de intelligentietest. Dit geldt echter alleen maar voor 2 á 3% van de mensen. Erg weinig dus. Wanneer je meerbegaafd bent, val je in de categorie net daaronder. Hier wordt er ook bovengemiddeld intelligent gescoord. Alleen is het verschil hierbij, dat je niet in de bovenste categorie scoort. In de categorie meerbegaafdheid, vallen 10 tot 15% van de leerlingen. Een stuk meer dus. Renzulli bracht in 1985 een model naar voren. Het zogeheten ‘Triadisch model van Renzulli’. Hierin maakte hij duidelijk dat ‘hoogbegaafdheid’ niet alleen om de intellectuele capaciteiten van de mens gaat. Hij hechtte ook waarde aan zaken als creativiteit en motivatie. Met creativiteit wordt hier niet bedoeld dat men goed kan knippen en plakken, maar dat er op verschillende creatieve manieren oplossingen worden gevonden voor een bepaald probleem. Er zijn echter nog veel onduidelijkheden en verschillende meningen van ouders, deskundigen en leerkrachten over het woord ‘hoogbegaafdheid’. Het is wel de makkelijkste benaming. Iedereen weet wat hiermee bedoeld wordt; ‘Het kind is zeer intelligent’. De mening van sommige ouders is hierover bijvoorbeeld; het woord hoogbegaafdheid kan een verkeerde reactie vanuit de omgeving ontlokken. Meerbegaafdheid kan niet zomaar worden vastgesteld. Hiervoor moet er wel eerst worden gekeken naar het IQ. Dit kan worden gemeten door middel van het afnemen van verschillende testen. Het gemiddelde IQ is rond de honderd. Iemand die meerbegaafd is, heeft een IQ boven de 115. Twee van de honderd mensen hebben een IQ boven de 130. Zij behoren tot de categorie hoogbegaafden. De Nederlandse professor Franz Mönks van de universiteit in Nijmegen heeft het model van Renzulli verfijnd. Hij voegde er belangrijke omgevingsfactoren aan toe, zodat we nu over het ‘multifactorenmodel van Mönks’ praten. 1
1.3 Aanlegfactoren Begaafdheid is de interactie tussen drie aanlegfactoren: een bovengemiddelde intelligentie, 1
hoogbegaafd.webs.com 4
een hoog niveau van taakgerichtheid en een hoog niveau van creativiteit.
Drie-ringenmodel als onderdeel van het triadisch interpedentiemodel Renzulli/Mönks. 2 Hierin onderscheidt hij drie omgevingsfactoren die een belangrijke bijdrage leveren tot het tot zijn recht komen van hoogbegaafdheid. - Ouders (het gezin) - School (de klas, aanpak en groep) - Groep (ontwikkelingsgelijken ‘peers’, kameraden, vrienden) 1.4 Definiëring begaafdheid van Amerikaanse psychologen 3 - Passow: De capaciteiten om tot superieure prestaties te komen op gebied van academische prestaties, kunstzinnige uitingen en intermenselijke relaties. - Witty: Elk kind dat een bijzondere prestatie levert in een domein dat mogelijk van maatschappelijke waarde is, kan als begaafd beschouwd worden - US Office of education: Begaafde en getalenteerde kinderen zijn zij die geïdentificeerd zijn door daartoe gekwalificeerde personen, en die over potentiële of gedemonstreerde bekwaamheden beschikken en die in staat zijn hoge prestaties te leveren. - Gagné: Begaafdheid correspondeert met prestaties die duidelijk boven gemiddeld zijn in een of meer domeinen. 1.5 Concreet waarneembaar gedrag Kenmerkende gedragingen en leereigenschappen bij begaafde kinderen: 4 - Is snel van begrip Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 11 Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 9-10 4 Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 18-19 2
3
5
-
-
-
Kan grote denk- en leerstappen maken Kan verworven kennis goed toepassen Beschikt over een groot probleemoplossend vermogen Beschikt over een groot analyserend vermogen Beschikt over een goed geheugen Toont een brede algemene interesse Is een doorvrager Is een scherp waarnemer Is verbaal vaardiger dan leeftijdsgenoten Valt op door een origineel gevoel voor humor Toont een creatief denkvermogen Denkt buiten de reguliere kaders Wekt de indruk geestelijk vroegrijp te zijn Zoekt uitdagingen Toont een groot doorzettingsvermogen wanneer het uitgedaagd wordt Kan zich sterk concentreren wanneer de activiteit aansluit bij interessegebieden Is perfectionistisch ingesteld Heeft een grote behoefte aan autonomie Accepteert regels en tradities niet klakkeloos, maar bevraagt deze Zoekt ontwikkelingsgelijken in oudere kinderen 5 Verschilt in aanpassingsvaardigheden ten opzichte van leeftijdsgenoten, als gevolg van een verschil in het kind tussen zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en zijn cognitieve ontwikkeling. Hierbij speelt ook de omgeving van het kind een rol. Motorische ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling lopen niet gelijk: deze kinderen zien duidelijk voor zich wat ze willen doen, bouwen of tekenen, alleen hun motorische vaardigheden verhinderen het behalen van een positief eindresultaat. Stelt vaak de vraag: hoe komt dat? Legt de nadruk op 'regels', die zij proberen toe te passen op anderen. Heeft onrealistisch hoge verwachtingen van zichzelf. Kinderen kunnen in hoge mate hinder ondervinden van perfectionisme op een bepaald punt in hun schoolopleiding.
1.6 Wat is compacting? Compacten is het zodanig schrappen in de reguliere leerstof die voor alle leerlingen bedoeld is dat deze geschikt wordt voor hoogbegaafde leerlingen. De overbodige herhaling- en oefenstof wordt overgeslagen en het leerstofaanbod wordt afgestemd op de (leer)eigenschappen van hoogbegaafde leerlingen. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan het ‘three-times problem’. Freeman 6 beschrijft het proces van het geven van instructie aan de hand van drie fasen. - Fase 1: het appelleren aan de voorkennis van de leerlingen - Fase 2: het oefenen met de aangeboden leerstof - Fase 3: het introduceren van een nieuw element in de leerstof De begaafde leerling is vaak na de eerste fase al mentaal afgehaakt, omdat hij herkent waar het over gaat en denkt: ‘o, dat weet ik al’, of: ‘o, dat kan ik al’.
5 6
www.tc.i-ced.nl Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 77 6
1.7 Hoe kan een docent het leerproces van begaafde leerlingen stimuleren? 7 - Veel open vragen stellen - De juiste eisen stellen - De leerling helpen met het zoeken naar de juiste aanvullende informatiebronnen op het juiste niveau, zodat de leerling het hoogste niveau in denken en creativiteit kan bereiken - Adequate studievaardigheden en structuur aan bieden, zodat de leerling leert hoe hij een onderwerp kan bestuderen en vormgeven - De leerling aanspreken op een hoog verbaal niveau, zonder gesimplificeerd taalgebruik en hem aanmoedigen met woorden te spelen - De leerling zowel abstracte als concrete concepten aangeven - Geavanceerde denkniveaus en probleemoplossende strategieën aanbieden - Creatief denken en het historisch perspectief integreren - Presentaties en voorstellingen met de leerlingen ontwikkelen 1.8 Conclusie compacting De beste aanpak in het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen is het vloeiend samen laten gaan van compacten en verrijken. 1.9 Wat is verrijkingsonderwijs? Verrijkingsonderwijs heeft als doel de vaardigheid van het leren te koppelen aan kennisontwikkeling. Hierdoor wordt het zelfbeeld van de leerling positief beïnvloed. Westberg e.a. (1993) tonen bovendien aan dat leerlingen die verrijkingsonderwijs krijgen, betere schoolresultaten behalen en zich meer welbevinden op school dan even intelligente kinderen die geen verrijkingstaken aangeboden krijgen. Hill (1991) stelt dat verrijkingsonderwijs moet leiden tot: - Het toenemen van het analytisch en probleemoplossend vermogen - Het ontwikkelen van gedegen en waardevolle interesses - Het stimuleren van originaliteit, initiatief en zelfwerkzaamheid 8 1.10 Algemene uitgangspunten 9 - Onderwijs op maat: een leerling krijgt een verrijkt onderwijsaanbod - Onderwijs uitdagend houden - Leerling op niveau aanspreken; in eerste instantie verbreden en in tweede instantie versnellen - In de begeleiding de leerling betrekken - Als docent spreken we een leerling aan op zijn niveau wanneer bekend is dat de leerling meerbegaafd is - De verbredingactiviteiten vinden zoveel mogelijk vanuit de groep plaats - De nadruk bij verrijkingsopdrachten ligt op de zelfwerkzaamheid bij de leerling - De activiteit is geen vrijblijvende aangelegenheid; het moet belangrijk zijn voor het kind: eisen en verwachtingen kenbaar maken, nakijken en beoordelen; deze leerlingen moeten instructie en begeleiding krijgen, maar zelfinstruerend en zelfcontrolerend materiaal is heel goed te gebruiken om uit te gaan van die 7
Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 91 Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 91 9 www.scholensite.nl 8
7
-
zelfwerkzaamheid De zorg voor meerbegaafden wordt gecoördineerd door de intern begeleider om uniformiteit en continuïteit te bereiken Op schoolniveau worden afspraken gemaakt hoe er gewerkt wordt met meerbegaafde leerlingen Onnodige herhaling en oefening van leerstof weglaten.
1.11 Wat is een verrijkingsgroep? Het samenbrengen van hoogbegaafde leerlingen met de bedoeling hen bij hun mogelijkheden passende doelen te laten realiseren op (meta)cognitief, sociaal en creatief gebied. 10 1.12 Een verrijkingsgroep als oplossing - Oplossing voor de leerlingen Voor hoogbegaafde leerlingen is een verrijkingsgroep een welkome mogelijkheid om aan het vaste stramien te ontsnappen en zich echt te laten uitdagen in plaats van bezighouden. - Oplossing voor de docent Het organiseren van verrijkende activiteiten en het uitbreiden van het reguliere aanbod met extra doelen wordt door docenten soms als een (te) zware belasting ervaren. Een verrijkingsgroep kan (een deel van) deze taak overnemen door de instructie en/of de ondersteuning van dergelijke taken verzorgen. Het kan ook omgekeerd: in de verrijkingsgroep wordt een programma aangeboden waaraan de leerlingen in de eigen groep verder kunnen werken. 1.13 Wat is het doel van een verrijkingsgroep? Een verrijkingsgroep is primair bedoeld om de betere leerlingen in staat te stellen het beste uit zichzelf te halen door met en van elkaar te leren en zich in bredere zin te ontwikkelen. Daarnaast kan het ook pedagogische redenen hebben. 1.14 Theorieën over onderpresteren - Whitley: Onderpresterende leerlingen zijn wel intelligent, maar het ontbreekt hun aan doorzettingsvermogen. - Peters: Onderpresteren ontstaat wanneer er geen eisen worden gesteld en er geen grenzen worden aangegeven en gehandhaafd. - Kaufmann: Onderpresteren is een reactie op (een wapen tegen) ontmoediging. 11 Het tegengaan van onderpresteren is voor veel scholen een van de voornaamste redenen om verrijkingsgroepen te starten. 1.15 Definiëring onderpresteren Onderpresteren is langdurig aanmerkelijk minder presteren dan men op basis van de aanwezige mogelijkheden mag verwachten, zonder dat er sprake is van een (versluierde) 10 11
Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 117 Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 123 8
leer- en/of persoonlijkheidsstoornis en waarbij het kind de gegeven situatie mogelijk als onbehaaglijk of problematisch ervaart. 12 1.16 Mogelijke oorzaken onderpresteren - Ontoereikende wijze van signalering; begaafde kinderen worden lang niet altijd herkend, de helft wordt onderschat. Hierdoor lopen deze leerlingen de kans gedemotiveerd te raken. - Ontoereikend leeraanbod; als er niet genoeg gevraagd wordt van de begaafde leerlingen, gaan zij zich vervelen. - Te weinig aandacht voor metacognitieve vaardigheden; het is niet vanzelfsprekend dat begaafde leerlingen in metacognitief opzicht vaardig zijn. Ze oriënteren zich vaak te kort op taken, werken te snel en vergeten het na te kijken. Onderpresteerders zijn hierin juist zwak. - Ontoereikende pedagogisch didactische kwaliteiten van de leerkracht; voor een juiste begeleiding van begaafde leerlingen, is het nodig dat de docenten erkennen dat deze leerlingen een andere aanpak nodig hebben. Docenten hebben vaak moeite om leerlingen ruimte te geven. 1.17 Signalen die duiden op onderpresteren 13 - De leerling heeft kennis die nog niet in de groep behandeld is - Bij meer ingewikkelde vragen geeft de leerling vaak het goede antwoord - Interesse in moeilijkere onderwerpen bij een werkstuk of spreekbeurt - Lastig en onaangepast gedrag - Voortdurend om aandacht vragen - Steeds minder goede resultaten behalen - Zeer laag werktempo - De toetsen worden beter gemaakt dan het werk in de klas - Met tegenzin naar school - In zichzelf gekeerd 1.18 Hulp bij onderpresteren - Onderken het probleem en zoek naar de oorzaken (bijvoorbeeld door observaties). - Bespreek de resultaten aan de hand van observaties met de leerling. Toon begrip voor het probleem en maak gebruik van eigen ervaringen. Vraag de leerling mee te denken. - Werk samen met de leerling en betrek daarbij de ouders. Zoek samen naar oplossingen. Samenwerking van alle partijen levert het beste resultaat. 1.19 Risicofactoren voor de ontwikkeling van begaafde leerlingen 14 - De ontwikkeling van vriendschappen - Aansluiting met leeftijdgenoten op school - De ontwikkeling van een sociale identiteit - De ontwikkeling van het zelfbeeld - De ontwikkeling van een leerattitude die past bij aanwezige capaciteiten 12
Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 169 www.scholensite.nl 14 Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 194 13
9
1.20 Hoe ziet een veilig klimaat eruit? • De veilige school is een plaats waar: 15 - Leren wordt gestimuleerd - Je leert omgaan met verschillen tussen mensen - Je ontwikkelingsgelijken ontmoet - ‘Samen’ afgewisseld wordt met individueel - Kritisch denken wordt aangewakkerd - Jouw menig gelijk is aan die van een ander - Je gestimuleerd wordt zelfstandigheid te ontwikkelen •
De veilige leerkracht is iemand die: - Je laat zijn wie je bent - Je hoort en ziet wanneer dat er voor jou toe doet - Je stimuleert om te leren - Je stimuleert om te presteren - Hoge verwachtingen combineert met faciliteiten om aan de verwachtingen te voldoen - Je accepteert als presteren niet meteen lukt - Je leert eigen verantwoordelijkheid voor je eigen plannen en handelen te nemen
•
De veilige groep is een omgeving waarin: - Je kunt zijn wie je bent - Anders zijn niet minder zijn betekent - Presteren naar vermogen normaal is - Je mag uitkomen voor je eigen mening - Je niet met iedereen vriendjes hoeft te zijn
1.21 Eindconclusie hoofdstuk 1 Deelvraag Hoe definiëren wij het begrip begaafdheid in ons onderzoek? Zoals in de inleiding staat beschreven, worden er verschillende benamingen gebruikt voor het onderwerp van ons onderzoek, zoals: begaafdheid, hoogbegaafdheid en meerbegaafdheid. Om eenduidigheid te vormen, willen we in ons onderzoek echter één vaste benaming aanhouden. Vaak wordt er van hoogbegaafdheid gesproken bij een IQ vanaf 130, getest volgens David Wechsler. 16 Vanwege het feit dat de leerlingen bij ons op school niet op hoogbegaafdheid getest worden, vonden wij dit geen passende term voor onze doelgroep. De term ‘meerbegaafdheid’ wordt meestal gebruikt wanneer een leerling op school uitzonderlijke prestaties levert. 17 Naar ons idee hoeft deze prestatie zich niet per definitie te uiten in intelligentie. Iemand met een laag IQ zou bijvoorbeeld wel een uitzonderlijke prestatie kunnen leveren op het gebied van bijvoorbeeld techniek, zoals lassen. 15
Gerven, E. van, (2011). Handboek Hoogbegaafdheid, p. 201 Zie lesstof collegeavonden minor zorg 17 www.scholensite.nl 16
10
Aangezien wij ons onderzoek alleen richten op vwo-leerlingen, hebben wij met elkaar besloten de term ‘begaafdheid’ aan te houden, omdat dit ons de meest passende definitie leek voor onze doelgroep. Daarnaast hebben wij tijdens ons onderzoek gemerkt dat de term hoogbegaafdheid bij veel leerlingen een negatieve lading heeft. Daarom spreken wij liever over begaafdheid of begaafde leerlingen.
11
Hoofdstuk 2 - Mogelijkheden binnen de Pieter Zandt Deelvraag Welke mogelijkheden biedt de Pieter Zandt voor begaafde leerlingen? 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk onderzoeken wij de verschillende mogelijkheden die de Pieter Zandt te bieden heeft. De bovenstaande deelvraag gaan we in dit hoofdstuk verder uitwerken. Dat doen we door deze deelvraag op te splitsen in een aantal vragen. Zo komen we tot een conclusie op deze deelvraag. Binnen de school zijn er al verschillenden initiatieven ontstaan waar vervolgens niets mee gedaan is. De locatie Staphorst speelt daarin een belangrijke rol. Vraag 1 Hoe is de ontwikkeling in Staphorst op het gebied van begaafde leerlingen? 2.2.1 Het bezoek in Staphorst Om te onderzoeken hoe de ontwikkeling in Staphorst is, zijn we een middag op de locatie Staphorst aanwezig geweest. We hebben daar met verschillende mensen gesproken. Allereerst met Bart Ouwehand; hij coördineert dit traject en is degene die in Staphorst de begeleiding van begaafde leerlingen coördineert. Daarnaast hebben we met de leerlingen gesproken die dit speciale traject volgen, om hun ervaringen te horen. De ervaringen van de leerlingen komen bij een andere deelvraag aan de orde. We beperken ons in dit hoofdstuk alleen tot de beschrijving van de ontwikkeling in Staphorst; hoe dit traject is opgezet, welk effect dit traject heeft op leerlingen, welke behoefte Bart verder nog heeft, welke tips Bart heeft voor de Pieter Zandt en welke plannen er verder zijn. 2.2.2 Het belang van dit onderzoek Het is voor ons onderzoek van belang om te weten hoe het traject in Staphorst precies in elkaar zit om ideeën op te doen en er leringen uit te trekken. Maar vooral ook om erachter te komen of dit traject op de andere vestigingen navolging verdient. 2.2.3 Het programma in Staphorst De begaafde leerlingen in Staphorst krijgen de mogelijkheid om een extra vak te volgen. Het is dus geheel op vrijwillige basis. Leerlingen worden op twee manieren geselecteerd: op basis van intuïtie van mentor en docenten, en op grond van officiële testen. Dus deze leerlingen worden geselecteerd aan de hand van hun prestaties, of op grond van een hoge CITO- of een hoge NIO-score. Wanneer leerlingen op deze wijze geselecteerd en gescreend zijn, krijgen ze de mogelijkheid om twee uur per week onder de reguliere lestijd een extra vak te volgen. Dezen vakken zijn: Spaans, Arabisch, filosofie of andere verrijkingsmodulen bij de andere vakken die ze volgen. Voor al deze vakken worden reguliere lesmethoden gebruikt. Elke leerling die het traject volgt, heeft een eigen begeleider. Deze docent heeft als taak de leerling te motiveren en de ontwikkeling van de leerling te volgen. Uiteindelijk is het de wens dat deze leerling in de bovenbouw verder gaat met het vak en daarvoor een staatsexamen gaat afleggen. 2.2.4 Traject in ontwikkeling In Staphorst loopt dit traject al een jaar of vier. Natuurlijk is het traject nog steeds in
12
ontwikkeling. Op dit moment is men bezig met het verbeteren van de begeleiding van de begaafde leerlingen. Ook de controle op de voortgang is een belangrijk punt waar verder aan gewerkt gaat worden. Verder is de wens dat er meer gedaan kan worden aan toerusting van docenten, zodat de docenten in de reguliere lessen meer uitdaging kunnen bieden. Het blijkt in de praktijk erg moeilijk om docenten te motiveren om hun lessen aan te passen en te verbeteren in het belang van de begaafde leerlingen. Bovendien is het lastig om docenten bij het traject te betrekken. Docenten zijn op dit gebied nogal terughoudend. De initiatieven die er gekomen zijn vanuit docenten liggen vooral op het gebied van begeleiding en controle van het traject. Een ander probleem voor dit traject zijn de financiën. Momenteel wordt er bezuinigd op school. Ook op dit traject wordt bezuinigd. ‘Toch zou het mooi zijn als er meer tijd en geld beschikbaar gesteld wordt om dit traject verder te ontwikkelen’, vindt Bart Ouwenhand. 2.2.5 Het effect op de leerlingen Het grote doel van het traject is dat leerlingen zich beter voelen op school en dat ze beter gaan presteren. In de praktijk wordt gemerkt dat leerlingen die deelnemen aan het traject zich beter bewust zijn van hun capaciteiten. Ze weten wat ze kunnen en willen datgene wat ze moeilijk vinden leren. De extra aandacht die deze leerlingen krijgen zien de leerlingen als een soort beloning voor hun goede prestaties. Dit is positief voor hun eigen zelfbeeld. Volgens Bart zijn er ook cijfermatig geen problemen te zien. Alhoewel deze leerlingen twee uur per week minder les krijgen presteren ze cijfermatig absoluut niet slechter. 2.2.6 Deelconclusie Op de vraag aan Bart welke aanbevelingen hij heeft antwoordt hij: ‘Zorgen voor een duidelijke doorlopende lijn voor meerbegaafde leerlingen. Je kunt niet verwachten dat deze leerlingen zonder begeleiding en steun hoog zullen presteren. Er moet dus breed aandacht komen voor deze leerlingen. Een vwo-plusklas in Kampen lijkt mij bijvoorbeeld het overwegen waard.’ Dus een doorlopende leerlijn, begeleiding en brede aandacht voor deze leerlingen is gewenst. Vraag 2 Welke eigen initiatieven zijn er al binnen het gehele vwo-team van de Pieter Zandt op het gebied van begaafde leerlingen? 2.3.1 Belang van dit onderzoek Om een concreet plan te schrijven voor de Pieter Zandt is het van belang om eerst te inventariseren wat er binnen de Pieter Zandt scholengemeenschap zoal wordt gedaan op het gebied van begaafdheid. Het traject in Staphorst is uitgebreid besproken en laten we daarom in deze vraag ook achterwege. Voor deze vraag hebben we het onderbouwteam en het bovenbouwteam gevraagd wat zij doen voor leerlingen die begaafder zijn dan de rest van de leerlingen uit het vwo. 2.3.2 Onderbouw vwo In het onderbouw team is er in het verleden een commissie geweest die zich met dit onderwerp bezig heeft gehouden. Nu is het zo dat de eerste twee leerjaren havo en vwo gecombineerd worden, de zogenaamde HV-klassen. Er is toen gekeken of er mogelijkheden
13
voor een vwo-klas zijn. Maar daar is verder niets meer mee gedaan. Het viel ons op dat het onderwerp begaafdheid in het vwo-team een lage prioriteit heeft, terwijl leerlingen aangeven het wel degelijk van groot belang te vinden. Op de locatie Kampen heeft het tot nu toe nog niet geleid tot een werkbaar model. Men geeft zelf ook aan dat er in de loop van de jaren andere prioriteiten waren. 2.3.3 Bovenbouw vwo Binnen het vwo-bovenbouwteam is er in het nabije verleden ook nagedacht over begaafdheid en dat heeft nog steeds de aandacht. Maar ook in de bovenbouw heeft het niet de hoogste prioriteit. Structureel wordt er in de bovenbouw niet iets gedaan op het gebied van begaafde leerlingen, incidenteel gelukkig wel. Zo hebben ze zich verdiept in het Big Picture project van het KPC 18. ‘De reden waarom ze niet aan dit project zijn begonnen was dat de implementatie in de reguliere schoolsetting erg lastig is’, aldus de heer G. Bakker, teamleider van vwo-bovenbouw. Aan begaafde leerlingen biedt men in klas 4 een extra vak aan. Ook wordt gestimuleerd om een masterclass te volgen die door universiteiten gegeven wordt, hetzij via internet of door colleges te volgen, die op locatie worden aangeboden. Een andere mogelijkheid die ook wordt geboden is om in een of meer vakken versneld examen te doen. Op dit moment zit er in Kampen een leerling van vijftien jaar, die officieel in 5 vwo zit, maar dit jaar al centraal examen zal afleggen in de vakken wiskunde, scheikunde, natuurkunde, Grieks en Latijn. Volgend jaar doet hij in de overige vakken examen. De resterende onderwijstijd zal hij waarschijnlijk besteden aan de universiteit van Groningen. Hij gaat daar dan een aantal wiskundecolleges volgen en dan ook tentamens maken. Die worden pas officiële studiepunten als hij zijn gehele examen heeft behaald. Daarover is de school nog in gesprek met de universiteit van Groningen. Enkele jaren geleden had de Pieter Zandt in 6 vwo ook een paar begaafde leerlingen; die hebben toen voor scheikunde naast het regulier lesprogramma een project gedaan. Op dit moment doet docent natuurkunde Jan Slager ook een proef met een klas waar de begaafde leerlingen erg tot zijn recht komen. Het gaat om een 5 vwo klas. Deze leerlingen werken volgens een planner. Ongeveer een kwart tot een derde van de lessen (dus 1 à 2 uur per week) gebruikt hij als 'college'. Dan is hij de hele les aan het uitleggen. De overige lessen zijn ze bezig met het maken en nakijken van opgaven. De laatste lessen van een hoofdstuk gebruiken ze om te werken aan hun projectopdracht. Bij de projectopdrachten kunnen ze kiezen uit een eenvoudige (*), iets lastiger (**) of een heel pittige opdracht (***). Bij deze opdracht gebruiken ze de in het hoofdstuk opgedane kennis. De ervaring tot nu toe is als volgt : - Driekwart van de leerlingen kan goed overweg met deze manier van werken. - Ongeveer een kwart van de leerlingen wil te snel met de projectopdracht bezig, waardoor ze onvoldoende tijd besteden aan de opgaven uit het boek. Dit is terug te zien op de toets. - In de loop van het jaar heeft hij de teugels weer iets aangetrokken. Nu moeten ze per week een aantal opgaven af hebben. Zo niet, na schooltijd werken aan de opgaven. - De resultaten verschillen per onderwerp. Sommige onderwerpen lenen zich erg goed voor deze manier van werken (automatische schakelingen bijvoorbeeld), terwijl bij andere onderwerpen (zoals krachten) er niet beter gescoord wordt dan voorgaande jaren. 18
De KPC Groep is een adviesorganisatie voor organisaties voor onderwijs en opleidingen 14
2.3.4 Deelconclusie Wat eigenlijk opvallend is, is dat er in de bovenbouw veel meer gedaan wordt voor deze leerlingen dan in de onderbouw. Als leerlingen de diagnose ‘hoogbegaafdheid’ krijgen, wordt dat vaak of op de basisschool gediagnosticeerd. Dat gaf teamleider vwo-bovenbouw, de heer G. Bakker, ook aan. Juist dan moet je erbij zijn. In de onderbouw wordt dus weinig tot niets gedaan. In de bovenbouw incidenteel. Wat vaak in de gesprekken met teamleiders naar voren kwam, is dat men wel wil, maar dat het geen prioriteit heeft. Ook het inpassen in het reguliere lesprogramma is een probleem. Men wil wel, maar het mag niet ten koste gaan van de reguliere lessen. Vraag 3 Wat zijn de ervaringen van leerlingen die het traject in Staphorst hebben doorlopen ten opzichte van de leerlingen van andere locaties? 2.4.1 Het belang van dit onderzoek Om onze hoofdvraag te kunnen beantwoorden, is het van belang dat wij weten hoe het traject in Staphorst door leerlingen wordt ervaren. Aan de hand van deze ervaringen kunnen wij bekijken of het verstandig is om dit traject voort te zetten, aan te passen of af eventueel te schaffen. Ook is het van belang om te weten wat de ervaring is van de andere leerlingen, die het speciale traject niet volgen, zodat we dit met elkaar kunnen vergelijken. 2.4.2 Werkwijze Voor ons onderzoek hebben wij vragenlijsten afgenomen bij de 2 vwo-klassen op alle locaties van de Pieter Zandt. Hierin werd onder andere gevraagd naar de schoolervaringen. Daarnaast hebben wij ook een aparte vragenlijst afgenomen bij de leerlingen die het speciale programma volgen, om erachter te komen wat hun ervaringen zijn met dit programma. Ook zijn wij hierover met hen in gesprek gegaan. De uitkomsten van de vragenlijsten en gesprekken hebben we met elkaar vergeleken. 2.4.3 Ervaringen van de leerlingen die het traject in Staphorst volgen 19 Op de vraag hoe dit speciale traject ervaren wordt, reageerden de meeste ondervraagde leerlingen erg positief. De groep ondervraagden bestond voornamelijk uit leerlingen die het vak Spaans volgden en daarnaast waren er nog enkele leerlingen die het vak filosofie hadden gekozen. De reacties over filosofie waren gevarieerd. De een vond het boeiend en leerzaam; sommige dingen zetten je aan het denken. De ander vond er weinig uitdaging aan zitten, omdat ze dit vak maar twee uur per week hebben, wat weinig meerwaarde gaf. De leerlingen die binnen het traject het vak Spaans hadden gekozen, waren allemaal positief. Ze ervaren dit programma vooral als leuk. Op de vraag waarom ze het zo’n leuk vak vinden, kregen we verschillende reacties. Verschillende leerlingen vinden Spaans een mooie of makkelijke taal, die ze graag willen leren spreken. Anderen worden gemotiveerd omdat Spaans een nieuw vak is, anders dan andere vakken. Een ander vulde aan dat het hierdoor een uitdaging is. Wat de leerlingen vooral mooi vinden aan dit traject, is dat je iets extra’s leert terwijl de andere leerlingen in de les zitten. Je kunt zelf bepalen hoe snel je wilt werken en waar je nog extra aandacht aan wilt besteden. 19
Zie voor verdere gegevens bijlage vragenlijst speciaal traject 15
2.4.4 De uitdaging van het traject Naast de algemene ervaringen van de leerlingen over dit traject, hebben wij gevraagd of dit programma hen ook uitdaagt. Wederom kregen we voornamelijk positieve reacties. De leerlingen vinden dit traject een uitdaging, omdat ze een ander, nieuw vak krijgen buiten hun gewone vakken. Ook kost het programma de leerlingen extra inspanning om het te begrijpen. Ze moeten er meer voor doen, omdat je zowel de reguliere vakken én het extra vak in dezelfde tijd moet doen als de andere leerlingen. Ze hebben dus extra (huis)werk. 2.4.5 Invloed van het traject op de cijfers Tot slot hebben we de leerlingen gevraagd of ze door het speciale traject ook hogere cijfers halen. Unaniem werd gezegd dat het traject geen invloed heeft op de cijfers. De cijfers zijn hetzelfde gebleven. Wel merkten sommigen dat het vak helpt bij soortgelijke vakken. Zo vond iemand dat Spaans haar bij Frans heeft geholpen, vanwege sommige overeenkomsten. En een leerling die het vak filosofie had gekozen, herkende wat overeenkomsten bij geschiedenis, waardoor het wat makkelijker werd. Ook werd het als een uitdaging ervaren om je cijfers op hetzelfde peil te houden met een extra vak ernaast. 2.4.6 Ervaringen van de leerlingen die dit speciale traject niet volgen Om erachter te komen wat de ervaringen van alle 2 vwo-leerlingen zijn, die niet een speciaal programma volgen, hebben we bij alle locaties van de Pieter Zandt een vragenlijst afgenomen onder de leerlingen uit 2 vwo. Hierbij kwamen we tot de volgende resultaten 20: Welbevinden op school - Heel leuk: 14.3% - Leuk: 75.0% - Niet leuk: 10.7% De mate waarin er nieuwe dingen geleerd worden - Heel veel: 63.4% - Niet veel: 30.4% - Niets: 6.3% De belangstelling om een onderwerp uit te diepen - Ja: 37.5% - Nee: 62.5% Genoeg uitdaging in de les - Ja: 47.3% - Nee: 52.7% Genoeg uitdaging of extra verdieping naast de lessen - Ja: 61.6% - Nee: 38.4% 20
Zie voor verdere gegevens de bijlage vragenlijst 2 vwo 16
Het gevoel begrepen te worden door de docent - Ja: 63.4% - Nee: 36.6% Het gevoel dingen sneller te begrijpen dan medeleerlingen - Soms: 52.7% - Ja: 16.1% - Nee: 31.3% Het als ‘last’ ervaren wanneer docenten twee keer hetzelfde uitleggen - Ja: 35.7% - Nee: 64.3% 2.4.7 Deelconclusie We hebben de ervaringen van beide groepen leerlingen met elkaar vergeleken. Opvallend is dat de leerlingen die het speciale programma volgen, vrijwel allemaal erg positief zijn. Vooral omdat deze leerlingen een vak krijgen dat nieuw voor hen is, ervaren ze meer uitdaging. Als we eens kijken naar de uitslag van de vragenlijsten die we bij de andere leerlingen hebben afgenomen die het speciale traject niet gevolgd hebben, dan ziet dat er minder rooskleurig uit. Het resultaat dat bijvoorbeeld 52.7% te weinig uitdaging in de les ervaart, is niet gering. Ook op andere gebieden zou het percentage wel wat verbeterd kunnen worden. 2.5.1 Eindconclusie hoofdstuk 2 Deelvraag Welke mogelijkheden biedt de Pieter Zandt voor begaafde leerlingen? Mogelijkheden op de Pieter Zandt in Staphorst We zijn dit hoofdstuk begonnen met de ontwikkeling in Staphorst. Daar wordt al een speciaal traject aangeboden aan leerlingen die opvallen door cijfers en gedrag. Hierbij speelt de mentor een belangrijke rol. Bart Ouwehand coördineert het geheel. Leerlingen kunnen vakken als Spaans, Arabisch en filosofie volgen. Dit gebeurt naast de reguliere lessen. Om dit traject een goede voortgang te laten hebben, is geld nodig. Dit is een probleem op de Pieter Zandt. Daarnaast zijn gemotiveerde docenten nodig die dit traject op een goede manier kan voortzetten samen met Bart. Ook hieraan lijkt het volgens Bart nogal eens aan te ontbreken door allerlei oorzaken. Daarnaast is meer aandacht nodig voor begaafde leerlingen door bijvoorbeeld een vwo-plusklas in te stellen op locatie Kampen waarin begaafde leerlingen een plaats kunnen krijgen. Mogelijkheden op de vwo-onderbouw en vwo-bovenbouw van de Pieter Zandt Op de basisschool worden leerlingen vaak getest en daaruit blijkt dan dat een leerling ‘hoogbegaafd’ is. Daarom is het belangrijk dat er al de nodige aandacht is voor deze leerlingen in de onderbouw van het vwo. In de bovenbouw zijn ook plannen geweest voor meer aandacht voor begaafde leerlingen, maar ook hier heeft het niet een heel hoge prioriteit. Wel zijn er incidenteel mogelijkheden voor begaafde leerlingen om bijvoorbeeld een extra vak te kiezen of alvast examen te doen voor een vwo-vak als de leerling nog in klas 5 vwo zit. Ook zijn er een aantal bovenbouw
17
docenten die tijdens de lessen aandacht geven aan begaafde leerlingen door ze bijvoorbeeld een verdiepingsopdracht aan te bieden of ze veel zelfstandig laat werken waarbij veel uitdaging geboden wordt. Vergelijking Pieter Zandt Staphorst met de andere locaties van de Pieter Zandt We hebben de ervaringen van zowel de leerlingen uit Staphorst als van de leerlingen van de andere locaties met elkaar vergeleken. Leerlingen die het speciale programma hebben gevolgd, zijn erg positief. Ze ervaren het extra vak als een uitdaging. Ze vinden het helemaal niet erg dat ze buiten de klas een extra vak volgen. Ze hebben zelfs aangegeven dat ze dat fijn vinden. Ze moeten dan namelijk naast het verdiepingsvak ook zorgen dat het reguliere vak op orde blijft. De leerlingen die het speciale traject niet hebben gevolgd ervaren de uitdaging op school veel minder. Een meerderheid ervaart te weinig uitdaging in de lessen.
18
Hoofdstuk 3 - Tegemoetkoming begaafde leerlingen Deelvraag Op welke wijze kan er het beste worden tegemoetgekomen aan de vragen van de begaafde leerlingen?
3.1 Inleiding Om te weten op welke wijze er het beste kan tegemoet gekomen kan worden aan de vragen van begaafde leerlingen, hebben wij het deze leerlingen zelf gevraagd. Opvallend is dat ze heel goed weten hoe er met hen moet omgegaan worden en wij hebben ervaren dat ze dit ook heel goed kunnen verwoorden. We hebben onder verschillende 6 vwo-leerlingen een vragenlijst afgenomen. Verschillende van deze leerlingen hebben in Staphorst gezeten en hebben daar een speciaal traject gevolgd voor begaafde leerlingen. We hebben hen gevraagd hoe hun ervaring is op de Pieter Zandt als het gaat over hun begaafdheid en welke tips zij hebben voor docenten. In dit hoofdstuk zijn de antwoorden van hen samengevat; in de bijlage achterin staat de complete uitwerking met antwoorden van de vwo-leerlingen, daarin zijn hun letterlijke antwoorden bijgevoegd. Daarnaast zijn we op bezoek geweest in Staphorst, waar we hen naar hun ervaringen hebben gevraagd en welke tips zij hebben voor docenten. Ook hebben we daar een vragenlijst afgenomen in de vwo-klas en hebben daar gesproken met leerlingen die op dit moment het speciale traject volgen. Als laatste hebben we het Ichthus College in Dronten bezocht, waar een speciale afdeling is voor leerlingen die hoogbegaafd zijn. In dit gedeelte blijven we de term hoogbegaafdheid wel hanteren, omdat bij deze leerlingen hoogbegaafdheid is vastgesteld aan de hand van verschillende testen. Vraag 1 Welke behoefte is er nog bij de begaafde leerlingen om extra uitgedaagd te worden? 3.2.1 Het belang van dit onderzoek Om het traject in Staphorst te verbeteren en aanbevelingen te kunnen doen voor de andere locaties van de Pieter Zandt, is het van belang dat wij weten welke behoeften er bij de begaafde leerlingen zijn om extra uitgedaagd te worden. 3.2.2 Werkwijze Door middel van de vragenlijst hebben wij de leerlingen die het speciale traject in Staphorst volgen en leerlingen uit 6 vwo gevraagd welke behoeften ze nog hebben om extra uitgedaagd te worden en welke tips zij op dit gebied nog hebben voor de docenten. 3.2.3 Behoeften van de leerlingen uit Staphorst die het speciale traject volgen Hoewel de leerlingen binnen het traject al een extra vak krijgen, hebben ze toch nog sterk de behoefte om meer nieuwe dingen te leren die hen uitdagen. De meesten zouden nog een ander vak willen krijgen, zoals psychologie of een andere taal. Ook binnen de reguliere vakken zouden ze meer uitgedaagd willen worden, omdat de lessen voor hen erg makkelijk, en daardoor soms saai zijn. Herhaling van de stof ervaren zij als erg vervelend. Omdat dit voor weinig toevoegt, gaan ze zich vervelen. Ze zouden liever iets
19
nieuws willen horen of leren, waar ze zich meer voor moeten inspannen. Een van de ondervraagden zou bijvoorbeeld wel graag een film willen bekijken in een andere taal, bijvoorbeeld Frans. De leerlingen die het speciale traject volgen, hebben voor docenten de volgende tips: - Bonusopdrachten, zoals werkstukken e.d. - Méér in een les doen - Niet teveel waarschuwen/letten op leerlingen de klieren, dat kost tijd en is storend voor de rest van de klas die wat wil leren - Eerst een poosje uitleg en dan aan het werk - Dieper op onderwerpen ingaan - Zorgen dat we elke les genoeg nieuwe dingen leren - Onderwerpen gebruiken die de leerlingen aanspreken - Samenwerkend leren (in groepjes), waardoor je de lesstof anders opneemt en van elkaar kunt leren - Leerzame excursies 3.2.4 Verbeterpunten volgens leerlingen uit 6 vwo 21 Volgens de leerlingen uit 6 vwo kan de Pieter Zandt nog wel het een en ander verbeteren op het gebied van uitdaging. De leerlingen zouden onder andere meer extra vakken willen krijgen. Ze zouden het fijn vinden als er de mogelijkheid was om ook (staats)examen te doen in deze vakken. Volgens verschillende leerlingen zou tweetalig onderwijs een uitdaging zijn voor begaafde leerlingen. De leerlingen vinden het erg jammer dat die mogelijkheid er niet is op de Pieter Zandt. Een treffende opmerking van één van de ondervraagde leerlingen was: “De school moet mensen die meer aankunnen, ook meer bieden”. Een vakdocent zou bijvoorbeeld een buitenschoolse opdracht kunnen maken voor een dergelijke leerling, die wel enigszins geïnteresseerd is in het betreffende vak. Iemand kwam op het idee om de leerlingen een onderwerp helemaal uit te pluizen en daarvoor een dagje naar de VU te gaan om een bepaalde professor te interviewen. Een ander zou wel graag iets willen doen wat met het toekomstige beroep te maken heeft, zoals mini-stages. Ook werd het project in Staphorst door sommige leerlingen aangehaald. De meesten vonden het een mooi traject dat ook zeker voortgezet moet blijven worden. Wel gaven sommigen aan dat het echter wel wat verbeterd kon worden, omdat het hen veel huiswerk opleverde. Ten slotte hadden deze leerlingen nog enkele tips voor docenten, zoals: - Meer structuur in de les creëren - Overbrengen met meer passie - Niveau van de les omhoog - Bij lange afwezigheid van een docent een ‘goede’ vervanger vinden - Sommige docenten mogen werken aan het vergroten van hun kennis 3.2.5 Deelconclusie Het is duidelijk dat de begaafde leerlingen behoefte hebben om meer uitgedaagd te worden. 21
Zie voor verdere gegevens bijlage vragenlijst 6 vwo 20
Deze leerlingen zouden vooral nieuwe vakken en nieuwe opdrachten willen krijgen. Ook willen ze graag wat meer verdieping in de lessen en onderwerpen. De leerlingen hebben tips gegeven en het is aan de Pieter Zandt om hier iets mee te doen. Vraag 2 Welke aanbevelingen kunnen we doen aan van de hand van andere VO-scholen die speciale trajecten hebben voor hoogbegaafde leerlingen? 3.3.1 Inleiding Voor dit gedeelte van ons onderzoek hebben we een bezoek gebracht op het Ichthus College in Dronten. We zijn op het Ichthus College geweest omdat deze school de enige, bij ons bekende school in de omgeving van Kampen is, die een speciaal traject heeft voor hoogbegaafde leerlingen. We hebben daar een morgen meegelopen met een speciale klas met hoogbegaafde leerlingen. We hebben daar ontzettend mooie dingen gezien. Dat komt in dit hoofdstuk aan de orde. In het eerste deel wordt beschreven wat we gezien en geleerd hebben op het Ichthus College. Dit gedeelte bestaat uit een verslag van een gesprek wat we hadden met de coördinator van het traject. In het tweede deel willen we kort een verslag weergeven van de lessen die we gezien hebben waar we ook met leerlingen gesproken hebben. Vervolgens willen we aan de hand van deze gegevens, in het derde deel van dit hoofdstuk, aanbevelingen doen voor de Pieter Zandt. We spreken in dit hoofdstuk over hoogbegaafde leerlingen, omdat deze leerlingen getest en ook écht hoogbegaafd zijn. 3.4 Het onderzoek 3.4.1 De WISC-lll De leerlingen die instromen in de speciale klassen voor hoogbegaafde leerlingen, zijn getest door middel van de WISC-lll, die €250,- per leerling kost. De NIO-score wordt op het Ichthus gezien als een eenzijdige score die wel een indicatie kan geven, maar die geen selectiecriteria geeft op grond waarvan duidelijk wordt dat iemand hoogbegaafd is. Bovendien geeft de NIO een te lage score aan, de WISC-lll is nauwkeuriger. Vaak worden leerlingen twee keer getest: één keer op de basisschool en één keer voordat ze in de eerste klas komen van het voortgezet onderwijs. Het Ichthus College in Dronten is aangesloten bij de Leonardo Stichting. Dat is een speciale stichting die zich bezighoudt met hoogbegaafde leerlingen in het basis- en voorgezet onderwijs. Aan het einde van dit schooljaar stopt de samenwerking tussen het Ichthus en de stichting en gaat het Ichthus zelfstandig door met de klassen met hoogbegaafde leerlingen. Het is het vierde jaar dat de school bezig is met het speciale traject. Dat betekent dat nog veel dingen in ontwikkeling zijn en wellicht verbeterd kunnen worden. Daar wordt ook uitgebreid aandacht aan besteed. Er is een speciale overloopklas tussen de lagere school en het voortgezet onderwijs. 3.4.2 Cognitieve en sociale problemen Het grote probleem waar hoogbegaafde leerlingen tegen aanlopen, is dat ze niet kunnen leren. Ze zijn niet gewend om te leren. Ze hebben vaak op de lagere school alles heel gemakkelijk kunnen doen en er weinig moeite voor gedaan. Bovendien hebben ze altijd heel weinig geschreven, omdat alles toch wel in hun hoofd zit. Ook planningen maken vinden ze
21
erg moeilijk. Om aandacht te geven aan dit soort basisvaardigheden, worden per week twee lesuren besteed aan speciale lessen die hiermee te maken hebben. Hier leren de leerlingen hoe ze kunnen leren, hoe ze aantekeningen kunnen maken, hoe ze moeten plannen, enzovoort. Deze lesuren zijn op maandag het eerste uur en vrijdag het laatste uur. Sommige hoogbegaafde leerlingen zijn erg trots op hun gaven en lopen met de borst vooruit door de school; ouders hebben hier ontzettend veel invloed op. Andere leerlingen zijn nuchter; hebben het geaccepteerd en daarmee klaar. Er is ook een groep die het als een probleem ervaart. Juist voor hen moet er extra aandacht zijn, want in de pubertijd hebben de hormonen veel invloed. Daarnaast komt dan vaak openbaar dat ze niet echt in een vriendengroep passen. Hierdoor kunnen ze zich buitengesloten voelen met alle nare gevolgen die dat kan hebben. 3.4.3 Begeleiding Hoogbegaafde leerlingen kunnen onderling een groot niveauverschil hebben. Bovendien zijn ze vaak op één vakgebied extreem goed. Vaak zijn dat de talen of een technisch vak. Dit alles vraagt ook van docenten extra vaardigheden. In de eerste plaats moeten ze flexibel zijn. Daarnaast moeten ze kunnen differentiëren in een klas met hoogbegaafde leerlingen. Docenten worden dan ook door middel van een speciaal assessment getest of ze wel of niet geschikt zijn om les te geven aan deze klassen. Behalve dat deze leerlingen een hoge intelligentie hebben, hebben ze namelijk ook vaak te maken met gedragsproblemen. Ze zijn sociaal emotioneel vaak niet sterk. Er worden daarom aan docenten speciale trainingen gegeven hoe ze om moeten gaan met deze leerlingen. Naast de gedragsproblemen wordt ook vaak opgemerkt dat deze leerlingen motorisch erg zwak zijn. Gym vinden ze vaak niet leuk, maar een vak als drama weer wel, omdat ze daar hun creativiteit in kwijt kunnen. Leerlingen die hoogbegaafd zijn, hebben helemaal aparte begeleiding nodig. Dit krijgen ze ook. Een aantal vakken die ze krijgen, volgen ze één uur minder dan een reguliere klas. De uren die overblijven worden gebruikt voor begeleiding. Bij begeleiding moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de lessen over het maken van planningen, sociale vaardigheden, ‘leren’ leren, enzovoort. Ook is er op het Ichthus een tijd een proef gedraaid met projecten voor deze leerlingen. Het probleem waar toen tegen aangelopen werd, was dat de leerlingen nooit klaar kwamen met deze projecten. In hun hoofd was het wel af, maar in de praktijk kwam het nooit klaar. 3.4.4 Verdieping Naast begeleiding krijgen de leerlingen ook verdieping. Bijvoorbeeld dat de leerlingen aan het eind van het schooljaar een maaltijd moeten serveren voor hun ouders, met eigen gekweekte groentes. Daarvoor hebben ze een eigen stukje groentetuin gekregen. Ze leren hier enorm veel van, bijvoorbeeld plannen. Ze moeten namelijk onderzoeken wanneer een bepaalde groente gekweekt moet worden om het in juni te kunnen eten; ze moeten plannen wanneer gesproeid moet worden; wanneer ze in de week onkruid gaan wieden; wanneer er bemest moet worden, enzovoort. Daarnaast is het goed voor hun motoriek, omdat ze zelf moeten zaaien en oogsten. Dit is een precies werkje, waar ze de nodige rust voor nodig hebben. Ook worden er twee vakken, natuurkunde en scheikunde, helemaal in het Engels gegeven. Daarnaast wordt er Chinees gegeven. Dit is een echte uitdaging voor deze leerlingen. Het is namelijk een heel andere taal dan onze taal. Het is een beeldtaal die heel anders in elkaar zit qua uitspraak en schrift dan onze Westerse talen. Het is ook waardevol omdat China een
22
omkomende economie is. Veel van de hoogbegaafde leerlingen zullen in de toekomst met China te maken krijgen, dat is tenminste de verwachting. Daarnaast is Chinees heel goed voor hun motoriek, want naast te taal leren ze Chinees eten met stokjes. Er zijn leerlingen die in de tweede klas vakken van het derde leerjaar volgen, zodat ze hun schoolperiode in een jaar minder kunnen afronden. 3.4.5 Onderpresteerders De ervaring op het Ichthus is dat iemand die hoogbegaafd is opvalt wanneer hij onderpresteert op het vwo. Dit betekent dat er iets niet voor elkaar is. De ervaring is dat na onderzoek vaak blijkt dat iemand hoogbegaafd is. Natuurlijk zijn er dan meer kenmerken nodig, zoals creativiteit en een hoog IQ (hoger dan 130), maar onderpresteren is een duidelijk signalement dat serieus genomen moet worden. Dit is niet altijd te zien aan cijfers, maar vaak wel aan gedrag. Sommigen zijn niet gemotiveerd. Het is een hele kunst om deze leerlingen dan weer gemotiveerd te krijgen, want vaak hebben ze helemaal geen moeite hoeven doen voor school en al helemaal niet om te leren. Juist daarom is het zo belangrijk dat signalen opgepikt worden. 3.4.6 Syndroom van Asperger Ongeveer de helft van de hoogbegaafde leerlingen op het Ichthus heeft een indicatie voor autisme, met name het syndroom van Asperger. Dit komt omdat deze leerlingen vaak in hun eigen wereldje hebben geleefd. Hier kan goed mee geleefd worden door deze leerlingen op een goede manier te stimuleren en te motiveren. Dit is belangrijk om ze uit hun wereldje te halen. 3.4.7 De klassen De klassen bestaan meestal uit ongeveer vijftien leerlingen. Voor de komende jaren worden er twintig leerlingen verwacht. Daarnaast zijn er op het Ichthus nog zestig vwo-leerlingen in de eerste en tweede klassen. Ook onder hen zijn een aantal hoogbegaafde leerlingen; deze leerlingen kunnen doorstromen in de speciale klassen voor hoogbegaafde leerlingen, maar alleen nadat ze zijn getest. De doorstroming naar de bovenbouw wordt als positief ervaren. Het is de wens dat ook in de bovenbouw het speciale traject voortgezet gaat worden, maar daar moet je dan wel écht gemotiveerde docenten voor hebben die zich daarvoor helemaal willen geven. 3.4.8 Passend onderwijs Dit speciale traject is geen speciale voorbereidingen op de wet ‘passend onderwijs’, zoals dat aankomend schooljaar wordt ingevoerd. In de schoolgids wordt de term ‘passend onderwijs’ wel genoemd als er uitleg gegeven wordt over dit speciale traject. Maar dan wordt niet de wet bedoeld. Dan wordt bedoeld dat hoogbegaafde leerlingen onderwijs krijgen dat precies bij hen past. Het hele traject wordt voor een klein gedeelte gefinancierd door subsidie, de rest wordt door de school betaald. Het moet dus wel in het budget van de school passen. 3.5 De observatie 3.5.1 De gevolgde lessen Zoals in de inleiding al staat vermeld, hebben we een aantal lessen gevolgd op het Ichthus College. We zijn bij een les tekenen geweest, een les geschiedenis, een les biologie en een
23
les wiskunde. We zagen grote verschillen tussen de docenten die we geobserveerd hebben. Omdat we niet op het Ichtus gekomen zijn om docenten te beoordelen, willen we ons beperken tot de opvallende dingen en algemene leerpunten die we gezien hebben. 3.5.2 Leerpunten Zijn de begaafde leerlingen op deze school op het eerste gezicht anders dan andere leerlingen? Nee! We vonden het juist zo verassend dat ze bijvoorbeeld in hun tuintje mochten werken. Juist deze leerlingen leren daar ontzettend veel van. Dat hadden we niet verwacht. Wij dachten dat dit soort activiteiten vooral geschikt waren voor Pro-leerlingen of vmbo-leerlingen, maar juist deze leerlingen blijken hier zoveel van te leren! We hebben ook gemerkt dat een goede training en/of opleiding voor docenten ontzettend belangrijk is, want wanneer een docent op een goede manier omgaat met deze leerlingen kan hij/zijn veel bereiken. Wanneer dit niet gebeurt, gebeuren er dingen die waarschijnlijk niet gewenst zijn. De meeste leerlingen in de klas die we gevolgd hebben werkten in de klas achter hun laptop. We hebben gezien dat de meeste leerlingen deze goed gebruiken. Ze werken druk in een tekstverwerker. Het grote gevaar is echter dat leerlingen tijdens uitleg andere dingen gaan doen op hun laptop. Tijdens een van de lessen zaten vijf van de tien leerlingen met de laptop een spelletje te doen of zaten op Skype, Hyves en dergelijke. Dit vonden we een aandachtspunt. Daarnaast hebben we gemerkt dat veel herhalingen de leerlingen vermoeit, wat wellicht een oorzaak van het gedrag van de leerlingen kan zijn. Wanneer er veel herhaald werd, gingen de leerlingen zich namelijk bezig houden met andere dingen dan de les. Wanneer leerlingen echter voor een moeilijkheid, een uitdaging, gezet worden, worden ze actief. Dit hebben we gezien bij alle lessen waar we geweest zijn. Daarnaast vonden we het opvallend dat leerlingen heel actief mee kunnen en willen denken. Wanneer dit gebeurt, zien we dat leerlingen heel eigen ideeën hebben en dan komt ook hun fantasiewereld tevoorschijn, zo hoorden we. Ook daar wist de docent raad mee en kapte het op een positieve manier af. 3.6.1 Deelconclusie Op grond van ons bezoek aan het Ichthus College in Dronten en het gesprek met de coördinator, de lesobservaties en de gesprekken met leerlingen, komen we tot een aantal aanbevelingen. In de eerste plaats ligt er een taak bij alle docenten. Zij moeten namelijk flexibel zijn en kunnen differentiëren. Wanneer dit gebeurt, is er al veel gewonnen. Hiervoor zijn echter wel speciale trainingen en/of opleidingen gewenst. In de tweede plaats willen we sterk adviseren om leerlingen te testen op hoogbegaafdheid, en niet op grond van wat een mentor denkt of vindt een leerling (hoog)begaafd verklaren. Natuurlijk is het belangrijk dat docenten vaardig zijn in het opvangen van signalen van leerlingen, maar een test is wat ons betreft onvermijdelijk. In de derde plaats bevelen we aan om geld en tijd vrij te maken om een speciaal traject op te zetten voor deze leerlingen. Bijvoorbeeld zo ’n mooi tuintje, wat toch makkelijk te realiseren moet zijn in de omgeving van de school en wat niet veel geld hoeft te kosten. Wij hebben gezien dat leerlingen hier heel veel van leren en er erg gelukkig van kunnen worden. In de vierde plaats is de juiste begeleiding en verdieping voor deze leerlingen erg wenselijk. Bij begeleiding denken we aan het aanleren van vaardigheden zoals: ‘leren’ leren en plannen. Bij verdieping denken wij aan verdiepingsvakken zoals Chinees, vakken van hogere
24
leerjaren in lagere leerjaren laten volgen, vakken in het Engels, enzovoort. Er is wat dat betreft genoeg vermogen onder docenten op de Pieter Zandt om zo iets op te zetten. 3.7.1 Eindconclusie hoofdstuk 3 Deelvraag Op welke wijze kan er het beste worden tegemoetgekomen aan de vragen van de begaafde leerlingen? Behoeften bij leerlingen Leerlingen hebben nogal wat behoeften op het gebied van uitdaging op school. Wij hebben gemerkt dat het vaak heel redelijke behoeften zijn die scherp geformuleerd worden. De leerlingen geven vooral aan dat ze graag nieuwe dingen willen leren en dat ze graag meer verdieping willen naast andere vakken. Ook binnen de reguliere vakken willen ze graag meer uitdaging, bijvoorbeeld les in een andere taal, meer aandacht voor gewenst gedrag, zodat er niet twee keer op dezelfde manier iets uitgelegd wordt, geen herhalingen die onnodig zijn en bijvoorbeeld leerzame excursies. Initiatieven op het Ichthus College te Dronten We hebben een bezoek gebracht aan het Ichthus College in Dronten. We hebben een leerzaam gesprek gehad met Onno Bakker, de coördinator van het traject op het Ichthus College. Deze school is aangesloten bij de Leonardo Stichting; een speciale stichting die lesmateriaal en extra aandacht heeft voor begaafde leerlingen. Ook zijn we aanwezig geweest bij een aantal lessen. We hebben van het bezoek aan het Ichthus College in Dronten geleerd dat er in de eerste plaats een taak ligt bij alle docenten. Zij moeten namelijk flexibel zijn en kunnen differentiëren. Wanneer dit gebeurt, is al veel gewonnen. Hiervoor zijn echter wel speciale trainingen en/of opleidingen gewenst, deze worden in Dronten gegeven. Op het Ichthus College worden leerlingen getest door middel van een WISC-lll. Op grond van dit onderzoek wordt een leerling ‘hoogbegaafd’ genoemd. Dus niet op grond van wat een mentor denkt of vindt van een leerling. Natuurlijk is het belangrijk dat docenten vaardig zijn in het opvangen van signalen van leerlingen. Op het Ichthus College wordt veel geld en tijd vrij gemaakt om het speciale traject op te zetten voor deze leerlingen. Een goed voorbeeld is het tuintje wat vlak bij de school speciaal voor deze leerlingen is ingericht. Leerlingen kunnen zich daar heel veel in kwijt. Er wordt vakoverstijgend les gegeven rond het tuintje, bijvoorbeeld biologie en wiskunde komen hier aan de orde. Daarnaast krijgen leerling verdieping en compacte lesstof aangeboden. Wij hebben gezien dat leerlingen hier heel veel van leren en er erg gelukkig van kunnen worden. Ook hebben we gezien dat de juiste begeleiding erg belangrijk is. Naast de verdieping is dit voor deze leerlingen erg wenselijk. Bij begeleiding denken we aan het aanleren van vaardigheden, zoals ‘leren’ leren en plannen. Veel van deze leerlingen hebben juist met dit soort basisvaardigheden erg veel moeite. Bij verdieping worden vakken als Chinees en vakken van hogere leerjaren aangeboden.
25
Hoofdstuk 4 - Conclusie Hoofdvraag Welke mogelijkheden biedt de Pieter Zandt voor begaafde leerlingen en op welke wijze kan er het beste worden tegemoet gekomen aan de vragen van begaafde leerlingen? 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk beantwoorden wij onze hoofdvraag met behulp van de resultaten uit de verschillende onderzoeken. Daarin doen we een aanbeveling voor de Pieter Zandt, met name voor het vwo-onderbouwteam. Tijdens ons onderzoek kwamen wij erachter dat er zeer weinig gedaan wordt voor begaafde leerlingen in dit team. Áls er wat gedaan wordt, is het een individueel traject voor zowel een leerling als eventueel een docent. Er is eigenlijk geen enkel beleid gemaakt op dit onderwerp. In het schoolplan 2009-2013 wordt uitgebreid aandacht besteed aan de kwaliteit van het onderwijs. Hieronder volgt een citaat uit het genoemde schoolplan. “Een belangrijke ontwikkeling voor de komende jaren is verder passend onderwijs. Scholen dragen de verantwoordelijkheid om alle leerlingen, rekening houdend met hun kwaliteiten, goed onderwijs te bieden of het te organiseren. De kernwaarden maatwerk en resultaatverantwoordelijkheid uit het vorige schoolplan moeten op alle niveaus van kracht blijven om goed te presteren.” In ons onderzoek zijn we er achter gekomen dat aan deze mooie missie nog niet voldaan is. Gelukkig wordt er in het schoolplan ook gesproken over de mogelijkheden van voorschrijdend inzicht. Het is onze wens dat ons onderzoek daaraan mee werkt. 4.2 Beschrijvende conclusie Wij hebben ontdekt dat de Pieter Zandt verschillende mogelijkheden biedt. De Pieter Zandt biedt een speciaal programma voor begaafde leerlingen op locatie Staphorst. Bij dit traject krijgen deze leerlingen de mogelijkheid om een extra vak te leren naast de reguliere lessen, namelijk Spaans, Arabisch en filosofie. Hierbij krijgen ze een dubbele uitdaging. Ze moeten naast hun verdiepingsvakken ook de reguliere lesstof bijhouden. De leerlingen die dit traject volgen zijn over het algemeen positief over dit traject. Ze ervaren het echt als een extra uitdaging. Wel zijn er een aantal verbeterpunten. Allereerst moeten er concrete afspraken gemaakt worden tussen leerlingen en docenten over de invulling van het traject. Het moet voor leerlingen niet te vrijblijvend worden, zodat ze bijvoorbeeld een vak wat hen minder interesseert kunnen verzuimen. Ook gaven leerlingen aan dat ze graag examen zouden willen doen in deze vakken; nu krijgen ze het idee dat het maar een tijdelijke uitdaging is. Een doorlopende leerlijn zou hier mooi van toepassing kunnen zijn. Vervolgens moet de selectie van leerlingen voor dit traject niet door de mentor worden gedaan. Dan kan het gebeuren dat zo’n leerling op basis van inzet aan een traject mag deel nemen. De kans bestaat dan dat hij in de bovenbouw afzwakt tot het vmbo, waarvan er al een voorbeeld bekend is op de Pieter Zandt. Dit geldt overigens niet alleen voor Staphorst, maar zou op elke locatie van toepassing moeten zijn. Dit gegeven kwam sterk naar voren op het Ichthus College in Dronten. Ook op locatie Kampen zijn er bij de bovenbouw plannen geweest voor het meer uitdagen van begaafde leerlingen, maar tot op heden is daar nog weinig uit voortgekomen. Wel zijn er docenten die op eigen initiatief proberen meer uitdaging te creëren in hun lessen,
26
bijvoorbeeld compacten en verrijken van de lesstof. Momenteel is er een jongen uit 5 VWO die een speciaal traject volgt. Hij gaat dit jaar al examen doen in een aantal vakken. Volgend jaar hoopt hij de rest van de vakken af te ronden en in zijn overige tijd gaat hij colleges volgen op de universiteit van Groningen. Om te kijken welke behoeften er nog zijn bij begaafde leerlingen op de Pieter Zandt, hebben we vragenlijsten afgenomen bij zowel de leerlingen uit Staphorst die het speciale traject doorlopen als bij de andere 2 vwo-leerlingen. Uit de resultaten hiervan kwam naar voren dat er nog behoorlijk wat behoeften zijn bij deze leerlingen 22. Ze zouden graag wat meer uitgedaagd willen worden in de les. Door het raadplegen van literatuur, het bezoeken van een speciale school voor begaafde leerlingen en veel spreken met mensen die er op de één of andere manier bij betrokken zijn, hebben we goede suggesties opgedaan voor het uitdagen van leerlingen op de Pieter Zandt. Aan de hand hiervan hebben we de volgende aanbeveling. 4.3 Aanbeveling Naar aanleiding van ons onderzoek komen wij nu tot een aanbeveling voor de Pieter Zandt. Omdat het voor zowel leerlingen als docenten niet is te realiseren om verdieping aan te bieden naast de reguliere lessen, gaan wij nu een aanbeveling doen dat past binnen het reguliere programma. De eerste aanbeveling die we willen doen is dat de leerlingen getest gaan worden. Er wordt op de Pieter Zandt geen onderscheid gemaakt tussen begaafde en hoogbegaafde leerlingen. Uit die test zal moeten blijken of een leerling en sociaal-emotioneel en cognitief het aankan om een special traject te volgen. Naar aanleiding van ons onderzoek adviseren WISC-lll 23 te laten afnemen. Het gebeurt nu intuïtief dat leerlingen worden geselecteerd, omdat blijkt dat veel hoogbegaafde leerlingen onderpresteerders zijn. Met een test wordt dat voorkomen en krijgt men beter inzicht in het kunnen van de leerling. Als leerlingen vervolgens zijn geselecteerd en getest, kan in goed overleg met de ouders besloten worden om een traject voor deze leerling in gang te zetten. De wens van de Pieter Zandt is dat zo’n traject zoveel mogelijk naast de reguliere lestijd loopt. Onze aanbeveling is om een speciale vwo-plusklas op te zetten, waarin hoogbegaafde leerlingen die getest zijn een plaats krijgen. Hierin kan dan compacting en verdieping worden aangeboden. Praktisch gezien zou zo’n programma er als volgt uit kunnen zien: Van elk bestaand vak wordt een gedeelte van de lestijd wordt ingehouden; 10 % van elk vak wordt ingekort. Men houdt dan voldoende ruimte over voor de lesstof. Extra oefeningen, herhalingen en overbodige stof voor deze leerlingen kunnen dan achterwege gelaten worden. Dat betekent dat de leerlingen tijd overhouden om extra vakken te kiezen zoals Spaans, Arabisch, filosofie, kunstgeschiedenis, project en andere verdiepingsvakken naar de keuze van de Pieter Zandt. Daarbij moet wel in de gaten gehouden worden dat er voor de leerling een doorlopende leerlijn is.
22 23
Zie voor verdere gegevens bijlage vragenlijst 2 vwo Zie voor verdere gegevens bijlage WISC-lll 27
Veel leerlingen die eerder ook het traject in Staphorst hebben gevolgd, gaven aan graag te willen doen in de extra vakken. Daarnaast is uit tijdens ons onderzoek gebleken dat veel van deze leerlingen problemen hebben op het gebied van ‘leren’ leren, maar ook op sociaalemotioneel gebied. Een persoonlijke mentor zou met een kleine groep daar elke week aandacht aan moeten besteden. Daarbij kan men denken aan SOVA-trainingen, huiswerkbegeleiding en andere begeleiding naar de wens van ouders en leerling. Deze leerlingen moeten begeleid worden door docenten die aan een bepaald profiel voldoen. Niet elke docent is geschikt voor dit niveau. De benadering van deze leerlingen is vergelijkbaar met leerlingen die op het lwoo zitten. Het enige verschil is dat ze cognitief sterker zijn. Daarom zou het goed zijn dat docenten die les ‘willen’ geven aan deze leerlingen, een assessment afleggen. Er is een speciaal lerarenprofiel 24 waarin staat waar docenten aan moeten voldoen. Daarnaast moet een duidelijk beleid geschreven worden door de directie waarin hun beleid op gebied van de begaafde leerling beschreven staat.
24
Zie voor profielschets leraar de bijlage 28
Bijlagen -
Uitwerking vragenlijst 6 vwo Uitwerking vragenlijst 2 vwo Uitwerking vragenlijst speciaal traject Profielschets leraar Profielschets leerling WISC-lll
29
Vragenlijst vwo-leerlingen die in Staphorst het traject gevolgd hebben
1. Als je terugkijkt op je Pieter Zandt periode welke les/lessen/vakken staan je nog steeds bij? Scheikunde, aardrijkskunde en Engels, maar ik herinner me eigenlijk alles nog wel. Dat is eigenlijk al te lang geleden om nog een specifiek vak te kunnen herinneren. De lessen wiskunde en Nederlands zijn me dan het meest bij gebleven. Aardrijkskunde/ Geschiedenis. Aardrijkskunde, Engels, Nederlands en Godsdienst. Zo’n beetje alles wel, ‘k heb niet de indruk dat ik veel van de lesomstandigheden vergeten ben. Van een aantal wel de inhoud, maar daar heb ik niet echt last van. Maar aan scheikunde, natuurkunde, wiskunde en biologie heb ik wel de mooiste herinneringen. Alle vakken herinner ik me nog behoorlijk goed; (misschien bijzonder: gym, tekenen/handvaardigheid). 2. Waarom deze les/lessen/vakken? Bètavakken, dat ligt mij beter dan meer alfavakken. Scheikunde: Omdat ik dit een leuk vak vond en het, naar mijn mening, op een leuke manier werd gegeven. Aardrijkskunde: Omdat de leraar heel leuk was. Leuk vak. Omdat het vak mij bijzonder intrigeerde en de docent het vak ook echt goed overbracht. Engels: Omdat ik niet zo goed met de leraar op kon schieten (nogal licht uitgedrukt). omdat het mijn lievelingsvak was en nog steeds is. Nederlands: Docent Nederlands in de derde klas gaf aandacht aan vaardigheden die vaak ‘ondergeschoven’ worden bij Nederlands, denk hierbij aan communicatieve vaardigheden als debatvaardigheid (overtuigingskracht etc.), maar ook het geven van complimenten e.d.. omdat de docenten het vak echt goed konden brengen, ondanks de grammatica. Wiskunde: Wiskunde staat me nog bij omdat ik dat altijd een leuk vak vond (en nog vind). Docent kon goed kennis overdragen. Geschiedenis: Verschrikkelijk vak. Godsdienst: Er was een hele grote ruimte voor discussie en dat stimuleerde de docent ook. Gym/tekenen/handvaardigheid: Om de specifieke opdrachten waar je een tijd achter elkaar mee bezig was. De andere vakken vooral door de specifieke manier van les krijgen 3. Vind je dat docenten voldoende bekwaam waren om jou les te geven? Ja. O ja hoor. ’t Is nogal arrogant om ‘nee’ te zeggen natuurlijk. Sommigen. Lang niet allemaal als ik eerlijk ben. Dat was per docent verschillend. Het is echter wel zo dat op de nevenvestigingen de
30
wat jongere, soms onervaren mensen meestal terechtkomen. Het niveau van leerlingen vanuit nevenvestigingen is meestal iets lager dan de leerlingen die al drie jaar op de hoofdvestiging gezeten hebben. In Kampen wel, in Staphorst schortte er af en toe wel eens iets aan, maar ik heb de indruk (door verhalen van familieleden) dat het tegenwoordig in Staphorst minder goed is. Absoluut. 4. Waarin waren je docenten vooral bekwaam? Goed en duidelijk uitleggen, vakbekwaam zeg maar. In hun eigen vak natuurlijk. De meeste docenten waren daarbij betrokken bij het welbevinden van leerlingen. Je voelt of een docent hart voor de leerlingen heeft. Dat vind ik heel belangrijk. Op zich gingen de meeste leraren (afgezien van 1 die echt onbegrijpelijk en vals tegen leerlingen deed) goed met leerlingen om. De band tussen leraren en leerlingen was goed. In de kennis over te brengen. De omgang met leerlingen was in mijn ogen wel redelijk en een aantal hadden echt kennis van hun vakgebied. Vakkennis en overbrengen vaak ook wel. 5. Waarin kunnen docenten over het algemeen nog verbeteren? Voor sommige docenten is het een tip om meer structuur in hun lessen te creëren en sommige docenten kunnen iets meer aan de sfeer in de klas werken (waarbij de klas ook mee moet werken natuurlijk). Mensen die meer aankunnen ook meer bieden. Een vakdocent zou bijvoorbeeld een buitenschoolse opdracht kunnen maken voor een dergelijke leerling (die wel enigszins geïnteresseerd is in het betreffende vak). Laat ze een onderwerp uitpluizen, en daarvoor bijv. een dagje naar de VU gaan om prof. dr. W.I.J.S. Neus te interviewen. Inhoudelijk worden. Overbrengen met passie, niveau omhoog en bij lange afwezigheid een ‘goede’ vervanger te vinden. Bij sommigen schortte het wel eens aan kennis. Geen idee. 6. Wat vond je er van als docenten twee keer hetzelfde uitlegden? Vaak niet heel leuk, vooral niet als ik het al helemaal snapte. Doorgaans niet erg. Genoeg andere opties voor mij (bijv. even socializen of bij wijze van hoge uitzondering alvast beginnen met huiswerk). Niet erg. Men zegt wel: ‘herhaling is de beste leermeester’ en daar ben ik het redelijk mee eens. En er zijn altijd mensen die het niet met 1 keer snappen. Op bepaalde momenten heel irritant, maar hij doet het niet voor niets. Hij doet het voor de leerlingen die het nog niet snappen en dat moet je als leerling die het wel snapt je er rustig bij neer kunnen leggen dat wat jij wel snapt voor andere mensen heel onlogisch is. De leerlingen die het op dat moment niet snappen zullen een andere keer op jouw
31
moeten wachten. Eén keer luisteren en één keer niks doen. Soms was dat vervelend, maar door de jaren heen leer je hoe je je in zo’n situatie moet vermaken. Daar ben ik dan ook steeds creatiever in geworden. Geen probleem. 7. Vond je dat er voldoende verdieping werd geboden naast de bestaande lesmethode? Zo ja: hoe? Ik antwoord niet pertinent ‘nee’, maar ik kan zo geen voorbeelden noemen. Nee, zou beter kunnen voor hen die daar behoefte aan hebben (zie antw. 5) Bij sommige vakken wel. Bij die vakken werd dan een inleidende powerpoint ofzo gehouden; of er werd een les besteed aan een creatieve opdracht. Bij andere vakken deden we echt niets. Voldoende, maar het was niet bij elk vak. Volgens mij volgden we gewoon de methode, aan extra dingen had ik bij de meeste vakken niet echt behoefte. Ik had (heb) door weinig uitdaging op school nogal een aantal zaken naast school die zeker zo interessant zijn. Heb ik niet meer zo helder. 8. Merk je dat jij de uitleg sneller snapte dat andere leerlingen? Zo ja, hoe voelt dat? Ja, maar meestal was het niet zo dat ik me echt verveelde o.i.d.. Soms, maar dat had ik op de basisschool nog veel erger. Het kan vervelend zijn als een docent continu je opgestoken had negeert, omdat hij anderen, die meer moeite hebben met de stof, een beurt wil geven. Dit was ik eigenlijk al wel gewend, dus dat maakte me niet uit. Ja en nee, bij bepaalde vakken (vooral bij de talen) snapte ik dingen eerder. Echter bij de meer exacte vakken was extra uitleg soms echt nodig. Iedereen heeft wel eens een vraag of snapt iets niet, als klasgenoot moet je respect daarvoor opbrengen. Ja, verschil moet er zijn, andere mensen (medeleerlingen) waren beter in andere dingen. Soms was het frustrerend omdat sommigen het nóg niet snapten. Ik heb echter geleerd me daarbij neer te leggen. Wanneer ik iets snap en de rest niet, kan ik altijd gaan slapen of iets dergelijks. Lekker de tijd om dingen te doen die ik leuk vond. Zo nee, wat vond je van leerlingen die wel alles snel snapte? Prima. Ja en nee, bij bepaalde vakken (vooral bij de talen) snapte ik dingen eerder. Echter bij de meer exacte vakken was extra uitleg soms echt nodig. Iedereen heeft wel eens een vraag of snapt iets niet, als klasgenoot moet je respect daarvoor opbrengen. Verschil moet er wezen. 9. Hoe merkte je dat docenten verdieping boden naast de bestaande lesstof? Dan kreeg je iets op een stenciltje, waarna het meestal nogal onduidelijk was wat nou de bedoeling was. Een situatie herinner ik me nog als de dag van gisteren. Waarschijnlijk waren in de
32
docentenkamer de resultaten van het onderzoek naar begaafdheid (door Antraciet) besproken, waar uit kwam dat ik signalen van begaafdheid afgaf. Een stagedocent geschiedenis had speciaal een opdracht gemaakt over Lepra (geschiedenis etc. daarvan). Hij kwam naar me toe, met de opmerking: ‘Ik hoorde dat dit meer jou ding is?’. Ik keek hem toen zo beschamend wazig aan; later landde het pas dat hij dit speciaal gemaakt had voor mij om bij mijn interesses aan te sluiten, oeps. Door opdrachten. Het ligt eraan wat verdieping in dit geval betekent. Ik ga er vanuit dat het de betekenis heeft het vak met andere invalshoeken te bekijken. Nederlands ging meer in op literatuur. Discussie en eigen mening vormen over bepaalde discussiepunten die het vak met zich meebracht werd gestimuleerd. Daar heb ik weinig van gemerkt, alleen bij wiskunde had ik de mogelijkheid om met stof uit klas vier verder te gaan toen ik in april het boek van de derde klas uit had. In klas vier was mijn voorsprong echter snel weer verdwenen omdat ik er geen behoefte aan had om alles zelf uit te vinden. Met wat instructie van de docent ging het veel gemakkelijker. 10. Wat zijn volgens jullie leerlingen die hoogbegaafd zijn? Mensen die echt totaal geen moeite moeten doen voor iets snappen, die aan de minste uitleg genoeg hebben en eigenlijk geen leraar nodig zijn naast de lesmethode. Mensen die door structureel beneden hun kunnen werken, op den duur helemaal geen enkele grens meer kunnen verleggen, deze mensen hebben nooit ‘leren leren’. Als het zover is, is hoogbegaafdheid absoluut een handicap. Ik vind het woord hoogbegaafd een beetje.. tja… ik ben het gewoon niet met die uitdrukking eens. Het zijn gewoon leerlingen die goed kunnen leren; misschien gevoeliger zijn dan andere mensen; maar daarom niet per se anders. Volgens mij ga je daarmee mensen in een hokje plaatsen terwijl die hokjes nergens toe dienen. Mensen die intelligent zijn (bepaald IQ). Mensen die aan de stof die te krijgen niet genoeg hebben, maar een extra uitdaging nodig hebben om het vak interessant te laten blijven. Mensen die in één of ander opzicht iets beter kunnen dan anderen, vaak gaat het bij hoogbegaafdheid om verstandelijke vermogens, uitgedrukt in schoolscores. Dit zegt volgens mij niet echt iets over de werkelijke verstandelijke vermogens van die persoon. Maar mensen op die een IQ-test hoog scoren of goede cijfers halen, schijnen hoogbegaafd te zijn. Dus bij die algemene opinie sluit ik me maar aan. Daarom vind ik dat wanneer iemand die als hoogbegaafd bestempeld wordt, deze persoon op z’n slofjes een vwo-diploma moet kunnen halen. Anders kan je met deze term alle kanten op en daar wordt het niet duidelijker van. Hoogbegaafdheid is een combinatie van een uitzonderlijke intelligentie, creativiteit en doorzettingsvermogen. Hoogbegaafden zijn op het cognitieve vlak sterk, maar ook andere zaken spelen een belangrijke rol. De term wordt gebruikt om aan te geven dat ze opvallende vermogens of vaardigheden hebben, zowel voor kinderen als voor volwassenen.Als maat voor hoogbegaafdheid wordt vaak het IQ genomen. Men spreekt meestal van hoogbegaafdheid bij een IQ vanaf 130 (getest volgens David Wechsler. Dit correspondeert met 136, 140 of 142 in andere tests.) Dit komt erop neer dat degenen van de hoogste twee percentielen hoogbegaafd worden genoemd. [wikipedia]
33
11. Vind jij je zelf hoogbegaafd? Nee. Nee, hoogbegaafd op geen enkele manier. Wel moet ik toegeven dat ik door omstandigheden wel binnen het criterium paste. Zie toelichting*. Nee. In de eerste klas moest ik een test doen van AntrAciet. Uit die test bleek dat ik meerbegaafd zou zijn. Het project dat daarop volgde was een ware mislukking. Er werd niet echt serieus op ingegaan. In de tweede kreeg ik de mogelijkheid om een extra vak te doen. Die kans heb ik aangepakt en ben ik filosofie gaan doen. In de derde heb ik daar Spaans nog bij gedaan. Dit gaf/geeft mij een extra motivatie om mijn best te blijven doen en meer uit mijn cijfers te halen. Men zegt dat ik hoogbegaafd ben, mogelijk is dat zo, maar met zo’n etiketje kan ik echter weinig. Ik houd ook niet van etiketjes plakken, omdat dit volgens mij niet echt iets zegt over de persoon in kwestie. Daarnaast ben ik nogal sceptisch over het bestempelen van leerlingen met het etiketje ‘hoogbegaafd’, in latere jaren bleek dit namelijk totaal niet te kloppen en gingen ‘hoogbegaafde’ leerlingen met een vmbodiploma van school. Dit maakt natuurlijk niets uit, maar het geeft wel aan dat de beoordeling in de onderbouw van het voortgezet onderwijs niet heel erg betrouwbaar is. Nee, uitzonderlijke intelligentie is bijvoorbeeld niet het geval; snelheid is ook helemaal niet van toepassing (volgens Wikipedia). * Bij mij was het probleem meer dat ik uit een basisschool klas kwam waarin het gemiddelde niveau echt ontzettend laag was. Op mijn basisschool was toentertijd geen enkele ruimte voor leerlingen die meer aankonden. In groep 8 leidde dit ertoe dat ik geregeld botste met mijn docent, omdat hij mij totaal negeerde in de klas. Als hij een vraag stelde, en ik wist het antwoord, kreeg ik echt nooit een beurt. Op den duur stop je dan met meedoen in de les, omdat je inbreng niet gewaardeerd wordt naar het schijnt. Dit leidde ertoe dat ik nooit leerde om grenzen te verleggen. Dat is wat het project mij leerde. Het eerste project was een drama. Ik wist helemaal niet hoe ik dat aan moest pakken, was ontevreden over alles wat ik presteerde. Maar juist daarvan heb ik heel erg veel geleerd, omdat ik daardoor mijzelf leerde kennen. a. Hoe vond je dat docenten daar mee om gingen? Voelde je je begrepen? Redelijk. Bij enkele docenten kreeg ik na de ‘diagnose’ (bah) wel het gevoel dat ze heel raar naar me keken, alsof ik nu anders was of zo. Docenten zetten je niet in de middelpunt van de aandacht. Wat erg fijn was. Klasgenoten vinden dat niet fijn. Ik voel mezelf ook niet hoogbegaafd/meerbegaafd. Dat klasgenoten niet op het zelfde denkniveau zaten/de dingen die mij interesseerden maar helemaal niets vonden kon ik soms niet inkomen. Docenten gingen er goed mee om! Die docenten deden hun werk, ons iets proberen bij te brengen, wanneer ik de lesstof snap, hebben ze volgens mij genoeg gedaan. Misschien werd ik niet altijd begrepen, maar daar heb ik niet echt trauma’s aan over gehouden. Ik heb geprobeerd mijn ei kwijt te raken in dingen die niet echt iets met school te maken hadden, dus daar had ik geen docenten voor nodig.
34
Heb wel projecten gevolgd; maar er is nooit duidelijk gezegd wat het nut/doel daarvan was. Ik had het ook niet nodig naar mijn idee, al was het wel leuk. Begrip had ik niet bepaald nodig. b. Welke tips heb jij nog voor docenten? Ga mensen die signalen van begaafdheid afgeven niet anders behandelen. Niemand wenst hierom een speciale behandeling (in de zin van ‘omgang’). Dat je leerlingen die het beter doen niet apart moet zetten in een klas of anders moet behandelen. Dit kan voor de andere leerlingen erg frustrerend zijn. Dit geld echter ook voor de leerlingen die het slechter doen en extra aandacht nodig hebben. Je moet geen spotlight op een leerling zetten. Als je dat niet doet voorkom je een hoop opmerkingen/pesterijen. De eerste taak van docenten is in mijn ogen: kennis overbrengen aan een klas. Wanneer een hoogbegaafde leerling iets extra’s wil weten of doen, hoeft hiervoor geen lestijd gebruikt te worden die ook aan ‘zwakkere’ leerlingen besteed kan worden. Zij hebben het meer nodig dan ‘hoogbegaafde’ leerlingen. Diegenen die een aangepaste lesmanier willen geven aan hoogbegaafden moeten duidelijk zijn over het nut/doel, en waarom ze denken dat diegenen het nodig hebben. Andere docenten geen uitzonderingen maken voor die leerlingen; mits overlegd van de kant van leerlingen(?) 12. Wat kan de Pieter Zandt verbeteren voor leerlingen die hoogbegaafd zijn? Meer uitdaging, maar ik snap wel dat dat niet zo heel makkelijk is. Misschien iets wat te maken heeft met wat ze in de toekomst willen, als ze dat weten, bijvoorbeeld een ‘mini-stage’. Maar eigenlijk is dat meer geschikt voor leerlingen uit de bovenbouw. Ik was een van de proefkonijnen voor het project om mensen meer uitdaging te geven. Dat was toen ook wel te merken: gebrek aan organisatie e.d.. Maar volgens mij loopt dit project in Staphorst nu als een trein. Ik zou zeggen: ga zo door! Leerlingen waarderen het. Vooral in de onderbouw heeft zoiets absoluut meerwaarde. Blijf wel goed begeleiden. Juist voor deze leerlingen is het heel moeilijk om zelf een onderzoek op te zetten en te voltooien (sprekend uit ervaring). Geen concrete tips. Leerlingen meer uitdaging bieden. Dus zorgen dat leerlingen de extra vakken kunnen blijven doen en dat er ook andere extra vakken komen. Wat ik vooral belangrijk zou vinden is dat leerlingen ook (staats)examen in die vakken kunnen doen. Tweetalig onderwijs zou ook een uitdaging zijn voor hoogbegaafde leerlingen. Het is echt jammer dat de Pieter Zandt die mogelijkheid niet biedt. Het leven bestaat uit meer dan school, in mijn ogen hoeft school niet erg veel extra stof ofzo te bieden aan hoogbegaafde leerlingen. Wanneer ze werkelijk uitdaging zoeken, kan dat ook buiten school. Het project in Staphorst voor hoogbegaafde leerlingen was wel prachtig, we hebben er echter weinig van opgestoken en het had niet echt toegevoegde waarde. Het gevaar is dat er thuis meer aan huiswerk gedaan moet worden doordat op school tijd verdaan wordt met dingen die niet belangrijk zijn. In mijn ogen is het dan beter om op school zoveel mogelijk voor school te doen. Dan is er thuis tijd voor iets anders.
35
Geen idee.
Uitwerking Vragenlijst klas 2 vwo Locatie : Urk Klas : u2Hc Aantal leerlingen : 29 1. Hoe vind je het op school? Heel leuk : 5 (17.3%) Leuk : 19 (65.5%) 2. Wat leer je op school? Heel veel : 18 (62.1%)
Niet leuk : 5 (17.3%)
Niet veel nieuws : 11 (37.9%)
Niets : 0 (0%)
3. Er wordt op school genoeg uitdaging geboden? Ja : 17 (58.6%) Nee : 12 (41.4%) 4. Ik merk dat docenten mij begrijpen. Soms : 17 (58.6%) Ja : 7 (24.1%)
Nee : 5 (17.3%)
5. Ik vind het mooi om een onderwerp uit te diepen Ja : 14 (48.3%) Nee : 15 (51.7%) 6. Docenten zorgen voor genoeg uitdaging in de les Ja : 9 ( 31.0 %) Nee : 20 (69.0%) 7. Ik krijg op school genoeg uitdaging of extra verdieping naast de lessen Ja : 11 (37.9%) Nee : 18 (62.1%) 8. Ik voel me begrepen door de docent Ja : 15 (51.7%) Nee : 14(48.3%) 9. Ik voel dat ik dingen sneller snap dan medeleerlingen Soms : 17 (58.6%) Ja : 8 (27.6%) 10. Ik vind het lastig als docenten twee keer hetzelfde uitleggen. Ja : 13 (44.8%) Nee : 16 (55.2%) 11. Welk vak is voor jou echt een uitdaging? Biologie 3 Geschiedenis 3 Wiskunde 10 Gym 8 Frans 2 Aardrijkskunde 2 Muziek 1 Economie 1 36
Nee : 4 (13.8%)
Grieks/Latijn Engels
2 1
12. Hoe komt het dat je dit vak een uitdaging vindt? Biologie : Veel leren, leert hoe het lichaam in elkaar zit. Hoe alles werkt. Ik wil later iets met kinderen doen en je leert hier veel nieuws. Dat vind ik leuk. Geschiedenis : Je leert wat de Nederlanders (voorouders ) hebben meegemaakt. Ik hou van geschiedenis. Je leert veel over de geschiedenis en je leert hoe het toen was. En het is vrijwel interessant. Wiskunde: Leuk, niet leren maar wel begrijpen. Formules toepassen. Je kunt niet leven wel begrijpen. Moeilijk vak waar je logica in ontdekken moet. Het is leuk omdat het leuk is. Dat vind ik het lastigst. Dit snap ik en hier leer ik veel nieuwe dingen. Het is moeilijk. Het wordt steeds vernieuwd en is leuk. Het is leuker. Gym: Ik hou van sport, Je moet je lichaam goed gebruiken. Ik hou van sport en vind het leuk om iets nieuws te leren met beweging. Je moet zelf weten wat je doet en de gymleraar is knap. Je mag soms doen wat je wilt. Je bent er vrij(2x) Frans : Heel uitdagend nieuwe taal.(2x) Aardrijkskunde : Ik vind het moeilijk en daarom een uitdaging. Ik vind het soms moeilijk en dan vind ik dat uitdagend. Muziek: Noten leren lezen Economie : Er zijn veel berekeningen en dat is soms best moeilijk . Grieks/Latijn : Herken je niets van. Het wordt steeds vernieuwd en is leuk Engels : Ik vind het heel moeilijk.
13. Snap jij gelijk de uitleg van de docent? Vaak wel, maar soms, bij wiskunde moet ik wat dieper nadenken. Niet altijd. Soms. Ja, altijd en soms lees ik het zelf. Som met wiskunde snap ik het niet altijd. Meestal wel, niet altijd. Soms wel soms niet. Ja, alleen als ik oplet. Nee soms. Ja. Ja, soms wel soms niet. Ja zekers. Ja. Soms meestal wel maar als het een goeie uitleg is dan is het altijd wel te begrijpen. Als ik oplet meestal wel. Nee, soms moet er iets herhaald worden. Niet altijd maar dan is het vaak dat ik niet goed oplet. Nee. De ene keer wel de andere keer niet. Soms, ligt eraan. Meestal wel. Soms, ligt eraan welke docent we hebben. Nee, niet altijd. Ja. Ja. Niet altijd, vaak wel. Ja, meestal wel. Nee. Ja soms niet. 14. Wat doe je als een docent iets al heel vaak heeft uitgelegd en je snapt het al lang? Klieren en niets doen. Niets doen. Verder gaan. Opdrachten maken wat daar over gaat. Huiswerk vast maken, tekenen. Dan ga ik iets anders doen. Met andere opdrachten beginnen. Niet meedoen met de les. Niet meer opletten. Zeggen dat ik
37
het al snap en vragen of ik wat anders mag gaan doen. Met de opdrachten beginnen. Zeggen dat ie moet ophouden, want ik snap het allang. Gaan praten, huiswerk maken, slapen. Zelfstandig aan het werk gaan. Gewoon gaan beginnen met de opdrachten. Dat vind ik goed voor leerlingen die het nog niet snappen. Boos worden. Verder werken. Luisteren. Huiswerk maken. Dan ga ik praten en vervelen. Gewoon gaan beginnen met de opdrachten. Dan ga ik me vervelen en vaak ook praten. Dan ga ik of huiswerk maken en bij sommige leraren met m’n mobiel. Ik ga iets voor mezelf doen. Dan ga ik vooruit werken een boek lezen of iets maken voor een ander vak. Dan ga ik vooruit werken of iets leuks doen of kletsen. Nou dan denk ik : ‘dan weet ik het straks extra goed.’ Nog een keer luisteren of even iets anders doen. 15. Vind jij dat je genoeg leert op school? Waarom wel of waarom niet? Soms wel soms niet, soms staat er maar heel weinig in één hoofdstuk en soms heel veel, ik vind het beter als het verdeeld wordt. Ja. Ja, ik leer heel veel nieuwe dingen. Ja ik leer wel wat nieuwe dingen. Ja eigenlijk een beetje te veel, maar het is goed om veel te weten, daar kun je later veel mee doen. Ja, je komt nieuwe dingen te weten. Ja ik leer veel nieuwe dingen maar meestal gaat dat op een saaie manier. Jawel, als je nog mee moet leren heb je wel meer huiswerk. Ja, maar op een stomme niet interessante manier. Ja, want sommige dingen wist ik niet. Ja ik vind dit genoeg. Wel veel te veel. Ik leer genoeg, genoeg stof, eigenlijk te veel. Wel, er wordt genoeg informatie en uitdaging geboden. Ja, veel, erg veel, we hebben ook veel te veel huiswerk. Ja, omdat er niet nog meer bij hoeft. Wel, want dit is toch wel echt het standaard onderwijs wat iedereen moet halen. Ja, gewoon. Nee, want ik weet het al soms. Op zich wel, meestal leer ik wel wat. Ja, want als je nog meer leert word het te druk. Ja, te veel. Ja, soms te veel. Nee, want het meeste weet ik al wel. Ja, want er zijn vakken die je nog niet op de lagere school hebt gehad. Ja, je leert veel in sommige lessen ( niet alle). Ja. Ja. Ja, want ik heb genoeg huiswerk. Losse opmerkingen Er moet meer op school te beleven zijn, het is nu zo saai. Er moet wat meer op school te beleven zijn, veel te saai meer sportactiviteiten enz. Het is nu buigen gewoon saai.
38
Uitwerking Vragenlijst klas 2 vwo Locatie : IJsselmuiden Klas : y2Hb Aantal leerlingen : 27 1. Hoe vind je het op school? Heel leuk : 6 (22.2%)
Leuk : 19 (70.4 %)
2. Wat leer je op school? Heel veel : 14 (51.9%)
Niet veel nieuws : 8 (29.6%) Niets : 5 (18.5 %)
Niet leuk : 2 (7.4%)
3. Er wordt op school genoeg uitdaging geboden? Ja : 11 (40.7%) Nee : 16 (59.3 %) 4. Ik merk dat docenten mij begrijpen. Soms : 14 (51.9%) Ja : 9 (33.3 %)
Nee : 4 (18.4%)
5. Ik vind het mooi om een onderwerp uit te diepen Ja : 12 (44.4%) Nee : 15 (55.6 %) 6. Docenten zorgen voor genoeg uitdaging in de les Ja : 11 (40.7%) Nee : 16 (59.3 %) 7. Ik krijg op school genoeg uitdaging of extra verdieping naast de lessen Ja : 16 (59.3%) Nee : 11 (40.7%) 8. Ik voel me begrepen door de docent Ja : 17 (63.0 %) Nee : 10 (37.0 %) 9. Ik voel dat ik dingen sneller snap dan medeleerlingen Soms : 12 (44.4 %) Ja : 5 (18.5 %) 10. Ik vind het lastig als docenten twee keer hetzelfde uitleggen. Ja : 8 (29.6 %) Nee : 19 (70.4%) 11. Welk vak is voor jou echt een uitdaging? Geschiedenis 6 Biologie 2 Grieks en Latijn 3 Nederlands 6 Economie 4 Gym 2 Handvaardigheid 3 Tekenen 4 Engels 1
39
Nee : 10 (37.0 %)
Natuur/techniek 1 Wiskunde : Vind ik leuk. 12. Hoe komt het dat je dit vak een uitdaging vindt? Geschiedenis : Leuk om in de geschiedenis te duiken. Ik vind het interessant om alles te weten. Je hebt er veel inzicht voor nodig en dat vind ik moeilijk. Leuk en moeilijk om te leren. Omdat ik dat vak moeilijk vind. Vind ik leuk. Biologie : vind het leuk om dingen over planten/mensen te weten. Je gaat je verdiepen in leven en je lichaam Grieks en Latijn : Het is werk leuk om je te verdiepen in de taal erg veel talen zijn hiervan afgeleid. Het is moeilijk. Omdat het een taal is die je niet elke dag hoort. Nederlands : Ik kan het goed. Moeilijk. Er zitten afwisselende dingen in. Je moet al die woordbenoemingen kennen op de goede plaats zetten en dat is best wel moeilijk. Moeilijk . Erg lastig. Economie: Boeit me. Moeilijk. Ik vind het moeilijk. Je leert veel dingen over de maatschappij. Gym : Omdat je daarbij veel kunt doen. Er zitten afwisselende dingen in. Handvaardigheid: Boeit me. Saai. Weet ik niet. Tekenen : Best iri. Het is leuk. Boeit me. Ik hou van tekenen. Engels : omdat ik het niet snap Natuur/techniek : leuke dingen maken. Wiskunde : vind ik lastig werken met getallen. Kan ik niet zo goed. 13. Snap jij gelijk de uitleg van de docent? Nee, ik heb dyslectie. Soms wel, als ze het makkelijk uitleggen maar soms is het ook heel moeilijk. Ja, vooraf bekijken. Nee. Ja omdat ik het goed kan. Ja, weet ik niet (alleen bij Grieks en Latijn niet). Soms niet. Ja, logisch nadenken. Nee, soms is het heel moeilijk. Soms onduidelijk. Niet altijd omdat ik dan niet goed oplet. Soms omdat ik het dan al gehad heb. Soms, sommigen leggen dingen moeilijk uit. Soms wel. Soms Nee, maar het ligt er wel aan welk vak het is. Soms, de lesstof is soms een beetje moeilijk. Soms. Ja, goed opletten. Ligt aan de leraar hoe duidelijk die is. Nee, niet altijd, ik vind het soms best lastig. Ja, ik snap het gelijk misschien ook omdat ik soms vooruitwerk. Ja ik ben slim. Soms, als ik niet goed oplet. Ja, weet ik niet. Nee, het is soms best lastig. Soms wel soms niet. 14. Wat doe je als een docent iets al heel vaak heeft uitgelegd en je snapt het al lang? Iets voor mijzelf, soms/vaak stil zijn. Ga ik verder werken als het kan. Nog een keer luisteren. OP mijn mobiel spelen. Vervelen, kletsen, tekenen. Kloten ( vandaar vaak straf). Vervelen, tekenen, kletsen. Vooruit werken. Doorwerken. Vooruitwerken. Dan ga ik verder werken. Als nog luisteren dan kan het extra info opleveren. Iets voor mezelf. Onderuit zakken en niet opletten. Vervelen en kletsen. Doorwerken. Ga ik al dingen maken. Niks. Tekenen. Dan ga ik kloten. Gewoon opletten, of als het mag doorwerken. Dan ga ik vooruitwerken. Klieren. Dan ga ik verder werken. Ik ga naar de leraar toe. Ik ga me vervelen en praten en/of tekenen. Zeg ik dat ik het nu wel snap. 15. Vind jij dat je genoeg leert op school? Waarom wel of waarom niet? Ja, weet meer dan ik wist. Ja, het zijn allemaal nieuwe dingen, dus je leert wel. Niet
40
echt, ze denken dat je alles al weet. Veel te veel. Ja, veel te veel. Ja. Nee, alleen gewoon les dat is saai. Ja, wel hoor, daar is school toch voor? Nee, elke keer hetzelfde. Wel. Ja, omdat het niet dingen zijn die ik al wist. Wel, ik heb genoeg te doen. Ja, ik zit lang aan mijn huiswerk. Nee, het kan veel meer. Soms? Ja, er komt veel nieuws in de leerstof. Ja, ik weet meer. Jawel, eerst wist ik dingen niet. Ja, soms. Nee, ik en nerd. Ja, omdat we genoeg moeten leren en onthouden. Ja, misschien soms wel teveel. Nee, geen zak. Ja veel te veel. Weet ik niet. Nee, de school geeft niet genoeg uitdaging, ik zal het veel leuker vinden om meerdere lessen in het Engels te volgen ofzo. Ja waarom weet ik niet.
41
Uitwerking Vragenlijst klas 2 vwo Locatie : Kampen Klas : 2Hc Aantal leerlingen : 29 1. Hoe vind je het op school? Heel leuk : 1 (3.5 %) Leuk : 23 (79.3 %) 2. Wat leer je op school? Heel veel : 19 (65.5 %)
Niet leuk : 5 (17.2%)
Niet veel nieuws : 8 (27.6%) Niets : 2 (6.9 %)
3. Er wordt op school genoeg uitdaging geboden? Ja : 22 (75.9%) Nee : 7 (24.1 %) 4. Ik merk dat docenten mij begrijpen. Soms : 22 (75.9%) Ja : 4 (13.8 %)
Nee : 3 (10.3%)
5. Ik vind het mooi om een onderwerp uit te diepen Ja : 5 (17.2%) Nee : 24 (82.8 %) 6. Docenten zorgen voor genoeg uitdaging in de les Ja : 19 (65.5 %) Nee : 10 (34.5 %) 7. Ik krijg op school genoeg uitdaging of extra verdieping naast de lessen Ja : 20 (37.9%) Nee : 9 (62.1%) 8. Ik voel me begrepen door de docent Ja : 20 (69.0 %) Nee : 9 (31.0 %) 9. Ik voel dat ik dingen sneller snap dan medeleerlingen Soms : 13 (44.8 %) Ja : 4 (13.8 %) 10. Ik vind het lastig als docenten twee keer hetzelfde uitleggen. Ja : 12 (41.4 %) Nee : 17 (58.6%) 11. Welk vak is voor jou echt een uitdaging? Biologie 2 Geschiedenis 3 Wiskunde 5 Gym 2 Frans 2 Aardrijkskunde 2 Grieks/Latijn 5 Engels 2 Tekenen 2 42
Nee : 12 (41.4 %)
Mentoruur Alles
2 2
12. Hoe komt het dat je dit vak een uitdaging vindt? Biologie : Moeilijk, het is heeeeeeeel saai. Ik woon op een boerderij en ik vind het leuk als het over dieren, natuur of mensen gaat. Geschiedenis : moeilijk om alle info op te slaan. Ik vind het wel leuk om daar meer over te weten. Ik ben er niet goed in. Wiskunde : is voor alles de eerste keer, is leuk, ik ben er niet goed in, soms als je het snapt is er nog een extra moeilijk opgave over dat onderwerp die je niet perse hoeft maar wel leuk is als je het makkelijk vind. Je gaat telkens weer verder en het wordt ook moeilijker. Er zitten veel vragen bij die je moet uitpuzzelen. Gym : Je doet er nog iets leuks Frans : super interessant om nog een taal erbij te hebben die nieuw is. Het is totaal anders als Nederlands. Duits en Engels lijken er meer op! Aardrijkskunde : Omdat ik het lastig vind. Grieks/Latijn : omdat het anders is als andere vakken, ik vind het een uitdaging omdat bijna niemand het doet en je hoeft het niet perse te kiezen. Helemaal niemand doet het en je kunt het erbij kiezen, je hoeft niet perse te doen. Je hoeft het vak niet te kiezen maar het is soms moeilijk . Het is leuk. Engels : Leuke lesstof, vind ik erg lastig. Sta ik niet echt goed voor. Tekenen : Omdat je daar leuk kan praten. Ik hou er erg van en ik wil kijken wat ik allemaal kan. Mentoruur : Je moet moeite doen om niet in slaap te vallen. Je kunt gewoon lekker slapen. Alles : ik vind het niet interessant, moeilijk 13. Snap jij gelijk de uitleg van de docent, hoe komt dat? Docenten leggen soms goed uit. Soms, omdat je het dan snapt. Soms niet, ze leggen som niet echt goed uit. Meestal wel. Ligt eraan welk vak, bij talen wel, andere vakken soms niet. Nee, niet altijd, ze leggen dan heel snel uit. Soms, soms is het moeilijk. Soms niet, maar dan legt de docent het heel erg onduidelijk uit. Nee, gewoon niet. Ja, het is meestal best easy. Nee, gewoon niet. Ja, meestal wel, omdat ik het snap. Ja, niet altijd maar dan wordt het logisch uitgelegd. Ja, weet ik niet. Soms, als ik al meer over het onderwerp gehoord heb ofzo. Ja, soms als de docent uitlegt ik weet niet hoe dat komt. Meestal wel, dat komt omdat ik het snapt of juist helemaal niet snap. Meestal wel, o m dat ze het voor mij goed uitleggen. Soms, de ene keer is het moeilijk dan de andere keer. Ja meestal wel, maar ik heb geen idee waarom misschien omdat ik hersens heb? Ja, wel goede uitleg. Hangt er vanaf, Pierik bijv. legt vijf dingen tegelijk uit. Meestal wel, soms niet, ligt eraan hoe de leraar uitlegt, dus niet bij de Roos. Meestal wel, ik weet niet waarom. Ja, als hij/zij het gewoon normaal uitlegt snap ik het wel. Meestal wel, docent legt duidelijk uit. Ja, weet niet, is gewoon simpel. Meestal wel, omdat ik het snap. Bij sommige vakken wel, omdat ik in die vakken goed ben. 14. Wat doe je als een docent iets al heel vaak heeft uitgelegd en je snapt het al lang? Met iets anders verder werken. Tekenen. Dan denk ik ‘boring’ ik denk dan van
43
‘alweer’? Niks doen beetje hangen. Iets anders, beetje praten en achterover hangen en vervelen. Alvast bezig met huiswerk of kletsen. Tekenen, kletsen. Dan doe ik helemaal niets. Niets of kletsen. Maakwerk vast gaan maken of kletsen met degenen die naast mij zit. Rustig verder werken. Dan doe ik iets anders bijv. tekenen in schrift, agenda of opdrachten maken. Ja, er is genoeg leerstof. Doorgaan met opdrachten maken of vooruit werken. Opdrachten maken. Vooruitwerken, als hij/zij verteld heeft wat het huiswerk is. Huiswerk maken (ander vak). Tekenen. Gewoon verder werken. Slapen. Slapen. Lekker gaan slapen. Verder werken. Dan ga ik met de opdrachten bezig of teken in mijn schrift. Dan ga ik poppetjes tekenen of kletsen. Vervelen, praten, tekenen. Tekenen. Dan ga ik iets anders doen of kletsen. Ondertussen alvast maatwerk doen. Ondertussen huiswerk maken. 15. Vind jij dat je genoeg leert op school? Waarom wel of waarom niet? Ja, je kan met steeds meer dingen meepraten. Ja genoeg lesstof. Ja, ik merk dat dus ik iets hoor ofzo dat ik dat dan al weet ofzo. Ja. Ja, daarom. Ja, omdat ik genoeg doe. Ja, omdat er heel veel nieuwe stof bij komt. Jawel hoor, ik heb geen idee. Ja, ik hoef niet meer te leren dan dat er op school geleerd wordt. Ja, op zich wel maar ik het geen idee waarom. Ja, omdat ik meer leerstof niet in mijn hoofd zou kunnen krijgen. Ja, er is genoeg leerstof. Ja, soms wel een beetje te veel. Ja, soms wel, we hebben heel veel huiswerk. Ja, vooral met talen want ik had op de basisschool allen Nederlands en Engels. Ja, omdat we genoeg te doen hebben. Ja, omdat je bijna elke les wel achter iets nieuws komt. Ja, dat is gewoon zo. Soms, het ligt aan het vak. Ja het is gewoon zo. Ja, daarom. Wel ik vind het best zo. Ja hoor, genoeg, alleen zou ik ook drama willen dat mis ik een beetje. Ja. Jawel, anders moet je nog meer leren. Ja, eigenlijk veelt e veel, ik moet elke keer leren aangezien ik het dus nog niet wist. Jawel, veel te veel huiswerk. Jawel, anders heb ik teveel huiswerk.
44
Uitwerking Vragenlijst klas 2 vwo Locatie : Staphorst Klas : S2Hc Aantal leerlingen : 27 1. Hoe vind je het op school? Heel leuk : 4 (14.8%) Leuk : 23 (85.2 %) Niet leuk : 0 (0%) 2. Wat leer je op school? Heel veel : 20 (74.1%) Niet veel nieuws : 7 (25.9%) Niets : 0 (0 %) 3. Er wordt op school genoeg uitdaging geboden? Ja : 21 (77.8%) Nee : 6 (22.2 %) 4. Ik merk dat docenten mij begrijpen. Soms : 17 (63%) Ja : 8 (29.6 %)
Nee : 2 (7.4%)
5. Ik vind het mooi om een onderwerp uit te diepen Ja : 11 (40.7%) Nee : 16 (59.3 %) 6. Docenten zorgen voor genoeg uitdaging in de les Ja : 14 (51.9%) Nee : 13 (48.1 %) 7. Ik krijg op school genoeg uitdaging of extra verdieping naast de lessen Ja : 22 (81.5%) Nee : 5 (18.5 %) 8. Ik voel me begrepen door de docent Ja : 19 (70.4%) Nee : 8 (29.6%) 9. Ik voel dat ik dingen sneller snap dan medeleerlingen Soms : 17 (63%) Ja : 1 (3.7%) 10. Ik vind het lastig als docenten twee keer hetzelfde uitleggen. Ja : 7 (25.9 %) Nee : 20 (74.1%) 11. Welk vak is voor jou echt een uitdaging? Geschiedenis 2 Biologie 2 Grieks en Latijn 1 Economie 2 Gym 4 Engels 4 Natuur/techniek 2 Wiskunde 8 Duits 2 Aardrijkskunde 2
45
Nee : 9 (33.3 %)
Frans
2
12. Hoe komt het dat je dit vak een uitdaging vindt? Geschiedenis: Snap er weinig van. Snap er niks van. Biologie: Vind ik leuk (2x). Grieks en Latijn: Daarin kun je veel dingen uitvinden door gewoon te proberen. Economie: Omdat ik dat soms best moeilijk vind, maar ik zet me er wel voor in, omdat ik wel graag goede cijfers haal. Het is voor mij nieuw, dus valt er nog veel te leren en dat vak vind ik ook wel leuk. Gym: Ik ben er goed in. Leuk vak. Ik vind het leuk om iets met sport te doen. Daarin kun je veel dingen uitvinden door gewoon te proberen. Engels: Moeilijk, dom. Het is soms best moeilijk. Omdat ik daar niet zo goed in ben, maar ik wel graag goede cijfers wil. Ik vind het erg leuk en iedereen zegt dat ik er goed in ben (dat is ook wel terug te zien in m’n cijfers). Natuur/techniek: Dingen anders maken dan anderen is voor mij een uitdaging. Ik weet er niet heel veel van. Wiskunde: Je leert veel nieuws (2x). Daarin kun je veel dingen uitvinden door gewoon te proberen. Lastig. Proberen allerlei sommen op te lossen. Je leert best veel. Leuk. Lastig, je moet er goed je best voor doen. Duits: Sta ik best goed voor. Omdat ik daar goede cijfers voor heb. Aardrijkskunde: Ik vind het een leuk en leerzaam vak. Daar moet ik het meest voor doen. Frans: Ik vind het erg leuk en iedereen zegt dat ik er goed in ben. Het is voor mij nieuw, dus kun je nog veel leren en ik vind het wel een leuk vak. 13. Snap jij gelijk de uitleg van de docent? Ja, hij legt duidelijk uit. Niet altijd, sommige docenten leggen dingen gewoon heel slecht uit. Ja, hij legt het heel duidelijk uit en kan goed vertellen. Niet altijd; de ene docent is beter in duidelijk uitleggen dan de andere docent. Soms niet, meestal wel; als ik iets moeilijk vind, vraag ik meestal de docent om het nog een keer uit te leggen. Soms snap ik het niet direct en dat komt of doordat het gewoon heel moeilijk is of doordat de docent het niet goed uitlegt. Nee, sommige docenten kunnen totaal niet uitleggen, ook al vertellen ze het drie keer. Soms wel, soms niet. Soms wel, soms niet, weet ik niet. Soms wel en soms niet. Ligt eraan welk vak en welke docent. Niet altijd, sommige docenten leggen duidelijk uit, maar niet iedereen. Ja, omdat de stof niet moeilijk is. Niet altijd, vaak wel; sommige leraren kunnen gewoon niet uitleggen. Meestal wel, als ik het niet zo goed snap dan lees ik gewoon de uitleg in het boek even door. Ja, soms door goed te luisteren. Soms. Meestal wel. Niet altijd, soms vind ik het lastig/ingewikkeld. Soms, ligt eraan welk vak. Soms wel, het ligt eraan hoe de docent het uitlegt. Soms, ik let wel goed op. Ja, meestal wel, maar de één legt beter uit dan de ander, dus soms nap ik het ook niet. Ja, sommigen leggen duidelijk uit en nee, sommigen kunnen niet uitleggen. Ja, want het zijn dingen die makkelijk zijn. Nee, ik vind dit niveau nogal lastig. Nee, als het moeilijk is. 14. Wat doe je als een docent iets al heel vaak heeft uitgelegd en je snapt het al lang? Iets voor mezelf, kletsen. Kletsen en gewoon niks doen. Dan ga ik iets anders doen,
46
tekenen of vooruit werken. De ene keer luister ik nog gewoon en de andere keer ga ik verder met de opdrachten die we moeten maken. Vragen of er nog iets anders is dat we moeten maken, bijvoorbeeld huiswerk of ik ga leren voor een ander vak. Soms ga ik gewoon even wat anders doen, maar meestal luister ik gewoon weer mee. Dan luister ik gewoon nog een keer mee. Iets anders doen, bijv. huiswerk of tekenen. Verder werken. Iets anders doen; soms huiswerk, soms tekenen in m’n schrift. Iets anders. Dan let ik niet meer zo goed op. Chillen, kletsen. Huiswerk maken of wat in mijn agenda tekenen enz. Iets voor mezelf. Doorwerken. Half luisteren. Dan zeg ik dat. Soms vind ik het irritant. Gewoon het huiswerk voor dat vak al maken of wat anders. Doorwerken of iets anders doen. Dan ga ik mijn huiswerk maken. Kletsen ofzo. Niks, tekenen in m’n map. Tekeningetjes maken, praten met buurman. Vervelen. Kliederen met de pen etc. 15. Vind jij dat je genoeg leert op school? Waarom wel of waarom niet? Nee, het meeste in de les is heel uitgebreid en dat vind ik saai. Ja, er zijn genoeg nieuwe dingen. Ja, maar veel dingen weet ik al. Ja, want hier heb je best wel veel vakken die je op de basisschool niet had of dat je weer nieuwe dingen leert bij een bepaald vak. Jawel, er zijn veel nieuwe en leuke dingen die ik eerst nog niet wist. Jawel. Bij sommige vakken wel en sommige vakken niet, ligt eraan hoe een docent les geeft en je daar veel van leert. Ja, ik weet nu veel meer dingen dan vorig jaar. Jawel. Jawel, ik weet meer dingen dan vorig jaar. Ja, ik weet meer dingen dan vorig jaar. Ja, anders moet je nog meer huiswerk maken. Ja, er is voldoende lesstof. Jawel, anders moet je nog meer huiswerk maken. Ja, wel leren heel veel verschillende dingen. Ja (3x). Ja, we hebben wel genoeg huiswerk. Ja, want je hebt huiswerk genoeg. Ja, wat ik leer vind ik voldoende. Ja, er wordt veel uitgelegd. Ja, best wel. Ja best wel, maar bij geschiedenis niet, want die man legt saai uit en trekt klassen voor. Ja, te veel, we hebben weinig vrij. Wel, omdat dat gewoon zo is. Ja, ik haal goede cijfers.
47
Uitwerking Vragenlijst klas 2 vwo Locatie : alle Klas : 2 VWO Aantal leerlingen : 112 1. Hoe vind je het op school? Heel leuk : 16 (14.3%) Leuk : 84 (75.0%) 2. Wat leer je op school? Heel veel : 71 (63.4%)
Niet leuk : 12 (10.7%)
Niet veel nieuws : 34 (30.4%)
Niets : 7 (6.3%)
3. Er wordt op school genoeg uitdaging geboden? Ja : 71 (63.4%) Nee : 41 (36.6%) 4. Ik merk dat docenten mij begrijpen. Soms : 70 (62.5%) Ja : 28 (25.0%)
Nee : 14 (12.5%)
5. Ik vind het mooi om een onderwerp uit te diepen Ja : 42 (37.5%) Nee : 70 (62.5%) 6. Docenten zorgen voor genoeg uitdaging in de les Ja : 53 (47.3 %) Nee : 59 (52.7%) 7. Ik krijg op school genoeg uitdaging of extra verdieping naast de lessen Ja : 69 (61.6%) Nee : 43 (38.4%) 8. Ik voel me begrepen door de docent Ja : 71 (63.4%) Nee : 41(36.6%) 9. Ik voel dat ik dingen sneller snap dan medeleerlingen Soms : 59 (52.7%) Ja : 18 (16.1%) 10. Ik vind het lastig als docenten twee keer hetzelfde uitleggen. Ja : 40 (35.7%) Nee : 72 (64.3%)
48
Nee : 35 (31.3%)
Profielschets leraar 25 Leraren die les geven aan hoogbegaafde leerlingen kunnen/willen: - De intellectuele leerlingen accepteren - Tutor zijn: de natuurlijke leergierigheid van het kind als een groot goed zien en de drang naar kennis blijven stimuleren - Tutor zijn: ook groot belang eraan hechten dat de kinderen van de eigen klas goed leren omgaan en communiceren met elkaar en andere kinderen. Aandacht heeft voor de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind. - Van hun klas een gezellige en veilige thuisbasis weten te maken van waaruit de leerling in en buiten de school verder gaan met de wereld verkennen - Training en scholing volgen: zich verdiepen in alle aspecten van hoogbegaafdheid, ook in de specifieke begeleidingsbehoeften van kinderen met Asperge, PDD-NOS en ADD/ADHD. - Bereid zijn tot een intensieve omgang met ouder op een gelijkwaardig niveau(omdat zij veel te maken hebben gehad met hun kind dat hoogbegaafd is) - Collegiaal zijn ingesteld : willen bijspringen, buiten je eigen vak willen kijken en overleggen - Flexibel zijn: creatief kunnen omgaan met door kinderen aangedragen onderwerpen die kinnen uitlopen in kleine projecten - Brede interesse hebben voor kunst en cultuur - Een vwo-denkniveau - Verder kijken dan cijfers - Samen met leerlingen, ouders en zorg op zoek gaan naar manieren hoe het kind gestimuleerd kan worden.
25
Gegevens Ichthus College Dronten 49
Profielschets leerling 26 De Leerling: Kan: -
IQ hoger dan 130 Heeft brede belangstelling Heeft goed geheugen Is snel en flexibel in het toepassen van het geleerde
-
Is gemotiveerd Heeft doorzettingsvermogen Is goed geconcentreerd en is taakgericht Zelfstandigheid
Wil:
26
Creëert: -
Creativiteit Nieuwsgierig Enthousiast Goed probleem oplossend vermogen Pioniersgeest (durven uitproberen)
Verbindt: -
Vermogen om samen te werken (luisteren, overleggen, afstemmen) Vermogen om te reflecteren op eigen werk en gedrag Open staan voor feedback Kritisch durven zijn Overzien van consequenties Observeren van zichzelf en anderen Willen denken over denken en denken over leren
Gegevens Ichthus College Dronten 50
27
27
www.praktijk-camino.nl 51
52
53
54