1
ZELFREDZAAMHEID BINNEN EEN NETWERK VAN SOLIDARITEIT Juliaan van Acker (www.ministrando.org) november 2012 Een vriend van mij die kinderarts is, zei toen hij op pensioen ging dat 70 procent van zijn patiëntjes die door de ouders bij hem werden gebracht in feite niet ziek was. De ouders dwongen hem min of meer medicijnen voor te schrijven en zo niet, dan gingen ze naar een andere kinderarts. In mijn praktijk als orthopedagoog moet ik 80 procent van de ouders die advies komen vragen voor de gedragsproblemen van hun kind heel voorzichtig zelf tot het inzicht laten komen dat er niks aan de hand is of dat het vanzelf zal overgaan. En nog een voorbeeld uit mijn praktijk: op 100 jongeren die door de politie wegens een misdrijf worden aangehouden, zullen er 97 ook zonder professionele hulp vanzelf stoppen met crimineel gedrag (tenzij zij toch terecht komen in de kinderbeschermingsmolen want dan lopen ze echt risico).
Stellingen Ik kan hier rustig beweren dat minstens 70 procent van de professionele hulp in de lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg overbodig is. Er kunnen makkelijk miljarden bespaard worden. De toekomst straalt dus voor de gratis mantelzorg, maar dat bedoel ik niet. Als mensen mondiger worden, de diagnose zelf leren stellen en meer zelfredzaam worden, dan kan de professionele zorg beperkt worden tot diegenen die het echt nodig hebben. Op voorwaarde dat de mantelzorgers en professionele hulpverleners goed met elkaar communiceren. Ik kan vermoeden dat mijn tweede stelling, die al aangekondigd werd, dat therapeuten en andere hulpverleners het minst geschikt zijn om hulp te verlenen enige toelichting behoeft. Een beetje een vreemde stelling voor iemand die al bijna vijftig jaar zelf hulpverlener is. Ik ben echter in de eerste plaats wetenschapper en een wetenschapper definieer ik als volgt: een wetenschapper is iemand die op zo’n manier feiten verzameld dat zijn meest dierbare overtuigingen weerlegd kunnen worden. Waarom kom ik dus tot de stelling dat therapeuten en andere hulpverleners het minst geschikt zijn om hulp te verlenen? Nu moet ik opnieuw verwijzen naar de wetenschap. Een wetenschapper is eigenlijk een zeer ongelukkig iemand om twee redenen:
2
1. de eerste heb ik al genoemd: hij ziet zijn meest dierbare overtuigingen vaak in rook opgaan 2. de tweede is dat hoe meer je weet over je vakgebied, hoe beter je weet hoe weinig je weet. Vooral de mens is zo vreselijk complex dat elke uitspraak over een persoon een zeer hachelijke onderneming is. Laat twee therapeuten onafhankelijk van elkaar een diagnose stellen over eenzelfde persoon, dan is er weinig kans dat er overeenstemming zal zijn. Laat twee therapeuten onafhankelijk van elkaar een advies geven voor behandeling, dan is de kans groot dat ze elkaar zullen tegenspreken.
Het dilemma van de hulpverlener Dit brengt ons dus tot een groot dilemma: waarop moet de hulpverlener zijn handelen dan wel baseren? Ik heb dit voor mezelf als volgt opgelost: - de diagnose stopt nooit en eindigt pas als de behandeling is afgerond. Hulpverleners die alleen aan diagnostiek doen en daarna doorverwijzen zijn dus van lotje getikt, maar ze kunnen er veel geld verdienen zonder zelf verantwoordelijkheid op te nemen. - ik observeer zoveel mogelijk de cliënt in zijn eigen omgeving (thuis, op school) - ik vraag zoveel mogelijk informatie bij mensen die dagelijks omgaan met de cliënt Kortom, ik heb de cliënt en de mensen uit zijn omgeving heel hard nodig om mijn diagnose te kunnen stellen Ik sta open voor steeds nieuwe informatie die mijn eerste diagnose misschien volledig zal weerleggen
Geen labels a.u.b. Deze methode heeft nog een gevolg: ik gebruik geen labels, ik heb het dus nooit over adhd, over autisme, over ppd-nos of weet ik veel. Ik heb het altijd over Jantje en dan volgt een heel uitgebreid observatieverslag. Maar ik maak het nog veel erger: ik gebruik nooit tests of vragenlijstjes. Te simpel voor mij. De objectiviteit die tests of vragenlijsten pretenderen te bieden, is slechts schijn. Een test is uiteindelijk altijd gefundeerd op vooroordelen en een onverantwoorde reductie van de werkelijkheid.
3
In mijn boeken neem ik dan ook vrij gedetailleerde casusbeschrijvingen op. In discussies over hulpverlening geef ik voorrang aan discussie op casusniveau. Ik heb dus geen grote theorieën; voor elk kind en voor elk gezin ontwikkel ik een nieuwe psychologische theorie en een nieuwe therapie. Dit is misschien een grote theorie
Wat betekent dit nu voor de behandeling? Ik leid nu al twee jaar in Roermond een project voor jonge, recidiverende criminelen. Dat zijn jongeren waarbij alle andere hulpverleners tot nu toe zijn mislukt. Het zijn geen lieverdjes: het gaat om jongeren die al gewapende overvallen hebben gepleegd (een deed het al toen hij pas 13 was), die bejaarden hebben beroofd, die al meerdere keren in de jeugdgevangenis hebben verbleven, die hun ouders mishandeld hebben, enzovoort. In mijn behandelingsvisie gaat het niet om een harde versus een softe aanpak. Ik hoop zoals elke burger dat jongeren die van die heel gemene geweldsdelicten plegen zolang mogelijk in de gevangenis zitten. Dan kunnen zij in elk geval geen misdrijven meer plegen. Als orthopedagoog is het echter mijn taak om als ze vrij komen te voorkomen dat ze hervallen. Ik zal het nu niet hebben over de behandeling van criminelen. Het gaat om de principes die mogelijk ook op andere terreinen toegepast kunnen worden. Ik beperk mij tot één behandelingsprincipe, een principe dat voor het thema van deze middag misschien relevant is: Wij proberen rondom de jongere een NETWERK VAN SOLIDARITEIT te creëren. Wat betekent dit en wat is de bedoeling van zo’n netwerk? Ik heb me steeds afgevraagd hoe het komt dat met deze groep de hulpverlening meestal faalt, ondanks alle inzet en alle deskundigheid. Het zou logisch zijn om nu een casus te beschrijven om op die manier mijn behandelingsvisie toe te lichten, maar daarvoor ontbreekt de tijd. Als alle hulpverlening tot nog toe heeft gefaald, dan klopt voor die groep in elk geval mijn stelling dat hulpverleners het minst geschikt zijn voor het verlenen van hulp. Waar falen zij? Dat heeft te maken met de uitzichtloze situatie waarin deze criminele jongeren zich bevinden, deels door eigen schuld zou men kunnen
4
zeggen, maar beter is te zeggen dat een combinatie van ongunstige persoonlijkheidskenmerken en risicovolle omgevingsinvloeden de oorzaak is. Die uitzichtloosheid manifesteert zich als volgt: - hun schoolse carrière is mislukt, ze hebben geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt - als ze meerderjarig zijn hebben velen een schuld van 6000 tot 20000 euro - ze kunnen geen verklaring van goed gedrag voorleggen, dus wordt het moeilijk om een stageplaats of werk te vinden - in de gevangenis leren zij vrienden voor het leven kennen - het gezin is vaak zeer problematisch; in sommige gezinnen communiceert men slechts via schelden en schreeuwen. Alles dus negatief. Hun leven is vaak al van kleins af gekenmerkt door de ene mislukking na de andere. Als de hulpverlening de volgende mislukking wordt, dan wordt het nog erger. We zetten dus alles in om de jongere vaak voor het eerst van zijn leven succeservaringen te laten opdoen. En daarvoor hebben we andere mensen hard nodig: - bijvoorbeeld een werkgever die bereid is zo’n jongere een kans te geven, en zo nodig tien keer opnieuw - bijvoorbeeld een leerkracht die iets extra wil doen om de grote leerachterstand van de jongere iets te verbeteren - bijvoorbeeld een ouder of een familielid of een buurman die deze jongen aanmoedigt, ondersteunt en die nooit de moed opgeeft. Die altijd wil herbeginnen. Die altijd weer vergeeft en vergeet. Kunnen vergeven en vergeven is trouwens een belangrijk principe voor de opvoeding en voor de menselijke omgang in het algemeen.
De rol van de hulpverlener Dit vergt heel wat van de mensen van het netwerk en hier ligt de rol van de hulpverlener: - ten eerste die mensen weten te vinden en hen mobiliseren om de jongere daadwerkelijk te helpen - ten tweede deze mensen hebben zelf ondersteuning en advies nodig
5
- dan nemen ze het van de hulpverlener over, m.a.w. ze worden zelfredzaam - de jongere zelf weet zich continu ondersteund door mensen die om hem geven en wordt minder afhankelijk van hulpverleners
Conclusie Het thema van dit salon is hoe bevorder je zelfredzaamheid en welk beleid kan dit stimuleren? In onze westerse cultuur denken we hierbij te veel aan het individu: het is het individu dat zelfredzaam moet worden. Ik meen dat dit een onverantwoorde reductie is van de werkelijkheid. Elk individu maakt deel uit van een omgeving en er is een continue interactie tussen het individu en zijn omgeving. Hulp is slechts effectief als het individu èn zijn omgeving zelfredzaam worden. Dat is de kerntaak van het netwerk van solidariteit. De opdracht van de reguliere of specialistische hulpverlening is het netwerk bij te staan bij die kerntaak. Er is enorm veel solidariteit in de wereld, denk aan acties voor Afrika of in geval van grote rampen ... maar er moeten wel mensen zijn die dit organiseren. In de zorgsector kunnen we ook beroep doen op die potentiële solidariteit in onze samenleving. Ook hier moet dit op de goede manier worden georganiseerd. En het gaat er niet om dat dit goedkoper is; het is gewoonweg effectiever. Dan kunnen we in de 21ste eeuw een spirituele lente verwezenlijken, ondanks al het doemdenken van tegenwoordig. Ik kan hier verwijzen naar de filosoof Levinas die de verantwoordelijkheid definieert als onvoorwaardelijk en onbaatzuchtig: is dat niet het beste antwoord op het egoïsme en de hebzucht die de huidige crisis hebben veroorzaakt?