de rode vlag
David Priestland
De rode vlag De wereldgeschiedenis van het communisme Vertaald door Janine van der Kooij, Pon Ruiter en Frits van der Waa
2009 de bezige bij amsterdam
Copyright © 2009 David Priestland Copyright Nederlandse vertaling © 2009 Janine van der Kooij, Pon Ruiter en Frits van der Waa Oorspronkelijke titel The Red Flag; Communism and the Making of the Modern World Oorspronkelijke uitgever Allen Lane/Penguin Books, Londen Omslagontwerp Studio Jan de Boer Foto auteur Jerry Bauer Vormgeving binnenwerk CeevanWee, Amsterdam Druk Bariet, Ruinen isbn 978 90 234 4179 3 nur 680 www.debezigebij.nl
Ter nagedachtenis aan mijn moeder
Inhoud
Woord vooraf: 1789 – 1889 – 1989
9
Proloog: De klassieke smeltkroes 1 Een Duitse Prometheus 2 Bronzen ruiters 3 Onder Westerse ogen 4 Mannen van staal 5 Volksfronten 6 Het Oosten is Rood 7 Imperium 8 Vadermoord 9 Guerrilla’s 10 Stasis 11 Hoogtij 12 Tweelingrevoluties Epiloog: Rood, Oranje, Groen... en Rood?
23 39 87 132 163 216 274 321 370 435 473 529 583 643
Dankwoord Bibliografie Illustratieverantwoording Register
667 669 688 691
woord vooraf
1789 – 1889 – 1989
i In november 1989 viel de Berlijnse Muur, het betonnen, met graffiti overdekte symbool van de tweedeling tussen het communistische Oosten en het kapitalistische Westen. Dol van vreugde dansten demonstranten uit de twee helften van de stad op de puinhopen van de ideologische oorlogen die Europa hadden verscheurd. Eerder dat jaar had het communisme ook al een zware klap gehad door de demonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing, zij het dat die toen bruut waren neergeslagen. Precies een eeuw nadat de groei van het internationale communisme zijn beslag had gekregen met de oprichting van de Tweede Internationale, en tweehonderd jaar nadat de bevolking van Parijs een ander symbool van autoritair gezag had bestormd (de Bastille), was dus in de hoofdsteden van de wereld opnieuw revolutie uitgebroken. Alleen was die dit keer niet gericht op het omverwerpen van de bastions van traditionele rijkdom en aristocratische voorrechten, maar op het vernietigen van twee staten die zich, althans in naam, bekommerden om armen en onderdrukten. De dramatische, door velen niet voorziene val van het communisme in 1989 was dus veel meer dan de ineenstorting van een wereldrijk. Het was het einde van een tijdperk dat twee eeuwen had geduurd, en waarin eerst de Europese en toen de wereldpolitiek onder invloed stond van een visionair concept van de maatschappij, waarin de verschoppelingen der aarde een maatschappij zouden stichten die was gegrondvest op harmonie en gelijkwaardigheid. Voor velen kon het communisme nu worden verwezen naar Trotski’s ‘vuilnisbelt van de geschiedenis’ – een hopeloze omweg, een doodlopende ideologie, iets wat zo snel mogelijk moest worden vergeten. De Amerikaanse wetenschapper Francis Fukuyama stelde dat aan de ‘geschiedenis’, oftewel de strijd tussen ideologieën, een einde was gekomen met de overwinning van
10
de rode vl ag
het liberale kapitalisme, een stelling die op veel scepsis stuitte, maar toch door veel mensen werd geloofd. Het liberalisme, niet het klassensysteem, was de enige manier om maatschappelijke conflicten op te lossen, en het kapitalisme was het enige economische systeem dat werkte. De wereld leek een tijdje zijn belangstelling voor het communisme kwijt te raken. Dat kwam over als een treurige, snel verblekende verzameling gefossiliseerde opvattingen, die weldra zouden worden verpletterd door de krachten van de vernieuwing. Het was een fenomeen dat het beste kon worden overgelaten aan stoffige archeologen, een antieke beschaving, zoals die van de Perzen, met ruïnes die ons deden denken aan de waanideeën van weleer. Toen ik halverwege de jaren tachtig, op het hoogtepunt van de Koude Oorlog, met mijn onderzoek naar het communisme begon, leek het een spannend onderwerp, maar nog geen tien jaar later kwam het irrelevant over in de nieuwe wereld waarin het liberale kapitalisme had gezegevierd. Maar door twee gebeurtenissen in dit decennium is het communisme weer helemaal terug in de publieke belangstelling. Bij de eerste – de verwoesting van de Twin Towers, op 11 september 2001 – was er geen rechtstreeks verband met het communisme. Sterker nog, de moslimterroristen die achter deze aanslag zaten, waren fel antimarxistisch. Toch waren deze islamisten, net als de communisten, een groep boze radicalen die streden tegen het ‘Westerse imperialisme’, en politici, journalisten en historici zagen al snel parallellen. De term ‘islamofascisme’ is vaker gebruikt dan ‘islamocommunisme’, maar het islamisme wordt algemeen aangeduid als de meest recente manifestatie van het totalitaire denken – een verzameling fanatieke, gewelddadige en antiliberale ideologieën waartoe ook het fascisme en het communisme behoren. Neoconservatieven in de vs waren van mening dat deze bedreigingen even vastberaden moesten worden bestreden, zowel ideologisch als militair, als Reagan ooit in de Derde Wereld met het communisme had gedaan. In 2004 probeerden de centrumrechtse partijen in het Europese Parlement het communisme op één lijn te stellen met het fascisme, terwijl in juni 2007 president Bush in Washington een monument onthulde ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het communisme. De aanslagen van 11 september maakten duidelijk dat het politieke bestel zoals dat na 1989 bestond ernstige conflicten in het Midden-Oosten niet had opgelost. Het omvallen van de Amerikaanse bank Lehman Brothers, op 5 september 2008, en de financiële crisis die daarvan het gevolg was, toonde aan dat de economische orde van na 1989 er niet in was geslaagd om een stabiele, duurzame, blijvende welvaart te brengen. Maar de lessen die deze ge-
1789 – 1889 – 1989
11
beurtenissen ons leren, verschillen van die van na de aanslagen uit 2001. Niemand bepleit een terugkeer naar het starre economische model uit de Sovjettijd, maar de kritiek die Marx had op de ongelijkheid en instabiliteit die het gevolg zijn van een ongebreideld kapitalisme lijkt profetisch, en in Duitsland, zijn vaderland, heeft de verkoop van Das Kapital een hoge vlucht genomen. De geschiedenis van het communisme lijkt nu dus relevanter voor de wereld van vandaag dan in het begin van de jaren negentig. Maar het blijkt moeilijk om vat te krijgen op wat dat communisme nu eigenlijk is, veel moeilijker dan op andere dingen uit het recente verleden. Zo klonken er wel tal van waarschuwende stemmen bij de agressie van de nazi’s en bij de jodenvervolging, maar waren er maar heel weinig mensen die de bolsjewistische revolutie voorspelden, de terreurcampagnes van Stalin, de destalinisatie van Chroesjtsjov, de Culturele Revolutie, de ‘killing fields’ van Pol Pot, of de ineenstorting van de ussr. Voor een deel is dat te verklaren door de obsessieve neiging van communistische regimes om van alles geheim te houden, maar een grotere rol speelt toch de enorme kloof tussen de manier waarop historici en commentatoren vandaag de dag deze zaken bezien en de kijk die de communisten indertijd op de wereld hadden. Om het communisme te verklaren moeten we een gedachtewereld betreden die sterk afwijkt van wat we in het Westen gewend zijn – die van Lenin, Stalin, Mao, Ho Chi Minh, Che Guevara en Gorbatsjov, en van de mensen die hen steunden of tolereerden.
ii Dit boek is de neerslag van vele jaren nadenken over het communisme. Ik ving mijn eerste glimp ervan op in het orwelliaanse jaar 1984. Ik was toen een student van negentien en was op de goedkoopste manier naar Rusland gereisd: via een cursus Russisch, betaald door een van de procommunistische vriendschapsverenigingen die er toen in heel Europa waren. De cursus werd gegeven in een sjofel instituut voor civiele techniek in Moskou. Ik wist niet veel van Rusland of het communisme, maar net als veel anderen in die tijd leken ze me het belangrijkste wat er toentertijd gaande was. Achteraf gezien was het een ongewoon turbulent jaar. Ik bracht een bezoek aan de hoofdstad van Reagans ‘Rijk van het Kwaad’, op het hoogtepunt van wat nu bekendstaat als de ‘Tweede Koude Oorlog’, waarin de verhouding tussen Oost en West verslechterde, na een korte detente in de jaren zeventig. Er woedde een
12
de rode vl ag
debat over de beslissing van de navo om in het westen van Europa kruisraketten te plaatsen, en in de herfst daarvoor hadden in West-Duitsland de grootste demonstraties van na de oorlog plaatsgevonden. Ik ging naar Rusland om onder meer een antwoord te zoeken op een aantal van de vragen waarmee de publieke opinie in het Westen zich bezighield: wat was het communisme, en wat stond de leiders van de Sovjet-Unie voor ogen? Was de ussr echt een rijk van het kwaad, bestuurd door mensen die fanatiek in Lenin geloofden en nu, nadat ze hun eigen volk kapot hadden gemaakt, hun repressieve systeem ook aan het Westen wilden opleggen? Of was het een regime dat weliswaar talrijke tekortkomingen vertoonde, maar toch brede steun onder het volk genoot? Ik arriveerde in het sinistere halfduister van Sjeremetjevo, het vliegveld van Moskou, met als bagage niet alleen mijn koffer, maar ook een rugzak met een allegaartje aan slecht doordachte misvattingen en vooroordelen. Ik moest weinig hebben van Reagans holle retoriek, maar ik was toch bang dat ik de grimmige nachtmerrie zou aantreffen die Orwell schetst in 1984, of John le Carré in zijn spionageromans. Ik wist als kind al dat er mensen waren met morele bezwaren tegen kernwapens. Mijn moeder had begin jaren zestig meegedaan met de Aldermaston-demonstraties om ze uit te bannen. Toch vond ik het triomfantelijke wapenvertoon op het Rode Plein en de trotse beelden ervan op de Russische tv zo angstaanjagend dat een sterke defensie me geboden leek. Mijn verblijf in Moskou maakte mijn verwarring er alleen maar groter op. In een aantal opzichten had Orwell gelijk gehad. Ik werd geconfronteerd met angst. Sommige Russen die ik ontmoette smokkelden me hun flat in, doodsbang dat de buren zouden horen dat ik een buitenlander was. Er heerste een grauwe stemming in de stad – onder Gorbatsjov zouden dit ‘de jaren van stagnatie’ worden genoemd. Ik kwam ook cynisme over het regime tegen, en kritiek op de huichelachtigheid en de corruptie ervan. Toch was Rusland in veel opzichten volstrekt anders dan de wereld die Orwell in zijn boek neerzette. Voor de meeste mensen was het bestaan relatief gemakkelijk, zij het dat er weinig luxe was. Ik bespeurde ook een nationalistisch getinte trots op de kracht van Rusland en op wat er onder het communistische bewind tot stand was gebracht, en een welgemeende hang naar wereldvrede en mondiale harmonie. Bij mijn eerste bezoek aan Moskou kreeg ik op maar weinig vragen waarmee ik zat antwoord, en na mijn terugkeer begon ik alles te lezen wat ik over Rusland en het communisme te pakken kon krijgen. Een paar jaar later leek
1789 – 1889 – 1989
13
het erop dat ik deze raadselachtige samenleving wel zou leren doorgronden. Ik studeerde in 1987-1988 aan de Staatsuniversiteit van Moskou. Wat ik (in het geheim) bestudeerde, was de onbegrijpelijkste fase uit de geschiedenis van de Sovjet-Unie, de terreur van Stalin, vijftig jaar daarvoor. Ik had een kamer hoog in de enorme ‘bruidstaart’ die Stalin had laten bouwen. Mijn bestaan speelde zich af in het ideologische hart van een curieuze communistische beschaving: mijn buren kwamen uit alle mogelijke uithoeken van de communistische beschaving, van Cuba tot Afghanistan, van Oost-Duitsland tot Mozambique, van Ethiopië tot Noord-Korea. Ze kwamen voor een opleiding in techniek of om geschiedenis te studeren, maar kregen ook college in ‘wetenschappelijk communisme’ en ‘atheïsme’, om na terugkeer de communistische ideologie des te beter te kunnen uitdragen. Het was ook een uitzonderlijke periode in de Russische geschiedenis. Er waren nog grenzen aan de glasnost (openheid) van Gorbatsjov, maar discussie werd aangemoedigd, en je kon allerlei standpunten aanhangen. Als er één tijd was waarin je erachter kon komen wat het fundament was van het communisme, in elk geval de volledig uitgerijpte fase ervan, was het deze tijd. Het communisme viel uit elkaar en onthulde zijn geheimen, maar het was nog wel communisme. Ook nu bracht wat ik zag me in verwarring. De reacties van de Russen op de idealistische Gorbatsjov en zijn perestrojka waren zeer gemengd. Een paar van mijn Russische vrienden geloofden dat het communisme vol ingebakken fouten zat en konden bijna niet wachten tot ze zich bij de kapitalistische wereld konden aansluiten. Maar anderen waren nog helemaal niet toe aan een wake voor een mensvreemde ideologie. Zij koesterden juist de hoop dat Rusland eindelijk de weg was ingeslagen naar een vernieuwd communisme en een betere, rechtvaardiger samenleving. Het communisme, vonden sommigen blijkbaar, was een positieve morele kracht, die wel verziekt was door de bureaucratie, maar toch kon worden vernieuwd, en op de een of andere duistere manier op één lijn te krijgen was met de liberale democratie. Kennelijk had een versie van het communistische ideaal toch voet aan de grond gekregen in de Russische samenleving. Nu is het traditionele communisme vrijwel dood. Mao Zedong kijkt nog steeds sereen uit over het Plein van de Hemelse Vrede, maar de Chinese partij heeft het grootste deel van haar communistische principes overboord gezet, en Vietnam en Laos zijn dat voorbeeld gevolgd. Toch heeft de plotselinge ineenstorting van het communisme het mysterie er alleen maar groter op gemaakt. Welke indruk die we ervan hadden, kwam overeen met de realiteit? Was dat het nationalisme dat ik in 1984 meemaakte, het socialistische idealis-
14
de rode vl ag
me van 1987 of het conservatieve absolutisme van een vorige generatie, dat we nu alleen nog zien bij de slinkende groep bejaarden die elk jaar nog de verjaardag vieren van de Oktoberrevolutie?
iii Er is over het communisme heel veel geschreven, en ook aan deze en andere vragen is daarbij aandacht besteed, maar pogingen om het te begrijpen zijn soms gehinderd doordat de literatuur over het onderwerp politiek zeer gekleurd is, en daardoor een groot aantal tegenstrijdige verklaringen is ontstaan. Maar die zijn terug te brengen tot drie onderling niet-verenigbare verhalen. Het eerste, gebaseerd op het werk van Marx, is het officiële credo geworden van alle communistische regimes. In het ene land na het andere, zo luidde dit verhaal, wierpen heldhaftige arbeiders en boeren, geleid door visionaire marxistische denkers, het juk van de boosaardige bourgeoisie die hen uitbuitte af en sloegen de weg naar het communisme in. Dat communisme was een aards paradijs, waar de mensheid niet alleen materiële overvloed zou kennen, maar ook een volmaakte democratie – harmonieus, zelfregulerend en zonder dat iemand aan een ander ondergeschikt was. Het was ook een rationeel systeem, dat zou ontstaan als het onvermijdelijke gevolg van een wetmatig bepaalde historische ontwikkeling. Dit verhaal – de kern van de marxistisch-leninistische ideologie – bleef een dogma van alle communistische staten, tot hun abrupte ineenstorting. Nog in 1961 voorspelde Nikita Chroesjtsjov, dat de ussr in 1980 het beloofde land van het communisme zou bereiken. Sinds het begin van de Koude Oorlog zijn er nog maar weinig mensen buiten het communistische blok of de communistische partij die dit verhaal geloven. Veel Westerse commentatoren zetten daar een van twee alternatieven tegenover. Het eerste, populair bij centrumlinks, zou je het ‘moderniseringsverhaal’ kunnen noemen. Hierin zijn communisten niet zozeer heldhaftige bevrijders als wel rationele, op technologie gerichte moderniseerders die hun arme, achterlijke land tot ontwikkeling willen brengen. De eerste fase ging zonder enige twijfel gepaard met betreurenswaardig veel geweld (dat was ook onvermijdelijk gezien het verzet waarop ze stuitten en de enorme economische en maatschappelijke veranderingen die ze voorstonden), maar daarna werd extreme repressie al snel afgezworen. Dat Chroesjtsjov beloofde
1789 – 1889 – 1989
15
dat er op de dood van Stalin geen staatsterreur zou volgen was het bewijs dat het communisme kon veranderen. In de jaren zestig en zeventig werd er zelfs gepraat over een geleidelijk naar elkaar toe groeien van het gemoderniseerde communistische Oosten en het sociaaldemocratische Westen, met als gemeenschappelijke grondslag de verzorgingsstaat en een door de overheid gereguleerde markt. We zouden de derde en laatste versie de repressievariant kunnen noemen. Ze is populair bij de mensen die het scherpst tegen het communisme gekant zijn. Voor hen stond het communisme in alle jaren van zijn bestaan in het teken van repressie, ingegeven door fanatisme of machtshonger, en is het nooit een rationeel antwoord op achterlijkheid geweest. Binnen deze variant bestaat enige onenigheid over de rol die de leden van deze communistische minderheid speelden. Sommigen zien hen als niet-ideologische politieke heersers, die een eigen versie nastreefden van de conservatieve bureaucratie en tirannie van vroeger onder het mom van het ‘moderne’ communisme. Stalin, die al zijn tegenstanders in de Partij uitmoordde, wordt hierbij niet gezien als een marxistische ideoloog, maar als een nieuwe tsaar. Een versie van dit verhaal is heel populair geworden bij antistalinistisch links. De meest gedetailleerd uitgewerkte versie is De revolutie verraden, Trotski’s befaamde aanklacht tegen het stalinisme, en de succesvolste popularisatie ervan is Animal Farm van Orwell. Anderen, die wat vijandiger staan tegenover het socialisme, zien de communisten niet als gereïncarneerde dictators van vroeger, maar als mensen die zich oprecht lieten leiden door de marxistisch-leninistische ideologie. Zij legden hun bevolking een onnatuurlijke orde op, trachtten ‘nieuwe socialistische mannen en vrouwen’ te indoctrineren en een totalitair bewind te vestigen. Een gewelddadig onderdrukken van iedereen die zich weigerde daarin te schikken was het onvermijdelijke gevolg van dit utopisme. Aan het moderniseringsverhaal wordt vandaag de dag nog door weinig mensen geloof gehecht, en terecht, want veel communisten waren utopische ideologen. Sommige communistische partijen probeerden oprecht om hun land tot ontwikkeling te brengen, en soms kregen ze aanzienlijke electorale steun. Maar er waren er maar weinig die bij verkiezingen een meerderheid behaalden. Toch wilden ze de maatschappij volledig transformeren en beheersen en grepen ze soms naar extreem geweld om hun doel te bereiken. Maar niet alles is ideologisch te verklaren. Het is duidelijk dat veel communisten niet de koelbloedige pragmatische technocraten waren uit het moderniseringsverhaal. Uit de archieven blijkt dat hun bestaan soms was doortrok-
16
de rode vl ag
ken van de marxistische ideologie en dat hun rampzaligste beleidsbeslissingen vaak werden ingegeven door een oprecht geloof in die ideologie en niet door pragmatische afwegingen. Hoe paradoxaal het ook moge klinken, voor nieuwe inzichten in het communisme moeten we misschien niet naar wereld van nu kijken, maar naar de antieke wereld, en dan vooral naar de drama’s zoals ze in het Athene van de vijfde eeuw voor Christus werden opgevoerd. In Griekse tragedies werd een aantal fundamentele overgangen in de samenleving gedramatiseerd – van een hiërarchische orde van vaders en zonen naar een egalitaire gemeenschap van broeders, van een aristocratische groep van adellijke krijgers naar een meer ‘democratisch’ getinte, waarbij alle mannelijke burgers participeerden in de politiek en als gelijken in een volksleger streden, en van een gefragmenteerde samenleving waarin clans en vetes dominant waren naar een meer geïntegreerde vorm, met regels en wetten. Zeker de Prometheus-trilogie van Aischylos is een markante dramatisering van de overgang naar een politieke orde die niet meer op de vader-, maar veeleer op de broedergedachte stoelt, en ook van de overgang van onwetendheid naar kennis. Volgens de Griekse mythologie stal Prometheus, een ‘oude’ god, een van de Titanen, het vuur van Zeus en de nieuwe Olympische goden en schonk dat aan de mensheid. Daardoor gaf hij de mens kennis en de mogelijkheid om vooruit te komen. Het leverde hem ook de woede op van Zeus, die niet wilde dat de mens een andere status kreeg en de oude orde wilde handhaven. Prometheus werd wreed gestraft voor dit doorbreken van de hiërarchie teneinde de mensheid te helpen: hij werd vastgeketend aan een rots in de Kaukasus, en elke dag pikte een arend aan zijn lever, die elke nacht weer aangroeide. In Prometheus Geboeid, het eerste deel van de trilogie en het enige dat bewaard is gebleven, zijn vier personages het belangrijkst: Macht en Geweld, de dienaren van de tirannieke vadergod Zeus, Hermes, de boodschapper (en de god van de communicatie, kooplui, bedriegers en dieven), en Prometheus (letterlijk: vooruitziende blik), die niet alleen een rationeel denker is, maar ook een woedende rebel. Prometheus wordt sympathiek voorgesteld. Door de onbuigzame houding van Zeus en de lafheid van Hermes verandert hij van een helper van de mensheid in een razende rebel. Hij is vastbesloten om zich tegen Zeus te verzetten, ook al zou daardoor gruwelijk geweld op hem worden losgelaten: laat van vuur de scherpe lans maar op mij af geslingerd worden
1789 – 1889 – 1989
17
laat donder rollen door het zwerk en wilde woestheid van de wind laat sidderen de aarde tot in haar wortels doden zal hij mij nimmer Prometheus en Zeus staan aan het eind van het stuk nog steeds tegenover elkaar, al geeft in het laatste deel van de trilogie (dat niet bewaard is gebleven) Aischylos naar verluidt aan dat hij Prometheus’ woede afkeurt. Het stuk eindigt er waarschijnlijk mee dat Prometheus vrede sluit met Zeus en dat beiden toegeven dat ze extreem gedrag hebben vertoond. Prometheus Geboeid is een schitterende dramatisering van de schijnbaar onoplosbare spanning tussen hiërarchie en traditie enerzijds en gelijkheid en modern denken anderzijds. Het stuk onderkent de verlokking én de gevaren van de boodschap van Prometheus, vooral voor intellectuelen in een repressieve, archaïsche wereld. Want Prometheus wil de mensheid wel helpen, maar als hij wordt tegengewerkt kan de aarde tot in haar wortels sidderen. De communisten kunnen worden gezien als de erfgenamen van Prometheus, maar daar zitten diverse kanten aan. Letterlijk betekent communisme een politiek systeem waarin mensen gemeenschappelijk leven en ook alle bezit gemeenschappelijk is, en het was oorspronkelijk een brede beweging met vele schakeringen. Sommige communisten hechtten de meeste waarde aan Prometheus’ verlangen naar vrijheid. Dit noemen we de romantische marxistische traditie. Deze marxisten hadden meer belangstelling voor authenticiteit en creativiteit dan voor het veroveren van de politieke macht en het opbouwen van een moderne staat. Maar deze opvatting is binnen het communisme steeds verder gemarginaliseerd. De vijandschap die Prometheus voelde jegens ongelijkheid en zijn gedreven hang naar het moderne – vooral dát werden de opvattingen die in de beweging de toon aangaven. Maar er was één aspect van de nalatenschap van Prometheus die Aischylos buiten beschouwing liet: zijn woede jegens de mensen die het ‘vuur’ van kennis en verlichting afwezen. Communisten konden met evenveel woede – en geweld – reageren op de ‘achterlijke’ boeren en gelovigen die hun visie afwezen als ze deden op heersers en zakenlieden. Het zal niet als een verrassing komen dat de heroïsche, woedende Prometheus voor vele dichters-critici uit de conservatieve monarchieën van Europa, van Goethe tot Shelley, een sleutelrol speelt bij de emancipatie. Maar juist Karl Marx heeft de metafoor van Prometheus volledig tot de zijne gemaakt. Marx zag Prometheus als ‘de grootste heilige en martelaar uit het filosofische
18
de rode vl ag
register’. Hij citeerde zijn held in het voorwoord bij zijn dissertatie: ‘Alle goden haat ik. Ik zal mijn ketenen nooit verruilen voor slaafse dienstbaarheid. Liever ben ik geketend aan een rots dan Zeus te moeten dienen.’ Op basis van Prometheus’ geloof in rede en vrijheid en zijn hang naar rebellie construeerde Marx een krachtige nieuwe synthese die zowel ‘wetenschappelijk’ als revolutionair zou zijn. Het Prometheus-element in het denken van Marx sprak velen aan die hun bedenkingen hadden tegen ongelijkheid, maar vooral de tegenstanders van ancien régimes, zoals het tsaristische Rusland. Onder dit paternalistische bewind kende het land niet alleen economische, maar ook politieke en economische ongelijkheid, en werd de aristocratische elite bevoordeeld en het volk achtergesteld. Daarnaast was het regime in ideologisch opzicht conservatief, en dus wantrouwde het alles wat naar moderne ideeën zweemde. In de negentiende eeuw werd steeds duidelijker dat door deze scherpe tweedeling een zwakke, verdeelde natie was ontstaan die moeite had om zich te handhaven in een wereld die werd beheerst door landen die veel meer een eenheid vormden. Een aantal ontwikkelde critici van de tsaar zag de prometheïsche synthese tussen vrijheid, modern denken en gelijkwaardigheid die het communisme bood als oplossing voor alle problemen tegelijk: het zou gelijkheid brengen in het huishouden, waarmee een eind zou komen aan de patriarchale ondergeschiktheid van vrouwen en kinderen, het zou maatschappelijke gelijkwaardigheid scheppen, zodat iedereen burger zou zijn, en niet langer meester of dienaar, en het zou de internationale hiërarchie slechten omdat zwakkere landen zoveel aan kracht zouden winnen dat ze zich voortaan tegenover andere konden handhaven. Tegelijkertijd zou zo de mensheid in kennis worden gesteld van de laatste wetenschappelijke ontdekkingen en zou het land aan kracht winnen. De situatie in Rusland, vooral de politieke repressie daar, bevorderde ook het ontstaan van een instituut dat de Prometheus-gedachte nog een extra impuls zou geven: de voorhoedepartij. De partijcultuur, gericht op een greep naar de macht en het smeden van nieuwe socialistische mannen en vrouwen, versterkte de repressievere en gewelddadige aspecten van het oude prometheïsme. De quasireligieuze drang van de Partij om zijn leden een ander karakter aan te meten, en de dualistische manier waarop de wereld werd verdeeld in vrienden en vijanden, met op de koop toe ook nog eens een oorlog, leverde een beleid op dat ver afstond van wat Marx voor ogen stond. Dit project, en de manier waarop het moest worden verwezenlijkt, sprak in de twintigste eeuw velen aan, vooral in de gekoloniseerde of semigekoloni-
1789 – 1889 – 1989
19
seerde wereld, want het beloofde een eind te maken aan de vernederende onderwerping aan Europese imperialisten. Tegelijkertijd zou hun verdeelde samenleving, die vooral op landbouw steunde, worden gemoderniseerd. Veel communisten geloofden dat alleen een revolutie de imperialisten en hun plaatselijke handlangers die alle vooruitgang tegenhielden kon wegvagen. Daarna zou de planeconomie het land opstoten in de hedendaagse tijd en het een waardige plek bezorgen in de wereldpolitiek. Zodra communisten aan de macht waren, legden de romantische ambities het al snel af tegen technocratie en revolutionair vuur, hoewel in de praktijk bleek dat ook die lastig te combineren waren. Doorgaans kwam het accent bij een van de twee te liggen. Het moderne marxisme was de ideologie van de technocratische economische ontwikkeling, van de hoogontwikkelde expert, het centrale plan, en van discipline. Het bood een visioen dat de technocraten en bureaucraten aansprak die massaal van de nieuwe instituten en universiteiten kwamen. De radicale variant daarentegen was het marxisme van de gemobiliseerde massa’s, van snelle ‘sprongen voorwaarts’, de moderne tijd in, van revolutionair enthousiasme, ‘democratie’ door middel van massabijeenkomsten, en een ruig soort gelijkwaardigheid. Het kon ook een marxisme zijn van extreem geweld, van strijd tegen ‘vijanden’, of het nu kapitalisten waren, zogenaamde koelakken (rijke boeren), intellectuelen of partijbureaucraten. Het radicale marxisme nam een hoge vlucht als het oorlog was of als er oorlog dreigde, en paste goed bij een gemilitariseerde vorm van het socialisme, zoals de arbeidersmilities uit de Russische Revolutie of de partizanen en guerrillagroepen van na de Eerste Wereldoorlog. Elke vorm van het marxisme had voor communisten zijn eigen voor- en nadelen. De radicale variant kon inspireren tot grootse daden van zelfopoffering en heroïsche productieprestaties, ook zonder markt- of geldprikkels. Maar doordat hij aanzette tot het vervolgen van ‘klassenvijanden’, kon hij ook verdeeldheid, chaos en geweld zaaien. Ook hooggeschoolde deskundigen werden vaak vervolgd, en door de geharnaste gedrevenheid waarmee de ‘Verlichting’ werd uitgedragen raakten gelovige en traditioneel denkende mensen, vooral op het platteland, ervan vervreemd. De moderne variant daarentegen zorgde voor de stabiliteit die nodig was voor het lanceren van een rationele, planmatige economische modernisering. Maar het was vaak ook een variant waaraan elke vonk van inspiratie ontbrak, en wat erger was voor een in naam revolutionair regime: er kwamen starre bureaucratieën uit voort.
20
de rode vl ag
Beide varianten sloegen niet echt aan in de samenlevingen die ze wilden hervormen, en het bleek moeilijk om zo’n aanpak lange tijd vol te houden. Daarom begonnen communisten al snel compromissen te sluiten. Sommigen werden pragmatischer, probeerden planmatige sturing en marktwerking te combineren, zwoeren geweld af en bekeerden zich tot het liberale gedachtegoed. Dit soort marxisme werd aan het eind van de negentiende eeuw dominant in West-Europa en kreeg vanaf de jaren zestig steeds meer invloed in het door de Sovjets beheerste Oost-Europa. Anderen gingen over op een mensvriendelijker, romantisch socialisme. Weer andere marxisten, vooral in arme, op landbouw gerichte samenlevingen, sloegen een heel andere koers in en pasten onbedoeld het communisme aan aan de oude patriarchale cultuur uit het verleden, terwijl ze een appel deden op nationalistische gevoelens om de bevolking te mobiliseren. Deze vorm van communisme, halverwege de jaren dertig ontwikkeld door Stalin, leek later in diverse opzichten op de hiërarchische staten waartegen de communisten ooit in opstand waren gekomen. Toen de spanningen van de Koude Oorlog afnamen, werd dit stelsel minder militair van aard en begon het zich meer te bekommeren om maatschappelijk welzijn, maar het paternalisme en de repressie bleven. Op dit systeem richtten Gorbatsjovs hervormingspogingen zich, en uiteindelijk leidden ze tot de ondergang ervan.
iv Dit boek volgt de geschiedenis van de vier fases van het communisme, waarbij de invloed van de beweging verschuift van het westen naar het oosten en zuiden, dus van Frankrijk naar Duitsland en Rusland, en vandaar na de Tweede Wereldoorlog verder naar het oosten, naar China en Zuidoost-Azië, en dan in de jaren zestig en zeventig naar de zuidelijke helft van de wereld: Latijns-Amerika, het Midden-Oosten en het midden en zuiden van Azië. Daarna keren we terug naar Europa en volgen we de perestrojka en de ineenstorting van het communisme. Het boek houdt zich vooral bezig met gedachtegoed, houding en gedrag van de communisten zelf, al wordt ook aandacht geschonken aan de ervaringen van de mensen over wie ze heersten. De opzet is min of meer chronologisch, maar af en toe houd ik me daar niet al te streng aan, omdat er ook hoofdstukken zijn gewijd aan specifieke regio’s. Ik heb sommige partijen en regimes meer ruimte toebedeeld dan andere, voor een deel omdat de een
1789 – 1889 – 1989
21
meer invloed had dan de ander, en ook om bij de te behandelen stof breedte en diepte met elkaar in evenwicht te houden. Het boek begint met de Franse Revolutie, want daarbij komen we voor het eerst de voornaamste elementen van het communisme tegen, al was het nog niet zo dat die tot een eenheid waren samengesmolten. Later toonden Karl Marx en zijn vriend Friedrich Engels aan hoe sterk een vorm van socialisme kon zijn die opstandigheid paarde aan rede en moderniteit. Zij maakten het socialisme los van zijn nationalistische jakobijnse wortels, en een eeuw na de Franse Revolutie lieten ze met de oprichting van de Tweede Internationale zien dat het socialisme wereldwijde ambities had. Formeel werd de Internationale opgericht op een congres in Parijs, maar de ware hoofdstad van het communisme was nu Berlijn, waar de grootste partij was gevestigd die er deel van uitmaakte: de Duitse sociaaldemocratische partij. De tweede fase in de geschiedenis van het communisme, de Sovjettijd, begon in 1917. Moskou, dat zich ooit had uitgeroepen tot het ‘derde Rome’ van het christendom, moest nu het ‘eerste Rome’ worden van de nieuwe communistische wereld. Maar ondanks alle wereldwijde pretenties kreeg het communisme van de Sovjet-Unie een steeds nationalistischer karakter en was het gekoppeld aan een hechte eenheidsstaat en een sterke economische ontwikkeling. Daardoor oefende het een grote aantrekkingskracht uit op landen die nog deel uitmaakten van de nu snel bezwijkende koloniale rijken. In deze periode werd het totalitaire doel van het Sovjetcommunisme – de volledige transformatie van individu en samenleving – dominant, ook al werd dat doel op geen stukken na gehaald. In de derde fase, na de Tweede Wereldoorlog, verbreidde het communisme, nu nauw gekoppeld aan nationalisme, zich buiten Europa. In deze periode werden de koloniën van de Europese landen onafhankelijk en verdween ook het imperium dat Japan had opgebouwd, terwijl de vs onhandige pogingen deed om ervoor te zorgen dat in al die landen een pro-Westerse elite de teugels in handen kreeg. Binnen Europa verkalkte het communisme ondertussen tot het autocratische systeem van Stalin. Al snel kwamen communisten in de hele wereld in opstand tegen het stalinisme en het Westen. De trotskisten waren de eersten, maar na de oorlog staken nieuwe communistische hoofdsteden – het Beijing van Mao en het Havana van Castro – Moskou naar de kroon. Mede daardoor nam in de jaren zestig en zeventig een alternatief plattelandscommunisme een hoge vlucht in Azië, Latijns-Amerika en Afrika. Maar halverwege de jaren zeventig legde de marxistische rebellie het af tegen een veel meer op de steden gerichte, stalinistische vorm van communisme, vooral in Afrika.
22
de rode vl ag
Ondertussen werd duidelijk dat het communisme aan zijn laatste fase bezig was, omdat het terrein verloor aan andere vormen van radicalisme: het nieuwe militante liberalisme van Reagan en Thatcher en ook de politieke islam. Halverwege de jaren tachtig moest het Kremlin met een reactie komen. Gorbatsjov probeerde het communisme nieuwe energie te geven. Juist deze pogingen om in de Sovjet-Unie nieuw enthousiasme op te wekken voor het communisme zouden leiden tot de ondergang van het hele systeem. Het communisme vertoonde de neiging om elke keer weer eenzelfde cyclus te doorlopen: eerst een radicaal, revolutionair oprukken, gevolgd door een terugtocht, hetzij naar een technocratisch gericht modernisme, hetzij naar een patriarchalere vorm. Zelfs samenwerking met het liberalisme was mogelijk. De revolutionaire impuls vernieuwde zich om allerlei redenen. Ook de niet-communistische wereld speelde daarbij een rol. Een ongebreideld kapitalisme bracht zichzelf geregeld in diskrediet en financiële crises leidden dan vaak tot economische ellende, met als spectaculairste voorbeeld wat er in 1929 gebeurde, na de krach op Wall Street. Maar even belangrijk was het voortbestaan van een sterke internationale ongelijkheid. De wijdverbreide aantrekkingskracht van extreemrechts was een factor bij de bloedige pogingen van Duitsland en Japan om een nieuw imperium te stichten voor etnisch bevoorrechten. Verder wilden de Westerse mogendheden hun koloniën in de Derde Wereld behouden, wat zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog de nationalistische woede daar hoog deed oplaaien. Het communisme leek ook een recept voor een snelle economische ontwikkeling, die de kloof zou verkleinen tussen het arme Zuiden en het rijke Westen. Ook maatschappelijke spanningen, vooral op het platteland, schiepen een vruchtbare voedingsbodem voor revolutionaire partijen. Het communisme in zijn oude vorm is in diskrediet geraakt en zal nooit meer een krachtige beweging worden, maar nu het mondiale kapitalisme in een diepe crisis verkeert, is het een ideaal moment om nog eens te kijken naar de poging die de communisten hebben gedaan om tot een alternatief systeem te komen en naar de redenen waarom dat op een fiasco is uitgelopen. Daartoe moeten we beginnen met de kiem van het communisme, en die werd gelegd tijdens Prometheus’ eerste daad van verzet tegen de Zeus van de moderne tijd: de Franse Revolutie.
proloog
De klassieke smeltkroes
i In augustus 1793, aan het begin van de radicaalste fase van de Franse Revolutie, bedacht Jacques-Louis David, de kunstenaar die de propaganda voor het nieuwe regime verzorgde, een van de vele politieke festivals die in heel Frankrijk plaatsvonden. Op het Feest van de Eenheid en Ondeelbaarheid van de Republiek zou de eerste verjaardag worden gevierd van het einde van de monarchie, en David liet vijf allegorische tableaus maken om de diverse stadia van de revolutie uit te beelden. Het opvallendst was de vierde. Een enorm beeld van Herakles, de held uit de Griekse mythologie, stond op een berg op de Place des Invalides. In zijn linkerhand had hij de fasces, de bos staven die eenheid symboliseert. Met de knuppel in zijn rechterhand versloeg hij de hydra, een wezen met het hoofd van een vrouw en de staart van een slang. Het toneel moest de verbondenheid uitbeelden tussen het militante Franse volk en de montagnards, de radicale groep binnen de jakobijnen, en hun woordvoerder, Maximilien Robespierre. In de optiek van Aischylos was Herakles de beschermer van de onderdrukten, en de interpretatie van David volgde die lijn. Toen hij voorstelde om na het festival een permanent, veertien meter hoog beeld van Herakles neer te zetten, beschreef hij deze als ‘een gestalte waaruit kracht en eenvoud sprak, een belichaming van het Franse volk, dat met zijn bevrijdende energie een vernietigende slag zou toebrengen aan de dubbele tirannie van koningen en priesters’. Zijn deugden, zo daar nog twijfel over mocht bestaan, zouden in het lichaam worden geciseleerd: ‘kracht’ en ‘moed’ langs de armen, ‘werk’ op de handen, en ‘natuur’ en ‘waarheid’ op de borst. Hij symboliseerde dus een heel specifiek deel van het Franse volk: de mensen die met hun handen werkten. Dit waren de sansculotten, de radicale handwerkslieden uit de steden, de ‘broeklozen’, die niet bang waren om geweld te gebruiken om hun doel te
24
de rode vl ag
verwezenlijken. De uitgever van het blad Révolutions de Paris zag het beeld van David in elk geval wel in dit licht: ‘Zo zien wij het volk staan, met in de ene hand de vrijheid die het heeft veroverd en in de andere een knots om het veroverde te verdedigen. Van alle modellen die mededingen, wordt ongetwijfeld dat uitverkoren dat het beste het karakter van de sansculotte uitdraagt.’ Maar Herakles verbeeldde niet alleen kracht, maar ook de rede, zoals het woord ‘licht’ op zijn voorhoofd laat zien. David had een symbolische figuur geschapen waarin de sansculotte en de verlichte man van rede samengingen, en daarmee schiep hij ook een krachtige nieuwe kijk op de politiek. Je kon er niet meer mee volstaan om tirannen van de troon te stoten en hun macht te verdelen, zoals de liberalen betoogden. Er moest een fundamenteel andere staat ontstaan, radicaal, energiek en intelligent tegelijk, in staat om niet alleen gewone mensen op te nemen, maar ook om ze te mobiliseren tegen de vijanden van die staat. De Herakles van David en de intellectuele inspiratie die eraan ten grondslag ligt – de quasiklassieke spartaanse visie van de jakobijnen –, dit zijn de bronnen van het moderne communisme. Natuurlijk had het communisme als gedachte een veel oudere oorsprong. De inwoners van de republiek van Plato kenden gemeenschappelijk bezit, en de eerste christenen verschaften een model voor broederschap en het delen van rijkdom. Deze christelijke traditie, gekoppeld aan het gezamenlijk beheren van onverdeeld land, stonden aan de basis van de eerste moderne communistische experimenten en utopieën, of het nu het Utopia betreft van Thomas More, een Engelse denker uit de zestiende eeuw, of de gemeenschap die in 1649, tijdens de Engelse burgeroorlog, werd gesticht door ‘Digger’ Gerrard Winstanley, op gemeenschappelijk land in Surrey. Maar wat al deze projecten gemeen hadden, was het verlangen om terug te keren naar een agrarische ‘gouden eeuw’ van economische gelijkheid, terwijl de communisten later stelden dat ze een moderne staat in het leven riepen die stoelde op politieke gelijkheid. Ook bij de jakobijnen zien we deze tweede, politieke ambitie. De jakobijnen deden niet aan herverdeling van eigendom en schaften niet de markt af. Sterker nog, ze vervolgden mensen die dat wel probeerden. Ze predikten ook geen klassenstrijd. Maar ze stelden wel, net als later de communisten zouden doen, dat alleen op een hechte groep onderling gelijkwaardige burgers, zonder voorrechten, hiërarchische verschillen en verdeeldheid, een sterke natie kon worden gegrondvest die geluk en waardigheid kende en zich in de wereld kon handhaven. Het jakobijnse gedachtegoed was dus in bepaalde opzichten de voorloper van het moderne communisme, en in deze jakobijnse smeltkroes