BOERDERIJ ZUIDBUURT 29, SIEM VAN DER KOOIJ Simon van der Kooij Samenstelling Rob Houweling Het was voorjaar 1959 toen Siem van der Kooij de mogelijkheid kreeg om een veehouderijbedrijf over te nemen: Zuidbuurt 29, ook wel de ‘Valbrug’ genoemd. Hij heeft er het grootste deel van zijn leven gewoond, maar het leven daar liep niet op rolletjes. In onderstaand verslag doet hij zijn verhaal. Op de boerderij woonden een oom en een tante zonder kinderen. Zij waren toen ruim zestig jaar oud en kregen wat problemen: Oom met zijn hart en Tante met een knie. Zij was een aantal jaren eerder uit een perenboom gevallen met perenplukken en dat was nooit goed opgeknapt. Zij hadden altijd een inwonende knecht en dienstbode, maar die gingen allebei naar een andere betrekking. Zo kwam ik dus als neef in aanmerking voor de bedrijfsovername. De verdwenen rijksweg Het was een huurbedrijf, want in de jaren dertig was het bedrijf van armoe verkocht en als pachtbedrijf voortgezet. Er zaten nogal wat moeilijke punten aan het bedrijf. De meeste gebouwen waren meer dan 300 jaar oud en hier en daar ernstig verzakt. De oppervlakte was 14 ha in de vorm van een smalle strook van ongeveer 2,5 km lang en werd doorsneden door rijksweg A20. Die was in 1937 Boerderij de Valbrug, Zuidbuurt 29. aangelegd en nog 2-baans. In de Aalkeetbuitenpolder is veel veengrond en de meest zuidelijke percelen hebben een kleilaag; hoe meer naar het noorden, hoe meer veen. Op sommige plekken is het veendek 20 meter dik en van verschillende samenstelling. Vroeger dacht ik ‘veen is veen’, maar er zijn veel verschillende soorten: bosveen, mosveen, zitveen, zeggeveen en verslagen veen. Dat laatste wil zeggen dat het ooit door een overstroming is losgeslagen en op een andere plek weer
52
is aangespoeld. Het resultaat is heel weinig draagkracht: als de bovenlaag weg is, is er geen draagkracht meer. Dit geeft soms problemen met bouwen en het aanleggen van wegen. Toen in de jaren dertig rijksweg A20 werd aangelegd, heeft men met een spoorlijntje zand aangevoerd. Toen het weglichaam 4 à 5 meter hoog was, is het in 1 nacht weggezakt in de slappe grond. En ernaast kwam het veen juist omhoog.
Boerderij de Valbrug, Zuidbuurt 29.
Op deze grond groeien de minder goede grassoorten. Dat resulteert in lagere melkproductie, dus het is niet makkelijk een redelijk inkomen te behalen. Zo waren er nogal wat minpuntjes en de Zuidbuurt had in die tijd toch al geen goede naam. De boeren in de wijde omtrek zeiden: als je van Delft via Schipluiden en Maasland naar Vlaardingen gaat, heb je rechts de goede grond (klei) en links de slechte. Andere plannen Maar in 1959 lagen er plannen om grote stukken van de Zuidbuurt voor woningbouw en recreatie te bestemmen en de algemene opvatting was dat na 5 jaar de boeren moesten verdwijnen. Nederland zou immers 20 miljoen inwoners krijgen. Vlaardingen zou groeien naar 150.000 inwoners en Maassluis naar 66.000. We weten nu dat het anders is gegaan. De gezinnen werden kleiner. Er waren minder woningen en bedrijventerreinen nodig. Dus werden de plannen veranderd. Aanvankelijk dacht ik dus maar kort te kunnen blijven en daarna met een aardige vergoeding te kunnen verhuizen. Na enkele jaren werd duidelijk dat ik rekening moest houden met een langdurig verblijf. Nu moet je als veehouder altijd op de langere termijn denken om een goed bedrijf op te kunnen bouwen. Het eerste jaar was erg droog. Er groeide niet zoveel. Gelukkig was 1960 een vroeg voorjaar. Ik begon met 18 melkkoeien en groeide tot 62 melkkoeien in 1984. Op het Maassluise deel van de Zuidbuurt waren toen, naast ongeveer 10 tuinbouwbedrijven, 11 boeren die melk leverden. Elke morgen vroeg was er overal gerammel van melkbussen. Nu is er slechts 1 melkveebedrijf over.
53
De anderen zijn verhuisd naar andere gebieden in Nederland of gestopt. De grond werd bestemd voor natuur of recreatie. Veertig jaar geleden zei een deskundige: ‘Het is voor de boeren eten of gegeten worden’. Die uitspraak geldt nog steeds. Het is net een race waarbij de prijs voor de winnaar is dat hij mag doorgaan. IJzertijd In het veengebied tussen rijksweg A20 en de Rijskade bleken restanten van oude bewoning voor te komen: scherven die dateerden uit de IJzertijd (200400 v. Chr.). Bij het sloten schoonmaken kwam ik een pot tegen die bijna nog compleet was. Met het uit de grond halen ging de pot kapot. Ze zat op ongeveer 50 cm diep. Via iemand die daar veel van af wist, heb ik de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek gewaarschuwd. Zij haalden de scherven op en brachten een keurig gerestaureerde pot terug. Enkele jaren later vond ik weer wat in een andere sloot. Toen vroeg ik de Rijksdienst of zij de pot eruit wilden halen. Ernaast bleek er nog een te zitten met botresten van verschillende dieren zoals geiten. Daarnaast zat een derde, maar het was 5 uur en het werd te laat om die er ook nog uit te halen. Zover ik weet, zit deze er nog steeds. De twee werden keurig gerestaureerd. Op een andere plek vond ik een klein potje dat waarschijnlijk voor ijzergieten is gebruikt. Er lag ook een brandplaats bij met asresten. In het museum ‘De Schilpen’ in Maasland staan er 4 in de collectie. Ook in het Oudheidkundig museum in Leiden staan er 2. Het was heel interessant zoiets te ontdekken. Eerste ligboxenstal Toen ik na het eerste jaar de balans opmaakte, bleek de melkproductie van de koeien erg tegen te vallen, maar de oorzaak was niet duidelijk. Toen ben ik gaan proberen om alles heel netjes te doen, zoals de opfok van kalveren. Wat ook tegenviel was de stal van ongeveer 300 jaar oud. De koeien waren groter dan toen en dat gaf problemen door de te nauwe standplaatsen. Na overleg met een landbouwvoorlichter hoorde ik dat er boeren gezocht werden voor experimenten met nieuwe stallen. In Wageningen was een instituut dat proeven ging doen. Als ik Ik begon met 18 melkkoeien en groeide er voor voelde, zou ik mee tot 62.
54
Kaartje van de grenswijzigingen van Maassluis. In 1966 is de Zuidbuurt, tussen de Boonervliet en de Zuidbuurtse Dam, bij Maassluis gevoegd. Een deel van de Aalkeetbinnenpolder tussen de spoorlijn en de Waterweg werd ‘teruggegeven’ aan Vlaardingen. kunnen doen om een zogenaamde ligboxenstal te proberen. De overheid zou de extra kosten betalen, maar dan moesten zij alle gegevens krijgen en metingen mogen doen. Het zou drie jaar duren, maar het werden er vijf. Het gevolg was een enorme drukte omdat de meeste proeven nogal wat problemen gaven. Het bleek dat ik de eerste in Nederland was en ik kreeg veel bezoek en kritische opmerkingen van andere boeren. De ligboxenstal heeft na een aantal aanpassingen een enorme opgang gemaakt en de arbeidsbesparing t.o.v. de oude stallen was heel belangrijk. In de strenge winter van ’62-’63 was het afzien. We hadden moeite met de mestafvoer en het gras had ook erg geleden. Een van de buren zei: ‘Nog even en dan vriest onze Kooij met alle koeien hartstikke dood’. Gelukkig bleken we nogal taai en koeien kunnen in principe heel goed tegen kou. Deze winter duurde van half december tot begin maart en alleen in de huiskamer was het vorstvrij. Deze eerste stal was voor 20 melkkoeien en 10 stuks jongvee. Na een aantal jaren bleek dat de veestapel uitgebreid moest worden voor voldoende verdienste. Dus werd in 1970 een andere stal gebouwd voor 40 volwassen koeien. Pijpleiding van 100 miljoen Intussen was er in 1966 een gemeentegrenswijziging: Vlaardingen en Maassluis kregen een stuk van de Aalkeetpolders (Aalkeetbinnenpolder en Aalkeetbuitenpolder, red.) ten koste van de gemeente Maasland. De boeren
55
stonden niet te juichen om deze verandering. De grens tussen Maassluis en Vlaardingen liep over de Zuidbuurtse Dam; Vlaardingen liep ten noorden van rijksweg A20 door tot aan de Rijskade en voor Maassluis was de noordgrens de rijksweg A20. Het noordelijke stuk bleef gemeente Maasland, nu Midden Delfland. In die tijd kwam er steeds meer industrie in Nederland: in de Botlek en later Europoort waren raffinaderijen en bedrijven die als grondstof olie gebruikten. Het gemeentebestuur van Amsterdam wilde ook een grote raffinaderij, maar de grote tankers konden Amsterdam niet bereiken. Toen kwam als oplossing het aanleggen van een pijpleiding vanuit de Botlek dwars door het Groene Hart naar Amsterdam. De pijp zou 60 cm doorsnee krijgen. Het ingraven met veel hindernissen was een enorm karwei. Onder de Waterweg en de spoorlijn door kwam de leiding langs het bedrijf van de Gebroeders van Leeuwen, aan de Zuidbuurt 31. Vandaar naar rijksweg A20 net naast de Boonervliet en langs deze vliet naar het Bommeer en door de Broekpolder naar de Vlaardingse Vaart, richting Pijnacker en zo door naar Amsterdam. Voor de boeren gaf het nogal wat overlast, maar dat werd netjes betaald. De gebruikte strook grond was afgezet met prikkeldraad, wat soms verwondingen bij de koeien gaf. Op de droge gedeeltes met kleigrond werd een geul gegraven, maar in het veen lukte dat niet goed en stond de geul vol met water. Aan elkaar gelaste stukken pijp bleven drijven in plaats van 2 meter onder grond te komen. Het heeft nog jaren geduurd voordat de strook weer normaal gebruikt kon worden, vanwege slappe plekken en af en toe wegzakken van trekkers. De raffinaderij in Amsterdam is nooit gebouwd en dus is ook het transporteren van olie nooit gebeurd. Intussen heeft het wel ruim 100 miljoen gulden gekost. Heel veel later kreeg de pijp toch een functie. Na 2000 werd er CO2 van enkele fabrieken uit de Botlek naar de tuinders in het Westland gepompt, die dat gebruikten in hun kassen om de planten sneller te laten groeien. Zo zie je maar weer: het kan verkeren. Over het algemeen waren de boeren wel Tijdens de werkzaamheden aan tevreden over de betaalde vergoedingen. Aan de pijpleiding was een deel van die leiding werkten toen veel buitenlandse de Zuidbuurt afgesloten.
56
specialisten omdat er in Nederland nog te weinig ervaring was met dergelijke projecten. Nieuwe woning en nieuw bestemmingsplan Intussen begon het oude gebouw, de woning met stal, steeds verder te verzakken en het dak lekte op enkele plekken. De gemeente Maasland had omstreeks 1960 heel wat boerderijen op de Rijksmonumentenlijst laten zetten. Een lange bezwaarprocedure volgde. In 1970 kon ik erf en gebouwen kopen van de eigenaars met de bedoeling een nieuw huis te laten bouwen. Uiteindelijk kwam het bij de Raad van State terecht. Uit ramingen van deskundigen bleek dat restaureren meer dan dubbel zo duur was als het bouwen van een eenvoudige woning. De overheid had geen geld voor subsidie en ik kon ook de restauratie niet betalen. De gemeente Maassluis zei: ‘Kom maar in de stad wonen’. Dat kon echter niet, omdat je dan de veestapel op afstand niet onder controle hebt. Een camper, woonboot of huis ernaast mocht ook niet. De Raad van State overwoog dat er in de omgeving nog 5 boerderijen op de monumentenlijst stonden, dus kon er wel eentje af. De kaasmakerij van Siem van der Kooij. Omstreeks 1975 moest er een nieuw bestemmingsplan komen. Voor het Vlaardingse gedeelte van de Zuidbuurt was dat eenvoudig: weinig reactie dus snel goedgekeurd. De boeren en tuinders in het Maassluise gedeelte hadden meer plannen en gingen zelf hun zaak bepleiten bij de provincie. Het liep hoog op en het resultaat was dat het bestemmingsplan grotendeels werd afgekeurd en wij meer mogelijkheden hadden. Zelf kaas maken Intussen bleef het inkomen uit het bedrijf tegenvallen door de te lage melkproductie per koe, ondanks het optimaliseren van de bedrijfsvoering. Er moest wat gebeuren, maar wat? Een optie was om varkens of kippen te gaan houden, maar dat betekende het bouwen van stallen en een probleem met grote hoeveelheden mest. Een onderzoeker van Wageningen Universiteit ging het land in met alternatieve plannen, die inhielden dat de boeren weer zelf hun
57
melk moesten gaan verwerken tot kaas en boter. Hij had helemaal uitgewerkt hoe dat te doen was. Nu waren er omstreeks 1970 nog maar ongeveer 800 (melk) boeren over. De onderzoeker had originele voorstellen, zoals om de melk van Ameland met een pijpleiding naar de vaste wal te vervoeren in plaats van per schip met tankauto’s. Samen met enkele collega’s heb ik er studie van gemaakt en In geval van nood kon Siem zijn kazen een cursus kaas en boter maken tijdelijk opslaan in de stal van de buurman. gevolgd. In het voorjaar van 1973 was er een complete inventaris te koop van een boer met gezondheidsproblemen voor een redelijke prijs. Dat was mijn kans! In de hooitas liet ik een kaasmakerij met opslag voor kaas bouwen en de vergunning ging vlot. In een hoek kwam een toonbank voor de thuisverkoop, want ik had bij collega’s gezien dat rechtstreeks aan de consumenten verkopen het meeste opleverde en er woonden binnen 5 km ongeveer 100.000 consumenten. In mei 1973 was de opening door de burgemeester met tegelijk heel wat publiciteit en dat had ook resultaat. In juli en augustus was er gelegenheid voor een rondleiding tegen een geringe toegangsprijs en dat was heel interessant. Sommige mensen dachten dat er een machine was waar de melk er aan de ene kant in ging en er aan de andere kant als kaas weer uitkwam. We hadden zo’n 1000 à 2000 bezoekers per jaar, veel schoolklassen en toeristen. We maakten kaas van begin mei tot november, als de koeien in de wei liepen en volop gras aten. Dan was de smaak het beste. In die jaren verwerkte ik zelf ongeveer 140.000 liter melk tot kaas wat ongeveer 14.000 kg kaas opleverde. Ruim de helft werd in de eigen winkel verkocht. De rest ging naar speciaalzaken in de stad. Plannen Het was omstreeks 1971 dat de gemeenten Vlaardingen en Maassluis besloten hun gebied in de Aalkeetpolders opnieuw in te richten. Voor Maassluis was dat het gebied tussen de Boonervliet en de grens met Vlaardingen. Daar zou nog ruimte blijven voor drie veebedrijven. De rest moest allemaal vertrekken. Er moesten veel wandel- en fietspaden en bosschages komen, kortom een soort
58
parkachtig landschap. De kosten werden geraamd op ongeveer 50 miljoen gulden. Waar dat geld vandaan moest komen wist niemand. Er zou ook een nieuw schoolgebouw komen, genaamd Westland-Zuid. Daarvoor moest een rij boerderijen in Zuidbuurt verdwijnen. Op zeker moment kregen deze boeren bericht dat zij na ongeveer een jaar weg moesten. Een boer had juist een nieuwe stalinrichting besteld, dus heeft hij deze order vlug geannuleerd. Echter de soep werd niet zo heet gegeten. Een half jaar was allang voorbij en er gebeurde niets. Deze onzekerheid was niet zo prettig: sommige boerderijwoningen werden jaren niet geverfd, want ‘we moeten toch binnenkort weg’. Deze toestand was niet bepaald geschikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren. Intussen werd er ook allang gepraat over het plan ‘Midden-Delfland’, het gebied van de gemeenten Maasland en Schipluiden met de stukken agrarisch land aan de randen. De meningen waren echter zeer verdeeld, zodoende werden er geen besluiten genomen. Totdat de Tweede Kamer in 1977 met het plan instemde, waarbij ook het Lickebaertplan aan Midden-Delfland werd toegevoegd. Hierin was ook de verplaatsing van ongeveer 10 boerderijen opgenomen en een regeling waarbij de boeren hun bedrijf konden verkopen en ergens anders in Nederland verder konden boeren. Zo vertrokken er in de loop van de jaren Zuidbuurtse boeren naar Flevoland, Drenthe, Groningen, Noord-Holland, Zeeland en Een tekening van Siem ten behoeve van het elders in Zuid-Holland. Daar actievoeren tegen alle plannen voor het kregen zij betere omstandigheagrarische gebied. den om een goed bedrijf op te bouwen: de meesten hadden na de verhuizing een veel betere melkproductie, hetgeen natuurlijk van veel verschillende factoren afhankelijk is. Aan de Kortebuurt in Maasland werd een bureau van de Landinrichtingsdienst neergezet, van waaruit alles werd geregeld. Voorlichting aan de boeren was heel belangrijk. De boeren in de Zuidbuurt maakte het niet veel uit of zij nu bij het gebied Lickebaert hoorden of bij Midden-Delfland. Soms was het wel lastig als je met meerdere gemeenten en recreatieschappen te maken had. Er werden regelmatig bedrijven aangekocht door de Dienst Beheer Landbouwgronden
59
en veelal bestemd voor tuinbouw, recreatie en natuur. Percelen land die op dat moment niet nodig waren werden voor één jaar aan gegadigden verhuurd. In 1974 kreeg ik zo ongeveer 6 ha tijdelijk in gebruik. Dit wisselde per jaar, ook de oppervlakte, zodat steeds weer nieuwe aanpassingen nodig waren zoals nieuwe bruggen en dammen. Er waren steeds nieuwe inzichten en werd bijvoorbeeld de eendenkooi uitgebreid met meer bomen om steviger te staan. Een lange tijd was daar in de buurt de jacht verboden met als gevolg veel hazen. De gemeente Vlaardingen was de eigenaar van de kooi en nadat enkele raadsleden gezien hadden welke schade de hazen in het hooiland aanrichtten, mocht er gelukkig weer wat gejaagd worden. Fluor in het gras Intussen had ik steeds problemen met de melkproductie per koe. De koeien waren veel te vlug versleten zonder dat er een duidelijke oorzaak was aan te wijzen. Omstreeks 1980 zei de dierenarts ‘Misschien is er wel fluor in het spel’. Na onderzoek van het gras bleek dat inderdaad zo te zijn. Fluor komt onder andere vrij bij De aantasting van de gebitten van de fabricage van fosfaatmestkoeien door fluor. stoffen en dit was bij de ‘Super’ (Superfosfaatfabriek) nabij Vlaardingen ook bekend. Naarmate er meer bedrijven in de Botlek werden gebouwd, kwam er van alles in de lucht, ook zware metalen. En met de komst van de Afval Verwerking Rijnmond (AVR), die op grote schaal huisvuil en chemisch afval verwerkte, werd het nog erger. De boeren vlak bij de Super in Vlaardingen hadden in de jaren vijftig een proces aangespannen. Na vele jaren kregen zij 10% van de berekende schade vergoed. Op hun plek werd Vlaardingen-West gebouwd. Geen boer meer die aan een proces wilde beginnen. De boeren op het Vlaardingse gedeelte van de Zuidbuurt kregen een bescheiden vergoeding met de mededeling: ‘Niet over praten, anders krijg je niets meer’. Ongeveer 1980 had ik weer een koe met veel problemen. Na onderzoek van het kuilgras bleek het inderdaad om een te hoog fluorgehalte te gaan. In die tijd waren er 5 fabrieken die fluor uitstootten, waarvan de AVR een belangrijke was. Er waren jaren dat er zoveel werd uitgestoten dat je er 100.000 koeien mee zou kunnen vergiftigen. Natuurlijk namen de fabrieken wel maatregelen, maar echt schoon werd het niet.
60
In de tussentijd speelde er nog wat anders. De Broekpolder ten Noordwesten van Vlaardingen werd opgespoten met bagger uit de haven van Rotterdam. Dat heeft bijna 20 jaar geduurd vanaf 1956. Toen duidelijk werd dat er in het slib ook gevaarlijke stoffen zaten, werd door de Raad van Vlaardingen besloten dat het vee weg moest. Tussen 1980 en 1985 werd ook een aantal koeien van boeren uit de Zuidbuurt op fluor en zware metalen onderzocht. Resultaat: ook verhoogde gehaltes, maar de deskundigen vonden het niet verontrustend. Trouw, 11 augustus 1989.
In april 1988 verschenen er in de pers berichten over de AVR die dioxine uitstootte. Waar zou de dioxine blijven? Op 14 juli 1989 kwam het in de pers. De boeren waren tevoren ingelicht door de overheid. Men maakte zich zorgen over de concurrentiepositie van de Nederlandse veehouders als dit feit bekend werd, dus strenge maatregelen volgden. Alle melk van de veehouders in de Aalkeetpolders en de Foppenpolder werd apart opgehaald en verwerkt. Het vetbestanddeel, waaraan de dioxine gebonden was, werd vernietigd. Uiteindelijk duurde het tot 1994! Na veel onderzoek en overleg besloot de AVR extra filters te zetten om de rookgassen af te vangen. Kosten: vele miljoenen guldens. Uiteindelijk bleek de uitstoot met meer dan 90% te zijn gedaald. Intussen werkte onze zoon al 10 jaar in het bedrijf met de bedoeling dit van mij over te nemen. Dat gebeurde in 1991. Gezien de vele negatieve zaken in het verleden besloot hij ook te vertrekken. In augustus 1991 vertrok hij naar Middenmeer in Noord-Holland. Zelf was ik 65 jaar geworden en ontving AOW, dus tijd om wat stappen terug te doen en andere activiteiten te beginnen. We hadden een spannende en interessante tijd achter de rug in de Zuidbuurt. Ede, februari 2014
AD, 28 juli 1989.
61