De Rol van Bijgeloof in de Relatie Tussen Controlegebrek en Stress
Grace van den Berg Universiteit van Amsterdam
Collegekaart nummer:
5828937
Naam begeleider:
dr. Frenk van Harreveld
Naam tweede beoordelaar:
dr. Yael de Liver
Vak:
Masterthese Sociale Psychologie
Aantal woorden:
3769
Abstract Bekend is dat controle gebrek leidt tot stress en tot bijgeloof. In een veldexperiment werd onderzocht wat de rol is van bijgeloof in de relatie tussen ervaren persoonlijk controle en fysieke en psychische uitingen van stress. Pretparkbezoekers werden geïnterviewd op het moment dat zij de achtbaan wilden instappen (lage controle conditie) of op het moment dat ze aan het lunchen waren in het park (hoge controle conditie). Tijdens het interview werden alle proefpersonen gevraagd hun ervaren controle, ervaren stress (psychische- en fysieke- uitingen) en de mate van bijgeloof te rapporteren. Uit de resultaten is gebleken dat mensen in de lage controle conditie significant meer psychische uitingen van stress rapporteerden dan mensen in de hoge controle conditie. Omdat de manipulatiecheck (mensen die de achtbaan instappen rapporteren minder controle dan mensen die aan het lunchen zijn) niet kon worden bevestigd, kan niet worden vastgesteld waardoor het verschil in gerapporteerde stress tussen de hoge en lage controle conditie is veroorzaakt. Deze studie heeft niet kunnen bevestigen dat bijgeloof een rol speelt in de relatie tussen controle en stress.
Inleiding Stel je eens voor… Je woont in een mooi, groot, goed onderhouden huis in de grote stad direct aan een gezellig en rustig park samen met je partner en drie kinderen. Iedereen in het gezin is gezond, in het weekend maken jullie vaak uitstapjes en in de schoolvakanties reizen jullie graag naar verre, warme landen. Voor een groot deel heeft jouw succesvolle carrière deze situatie mogelijk gemaakt. Je bent je daar bewust van en ervaart daarmee controle over je situatie. Je hebt de situatie in de hand. Dan plotseling op een maandagochtend, word je op staande voet ontslagen omdat er een reorganisatie plaatsvindt. Het wordt voor jou zeer moeilijk, dan wel niet onmogelijk, om zo’n goede baan ergens anders te vinden. In je achterhoofd duizelt het van de vervelende gevolgen die het ontslag heeft. Je voelt je totaal machteloos omdat je controlegebrek ervaart. Controlegebrek gaat vaak samen met negatieve gevoelens, emoties, gedachten, stress en bij langere duur zelfs een verslechterde gezondheid (Heckhausen & Schultz, 1995; Staptoe & Appels, 1989). Ieder mens is daarom gemotiveerd om controle uit te oefenen over het eigen leven (Skinner, 1996). Een onderzoek dat de gevolgen van controlegebrek illustreert is uitgevoerd in de jaren 70 (Langer & Rodin, 1976; Rodin & Langer, 1977) in een bejaardentehuis in Connecticut, USA. Op één verdieping werd een beroep gedaan op eigen verantwoordelijkheid van de bewoners (conditie controle); zo mochten de ouderen zelf bepalen hoe ze hun kamer ingericht wilden hebben, zelf initiatief nemen om vrienden op andere kamers te bezoeken, zelf aangeven bij het personeel wat er verbeterd kon in het tehuis en hoe, bovendien kregen ze een plant om zelf voor te zorgen. Op deze verdieping hadden de ouderen controle, maar op een andere verdieping van het tehuis niet, daar ging het volgens de normale gang van zaken, wat volgens de onderzoekers een situatie van controlegebrek was. Op deze verdieping hadden de bewoners weinig eigen verantwoordelijkheid, er werd zo veel mogelijk verzorgd door het personeel van het tehuis (conditie controlegebrek); zo was hun kamer ingericht door het personeel (zelf geen inbreng) en de plant die ze kregen werd voor hen verzorgd. In beide experimentele condities (controle en
controlegebrek) werden vragenlijsten afgenomen, waaruit is gebleken dat de ouderen die controlegebrek hadden minder actief en alert waren en zich ongelukkiger voelden dan de ouderen die wel controle hadden. Achttien maanden na de start van het experiment bleek zelfs dat er meer ouderen waren overleden op de verdieping zonder controle dan op de verdieping waar de ouderen wel controle hadden. Naast de experimenten van Rodin en Langer zijn er meerdere onderzoeken die laten zien dat controlegebrek aversief is. Zo blijkt uit een studie van Diehl en Hay (2010) dat mensen meer stress hebben op dagen dat ze minder controle ervaren dan op de dagen dat ze meer controle ervaren. Daarnaast hebben O’Connor en Shimizu (2002) aangetoond dat mensen uit oosterse culturen meer controlegebrek hebben (mogelijk door de collectivistische cultuur) en daarbij meer stress ervaren dan mensen uit westerse culturen. Het is dus evident dat controlegebrek als negatief wordt ervaren. Toch kan iemand die geen controle over de directe omgeving heeft, wel controle ervaren vanuit het zelf. Dit noemt men secundaire controle. Secundaire controle wordt gedefinieerd als: “het aanpassen van een aspect aan het zelf en de omstandigheden accepteren zoals ze zijn” (Morling & Evered, 2006). Secundaire controle kan onder meer worden verkregen door middel van het geloof in een God, geloof in maatschappelijke vooruitgang (Kay, 2008) of bijvoorbeeld bijgeloof. Op deze manier kan men ervaren dat er controle wordt verkregen via bijvoorbeeld god of een vorm van bijgeloof, vandaar de benaming secundaire controle. Bijgeloof wordt gedefinieerd als: “de overtuiging dat energie of informatie op een niet-natuurlijke wijze tussen dingen kan worden overgedragen of dat gedachten op een bovennatuurlijke manier effect hebben op de werkelijkheid” (van Harreveld, van der Pligt & Rutjens, 2013). Het dragen van een geluksvoorwerp of het vermijden van het getal 13 zijn bekende rituelen van bijgeloof. Zulke rituelen kunnen een persoon het gevoel geven meer controle te hebben (secundaire controle) over hun situatie dan als zij deze rituelen niet uitvoeren. Secundaire controle is in die zin
compensatoir: men compenseert voor geringe primaire controle door secundaire controle (bijvoorbeeld via bijgeloof) te vergroten. Als secundaire controle functioneel is in het omgaan met controlegebrek, dan zou het vergroten van secundaire controle moeten leiden tot de vermindering van stress. Bijgeloof heeft verschillende verschijningsvormen. Sommige mensen zijn structureel bijgelovig, dragen altijd talismannen en dergelijke bij zich en zullen nooit onder een ladder door lopen. Andere mensen zijn niet zo structureel bijgelovig, maar ‘gebruiken’ bijgeloof op het moment dat ze controlegebrek ervaren. Dit soort mensen vertoont bijvoorbeeld vooral bijgeloof als ze met het vliegtuig moeten reizen. Het onderscheid tussen beide groepen en hun bijgeloof kan beschreven worden als bijgeloof als trek (in geval van structureel bijgeloof) en als toestand (in geval van bijgeloof als reactie op een situatie). Met andere woorden, een toestand heeft betrekking op een eigenschap die variabel is over de tijd. Een trek betekent dat de eigenschap een vaste waarde heeft, een persoon is tot op zekere hoogte bijgelovig en deze waarde verandert niet of nauwelijks. Een enkel onderzoek kan de rol van bijgeloof als toestand in de relatie tussen controle en stress al bevestigen (Dudley, 1999). Mensen die een onoplosbaar probleem (geen controle) voorgeschoteld kregen, rapporteerden namelijk meer bijgeloof na het werken aan dit probleem dan ervoor, terwijl deze toename in bijgeloof niet werd vastgesteld na het werken aan oplosbare problemen (controle) (Dudley, 1999). De rol van bijgeloof als trek in de relatie tussen controle en stress is nog niet onderzocht. Samenvattend kan gezegd worden dat controlegebrek vaak leidt tot stress. Echter als er sprake is van secundaire controle via bijgeloof, dan wordt de stress verminderd. Deze verwachtingen worden gereflecteerd in het onderstaande model.
Figuur 1.
Bijgeloof (Trek)
+ Bijgeloof (Toestand)
+
Secundaire Controle
-
+ + Controle verlies
Stress
Controleverlies leidt vaak tot stress, maar bijgeloof als toestand (dat toeneemt bij controleverlies) of bijgeloof als trek kan er voor zorgen dat er secundaire controle wordt ervaren en de ervaren stress wordt verminderd.
Om een antwoord te kunnen geven op de vraag wat de rol is van bijgeloof in de relatie tussen controle en stress wordt bovenstaand model getoetst. Daarbij zijn de volgende hypothesen opgesteld: H1a: Mensen die weinig controle hebben, rapporteren meer psychische uitingen van stress dan mensen die veel controle hebben. H1b: Mensen die weinig controle hebben, rapporteren meer fysieke uitingen van stress dan mensen die veel controle hebben. H2: Mensen die weinig controle hebben, zijn meer bijgelovig dan mensen die veel controle hebben.
H3a: Mensen die bijgelovig zijn, rapporteren minder psychische uitingen van stress dan mensen die niet bijgelovig zijn. H3b: Mensen die bijgelovig zijn, rapporteren minder fysieke uitingen van stress dan mensen die niet bijgelovig zijn. H4a: De relatie tussen controle en psychische uitingen van stress wordt gemodereerd door bijgeloof (trek): een hoge mate van bijgeloof (trek) zorgt er voor dat er geen relatie is tussen controle en psychische uitingen van stress. H4b: De relatie tussen controle en fysieke uitingen van stress wordt gemodereerd door bijgeloof (trek): een hoge mate van bijgeloof (trek) zorgt er voor dat er geen relatie is tussen controle en fysieke uitingen van stress. H5a: De relatie tussen controle en psychische uitingen van stress wordt gemediëerd door bijgeloof (toestand): een hoge mate van bijgeloof zorgt er voor dat er geen relatie is tussen controle en psychische uitingen van stress. H5b: De relatie tussen controle en fysieke uitingen van stress wordt gemediëerd door bijgeloof (toestand): een hoge mate van bijgeloof zorgt er voor dat er geen relatie is tussen controle en fysieke uitingen van stress.
Methode Proefpersonen Honderdenelf pretparkbezoekers van Walibi Holland met een minimale leeftijd van 14 jaar deden vrijwillig mee aan het onderzoek. Vijfenvijftig pretparkbezoekers werden geïnterviewd toen ze op het punt stonden om de achtbaan in te stappen en zesenvijftig pretparkbezoekers werden geïnterviewd toen ze aan het lunchen waren. Er waren 49 mannen en 62 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 25,26 (SD = 11,11). Materialen Controle werd gemeten aan de hand van twee vragen: Allereerst met de vraag: “Hoeveel controle ervaart u op dit moment?”, op een 100-punts schaal van 1 (weinig controle) tot 100 (veel controle) en daarnaast met de vraag “Zou u zeggen dat u de acteur in, of de regisseur van, uw eigen leven bent?” op een schaal van 1 (acteur) tot 100 (regisseur). Deze items zijn overgenomen uit een onderzoek van Rutjens et al. (Rutjens, Harreveld, van der Pligt, 2010) waarbij ook onderzoek werd gedaan naar secundaire controle. De twee items voor gerapporteerde controle hadden een lage correlatie r = .10, ns. Verder is de gebruikte uitleg door de interviewer voor proefpersonen bij deze items is te vinden in bijlage A. Bijgeloof (trek) werd gemeten door middel van een vertaling van de “Trait Superstition Scale” van Carlson, Mowen en Fang (2009) van 4 items. Een voorbeeld item was: “Ik voer soms kleine rituelen uit om mezelf geluk te brengen.” Met een antwoordschaal van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens). Voor iedere proefpersoon werd een gemiddelde score berekend op basis van de vier items; hoe hoger de score des te meer bijgelovigheid er was gerapporteerd. De schaal bijgeloof (trek) scoorde een voldoende op betrouwbaarheid (α = .77), echter na het verwijderen van het item “ik wil geen dingen verliezen die mij geluk brengen” is deze betrouwbaarheid nog verbeterd (α = .80). Er werd gekozen om dit item te verwijderen, omdat meerdere proefpersonen moeite hadden met het beantwoorden van
deze vraag. Vele proefpersonen reageerden verbaasd en beschouwden de vraag als een waarop geen ‘nee’ geantwoord kon worden. Naast de vertaalde items die trachtten te meten of mensen bijgelovig waren of niet (trek) werd er een item toegevoegd om te meten of mensen op dat moment bijgelovig gedrag hadden vertoond (toestand): “Ik heb mij vandaag bijgelovig gedragen.” Dit item werd op dezelfde manier gescoord als de andere vier items. Zie bijlage A voor de complete vragenlijst over bijgeloof. Psychische uitingen van stress werden gemeten aan de hand van 7 items. Vijf gevoelens (twee positief en drie negatief) werden geselecteerd uit de Differential Emotion Scale (DES; Izard, Doucherty, Bloxom & Kotsch, 1974), waarvan werd verwacht dat deze vaak samengaan met stress. De formulering van de items is aangepast zodat gemeten kon worden hoe intens de persoon het gevoel op dat moment heeft ervaren. In plaats van hoe vaak de persoon het gevoel heeft ervaren in de afgelopen maand (DES). Een voorbeeld item is: “Ik voel me op dit moment… 1 (helemaal niet nerveus), 2 (een beetje nerveus), 3 (nerveus), 4 (erg nerveus), 5 (heel erg nerveus).” Aan deze vijf items werden nog twee items toegevoegd die zijn geformuleerd op basis van de schaal “Psychological stress” (Cohen, Kamarck & Mermelstein, 1983). Namelijk “ik voel me van streek” en “ik voel me gestresst”. Voor iedere proefpersoon wordt een gemiddelde score berekend op basis van de zeven items; hoe hoger de score des te meer psychologische stress er was gerapporteerd. De schaal psychische uitingen van stress scoorde onvoldoende op betrouwbaarheid (α = .51). De betrouwbaarheid werd aanzienlijk verhoogd (α = .80) door het verwijderen van de items “ik voel me goed” en “ik ben relaxed” (beiden omgescoord). Deze items waren in eerste instantie opgenomen om de proefpersonen niet alleen negatieve gevoelens te laten rapporteren. Zie bijlage A voor de complete vragenlijst over psychische uitingen van stress. Fysiologische uitingen van stress werden gemeten aan de hand van 5 items, geformuleerd aan de hand van de schaal “subjective health complaints” (Eriksen, Ihlebaek & Ursin, 1999). Oorspronkelijk meet de vragenlijst gezondheidsklachten die men heeft ervaren in de afgelopen paar maanden. De
formulering voor dit onderzoek is aangepast zodat gemeten kon worden hoe intens de persoon de psychosomatische klachten ervaart op het moment van vragen. Een voorbeeld item is: “Ik heb op dit moment… 1 (helemaal geen buikpijn), 2 (een beetje buikpijn), 3 (buikpijn), 4 (erge buikpijn), 5 (heel erge buikpijn).” Enkele items uit de oorspronkelijke vragenlijst zijn niet opgenomen in het huidige onderzoek omdat ze minder van toepassing lijken op stress, zoals rugpijn of pijn in de schouder. Voor iedere proefpersoon wordt een gemiddelde score berekend op basis van de vijf items; hoe hoger de score des te meer fysiologische uitingen van stress er zijn gerapporteerd. De schaal fysieke uitingen van stress scoorde een magere voldoende op betrouwbaarheid (α =.55), de betrouwbaarheid van deze schaal kon niet worden verbeterd door items te verwijderen. Zie bijlage A voor de complete vragenlijst over fysiologische uitingen van stress. Procedure Proefpersonen werden benaderd als ze een geschatte leeftijd hadden van 14 jaar of ouder. Gevraagd werd of de persoon mee wilde doen aan een wetenschappelijk onderzoek over bijgeloof en gevoelens. De vragenlijst was voor beide condities exact hetzelfde. Voor een conditie werden er mensen gevraagd die bijna de achtbaan in stapten (hoge controle conditie), voor de andere conditie werden mensen gevraagd die aan het lunchen waren op een plein in hetzelfde pretpark. De vragenlijst werd mondeling afgenomen en de antwoorden werden gescoord op een Ipad. Na afloop van de vragenlijst werd de persoon bedankt voor de medewerking.
Resultaten Zo ongeveer 140 mensen werden benaderd om mee te doen aan het onderzoek, waarvan 111 daadwerkelijk deelnamen. Een groot deel van deze respondenten bleek de vragenlijst niet serieus te hebben ingevuld of was incapabel voor zelfreflectie. Deze deelnemers gaven 10 (van de 14) of meer keer hetzelfde antwoord (meestal antwoord 1 “helemaal niet”). Zestig proefpersonen werden op basis van dit exclusiecriterium uitgesloten, met eenenvijftig proefpersonen (28 in de lage controle conditie en 23 in de hoge controle conditie) werden de verdere analyses uitgevoerd*. De resultaten moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd omdat de data niet normaal verdeeld is**. Verder hadden de twee items voor gerapporteerde controle een lage correlatie r = .10, ns, daarom werden beide items apart gebruikt in de verdere analyses. Als manipulatiecheck werd een t-test uitgevoerd waaruit bleek dat er geen verschil was tussen de lage controle conditie (M = 64.82, SE = 4.72) en de hoge controle conditie (M = 71.78, SE = 5.20), voor gerapporteerde controle op basis van item 1, t(49) = -.99, ns. Ook op basis van item 2 voor gerapporteerde controle werd er geen verschil gevonden tussen de lage controle conditie (M = 71.71, SE = 4.74) en de hoge controle conditie (M = 73.91, SE = 5.44), t(49) = -.31, ns. Correlaties werden berekend tussen de verschillende gemeten variabelen. Geen van de variabelen correleerden significant, zie Tabel 1. Voor de hoge- en lage- controle conditie werden de gemiddelde scores en bijbehorende standaardafwijkingen voor bijgeloof (toestand), psychische- en fysieke uitingen van stress berekend, zie Tabel 2. * De resultaten waren gelijk als de tests werden uitgevoerd met alle proefpersonen, behalve de manipulatiecheck. De manipulatiecheck was wel significant bij een analyse van 111 deelnemers; mensen die bijna de achtbaan in stapten rapporteerden significant minder controle (70,67) dan de mensen die lunchten in het park (80,00), t(109) = -2,27, p < .05. ** In de lage controle conditie waren gerapporteerde controle voor item 2, D(28) = .28, p < .001, bijgeloof (toestand), D(28) = .28, p < .001, psychische uitingen van stress, D(28) = .23 , p < .001 en fysieke uitingen van stress D(28) = .24 , p < .001, significant niet normaal verdeeld. Gerapporteerde controle voor item 1, D(28) = .13, ns, en bijgeloof (trek), D(28) = .15, ns, waren in deze conditie wel normaal verdeeld. In de hoge controle conditie waren gerapporteerde controle voor item 2, D(23) = .32, p < .001, bijgeloof (trek), D(23) = .21, p < .01, bijgeloof (toestand), D(23) = .32, p < .001, psychische uitingen van stress, D(23) = .24, p < .01 en fysieke uitingen van stress D(23) = .23, p < .01, significant niet normaal verdeeld. Binnen deze conditie was gerapporteerde controle item 1, D(23) = .13, ns, wel normaal verdeeld.
Tabel 1 Correlaties tussen variabelen, controle (twee items apart), psychische uitingen van stress, fysieke uitingen van stress, bijgeloof als toestand en bijgeloof als trek. Controle item 1
Controle item 2
Psychische uitingen stress
Fysieke uitingen stress
Controle item 1
-
.10
-.24
-.14
Controle item 2
.10
-
.25
-.02
Bijgeloof toestand
.01
-.05
-.23
-.20
Bijgeloof trek
.20
-.06
-.13
-.15
Controle item 1 = “Hoeveel controle ervaart u op dit moment?” Controle item 2 = “Zou u zeggen dat u de acteur in of de regisseur van uw eigen leven bent?”
Tabel 2 Gemiddelden Bijgeloof (toestand), Psychische- en fysieke uitingen van stress en Standaardafwijkingen (tussen haakjes) voor de lage- en hoge- controle conditie. Lage controle conditie
Hoge controle conditie
Bijgeloof (toestand)*
1.53 (.09)
1.52 (.13)
Psychische uitingen v stress
1.67 (.13)
1.28 (.05)
Fysieke uitingen v stress
1.32 (.07)
1.32 (.06)
* Bijgeloof als trek werd niet vergeleken tussen de experimentele groepen, omdat er van uit werd gegaan dat deze variabele stabiel is over de tijd, wel of geen controle ervaren (verschillende condities) zou dus geen effect hebben op bijgeloof (trek).
Een onafhankelijke t-test wees uit dat mensen in de lage controle conditie meer psychische uitingen van stress rapporteerden dan mensen in de hoge controle conditie t(49) = 2.72, p < .01, r = .36. Dit is een bevestiging van hypothese 1a. Hypothese 1b kon niet worden bevestigd. Een onafhankelijke ttest liet zien dat er geen significant verschil was tussen de fysieke uitingen van stress voor mensen in de lage- en hoge- controle conditie. Bijgeloof (toestand) verschilde niet voor de lage- en de hoge- controle conditie. Hypothese 2 kon dus niet worden bevestigd. Daarnaast hebben twee onafhankelijke t-tests uitgewezen dat er geen significant verschil is in rapportage van psychische of fysieke uitingen van stress tussen mensen die bijgelovig zijn en mensen die niet bijgelovig zijn. Hypothese 3a en 3b zijn dus niet bevestigd. Moderatie en mediatie analyses werden niet uitgevoerd, omdat er geen hoofdeffect werd gevonden van controlegebrek op stress.
Discussie Deze studie heeft laten zien dat mensen die bijna de achtbaan instappen meer psychische uitingen van stress rapporteren dan mensen die aan het lunchen zijn in het park. Omdat de manipulatiecheck niet is bevestigd, kan niet worden aangenomen dat dit verschil is veroorzaakt door controlegebrek. Verdere hypothesen om het opgestelde theoretische model te toetsen konden niet worden bevestigd; deze studie heeft niet kunnen bevestigen dat bijgeloof een rol speelt in de relatie tussen controle en stress. Mogelijk zijn de resultaten uitgebleven, omdat er tijdens een veldexperiment veel ruis in de data kan voorkomen. De ruis tijdens deze studie werd vooral veroorzaakt doordat proefpersonen de vragenlijst niet juist invuldden, waardoor er veel mensen uit de steekproef moesten verwijderd. Verder kan ruis ontstaan doordat mensen die lunchen in het park verschillen van mensen die de achtbaan in gaan. Mogelijk zijn mensen die de achtbaan instappen meer zogenoemde sensation seekers. Een sensation seeker is iemand die behoefte heeft aan gevarieerde, ongebruikelijke en complexe sensaties en ervaringen, en ze hebben de drang om fysieke en sociale risico’s te nemen voor de belevenis van deze ervaringen (Zuckerman, Eysenck & Eysenck, 1978). Sensation seekers rapporteren daarbij misschien meer controle en minder stress dan anderen in situaties van controlegebrek, omdat sensation seekers een hogere drempel hebben voor het beleven van spanning. Ook is het mogelijk dat de gehele steekproef (hoge en lage controle conditie) hoger scoort op sensation seeking, omdat pretparkbezoekers op zoek zijn naar controlegebrek en daarom juist naar een pretpark gaan. Sensation seeking zou het uit blijven van de resultaten kunnen verklaren. Beide groepen rapporteerden weinig stress en controle, wat in overeenstemming is met bovengenoemde verklaringen. Een andere mogelijke verklaring voor het uitblijven van resultaten en de lage gemiddelden kan het glucose niveau in het bloed van de proefpersonen zijn. Misschien hebben pretparkbezoekers (voordat ze in de achtbaan stappen en voordat ze gaan lunchen) over het algemeen een honger (lage
glucoseniveau’s) en ervaren ze daarom minder controle. Uit onderzoek van Gailliot, Baumeister, DeWall, Maner, Plant, Tice, Brewer en Schmeichel (2007) is namelijk gebleken dat lagere glucoseniveaus gerelateerd zijn aan lage zelfcontrole. Een andere reden waarom stress en controle in beide groepen maar weinig werd gerapporteerd zou sociale wenselijkheid kunnen zijn. De mate van ervaren controle en ervaren stress zijn beiden gevoelige onderwerpen voor dit fenomeen, omdat mensen over het algemeen niet graag toegeven dat ze klachten (stress) ervaren. Nog groter is de kans dat mensen de klachten niet rapporteren (ook al zouden ze deze wel hebben), omdat de vraag wordt gesteld door een onbekend persoon in een omgeving die niet vertrouwd is. Verder zijn mensen in een pretpark niet te vergelijken met “de gemiddelde mens”. Zoals eerder vernoemd komen er misschien meer sensation seekers af op de belevenis van een achtbaan. Ook kan het zijn dat mensen in een pretpark minder gewent zijn dit soort vragen over controle, stress en bijgeloof te beantwoorden. Uit de steekproef bleek dat veel mensen hebben aangegeven dat ze totaal niet bijgelovig waren en absoluut geen stress hadden. Dit kan liggen aan de mensen die naar het pretpark komen (die geen eerlijk antwoord willen of kunnen geven), maar kan ook liggen aan de omgeving die niet vertrouwd is. Mogelijk kunnen de gestelde hypothesen wel worden bevestigd binnen een andere, meer algemene, steekproef die wordt ondervraagd in een vertrouwde omgeving. Binnen onderzoek naar controlegebrek wordt er altijd aangenomen dat het vervelend is om controlegebrek te ervaren, en men daarom manieren vind/zoekt om controle gebrek te ontwijken of opheven. Echter kan op basis van dit onderzoek ook in overweging worden genomen dat mensen soms juist geen controle willen hebben. Controlegebrek kan zorgen voor een kick van adrenaline en dat kan best plezierig zijn.
Literatuurlijst Carlson, B. D., Mowen, J. C., & Fang, X. (2009). Trek superstition and consumer behavior: Re-conceptualization, measurement, and initial investigations. Psychology and Marketing, 26, 689-713. Cohen, S., Kamarck, T., & Mermelstein, R. (1983). A global measure of perceived stress. Journal of Health and Social Behavior, 24, 385-396. Dudley, R. T. (1999). The effect of superstitious belief on performance following an unsolvable problem. Personality and Individual Differences, 26, 1057-1064. Eriksen, H. R., Ihlebaek, C., & Ursin, H. (1999). A scoring system for subjective health complaints (SHC). Scandinavian Journal of Public Health, 27, 63-72. Harreveld, F., van der Pligt, J., & Rutjens, B. (2013). Dat kan geen toeval zijn. Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam. Heckhausen, J., & Schultz, R. (1995) A life-span theory of control. Psychological Review, 2, 284304. Izard. C. E., Dougherty, F. E., Bloxom, B. M., & Kotsch, N. E. (1974). The differential emotion scale: A method of measuring the meaning of subjective experience of discrete emotions. Nashville: Vanderbilt University, Department of Psychology. Langer, E. J. (1976) The illusion of control. Journal of Personality and Social Psychology, 32, 311-328. Langer, E. J., Rodin, J. (1977). The effects of choice and enhanced personal responsibility for the aged: a field experiment in an institutional setting. Journal of personality and social pshychology, 34, 191-198. Rodin, J., Langer, E. J. (1977). Long-term effects of a control-relevant intervention with the
institutionalized aged. Journal of Personality and Social Psychology, 35, 897-902. Rutjens, B. T., van Harreveld, F., & van der Pligt, J. (2010). Yes we can: Belief in progress as compensatory control. Social Psychological and Personality Science, 1, 246-252. Skinner, E. A. (1996). A guide to constructs of control. Journal of Personality and Social Psychology. 71. 549-570.
Bijlage A
Afgenomen vragenlijst (interview) inclusief instructies
[Beginnende Instructies] Interviewer: “Goedemiddag/goedemorgen, zou u misschien een aantal korte vragen willen beantwoorden voor een wetenschappelijk onderzoek?” Proefpersoon: “Waar is het dan voor?/ wat voor vragen zijn het dan?” “Het is een onderzoek voor de Universiteit van Amsterdam over bijgeloof en gevoelens, het zijn een aantal vragen waarbij u uit meerdere antwoorden mag kiezen, uw/jou antwoorden vul ik dan in op deze Ipad, u/je mag meekijken. Bovendien blijf(t) u/je anoniem.” Proefpersoon: “Hoe lang duurt dat?” Interviewer: “We zijn sowieso binnen vijf minuten klaar maar het kan nog sneller, zullen we beginnen?” Proefpersoon: “Nee, liever niet” Interviewer: “Oke, een fijne dag nog.” Proefpersoon: “Ja/ oke” Interviewer [start nieuwe vragenlijst op de Ipad]
[Vragen Controle] Interviewer: “Oke als eerste zou ik willen vragen hoeveel controle u/je ervaart op dit moment, want ieder mens ervaart in verschillende situaties een bepaalde mate van controle over de situatie waarin hij of zij zich bevindt. Dus hoeveel controle ervaart u/je op dit moment?” Weinig controle-----------------------------------------------------------------------------Veel controle
Interviewer: “Dit is een vraag waar u/je misschien even over wilt nadenken. Zou u/je zeggen dat u/je de acteur in, of de regisseur van, uw/je eigen leven bent? Bent u/je meer een acteur, of een regisseur? Acteur----------------------------------------------------------------------------------------------Regisseur
[Vragen Bijgeloof] Interviewer: “Dan zou ik u/je nu iets willen vragen over bijgeloof. Ik noem een stelling en u/je kunt/kan kiezen tussen de antwoorden: helemaal oneens, oneens, neutraal, eens en helemaal eens.” [ik kijk de persoon even aan om te checken of hij/zij het begrijpt] Ik voer soms kleine rituelen uit om mezelf geluk te brengen Helemaal oneens
oneens
neutraal
eens
helemaal eens
Ik wil geen dingen verliezen die mij geluk brengen Helemaal oneens
oneens
neutraal
eens
helemaal eens
Ik moet toegeven dat ik me soms bijgelovig gedraag Helemaal oneens
oneens
neutraal
eens
helemaal eens
Mensen die mij goed kennen zullen zeggen dat ik bijgelovig ben Helemaal oneens
oneens
neutraal
eens
helemaal eens
eens
helemaal eens
Ik heb mij vandaag bijgelovig gedragen Helemaal oneens
oneens
neutraal
[Vragen Psychische uitingen van stress] Interviewer: “Dan zou ik nu een paar vragen willen stellen over hoe u/je zich/je voelt. Ik noem eerst alle antwoordmogelijkheden en daarna kunt u er een kiezen.” Ik voel me op dit moment … Helemaal niet nerveus Een beetje nerveus
Nerveus
Erg nerveus
Heel erg nerveus
Ik voel me op dit moment… Helemaal niet gestrest Een beetje gestrest
Gestrest
Erg gestrest
Heel erg gestrest
Relaxed
Erg relaxed
Heel erg relaxed
Bang
Erg bang
Heel erg bang
Goed
Erg goed
Heel erg goed
Ik voel me op dit moment… Helemaal niet relaxed Een beetje relaxed Ik voel me op dit moment… Helemaal niet bang
Een beetje bang
Ik voel me op dit moment.. Helemaal niet goed
Een beetje goed
Ik voel me op dit moment.. Helemaal niet van streek
Een beetje van streek
Van streek
Erg van streek Heel erg van
streek Ik voel me op dit moment… Helemaal niet gespannen
Een beetje gespannen Gespannen
Erg gespannen Heel erg
gespannen
[Vragen Fysiologische uitingen van stress] Interviewer: “Tot slot zou ik nog willen vragen of u/je ergens last van heeft/hebt in uw/je lichaam. Ik noem weer eerst alle antwoordmogelijkheden, daarna kun(t) u/je een antwoord kiezen.” Ik heb op dit moment… Helemaal geen buikpijn
Een beetje buikpijn
Buikpijn
Erg buikpijn
Heel erg
buikpijn Ik heb op dit moment… Helemaal geen pijn in mijn borst in mijn borst
Een beetje pijn in mijn borst
Heel erg pijn in mijn borst
Pijn in mijn borst
Erg pijn
Ik ben op dit moment… Helemaal niet moe
Een beetje moe
Moe
Erg moe
Heel erg moe
Ik heb op dit moment… Helemaal geen hoofdpijn
Een beetje hoofdpijn
Hoofdpijn
Erg hoofdpijn
Heel erg
hoofdpijn Ik ben op dit moment… Helemaal niet duizelig Een beetje duizelig
Duizelig
Erg duizelig
Heel erg duizelig
[Vragen Demografische gegevens] Geslacht: Man/Vrouw Interviewer: “Ik voer nog even in dat u/je een man/vrouw bent. Zou ik ook uw/je leeftijd mogen noteren?” “Ja” Leeftijd: Interviewer: “Ben(t) u/je geïnteresseerd in de uitkomsten van het onderzoek?” Proefpersoon: “Ja” “Dan kan ik uw e-mail adres noteren en dan krijgt u eind juni één e-mail met daarin de uitkomsten van het onderzoek.” e-mail adres: “Bedankt dat u/je mee wilde doen aan het onderzoek, veel plezier in de achtbaan/nog in het park.”