DE SOCIALE AGENDA 2013- 2014’ VERSIE 22 NOVEMBER 2012
VOORWOORD Voor u ligt de eerste Sociale Agenda van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Hiermee zetten we een volgende stap in de ontwikkeling van integraal en toekomstbestendig sociaal beleid. In het najaar van 2012 heeft de gemeenteraad de Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor Mensen 2024’ vastgesteld. Deze lange termijnvisie beschrijft de stad die wij op sociaal gebied willen zijn en blijven. De Sociale Agenda is een vertaling van die visie in concrete doelen en acties voor de korte- en middellange termijn. Deze sociale agenda gaat over de periode tot en met 2014, het jaar waarin de volgende gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden. Een relatief korte periode, die we vooral moeten benutten om ons voor te bereiden op de omvangrijke nieuwe taken die het Rijk de komende jaren bij de gemeente zal beleggen.
De Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor mensen 2024’ en deze eerste Sociale Agenda 2013-2014 zijn in overleg met onze maatschappelijke partners tot stand gekomen. Vertegenwoordigers van diverse organisaties hebben hun kennis en ervaring met ons gedeeld in werkgroepen en consultatiebijeenkomsten. Daarnaast hebben wij enkele constructieve gesprekken gevoerd met leden van de Participatieraad. Wij hebben de bijeenkomsten, de bilaterale ontmoetingen, het overleg met de Participatieraad en de gesprekken in de werkgroepen, als zeer nuttig en inspirerend ervaren. Diverse inzichten, opmerkingen en aanvullingen van deze partijen zijn verwerkt in De Sociale Agenda of zullen terugkomen in het uitvoeringsprogramma 2013.
Wij willen iedereen die heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de Sociale Structuurvisie en het opstellen van de Sociale Agenda, hartelijk bedanken. Ook in de volgende fase zullen we op velen van u een beroep doen om de plannen die we nu gemaakt hebben uit te voeren en samen te werken aan een sterke sociale structuur voor de inwoners van Leidschendam-Voorburg.
1
INHOUDSOPGAVE <
>
2
1. INLEIDING Op 25 september 2012 heeft de gemeenteraad de Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor Mensen 2024’ vastgesteld. Hiermee werden de eerste en de tweede fase van het project ‘Sociale Structuurvisie’ formeel afgerond. In de eerste projectfase hebben wij op basis van beschikbare informatie en kengetallen een analyse gemaakt van de sociale staat van Leidschendam-Voorburg (zie bijlage 1). Deze analyse op hoofdlijnen vormde de basis voor de tweede projectfase waarin we een algemene sociale visie en vier hoofdopgaven hebben geformuleerd (zie bijlage 2). De notitie die voor u ligt is het resultaat van de derde fase. In deze fase hebben wij een sociale agenda voor de periode tot en met 2014 opgesteld. ‘De Sociale Agenda’ beschrijft de prioriteiten van het huidige bestuur als het gaat om de realisatie van de sociale visie en de vier hoofdopgaven: A. De basis op orde; B. Iedereen doet mee; C. De solidaire stad; D. Een vangnet zonder gaten.
De Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor Mensen 2024’ is ontwikkeld binnen de kaders van de Strategische Visie ‘Blik op Leidschendam-Voorburg’ en het Coalitieakkoord 2010-2014 ‘Verantwoord Vooruit’. De Sociale Agenda 2013 - 2014 is opgesteld binnen het financiële kader van de meerjarenbegroting en de budgetten die het Rijk beschikbaar stelt voor uitvoering van de nieuwe taken. In de volgende fase stellen wij een integraal uitvoeringsprogramma voor 2013 op. Het uitvoeringsprogramma beschrijft onder andere hoe de beschikbare capaciteit en middelen zullen worden ingezet om De Sociale Agenda 2013 - 2014 uit te voeren.
2. SAMENVATTING <>
3
3. KADERS EN UITGANGSPUNTEN De Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor Mensen 2024’ is ontwikkeld binnen de kaders van de Strategische Visie ‘Blik op Leidschendam-Voorburg’ en het Coalitieakkoord 2010-2014 ‘Verantwoord Vooruit’. Dit hoofdstuk bevat de kaders en uitgangspunten voor de ontwikkeling en de realisatie van de Sociale Agenda 2013-2014. 3.1 Kaders In deze paragraaf worden de kaders beschreven waarbinnen De Sociale Agenda is opgesteld. 3.1.1 Financieel kader De Sociale Agenda 2013-2014 is opgesteld binnen het financiële kader van de meerjarenbegroting en de budgetten die het Rijk beschikbaar stelt voor de uitvoering van nieuwe wettelijke taken. 3.1.2 Wettelijk kader 3.1.2.1 Huidig wettelijk kader: De gemeente moet de onderstaande wetten uitvoeren. Veel van deze wetten zijn kaderwetten. Dat wil zeggen dat de wetgever ruimte geeft aan de gemeente om haar wettelijke taken – tot op zekere hoogte - naar eigen inzicht in te vullen en uit te voeren. De Sociale Structuurvisie (zie bijlage 2) geeft richting aan de wijze waarop de gemeente haar wettelijke taken invult. De Sociale Agenda 2013-2014 beschrijft hoe de gemeente deze taken uitvoert. -
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);
-
De Wet publieke gezondheid (Wpg);
-
De Wet Werk en Bijstand (WWB);
-
De Wet op het Participatiebudget;
-
De Wet op de sociale werkvoorzieningen (Wsw);
-
De Wet op de Gemeentelijke Schuldhulpverlening;
-
De Leerplichtwet;
-
De Wet op het Primair Onderwijs (toezicht op het openbaar onderwijs), De Wet op de Expertisecentra, De Wet op het Voortgezet Onderwijs (Onderwijshuisvesting en Leerlingenvervoer);
-
Regels inzake de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC);
-
De Wet Ontwikkelingskansen door educatie (OKE) (voor- en vroegschoolse educatie);
-
De Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB);
-
De Wet Kinderopvang;
-
Het Bibliotheekcharter 2010-2012
4
3.1.2.2 Toekomstig wettelijk kader: De gemeente moet zich de komende jaren voorbereiden op een aanzienlijke uitbreiding van wettelijke taken en verantwoordelijkheden op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en (jeugd)zorg. Dit gegeven was een belangrijke aanleiding voor de ontwikkeling van De Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor Mensen 2024’ en de Sociale Agenda 2013-2014. Want alleen door de bestaande- en de nieuwe wettelijke taken in samenhang met elkaar in te vullen en uit te voeren, kunnen we het sociale beleid van de gemeente toekomstbestendig maken.
In de onderstaande wetten en wetsvoorstellen worden de nieuwe gemeentelijke taken beschreven.
-
Wet Passend Onderwijs: Deze wet is aangenomen door de Eerste Kamer. De zorgplicht voor scholen geldt met ingang van 1 augustus 2014;
-
De decentralisatie van de Extramurale begeleiding (incl. Kortdurend verblijf en Vervoer) en de Persoonlijke verzorging uit de Awbz naar de Wmo zal m.i.v. 1 januari 2015 zijn beslag krijgen.
-
De nieuwe Jeugdwet (status: wetsvoorstel), die de decentralisatie van de geïndiceerde Jeugdzorg regelt, zal – naar verwachting - op 1 januari 2015 in werking treden;
-
De Participatiewet (status: wetsvoorstel) vervangt de Wet werk en bijstand, (Wwb), De Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en de Wet arbeidsongeschiktheid Jongeren (Wajong). Het is de verwachting dat deze wet met ingang van 1 januari 2014 inwerking treedt;
In hoofdstuk 8 vindt u meer informatie over de financiële randvoorwaarden en de wijze waarop de gemeente zich voorbereid op de implementatie van deze nieuwe wetten. 3.2 Uitgangspunten Deze paragraaf beschrijft de uitgangspunten voor het opstellen en uitvoeren van De Sociale Agenda 2013-2014. Deze lopen als een leidraad door alle vier de hoofdopgaven. 3.2.1 De individuele verantwoordelijkheid van inwoners De titel van het coalitieakkoord 2010 -2014: ‘Verantwoord Vooruit’, verwijst niet alleen naar een verantwoord financieel beleid, noodzakelijk in economisch zware tijden, maar ook naar de eigen 1
verantwoordelijkheid:van bestuurders én van inwoners . Iedere inwoner is in beginsel verantwoordelijk voor zichzelf en zijn naasten. Deze individuele verantwoordelijkheid is de basis van het sociale beleid. Het is essentieel dat zoveel mogelijk inwoners op eigen kracht of met hulp van familie en vrienden, meedoen in de samenleving. Alleen dan kunnen we ervoor zorgen dat de professionele ondersteuning en zorg - ook in de toekomst - beschikbaar blijft voor de mensen die het écht nodig hebben.
1 Bron: Coalitieakkoord 2010-2014 ‘Verantwoord Vooruit’
5
3.2.2 Opdrachtgeverschap In de uitvoering van haar sociale taken, wil de gemeente complementair zijn aan het maatschappelijk veld. Dit houdt in dat we maximaal gebruik willen maken van de kennis, de ervaring en de mogelijkheden van onze maatschappelijke partners. De gemeente doet dus niet alles zelf, maar besteedt de uitvoering van het sociale beleid voor een belangrijk deel uit bij externe organisaties. Als opdrachtgever of subsidieverstrekker sturen wij op resultaten. Die resultaten benoemen wij in samenspraak met de betreffende opdrachtnemer of subsidieontvanger. De uitvoering laten wij over aan professionals die daarvoor zijn opgeleid. Deze professionals moeten een ruim mandaat krijgen om te doen wat in een bepaalde situatie nodig is (maatwerk leveren). We beperken de administratieve belasting van uitvoerende organisaties zoveel mogelijk, zodat er meer capaciteit overblijft voor het echte werk.
De rol van de gemeente als opdrachtgever in het sociale domein is in ontwikkeling. In hoofdstuk 8 vindt u hier meer informatie over. 3.2.3 Gebiedsgericht werken Als het zinvol en mogelijk is, houden wij bij het ontwikkelen en uitvoeren van het sociale beleid rekening met de beleving van inwoners, de bevolkingssamenstelling en andere specifieke omstandigheden in de verschillende buurten en wijken. Door gebiedsgerichte keuzes te maken kunnen we efficiënter werken. 3.2.4 Regionale samenwerking2 Samenwerking met andere gemeenten is van alle tijden. Veel vraagstukken houden immers niet op bij onze gemeentegrens. De bestuurlijke omgeving van onze gemeente is op dit moment sterk in beweging. Dit wordt veroorzaakt door bezuinigingsopgaven, discussies over het middenbestuur en de decentralisatie van taken op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en zorg. Bijna alle gemeenten rondom Leidschendam-Voorburg (her)oriënteren zich daarom op intergemeentelijke samenwerking. Net als de meeste gemeenten streeft Leidschendam-Voorburg daarbij ‘alleen’ naar samenwerking met buurgemeenten. Sommigen gaan daarin verder en werken aan een ambtelijke of zelfs bestuurlijke fusie. Wat in ieder geval wel blijkt, is dat gemeenten op zoek gaan naar vaste samenwerkingsverbanden. De focus van Leidschendam-Voorburg ligt op de samenwerking met Wassenaar en Voorschoten. Dit betekent dat bij nieuwe dossiers en/of onderwerpen in eerste aanleg wordt onderzocht of samenwerking tussen Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg (eventueel aangevuld met andere gemeenten) meerwaarde kan hebben. Als de samenwerking aantoonbaar meerwaarde oplevert, dan werken wij met hen samen. Als dit niet het geval is, verbreden wij onze horizon. Als het gaat om bestaande dossiers dan werkt Leidschendam-Voorburg al samen met Wassenaar en Voorschoten (bijvoorbeeld in het Werkplein), maar ook met diverse andere gemeenten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), De stichting Jeugdgezondheidszorg 0-19, Wonen, De Regionale Agenda Samenleving (RAS) en de Regionale 2 Bron: Herijking visie regionale samenwerking.
6
Meld- en Coördinatiefunctie (voortijdig schoolverlaten).
Taken die wij zelfstandig (goed) uitvoeren, blijven wij zelfstandig doen (of besteden wij zelfstandig uit). Samenwerking is geen doel op zich, maar een middel om op een hoger (schaal)niveau meer efficiency of een hogere kwaliteit van onze dienstverlening te bereiken. Wat beter lokaal kan, doen wij lokaal.
7
4. DE SOCIALE AGENDA De Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor Mensen 2024’ (zie bijlage 2) is uitgewerkt in vier hoofdopgaven: A. De basis op orde B. Iedereen doet mee C. De solidaire stad D. Een vangnet zonder gaten
In Hoofdstuk 5 tot en met 8 beschrijven we voor elk van de vier hoofdopgaven de doelstellingen en de prioriteiten van het huidige bestuur voor de middellange- en korte termijn: De Sociale Agenda 2013-2014.
Bij het bepalen van die doelstellingen en prioriteiten hebben wij ons gebaseerd op: -
de ambities die bij de vier hoofdopgaven zijn geformuleerd (zie bijlage 2)
-
feitelijke informatie (onderzoek en statistiek (zie o.a. bijlage 1));
-
de financiële kaders (zie paragraaf 3.1.1);
-
de (toekomstige)wettelijke kaders (zie paragraaf 3.1.2);
-
(maatschappelijke) ontwikkelingen waar we rekening mee moeten houden;
-
de inbreng van maatschappelijke partners.
4.1 Een overzicht van de doelstellingen per hoofdopgave In deze paragraaf geven wij per hoofdopgave een korte toelichting en overzicht van de doelstellingen.
4.1.1 Opgave A De basis op orde Een solide sociale infrastructuur is het fundament voor het welzijn en de participatie van onze inwoners. Het gaat dan om de algemene- en preventieve voorzieningen die samen de sociale randvoorwaarden voor een leefbare stad vormen. Als de basis op orde is, kunnen inwoners zich ontwikkelen en (langer) voor zichzelf blijven zorgen.
Bij opgave A ‘De basis op orde’, zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1. Handhaven van een goed voorzieningenniveau; 2. Toegankelijke informatie en advies bieden op het gebied van opvoeden, opgroeien, wonen, welzijn, (vrijwilligers)werk, inkomen, gezondheid, onderwijs, leerplicht en zorg; 3. Met effectieve preventie en lichte ondersteuning (grote) problemen en maatschappelijke kosten voorkomen; 4. Het aantal toegankelijke woningen en de toegankelijkheid van de openbare ruimte vergroten; 5. Werken aan wijken en buurten waar inwoners zich veilig voelen en veilig zijn;
8
4.1.2 Opgave B Iedereen doet mee Het is voor alle inwoners van belang dat ze, ieder op hun eigen wijze, volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Dat betekent naar school gaan, werken, mensen ontmoeten of op een andere manier actief zijn. Voor de samenleving als geheel is het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen meedoen. Iedereen heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid.
Bij opgave B ‘Iedereen doet mee’, zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
1. Inwoners bewust maken van hun eigen verantwoordelijkheid, als zij deze niet kennen; 2. (dreigende) problemen (bij jong en oud) tijdig signaleren en aanpakken; 3. Jeugdwerkloosheid voorkomen en bestrijden; 4. Inwoners met (een beperkt) arbeidspotentieel toeleiden naar regulier werk; 5. Sociaal isolement van inwoners voorkomen en bestrijden.
4.1.3 Opgave C De solidaire stad De gemeente vertrouwt en bouwt op de bereidheid van inwoners, organisaties en ondernemers om zich in te zetten voor elkaar en voor de stad. Vrijwilligerswerk, burenhulp, informele zorg en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap vormen samen de kurk waar het sociale beleid van de gemeente op drijft. Hoe steviger die kurk, hoe sterker de stad.
Bij opgave C ‘De solidaire stad’, zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
1. De betrokkenheid van inwoners vergroten in de buurten waar deze laag is; 2. De leefbaarheid in buurten en wijken op peil houden en waar nodig versterken; 3. Het vrijwilligerspotentieel optimaal benutten; 4. De inzet van informele zorg vergroten; 5. Voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken; 6. Ruimte bieden voor particulier initiatief; 7. Het aantal stageplekken, duale trajecten en arbeidsplaatsen voor laagopgeleiden en mensen met een arbeidsbeperking vergroten; 8. Innovatie in de zorg stimuleren
9
4.1.4 Opgave D ‘Een vangnet zonder gaten’ Inwoners en gezinnen die het op eigen kracht, of met hulp uit hun omgeving niet redden, vallen niet tussen de wal en het schip. De gemeente zorgt dat deze mensen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om mee te kunnen blijven doen in de samenleving.
Bij opgave D ‘Een vangnet zonder gaten’, zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1. Integraal maatwerk leveren volgens de principes van ‘De Kanteling’; 2. Effectiever en efficiënter samenwerken in de keten(s); 3. De zorg voor de meest kwetsbare inwoners actief oppakken; 4. Een integrale visie op doelgroepenvervoer ontwikkelen; 5. Anticiperen op de rijksmaatregel ‘Scheiden van wonen en zorg’; 6. De decentralisatie van taken op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en (jeugd)zorg voorbereiden.
10
5. OPGAVE A: DE BASIS OP ORDE Bij Opgave A ‘De basis op orde’ zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
1. Handhaven van een goed voorzieningenniveau; 2. Toegankelijke informatie en advies bieden op het gebied van opvoeden, opgroeien, wonen, welzijn, (vrijwilligers)werk, inkomen, gezondheid, onderwijs, leerplicht en zorg; 3. Met effectieve preventie en lichte ondersteuning (grote) problemen en maatschappelijke kosten voorkomen; 4. Het aantal toegankelijke woningen en de toegankelijkheid van de openbare ruimte vergroten; 5. Werken aan wijken en buurten waar inwoners zich veilig voelen en veilig zijn;
In de volgende paragrafen worden de doelstellingen stuk voor stuk toegelicht. Daarbij beschrijven wij op hoofdlijnen wat we in 2013 en 2014 gaan doen om de betreffende doelstelling te realiseren en geven we aan welke indicatoren we gebruiken om vast te stellen of dat is gelukt.
5.1 Doelstelling 1. Handhaven van een goed voorzieningenniveau De algemene voorzieningen3 in de buurt en de stad vormen samen een belangrijk deel van de sociale infrastructuur die alle inwoners nodig hebben om zich te ontwikkelen en voor zichzelf te kunnen (blijven) zorgen. Die basis moet op orde zijn en blijven. Maatschappelijke organisaties, ondernemers, onderwijsbesturen, verenigingen en de gemeente dragen, ieder vanuit een eigen belang of verantwoordelijkheid, bij aan het voorzieningenniveau van Leidschendam-Voorburg.
Wat is nu eigenlijk een ‘goed’ voorzieningenniveau en wie bepaalt dat? De gemeente bepaalt niet zelf welke voorzieningen er op buurt- wijk- en stadsniveau moeten zijn om te kunnen spreken van een ‘goed’ voorzieningenniveau. In plaats daarvan onderzoekt de gemeente hoe inwoners daarover denken (bron: Wijkatlas).
Als inwoners van een buurt tevreden zijn over de voorzieningen in de buurt, is er voor de gemeente geen directe aanleiding om daar wat aan te veranderen. Wel zal de gemeente moeten zorgen voor het beheer, het onderhoud of de subsidiëring van de voorzieningen die zij in stand moet of wil houden (bijv. scholen, speelruimte, sportaccommodaties, parken en welzijnsvoorzieningen).
Als inwoners van een buurt of wijk aangeven dat ze ontevreden zijn over een bepaalde voorziening, zal de gemeente onderzoeken hoe de feitelijke situatie is.
3 Als we het in dit verband hebben over algemene voorzieningen, bedoelen we scholen, kinderopvang, speelmogelijkheden, voorzieningen en activiteiten voor ouderen, welzijnsvoorzieningen, gezondheidsvoorzieningen, openbaar vervoer, winkels voor dagelijkse boodschappen, culturele- en sportvoorzieningen en activiteiten voor jongeren (12+). Deze lijst is niet uitputtend.
11
Afhankelijk van de feitelijke situatie kan de gemeente dan besluiten om: -
niets te doen;
-
zelf een voorziening te realiseren;
-
haar invloed aan te wenden om te bevorderen dat anderen een bijdrage leveren aan het voorzieningenniveau in de buurt (bijv. de vestiging van een huisarts of een supermarktketen)
Er kunnen voor de gemeente ook andere aanleidingen (bijv. bevolkingssamenstelling of specifieke omstandigheden) zijn om voorzieningen in bepaalde buurten te realiseren. 4
Inwoners van Leidschendam-Voorburg zijn over het algemeen tevreden met de voorzieningen in de buurt. Het gaat dan om speelmogelijkheden, voorzieningen en activiteiten voor ouderen, welzijnsvoorzieningen, gezondheidsvoorzieningen, openbaar vervoer, winkels voor dagelijkse boodschappen, culturele- en sportvoorzieningen. Minder tevreden is men over de voorzieningen en activiteiten voor jongeren (12+). 5.1.1 Prioriteiten 2013-2014 Om een goed voorzieningenniveau te behouden, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval het volgende doen:
een jongerenactiviteitencentrum voor 16 tot 23 jarigen realiseren in De Prinsenhof of De Heuvel/Amstelwijk;
starten met de realisatie van het Kulturhus in Stompwijk;
5.1.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
de uitvoering van het (binnen/buiten)sportaccommodatiebeleid, het speelruimteplan en integraal huisvestingsplan5 (onderwijshuisvesting).
Het behoud van de Wijk- en Dienstencentra in de wijken Bovenveen en de Prinsenhof;
toezicht houden op – en handhaven van de kwaliteit van de kinderopvang en de peuterspeelzalen (handhaven A status)
een heroverweging van het bestaande cultuurbeleid
6
4 De waardering van inwoners voor de verschillende voorzieningen is in iedere buurt anders. De rapportcijfers van inwoners op wijk- en buurtniveau (bron: Wijkatlas) zijn als beleidsinformatie belangrijker dan de rapportcijfers op stadsniveau. 5 Het Integraal huisvestingsplan beschrijft de kaders, de randvoorwaarden en de planning voor de realisatie van scholen (incl. gymzalen) 6 Ook de lokale culturele sector heeft te maken met forse bezuinigingen. Als we in Leidschendam-Voorburg een gevarieerd cultureel aanbod van een acceptabel niveau willen handhaven is een heroverweging van het bestaande cultuurbeleid wenselijk. Hierbij zal ook aandacht moeten zijn voor de functie van de bibliotheek Nieuwe Stijl in de sociale structuur van LeidschendamVoorburg.
12
5.1.3 Indicator(en) -
Waardering van inwoners voor de voorzieningen in de buurt en de stad. (bron: Wijkatlas)
5.2 Doelstelling 2. Toegankelijke informatie en advies bieden het gebied van opvoeden, opgroeien, wonen, welzijn, (vrijwilligers)werk, inkomen, gezondheid, onderwijs, leerplicht en zorg
De gemeente heeft de wettelijke taak haar inwoners effectief te informeren en te adviseren op alle bovengenoemde terreinen. Als inwoners weten waar ze terecht kunnen met hun vragen, kunnen ze vaak zelf, op tijd, de ondersteuning regelen die ze nodig hebben. Voor professionals is het belangrijk dat ze weten waar ze informatie over hun eigen aanbod kunnen aanbieden en waar ze informatie over andere aanbieders van maatschappelijke ondersteuning en zorg kunnen inwinnen.
-
Met alle vragen over opvoeden en opgroeien, kan men terecht bij het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hiermee is een verbeterslag gemaakt ten opzichte van de oude situatie. Aan het bereik van het CJG wordt door de gemeente en de deelnemende partners voortdurend gewerkt;
-
Informatie en advies op het gebied van wonen, welzijn, gezondheid, (vrijwilligers)werk, inkomen, onderwijs, leerplicht en zorg worden door diverse partijen op verschillende plaatsen aangeboden. Het is voor inwoners en professionals niet altijd duidelijk waar ze met welke vragen terecht kunnen. Dit kan tot gevolg hebben dat inwoners niet op tijd de juiste ondersteuning of zorg krijgen.
5.2.1 Prioriteiten 2013-2014 Om de toegankelijkheid van informatie en advies te vergroten, gaan we in 2013 en 2014 in ieder geval het volgende doen:
De visie op- en de organisatie van de gemeentelijke dienstverlening zo aanpassen dat we de dienstverlening in het sociale domein (o.a. informatie en advies) klantvriendelijk en toekomstbestendig vorm kunnen geven.
5.2.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
Het vergroten van de bekendheid van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG);
13
5.2.3 Indicator(en): -
Het percentage inwoners dat bekend is met het Centrum voor Jeugd en Gezin (bron wijkatlas 2012);
5.3 Doelstelling 3. Met effectieve preventie en lichte ondersteuning (grote) problemen en maatschappelijke kosten voorkomen;
Met effectieve preventie en lichte ondersteuning kunnen we menselijk leed voorkomen en het beroep op de individuele voorzieningen en de zwaardere zorg beperken. In termen van maatschappelijke kosten en baten is er nog maar weinig betrouwbare informatie over de effectiviteit van preventieve voorzieningen, maar dit betekent natuurlijk niet dat preventie niet werkt en dat we er binnen de sociale structuur van Leidschendam-Voorburg geen aandacht aan hoeven te besteden. Integendeel; met de op handen zijnde decentralisatie van rijkstaken op het gebied van arbeid, maatschappelijke ondersteuning en (jeugd)zorg, is het belang van effectieve preventie en lichte ondersteuning groter dan ooit.
Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet publieke gezondheid (Wpg) is de gemeente verantwoordelijk voor: 1. het aanbod van lichte opvoed- en opgroeiondersteuning; 2. het aanbod van (welzijns)voorzieningen gericht op de participatie van kwetsbare groepen; 3. de jeugdgezondheidszorg; 4. de ontwikkeling van lokaal gezondheidsbeleid.
Ad.1 Lichte opvoed- en opgroeiondersteuning Het bereik van een aantal lokale preventieve voorzieningen voor jeugdigen op het gebied van opvoeden en opgroeien is de afgelopen jaren kleiner geworden. Op zich hoeft dit geen probleem te zijn. Maar in combinatie met de stijgende vraag naar geïndiceerde jeugdzorg verdient dit wel aandacht.
Ad. 2 Welzijn Nieuwe Stijl Er liggen kansen voor de Welzijnssector om zich sterker te profileren en te positioneren in het veranderende veld van maatschappelijke ondersteuning. Bescherming, zelfredzaamheid, participatie, zorg voor elkaar en sociale samenhang zijn kerncompetenties van Welzijn. Geen enkele andere werksoort kan op vergelijkbare wijze de bindende functie vervullen die nodig is om de Wet maatschappelijke ondersteuning klantvriendelijk en toekomstbestendig uit te voeren. Welzijn Nieuwe Stijl dringt de ingesleten gewoonte terug om voor elk individueel probleem een individuele voorziening te bieden; en om voor elke oplossing naar de overheid te kijken. In de ‘vernieuwde’ welzijnssector staan vroegtijdig signaleren en ingrijpen, collectieve arrangementen en de eigen kracht van burgers, sociale netwerken en gemeenschappen centraal.
14
Ook de lokale welzijnssector is in beweging en beraadt zich op haar positie en haar mogelijkheden om antwoord te geven op nieuwe maatschappelijke vragen. Hoewel er al veel goeds gebeurt, is er nog een belangrijke slag te slaan als we deze lijn van vernieuwing voort willen zetten. Een belangrijke doelstelling daarbij is ‘professionalisering’. Deze doelstelling richt zich enerzijds op de lokale welzijnsorganisatie(s) en anderzijds op de gemeente als opdrachtgever. Lokale aanbieders van welzijn hebben (of ontwikkelen) een aanbod dat aansluit bij deze sociale agenda en de vraag van ‘de burger’. De gemeente stuurt de lokale welzijnsorganisatie(s) resultaatgericht aan.
Ad.3 De integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar De jeugdgezondheidszorg 0 tot19 jaar die voorheen door de GGD Zuid Holland West werd uitgevoerd, is nu onder gebracht bij de stichting Jeugdgezondheidszorg Zuid Holland West. De gemeente is in overleg met de regio en de nieuwe stichting om de aansturing van de stichting resultaatgericht vorm te geven.
Ad. 3 Lokaal gezondheidsbeleid Mensen met een goede gezondheid kunnen makkelijker meedoen in de samenleving en in hun eigen inkomen voorzien. Een gezonde bevolking heeft dus een hogere (arbeids)participatiegraad. Veel (chronische) ziektes kunnen worden voorkomen door een gezonde leefstijl. Uit onderzoek komt naar voren dat de bevolking van Leidschendam-Voorburg niet zozeer gezonder of ongezonder is dan de bevolking van andere gemeenten in de regio. Wel zijn de algemene trends ook in deze gemeente zichtbaar. Veel mensen zijn te dik en worden gedurende hun leven steeds zwaarder, een op de vijf ouderen (65+) drinkt teveel en met de vergrijzing neemt ook het aantal inwoners met een chronische ziekte zoals dementie toe. Opvallend veel jongeren voelen zich somber of depressief.
5.3.1 Prioriteiten 2013-2014 Om de effectiviteit van het aanbod preventie en lichte ondersteuning te vergroten, gaan wij in 2013 en 2014 in elk geval het volgende doen:
het bereik van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de voorzieningen voor lichte opvoed- en opgroeiondersteuning vergroten;
de aansluiting tussen het onderwijs en het CJG versterken;
een preventieve voorziening voor kinderen en jongeren in De Prinsenhof realiseren (De Loopplank);
afspraken maken met de aanbieders van lokaal welzijn over de vernieuwing en de professionalisering van het welzijnswerk;
het bestaande lokale gezondheidsbeleid actualiseren en uitvoeren7. De Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor Mensen 2024’ en de landelijke nota ‘Gezondheid Dichtbij’ (gepubliceerd op 25 mei 2011) geven richting aan de invulling en de uitvoering van het lokale
7 Er wordt geen beleidsnota ‘Lokaal gezondheidsbeleid’ geschreven. Het lokaal gezondheidsbeleid wordt uitgewerkt in het Integrale uitvoeringsplan 2014.
15
gezondheidsbeleid. Het geactualiseerde beleid wordt gebaseerd op de resultaten van GGDonderzoeken8. In de ontwikkeling en uitvoering van beleid zoeken wij de samenwerking met andere partijen (bijv. met zorgverzekeringen voor cofinanciering). Binnen het geactualiseerde lokale gezondheidsbeleid zal zeker aandacht zijn voor: •
het bestrijden van de bewegingsarmoede: Regelmatig bewegen draagt niet alleen bij aan het voorkomen en bestrijden van overgewicht en diabetes, maar ook van eenzaamheid, depressie, hart- en vaatziekten en dementie; Om iedereen in beweging te krijgen, zal de gemeente o.a. de inzet van buurtsportcoaches overwegen en de lokale sportverenigingen ondersteunen met het ontwikkelen van een breder doelgroepenbeleid (Sportimpuls).
•
De samenhang tussen het lokale gezondheidsbeleid en de jeugd(gezondheids)zorg, de (openbare) geestelijke gezondheidszorg ((O)GGZ) en het (arbeids)participatiebeleid;
•
De rol en de resultaatgerichte aansturing van de (nieuwe) gefuseerde GGD.
5.3.2 Indicator(en) -
De bedragen per inwoner die de gemeente jaarlijks uitgeeft aan de verschillende vormen van 9
geïndiceerde ondersteuning/zorg en individuele voorzieningen ; -
indicatoren uit GGD onderzoek;
-
het bereik van het CJG en de lokale preventieve voorzieningen op het gebied van opvoed- en opgroeiondersteuning. (bron: Jeugdmonitor);
5.4 Doelstelling 4. Het aantal toegankelijke woningen en de toegankelijkheid van de openbare ruimte vergroten; De mate waarin mensen met een fysieke- of zintuiglijke beperking op eigen kracht mee kunnen doen in de samenleving, wordt voor een groot deel bepaald door de obstakels die ze moeten overwinnen in hun woning en op straat. Hoe minder obstakels, hoe beter deze inwoners in staat zijn om voor zichzelf en hun gezin te zorgen, boodschappen te doen, naar school te gaan, te werken en mensen te ontmoeten.
Het toenemende aantal ouderen dat langer zelfstandig wil blijven wonen, zorgt steeds vaker voor knelpunten op het gebied van huisvesting. De rijksmaatregel ‘Scheiden van wonen en zorg’ die erop gericht is, zoveel mogelijk mensen zo lang mogelijk in hun eigen woonomgeving te verzorgen, zal de vraag naar toegankelijke woningen nog doen toenemen. Als het aanbod van toegankelijke woningen in de lokale woningvoorraad onvoldoende is en blijft, zal het beroep op de individuele Wmo voorzieningen (woningaanpassingen) toenemen. Dit levert een financieel risico voor de gemeente op. 8 De GGD Zuid-Holland West voert in een 4 jarige cyclus onderzoeken uit onder telkens één leeftijdsgroep van de Zuid-Holland West-gemeenten. Met dit onderzoek verwerven wij inzicht in de gezondheid, het zorggebruik en de zorgbehoefte van onze bevolking.
16
Van de vier winkelcentra in Leidschendam-Voorburg zijn de twee grootste goed toegankelijk voor inwoners met een fysieke beperking. De twee kleinere centra zijn niet goed toegankelijk. Er zijn in Leidschendam-Voorburg nauwelijks invaliden Wc’s in de openbare ruimte en in uitgaansgelegenheden. Ook zijn er in de stad nog onvoldoende geasfalteerde doorgaande fietsroutes. Het is voor mensen met een handbike of scootmobiel, maar ook voor de oudere fietser minder belastend om zich te verplaatsen over asfalt. 5.4.1 Prioriteiten 2013-2014 Om het aantal toegankelijke woningen en de toegankelijkheid van de openbare ruimte te vergroten, gaan we (gemeente samen met betrokken partners10) in 2013 en 2014 in elk geval het volgende doen:
(prestatie)afspraken met de corporaties en de grotere private partijen maken, over het aanbod toegankelijke woningen;
bij de herinrichting, het beheer en het onderhoud van de openbare ruimte, structureel rekening houden met de toegankelijkheid van het gebied. (vb. Bij vervanging van fietspaden, ontwikkeling buurtvisie De Heuvel, Leidschendam- Zuid, ontwikkelingen Leidsenhage (toepassen richtlijnen toegankelijkheid in het Handboek Openbare Ruimte). De verantwoordelijkheid hiervoor zal binnen de gemeentelijke organisatie helder moeten worden belegd;
5.4.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 zal ook aandacht worden besteed aan:
een inventarisatie van de bestaande woningvoorraad;
onderzoek naar (de ontwikkeling van) de behoefte aan toegankelijke woningen;
uitvoering van het subprogramma ‘toegankelijkheid van wooncomplexen’ (programma Stedelijke Vernieuwing 2010-2014);
5.4.3 Indicator(en) -
het bedrag dat de gemeente jaarlijks per inwoner uitgeeft aan de aanpassing van woningen;
-
het aantal toegankelijke woningen (n.n.b.).
5.5 Doelstelling 5: Werken aan wijken en buurten waar inwoners zich veilig voelen en veilig zijn;
In veilige buurten kunnen kinderen zorgeloos buiten spelen en zullen contacten tussen buren gemakkelijker ontstaan. Als kwetsbare inwoners zich onveilig voelen in hun directe woonomgeving,
10 Naast de corporaties worden ook de grotere private partijen op de lokale woningmarkt en de zorgaanbieders betrokken.
17
zullen ze minder geneigd zijn om erop uit te trekken en actief deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Dit vergroot de kans dat ze de binding met hun buurt verliezen en vereenzamen. Inwoners van Leidschendam-Voorburg voelen zich over het algemeen veilig. In enkele buurten is het gevoel van veiligheid en/of de objectieve veiligheid minder. In de Prinsenhof (hoogbouw) is het veiligheidsgevoel het laagst. Dat gegeven correspondeert met signalen en ervaringen van politie, maatschappelijke partners en betrokken ambtenaren. Onveiligheidsgevoelens ontstaan onder andere door berichtgeving in de media over criminaliteit in de buurt, de ervaren overlast van buren en van jeugd op straat, maar bijvoorbeeld ook door zwerfafval.
5.5.1 Prioriteiten 2013-2014 Om de objectieve veiligheid en het veiligheidsgevoel in wijken en buurten te vergroten, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval het volgende doen:
de inzet van buurtpreventieteams initiëren, stimuleren en faciliteren;
5.5.2 Overige taken en activiteiten: Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 zal ook aandacht worden besteed aan:
de inzet van buurtbemiddeling om problemen tussen buren op te lossen. Buurtbemiddeling is een bestaande voorziening die door de corporaties (met beperkte financiële ondersteuning van de gemeente) wordt aangeboden en door vrijwilligers wordt uitgevoerd;
de inzet van (ambulant) jongerenwerk.
het Jeugd op Straat Overleg (JOSO). In het JOSO maken gemeente, jongerenwerk en politie afspraken over de aanpak van overlastgevende jeugd(groepen).
de aanpak van enge plekken (Wijkatlas 2012);
de veiligheid in en om de scholen;
de uitvoering van het vastgestelde integrale veiligheidsbeleid;
5.5.3 Indicator(en): -
Het rapportcijfer waarmee inwoners aangeven hoe veilig ze zich voelen. (bron: Wijkatlas).
-
Indicatoren Veiligheidsmonitor
6. OPGAVE B: IEDEREEN DOET MEE Bij opgave B. ‘Iedereen doet mee’ zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
1. Inwoners bewust maken van hun eigen verantwoordelijkheid, als zij deze niet kennen;
18
2. (dreigende) problemen (bij jong en oud) tijdig signaleren en aanpakken; 3. Jeugdwerkloosheid voorkomen en bestrijden; 4. Inwoners met (een beperkt) arbeidspotentieel toeleiden naar regulier werk; 5. Sociaal isolement van inwoners voorkomen en bestrijden.
In de volgende paragrafen worden de doelstellingen stuk voor stuk toegelicht. Daarbij beschrijven wij op hoofdlijnen wat we in 2013 en 2014 gaan doen om de betreffende doelstelling te realiseren en geven we aan welke indicatoren we gebruiken om vast te stellen of dat is gelukt.
6.1 Doelstelling 1. Inwoners bewust maken van hun eigen verantwoordelijkheid, als zij deze niet kennen; Iedere inwoner is in beginsel verantwoordelijk voor zichzelf en zijn naasten. Deze individuele verantwoordelijkheid is de basis van het sociale beleid. Het is essentieel dat zoveel mogelijk inwoners op eigen kracht of met hulp van familie en vrienden, meedoen in de samenleving. Alleen dan kunnen we ervoor zorgen dat de professionele ondersteuning en zorg - ook in de toekomst - beschikbaar blijven voor de mensen die het écht nodig hebben. 6.1.1 Prioriteiten 2013-2014 Om inwoners bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval het volgende doen:
inwoners collectief (met een communicatietraject) en – indien nodig - individueel aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor zichzelf en hun naasten:
een beperkte groep inwoners met een uitkering in het kader van een pilot oproepen om een tegenprestatie naar vermogen te leveren.
Waar de wet het toestaat een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor individuele voorzieningen en geïndiceerde zorg invoeren.
6.2 Doelstelling 2: (Dreigende) problemen (bij jong en oud) tijdig signaleren en aanpakken Het uitgangspunt dat verreweg de meeste mensen in staat zijn om hun eigen problemen op te lossen. Als mensen daar (tijdelijk) niet toe in staat zijn, of als bijvoorbeeld de problemen van ouders een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van thuiswonende kinderen, is ondersteuning of zorg nodig. Als (dreigende) problemen (bij jong en oud) in een vroeg stadium worden gesignaleerd en - indien nodig - op de juiste manier worden aangepakt, kunnen we menselijk leed en maatschappelijke kosten voorkomen.
19
6.2.1 Prioriteiten 2013-2014 Om (dreigende) problemen bij jong en oud eerder te signaleren en aan te pakken gaan we in 2013 en 2014 in elk geval het volgende doen:
Een verbrede Intake van inwoners met een hulpvraag: In overleg met de aanbieders van welzijn, ondersteuning en zorg, wordt een methodiek voor een verbrede intake gekozen of ontwikkeld. Met deze verbrede intake wordt de (gezins)situatie van inwoners met een hulpvraag snel en compleet (op alle belangrijke leefgebieden) in kaart gebracht zodat, voor de betrokkene(n), tijdig de juiste ondersteuning of zorg kan worden georganiseerd. Een verbrede intake kan bijdragen aan een efficiëntere en effectievere samenwerking tussen aanbieders van ondersteuning en zorg op het niveau van de cliënt (één huishouden, één plan). Daarnaast is het een instrument waarmee we huishoudens met meerdere problemen in een vroeg stadium kunnen signaleren en aanpakken. Met een verbrede intake kunnen we ook voorkomen dat cliënten met meerdere problemen van het kastje naar de muur worden gestuurd.
Één huishouden, één plan: Wanneer er binnen één huishouden sprake is van meerdere (dreigende) problemen, worden deze zo vroeg en zo volledig mogelijk in kaart gebracht zodat de betrokkene(n) tijdig de juiste ondersteuning of zorg kunnen krijgen. De ondersteuning en zorg binnen het huishouden worden op elkaar afgestemd en in samenhang met elkaar uitgevoerd. Om dit te kunnen doen wordt er, in overleg met de cliënt(en) een (zorg)plan opgesteld. Een plan waarbij de zorg zo snel, zo goed en zo eenvoudig mogelijk wordt georganiseerd;
De betrokkenheid van huisartsen in de lokale zorgketen(s) vergroten: Huisartsen hebben een groot bereik en kunnen (psychosociale) problemen vaak in een vroeg stadium signaleren. Toch blijkt in de praktijk dat hun betrokkenheid in de lokale zorgketen(s) zeer beperkt is;
6.2.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 zal ook aandacht worden besteed aan:
De signaleringsfunctie van de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau en schooldokter);
De signaleringsfunctie van de leerplichtambtenaar;
De signaleringsfunctie van het jongerenwerk;
De signaleringsfunctie van (Zorg)vrijwilligers;
De signaleringsfunctie van thuiszorgmedewerkers;
20
Signalerend huisbezoek11
6.2.3 indicator(en): -
De bedragen per inwoner die de gemeente jaarlijks uitgeeft aan de verschillende vormen van geïndiceerde ondersteuning/zorg en individuele voorzieningen12
6.3 Doelstelling 3: Jeugdwerkloosheid voorkomen en bestrijden; Jongeren zonder startkwalificatie
13
die niet naar school gaan en geen werk hebben, gaan vaak een
sombere toekomst tegemoet. De kans is groot dat zo’n jongere structureel werkloos raakt. Dat is niet alleen voor hem of haar een zeer slecht perspectief, het is ook een groot risico voor de samenleving. In 2011 is de jeugdwerkloosheid in Leidschendam-Voorburg gestegen met 55%. Dat percentage ligt hoger dan het landelijk gemiddelde. Ook wonen er in Leidschendam-Voorburg relatief veel werkzoekenden zonder startkwalificatie. Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen.
6.3.1 Prioriteiten 2013 – 2014 Om jeugdwerkloosheid te voorkomen en te bestrijden gaan we in 2013 en 2014 in elk geval het volgende doen: 14
Realiseren van een jongerenloopbaancentrum ;
Voortijdig schoolverlaters (zonder startkwalificatie) en jongeren met een ‘verkeerde startkwalificatie15’ toeleiden naar een opleiding, een duaal traject16 of - als dat niet lukt - naar betaald werk;
de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren (o.a. binnen het Platform Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt);
11 Alle inwoners van 75 jaar en ouder uit Leidschendam-Voorburg krijgen elke vier jaar een uitnodiging voor een informatief huisbezoek. Het Signalerend huisbezoek dient twee doelen: 1.
De voorlichter (vrijwilliger) geeft informatie en stelt de oudere inwoners op de hoogte van allerlei diensten en voorzieningen in onze gemeente. Zo nodig verwijst de voorlichter door naar de ouderenadviseur;
2.
De voorlichter onderzoekt de zelfredzaamheid van de oudere inwoners
12 Als we problemen in een vroeger stadium signaleren en aanpakken zal dat op termijn moeten resulteren in lagere kosten voor zorg en ondersteuning. Van belang is daarbij wel dat ondersteuning en zorg worden georganiseerd volgens de principes van de kanteling (zie hoofdstuk 8, doelstelling 8.1) 13 Een startkwalificatie is (minimaal) een mbo-diploma niveau 2, of een Havo/Vwo diploma. 14 In het jongerenloopbaancentrum wordt de expertise op het gebied van leerplicht, voortijdig schoolverlaten en re-integratie gebundeld. 15 Jongeren met een ‘verkeerde startkwalificatie’ hebben een opleiding afgerond die niet aansluit op de vraag van de arbeidsmarkt of die niet aansluit op hun eigen competenties en vaardigheden; 16 Een duaal traject is een combinatie van scholing met werk. een ander woord voor duaal traject is Beroepsbegeleide leerweg (BBL)
21
afspraken maken met het onderwijs over: o
het beleid van scholen om voortijdig schoolverlaten te voorkomen;
o
de verplichting van het onderwijs om verzuim van leerlingen altijd (100%) te melden bij de leerplichtambtenaar;
6.3.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsplannen 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
het organiseren van een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (doel: 100% van de peuters en kleuters met een taalachterstand bereiken);
het stimuleren van een brede schoolontwikkeling op scholen met minimaal 10% 17
gewichtenleerlingen ; scholen waar verhoudingsgewijs veel risicoleerlingen op zitten en op de drie VMBO scholen;
een verbetering van de aansluiting van het onderwijs en de (jeugd)zorg;
6.3.3 indicator(en): -
het aantal en het percentage voortijdig schoolverlaters;
-
het aantal niet werkende werkzoekenden tot 27 jaar met én zonder een startkwalificatie;
6.4 Doelstelling 4: Inwoners met (een beperkt) arbeidspotentieel toeleiden naar regulier werk Inwoners die kunnen werken, voorzien als het enigszins mogelijk is in hun eigen levensonderhoud. Als iemand dit (nog) niet kan, wordt verwacht dat hij of zij alles doet wat binnen zijn of haar vermogen ligt om een betaalde baan te vinden. Is regulier werk in potentie mogelijk, maar kan iemand op eigen kracht geen baan vinden, dan biedt de gemeente ondersteuning.
6.4.1 Prioriteiten 2013-2014 Om de arbeidsparticipatie van inwoners met (een beperkt) arbeidspotentieel te vergroten, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval het volgende doen:
Een verbrede intake van inwoners met een inkomensvraag;
Snelheid maken in de kop van het re-integratieproces; Door een inwoner met een inkomensvraag zo snel mogelijk te observeren in een arbeidsomgeving, kan worden vastgesteld welk traject iemand nodig heeft om naar werk te worden begeleid. Dit gebeurt indien nodig, in combinatie met trainingen en educatie.
17 De gewichtenregeling in het onderwijs is gekoppeld aan het opleidingsniveau van de ouders. Kinderen met (zeer) laag opgeleide ouders hebben een ‘gewicht’. scholen krijgen extra budget om deze leerlingen goed te kunnen ondersteunen.
22
Ondernemen stimuleren: Bij de start van het re-integratieproces worden naast de arbeidsvaardigheden ook de ondernemersvaardigheden geïnventariseerd;
Kiezen voor duurzame - én tijdelijke uitstroom; Iemand aan het werk helpen is het doel. Daarbij gaat de voorkeur uit naar een vaste baan maar worden ook de mogelijkheden voor tijdelijk werk onderzocht.
Naar vermogen aan het werk: De meeste mensen met een arbeidsbeperking hebben wel capaciteiten en talenten die ze op de werkvloer in kunnen zetten. Bij het begeleiden naar werk is het streven om die capaciteiten en talenten optimaal te benutten, zodat ook zij naar vermogen aan het werk kunnen.
Invoering loonkostensubsidies nieuwe stijl; Als iemand met een arbeidsbeperking voor een werkgever niet voor 100% inzetbaar of productief is (maar bijvoorbeeld wel voor 80%), dan kan een (potentiële) werkgever een loonkostensubsidie krijgen. De werkgever ontvangt dan van de gemeente een aanvullende uitkering tot max. het wettelijk minimumloon als hij deze persoon in dienst neemt
18
6.4.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
Volwasseneneducatie: om zoveel mogelijk mensen te alfabetiseren en laaggeletterden te helpen met lezen en schrijven. Het aanbod bestaat uit cursussen alfabetisering, NT1, NT2 en rekenen;
basisbegeleiding bieden aan werkloze niet uitkeringsgerechtigden met arbeidspotentieel; Gezien de krapte die op de arbeidsmarkt wordt verwacht, onderkennen we het belang van iedere deelnemer op de arbeidsmarkt. Daarom kunnen ook inwoners die geen recht hebben op een uitkering een vorm van basisbegeleiding krijgen. Bijvoorbeeld een sollicitatietraining of directe bemiddeling naar werk. Onderzocht wordt in hoeverre hiervoor een eigen bijdrage naar draagkracht kan worden gevraagd.
Effectieve handhaving; Het recht op bijstand is altijd verbonden met de plicht tot inzet om er weer onafhankelijk van te worden. Deelname aan een (re-integratie)traject is voor een uitkeringsgerechtigde dan ook niet vrijblijvend. Bij onvoldoende medewerking legt de gemeente een sanctie op.
18 Let op: de loonkostensubsidie ‘nieuwe stijl’ bedraagt maximaal het bespaarde uitkeringsbedrag.
23
6.4.3 indicator(en): -
Ranking van de gemeente Leidschendam-Voorburg ten opzichte van andere gemeenten als het gaat om de uitstroompercentages. (Norm: een notering in de top 20)
6.5 Doelstelling 5: Sociaal isolement van inwoners voorkomen en bestrijden Mensen die sociaal geïsoleerd zijn, hebben weinig of geen betekenisvolle relaties en kunnen dus geen beroep doen op hun sociale netwerk als ze steun nodig hebben. Veel van deze mensen leven in armoede en hebben onvoldoende toegang tot onderwijs, werk, huisvesting, ondersteuning en zorg. Sociaal isolement komt voor in alle lagen van de bevolking. De gevolgen hiervan zijn ernstig voor het individu, maar ook voor de samenleving als geheel.
Sociaal isolement ontstaat wanneer: -
mensen er niet bij ‘mogen’ horen: Mensen kunnen in de marge van de maatschappij terechtkomen omdat zij niet voldoen aan het beeld wat de samenleving heeft van ‘normale gesocialiseerde burgers’;
-
mensen er niet bij ‘kunnen’ horen: Door een handicap, gebrek of onvermogen kunnen sommige mensen niet volledig meedraaien in de samenleving;
-
mensen er niet bij ‘willen’ horen: sommige mensen plaatsen zichzelf buiten de samenleving. Zij willen niks te maken hebben met hun sociale omgeving of hulpverlenende instanties. Zij zoeken zelf geen hulp Een deel van deze groep veroorzaakt overlast in hun omgeving.
6.5.1 Prioriteiten 2013-2014 Om te voorkomen dat inwoners sociaal geïsoleerd raken, hun toekomstperspectief verliezen en onvrijwillig, langdurig buiten de maatschappij komen te staan, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
Inwoners met een beperking in staat stellen om: •
een huishouden te voeren;
•
zich te verplaatsen in en om hun woning;
•
zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
•
mensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan ;
19
Sociaal geïsoleerde inwoners met een uitkering oproepen voor een verbrede intake bij het heronderzoek in het kader van de arbeidsplicht. Binnen deze groep geven wij prioriteit aan inwoners met thuiswonende kinderen;
Afspraken maken met de lokale aanbieders van Welzijn over hun rol, taak en mogelijkheden in het voorkomen en bestrijden van eenzaamheid (signalering en outreachende aanpak);
Zilveren kracht verzilveren: 65 plussers die nog geen vrijwilligerswerk doen uitnodigen en inspireren om vrijwilliger te worden: Vrijwilligerswerk is goed voor de stad, maar het is voor ouderen ook een goede manier om sociaal actief te blijven:
19 Dit is het compensatiebeginsel waarop de Wmo is gebaseerd.
24
6.5.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan: 20
De functie en mogelijkheden van het meldpunt Discriminatiezaken ;
De functie en mogelijkheden van het Meldpunt Bezorgd21
De inzet van Signalerend huisbezoek (zie 4.2)
De inzet van Ruggensteun22
indicator(en): -
het aantal inwoners (in alle leeftijdscategorieën) dat aangeeft zich matig tot zeer eenzaam te voelen (bron: GGD onderzoeken)
20 Het meldpunt Discriminatiezaken is: 21 Het meldpunt Bezorgd is: 22 Ruggensteun (voorheen: activerend huisbezoek), is er voor zelfstandig wonende ouderen die tijdelijk een steuntje in de rug nodig hebben. Omdat ze door een moeilijke periode heengaan, omdat ze vereenzaamd zijn of omdat ze tijdelijk hulp nodig hebben om een aantal zaken weer op de rit te krijgen. Ruggensteun wordt uitgevoerd door getrainde vrijwilligers.
25
7. OPGAVE C: DE SOLIDAIRE STAD Bij opgave C ‘De solidaire stad’, zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
1. De betrokkenheid van inwoners vergroten in de buurten waar deze laag is; 2. De leefbaarheid in buurten en wijken op pijl houden en waar nodig versterken; 3. Het vrijwilligerspotentieel optimaal benutten; 4. De inzet van informele zorg vergroten; 5. Voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken; 6. Ruimte bieden aan particulier initiatief; 7. Het aantal stageplekken, duale trajecten en arbeidsplaatsen voor laagopgeleiden en mensen met een arbeidsbeperking vergroten; 8. Innovatie in de zorg stimuleren
In de volgende paragrafen worden de doelstellingen stuk voor stuk toegelicht. Daarbij beschrijven wij op hoofdlijnen wat we in 2013 en 2014 gaan doen om de betreffende doelstelling te realiseren en geven we aan welke indicatoren we gebruiken om vast te stellen of dat is gelukt.
7.1 Doelstelling 1: De betrokkenheid van bewoners vergroten in de buurten waar deze laag is. (Prinsenhof (hoogbouw), Voorburg Noord, Bovenveen en de Heuvel) Het gevoel van saamhorigheid en solidariteit in de buurt is niet meer vanzelfsprekend, maar wel essentieel als we de stad schoon, heel, veilig en sociaal willen houden. Als buren elkaar kennen en zich betrokken voelen bij elkaar, zorgen ze er vaak samen voor dat de buurt leefbaar blijft en zullen ze elkaar ook willen helpen als het nodig is. Voor kwetsbare inwoners die een beperkte actieradius hebben, zijn de sociale contacten met buren vaak van groot belang. Uit recent onderzoek van het weekblad Elsevier (De Beste Gemeente), komt Leidschendam-Voorburg met een 12de positie goed voor de dag. Inwoners van deze gemeente zijn over het algemeen genomen dus meer dan tevreden met hun woonplaats. Het zelfde onderzoek laat ook zien dat het slechter gesteld is met de saamhorigheid die inwoners van deze stad in hun woonomgeving ervaren. De score in dit onderzoek is gebaseerd op de vragen of inwoners een goed contact hebben met hun buren, of ze het gezellig vinden in de buurt en of ze zich mede verantwoordelijk voelen voor de leefbaarheid in de buurt. De Wijkatlas 2010 laat zien dat de betrokkenheid van bewoners in de buurten Prinsenhof (hoogbouw), De Heuvel, Voorburg Noord en Bovenveen het laagst is.
7.1.1 Prioriteiten 2013-2014 Om de betrokkenheid van de bewoners in de buurten Prinsenhof (hoogbouw), De Heuvel, Voorburg Noord en Bovenveen, te vergroten, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
26
De Wijk- en Dienstencentra in de wijken Bovenveen en De Prinsenhof behouden;
Activiteiten gericht op ontmoeting in De Heuvel faciliteren ;
7.1.2 Overige taken en activiteiten: Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
Inzet van het opbouwwerk in de wijken Bovenveen, Prinsenhof, de Heuvel /Amstelwijk en Voorburg Noord;
Samen werken aan sterke wijken: Wijkaanpak op basis van een Wijkagenda met, door en voor bewoners en organisaties in de wijken Voorburg Noord, Bovenveen, Leidschendam-Zuid, De Prinsenhof en De Heuvel/Amstelwijk;
De inzet van buurtpreventieteams initiëren, stimuleren en faciliteren;
De betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij de buurt vergroten.
7.1.3 indicator(en): -
Waardering van inwoners voor de betrokkenheid met de buurt (rapportcijfer);
-
De resultaten op het gebied van saamhorigheid in het onderzoek ‘De Beste Gemeente’ van Elsevier;
7.2 Doelstelling 2: De leefbaarheid in buurten en wijken op peil houden en waar nodig versterken; Om de leefbaarheid in buurten en wijken op peil te houden zullen inwoners, maatschappelijke organisaties en de gemeente wijkgericht samen moeten werken.
7.2.1 Prioriteiten 2013-2014 Om de leefbaarheid in buurten en wijken op peil te houden, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
Het Programma Stedelijke Vernieuwing 2010-2014 uitvoeren; Stedelijke vernieuwing is een programmatische aanpak die verbindingen legt tussen verschillende beleidsterreinen (o.a. wonen, welzijn, duurzaamheid, inrichting openbare ruimte en wijkgericht werken). Door met onze maatschappelijke partners vanuit verschillende invalshoeken (fysiek, sociaal en economisch) te focussen op een beperkt aantal wijken en buurten, kunnen we met elkaar en het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) een stevige impuls geven aan de leefbaarheid in deze gebieden.
27
7.2.2 Overige taken en activiteiten: Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
Samen werken aan sterke wijken (zie 6.2.1)
7.2.3 indicator(en): -
De waardering van inwoners voor hun buurt (rapportcijfer: bron: Wijkatlas)
7.3 Doelstelling 3: Het vrijwilligerspotentieel optimaal benutten Vrijwilligers zijn altijd al essentieel geweest voor het sociale klimaat van de stad. Immers zonder vrijwilligers waren er geen betaalbare sport- of culturele verenigingen, geen scouting, geen extra aandacht voor inwoners van verzorgingscentra, geen hospice etc. Maar nu de meeste verenigingen en maatschappelijke organisaties hun inkomsten zien teruglopen, zijn vrijwilligers belangrijker dan ooit. We streven er dan ook naar het vrijwilligerspotentieel in de stad optimaal te benutten.
7.3.1 Prioriteiten 2013 – 2014 Om het vrijwilligerspotentieel optimaal te benutten gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
Lokale verenigingen en maatschappelijke organisaties laten ondersteunen bij de ontwikkeling van effectief vrijwilligersbeleid (inzet Vrijwilligerspunt);
7.3.2 Overige taken en activiteiten: Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
de ondersteuningsstructuur waar alle vrijwilligers en organisaties die werken met vrijwilligers een beroep kunnen doen (Het Vrijwilligerspunt);
trends en ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk;
Zilveren kracht verzilveren: 65 plussers die nog geen vrijwilligerswerk doen actief uitnodigen en inspireren om vrijwilliger te worden;
7.3.3 indicator(en): -
Het percentage inwoners wat vrijwilligerswerk doet (bron: Wijkatlas);
28
7.4 Doelstelling 4. De inzet van informele zorg vergroten Om het beroep op de individuele voorzieningen en de geïndiceerde zorg te beperken zal er nadrukkelijker een appèl worden gedaan op (zorg)vrijwilligers en de sociale netwerken rondom inwoners met een hulpvraag om (een deel van) de ondersteuning van - of zorg voor hun vriend of familielid, op zich te nemen. Soms zal het nodig zijn om sociale netwerken te versterken of tijdelijk te ondersteunen. 7.4.1 Prioriteiten 2013 – 2014 Om de inzet van informele zorg te vergroten gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
Sociale netwerken rondom inwoners met een hulpvraag (familie vrienden, buren) mobiliseren en (indien nodig) versterken zodat zij (een deel van) de ondersteuning of (na)zorg op zich kunnen nemen;
(Zorg)vrijwilligers inzetten voor lichte ondersteuning, advisering en activering van inwoners met een hulpvraag: Dit kan in de vorm van maatjesprojecten en vrijwillige respijtzorg23, door inzet van vrijwilligers in de Burenhulpcentrale, de Klussendienst, Administratie thuis, Ruggensteun (zie B5, blz. 20), Tafeltje-dek-je, de Vrijwillige vervoerscentrale etc., maar ook door inzet van vrijwilligers voor opvoedondersteuning (bijv. ‘Homestart’).
7.4.2 Indicator(en): -
De bedragen per inwoner die de gemeente jaarlijks uitgeeft aan de verschillende vormen van geïndiceerde ondersteuning/zorg en individuele voorzieningen.
7.5 Doelstelling 5: Voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken Inwoners die langdurig zorgen voor een naaste, moeten vaak alle zeilen bijzetten om hun mantelzorgtaken te combineren met hun school of werk en hun privéleven. Het gevaar van overbelasting en uitval is groot. Er zijn diverse maatschappelijke ontwikkelingen die de vraag naar mantelzorg zullen vergroten. De vergrijzing is op zichzelf zo’n ontwikkeling. Maar ook de trend dat ouderen en mensen met een beperking langer zelfstandig (willen) blijven wonen. Daarnaast zullen de invoering van eigen bijdragen, de decentralisatie van de extramurale begeleiding, het scheiden van wonen en zorg en andere bezuinigingen in het sociale domein, de druk op mantelzorgers nog doen toenemen. Bij iedere vraag om ondersteuning zal eerst worden nagaan of die ondersteuning niet binnen het sociale netwerk van de aanvrager geboden kan worden. De toenemende vraag naar en de grotere druk op mantelzorgers is een groot maatschappelijk risico. Als mantelzorgers uitvallen, zal het
23 Als vrijwilligers tijdelijk de zorgtaken van een mantelzorger overnemen om deze te ontlasten noemen we dat vrijwillige respijtzorg
29
beroep op de individuele voorzieningen en de zwaardere professionele zorg stijgen. Door mantelzorgers effectief te ondersteunen en – als het nodig is – tijdelijk te ontlasten, kunnen we het voor hen mogelijk maken om de zorg voor hun naaste(n) te blijven combineren met hun werk en privéleven.
7.5.1 Prioriteiten 2013 – 2014 Om te voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
Mantelzorgers – als het nodig is – tijdelijk ontlasten (respijtzorg)
Bij de intake van de zorgbehoevende ook rekening houden met de belangen en de draagkracht van de betrokken mantelzorger (één huishouden, één plan)
Netwerkcoaches inzetten: Netwerkcoaches zijn vrijwilligers die mantelzorgers ondersteunen bij het opbouwen en uitbreiden van hun eigen sociale netwerk.
7.5.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
Bekendheid van het begrip ‘Mantelzorg’ en het ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers;
Informatie en advies voor mantelzorgers en hulpvragers;
Emotionele steun aan- en begeleiding van mantelzorgers ;
Informatie aan Lokale werkgevers over de mogelijkheden die er zijn om hun werknemers met mantelzorgtaken te ondersteunen. Werkgevers hebben hier belang bij omdat ze zo kunnen voorkomen dat hun werknemers overbelast raken en langdurig uitvallen.
7.5.3 Indicator(en): -
De tevredenheid van mantelzorgers over de geboden ondersteuning. (dit wordt op dit moment nog niet onderzocht)
7.6 Doelstelling 6: Ruimte bieden aan particulier initiatief Nu de gemeente bij de ontwikkeling en uitvoering van het sociale beleid steeds nadrukkelijker een beroep doet op de verantwoordelijkheid van inwoners, organisaties en ondernemers om zich in te zetten voor elkaar, voor de buurt en voor de stad, zullen het bestuur en de gemeentelijke organisatie zich verder moeten bekwamen in de kunst van het loslaten, ruimte geven en meedenken.
7.6.1 Prioriteiten 2013 – 2014 Om te ruimte te bieden aan particulier initiatief gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
30
(Op verzoek) oplossingsgericht meedenken en - waar mogelijk - drempels wegnemen.
7.7 Doelstelling 7: Het aantal stageplekken, duale trajecten en arbeidsplaatsen voor laagopgeleiden en inwoners met een arbeidsbeperking vergroten; Om de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten, zijn er meer stageplekken en duale trajecten (leer-werktrajecten) nodig. Uit onderzoek komt naar voren dat laagopgeleiden en mensen met een arbeidsbeperking behoefte hebben aan werk dicht bij huis. Forenzen is voor hen lastiger. Er is lokaal op dit moment te weinig werkgelegenheid voor deze groepen.
7.7.1 Prioriteiten 2013 – 2014 Om het aantal stageplekken, duale trajecten en arbeidsplaatsen voor laagopgeleiden en inwoners met een arbeidsbeperking te vergroten, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
Als grote lokale werkgever zelf het goede voorbeeld geven;
Investeren in een actieve benadering van lokale werkgevers;
Werkgevers ontzorgen;
‘Social return on investment’ verankeren in het gemeentelijk inkoopbeleid en het gemeentelijk subsidiebeleid24
De aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt versterken
7.7.2 indicator(en):
24
-
Gegevens over uitstroom van mensen met een lage opleiding of een arbeidsbeperking;
-
Het aantal niet werkende werkzoekenden tot 27 jaar.
Social return on investment
Bij het aanbesteden en gunnen van een opdracht of het verlenen van een subsidie is het altijd de moeite waard om actief te onderzoeken op welke wijze de betreffende opdrachtnemer of subsidieontvanger kan bijdragen aan de realisatie van onze sociale doelstellingen. Afspraken hierover worden opgenomen in het gemeentelijk inkoopbeleid. In het algemene inkoopbeleid van de gemeente is vastgelegd dat bij iedere aanbesteding minimaal 5 % van de contractsomvang aan ‘social return on investment’ moet worden besteed24. Bij het aanbesteden en gunnen van een opdracht of het verlenen van een subsidie is het altijd de moeite waard om actief te onderzoeken op welke wijze de betreffende opdrachtnemer of subsidieontvanger kan bijdragen aan de realisatie van onze sociale doelstellingen.
31
7.8 Doelstelling 8: Innovatie in de zorg stimuleren Het vernieuwen van de zorg zal de komende jaren steeds belangrijker worden. Bij innovaties kan worden gedacht aan het gebruik van hulpmiddelen, technologie en nieuwe technieken. Maar ook het anders en slimmer organiseren van het werk valt onder innovatie. Op dit moment wordt er in Leidschendam-Voorburg nog niet veel gebruik gemaakt van innovatieve oplossingen in de zorg. De gemeente is een groot voorstander van innovatie in het sociale domein. Zij zal innovatieve oplossingen omarmen daar waar het een positieve werking heeft op de zelfredzaamheid van de inwoners (digitalisering, sociale media enz.).
7.8.1 Prioriteiten 2013 - 2014 Om het aantal stageplekken, duale trajecten en arbeidsplaatsen voor laagopgeleiden en inwoners met een arbeidsbeperking te vergroten, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
actief participeren in het Platform Economie en Arbeidsmarkt;
aanbieders van welzijn, ondersteuning en zorg stimuleren om hun aanbod zodanig te vernieuwen dat het beter aansluit bij De Sociale Agenda 2013 – 2014 en de maatschappelijke vraag;
aanbieders van eerstelijns- en collectieve voorzieningen stimuleren om hun aanbod zo in te richten dat het beroep op de individuele voorzieningen en de zwaardere zorg wordt beperkt;
financieringssystematiek zo inrichten dat: •
instellingen niet onnodig administratief worden belast;
•
gewenst gedrag (bijv. effectieve samenwerking op casusniveau) wordt beloond;
•
verkeerde financiële prikkels worden vermeden.
32
8. OPGAVE D: VANGNET ZONDER GATEN Bij opgave D ‘Een vangnet zonder gaten’, zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
1. Integraal maatwerk leveren volgens de principes van ‘De Kanteling’; 2. Effectiever en efficiënter samenwerken in de keten(s); 3. De zorg voor de meest kwetsbare inwoners actief oppakken; 4. Een integrale visie op doelgroepenvervoer ontwikkelen; 5. Anticiperen op de rijksmaatregel ‘Scheiden van wonen en zorg’; 6. De decentralisatie van taken op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en (jeugd)zorg voorbereiden.
In de volgende paragrafen worden de doelstellingen stuk voor stuk toegelicht. Daarbij beschrijven wij op hoofdlijnen wat we in 2013 en 2014 gaan doen om de betreffende doelstelling te realiseren en geven we aan welke indicatoren we gebruiken om vast te stellen of dat is gelukt.
8.1 Doelstelling 1: Integraal maatwerk leveren volgens de principes van de kanteling Geen mens is hetzelfde, elke (gezins)situatie is anders en ieder probleem is uniek. We kunnen in de uitvoering van onze wettelijke taken daarom niet altijd met standaardoplossingen of bestaande procedures en protocollen uit de voeten. Als het gaat om de ondersteuning van en de zorg voor haar inwoners is het uitgangspunt van de gemeente Leidschendam-Voorburg heel eenvoudig. Iemand die hulp nodig heeft, moet snel en goed worden geholpen. Iemand die het zonder begeleiding of zorg niet redt, moet tijdig passende zorg of begeleiding krijgen. Kwetsbare inwoners mogen niet de dupe worden van bureaucratische processen en – werkwijzen. Maatwerk mag aan de andere kant niet ontaarden in willekeur. Door structureel onderzoek te (laten) doen naar de klanttevredenheid en de effectiviteit van de genomen maatregelen kunnen we de kwaliteit van de dienstverlening waarborgen.
We organiseren die ondersteuning van - en zorg voor onze inwoners, samen met hen, volgens de principes van ‘De Kanteling’: •
Allereerst wordt de hulpvraag van de cliënt (én indien van toepassing zijn gezin) volledig en zorgvuldig in beeld gebracht;
•
Als de vraag helder is, wordt - in overleg met de cliënt - onderzocht wat hij zelf kan doen om zijn beperking(en) te compenseren;
•
Als de cliënt dat zelf niet of onvoldoende kan, wordt onderzocht of er binnen zijn sociale netwerk en het aanbod van eerstelijns- of collectieve voorzieningen mogelijkheden zijn om de noodzakelijke ondersteuning of zorg te organiseren;
33
•
Aanvullend op de eigen kracht van de cliënt, de informele zorg uit zijn sociale netwerk en de eerstelijnszorg kan de cliënt, als het nodig is, in aanmerking komen voor een individuele voorziening of geïndiceerde zorg.
Let op: Het bovenstaande betekent niet dat zware zorg altijd alleen maar naast of na informele zorg en eerstelijnszorg ingezet kan worden. Maatwerk leveren betekent ook dat er direct zware zorg kan worden ingezet als de situatie daarom vraagt. Het is aan de professional om dit te beoordelen.
Door de ondersteuning van - en zorg voor kwetsbare inwoners op deze ‘gekantelde’ manier te organiseren, kunnen we inwoners sterker en minder afhankelijk van professionele zorg maken.
8.8.1 Prioriteiten 2013 - 2014 Om integraal maatwerk, volgens de principes van ‘De Kanteling’ te kunnen leveren, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
samen met de maatschappelijke instellingen een instrument ontwikkelen om managementinformatie te genereren over de effectiviteit van ondersteuningsmaatregelen;
de dienstverlening in het sociale domein zo inrichten dat we: -
kwetsbare inwoners die hulp of zorg nodig hebben goed en snel kunnen helpen (klantvriendelijk);
-
het beroep op de dure individuele voorzieningen en de zwaardere zorg kunnen beperken (toekomstbestendig)
De complexiteit en de omvang van de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van ondersteuning en zorg, de krappe budgetten waarmee we die taken moeten uitvoeren en de ambitie om dit op een klantvriendelijke en toekomstbestendige manier te doen, vragen om een nieuwe visie op de dienstverlening in het sociale domein.
Bij de ontwikkeling en uitwerking van deze nieuwe visie op dienstverlening wordt in ieder geval aandacht besteed aan: -
de positie, de functie, de mogelijkheden van- en de verbinding tussen, de bestaande eerste- en tweedelijnsloketten van de gemeente: •
het Centrum voor Jeugd en Gezin;
•
het Jongerenloopbaancentrum;
•
het Werkplein;
•
het KCC;
•
het Zorgloket.
34
-
de positie, de functie en de verbinding van de verschillende bestaande meldpunten: •
Meldpunt Bezorgd;
•
Advies en Steunpunt Huiselijk geweld;
•
Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK);
•
Leerplicht en Regionale Meldpunt Coördinatie (RMC)
•
Nazorg ex-gedetineerden;
•
Meldpunt Discriminatiezaken.
Centraal daarbij staan de vragen of deze meldpunten allemaal naast elkaar moeten blijven bestaan en hoe de werkprocessen van deze meldpunten gestroomlijnd kunnen worden?
-
vindplaatsen van cliënten: (Bijv. huisartsen, scholen, wijkcentra, straat)
-
de toegankelijkheid van informatie en advies over opvoeden, opgroeien, onderwijs, leerplicht, wonen, welzijn, gezondheid, (vrijwilligers)werk, inkomen en (mantel)zorg;
-
de mogelijkheid om de front-office van de dienstverlening te beleggen in het maatschappelijk veld;
-
de expertise die nodig is om (zeer) kwetsbare inwoners, met een vaak meervoudige en complexe problematiek, goed te kunnen bedienen;
-
de wenselijkheid en mogelijkheid om de nieuwe visie op dienstverlening bovenlokaal te ontwikkelen en uit te rollen. Een samenwerking op dit dossier met Voorschoten en Wassenaar zou voor de hand liggen omdat deze gemeentes ook onze partners zijn in het Werkplein;
-
De mogelijkheden om efficiencywinst te behalen door de dienstverlening in het sociale domein slimmer te organiseren.
8.1.2 Indicator(en) -
Cliënttevredenheid;
-
De bedragen per inwoner die de gemeente jaarlijks uitgeeft aan de verschillende vormen van geïndiceerde ondersteuning, zorg en individuele voorzieningen;
-
Managementinformatie over de effectiviteit van ondersteuningsmaatregelen en zorg.
35
8.2 Doelstelling 2: Effectiever en efficiënter samenwerken in de keten(s) We willen de ondersteuning van en zorg voor kwetsbare inwoners met een hulpvraag, klantvriendelijk, effectief en efficiënt organiseren. In de praktijk
25
worden met enige regelmaat de volgende knelpunten
geconstateerd: -
Het duurt te lang voordat de cliënt de juiste ondersteuning of zorg krijgt. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
a. De hulpvraag van de cliënt is onvoldoende helder en compleet, waardoor niet meteen de juiste ondersteuning kan worden georganiseerd. b. Cliënten krijgen geen maatwerk maar een standaardoplossing; c.
Stapeling van zorg; de cliënt krijgt niet (meteen) de juiste ondersteuning of zorg, maar komt eerst terecht bij een (of meer) verkeerde aanbieder(s);
d. Cliënten worden niet tijdig doorverwezen naar de juiste aanbieder van ondersteuning of zorg. (perverse prikkels in de financiering van het zorgaanbod kunnen dit probleem in de hand werken) e. Wachtlijsten; f.
Professionals hebben onvoldoende kennis van het aanbod;
g. Langdurige procedures voor intake en indicatiestelling.
-
Cliënten die worden doorverwezen moeten bij iedere nieuwe aanbieder steeds opnieuw hun verhaal vertellen;
-
Als er binnen een huishouden meerdere aanbieders van ondersteuning of zorg actief zijn, werken deze vaak langs elkaar heen;
-
Het aanbod van ondersteuning en zorg is complex en sterk versnipperd. Er zijn zoveel organisaties die een vorm van ondersteuning of zorg aanbieden, dat het voor professionals moeilijk is om een goed netwerk op te bouwen en te onderhouden;
-
Professionals krijgen in de praktijk te weinig ruimte om te doen wat nodig is (maatwerk leveren);
-
Professionals nemen te weinig ruimte om te doen wat nodig is. Er is sprake van een zekere handelingsverlegenheid;
-
Professionals wisselen op casusniveau onvoldoende informatie uit;
-
Er zijn nog steeds witte vlekken in het aanbod van ondersteuning en zorg.
25 Veel van deze praktische knelpunten in de (zorg)keten(s) zijn door de maatschappelijke partners naar voren gebracht
36
8.2.1 Prioriteiten 2013-2014 Om de effectiviteit en de efficiëntie van de keten(s) te vergroten, gaan we in 2013 en 2014 in elke geval het volgende doen:
Verbrede Intake (zie hoofdstuk 6, doelstelling 2):
Een verbrede intake zal bijdragen aan een efficiëntere en effectievere samenwerking tussen aanbieders van ondersteuning en zorg op casusniveau (één huishouden, één plan).
Werken volgens het principe ‘één huishouden, één plan’:
Wanneer er binnen één huishouden sprake is van meerdere (dreigende) problemen, worden deze zo vroeg en zo volledig mogelijk in kaart gebracht, zodat de betrokkene(n) tijdig de juiste ondersteuning of zorg kunnen krijgen. De ondersteuning en zorg binnen het huishouden worden op elkaar afgestemd en in samenhang met elkaar uitgevoerd. Om dit te kunnen doen wordt er, in overleg met de cliënt(en) een (zorg)plan opgesteld. Een plan waarbij de zorg zo snel, zo goed en zo eenvoudig mogelijk wordt georganiseerd. In het zorgplan moet er ook aandacht zijn voor nazorg; De gemeente maakt afspraken over deze werkwijze met de betrokken maatschappelijke partners.
Werken volgens het principe ‘één huishouden, één dossier (informatievoorziening en gegevensuitwisseling):
Om goed samen te kunnen werken volgens het principe: één huishouden, één plan, zullen de betrokken aanbieders toegang moeten hebben tot elkaars relevante cliëntgegevens binnen het huishouden. Deze gegevens van verschillende aanbieders moeten worden samengebracht in één dossier. Dit vraagt om een standaardisatie van processen en registratiesystemen. De VNG heeft recent opdracht gegeven om een verkenning doen naar een vergaande, maar verantwoorde vorm van standaardisatie van processen en (eventueel) ICT systemen die de gemeenten gebruiken ter ondersteuning van hun taken in het sociale domein. Gelet op de opdrachtbeschrijving levert deze verkenning ook voor onze gemeente belangrijke informatie op. Het project van de VNG loopt van oktober 2012 tot juni 2013. Op basis van de resultaten van deze verkenning maakt de gemeente afspraken met aanbieders over de uitwisseling van gegevens en de ontwikkeling van (of keuze voor) de noodzakelijke ICT toepassingen.
Partnerschap tussen aanbieders van welzijn, ondersteuning en zorg bevorderen:
Om het partnerschap tussen aanbieders van welzijn en zorg te vergroten, willen we op termijn toe naar een lokale situatie met minder professionele aanbieders. De prijs/kwaliteitverhouding van het aanbod moet daarbij gewaarborgd blijven.
Het gemeentelijk opdrachtgeverschap in het sociale domein verder ontwikkelen
Als opdrachtgever of subsidieverstrekker willen wij sturen op resultaten en de uitvoering overlaten aan professionals die daarvoor opgeleid zijn. Die professionals moeten een ruimer mandaat krijgen om te doen wat in een bepaalde situatie nodig is (maatwerk leveren). We willen de administratieve belasting
37
van uitvoerende organisaties zoveel mogelijk beperken zodat er meer capaciteit overblijft voor het echte werk. Als het gaat om de aansturing van regionaal opererende organisaties zullen we daar, zo mogelijk, bovenlokale afspraken over maken. Deze ambities geven we in 2013 en 2014 praktisch vorm. Dit doen we integraal en in overleg met onze maatschappelijke partners. Daarbij is de financieringssystematiek een belangrijk aandachtspunt.
Leren van ervaringsdeskundigen:
Inwoners die (via de gemeente) ondersteuning of zorg krijgen, zijn de ervaringsdeskundigen. Zij ondervinden in de praktijk hoe makkelijk (of moeilijk) het is om die ondersteuning of zorg te regelen, hoe snel en goed ze worden geholpen, hoeveel papierwerk erbij komt kijken en hoe organisaties met elkaar samenwerken. De gemeente nodigt haar inwoners uit om hun ervaringen te delen. De gemeente zal deze verhalen uit de praktijk, op regelmatige basis samen met haar uitvoerende partners bestuderen om er lessen uit te trekken. Zo kunnen we knelpunten in de organisatie of de uitvoering van ondersteuning en zorg signaleren en samen oplossen. We willen de processen waar mogelijk vereenvoudigen, stroomlijnen en klantvriendelijker maken.
8.2.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
de betrokkenheid van cliënt(en):
Om de eigen kracht van de cliënt te vergroten, is het van belang dat er zo min mogelijk over de cliënt wordt beslist en zoveel mogelijk met de cliënt wordt beslist. De cliënt – of iemand in zijn of haar naaste omgeving - houdt in beginsel zelf de regie over de uitvoering van het zorgplan. De cliënt heeft inzage in zijn dossier en de gegevens die instellingen over hem uitwisselen.
Coördinatie van zorg:
De cliënt (of iemand in zijn naaste omgeving) houdt zoveel mogelijk zelf de regie over de uitvoering van zijn zorgplan. Wel heeft de cliënt een professioneel aanspreekpunt voor als hij vragen heeft of als het spaak loopt. Die professional kent de cliënt en zijn zorgplan. Hij kan dienen als vraagbaak en de cliënt adviseren of ondersteunen bij de te nemen acties om een doorbraak te forceren. Als de cliënt, of iemand in zijn naaste omgeving, de regie over het zorgplan niet zelf kan voeren, wordt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het zorgplan belegd bij een van de betrokken aanbieders. In complexe situaties kan de coördinatie van zorg worden belegd bij een onafhankelijke coördinator.
De samenwerking tussen de informele zorg (mantelzorgers en zorgvrijwilligers) en de ‘formele’ professionele ondersteuning en zorg verbeteren:
De ondersteuning en zorg die door professionals wordt geleverd, is altijd aanvullend op de eigen kracht van de cliënt, de informele zorg en de eerstelijnszorg. Daar waar mantelzorgers en
38
zorgvrijwilligers een wezenlijk aandeel hebben in de ondersteuning van, of de zorg voor een cliënt is het van belang dat dit als zodanig door de betrokken professionals wordt erkend. De cliënt en de mantelzorger worden betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het zorgplan. Hierin staat het belang van de cliënt centraal, maar is er ook aandacht voor de belangen en de belasting van de mantelzorger(s).
De samenwerking tussen het onderwijs en de Jeugdzorg;
8.2.3 indicator(en) -
gegevens over instroom, doorstroom en uitstroom;
-
Cliënttevredenheid;
-
De bedragen per inwoner die de gemeente jaarlijks uitgeeft aan de verschillende vormen van geïndiceerde ondersteuning, zorg en individuele voorzieningen.
8.3 Doelstelling 3: De zorg voor de meest kwetsbare inwoners actief oppakken; Inwoners met complexe problemen vinden niet altijd zelf hun weg naar een loket. Soms hebben ze zelf geen hulpvraag of probleembesef. Deze inwoners worden ‘gevonden’ of gemeld bij een van de meldpunten. De zorg voor deze, veelal kwetsbare, groepen pakt de gemeente actief op. 8.3.1 Prioriteiten 2013-2014 Om de zorg voor de meest kwetsbare inwoners actief op te pakken, gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
De werkprocessen achter de diverse meldpunten (zie 8.1) op elkaar afstemmen;
Het werkproces voor de nazorg van ex-gedetineerden opnieuw inrichten;
8.3.2 Overige taken en activiteiten Bij het opstellen van de integrale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014 wordt ook aandacht besteed aan:
Vindplaatsgericht werken
De aanpak ‘geweld in afhankelijkheidsrelaties’;
de multidisciplinaire aanpak ‘Jeugd Op het Rechte Pad’ (JORP)26
Het Veiligheidshuis
26 De aanpak Jongeren Op het Rechte Pad , lijkt te werken. Het project loopt eind 2013 af. Voor die tijd zal de aanpak worden ingebed in de bestaande
‘
’
zorgstructuren en samenwerkingsverbanden.
39
8.4 Doelstelling 4: Een integrale visie op doelgroepenvervoer ontwikkelen Er is op dit moment onvoldoende samenhang in het aanbod van vervoersmogelijkheden en vervoersvoorzieningen voor specifieke doelgroepen (leerlingen, mensen met een arbeidsbeperking, cliënten van de Wmo). De gemeente wil het aanbod efficiënter inrichten om zo met behoud van kwaliteit kosten te besparen. 8.4.1 Prioriteiten 2013-2014 Om het aanbod van vervoersvoorzieningen, met behoud van kwaliteit, efficiënter in te richten gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
een integrale visie op doelgroepenvervoer ontwikkelen.
8.4.2 indicator(en) -
het bedrag per inwoner dat de gemeente jaarlijks uitgeeft aan vervoersvoorzieningen;
-
cliënttevredenheid
8.5 Doelstelling 5: Anticiperen op de rijksmaatregel ‘Scheiden van Wonen en Zorg’: Per 1 januari 2013 wordt een start gemaakt met het extramuraliseren van de zorgzwaartepakketten (ZZP) 1 en 2 voor nieuwe cliënten. Deze nieuwe cliënten behouden hun recht op zorg, maar krijgen geen indicatie meer voor verblijf in een instelling. Met de maatregel wordt aangesloten bij de ontwikkelingen rondom zorg in de buurt en de wens van veel cliënten om zolang mogelijk vanuit eigen huis verzorgd te worden. Het voornemen van het kabinet tot extramuralisering van de eerste drie ZZP’s, heeft ook gevolgen voor het lokale sociale domein. Zo zal bijvoorbeeld de vraag naar toegankelijke woningen toenemen. Ook het beroep op andere Wmo-voorzieningen zal toenemen. Gemeenten ontvangen hiervoor wel een financiële compensatie.
8.5.1 Prioriteiten 2013-2014 Om te anticiperen op de rijksmaatregel ‘Scheiden van wonen en zorg’ gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
In gesprek met de betrokken aanbieders van zorg en de woningcorporaties om de problematiek helder te krijgen, de verschillende belangen en verantwoordelijkheden te benoemen en afspraken te maken over het woon- en zorgaanbod voor inwoners met een beperking.
40
8.6 Doelstelling 6: De decentralisatie van taken op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en (jeugd)zorg voorbereiden. Gemeenten kunnen de ondersteuning van- en de zorg voor kwetsbare inwoners, beter en goedkoper organiseren. Deze overtuiging ligt aan de basis van de planvorming voor de decentralisatie van rijkstaken op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en (jeugd)zorg. Wij zijn daar ook van overtuigd. De gemeente kan beter aansluiten bij de leefwereld van inwoners en hun gezinnen. Op buurt- en wijkniveau liggen mogelijkheden om de eigen kracht van inwoners te versterken, sociale netwerken rondom mensen met een hulpvraag te mobiliseren en eerstelijnsvoorzieningen beter te benutten. Door de betrokkenheid van inwoners te vergroten en integraal maatwerk te leveren, kunnen wij de ondersteuning van - en zorg voor onze inwoners klantvriendelijk en toekomstbestendig organiseren. Maar voor we zover zijn, moet er nog veel gebeuren. De verantwoordelijkheid die de gemeente krijgt voor de kwetsbaarste inwoners in onze samenleving, is groot. Om die verantwoordelijkheid te kunnen (blijven) dragen, moeten wij ons de komende jaren goed voorbereiden. De voorgenomen stelselwijzigingen zijn stuk voor stuk operaties met hun eigen complexiteit, fasering, financiering en samenwerkingsverbanden. Alles met alles verbinden is geen optie. Dat zou ten koste gaan van de zorgvuldigheid en de voortgang. Het is belangrijk om de vaart erin te houden en kansen te benutten door de juiste procesmatige en inhoudelijke dwarsverbanden te leggen.
8.6.1 Prioriteiten 2013 – 2014 Om de decentralisatie van taken op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en (jeugd)zorg in samenhang met elkaar voor te bereiden gaan we in 2013 en 2014 in elk geval:
De procesmatige en inhoudelijke dwarsverbanden zijn de opgaven die van belang zijn voor alledrie de transities, maar ook voor de ontwikkeling en uitvoering van de huidige gemeentelijke taken in het sociale domein. Deze opgaven infprmatiemoeten we benutten om regie te voeren, meer samenhang aan te brengen in de organisatie en de uitvoering van het sociale beleid en efficiencywinst te behalen. We hebben het dan o.a. over: -
de ontwikkeling van een nieuwe visie op dienstverlening (zie 8.1);
-
de ontwikkeling van het gemeentelijk opdrachtgeverschap in het sociale domein (zie 8.2);
-
gegevensuitwisseling en informatievoorziening: (digitale) dossiervorming (zie 8.2);
-
regionale samenwerking;
-
combinaties maken op het gebied van doelgroepenvervoer en dagbesteding.
Deze opgaven worden integraal en in overleg met maatschappelijke uitgewerkt.
41
.
42