De situatie Elswoutshoek Hoe het zover kwam en hoe weer ‘uit de knoop’ te komen; Kantelpunten uit het verleden en handvatten voor de toekomst Martien Kuitenbrouwer 2 juni 2015
Inleiding De gemeente Bloemendaal kampt al enige jaren met het dossier Elswoutshoek. De twee eigenaren; J.W.Slewe en R. Slewe kochten het landgoed in 2009 met als doel het op te knappen; te ontwikkelen en er samen met hun gezinnen te gaan wonen. In de afgelopen jaren zijn verschillende pogingen ondernomen om tot afspraken te komen tussen de gemeente en de eigenaren. Deze pogingen hebben geen van alle tot een bevredigende oplossing geleid. De afgelopen jaren is het contact met de eigenaren van het landgoed Elswoutshoek ernstig verstoord geraakt. Inmiddels is de voormalig Burgemeester R. Nederveen opgestapt en één van de voormalig verantwoordelijk wethouders M. de Rooij vertrokken. Hierop hebben de overgebleven leden van het College besloten een andere koers te willen varen in dit dossier. Doel daarbij is het ‘normaliseren van de verhoudingen’ tussen de gemeente en de eigenaren van Elswoutshoek. Martien Kuitenbrouwer is gevraagd als procesmanager om dit proces van normalisering te begeleiden. Daartoe is een startnotitie opgesteld waarin de opdracht als volgt is geformuleerd: 1. De verhouding tussen de gemeentelijke organisatie en de eigenaren van Elswoutshoek te normaliseren; 2. Te reconstrueren waarom de situatie dusdanig geëscaleerd is; 3. Een helder proces uit te zetten om weer te komen tot een doelmatige en doeltreffende uitvoering en organisatie van de gemeentelijke taken, processen en dienstverlening bij aanvragen en procedures over het Landgoed Elswoutshoek, is samenspraak met de eigenaren van Elswoutshoek; 4. Hiertoe een procesplan te maken en uit te voeren. Het procesplan is inmiddels in uitvoering. Het proces is onderverdeeld in drie fasen: Fase 1 heeft als doel het afpellen van de kwesties: het afhandelen van lopende procedures; het creëren van meer transparantie ten aanzien van de besluitvorming aan de kant van de gemeente; het verkrijgen van commitment bij de verschillende betrokkenen ten aanzien van de nieuwe koers en inzicht te krijgen in de dynamiek van het conflict door middels van het in kaart brengen van de verschillende kantelpunten. Fase 2 heeft als hoofddoel ordenen en prioriteren : welke wensen leven er nog ten aanzien van de ontwikkeling van Elswoutshoek en welke kaders gelden er? Fase 3 draait om besluitvorming ten aanzien een eventuele aanvraag voor een omgevingsvergunning1, en afspraken ten aanzien van de dienstverlening in de toekomst.
1
26 mei jl. is deze aanvraag door de gemeente ontvangen
Bij de uitvoering van het procesplan lopen de fasen enigszins door elkaar, het dossier laat zich immers moeilijk plannen of sturen en de gebeurtenissen buitelen over elkaar heen, ook nu nog. Deze rapportage begint met een korte reconstructie van de belangrijkste kantelpunten uit het verloop van het dossier. Niet om te komen tot ‘waarheidsvinding’, dat is immers lang niet altijd mogelijk, maar wel om te begrijpen waarom de gemeente Bloemendaal en de eigenaren van Elswoutshoek zo ernstig met elkaar in de knoop zijn geraakt. Deze kantelpunten zijn momenten of gebeurtenissen die essentieel zijn geweest in de ontstane dynamiek en die hebben geleid tot een neerwaartse spiraal. Na elk kantelpunt is het wantrouwen aan de kant van de eigenaren jegens de gemeente toegenomen en vice versa. De gebeurtenissen leverden immers ‘bewijs’ dat de ‘andere kant niet deugt ‘.
Dat maakt het erg lastig om ‘uit de knoop’ te komen. Toch is er is de afgelopen maanden het een en ander ten goede veranderd. Er zijn inmiddels een aantal handvatten die aangegrepen kunnen worden om uit de situatie te komen. Deze worden beschreven aan het einde van het rapport. Deze rapportage dient vooral als onderlegger voor de gedachtenvorming van het college ten aanzien van de te volgen route op weg naar ‘normale verhoudingen’.
Eerdere onderzoeken
De rapportage die voor u ligt is niet de eerste die is verschenen in de geschiedenis van dit dossier. In april 2012 verscheen het rapport van de onderzoekscommissie Elswoutshoek. De onderzoekscommissie, ingesteld op verzoek van de gemeenteraad, concludeerde het volgende:
“De bevindingen van de commissie zijn dat als eerste indruk naar voren komt dat er sprake is van een moeizaam traject, zowel ten aanzien van vergunningverlening als informatievoorziening en planvorming. Het dossier is doorspekt met situaties waarin het ontbreekt aan duidelijkheid over eisen en verwachtingen wederzijds. Voorbeelden hiervan zijn de aanvraag voor een paardenbak, het vervangen van hekwerken, het verwijderen van asbest, de reparatie van de lekkage in het hoofdgebouw, het vaststellen van de status en wijzigingen van het totaalplan en de wijze van handhaving. Het is de commissie gebleken dat er veelal sprake is van onduidelijkheid over nut en noodzaak van vergunningen, extra onderzoeken en rapportages van deskundigen en over de controle van werkzaamheden. Ook is er met regelmaat onduidelijkheid over de status van aanvragen en wijzigingen daarin en daaropvolgend verwarring of discussie over benodigde informatie. Uit de door haar gevoerde gesprekken is het de commissie gebleken dat er zeer duidelijk twee visies op de zaak zijn. Enerzijds die van de gemeente en anderzijds die van de eigenaren en hun adviseurs. Zowel ambtenaren als de wethouder beschouwen de eigenaren als lastiger dan gemiddeld. Ze hanteren voor de gemeente ongebruikelijke methoden, zijn emotioneel in hun verbaliteit en hebben weinig geduld. Daarnaast zijn alle betrokkenen van mening dat het dossier de ambtelijke organisatie veel meer tijd kost dan acceptabel en gebruikelijk is. De eigenaren en hun adviseurs zijn van mening dat zij nog nooit een gemeente hebben meegemaakt die zo bureaucratisch en weinig coöperatief is als Bloemendaal. Voor alles lijkt een vergunning nodig te zijn voorzien van veel technische details, terwijl veel van die zaken normaliter vergunningvrij zijn.
Zaken duren lang, gaan schriftelijk en een meer gebruikelijk contact en informatie-‐-‐-‐ uitwisseling via de telefoon is, vanuit de gemeente, niet vanzelfsprekend”2 .
Hierop besluit de gemeenteraad de aanbevelingen over te nemen en een procesmanager aan te stellen. Deze procesmanager; M. Schuttenbelt, krijgt als opdracht mee een oplossing te vinden voor de ruimtelijke vraagstukken met inachtneming van het gezamenlijk doel; het behoud en de instandhouding van het landgoed. Op 21 november 2012 brengt zij haar advies uit, wat op 20 december 2012 aangeboden wordt aan de gemeenteraad. Procesmanager M. Schuttenbelt concludeert als volgt:
“Om uiteindelijk tot een goed proces te komen, blijkt samenwerking tussen partijen essentieel. Voor de samenwerking is vertrouwen nodig tussen partijen. Binnen het proces van EWH ontbreekt het vertrouwen tussen de partijen en is de relatie erg verstoord. Er is een duidelijk verschil tussen de rol van de initiatiefnemers als aanvrager en de rol van de gemeente. Een initiatiefnemer/aanvrager is verantwoordelijk voor het indienen van ontvankelijke aanvragen. De gemeente heeft vooral een toetsende rol waarbij vooraf kan worden aangegeven hoe de toetsing plaatsvindt en op basis van welk beleid en wet-‐-‐-‐ en regelgeving. Wat opvalt is dat de revitalisering van een landgoed met de verschillende deelaspecten en deelaanvragen om een goede procesinrichting vraagt. Welke volgorde is wenselijk en hoe verhouden de verschillende wensen en alternatieven zich tot elkaar? Een dergelijke afstemming vraagt om vertrouwen en samenwerking tussen aanvrager, adviseurs en gemeente. Naarmate de complexiteit toeneemt laten aanvragers zich veelal vertegenwoordigen door een adviseur. Zonder deskundigheid en ervaring is afstemming en overleg erg lastig. Dit is in dit proces ook duidelijk gebleken. Het verschil van standpunten en de onduidelijkheid hierover en het ontbreken van het wederzijds vertrouwen heeft de ontstane situatie veroorzaakt. Vooral bij een blijvend verschil van inzicht is het wenselijk om duidelijkheid te creëren. Dit is niet gebeurd. Dit had kunnen gebeuren met een bezwaar-‐-‐-‐ en beroepsprocedure nadat er een besluit op het raadsvoorstel zou zijn genomen. Of op het moment dat het totale revitaliseringplan inhoudelijk behandeld zou zijn bij de ARO. Dan waren de initiatiefnemers al lang in de gelegenheid geweest om in beroep te gaan tegen een eventueel voor hen ongunstige beslissing."3
Daarnaast heeft ook de Nationale ombudsman advies uitgebracht in deze zaak, op verzoek van R. Slewe. Hij baseert zijn advies grotendeels op de klachtafhandeling in de periode 2010-‐-‐-‐ 2013. In zijn rapporten van 16 oktober 2013 en februari 2014 concludeert hij:
‘In haar adviezen gebruikt de klachtenadviescommissie de term 'vooringenomenheid'. De commissie acht het aannemelijk dat u en uw broer geen goede naam hebben binnen het gemeentelijk apparaat en sluit niet uit dat u beiden daar zelf deels aan hebt bijgedragen, maar ziet ook dat deze slechte naam gecultiveerd is binnen de gemeentelijke organisatie en er jegens u en uw broer vooringenomenheid bestaat. Tegelijkertijd ziet de commissie geen aanleiding om aan te nemen dat sprake zou zijn van opzettelijk traineren of doelbewust dwars zitten door de betrokken ambtenaren.
2
Uit advies Nationale Ombudsman, 16 oktober 2013, blz. 18 3 Overall visie Landgoed Elswoutshoek; Bureau ruimtewerk, 21 november 2012, blz. 28
In haar (tweede) advies benadrukt de commissie dat uit de inhoud van de overgelegde interne e-‐-‐-‐mails de aanwezigheid van vooringenomenheid blijkt, maar dat dit niet impliceert dat de besluitvorming onrechtmatig is. Met name het feit dat het negatieve beeld ook naar derden van buiten de gemeentelijke organisatie is gecommuniceerd, acht de commissie niet gepast.
Naar het oordeel van de Nationale ombudsman heeft het college zich hiermee ten onrechte beperkt tot uitsluitend een toetsing aan de wettelijke voorschriften, aan de rechtmatigheid en niet ook gekeken naar de behoorlijkheid. Terwijl naar het oordeel van de ombudsman in de adviezen van de klachtencommissie voldoende is gemotiveerd dat er bij medewerkers van de gemeente van vooringenomenheid jegens u is gebleken.”
Dat naar het oordeel van de Nationale ombudsman het college in zijn beslissing op de klacht niet behoorlijk heeft gehandeld, wil echter niet zeggen dat het college gedurende het traject van vergunningverlening ook onrechtmatig, in strijd met de geldende wettelijke voorschriften heeft gehandeld. Zoals het college terecht opmerkt is daarvoor het bepaalde in artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht en de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van toepassing. Er is pas sprake van een schending als aan de hand van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de uitkomst van de besluitvorming daadwerkelijk oneigenlijk is beïnvloed. Het college stelt zich, overeenkomstig de adviezen van de klachtencommissie, op het standpunt dat dit nu juist niet is gebleken”4.
Op eigen voorstel doet de nationale Ombudsman een poging om de geschillen te beslechten. In zijn brief van 25 februari 2014 zegt hij daarover: “ Daarbij is zowel de heer Slewe als de gemeente gevraagd of men bereid is een streep te zetten onder het verleden en om daarvoor een op de toekomst gericht gesprek aan te gaan. Alhoewel beide partijen hebben aangegeven een dergelijk gesprek aan te willen gaan, ben ik uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat ik geen mogelijkheden zie om dit gesprek vanuit de Nationale ombudsman te faciliteren. Naar mijn mening ontbreekt daarvoor op dit moment voldoende draagvlak. Daarbij speelt mee dat de ombudsman partijen niet kan dwingen om met elkaar in gesprek te gaan en gezamenlijk aan een oplossing te werken”5. Reconstructie escalatie in vogelvlucht In de afgelopen zes jaar is ontzettend veel gebeurd. Het is ondoenlijk om alles te beschrijven. Ook is het ongetwijfeld zo dat betrokkenen details van gebeurtenissen missen. Hieronder een reconstructie op hoofdlijnen van gebeurtenissen die het meest hebben bijgedragen aan de escalatie van het conflict, de zogenaamde kantelpunten. Deze kunnen ruwweg worden verdeeld worden in vier fasen:
Fase 1: Strijd om bureaucratie
Rapport Nationale ombudsman, 25 februari 2014 5 Idem 4
Fase 2: Politisering van standpunten Fase 3: Persoonlijke strijd en beschadiging Fase 4: Normalisering van verhoudingen: een moeizame weg
Fase 1: Strijd om bureaucratie
Alhoewel de relatie tussen de eigenaren van Elswoutshoek en de gemeente Bloemendaal in eerste instantie goed leek te gaan, raakten de eigenaren van EWH en de ambtenaren van de gemeente Bloemendaal al snel verstrikt in discussies over vergunningen, toezicht en handhaving. Over deze periode zijn verschillende uitspraken gedaan door de klachtencommissie, de onderzoekscommissie EWH en de Nationale ombudsman (zie inleiding). Ter illustratie de belangrijkste geschilpunten:
Herstelwerkzaamheden aan het dak van de villa Het hoofdhuis van het landgoed was in slechte staat bij de aankoop en diende snel hersteld te worden, temeer omdat er sprake was van ernstige lekkage. Volgens de eigenaar van het huis, R. Slewe was de gemeente traag, bureaucratisch en onduidelijk; welke vergunning moest worden aangevraagd en waarom? Dat gold zowel voor het dak als voor de rest van de herstelwerkzaamheden. De gemeente vond op haar beurt dat de eigenaar ongeduldig en onduidelijk was. Het gevolg was er de uitspraak van de gemeente over wat wel en niet mocht op zich liet wachten en aan het huis schade ontstond door lekkage.
Houtkap De eigenaar van het andere perceel wilde voortvarend aan de slag met herstel van het verwaarloosde stuk bos op het landgoed. Hiertoe moest een deel van de verwilderde esdoorn verwijderd worden. Onduidelijk was bij welke overheidsinstantie een vergunning voor de kap moest worden aangevraagd en of de kap wel vergunning plichtig was. De kap werd in eerste instantie door de gemeente aangemerkt als illegaal. Later bleek de kap, onder de provinciale boswet te vallen waardoor deze buiten de handhavingstaken van de gemeente viel.
Paardenbak Eén van de redenen voor de eigenaren om het landgoed te kopen was omdat er paard gereden mocht en kon worden. Hiertoe diende R. Slewe een vergunningsaanvraag voor een aan te leggen paardenbak. De welstandscommissie adviseerde positief. De Rijksdienst voor Erfgoed en Monumenten vond de paardenbak aan de westkant onwenselijk. De plek van de paardenbak paste bovendien niet in de provinciale en gemeentelijke structuurvisie en het bestemmingsplan en werd afgewezen. Ondertussen constateerde de gemeente dat er mogelijk illegaal zand gestort werd op de afgewezen plek, uitte deze aanname ook op verschillende plekken en een liet een handhavingsonderzoek uitvoeren. De gemeente sommeerde R. Slewe aanwezig ten tijde van het onderzoek, niet wetende dat hij met vakantie was. Hij moest daarop zijn vakantie onderbreken om aanwezig te zijn. Uit het onderzoek bleek dat er geen zand was gestort, wel was de aarde omgewoeld.
Conclusie Bovengenoemde voorbeelden hebben tot heel veel boosheid en frustratie geleid. Zowel bij de eigenaren van EWH als bij betrokken ambtenaren. In deze fase is de kiem gelegd voor de slechte verhoudingen. De boosheid en frustratie van de eigenaren is zeer persoonlijk geuit richting bepaalde ambtenaren in een stroom van e-‐-‐-‐mails en klachten. Op hun beurt raakte
het ambtelijke apparaat ‘verstopt’ en verschool men zich achter niet altijd even duidelijke procedures. Het besluit om de communicatie alleen nog schriftelijk te voeren heeft de situatie danig verslechterd.
De Nationale ombudsman concludeerde in haar rapport dat niet aannemelijk was dat het college in deze periode onrechtmatige besluiten heeft genomen. Wel concludeert de ombudsman dat er sprake is geweest van vooringenomenheid bij het ambtelijk apparaat en dat het college wordt geacht niet alleen naar rechtmatigheid maar ook naar behoorlijkheid te kijken.
Fase 2: Politisering van standpunten
Terwijl in fase 1 de contacten tussen de eigenaren van EWH en de gemeente hoofdzakelijk bepaald werden door de contacten met het ambtelijk apparaat raakte in fase 2 de politiek betrokken. Dit maakte dat het conflict dieper en principiëler van aard werd. De belangrijkste kantelpunten uit deze fase zijn de volgende:
Nut en noodzaak Eind 2009 diende J.W.Slewe een principeverzoek in voor de bouw van een woning. J.W.Slewe trok dit principeverzoek in juni 2010 in nadat hem was meegedeeld dat er ambtelijk negatief op het verzoek werd geadviseerd. Hem werd verzocht een totaalvisie te presenteren, waarin de gehele ontwikkeling van het landgoed werd meegenomen. Hierop werd het ‘Revitaliseringsplan EWH’ geschreven, met onder andere bijdragen van landschapsarchitect Michael van Gessel. Op basis hiervan werd in januari 2011 een tweede principeverzoek voor de bouw van een woning ingediend. De Rijksdienst voor Erfgoed en Monumenten is enthousiast. In oktober 2011 besluit het college in principe geen medewerking te verlenen aan dit principeverzoek, omdat deze strijd met de gemeentelijke structuurvisie en de provinciale ruimtelijke verordening. Het ambtelijk advies van de provincie luidde dat ‘nut en noodzaak’ van het bouwen van een woning op deze plek niet kon worden aangetoond. De manier waarop dit proces is verlopen is op veel wrevel gestuit, bij zowel de eigenaren van EWH, als bij hun architecten. Bij hen bestond het idee dat de aanvraag onvoldoende begeleid is richting de provincie, waardoor het afwijzende antwoord te verwachten viel. Ook bij een deel van de gemeenteraad was er verontwaardiging over de beperkte argumentatie van de afwijzing.
Onderzoekscommissie gemeenteraad J.W.Slewe dient in december 2011 een formeel verzoek om herziening van het bestemmingsplan in, zodat hij in bezwaar en beroep kan gaan tegen het besluit om geen medewerking te verlenen aan de bouw van een tweede woning. De behandeling van zijn plan in de commissie grondgebied in februari 2012 vormt aanleiding om een commissie in te stellen die een onderzoek doet naar de besluitvorming rondom het dossier Elswoutshoek en omgang van de gemeente met de eigenaren van de buitenplaats. De commissie concludeert dat ‘er sprake is van een moeizaam traject, zowel ten aanzien van vergunningverlening als informatievoorziening en planvorming’ en doet de volgende aanbevelingen:
“1. De commissie beveelt aan om per direct een projectmanager in te huren die veel ervaring heeft op
het gebied van monumenten, landgoederen, boswet, vergunningen, etc. Deze projectmanager zou organisatorisch centraal aan de directeur/gemeentesecretaris toegevoegd moeten worden. De taak van deze projectmanager is de besluitvorming rond Elswoutshoek vlot te trekken en op korte termijn weer in goede banen te leiden en af te ronden.
2. De commissie beveelt aan om het integrale plan voor Elswoutshoek (revitalisering Elswoutshoek) per direct voor te leggen aan de Adviesraad Ruimtelijke Ontwikkeling van de Provincie Noord-‐-‐-‐ Holland en in het vervolgtraject ook de adviezen van de Rijksdienst Cultureel erfgoed en Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Bloemendaal te betrekken.
3. De commissie beveelt aan om een extern bureau in te huren dat een onderzoek instelt naar de dienstverlening op de Brouwerskolk ten aanzien van vergunning behandelingen. 4. De commissie beveelt de eigenaren van Elswoutshoek aan om één gezamenlijke vertegenwoordiger in te zetten voor contacten met de gemeente, ook al beseft zij dat er sprake is van twee eigenaren.”6
Deze onderzoekscommissie was het eerste moment dat de gemeenteraad zich actief bemoeide met het dossier. De gemeenteraad nam de aanbevelingen over en verzocht het college over te gaan tot snelle uitvoering. De fractie van de VVD stemde tegen.
Raadsbesluit december 2012 Naar aanleiding van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie wordt er een procesmanager aangesteld die het dossier Elswoutshoek moet vlottrekken. De procesmanager levert in november 2012 de overallvisie Elswoutshoek op, waarin wordt aanbevolen om het revitaliseringsplan aan de provinciale adviescommissie ruimtelijke kwaliteit (ARO) voor te leggen, conform de eerdere aanbeveling van de onderzoekscommissie. Op 20 december 2012 wordt de overallvisie op voordracht van het college in de gemeenteraad besproken. Tijdens deze vergadering wordt een amendement een motie aangenomen ingediend door de fracties van de VVD, D66, GroenLinks en het CDA om het door J.W.Slewe in december 2011 ingediende verzoek om herziening van het bestemmingsplan af te wijzen en met de eigenaren van EWH een oplossing te vinden voor het in stand houden van het landgoed inclusief een gezinswoning.
De besluitvorming van de gemeenteraad op deze avond maakte het dossier hart van een politieke discussie, waardoor de scheidslijn tussen de bevoegdheid van het college en de bevoegdheid van de raad niet meer goed uit elkaar te halen was. Convenant EWH In januari 2013 wordt er een onder leiding van duovoorzitters H. Borghouts (namens J.W.Slewe) en P. Revermann (namens de gemeente) gestart met de uitvoering de motie Elswoutshoek uit de raad van december 2012. Na een onderhandelingsperiode van negen maanden is er overeenstemming tussen J.W. Slewe en het college over het zogenaamde
6 Rapport nationale Ombudsman, 16 november 2013, blz. 19
inrichtingsplan utiliteitszone Elswoutshoek, dat voorziet in de bouw van gezinswoning en een schuur, het ombouwen van de dienstwoningen naar een werkplaats en de aanleg van een paardenbak, alleen gesitueerd in de utiliteitszone aan de oostzijde van de buitenplaats. Ten aanzien van dit inrichtingsplan geeft de raad een z.g. ‘verklaring van geen bedenkingen’ af op 13 november 2013. Het inrichtingsplan vormt de basis voor het convenant tussen Hans Slewe en de gemeente, waarin afspraken staan opgenomen over o.a. de te doorlopen procedures, het opknappen van de buitenplaats, communicatieafspraken en gedragsregels.
Bestemmingsplan 2013 Tijdens de onderhandelingen van het convenant speelde ook de ontwikkeling van het bestemmingsplan landelijk gebied, waar EWH deel vanuit maakt. Bij de onderhandelaar van de eigenaren EWH leefde het beeld dat EWH als een ‘oningevulde postzegel’ uit het bestemmingsplan zou worden gehaald. De ontwikkeling was immers nog gaande.
In het bestemmingsplan wordt daar het volgende over gezegd: ‘De eigenaar van Landgoed Elswoutshoek heeft op 14 december 2011 een verzoek om een partiële herziening van het bestemmingsplan ingediend teneinde de bouw van een woning op Landgoed Elswoutshoek te Overveen mogelijk te maken. De gemeenteraad heeft op 20 december 2012 besloten dat er wel een woning op het landgoed mag komen, maar niet op de door de initiatiefnemer voorgestelde locatie. De gemeenteraad heeft het verzoek daarom op 28 februari 2013 afgewezen. Op dit moment werkt de initiatiefnemer aan een plan voor een woning op een andere locatie. Omdat hierover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden, is dit plan niet in het bestemmingsplan opgenomen’. Naast de discussie over de woning speelde ook de discussie over de benodigde schuurruimte op het landgoed. De oorspronkelijk op het landgoed aanwezige schuur was afgebroken in 2009 omdat deze asbest bevatte. Tijdens de onderhandelingen over de revitalisering van het landgoed werd ook gesproken over benodigde schuurruimte. De heer Borghouts, onderhandelaar namens de eigenaren van EWH, liet daarop een extern advies uitbrengen waarin aangegeven werd dat het landgoed van de omvang van EWH in totaal 350m2 aan schuurruimte nodig zou hebben. Toen in het ontwerpbestemmingsplan 2013 bleek dat er geen ruimte was opgenomen voor een schuur dienden de eigenaren van EWH een zienswijze in. De reactie op de zienswijze die daarop volgde luidde dat de schuur al niet in het bestemmingsplan van 2003 terug te vinden was en daarom ook niet in het bestemmingsplan 2013 is teruggekomen.
Concluderend kan men zeggen dat de communicatie over de mogelijke aanpassingen in het bestemmingsplan op basis van de ontwikkelingen in het inrichtingsplan tussen de onderhandelaars en de afdeling ruimtelijke ordening van de gemeente niet goed is verlopen. Daardoor zijn lopende ontwikkelingen en nieuwe inzichten zoals het aantal benodigde m2 schuur nodig voor het beheer van het landgoed niet meegenomen in het bestemmingsplan.
Verbreken convenant In februari 2014 komt de gemeente erachter dat de eigenaren van EWH en stuk grond geruild hebben, wat niet eerder bekend was bij de gemeente. Het college is van mening van er bedrog is gepleegd door de eigenaren van EWH en is daarom van mening dat het
convenant niet uitgevoerd kan worden. Hierop volgt een gesprek tussen J.M. Slewe en de duo-‐-‐-‐voorzitters, de heer Revermann en de heer Borghouts. In dit gesprek geeft J.W.Slewe aan dat de grondruil wat hem betreft een privéaangelegenheid is, en niets met het convenant te maken heeft. Als hem duidelijk wordt dat de gemeente de ruil ziet als een onoverkomelijke belemmering geeft hij in een persoonlijk onderhoud aan dat hij alle in het convenant gemaakte afspraken zal nakomen (zie email als bijlage). De heer Borghouts laat de heer Revermann weten dat deze uitspraak wat hem betreft voldoende is7
De gemeente besluit het convenant, een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de eigenaren van Elswoutshoek, nietig te verklaren. J.W.Slewe verliest het kort geding dat hij aanspant tegen de gemeente hierover.
De gemeenteadvocaat heeft na de vernietiging van het convenant, een advies geschreven aan de gemeente aan welke rechten en plichten de gemeente nog gebonden was. Hij geeft aan dat ten aanzien van het convenant, een privaatrechtelijke overeenkomst, voor het college geen verplichtingen meer gelden. Dit is immers vernietigd. Tevens verklaard hij dat ‘ten aanzien van de verklaring van geen bedenkingen, de zaak gecompliceerder ligt’. De verklaring van geen bedenkingen, een bestuursrechtelijk besluit, kan immers niet worden ingetrokken. Dat betekent nog niet dat het college een omgevingsvergunning moet afgeven. De gemeenteadvocaat zegt hierover het volgende:
“Het raadsbesluit van 28 november 2013 hoeft evenmin te worden ingetrokken, omdat daaraan volledig uitvoering is gegeven. De Vvgb kàn volgens de parlementaire geschiedenis niet worden ingetrokken. Wel kan het college een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning afwijzen. In de eerste plaats omdat de aanvraag afwijkt van het bouwplan waarvoor de Vvgb is afgewezen. In de tweede plaats omdat het college de ruimte heeft de omgevingsvergunning te weigeren omdat de uitvoerbaarheid van dat oude plan niet meer is gegarandeerd”8.
Concluderend kan men stellen dat het convenant onder een ongelukkig gesternte geboren is. De eigenaren van EWH gingen onder protest akkoord. Ook waren er grote twijfels bij beleidsadviseurs van de afdeling ruimtelijke ordening van de gemeente. Deze bedenkingen zijn geuit richting de onderhandelaar van de gemeente dhr. Revermann, maar deels terzijde gelegd. Het convenant was een privaatrechtelijke overeenkomst, die gold als een conditie voor een publiekrechtelijk besluit (de vvgb ten aanzien van het inrichtingsplan). Over de juridische consequenties van met name het laatste lopen de juridische adviezen uiteen.
Fase 3: Persoonlijke strijd en beschadiging
Na de verbreking van het convenant worden verschillende pogingen ondernomen om met mediation te starten. De mediation is nooit formeel gestart. De beide partijen verwijten elkaar onvoldoende medewerking om de mediation daadwerkelijk te starten. Na het uitblijven van de mediation tussen de gemeente en de eigenaren van EWH zijn de verhoudingen ernstig verslechterd. De correspondentie tussen de gemeente en de eigenaren geschiedde uitsluitend nog via de aangestelde accounthouder. De onenigheid ging steeds minder over de inhoud maar werd langzaamaan beschadigend voor alle betrokkenen.
7
zie bijlage 1 8 Zie bijlage 2: Advies w. Van der Werf, Felz advocaten 6 februari 2014, lid 30
Opnemen gesprekken De eigenaren EWH diende verschillende WOB-‐-‐-‐verzoeken in bij de gemeente, over de gang van zaken tot nu toe. Ook lieten zij zich in email vaak uitermate kritisch en persoonlijk uit richting bepaalde ambtenaren. Bij de Burgemeester en de verantwoordelijk wethouder ontstond het idee om een ‘andere kant van het verhaal’ te vertellen, om aan te tonen dat de eigenaren van Elswoutshoek zich op onbehoorlijke wijze gedroegen richting het bestuur en ambtenaren binnen de gemeente. De Burgemeester gaf opdracht aan een ambtenaar om telefoongesprekken met de eigenaren op te nemen, zonder toestemming te vragen aan de eigenaren. Toen dit bekend werd leidde dit tot grote commotie.
Interview wethouder de Rooij Wethouder de Rooij besloot in de zomer van 2014 een interview over de verslechterde verhoudingen te geven Haarlems Dagblad. De intentie van het interview was om aan te geven dat verschillende ambtenaren van de gemeente zich bedreigd en geïntimideerd voelden, in het interview sprak ze echter ook van concrete bedreigingen en intimidaties. Ze beriep zich in dit interview op verschillende getuigenissen van ambtenaren. Ook werd onder meer aangevoerd dat er inmiddels 47 WOB-‐verzoeken waren ingediend door de eigenaren van EWH. In een raadsvergadering die daarop volgde nuanceerde wethouder de Rooij de uitspraken uit het interview. Het ging niet om concrete bedreigingen in strafrechtelijke zin, maar dat het ging om subjectieve gevoelens. Verschillende raadsleden vroegen daarop om de onderliggende emailcorrespondentie.
Aangiftes Na het interview door wethouder de Rooij besloten de eigenaren van EWH aangifte te doen richting het college vanwege laster en smaad. De stukken die ten grondslag lagen aan dit interview werden geheim verklaard door het college. Hiertegen werd bezwaar gemaakt door de raadsleden Heukels, Wolf en Schell. Raadslid Roos maakte de stukken openbaar in het bijzijn van een notaris. In haar ogen waren deze stukken immers in een eerder stadium openbaar verklaard door wethouder de Rooij. Dit leidde tot een aangifte tegen raadslid Roos wegens het verbreken van de geheimhouding.
Deze periode is misschien wel de zwartste bladzijde uit de geschiedenis van EWH. Hier werd het conflict uitermate persoonlijk en hebben verschillende direct betrokkenen, ambtenaren, bestuurders en de eigenaren van Elswoutshoek hier sterk onder geleden. Omdat de stukken die ten grondslag liggen aan deze periode geheim zijn verklaard en er sprake is van subjectieve beleving is het lastig om hier een oordeel over vormen. Wel geven alle betrokkenen over en weer aan zich geïntimideerd te hebben gevoeld. In het interview en in de verklaringen daarna zijn een aantal zaken een eigen leven gaan leiden: zo werd bijvoorbeeld gesproken van 47 WOB-‐-‐-‐verzoeken door de eigenaren van EWH. In werkelijkheid ging het over tien tot vijftien verzoeken. Een aantal WOB-‐-‐-‐verzoeken is meerdere keren ingediend, hetzij omdat niet de juiste procedure was gevolgd, hetzij omdat ze niet beantwoord waren9. Door R. Slewe i s vervolgens veelvuldig negatief bericht over de gemeente Bloemendaal op Facebook, onder andere over Burgemeester Nederveen.
9 Het ambtelijk advies aan wethouder de Rooij rept ook over 47 WOB-‐-‐-‐verzoeken. Dit advies is gebaseerd op het aantal
vermeldingen in corsa. Bij bijv. Het WOB-‐-‐-‐verzoek over Vaart en Duin wordt duidelijk dat dit verzoek alleen al vijf keer is ingediend. Een aantal keer per mail, een aantal keer schriftelijk. Dit is als aparte aanvragen geteld. Bij het uitblijven van een reactie is er navraag gedaan en daarbij meermaals een extra vraag toegevoegd. Deze zijn allemaal apart meegeteld in het cijfer van 47.
Fase 4: Normaliseren van verhoudingen; een moeizame weg
Na het vertrek van wethouder de Rooij en Burgemeester Nederveen heeft wethouder Botter het dossier EWH overgenomen. Het college heeft aangegeven een ‘nieuwe fase’ in te willen gaan die in het teken staat van het normaliseren van der verhoudingen. Daarop is een nieuwe procesmanager aangetrokken om dit proces vorm te geven.
In de afgelopen twee maanden is gebleken dat het wantrouwen bij het merendeel van de betrokkenen nog steeds enorm is. Het lijkt moeilijk om het verleden te laten rusten en de zwarte bladzijde om te slaan. Excuses Wethouder Botter In de raadsvergadering van 22 januari 2015 heeft wethouder J. Botter, die inmiddels verantwoordelijk is voor het dossier, excuses gemaakt namens het college voor de gevolgen van het interview van voormalig wethouder de Rooij. Dit gebaar lag gevoelig in de gemeenteraad.
Intrekken aangifte De eigenaren van EWH besloten na de excuses van wethouder Botter het Openbaar Ministerie te verzoeken de aangifte die ze gedaan hadden jegens het college wegens laster en smaad, in te trekken10. Bij de uitspraak van het OM eind maart 2015 gaf de behandeld officier van justitie aan dat het ‘terugtrekken van de aangifte’ bij haar niet bekend was. Inmiddels is het Openbaar Ministerie hierop teruggekomen en heeft de officier aangegeven toch in het bezit geweest te zijn van het intrekken van de aanklacht, maar dat ze daar pas (te) laat kennis van had genomen. Na een gesprek onlangs tussen R.Slewe, zijn advocaat B.Fiqc en de hoofdofficier heeft het OM aangegeven de gemeente Bloemendaal van deze omissie per brief op de hoogte te stellen.
Rechtszaak Vaart en Duin In april diende de rechtszaak die R. Slewe had aangespannen tegen de gemeente Bloemendaal over de omgevingsvergunning voor een paardenbak die is aangevraagd door de eigenaren van landgoed Vaart en Duin. In de optiek van R. Slewe betrof dit een zelfde type aanvraag die hem in een eerder stadium geweigerd was. Hij verwijt de gemeente ongelijke behandeling. Eén van de argumenten die door R. Slewe hierin wordt aangevoerd is dat er ten tijde van een aanvraag voor de paardenbak op EWH de gemeente aan de buren zg. ‘burenbrieven’ heeft verstuurd, om hen attent te maken op de vergunningsaanvraag. Dit wordt normaal gesproken alleen gedaan wanneer een aanvraag voor een omgevingsvergunning ligt waarbij omwonenden mogelijk overlast kunnen ondervinden, bijvoorbeeld door geluidshinder. Bij de aanvraag voor de paardenbak bij Vaart en Duin is dat niet gedaan. Noch, voor zover bekend, bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning van andere paardenbakken. N.a.v. de rechtszaak is gebleken dat bij de vergunningsverlening voor de paardenbak op Vaart en Duin inderdaad fouten zijn gemaakt, waar de heer R. Slewe de gemeente op heeft gewezen. Zo heeft de eigenaar onterecht aangegeven dat de plek waarvoor hij de vergunning aanvroeg al sinds jaar en dag in gebruik was als paardenbak. Luchtfoto’s hebben aangetoond dat deze informatie niet klopte. Deze informatie heeft er niet toe geleid dat de vergunning voor de paardenbak in Vaart en Duin alsnog is ingetrokken. Bij de rechtszaak die werd aangespannen door R. Slewe tegen de gemeente werd zijn bezwaar niet ontvankelijk verklaard. Wel heeft wethouder Botter in de rechtszaal aangegeven dat hij zich kan voorstellen dat de heer R. Slewe zich niet gelijk behandeld voelt door de gemeente als de eigenaren van Vaart en Duin. Hij heeft aangegeven dat de
10
Zie bijlage 3
gemeente dit signaal zeer serieus moet nemen en beter moet kijken naar het toezicht en de handhaving ten aanzien van de aanvragen van omgevingsvergunningen.
Opheffen geheimhouding Inmiddels is ook veel ophef ontstaan rondom het de stukken die geheim zijn verklaard door het college die de basis vormde voor het interview van wethouder de Rooij. Raadsleden Heukels, Schell en Wolf hebben bezwaar gemaakt tegen de geheimverklaring van deze stukken waarvan volgens hen wethouder de Rooij in een eerder stadium zou hebben aangegeven dat deze openbaar mochten worden. Tegen raadslid Roos is aangifte gedaan wegens het schenden van de geheimhouding van de stukken.
Alhoewel men aangegeven heeft te willen komen tot ‘normale verhoudingen’ werpt het verleden nog steeds een grote schaduw op het heden. Dit met name omdat een aantal van bovengenoemde kwesties nog niet naar tevredenheid zijn opgelost.
Hoe verder?
Om daadwerkelijk een streep te kunnen zetten onder het verleden en verder te kunnen is het nodig om een aantal concrete stappen te zetten. Een aantal stappen is reeds gezet. Een aantal handvatten ligt nu voor. Deze kunnen worden aangegrepen om de verhoudingen daadwerkelijk te doen normaliseren.
Handvatten nieuwe situatie
™ De interne procedure van slechts schriftelijke communicatie tussen de gemeente en de eigenaren van EWH heeft de verhoudingen geen goed gedaan. In de afgelopen periode zijn door het opnieuw opstarten van de mondelinge communicatie tussen de eigenaren EWH en de gemeente via de procesmanager, veel misverstanden uit de weggeruimd en is de achterliggende problematiek verhelderd. De stroom aan juridische procedures, klachten en e-‐-‐-‐mails is nagenoeg gestopt. Het is daarom aan te bevelen na het vertrek van de procesmanager deze manier van mondeling en ook informele communicatie in te blijven zetten. Bijvoorbeeld door een nieuw aan te stellen contactpersoon landgoederen.11 ™ Om een einde te maken aan de eindeloze stroom terugkerende WOB-‐-‐-‐verzoeken en juridische procedures is het verstandig dat het college haar interne procedure ten aanzien van geheimhouding aanscherpt. Dit is inmiddels gedaan via een collegebesluit. ™ De monumentale villa en de dienstwoning zijn gerestaureerd, conform de afspraken in het convenant. ™ De grondruil, die de basis vormde voor de verbreking van het convenant, is recent voor de notaris ongedaan gemaakt12. Dit betekent dat een van de weigeringsgronden ten aanzien van een aanvraag voor een omgevingsvergunning is komen te vervallen. ™ J.W. Slewe heeft aangegeven nog steeds een aanvraag voor een omgevingsvergunning te willen indienen. Hij wil daarbij niet afwijken van het inrichtingsplan waarover de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven, op 13 november 201313. ™ Er liggen inmiddels, naast het eerdere advies van de gemeenteadvocaat, drie nieuwe juridische adviezen voor de gemeente hoe nu te handelen. Alle drie de adviezen geven aan dat de ‘verklaring van geen bedenkingen’ (vvgb), die door de gemeenteraad is afgegeven voor het inrichtingsplan van utiliteitszone, niet zomaar ongedaan kan worden gemaakt. Wel geven ze aan dat de manier waarop de gemeente hier zich toe verhoudt kan verschillen. Het juridisch advies van de heer Revermann, de opsteller van het convenant aan de kant van de gemeente, stelt in een recentelijk juridisch advies dat van de gemeente ‘redelijkerwijs niet verwacht kan worden’ dat ze zich verbonden acht aan de vvgb, afgegeven door de gemeenteraad t.a.v. het zg. inrichtingsplan voor Elswoutshoek14. Het juridisch advies van de Dhr. Arents; RO jurist uit de gemeente Amsterdam geeft aan dat het convenant en de vvgb juist helemaal los van elkaar gezien dienen te worden15, en dat de gemeente volledig dient te handelen conform de vvgb. De gemeenteadvocaat
Het voorstel voor een contactpersoon landgoederen wordt uitgewerkt in de Nota Landgoederenzone, waarin overigens ook uitgangspunten bij beoordelingen van wijzigingsvoorstellen voor landgoederen worden opgenomen. 12 Zie bijlage 4 13 De aanvraag is inmiddels ingediend 14 zie bijlage 5 15 zie bijlage 6 11
geeft tenslotte aan dat juridisch gezien het convenant en de vvgb losstaan van elkaar, maar dat het duidelijk is dat ze bij elkaar horen. Hij geeft aan dat door het formeel terugdraaien van de grondruil een nieuwe situatie is ontstaan die vraagt om een nieuwe weging16.
Bovenstaande handvatten leiden tot de conclusie dat inmiddels een nieuwe situatie is ontstaan. Voor het eerst in lange tijd ligt er een basis om daadwerkelijk tot een doorbraak te komen in dit dossier. Door de verandering in communicatie over en weer; het terugdraaien van de grondruil en de wens om een aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen die past binnen het ruimtelijk kader van het inrichtingsplan, waarvoor een verklaring van geen bedenkingen is afgegeven die nog steeds van kracht is17, is nu zowel een motivatie als een rechtmatige basis voorhanden om mee te werken aan een aanvraag voor een omgevingsvergunning van de eigenaren van EWH. Deze nieuwe situatie biedt een concrete mogelijkheid om uit de negatieve spiraal van wederzijds wantrouwen en procedures te komen. De afgelopen periode heeft zowel de gemeente als de eigenaren van EWH veel negatieve energie en geld gekost.
Advies aan de gemeente Bloemendaal is daarom om de handvatten aan te grijpen teneinde een doorbraak te creëren in de negatieve spiraal waarin de gemeente Bloemendaal en de eigenaren van EWH zijn terecht gekomen.
Martien Kuitenbrouwer 31 mei 2015
Bijlagen
Bijlage 1: mails H. Borghouts en P. Revermann inzake verbreken convenant Bijlage 2: Advies gemeenteadvocaat W. Van der Werf Bijlage 3: Brief en fax advocaat B. Fiqc ten aanzien aantrekken aangifte Bijlage 4: Akte notaris ten aanzien van terugdraaien grondruil Bijlage 5: Juridisch advies P. Revermann Bijlage 6: Juridisch advies F. Arents Bijlage 7: Juridisch advies gemeenteadvocaat W. Bosman
16
zie bijlage 7 17 Deze aanvraag ligt nu voor
Verantwoording
Dit rapport is tot stand gekomen op basis van gesprekken met verschillende betrokkenen (ambtenaren, bestuur gemeente Bloemendaal, eigenaren EWH, externe betrokkenen); een grote hoeveelheid correspondentie en eerdere onderzoeksrapporten. Dit rapport is een poging om de belangrijkste kantelpunten in de dynamiek van het conflict te beschrijven, bedoeld voor het bestuur van de gemeente Bloemendaal als ‘onderlegger’ voor haar besluit hoe om te gaan met de huidige situatie ten aanzien van EWH. Het rapport is geen poging tot ‘waarheidsvinding’ : gebleken is dat de verschillende gebeurtenissen sterk worden ingekleurd door de belevingen van de verschillende betrokkenen. De conclusies uit dit rapport zijn derhalve volledig voor rekening van de auteur. Martien Kuitenbrouwer; 31 mei 2015