De RUG en haar omgeving 1.1 Profiel Missie De Rijksuniversiteit Groningen verzorgt kwalitatief hoogstaand onderwijs en onderzoek, is internationaal georiënteerd, honoreert verschillen in ambities en talenten, werkt actief samen met bedrijfsleven, overheden en burgers, en behoort tot de top van de Europese universiteiten. De Rijksuniversiteit Groningen heeft een rijke academische traditie die teruggaat tot 1614. In die traditie staan een Nobelprijswinnaar, de eerste vrouwelijke student en de eerste vrouwelijke lector in Nederland, de eerste Nederlandse ruimtevaarder en de eerste president van de Europese Centrale Bank. Geografisch is de universiteit geworteld in het Noorden van Nederland, een regio die de RUG bijzonder ter harte gaat. De universiteit verzorgt in een breed en gevarieerd scala aan vakgebieden kwalitatief hoogstaand onderwijs en onderzoek. Kenmerkend daarbij is de nauwe koppeling die de RUG aanbrengt tussen onderwijs en onderzoek, een koppeling die recht doet aan hun wederzijdse afhankelijkheid. Als instelling voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek staat de Rijksuniversiteit Groningen midden in de wereld. De universiteit gaat samenwerkingsrelaties aan op basis van gelijkwaardigheid en openheid. In die relaties is de RUG maatschappelijk betrokken, gedreven en creatief. De universiteit stimuleert het actuele debat over wetenschappelijke, maatschappelijke en culturele thema’s. De RUG laat daarbij haar stem duidelijk en overtuigend horen. Het onderwijs en onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen kent een internationale oriëntatie. Studenten uit alle continenten bereiden zich aan de RUG voor op hun internationale loopbaan. In een uitgebreid netwerk van internationale samenwerkingscontacten werken onderzoekers aan de grenzen van het weten. Zij bevestigen daarmee de mondiale naam en faam van de universiteit. Drie ambities wil de Rijksuniversiteit Groningen in de periode 2003–2010 realiseren: 1 investeren in topkwaliteit; 2 honoreren van verschil in talent en ambitie; en 3 stimuleren van grensoverschrijdend onderwijs en onderzoek.
1 Investeren in topkwaliteit De Rijksuniversiteit Groningen behoort in sommige gebieden tot de internationale top van wetenschappelijk onderzoek. Deze positie wil de universiteit nadrukkelijk versterken. De RUG creëert een stimulerende werkomgeving voor toponderzoekers en topdocenten die in vrijheid en onafhankelijkheid
1
en vanuit wetenschappelijke hartstocht hun vak beoefenen. Permanente en systematische kwaliteitsverbetering is voor de RUG niet alleen bij onderzoek maar ook bij onderwijs het dominante principe.
2 Honoreren van verschil in talent en ambitie De weg naar succes is niet eenduidig. Daarom durft de Rijksuniversiteit Groningen onderscheid te maken. De RUG wil extra aandacht besteden aan de ontwikkeling van de talenten van haar medewerkers. Dat gebeurt in een werkomgeving waarin direct verband bestaat tussen prestatie, loopbaanperspectieven en beloning. Ook aan de persoonlijke ambities en kwaliteiten van studenten geeft de RUG ruimte. Niveaudifferentiatie speelt daarbij een centrale rol. Zo heeft de universiteit voor alle studenten uitgebalanceerde onderwijspakketten in uiteenlopende vakgebieden. De universiteit concentreert zich daarbij op studenten die gemotiveerd zijn het beste uit zichzelf te halen. Voor studenten met de nodige ambitie en kwaliteit biedt de Rijksuniversiteit Groningen verzwaarde onderwijsprogramma’s aan in de bachelorfase (honours-trajecten) en topopleidingen in de masterfase. De RUG stimuleert talent en beloont prestatie.
3 Stimuleren van grensoverschrijdend onderwijs en onderzoek De Rijksuniversiteit Groningen moedigt de studenten aan zich veelzijdig te ontwikkelen. Kennisvermeerdering en innovatie floreren in een interdisciplinaire en internationale omgeving. Daarom wil de RUG haar Nederlandse studenten verder laten reiken dan de grenzen van eigen studie en land en werft zij een belangrijk deel van haar studenten in het buitenland. De RUG wil haar (top)positie in onderwijs en onderzoek in Europa en wereldwijd verder verstevigen. De universiteit investeert daarom extra in onderzoekers die hun grenzen verleggen en internationaal een rol van betekenis willen spelen.
1.2 Organisatie Een wezenskenmerk van academisch onderwijs is de verwevenheid met wetenschappelijk onderzoek. Studenten krijgen onderwijs van docenten die ook onderzoeker zijn en de nieuwste ontwikkelingen op hun vakgebied verwerken in hun onderwijsprogramma’s. Deze verwevenheid komt ook tot uitdrukking in de organisatie van het onderwijs en onderzoek en in de bestuursstructuur van de RUG. De Wet op het Hoger onderwijs en het Wetenschappelijk onderzoek (WHW) biedt het kader hiervoor.
<< Uitreiking eredoctoraten, 18 juni 2004: Mirjam Pressler wordt de cappa omgelegd
ja a rv e r s l a g 2004 rug
Figuur 1.1 Bestuurs- en organisatiestructuur Raad van Toezicht
Universiteitsraad
College van Decanen
Managementberaad
College van Bestuur
Lokaal Overleg
Universiteitsbibliotheek
Dienstraad
Dienstraad
Bureau van de Universiteit
Rekencentrum
Dienstraad
Dienstraad
KVI
OR
Facilitair Bedrijf
Faculteiten
Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap
Rechtsgeleerdheid
Medische Wetenschappen
Wiskunde en Natuurwetenschappen
Letteren
Economische Psychologische, Wetenschappen Pedagogische en Sociologische Wetenschappen
Wijsbegeerte
Ruimtelijke Wetenschappen
Bedrijfskunde
Faculteitsbestuur
Faculteitsraad
Basiseenheden
Onderzoekscholen/ -instituten
Hiërarchische lijn Advieslijn Medezeggenschapslijn
Wettelijk kader De WHW definieert wetenschappelijk onderwijs als onderwijs gericht op de zelfstandige wetenschapsbeoefening of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis. Het dient daarnaast het inzicht in de samenhang der wetenschappen te bevorderen. Behalve het geven van onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek heeft de universiteit tot taak het opleiden van wetenschappelijk onderzoekers en technologisch ontwerpers en de overdracht van kennis ten behoeve van de maatschappij. Voorts bevordert de universiteit maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
Bestuurs- en organisatiestructuur De RUG bestaat bestuurlijk uit twee lagen: op centraal niveau het College van Bestuur en op decentraal niveau de tien faculteitsbesturen en de directies van de centrale diensten. Zij functioneren op basis van integraal management. Deze twee bestuurslagen vormen niet in elk opzicht een strikte
hiërarchie. Naast taken en bevoegdheden die goedkeuring van het College van Bestuur behoeven of waarbij het College van Bestuur aanwijzingen aan de faculteiten kan geven, hebben de faculteiten autonome taken en bevoegdheden. Naast de faculteiten zijn er universitaire diensten ingesteld die de hele universiteit ondersteunen: het Bureau van de Universiteit, de Universiteitsbibliotheek, het Rekencentrum, het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG), en het Facilitair Bedrijf. Ten behoeve van medewerkers en studenten zijn medezeggenschapsraden ingesteld: op centraal niveau de universiteitsraad, faculteitsraden bij faculteiten en dienstraden (zonder studenten, uitsluitend met personeel) bij universitaire diensten. De hoofdtaken van de universiteit worden grotendeels vastgesteld en uitgevoerd binnen de faculteiten: daar gebeurt het onderzoek en wordt het onderwijs gegeven. De belangrijkste beslissingen op dat terrein worden derhalve binnen de faculteiten genomen.
Centraal niveau Het College van Bestuur is het centrale bestuursorgaan van de universiteit. Het College telt drie leden, onder wie de Rector Magnificus, en wordt benoemd door de Raad van Toezicht. Het College van Bestuur is belast met de algehele leiding van de universiteit en heeft vele daaruit voortvloeiende taken, waaronder de zorg voor huisvesting en doelmatig beheer van financiële, materiële en personele middelen, het verrichten van rechtshandelingen, het voeren van correspondentie, de zorg voor veiligheid en gezondheid en overige arbeidsomstandigheden in gebouwen en op terreinen van de universiteit en de goedkeuring van faculteitsreglementen. Het College van Bestuur wordt in de uitoefening van zijn taken bijgestaan door het Bureau van de Universiteit, vergelijkbaar met een provinciale griffie of een gemeentesecretarie. Aan het hoofd van het Bureau staat de Directie van het Bureau.De Universiteitsraad is het centrale medezeggenschapsorgaan, dat vierentwintig uit en door de twee universitaire geledingen (personeel en studenten) gekozen leden telt. De raad is betrokken bij de besluitvorming via instemmingsrecht of adviesrecht. Ook het College van Decanen is werkzaam op centraal niveau, wegens zijn adviserende rol op tal van gebieden. Het bestaat uit de voorzitters van de faculteitsbesturen, de decanen, en staat onder voorzitterschap van de Rector Magnificus die uit hoofde van zijn functie lid is van het College van Bestuur. Daarnaast is het College van Decanen, onder de naam ‘College voor de Promoties’, belast met het toekennen van doctoraten en eredoctoraten. Het College van Decanen stelt dan ook het promotiereglement vast. Verder is er het Managementberaad, dat een adviserende functie heeft op het gebied van de bedrijfsvoering, zoals personeelszaken, financiën en facilities (o.a. ICT). Zitting hierin hebben de portefeuillehouders Middelen van de tien faculteitsbesturen en de directies van het Bureau van de Universiteit, de Universiteitsbibliotheek, het Rekencentrum, het Kernfysisch Versneller Instituut (KVI), het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG) en het Facilitair Bedrijf. De voorzitter van het College van Bestuur is tevens voorzitter van het Managementberaad. De Universiteit heeft een Raad van Toezicht. Deze Raad van Toezicht, waarvan de leden door de Minister (of Staatssecretaris) worden benoemd, is belast met het toezicht op het bestuur en het beheer van de Universiteit. Het College van Bestuur is verantwoording verschuldigd aan de Raad van Toezicht, die op zijn beurt weer verantwoording moet afleggen aan de Minister.
Facultair niveau De algemene bestuurlijke bevoegdheden op facultair niveau en de medewerking aan het bestuur van de RUG zijn opgedragen aan faculteitsbesturen. Daarnaast heeft het College
van Bestuur een deel van de taken op het gebied van het beheer gemandateerd aan het faculteitsbestuur. Het faculteitsbestuur is voor de uitoefening daarvan verantwoording verschuldigd aan het College van Bestuur. De medezeggenschap op facultair niveau wordt uitgeoefend door de faculteitsraad, waarin zowel personeel als studenten zijn vertegenwoordigd. De vorm van medezeggenschap (instemmings- of adviesrecht) alsmede het bereik daarvan is enerzijds af te leiden uit de wet en de medezeggenschapsbevoegdheden van de universiteitsraad en anderzijds de omvang van het aan het faculteitsbestuur verstrekte beheersmandaat. Op facultair niveau vinden binnen de basiseenheden de zogenaamde primaire processen van de universiteit plaats: onderwijs en onderzoek. De opleidingsdirecteur respectievelijk de onderzoekdirecteur is een belangrijke schakel tussen basiseenheden enerzijds en opleidingen en onderzoekprogramma’s anderzijds. Het Kernfysisch Versneller Instituut (KVI) is een eenheid die in veel opzichten gelijkgesteld wordt met de faculteiten. Het is een onderzoekinstituut dat door de RUG en de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) gezamenlijk gefinancierd wordt. Het voornaamste attribuut van het KVI is de versneller AGOR (Accélérateur Groningen Orsay). Hoewel het KVI geen deel uitmaakt van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, participeren medewerkers van het KVI in het facultaire natuurkundeonderwijs. Ter bevordering van de wetenschapsbeoefening kunnen onderzoekinstituten en -scholen worden ingesteld. Daarin wordt hoog gekwalificeerd onderzoek verricht op basis van meerjarige onderzoekprogramma’s, die jaarlijks worden uitgewerkt. Het overgrote deel van het onderzoek van de RUG is ondergebracht in onderzoekinstituten en onderzoekscholen. De scholen onderscheiden zich in een aantal opzichten van de meeste instituten, die facultair georganiseerd zijn. De onderzoekscholen spelen een belangrijke rol in de opleiding van promovendi en verenigen onderzoekers uit meerdere faculteiten, universiteiten en/of disciplines. Bovendien dienen de scholen elke vijf jaar erkend te worden door de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) van de KNAW.
Universiteit in beweging In 1997 is de WHW ingrijpend gewijzigd met de wet Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie (MUB). Volgens een afspraak van de Minister met de Eerste Kamer, was de MUB in 2001 onderwerp van een brede RUG-evaluatie, zelfbezinning genoemd. De resultaten hiervan zijn neergelegd in een rapportage van juni 2001. Daaruit bleek dat er kansen en mogelijkheden waren om sommige processen te verbeteren. Dit is nader uitgewerkt in een concept-actieplan door de Stuurgroep MUB. Dat plan is in september 2002 naar
ja a rv e r s l a g 2004 rug
de eenheden gezonden. Aan de hand van de reacties is nagegaan welke punten uit het concept-actieplan nadere uitwerking of invoering behoefden. Die analyse kreeg in februari-maart 2003 zijn beslag. Aan de hand van een breed palet van actie- en verbeterpunten heeft het College van Bestuur vervolgens met de eenheden afspraken gemaakt over de aanpak en uitvoering van verbetertrajecten in 2004.
1.3 Veranderingen in de organisatie van onderwijs en onderzoek Onderwijs In het verslagjaar is de invoering van het bachelor-mastersysteem voltooid. Ook is de zogenaamde topmaster ingevoerd, alsmede de sectorplannen Letteren en Wiskunde & Natuurwetenschappen. De schakelprogramma’s om de doorstroom van HBO-studenten naar het WO te bevorderen zijn verder ontwikkeld. In 2.2 wordt hierop uitgebreid ingegaan. De Faculteit der Wiskunde & Natuurwetenschappen heeft met ingang van 1 september 2004 de zogenaamde TRIPOSstructuur ingevoerd, waarbij het bachelor-onderwijs is ondergebracht in drie opleidingsinstituten: Levenswetenschappen, Natuurwetenschappen en Technologie & Informatiewetenschappen. Voorheen waren dat er tien (Biologie, Educatie & Communicatie W&N, Energie & Milieuwetenschappen, Farmacie, Levenswetenschappen, Natuurkunde & Technische Natuurkunde, Scheikunde & Scheikundige Technologie, Sterrenkunde, Technische Bedrijfskunde en Wiskunde & Informatica). Deze vereenvoudiging van de structuur beoogt onder meer de functionele relaties tussen opleidingsdirecteuren en docenten te verhelderen. Deze was onder druk komen te staan door de toegenomen complexiteit van de organisatie sinds de invoering van de MUB en de BaMa-stuctuur. Tevens wordt hiermee ingespeeld op een inhoudelijke heroriëntatie van het onderwijs in de richting van drie flexibele bacheloropleidingen. De drie opleidingsinstituten hebben elk een bestuur, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de ‘oude’ opleidingen en is aangevuld met een student als adviserend lid. De bestuursvoorzitter is tevens aangesteld als opleidingsdirecteur.
Onderzoek In 2004 is een eerste stap gezet naar modernisering van het Groningse promotiestelsel. Dit was mede naar aanleiding van een teruglopende instroom van promovendi en de relatief lange duur en sterk gestegen kosten van het promotietraject. Ook een rol speelde de toenemende roep om betere Europese
afstemming van niet alleen het bachelor- en masteronderwijs (het ‘Bologna Proces’), maar ook van de PhD-opleiding (sinds de EU-ministersconferentie van Berlijn in september 2003). In het voorjaar van 2004 heeft het CvB daartoe de Discussienota Groningen Graduate Schools uitgebracht. Daarin wordt een nieuw bestel geschetst, met als kern de invoering van een nieuw type promotietraject, dat van de promotiestudent, en het onderbrengen van zowel promovendi als topmasterstudenten in ‘Graduate Schools’. In 3.1 komen de voorstellen van het CvB verder ter sprake. Deze nota anticipeerde tevens op landelijke ontwikkelingen, zoals in het najaar van 2004 neergelegd in het VSNUpositionpaper Hora Est! Vernieuwing in het Nederlandse promotiestelsel. Deze pleit ervoor Graduate Schools te vormen als landelijk dekkend en ordenend principe voor de verzorging van promotieopleidingen. Het streven is de Graduate Schools in 2005 aan de RUG in te voeren. Dit wordt gezien als een belangrijk instrument ter verwezenlijking van de RUG-ambitie om zich op Europees niveau te profileren als een kwalitatief hoogstaande onderzoekuniversiteit en het jaarlijks aantal promoties te laten stijgen naar minimaal 300.
1.4 Lokale en regionale samenwerking Academisch Ziekenhuis Groningen In 2004 is wederom het wettelijk verplichte plandocument AZG-RUG vastgesteld door het Gemeenschappelijk Beleidsorgaan. Dit document regelt de onderlinge afstemming van de werkzaamheden op het gebied van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en de daaraan gerelateerde patiëntenzorg en opleidingstaken. Het plandocument is als een bijlage bij het Ontwikkelingsplan van de RUG gevoegd. In het kort komt het op de volgende punten neer. Het medische faculteitsbestuur heeft het onderwijsprogramma voor het academisch jaar 2004/2005 vastgesteld in afstemming met het AZG inzake de personele en logistieke consequenties. Het AZG verschaft, onder condities, de voor het klinisch onderwijs noodzakelijke faciliteiten. Ook stelt het de faculteit in de gelegenheid de opleiding zodanig in te richten, dat voldaan wordt aan de eindtermen van het ‘Besluit opleidingseisen arts’ in het kader van de BIG-wetgeving. De totale wp-inzet die door faculteit en ziekenhuis in 2004 ten behoeve van het onderwijs aan studenten en co-assistenten werd gerealiseerd, bedroeg ruim 120 fte waarvan circa 20 fte door het AZG. Ten behoeve van de opleidingscapaciteit voor het onderwijs aan co-assistenten heeft het AZG in 2004 30 co-assistentplaatsen bovenop de eerder afgesproken 92 plaatsen in het AZG gerealiseerd. Uit capaciteits-
overwegingen zijn ze veelal ondergebracht in perifere ziekenhuizen. Circa 100 studenten/co-assistenten namen deel aan een keuzeproject (researchstage, duur 15 weken) en ongeveer 80 studenten volgden de verpleegstage in het AZG (duur 2 weken). AZG en faculteit spraken af dat in 2004 circa 340 arts-assistenten tot specialist in het AZG zouden worden opgeleid. Per ultimo 2004 waren er 412 fte in opleiding, waarvan 39,6 fte middels zogenoemde derdenfinanciering. De faculteit en het AZG hebben de geïntegreerde wetenschappelijke opleiding (AIO) en de opleiding tot medisch specialist (AGIO) gehandhaafd. De geïntegreerde opleiding omvat het zogenaamde AGIKO-model (assistent-geneeskundige in opleiding tot klinisch wetenschappelijk onderzoeker). In 2004 is 1 AGIKO-aanvraag door NWO gehonoreerd. In 2003 heeft de door de VSNU ingestelde visitatiecommissie Geneeskunde het onderwijsprogramma Geneeskunde, inclusief de klinische fase, beoordeeld. De resultaten, die in 2004 bekend zijn gemaakt, waren opnieuw positief. Bij de start van het academisch jaar 2004/2005 per september zijn 410 studenten Geneeskunde ingestroomd. Zij volgen het door faculteit en ziekenhuis ontwikkelde nieuwe onderwijsprogramma G2010. Behalve de opleiding Geneeskunde verzorgt de Faculteit der Medische Wetenschappen de opleidingen Tandheelkunde en Zorgwetenschappen. Ook hebben faculteit en ziekenhuis een substantiële bijdrage geleverd aan geïntegreerde universitaire opleidingen zoals Biomedische Technologie, Bewegingswetenschappen, Medische Biologie en Life Sciences & Technology. Voor de opleiding Bewegingswetenschappen is met ingang van het academisch jaar 2004/2005 het penvoerderschap overgegaan naar de Faculteit der Medische Wetenschappen. Beide organisaties hebben in 2004 elk een bedrag ad € 908.000 aan het gezamenlijke onderzoekfonds beschikbaar gesteld. Projecten, die uit dit fonds worden gefinancierd, worden voorbereid door de portefeuillehouder Onderzoek van het faculteitsbestuur. In 2003 zijn de kaders geschapen voor de aan ziekenhuis en faculteit gekoppelde huisartsengroepspraktijk. Deze is per 1 januari 2004 daadwerkelijk van start gegaan. In 2004 heeft de hererkenning plaatsgevonden van de beide onderzoekscholen waarvoor de Faculteit der Medische Wetenschappen als penvoerder optreedt (GUIDE en BCN). Ook de landelijk erkende onderzoekevaluaties van het MWdeel van de onderzoekscholen en -instituten GUIDE, BCN, BMSA en NCG zijn in 2004 met succes afgerond. In 2004 hebben AZG en RUG gezamenlijk twee grote onderzoekprojecten voorbereid, waarvoor ook een subsidie-aanvraag in het kader van het KOMPAS-programma is ingediend. Dit betreft:
> de realisatie van een kleinschalige, flexibele GMP (Good
Manufacturing Practice) productiefaciliteit voor biotechnologische geneesmiddelen; > de opzet van de Medische Databank Noord-Nederland (LifeLines), een biomedische databank die zich richt op veel voorkomende multifactoriële ziekten en aandoeningen. Op basis van de intentieverklaring van de voorzitters van College van Bestuur en Raad van Bestuur is in 2004 voort varend gewerkt aan de nadere uitwerking van de wijze waarop ook in Groningen een UMC zal worden vormgegeven. Het resultaat van deze inspanningen is dat het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) per 1-1-2005 daadwerkelijk is gestart.
Hanzehogeschool Groningen De samenwerking tussen de RUG en de Hanzehogeschool Groningen (HG) heeft zich ook in 2004 grotendeels gericht op het onderwijs en de studentenvoorzieningen. In 2004 is extra aandacht besteed aan de samenwerking van de RUG en de HG met de Gemeente Groningen, om meer dan voorheen gebruik te maken van elkaars mogelijkheden en kennis. Tijdens de slotconferentie ‘Toekomst Hoger Onderwijs in Groningen’ is vastgesteld dat een gezamenlijke aanpak gewenst is op het punt van strategieontwikkeling, ruimtelijke ontwikkeling en economische zaken. Ook de invoering van de BaMa-structuur, de voorlichting over schakelprogramma’s en de huisvesting van buitenlandse studenten (thema’s die eveneens onder de aandachtsgebieden van de UHG vallen) vormen een onderdeel van de gezamenlijke aanpak. In 2004 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de samenwerking tussen de RUG en de HG in de periode 1998-2003. Het rapport geeft inzicht in de wijze waarop de samenwerking in het verleden gestalte heeft gekregen, tot welke resultaten vijf jaar samenwerken heeft geleid en de rol die de UHG daarin gespeeld heeft. De ontwikkeling van verkorte doorstroomroutes is voortgezet. De Faculteit der Economische Wetenschappen en de Faculteit Bedrijfskunde hebben in 2004 de eerste ervaringen opgedaan met verkorte doorstroomroutes (zie ook de schakelprogramma’s, paragraaf 2.2). De eerste evaluatiegegevens zijn bemoedigend. Verder is gewerkt aan een optimale afstemming van de voorlichting van de RUG en de HG om studenten een goed beeld te geven van de wederzijdse doorstroommogelijkheden. Afgesproken is de stad Groningen in de toekomst tijdens de open dagen van de RUG en de HG meer te promoten. Mede vanwege het groeiend aantal sportende studenten en de te verwachten capaciteitsproblemen in de toekomst is een projectgroep opgericht. Deze zal nagaan of de op het Zernikecomplex aanwezige, en nog te realiseren sportvoorzieningen
ja a rv e r s l a g 2004 rug
zodanig in gezamenlijkheid kunnen worden ingevuld, dat er een optimale synergie wordt bereikt. In een door de Gemeente Groningen opgerichte Werkgroep Studentenhuisvesting, waarin ook de UHG vertegenwoordigd is, is aandacht uitgegaan naar de ontwikkelingen op de woningmarkt en de invloed hiervan op de huisvesting van studenten. De huisvesting van buitenlandse studenten heeft extra aandacht gekregen, omdat de vraag naar woongelegenheden voor deze groep en internationale gasten sterk groeit.
1.5 Doelmatigheid De RUG heeft als hoofdtaken het geven van academisch onderwijs en het verrichten van onderzoek. In hoeverre zij deze doelmatig uitvoert, valt niet makkelijk te beantwoorden. Het ligt het meest voor de hand een vergelijking met andere universiteiten te maken. De momenteel beschikbare landelijke sets kengetallen (KUO, KUOZ en WOPI) lenen zich daarvoor slechts in beperkte mate. Zo is een belangrijke tekortkoming van het WOPI-bestand dat het personeel in dienst van de universitaire medische centra, dat voor de fusie met de academische ziekenhuizen in dienst was van de medische faculteiten, niet meer in de cijfers is inbegrepen. Omdat in de RUG-cijfers over 2003 nog wel al het personeel van FMW opgenomen is, levert dit een vertekend beeld op (zowel voor het HOOPgebied Gezondheid als op instellingsniveau). Een tweede complicatie bij vergelijking op instellingsniveau ontstaat wegens de grote variatie in universitaire profielen en de mate waarin verschillende disciplines (HOOP-[deel]gebieden) vertegenwoordigd zijn. Het moge duidelijk zijn dat een technische universiteit zich slecht laat vergelijken met een algemene universiteit, gezien de relatief kostbare faciliteiten en de kleine studentenaantallen. Hetzelfde geldt voor universiteiten met of zonder medische of bèta-faculteiten. Het logische alternatief lijkt vergelijking op het niveau van HOOP-(deel)gebieden. Daarbij doet zich echter het probleem voor dat de (beperkt) beschikbare financiële gegevens alleen op instellingsniveau bekend zijn. Daarnaast valt veel centrale overhead, zoals personeel en huisvesting van centrale eenheden, eenvoudigweg niet te verdelen over disciplines. In VSNU-verband werkt men aan een database die het op termijn mogelijk moet maken vergelijkingen meer te nuanceren. Daartoe worden de KUO-, KUOZ- en WOPI-datasets verbeterd en beter op elkaar afgestemd. Ook zullen goed gedefinieerde en vergelijkbare financiële kengetallen worden toegevoegd. Zolang het daar aan ontbreekt, kan over de doelmatigheid van de RUG niet veel meer gezegd worden dan het volgende.
Financieel Gegeven onze globale aandelen (zie Kerncijfers) van: > 10 % in de rijksbijdrage en het landelijk WP (volgens WOPI), > 11 % in het totaal aantal ingeschreven studenten, > 9-10 % in de productie van dissertaties, > 8-9% in de productie van wetenschappelijke publicaties kan voorzichtig gesteld worden dat: > de RUG haar onderwijstaak met een minder dan gemiddelde overheidsbekostiging per student uitvoert, > waar een iets hoger dan gemiddeld ‘prijskaartje’ op wetenschappelijke publicaties tegenover lijkt te staan. Anders gezegd: de onderwijslast van ons WP lijkt wat hoger dan gemiddeld en de onderzoeksproductiviteit, gemeten in wetenschappelijke publicaties, wat lager.
Onderwijs Een genuanceerder beeld van de relatieve onderwijsbelasting van ons WP ontstaat door per HOOP-gebied en instelling de studentenaantallen (KUO 2003) te relateren aan de omvang van het staf WP (de som in fte’s van het WP in de ‘rangen’ UD, UHD en Hoogleraar volgens WOPI 2003). Tabel 1.2 hiernaast laat zien dat gemiddeld voor alle instellingen de ratio tussen student en staf tussen HOOP-gebieden varieert van 8,8 (Natuur & Landbouw gepoold) tot 34,1 (Economie). Het gebied Gezondheid is niet meegenomen, omdat de cijfers voor de UMC’s ontbreken. De relatieve hoge onderwijsbelasting van WP bij de RUG wordt ook nu bevestigd: de Student / Staf ratio valt binnen alle HOOP-gebieden relatief hoog uit. Binnen Natuur staan we zelfs op een ‘eerste plaats’. Gegeven het feit dat: > de propedeuse- en postpropedeuserendementen van de RUG opleidingen de afgelopen jaren in alle HOOP-gebieden op of boven het landelijk gemiddelde lagen (zie 2.3), > de RUG overwegend goed scoort in landelijke onderwijsvisitaties, de Keuzegids Hoger Onderwijs en de Elsevierenquêtes (zie 2.4) kan gesteld worden dat het RUG-WP erin slaagt kwalitatief hoogwaardig onderwijs te geven, ondanks de relatief grote aantallen studenten.
Onderzoek Een genuanceerder beeld van de relatieve productiviteit van ons WP is verkregen door per HOOP-gebied en instelling de aantallen van wetenschappelijke publicaties (KUOZ 2002) te delen door de omvang van het staf-WP (volgens WOPI 2003). Gemiddeld voor alle instellingen, varieert de productiviteit tussen de HOOP-gebieden (excl. Diversen en Gezondheid) van 3,4 (Taal & Cultuur) tot 5,1 (Natuur & Landbouw). De productiviteit van het RUG-WP lijkt in de meeste
Tabel 1.2 Student/Staf-Ratio’s Nederlandse Universtiteiten HOOP-GEBIED
MINIMUM
GEMIDDELD
RUG
MAXIMUM
27,6
34,1
34,7
39,0
8,8
22,3
24,8
39,9
ECONOMIE GEDRAG & MAATSCHAPPIJ NATUUURKUNDE & LANDBOUW RECHTEN TAAL & CULTUUR
1,0
8,8
11,6
11,6
21,5
30,8
35,2
47,5
9,5
17,3
18,6
20,9
13,9
15,0
–
17,3
MINIMUM
GEMIDDELD
RUG
MAXIMUM
0
4,0
2,5
4,7
GEDRAG & MAATSCHAPPIJ
3,0
3,7
3,4
5,4
NATUUURKUNDE & LANDBOUW
4,2
5,1
6,2
6,4
RECHTEN
2,7
4,6
4,8
9,1
TAAL & CULTUUR
2,6
3,4
2,9
4,7
TECHNIEK
2,6
5,1
–
6,4
TECHNIEK
Tabel 1.3 Productiviteit Nederlandse Universiteiten (wet. publicaties / fte staf WP) HOOP-GEBIED ECONOMIE
ja a rv e r s l a g 2004 rug
HOOP-gebieden inderdaad relatief laag uit te vallen. Alleen in Natuur en Recht presteren we bovengemiddeld. Gegeven de goede beoordeling van het RUG-onderzoek in de landelijke disciplinaire visitaties en onze hoge citatie-impact (zie paragraaf 3.5), kan gesteld worden dat de iets lager dan gemiddelde kwantiteit van de output ruimschoots gecompenseerd wordt door de hoge kwaliteit.
Administratieve belasting WP In toenemende mate worden de Nederlandse universiteiten geconfronteerd met ontwikkelingen van buitenaf, die leiden tot verhoging van de administratieve druk op het wetenschappelijk personeel. Berucht zijn de invoering van het accreditatiestelsel, het nieuwe Standard Evaluation Protocol voor onderzoeksvisitaties, naast de aanscherping van het ECOS-protocol voor erkenning van onderzoekscholen, de regelgeving voor het verwerven van een verblijfstatus voor buitenlandse werknemers en studenten, en de (plannen voor) veranderingen in de bekostigingssystematiek (aparte bachelor- en masterbekostiging, leerrechten, smart mix, grote dynamisering). De noodzaak om de nadelige gevolgen daarvan op de onderwijs- en onderzoekprestaties van het WP tot een minimum te beperken is zeer groot, maar ligt deels buiten de invloed van de individuele instellingen. Het belang van een gezamenlijke aanpak in VSNU-verband en nauwe samenwerking met de overheid kan niet genoeg benadrukt worden. Binnen de eigen mogelijkheden doet de RUG al het mogelijke
om deze problematiek het hoofd te bieden. Daarbij wordt vooral gedacht aan vereenvoudiging van protocollen en procedures en professionalisering van de ondersteuning ten behoeve van de kwaliteitszorg Onderwijs en Onderzoek en verbetering van administratieve systemen. Een voorbeeld is de instelling van een centrale werkgroep Kwaliteitszorg, waarin alle faculteiten vertegenwoordigd zijn. Deze dient als platform voor de uitwisseling van best practices rond kwaliteitszorg en als initiator voor vernieuwings- en verbeterprojecten op dit gebied. Dit moet leiden tot een doelmatiger kwaliteitszorg en bewaking van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.
1.6 Bijdrage aan kennissamenleving Samenwerking met bedrijfsleven Onderwijs en onderzoek zijn de pijlers onder de kennissamenleving. Onderwijs levert de vaardigheden die de kennissamenleving vraagt, onderzoek voorziet de kennissamenleving van nieuwe inzichten en technieken. De universiteit bevindt zich daarbij in een steeds meer concurrerende omgeving, waarbij marktwerking mede haar positie en financiering bepaalt.
Transfer en Liaison Groep De transfer van kennis en technologie alsmede het begeleiden van innovatieve processen vereisen kennis en ervaring. Deze kennis is bij de RUG onder meer aanwezig bij de Transfer & Liaison Groep (TLG), het expertisecentrum voor het vermarkten van RUG-kennis. In 2004 heeft de TLG haar rol als front-office verder ontwikkeld. Zij fungeert als centrale schakel tussen wetenschappers en de publieke en private sector. De TLG draagt bij aan het creëren van een transparant stelsel van mogelijkheden om tot kennisbenutting, kennisbeheer en kennisbescherming te komen. Haar activiteiten liggen op het terrein van contractonderzoek, regionale ontwikkeling en business development. De TLG is namens de RUG betrokken bij het Technologie Centrum Noord-Nederland (TCNN) en wil katalysator zijn bij het tot stand brengen van regionale bedrijvigheid. De afgelopen zes jaar heeft dit geleid tot ruim 210 R&D-projecten voor noordelijke bedrijven, uitgevoerd door de RUG zelf of door aan de RUG gelieerde bedrijven met een totaal omzet van ruim € 5,7 mln. Het gaat hierbij om activiteiten ten behoeve van het MKB. Tevens zet de TLG zich ervoor in de banden met het MKB te versterken en de samenwerking tussen MKB-bedrijven en RUG uit te breiden. Contractonderzoek betrekt de wetenschap bij actuele vraagstukken van algemeen maatschappelijke, sociaaleconomische, juridische of technische aard. Verder probeert de TLG het bewustzijn bij onderzoekers te vergroten om kansen op de markt voor contractonderzoek te benutten. Desgewenst is TLG in staat de projectomschrijving volledig te verzorgen of hieraan intensief mee te werken. Zij adviseert bij contractonderhandeling en kan projectmanagement voor haar rekening nemen. Hierbij is er veel aandacht voor Europese gelden (Zesde Kaderprogramma EU), nationale gelden (Ministeries van EZ en OCW) en regionale gelden (Kompas voor het Noorden). Op deze wijze wordt bijgedragen aan het verder uitbouwen van de RUG als innoverend kennisinstituut. Veel aandacht ging uit naar het Zesde Kaderprogramma EU (KP6). In 2004 heeft de TLG acties ondernomen ter
bewustwording van de ontwikkelingen bij KP6 en de oproepen in de diverse programma-onderdelen. De TLG organiseerde bijeenkomsten om onderzoekers te ondersteunen bij het opzetten van hun onderzoeksvoorstellen en informeerde de wetenschappers in brede zin over de mogelijkheden van KP6. Ook heeft de TLG in 2004 voor KP6-trajecten het management van de aanvraag op zich genomen. Het College van Bestuur heeft met succes deelname aan KP6 ondersteund door financiële middelen ter voorbereiding van een EU-aanvraag aan onderzoekscholen ter beschikking te stellen. TLG houdt de onderzoeksgemeenschap tevens op de hoogte omtrent de ontwikkelingen met betrekking tot het Zevende Kaderprogramma. De TLG wordt bijgestaan door een Raad van Advies, waarin de steun is verzekerd van een RUG-alumnus met terzake uitgebreide kennis van de EU, evenals van de voormalig voorzitter van het College van Bestuur van de RUG en de directeur van Academische Opleidingen Groningen.
Kennisvalorisatie Het verslagjaar 2004 was het tweede jaar voor het Europese Zesde Kaderprogramma (KP6) voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling. Er werden nieuwe contracten getekend voor diverse projecten; ook werden projecten gecontinueerd die al in het Vijfde Kader Programma waren gestart. In 2004 ging het in totaal om projecten met een financiële omvang van € 7,3 mln.
Werkgroep Innovatie Het College van Bestuur van de RUG heeft een werkgroep ingesteld die specifiek de taak heeft het innovatieve potentieel van de RUG te positioneren. Directe aanleiding was het verschijnen van de nota ‘Pieken in de Delta’, waarin een ‘gebiedsgericht’ economisch perspectief wordt ontvouwd, teneinde met gerichte maatregelen de economische ontwikkelingen te stimuleren. De RUG denkt door middel van de werkgroep Innovatie beter in te spelen op het stimuleren van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, kennisnetwerken (c.q. kennisinstellingen) en overheden. Hierdoor wordt ook het belang van de RUG als innoverend kennisinstituut benadrukt en wordt duidelijk gemaakt dat de RUG streeft naar verdergaand beleid op het punt van innovatie.
Strategische allianties Het universitaire onderzoek heeft op vele manieren verbindingen met de samenleving en bewijst daarmee zijn maatschappelijke relevantie. Zo wordt circa 30% van het nu lopende onderzoek uitgevoerd als ‘contractonderzoek’, dat wil zeggen met geld dat afkomstig is van bedrijfsleven, de Europese Unie, gemeenten, en ministeries anders dan het vakministerie OCW. De omzet van dit contractonderzoek bedroeg in 2004 M€ 86,4.
Tabel 1.4
RUG-onderdeel
Consortium
Samenwerkingsverband
Samenwerking met overheidsgelieerde partners
MSC / Technische Natuurkunde
Stratingh – polymeerchemie
Technologisch Topinstituut
TTI Netherlands Institute
(landelijk consortium)
for Metal Research
Technologisch Top-Instituut
TTI Dutch Polymer Institute
(landelijk consortium) GBB/microbiologie
TNO Voeding
Centre for Carbohydrate Bioengineering
Samenwerking met commerciële partners (‘PPP’)
Economie, Bedrijfskunde, Rechten, Letteren
Gasunie
Energy Delta Institute
Alle faculteiten
Gasunie
Energy Delta Research Centre
Informatica – Rekencentrum
KPN, Provincie en
ICT@NN (ICT-toepassingen
Gemeente Groningen
Noord-Nederland)
GUIDE/farmacie
Yamanouchi
Unyphar – drugtargeting
Diverse onderzoeksgroepen/ TLG
Noordelijke HBO's,
Technologie Centrum Noord Nederland:
ja a rv e r s l a g
TNO-industrie en -voeding, SNN
R&D voor Noordelijk bedrijfsleven
2004 rug
Daarnaast is sprake van een duidelijke maatschappelijke oriëntatie in de vraagstelling van vele NWO-programma’s die aan de RUG worden uitgevoerd. Ten slotte wordt ook vanuit de Rijksbijdrage (de ‘eerste geldstroom’) een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek gefinancierd die sterk op maatschappelijke prioriteiten is gericht. In toenemende mate wordt het universitaire onderzoek in samenwerking met partnerorganisaties uitgevoerd. Wanneer deze samenwerking intensiever wordt en een structureel karakter krijgt, kan men van strategische allianties spreken. Enkele voorbeelden staan in tabel (1.4).
Innovatie en sleutelgebieden In het voorjaar van 2004 deed het Innovatieplatform onder voorzitterschap van de minister-president een oproep aan het volk van Nederland om innoverende initiatieven te melden. Op basis van de aanmeldingen zou dit Platform dan komen tot de aanwijzing van sleutelgebieden. De RUG voelt zich aangesproken door de doelstelling om meer bij te dragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse en Europese kenniseconomie. De RUG heeft hiervoor geld ter beschikking gesteld en bij het Innovatieplatform de volgende voorstellen voor sleutelgebieden ingediend: > Life sciences/biobanking > Food Valley
> Energietransitie Noord-Nederland > LOFAR/ICT > Nanosciences > Kennisexploitatie > Sociale cohesie > FIGON/TTI Farma > Gouden Eeuw/the European passage.
In het verslagjaar zijn initiatieven genomen om de betrokken projecten verder te ontwikkelen. Daarbij worden steeds mogelijkheden gezocht om externe partners te betrekken, om te voldoen aan de doelstelling de bij de RUG aanwezige kennis te benutten voor welvaart en welzijn in Europa. Met de Hanzehogeschool en de Gemeente Groningen heeft de RUG het strategische akkoord van Groningen gesloten. Op de RUG-begroting is voor matching een bedrag van 5 M€ per jaar beschikbaar gesteld.
Fondswerving Het Ubbo Emmius Fonds (UEF) is in 1998 door de RUG opgericht om de onderlinge betrokkenheid tussen samenleving en universiteit te vergroten en fondsen te werven voor bijzondere initiatieven. Het resultaat in 2004 is bijna € 1,9 mln, fors hoger dan het resultaat in 2003 (€ 0,5 mln). Het bedrag is vrijwel volledig afkomstig van particulieren en
Tabel 1.5 Deelnemingen
Deelneming
Percentage AK
Kernactiviteit
1 ARC BV
25,00%
Archeologie
2 ARGO BV
30,00%
Advies gezondheidszorg, ouderenzorg
3 Biovec bv
5,00%
4 BRCC BV
15,00%
Gentherapy Cardiovascular diseases Biologisch zuiveren van water en lucht
5 Decide BV
6,00%
Strategische keuzes en onderhandelingen
6 Enzis Patent Beheer BV
33,33%
Enzymen technologie
7 Geschiedeniswinkel BV
40,00%
Historisch onderzoek en advies
8 GnTel BV
20,00%
Telecommunicatie diensten
9 HuQ Speech TechnologieBV
6,80%
Signaal en spraakherkenning
10 IMEnz bioengineering BV
35,00%
11 Innocore BV
24,50%
Degradeerbare coatings
12 Intra-vasc.nl BV
25,44%
Hartpomp technologie
13 Kiadis BV
1,30%
Industriële micro-organismen onderzoek
Drug discovery
14 KNN Milieu BV
35,00%
Advies Milieu en economie
15 Medusa Explorations BV
40,00%
Waterbodemcarteringen
6,60%
Biodegradeerbare devices
16 Polyganics BV 17 Pro Facto BV
30,00%
18 PSCG BV
65,00%
Bestuurskundig en juridische advies Polymeerchemisch onderzoek en advies
19 Q-Modus BV
20,00%
Ontwikkeling in Communicatie
20 Science Plus Group BV
20,00%
IT specials en science software
21 The Soil Company BV
17,03%
Landbouwgrond carteringen en -advies
22 UC Promotion BV
33,33%
Onderzoek en opleiding bewegingswetenschappen
Met uitzondering van IMEnz bioengineering (Haren) hebben alle deelnemingen hun statutaire zetel in Groningen
van fondsen. Het bedrijfsleven is ook in 2004 bijzonder terughoudend geweest. Een belangrijke uitzondering hierop is de meerjarige samenwerkingsovereenkomst met Essent. In 2004 heeft Essent een financiële bijdrage gegeven aan het Talentproject van de Faculteit der Bedrijfskunde en voor de jaren 2005 en 2006 ondersteunen zij het Energy Delta Research Centre van de RUG. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van het innovatiecluster Energie dat in Noord-Nederland in ontwikkeling is. De belangrijkste donatie in 2004 was de gift van € 1 mln van het echtpaar Hazewinkel-Beringer aan het Neuro-imaging Center. Tevens waren er andere belangrijke particuliere giften, bijvoorbeeld de financiering van een AIO-plaats, die een onderzoek naar de ontwikkeling van een model van kennisoverdracht tussen RUG en het bedrijfsleven in het mkb betreft. Ook voorziet een particuliere gift in de financiering om een zaal van het nieuwe gedeelte van het universiteitsmuseum in te richten. Tot slot werd een tweejaarlijkse prijs voor het beste proefschrift op het gebied van de Bestuurlijke Informatica gefinancierd.
In 2004 heeft de viering van het lustrum van de universiteit plaatsgevonden. In goede samenwerking met andere onderdelen van de RUG is het bedrijfsleven dat een relatie heeft met de RUG benaderd om bij te dragen aan de viering van dit lustrum. Deze actie is al in 2003 van start gegaan en heeft ook in 2004 een vervolg gekregen. In totaal is voor het lustrum van de universiteit ongeveer € 275.000 aan sponsorgelden geworven. In 2004 heeft het Koninklijk Nederlands Instituut in Rome (NIR) zijn 100-jarig bestaan gevierd. De RUG is mede namens andere Nederlandse universiteiten penvoerder voor dit instituut. Ook voor de financiering van dit lustrum heeft het Ubbo Emmius Fonds zich ingezet. Via het Fonds is voor de viering van het lustrum van het NIR € 165.000 binnengekomen. Voor het Eric Bleumink Fonds, het Fonds dat beurzen verstrekt aan talentvolle studenten en jonge onderzoekers uit ontwikkelingslanden, is in 2004 ongeveer € 125.000 geworven. Dit bedrag is hoofdzakelijk afkomstig van de oudstudenten die hebben gereageerd op de jaarlijkse alumnicampagne.
StudEnterprise
RUG Houdstermaatschappij BV De RUG Houdstermaatschappij BV (Holding) investeert in bedrijven die qua technologie en/of personen voortkomen uit de universiteit. Vooral de op technologie gebaseerde bedrijven vergen hoge investeringen en gespecialiseerde begeleiding. In 2004 is besloten de mogelijkheden om te investeren uit te breiden door twee aanvullende fondsen te initiëren. Vanwege de positieve invloed op de regionale economie is een beroep gedaan op de lokale overheden om gezamenlijk een Kennis Conversie Fonds (KCF) op te richten. Dit fonds investeert in hoog technologische bedrijven die voortkomen uit alle kennisinstellingen van Groningen. Het fonds zal naar verwachting medio 2005 starten. Investeringen dienen altijd samen met private investeerders plaats te vinden. Daartoe wordt onder meer een ‘privat investment fund’ opgericht, genaamd Noord Tech Ventures. Deze commanditaire vennootschap wordt door de Holding beheerd. Het fonds richt zich (ook) op de financiering en ondersteuning van technologiestarters. Het doel is in de komende jaren 20 gezonde bedrijven te starten en te begeleiden, met een werkgelegenheid van ca. 200 extra arbeidsplaatsen. Ultimo 2004 heeft de Holding de in tabel 1.5 weergegeven actieve deelnemingen. De omzet van de verschillende genoemde bedrijven is gezamenlijk ca € 11 mln. Zij zal in 2005 naar verwachting verder stijgen. Begin 2005 zijn gesprekken gaande met initiatiefnemers voor vijf nieuwe bedrijven.
Als kennisinstituut en economische motor van het Noorden hecht de RUG groot belang aan het stimuleren van een ondernemende attitude bij studenten. Met het oog daarop is in 2004 het initiatief ‘StudEnterprise’ gestart, waarmee studenten de mogelijkheid krijgen een eigen bedrijf op te zetten en uit te bouwen. Daartoe wordt op het Zerniketerrein een pand ingericht dat goedkope kantoorruimte aan startende studentondernemers biedt. In eerste instantie gaat het om 9 kantoorruimten, een vergaderruimte, een receptie en een open gedeelte voor flexibele werkplekken. Ook kunnen de studentondernemers de internetverbinding van de RUG gebruiken. Het streven is StudEnterprise ook een belangrijke rol te verlenen als kenniscentrum voor de ondernemende student.
Octrooien In een samenleving waarvan de economie steeds kennisintensiever wordt, bepalen innovatie, arbeidsproductiviteit en ondernemerschap de concurrentiekracht. In deze kenniseconomie is intensieve interactie tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven essentieel. Deze intensieve interactie komt onder meer tot stand door verschillende vormen van kennisbenutting, zoals contractonderwijs, contractonderzoek, octrooien en licenties en het creëren van nieuwe bedrijvigheid op basis van universitaire kennis. Kennisbescherming speelt een rol speelt als instrument voor kennisbenutting. Sinds 1996 heeft de RUG als resultaat van actief octrooibeleid een
Tabel 1.6 Onderwijsorganisatie RUG HOOP-gebied Geesteswetenschappen
Faculteit
Opleidingsinstituten
Wijsbegeerte
idem
Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap
idem
Letteren
idem
Medisch
Medische Wetenschappen
idem
Natuur / Techniek
Wiskunde & Natuurwetenschappen
Natuurwetenschappen & Technologie
Natuur
Wiskunde & Natuurwetenschappen
Levenswetenschappen
Natuur
Wiskunde & Natuurwetenschappen
Informatiewetenschappen
Economie
Economische Wetenschappen
idem
Bedrijfskunde
idem
Rechten
Rechtsgeleerdheid
idem
Maatschappij & Gedragswetenschappen
Ruimtelijke Wetenschappen
Technische Bedrijfswetenschappen
Demografie Planologie Geografie
PPSW
Psychologie Pedagogiek & Onderwijskunde Sociologie
ja a rv e r s l a g 2004 rug
ondersteunend octrooibureau. Invulling van deze dienst werd vormgegeven door middel van een overeenkomst met een externe partij, het bureau Patenting & Licensing (P&L) van de Zernike Group BV. Deze overeenkomst had een exclusief karakter. Dat betekent dat onderzoekers van de RUG die meenden octrooieerbare onderzoekresultaten te hebben geboekt, verplicht waren deze vindingen bij P&L te melden. P&L had vervolgens het eerste recht octrooien op naam van de RUG aan te vragen en te commercialiseren. P&L nam de kosten die hiermee gemoeid waren voor zijn rekening en droeg ook het risico. Bij eventuele inkomsten ontving P&L voor deze diensten, na aftrek van kosten voor de aanvraag van het octrooi of het vestigen ervan, een derde van de inkomsten. Begin 2005 ontstaat een nieuwe situatie. Er is geen exclusieve
overeenkomst meer met de Zernike Groep inzake het P&Lbureau. Dit betekent, dat voor de financiering van octrooiaanvragen een groter beroep dient te worden gedaan op facultaire middelen of de eigen middelen van onderzoeksgroepen. Men zou kunnen zeggen dat ‘de ondernemende wetenschapper bepaalt en betaalt’, vooral waar het gaat om de aanloopkosten. Daarnaast wil het CvB kennisexploitatie en dan met name octrooi-alertheid extra stimuleren door een verdeelmodel voor octrooi-opbrengsten in te voeren. In dit verdeelmodel zullen een belangrijk deel van de netto-opbrensten weer ten goede komen aan onderzoek. Daarnaast biedt het de mogelijkheid tot persoonlijke stimulans en waardering voor de betrokken onderzoekers voor hun onderzoeksinspanning die geleid heeft tot het octrooi.
Tabel 1.7 Facultaire onderzoekeenheden RUG HOOP-gebied
Geesteswetenschappen
Faculteit
Onderzoekinstituten en -centra
Wijsbegeerte
Groningen Research Institute for Philosophy (GRIPh)
Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen Centre for Religious Studies (CRS) Letteren
Instituut voor Cultuurwetenschappelijk Onderzoek (ICOG) Centre for Language and Cognition Groningen (CLCG) Groningen Institute of Archeology (GIA)
Medisch
Medische Wetenschappen
FMW-deel Behavioral and Cognitive Neurosciences FMW-deel Groningen Institute for Drug Exploration (GUIDE) Biomedical Materials Science and Application (BMSA) Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken (NCG)
Natuur
Wiskunde & Natuurwetenschappen
Centre for Behaviour and Neurosciences (CBN) Centre for Ecological and Evolutionary Studies (CEES) Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB) Groningen Research Institute for Pharmacy (GRIP) Instituut voor Wiskunde en Informatica (IWI) Kapteyn Astronomical Institute Materials Science Centre (MSC) Stratingh Instituut voor Chemie en Technologie Centrum voor Energie en Milieukunde (IVEM) Centrum voor Isotopenonderzoek (CIO) Centrum voor Theoretische Natuurkunde (CTN)
Economie
Recht Maatschappij & Gedragswetenschappen
Economische Wetenschappen
FEW-deel Systemen, Organisatie en Management (SOM)
Bedrijfskunde
FBK-deel Systemen, Organisatie en Management (SOM)
Rechtsgeleerdheid
Centrum voor Recht, Bestuur en Samenleving (CRBS)
Ruimtelijke Wetenschappen
Urban and Regional Studies Institute (URSI)
PPSW
Heymans Institute for Advanced Psychological Research Instituut voor onderzoek van onderwijs, opvoeding en ontwikkeling (GION) Gronings Centrum voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek (GCS)
Tabel 1.8 Onderzoekscholen RUG HOOP-gebied(en)
Faculteit(en)
Onderzoekschool
Overige participanten
Geesteswetenschappen
FLet, FGG, FWB, PPSW
Onderzoekschool Geesteswetenschappen Groningen1 geen
FLet, FWB
Mediëvistiek
KUN, UL, UvA, UU, VU
FEW, FLet
N.W. Posthumus Instituut2
EUR, KUN, TUE, UL, UU, UvA, VU, WUR, IISG, SHCL, Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven
Medisch/Natuur
FMW, FWN, FLet,
Behavioral and Cognitive Neurosciences (BCN)
geen
FMW, FWN
Groningen Institute for Drug Exploration (GUIDE)
geen
FWN
Functional Ecology (FE)
KUN, UL, UU, UvA, NIOZ, NIOO
FWN
Groningen Biomolecular Sciences and
geen
FWB, PPSW
Natuur
Biotechnology Institute (GBB) FWN
Nederlandse Onderzoekschool voor
UL, UvA, UU
Astronomie (NOVA)3 FWN
Materials Science Centre (MSC)
geen
KVI, FWN
International Researchschool for Fundamental and
VU, Gent, Leuven, Münster,
Applied Nuclear and Atomic Physics (FANTOM)
Orsay
ja a rv e r s l a g
Economie
FEW, FBK
Systemen, Organisatie en Management (SOM
geen
2004
Rechten
FRG
Centrum voor Recht, Bestuur en Samenleving (CRBS)
geen
rug
Maatschappij & Gedragswetenschappen
PPSW
Interuniversitair Centrum voor Sociaal-
KUN, UU
Wetenschappelijk Onderzoek (ICS)
1 ECOS-erkenning verleend in 2004 2 Roulerend penvoerderschap; RUG penvoerder m.i.v. 2004 3 Roulerend penvoerderschap; RUG penvoerder per 1 juni 2002