Krantartikelen door Paul van der Kooij, Haarlems Dagblad, 2011 De pechvogel vliegt de deugniet om de oren HDC Media Publication Date: January 21, 2011 hoofddorp - Even terug in de tijd: een kind is ondeugend in de klas. De juf of meester is het zat en smijt een pechvogel naar de deugniet. Die brengt het duifvormige stukje stof naar de gooier. En schuldbewust incasseert het enkele corrigerende tikken met de liniaal op wang of hand. Wie zich niets kan voorstellen bij zo’n vogel, moet vanaf 1 april nodig een kijkje nemen op de onderwijstentoonstelling in het Historisch Museum Haarlemmermeer. Daar, aan de Bosweg 17 inHoofddorp, ligt een pechvogel uit die tijd. Naast een leitje, het minibordje waarop leerlingen hun aantekeningen maakten. Dat gebeurde met - ook aanwezige - griffels of krijtjes. Een vochtig sponsje kon alles weer uitwissen.Notabelen Ook zijn er de nodige foto’s van gebouwen en klassen. De schooljeugd van weleer weet zich geflankeerd door nette juffen en (hoofd)onderwijzers in driedelig pak en gesteven boord - want het waren toen nog echte notabelen. Ook de landbouw is vertegenwoordigd op de tentoonstelling. Het drukte namelijk een duidelijk stempel op het onderwijs. Zo kregen leerlingen landbouwverlof voor het dunnen van bieten in de eerste helft van juni en het rapen van aren in de tweede helft van die maand. ,,De grote zomervakantie zoals we die nu kennen is daaruit voortgekomen’’, concludeerde samensteller Hans Dolman uit archiefstukken. Op een eerdere onderwijstentoonstelling stonden landbouw- en nijverheidsonderwijs centraal, maar hij vindt de beginperiode van de lagere scholen in de polder zeker zo interessant. Meer Historie en het historisch archief van de gemeen-
te hebben er veel materiaal over. En er speelden bijzondere dingen. Zo was in het prilste begin het analfabetisme ‘wijdverbreid in de polder’ en ‘schrikbarend hoog in vergelijking met andere gemeenten’. En burgemeester Matthijs Samuel Petrus Pabst besloot daar al voor de Onderwijswet van 1857 iets aan te doen. Uit eigen zak betaalde hij een noodschool aan de toenmalige Spaarnwouderdwarsweg, later bekend als Schipholweg. Eigenlijk was het een schuur, die ook nog eens dienst deed als noodkerk voor Lijnden. Maar het idee was goed in de net drooggevallen polder. In de jaren daarna verschenen elf vaste openbare scholen, op kruisingen van wegen in de polder. Ze kregen gewoon nummers. Nummer 1 was die in Lijnden, toen nog een kern met groeipotentie. In 1861 opende die de deuren. De eerste openbare school van het latere Hoofddorp begon heel voorzichtig in de woning van de timmermansfamilie Kieviet. ,,We hebben nog een kamer over, daar kunnen wel leerlingen in’’, moet de vader van Dik Tromschrijver C. Joh. Kieviet in 1858 hebben gedacht. Hoewel openbare scholen neutraal moesten zijn en zich richtten op alle ‘maatschappelijke en christelijke deugden’, achtten katholieken en protestantschristelijke ouders het onderwijs ‘verderfelijk’. Zodra dat kon, stapten ze dan ook over op alternatieven. In de protestants-christelijke variant stonden Bijbel en Bijbelverhalen centraal, in de katholieke jeugdcatechismus en kerkelijke leefregels. En door al die extra scholen hoefden leerlingen ook minder ver te lopen. Afstanden van drie kilometer waren echt iets uit de begintijd. Hebben openbare scholen in Rijk, Hoofddorp, NieuwVennep en Burgerveen/Rijsenhout inmiddels het veld geruimd, in kernen als Abbenes, Zwanenburg, Zwaanshoek, Vijfhuizen leven ze verder - als dorpshuis.
Krantartikelen door Paul van der Kooij, Haarlems Dagblad, 2011 Publiekstrekker zoekt oude klassenfoto’s HDC Media Publication Date: January 21, 2011 haarlemmermeer - Het belooft een publiekstrekker te worden: de tentoonstelling over het lager onderwijs tussen 1856 en 1945 in de polder. Al in de aanloop merkt samensteller Hans Dolman van het Historisch Museum Haarlemmermeer hoe ‘de grote school’ leeft. Zo leverde een oproep om klassenfoto’s uit die periode op te sturen, veel reacties op. Vooral uit de hoek van de openbare scholen. Met archiefcollecties erbij zit hij daar al boven de honderd klassenfoto’s. De protestants-christelijken en vooral de katholieken steken daar een beetje bij af. Vandaar dat hij de komende weken op extra aanbod uit die hoek hoopt, voor wat meer evenwicht. Als geen ander weet de historicus dat het openbare onderwijs een voorsprong had in de beginjaren van de polder. Terwijl de eerste openbare (nood)school er al in 1857 stond, volgde de eerste protestants-christelijke in 1869 en de eerste katholieke in 1910. In 1942 was die voorsprong weg: tegenover elf openbare stonden zestien bijzondere scholen. Wie klassenfoto’s heeft, kan een digitale scan sturen naar
[email protected], onder vermelding van ‘onderwijstentoonstelling klassenfoto’. Foto’s zelf kunnen naar Bosweg 17, 2131 LX Hoofddorp
Krantartikelen door Paul van der Kooij, Haarlems Dagblad, 2011 ‘ Meer van zulke films maken’ HDC Media Publication Date: January 28, 2011 hoofddorp - Ze zijn allebei geboren en getogen in de polder. Jan van Wieringen in Badhoevedorp, Ton Koningen in Hoofddorp. Maar waar de eerste hoofdrolspeler van de film ‘Polderportretten’ nuchter vaststelt dat ‘er niet zoveel moois meer over is in de polder - behalve de Ringvaart dan’, juicht de tweede de veranderingen alleen maar toe. Ook over Schiphol wil hij ‘zeker niet mopperen’. Het is mede te danken aan de luchthaven dat zijn transportbedrijf zo internationaal is geworden, beseft hij. Want het begon echt heel simpel, met twee (leger)dumpauto’s die zijn opa na de oorlog van de regering had gekregen. In de beginjaren vervoerden die vooral graan en suikerbieten en hadden ze de Concourslaan als thuisbasis. Maar het bedrijf veranderde mee met de polder. En natuurlijk werd er, net als op veel andere plekken, keihard gewerkt. De beloning was niet altijd royaal. Zo herinneren Van Wieringen en de Vennepse Marry van Steeg zich nog goed hoe de dagloners bij de boeren ‘net te veel verdienden om dood te gaan’. Marry’s vader heeft zich aan het arbeidersschap weten te ontworstelen. Gemakkelijk was dat niet. Toen hij in de jaren ‘50 bij een bevriende boer 3.000 gulden wilde lenen om een aannemersbedrijf te starten, kreeg hij te horen: ,,Leen, je bent een beste vent, maar een arbeider hoort een arbeider te blijven.’’ Door dag en nacht te werken, heeft pa het geld alsnog binnen een jaar bij elkaar verdiend. En zo zijn er meer tegenstellingen. Er is een directeur Luchthavenontwikkeling die uitlegt waarom zijn Schiphol groeit zoals het groeit. Er is ook een
boer als Ton van Schie die met elke vezel verknocht is aan de polder. En dat in woord en gebaar duidelijk weet te maken. Hij zit aan de Rijnlanderweg, in het gebied waar overheden een groot Park (21) hebben gedacht. De Venneper hoopt er op de een of andere manier te kunnen blijven met zijn (zorg)boerderij en kerstbomenbos. Niet voor niets heeft hij aan het begin van deze eeuw de hoeve teruggekocht die de familie noodgedwongen moest verkopen in de crisisjaren. Als de interviewer hem vraagt hoe hij een eventueel vertrek ziet, zegt hij: ,,Een harttransplantatie is een groot woord, maar het komt er wel op neer. Ik voel me hier echt thuis, begrijp alle nuances. En ik vind dat mensen meer moeten zien hoeveel mooie dingen hier al zijn voordat ze weer zo’n groot ding willen bouwen.’’ En de filmmaker Danny Ghosen, zelf vijftien jaar gevlucht uit Libanon, begrijpt hem dondersgoed. De man van Schiphol vindt het vooral mooi hoe er tegenover een koele planoloog (‘want zo kom ik over in de film’) iemand staat die ‘zo verknocht is aan de grond’. ,,Dit moet vaker gebeuren, zodat we echt een verbinding kunnen maken tussen al die tegenstellingen in deze ADHD-polder’’, vindt Paul Bos. Deze schapenhouder en trainer van managers, heeft vorig jaar een eerste Polderportret gemaakt. Maar dat was met één Rozenburgse boer die weg moest voor N201 en Schiphol. Het Podium voor Architectuur heeft inderdaad geld gereserveerd voor extra portretten. Zo staat een film op stapel waarin ook de bewoners van Vinexwijken aan het woord komen, het liefst ook twintigers en dertigers. Zij mogen aangeven hoe ze denken dat de polder er in de toekomst zal uitzien. Waar bezoekster Marianne Verboom vooral het evenwicht in de film zo mooi vindt, zegt hoofdrolspeelster Van Steeg: ,,Ach, het loopt zoals het loopt.’’
Krantartikelen door Paul van der Kooij, Haarlems Dagblad, 2011 Polderportretten, komt dat zien! HDC Media hoofddorp - Het is zo’n film die iedere Haarlemmermeerder gezien moet hebben. Waarin mensen vertellen hoe verknocht ze aan de polder zijn, maar ook hoe de veranderingen doorgaan. Waarin een traantje wordt weggepinkt om de mensen en de dingen die verdwenen, maar die toch niet melodramatisch wordt. Sterker nog, bij de première van ‘Polderportretten’, werd gistermiddag ook flink gelachen. Zoals bij de geboren Badhoevedorper Jan van Wieringen, één van de zes mensen die in de film zijn zegje mag doen over de veranderende polder. Als de zeventiger ziet hoe kinderen zo massaal met de auto naar school worden gebracht dat daar parkeerproblemen ontstaan, denkt hij nog wel eens terug aan zijn eerste schooldag. Net zes geworden, bracht zijn moeder hem ‘s morgens van de Akerdijk naar de school in Lijnden. Bij het afscheid zei ze: ,,Nou, je weet waar je woont.’’ En inderdaad, hij liep de twee kilometer probleemloos terug. In zijn eentje. Elise van Melis haalde aan dat haar Historisch Museum Haarlemmermeer de overlevering, de oral history , als een steeds belangrijkere aanvulling ziet op schriftelijke bronnen, foto en film. Ze toonde zich dan ook verguld met het initiatiefvan het Podium voor Architectuur Haarlemmermeer en Schiphol. ,,Dit is iets om grondig te bewaren en regelmatig te tonen.’’ Het podium wil dat inderdaad gaan doen. De film is ook op dvd verkrijgbaar.
Krantartikelen door Paul van der Kooij, Haarlems Dagblad, 2011 De attributen van Fanny Blankers-Koen HDC Media Publication Date: February 5, 2011 hoofddorp - Neerlands grootste atlete van de vorige eeuw is getogen in de polder. En al boekte Fanny Blankers - Koen haar grootste successen vanuit Amsterdam, de gymnastiek- en atletiekvereniging Hoofddorp kan de eerste stappen van de hardloopster en de eerste worpen van de vijfkampster claimen. Nu het Historisch Museum Haarlemmermeer archieven en attributen van die club heeft gekregen, kan ook het publiek meegenieten. Want wat staat er bij een vitrine met een kogel, drie gewichtjes en een discus? ‘Dit zijn attributen waar Fanny Blankers-Koen mee geoefend heeft.’ Op de website houdt het museum het iets algemener. Onder het kopje ‘Sportieve aanwinst’ staat: ‘In het museum is een vitrine met sportieve attributen te zien, afkomstig van de gymnastieken atletiekvereniging te Hoofddorp. Deze vereniging kwam in een bijzonder licht te staan toen Fanny Blankers-Koen daar kwam sporten. Blankers-Koen (1918 - 2004) was een wereldberoemde atlete die onder andere in 1948 gouden medailles won tijdens de Olympische Spelen. Niet voor niets kreeg ze de bijnaam ‘de vliegende huisvrouw’. Dat klinkt al iets minder stellig. Toch maar even met directrice Elise van Melis gebeld: ,,Er wordt gezegd dat ze in ieder geval met de discus heeft gegooid.’’ En dat liet het museum zich natuurlijk geen twee keer zeggen. Want alleen al de illusie van Fanny’s ferme grip, doet de bezoeker anders kijken naar de butsen op de metalen rand. Het houten middenstuk is
behoorlijk aangevreten door beestjes en de tijd. Maar dat maakt het alleen maar authentieker. Vitrine en begeleidend bordje zijn bescheiden van afmeting. Ook zijn prominentere plekken te bedenken dan een half nisje achter het centrale dorpsplein. Van Melis hoopt dat het ‘simpele en eenvoudige begin’ het startpunt wordt voor ‘iets moois’. Als haar museum meer spullen van Fanny krijgt - van bekers tot foto’s uit de polder - dan groeit de expositie. ,,Ik heb familieleden gevraagd of ook zij wat spullen beschikbaar willen stellen. Maar dat verzoek loopt nog. Via via heb ik begrepen dat ze wat huiverig zijn. Dat ze wel eens wat hebben uitgeleend hebben en niet alles teruggekregen zouden hebben.’’ Bij het museum hoeft niemand daar bang voor te zijn. Dat koestert en beveiligt de schatten en heeft een directrice die ‘gefascineerd is door de rol van de sport in zo’n leven’. Wordt, hopelijk, vervolgd.
Krantartikelen door Paul van der Kooij, Haarlems Dagblad, 2011 De stille krachten van het museum HDC Media Publication Date: March 2, 2011 hoofddorp - Hun leeftijd is 60-plus. Maar ze moeten elkaar soms afremmen als ze weer een tentoonstelling mogen inrichten in ‘hun’ Historisch Museum Haarlemmermeer. Zo enthousiast zijn de twaalf mannen - en een enkele vrouw - van de Werkgroep Tijdelijke Tentoonstellingen. Ook nu weer, bij het voorbereiden van de expositie over het lager onderwijs tussen 1856 en 1945 in de polder. Dan schilderen ze een hinkelbaan. Dan zetten ze een kolossale schooltafel in elkaar. Een gemiddelde bezoeker ziet de ruimte links van de ingang pas als die tiptop is en zal niet altijd beseffen dat ze iedere keer de muren moeten verven. Het is ‘pure liefhebberij’. En de dinsdagen waarop ze bijeenkomen, noemen de werkgroepleden ronduit ‘gezellig’. Eerst een voorbespreking met koffie; horen of er nog gewone klusjes te doen zijn. Lekt er iets? Brandt een lamp niet? Zo nee, dan kunnen ze weer aan de tentoonstelling. En dat is een proces van maanden. Neem de onderwijstentoonstelling die over enkele weken open gaat. In november bespraken ze verschillende onderwerpen. En na de keus was er onder meer een inspirerend tripje naar het Nationaal Onderwijsmuseum. Er is een bureautje dat helpt met de vormgeving en bouwtekeningen levert mét kleuren. Maar de vrijwilligers moeten het waarmaken in de zes bij twintig meter grote ruimte. En omdat het budget altijd beperkt is, zijn hun handige handen, technische kennis en contacten dus goud waard.
Neem de tafel voor schoolspullen en -verhalen. Dié kent een aannemer, dié zorgt dat de poten van de Ikea er stevig onder komen. ,,De een draagt dit aan, de ander dat. Er zijn hier zoveel verschillende disciplines’’, zegt Hans Rijsdijk. Hij werkte ooit voor de instantie die zich boog over het toelaten van voertuigen op de weg. Maar er zit ook een oud-piloot bij. En voor de wand met oude klassenfoto’s, is het natuurlijk handig dat Foppe Kamerling een grafische achtergrond heeft. En René Langeveld was voor zijn afkeuring jarenlang reparateur van radio’s en televisies. Hij zorgt ervoor dat in een tot schoolgebouw omgetoverd hokje, beelden te zien zijn van oude scholen en geluiden van leerlingen die tafels en aardrijkskundige rijtjes opzeggen, tot Bali en Lombok aan toe En de plaatstalen, honderd kilo zware schoolkachel met gietijzeren kroon voor een keteltje met water erop en vuurvaste stenen erin? Die halen ze de komende tijd zelf op bij de Historische Tuin in Aalsmeer. Net als een extra schoolbank en nog wat oude spullen. Normaliter klussen ze tussen tien en twee, mét lunchtrommelpauze. De laatste weken zijn ze langer bezig. En dan zorgen ze er voor dat niemand onder te grote druk komt te staan. Bij de opening worden ze altijd bedankt. Een bloemetje hoeven ze niet. ,,We drinken wel een extra glaasje’’, zegt Rijsdijk. ,,En alle tachtig vrijwilligers krijgen toch jaarlijks een presentje.’’ En als het ‘onderwijs’ loopt, gaan ze verder met de grote tentoonstellingsruimte. Ook daar wacht werk.
Krantartikelen door Paul van der Kooij, Haarlems Dagblad, 2011 ‘Dan denk je lekker aan vroeger’ HDC Media Publication Date: March 24, 2011 hoofddorp - Tot groep vijf, zes hinkelden ze allemaal. Dat weten de leerlingen van groep acht nog goed. Toen begonnen de jongens voetballen leuker te vinden. En hinkelen... Kon dat nog wel, als man? Bovendien had een bink als Bagrat toch al bewezen ook de langste banen aan te kunnen. Honderd hinkelvakken? Hij draaide er zijn hand niet voor om! Nu kantoortijdenschool Bikube nieuwe hinkelbanen heeft laten verven en de krant een reportage komt maken in Bornholm, laat de bink even zijn principes varen. Hij hinkelt. Eerst met enige schroom, een strooien hoedje op voor het incognito-effect. Al snel gaat hij ervoor, op de raketvormige baan en daarbuiten. Hij schreeuwt net zo fanatiek als jonge handen al op de heenweg het werpstokje van een vakje rapen en niet - zoals dat hoort - op de terugweg. Ook het hoedje gaat af. Net als klasgenote Aleyna blijkt hij aan vroeger te denken. Voor Aleyna is dat misschien wel dé reden waarom ze nog steeds graag en vaak hinkelt. ,,De herinneringen geven een fijn gevoel’’, zegt ze. Groep vier begint het hinkelen net aardig onder de knie te krijgen. Vorig jaar vielen de luitjes nog wel eens om als ze even op een been moesten staan of buigen. Dit jaar blijven ze aardig op de been, al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ze ook iets minder streng zijn voor zichzelf en elkaar. Hun stokje hoeft niet van al te ver te worden gegooid. Valt het onverhoopt op een plekje waar ze alleen met één been bij kunnen, dan geven ze het
gewoon een tikje. Geen haan die er naar kraait. Talitha vindt het leuk hoe ze ruimere vakken gingen trekken, wel twee bij twee stoeptegels groot. Een flinke sprong voorwaarts. Rick mag dit jaar iets minder zijn gaan hinkelen, zijn ogen glinsteren als hij terugdenkt aan de baan van honderd die ze vorig jaar nog tekenden. Het doet hem goed te horen dat ze nog steeds iets kunnen maken, ook nu er officiële banen zijn. ,, Hinkelen is eigenlijk wel heel leuk’’, weet hij. Naast de raket verscheen er een letterbrei met alle letters van het alfabet. Ook is een begin gemaakt met kronkelende wormen. De eerste draagt 0 tot 14 op de rug, de tweede gaat van 15 tot 29. En de rest zou ook nog wel eens kunnen komen. De verf, in flink wat primaire kleuren, is er nog. En met de sjabloonvakken kunnen ook de jongste schilders aardig uit de voeten, zo is gebleken. En misschien komen er nog wel hele andere vormen, in verf of krijt. Zo bedenkt Lotte ter plekke een Eifeltoren, wat anderen op een Big Ben brengt waardoor de juf aan klokkijken denkt. En natuurlijk moet het allemaal in veel verschillende kleuren. Want dan kun je ook ‘per kleur springen’.
Krantartikelen door Paul van der Kooij, Haarlems Dagblad, 2011 Hinkeldepinkel, daar komen we aan HDC Media Publication Date: March 24, hoofddorp - Als ze over hinkelen praat, wordt Anneke Slegers lyrisch. De directeur van Bikube weet hoe goed het is, zeker in de fase waarin de linker- en de rechterhersenhelft nog leren samenwerken. ,,En bij sommige kinderen duurt die lateralisatiefase tot hun tiende jaar.’’ En een verlate lateralisatie kan leerproblemen geven, gezien het aanvoelen en begrijpen van de begrippen links en rechts belangrijk zijn bij lezen, schrijven en rekenen. Ook bij het ontwikkelen van maten en ritme kan hinkelen helpen. Juf Marieke van groep vier weet daar alles van. Die heeft niet alleen de pedagogische academie gedaan, maar ook het conservatorium. Slegers: ,,Verder is het een steengoede manier om cijfers en letters te leren. Het komt ook aan op respect. Zo moet je op elkaar wachten, om de beurt springen. Of afspraken maken over net weer andere spelregels. Je kunt het over appels en peren hebben; wat je maar verzint.’’ Vroeger leken er twee hoofdvarianten. In de ene gooiden de spelers een blikje met zand - het liefst van wybertjes, niveazalf of schoenpoets - eerst in ‘de een’. Daar sprongen ze overheen en dan hinkelden ze naar de tien en weer terug. Dan gooiden ze het blikje naar de twee enzovoorts. Wie het spel in één keer uitspeelde, had gewonnen. In een andere variant schopten ze het blikje van het ene vak naar het andere. En dan natuurlijk niet op de lijntjes springen en niet buiten de vakken terechtkomen.
Zijn de hinkelperken nu van krijt en verf opgetrokken, in een grijs verleden tekende je die uit met een potscherf. En achter het tiende vak, plaatste je de dood of een hemel. In de eerste wilde je niet gooien, in de tweede best wel. Tentoonstelling Het Historisch Museum Haarlemmermeer heeft vanaf 1 april een tentoonstelling over lager onderwijs van 1856 tot en met 1945 in Haarlemmermeer, ‘Naar de grote school’. Op het museumschoolplein prijkt pontificaal een hinkelperk, waar ‘museummensen’ mooi kunnen praten over het hinkelen van vroeger. Ook komen er leuke oudHollandse dingen omheen, van hinkelen tot tollen en hoepelen aan toe. Ook vergelijkingen tussen het hinkelen van vroeger en nu lijken mogelijk. Het lijkt minder een spel van winnen en verliezen geworden en meer van samenspel, meedoen. ,,Wat blijft is de voldoening dat het gelukt is, je steeds verder bent gekomen’’, denkt museumdirecteur Elise van Melis. ‘Hinkeldepinkel, daar komen we aan, we hebben geen kousen of schoenen meer aan, met de handen op de rug, hinkeldepinkel en dan weer terug.’