De revolutie van 1848 en
hoe een conservatieve koning in één nacht Zeer liberaal werd Auteur: Martijn Huisman Datum: 13-06-2008 Docent: Altena Onderwerp: Revolutie van 1848 Eerstejaars Academisch Werkstuk
1
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved
Inhoudsopgave
2
Inleiding
3
Het revolutiejaar 1848
4
Nederland 1840-1848
5
De Prins van Oranje als koning Willem II
6
Radicale pers in Nederlands
8
Conclusie
9
Literatuurlijst
Inleiding In 1848 waarde het spook der revolutie door Europa. In Parijs en andere Europese steden ging het volk de straat op om politieke veranderingen te realiseren. Niet alle oproeren leidden tot politieke omwentelingen, maar ze zorgden wel voor een sfeer van spanning en revolutionaire dreiging. Ook in Nederland was deze spanning duidelijk voelbaar. Op 24 maart 1848 vond het enige oproer plaats dat Nederland gekend heeft in het revolutiejaar 1848: het Damoproer. Een week eerder, op 17 maart, had koning Willem II al een grondwetscommissie aangesteld met als doel het Nederlandse staatsbestel te hervormen. De zeer conservatieve koning Willem II was enkele dagen ervoor, op 13 maart, naar eigen zeggen in 24 uur zeer liberaal geworden. Het is eigenaardig dat de revolutie zich elders in Europa openbaarde door gewelddadige oproeren terwijl het in Nederland rustig bleef. In Frankrijk werd de koning verjaagd en de republiek uitgeroepen, terwijl in Nederland de koning al opdracht had gegeven tot het aanstellen van een commissie ter wijziging van de grondwet voordat er ook maar één klap of schot was gevallen. Daarom luidt de vraagstelling van dit essay: Hoe is de plotselinge democratisering in Nederland in 1848 onder koning Willem II te verklaren, en waardoor kwam deze democratisering in tegenstelling tot revoluties elders in Europa geweldloos tot stand? Om deze vraag te kunnen beantwoorden komen eerst de oorzaken en het verloop van de revolutie aan bod, vervolgens Nederland in de aanloop naar 1848 en de hoofdpersoon van dit essay (Willem II) en ten slotte de radicale pers in Nederland.
2
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved
Het revolutiejaar 1848 Oorzaken De eerste oorzaak van het ontstaan van de revolutie waren de sociale en economische omstandigheden in Europa in de jaren voorafgaand aan 1848. Europa had te kampen met zowel korte- als lange termijn economische crisissen. Vanaf 1750 was de bevolking van de Europese landen explosief toegenomen (Italië: 17 miljoen inwoners in 1800 naar 24 miljoen rond 1850, Frankrijk: 27 miljoen inwoners aan het begin van de 19e eeuw naar 36 miljoen inwoners rond 1850). Door misoogsten in 1843, 1845, 1846 en 1847, een recessie in de economie en paniek (door de slechte oogsten en de recessie) in de financiële wereld en het bankwezen breidde de economische crisis zich verder uit. Door de misoogsten ontstonden er voedseltekorten in Europa (miljoenen doden in Ierland) terwijl de prijzen van levensmiddelen inmiddels twee keer zo hoog lagen als in 1840. Omdat men een steeds groter deel van het inkomen kwijt was aan levensmiddelen was er minder vraag naar andere producten. Lonen van loonarbeiders daalden of bleven hoogstens gelijk, terwijl men steeds meer moest betalen voor levensmiddelen. Een daling van de levensstandaard was het gevolg, een ontwikkeling die al twintig jaar bezig was1. De tweede belangrijke verklaring voor de revolutie van 1848 waren de politieke omstandigheden in Europa. Er heerste een zeer negatief politiek klimaat in Europa in de jaren '40: republicanisme en democratie waren vrijwel afwezig. Er waren enkele kleine republieken (Zwitserland, enkele Duitse stadstaten), de rest van Europa bestond uit constitutionele monarchieën (Frankrijk en Nederland) en absolute monarchieën (Italië, Oostenrijk en Pruisen). Vrijheid van meningsuiting, vergadering en persvrijheid waren slecht (constitutionele monarchieën) of niet (absolute monarchieën) geregeld. Politieke participatie was door het ontbreken van voornoemde vrijheden voorbehouden aan een kleine groep mensen. Dit zou echter veranderen door de slechte sociale en economische situatie in de jaren '40. Door campagnes, banketten en festivals wist men bijvoorbeeld in Frankrijk en Zuid-Duitsland zowel legaal als illegaal het volk te betrekken bij de politieke oppositie. Langzaam ontstonden politieke massabewegingen die in 1848 de revolutie deden uitbreken en verspreiden2. Een derde oorzaak waardoor de bevolking tegenover de eigen staat kwam te staan, waren de directe en indirecte belastingen die in de jaren voorafgaand aan 1848 een zware tol eisten van de bevolking. Vooral de indirecte belastingen die op (onder andere) voedsel en drank werden geheven zetten kwaad bloed. Een andere oorzaak was de dienstplicht, in een tijd waarin het soldaat zijn werd verafschuwd. Soldaten werden vaak, bij gebrek aan adequate barakken, ingekwartierd bij de bevolking. Soldaten zorgden voor onrust in steden en dorpen: ze trokken prostituees aan, hadden ruzie met de lokale bevolking om vrouwen en hadden diverse baantjes waarmee ze lonen verder omlaag haalden. De bevolking kreeg daardoor een steeds grotere afkeer van de staatse soldaten. Tenslotte zorgde ook het geloof (zoals altijd) in de jaren voor 1848 voor onrust in Europa, zowel tussen de verschillende religieuze stromingen als binnen deze stromingen zelf3. De revolutie breekt uit Politieke en sociale onrust gedijen goed in tijden van economische crisis en ook in de crisisjaren 1845-1847 was dit het geval. Op 12 januari 1848 brak in Palermo op het Italiaanse eiland Sicilië de revolutie uit. Al snel sloeg de revolutie over naar Napels, op het vasteland van Zuid-Italië, en Frankrijk. Op 22 februari 1848 braken in Parijs straatgevechten uit tussen demonstranten en de autoriteiten. De revolutionairen eisten invoering van politieke democratie en democratisering van het sociale en economische bestel. Onder grote druk trad koning Lodewijk Filips, de laatste Franse koning, af op 24 februari en liet de kroon na aan zijn kleinzoon Filips. Zo ver kwam het echter niet want onder druk van de demonstranten wordt dezelfde dag de republiek uitgeroepen. De overwinning van de oppositie in Parijs is het startsein voor de oppositie elders in Europa om in actie te komen. Massa-bijeenkomsten en demonstraties in verschillende grote steden in Europa lopen uit op gevechten tussen demonstranten en autoriteiten. Op 4 maart komt het tot een treffen in München, op 13 maart in Wenen, op 15 maart in Boedapest, op 17 maart in Venetië en Krakow, en op de 18e in Milaan en Berlijn. 1 2 3
3
Sperber, Jonathan, The European Revolutions, 1848-1851 (Cambridge 1994) 23-25 & 105-107. Sperber, European Revolutions, 55-60. Sperber, European Revolutions, 47-52.
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved
Koningen zien zich gedwongen om politieke hervormingen door te voeren, conservatieve ministers werden vervangen (of verjaagd) door progressieve. Provincies en steden (Milaan en Venetië) maken zich los van de vroegere heersers en roepen de onafhankelijkheid uit. Ondanks de opstanden en de eisen tot politieke hervormingen behielden de koningen van de Europese landen (behalve Frankrijk) hun kroon4. De revolutie eindigde niet in 1848 maar gingen nog door tot de zomer van 1849. Voor dit essay is het niet nodig om de revolutie in Europa verder te volgen, koning Willem II had immers al in maart 1848 een politieke koerswijziging ingezet. Nederland 1840-1848 Aan het eind van 1840 trad koning Willem I af en werd hij opgevolgd door zijn zoon die vanaf dat moment verder door het leven ging als koning Willem II. Willem II zou regeren van 1840 tot aan zijn dood in maart 1849. De jaren tussen 1840 en 1850 in Nederland waren een woelige periode in politiek en sociaal opzicht en worden gezien als een overgangsfase van de autoritaire monarchie van Willem I naar een constitutionele monarchie. Willem I had Nederland in 1840 achter gelaten met een grote staatsschuld, door de militaire inspanningen om België te behouden. Toen dat niet lukte had niet alleen de prestige van de koning een flinke deuk opgelopen, maar waren de belastingen ook flink verhoogd. In 1843 en 1844 brak in Nederland een periode van economische crisis aan, er was zelfs sprake van een bijna-faillissement. De slechte financiële toestand van Nederland stimuleerde de liberale oppositie tegen het conservatieve landsbestuur. Een kleine groep van liberaal geörienteerde politici en radicale journalisten vormden deze oppositie. Ondanks de economische malaise was het Nederlandse volk niet betrokken bij, of geïnteresseerd in, het realiseren van politieke veranderingen. Pas begin 1845 werd het op diverse plaatsen in Nederland onrustig door loonkwesties en het innen van belastingen. Eind 1845 brak een periode van grote ellende aan door het uitbreken van een aardappelziekte. Vanaf dat moment wordt de liberale oppositie gesterkt door de stijgende sociale onrust onder de lage(re) bevolkingsgroepen. De prijzen van levensmiddelen stegen in 1845 en 1846 door de aardappelziekte en in de nazomer van 1845 braken er ernstige hongeroproeren uit. De economische situatie verslechterde verder in 1847, de werkloosheid bleef stijgen. Het totaal aantal werklozen dat een uitkering kreeg steeg van 300 000 naar 470 000, terwijl de uitkering terug liep van 14,52 gulden naar 10,78 gulden. In de zomer van 1847 was de nood hoog in de noordelijke provincies: in Friesland en Groningen vonden ernstige ongeregeldheden plaats en werden pakhuizen en een schip met exportaardappelen geplunderd door de hongerige menigte. De opstand in het noorden wordt hardhandig door het leger onderdrukt waarbij vijf doden en vele gewonden vallen5. Het grootste deel van de bevolking bleef ondanks alle ellende echter rustig, apathisch. De enige grote opstand die Nederland in 1848 heeft gekend is het oproer dat plaats vond op 24 maart 1848 in Amsterdam en die de geschiedenis in is gegaan als het Damoproer. Begin 1847 hadden enkele Duitse werklieden hun weg gevonden naar Amsterdam. Daar probeerden zij het socialistische gedachtegoed te verspreiden en de Amsterdamse arbeiders te organiseren. Op 22 maart kondigden enkele van deze Duitse werklieden door middel van pamfletten een demonstratie aan. Alle ambachts- en werklieden in Amsterdam werden opgeroepen om op 24 maart om twaalf uur 's middags naar de Dam te komen. Ondanks of dankzij een kennisgeving van de burgemeester om weg te blijven verzamelden zich vrijdagmiddag de 24ste maart duizenden mensen op de Dam. Terwijl men stond te wachten op wat komen ging brak er een vechtpartij uit. Twee groepen maakten zich los van de duizenden op de Dam en trokken Amsterdam in. Daar sloegen zij verscheidene ruiten kapot, plunderden winkels en bedreigden autoriteiten. Uiteindelijk werden vooral winkeliers het slachtoffer van vernielingen door de rondtrekkende werkloze jongeren: zij en de ambachts- en werklieden in Amsterdam waren sterk afhankelijk van de ondernemingslust, bestedingen en liefdadigheid van de hogere klasse. Het oproer moest duidelijk maken dat deze klassen hun taak hadden verzaakt in 1848 en de jaren daarvoor. Het Koninklijk Paleis op de Dam werd bijvoorbeeld niet aangevallen omdat de oproerlingen de net liberaal geworden koning Willem II niet verantwoordelijk hielden voor hun ellende6. Het oproer had geen politiek motief zoals in bijvoorbeeld Parijs maar berustte slechts op onvrede over de sociale en economische situatie. 4 5 6
4
Sperber, European Revolutions, 111-115. Giele, J.J., De pen in de aanslag. Revolutionairen rond 1848 (Bussum 1968) 50-52. Bos, Dennis, Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam 1848-1894 (Amsterdam 2001, 33-34.
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved
Elders in Nederland bleef het in het revolutiejaar 1848 behoudens enkele pogingen tot oproer rustig. Waar burgers elders in Europa door campagnes, banketten en festivals betrokken raakte bij de oppositie tegen de heersende, conservatieve politiek gebeurde dit in Nederland niet. Door de slechte sociale en economische situatie bleef het volk in Nederland zwak en apathisch. Veel arbeiders waren bovendien ongeschoold en het grootste deel door de toenemende economische crisis werkloos. Stagnerende handel en een gebrek aan initiatief hadden geleid tot het ontstaan van een proletariaat dat noch in staat was, noch bereid was tot verzet tegen de heersende maatschappelijke orde. Rijken werden niet gezien als vijanden en uitbuiters, maar als weldoeners. Bedreiging van de maatschappelijke orde en de regering van Willem II door het Nederlandse volk was, zoals we in Amsterdam zagen, dan ook niet te verwachten. Uit rapporten van de directeur van de politie in 1848 te Amsterdam blijkt dat het volk weinig begreep van wat er in het buitenland aan de hand was, maar dat de autoriteiten wel bang waren voor sociale onrust. Het volk was waarlijk (zoals de historicus L.J. Rogier terecht heeft opgemerkt) zowel lichamelijk als geestelijk gedegenereerd7. De conclusie luidt dat de oppositie die in Nederland bestond en ontstond tegen de conservatieve politiek niet steunde op het volk maar op twee andere groepen: liberaal geörienteerde politici en een groep radicale journalisten. Een belangrijke voorwaarde voor een gewelddadige revolutie, betrokkenheid van het volk, was in Nederland niet aanwezig. De Prins van Oranje als koning Willem II Voordat we kijken naar de rol van de radicale pers in de periode 1840-1848 is het handig om eerst eens te kijken naar de hoofdpersoon van dit essay: Koning Willem II. Net als elke ander koningshuis leed (en lijdt) ook het koningshuis van Oranje-Nassau aan een kwaal genaamd erfopvolging. Toen Willem II in 1840 de plaats van zijn vader overnam op de troon, was hij al bekend om zijn opportunisme, uitbundige en verkwistende levensstijl en zijn omgang met verdachte figuren. Zijn opportunisme uitte zich in actieve oppositie die hij voerde tegen zijn vader koning Willem I. Bovendien heeft men uitgerekend dat Willem II in zijn leven acht keer van politieke voorkeur is veranderd. Twintig jaar na dato werd Willem er nog steeds van verdacht een hand te hebben gehad in de diefstal van de juwelen van zijn vrouw Anna Paulowna om te kunnen voldoen aan zijn gokschulden8. Met deze en andere zaken werd Willem regelmatig gechanteerd. Afpersing was in de jaren '40 heel normaal, zo blijkt uit de vele afpersingen die in de publiciteit kwamen in de jaren van het koningsschap van Willem II. Willem zorgde er overigens zelf wel voor dat hij chantabel was: hij had zich omringd met dienaren, knechten en lakeien die hij uit donkere motieven in dienst had genomen en daardoor ook niet zonder gevolgen kon ontslaan. Eén van die motieven was dat Willem er diverse homoseksuele relaties op nahield, waardoor hij de betrokkenen uit angst voor bekendmaking in dienst nam of geld gaf. Ook zijn omgang met allerlei onderwereldfiguren maakten de reputatie van Willem II er niet beter op. Eén van die verdachte figuren was Regnerius Livius van Andringa de Kempenaer. Deze was door Willem I oneervol ontslagen uit het leger en was daarna de voornaamste vertrouweling van Willem II (toen nog Prins van Oranje) geworden. De Kempenaer ontving aanvankelijk schenkingen van koning Willem II, maar zou later overgaan tot afpersing om aan geld te komen9. De Kempenaer koesterde liberale opvattingen en steunde in 1848 de liberale oppositie, hij zou als vertrouweling van Willem II een belangrijke rol spelen in maart 1848. Eillert Meeter, een tijdgenoot en radicaal journalist, ontmoette Willem II enkele keren en beschreef de koning als iemand die teveel opofferde om tevreden en gelukkige gezichten om hem heen te zien. Daardoor bezweek de koning voor elk met kracht doorgedreven argument en werd daardoor feitelijk geleid door zijn adviseurs (onder andere De Kempenaer) en conservatieve ministers (Van Hall)10. Er bestond een kring rond Willem II van steeds wisselende adviseurs en vertrouwelingen die niet alleen uit landsbelang acteerden maar zeker ook uit eigenbelang.
7 8 9 10
5
Giele, De pen in de aanslag, 7-8. Robijns, M.J.F., Radicalen in Nederland (1840-1851) (Leiden 1967) 86-87. Meeter, Eillert, Holland. Kranten, kerkers en koningen (Amsterdam 1966) 37-38. Meeter, Kranten, kerkers en koningen, 138-139.
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved
Aan het hof waren constant intriges waarbij men probeerde de concurrentie zwart te maken en zelf in de gunst van de koning te komen11. Ook de fysieke en geestelijke gezondheid van Willem was volgens Meeter bijzonder zwak. Het weelderige leven als Prins van Oranje had volgens Meeter de geestkracht van de koning doen afnemen. Willem's hele gestel was ondermijnd en zijn zenuwstelsel werd voortdurend zwakker. Zijn slechte gezondheid zou blijken in maart 1848 toen de revolutie in Parijs bekend werd. Willem was helemaal van streek was en niet in staat was om leiding te geven met als gevolg dat Nederland feitelijk geen regering had12. De radicale pers De Nederlandse bevolking speelde zoals we hebben gezien geen rol in de politieke oppositie in Nederland. Toch werd koning Willem II van de één op de andere dag liberaal en zette zich aan het hoofd van de hervormingsbeweging. De oppositie tegen de conservatieve regering van Willem II bestond uit liberaal geörienteerde politici en de radicale pers. In de jaren van het koningsschap van Willem II was het wantrouwen van de Nederlandse overheid ten opzichte van de radicale pers groot. Dit kwam enerzijds door de conservatieve, autoritaire traditie die was ontstaan onder koning Willem I en anderzijds door een gevoel van zwakte. De overheid probeerde op aandringen van Willem II meerdere malen de radicale pers de mond te snoeren. In 1845 en 1847 wilde hij de vrijheid van drukpers in laten perken maar dit mislukte door protesten van de pers13. Men heeft ook op minder fraaie wijze de oppositionele pers monddood trachten te maken: radicale journalisten werden in de gaten gehouden, onderzocht, aangeklaagd, omgekocht, fysiek en verbaal aangevallen. Kritiek op de overheid werd opgevat als majesteitsschennis, waardoor men snel opgepakt kon worden en dus voorzichtig te werk moest gaan als radicaal journalist. De rol van de radicale pers in Nederland in de aanloop naar 1848 en het revolutiejaar zelf kan worden opgesomd in de volgende punten: I. Verspreiding van liberale, democratische en/of republikeinse ideeën. II. Een deel van de radicale pers voerde oppositie tegen (de persoon van) de koning en het koningshuis. III. Het naar buiten brengen van schandalen (zoals de diefstal van de juwelen van Anna Paulowna, de homoseksuele relaties van Willem II, afkopingen en andere schandalen). Daarmee konden zowel koning als autoriteiten onder druk worden gezet en gechanteerd worden. Eén van de belangrijkste radicale journalisten in de periode 1840-1845 was de al eerder genoemde Eillert Meeter. Meeter was de eerste journalist in Nederland die contacten had met de internationale democratische beweging, en was oprichter van oppositiekranten als de Tolk der Vrijheid, De Onafhankelijke en De Ooyevaar. Twee belangrijke standpunten van Meeter waren de vervanging van de monarchie door een republiek, en het betrekken van het Nederlandse volk bij de politiek (wat hem dus niet gelukt is). Door de teksten van Meeter komen we veel te weten over de schandalen aan het hof van Willem II, de slechte situatie in Nederland en de 'onderwereldfiguren' waarmee Willem II zich omringde14. Meeter kwam regelmatig fysiek en verbaal in aanvaring met aan Willem II gelieerde 'onderwereldfiguren'. Toon Tetroode, een 'vriend des konings' viel Meeter meerdere malen op straat aan waarbij Tetroode zelfs een oog uit Meeter's oogkas probeerde te zuigen15. In 1845 werd Meeter gearresteerd op verdenking van medeplichtigheid bij een oproer. De autoriteiten leken een overwinning te hebben behaald op de radicale agitators in Nederland. Nadat Meeter en enkele vrienden een jaar lang in zeer slechte omstandigheden in voorarrest hadden gezeten werden zij op 14 oktober 1945 vrijgesproken. Na de vrijspraak ging Willem over tot een ander door hem geliefd en veel gebruikt middel: omkoping. Meeter vluchtte met een royale toelage naar Antwerpen en raakte daarmee uit de gratie bij de oppositie.
11 12 13 14 15
6
Robijns, Radicalen in Nederland, 204-205. Meeter, Kranten, kerkers en koningen, 155-156. Robijns, Radicalen in Nederland, 79 & 222-223. Robijns, Radicalen in Nederland, 170. Meeter, Kranten, kerkers en koningen, 227-230.
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved
Daarmee kwam een eind aan het optreden van Meeter als radicaal opposant, een rol die hij zo goed vervult had, dat hij werd gezien als de belangrijkste radicale publicist in de periode 1840-1845 en als exponent van de internationale democratische beweging16. Net toen de autoriteiten af dachten te zijn van de radicale oppositie diende zich een opvolger van Meeter aan. Adriaan van Bevervoorde zou snel uitgroeien tot de belangrijkste radicale journalist die Nederland kende in de periode 1845-1849. In die periode schreef Van Bevervoorde vooral in de Asmodée en De Burger, en net als Meeter had Van Bevervoorde ook contacten met liberale en democratische bewegingen in het buitenland. Door hen werd Van Bevervoorde gezien als mogelijk de belangrijkste vertegenwoordiger van de progressieve stromingen in Nederland. In 1845 had de bij Willem II uit de gratie geraakte Van Andringa de Kempenaer toenadering gezocht tot de steeds meer invloedrijke Van Bevervoorde om gezamenlijk hun vijanden te bestrijden. Van Bevervoorde meende via De Kempenaer meer invloed uit te kunnen oefenen op de politiek, terwijl De Kempenaer Van Bevervoorde vooral gebruikte als werktuig om zijn vijanden zwart te maken en weer in de gunst te komen bij de koning17. In de periode 1845-1848 nam de indirecte invloed van Van Bevervoorde steeds verder toe, doordat de groep van geestverwante journalisten alsmaar toenam. Zijn verzet tegen inperking van de drukpersvrijheid eind 1847 bracht Van Bevervoorde verdere bekendheid en invloed doordat hij voor het eerst de radicale oppositie achter één front wist te scharen. Bovendien wist hij een samenwerking met progressieve katholieken te bewerkstelligen. In februari 1848 weet De Kempenaer de gunst van de koning te herwinnen en weer invloed op Willem uit te oefenen. Meteen start De Kempenaer, in samenwerking met Van Bevervoorde, een campagne om de koning bang te maken voor de oppositie. Rond dezelfde tijd breekt in Frankrijk de revolutie uit. Als de maand maart aanbreekt staat de koning onder zware druk van het duo De Kempenaer en Van Bevervoorde, terwijl uit het buitenland de verhalen binnenstromen over het afzetten van Lodewijk Filips en de revolutie. Op 8 maart geeft Willem II aan politieke concessies te willen doen zodra hij zich van zijn conservatieve ministers heeft ontdaan. Op 13 maart vindt de bekende transformatie plaats waarin Willem II naar eigen zeggen van zeer conservatief in 24 uur zeer liberaal is geworden, met als gevolg dat de zittende regering haar ontslag aan biedt. Van Bevervoorde denkt een volledige overwinning te hebben behaald en op 15 en 16 maart wordt hij zelfs in triomf door de straten van Amsterdam gedragen. Op 17 maart stelt Willem II een grondwetscommissie aan met het doel om het Nederlandse staatsbestel te hervormen18. Willem II blijkt tijdens deze weken helemaal van streek en niet in staat om leiding te geven, zodat minister van justitie ad interim Donker-Curtius de touwtjes in handen neemt. Hoewel Donker-Curtius zelf liberaal was distantieerde hij zich van de radicalen. Donker-Curtius weet de orde te handhaven en maakt bovendien snel een einde aan de invloed van De Kempenaer en Van Bevervoorde. Enkele weken na de koerswijziging van Willem II zag de radicale pers al in dat de aanvankelijk toegejuichte hervormingen niet uit politieke overtuiging maar uit angst waren geboren19. De conservatief Schimmelpenninck werd nota bene aangesteld als formateur en werd zelfs eerste minister. Bij een vergadering over de nieuwe liberale grondwet liet Willem bovendien weten dat men slechts voor de drang van het ogenblik moest zwichten, om daar later op terug te komen20. Dit zou niet gebeuren, omdat Willem op 17 maart 1849 overleed. Enkele weken later stopt Van Bevervoorde met zijn oppositie: als reden noemt hij dat hij de kleine burgerij en de volksklasse niet achter zich heeft kunnen krijgen. Een andere reden is dat het nieuwe regime hetzelfde standpunt in neemt ten opzichte van de radicale oppositie als het oude regime. Met het vertrek van Van Bevervoorde neemt het niveau van de radicale oppositie af en worden de contacten met de internationale democratische beweging verbroken21. Uiteindelijk verdwijnt de oppositie en het verzet in Nederland als in juli 1848 in Parijs een tweede opstand (de junirevolutie) de kop in wordt gedrukt.
16 17 18 19 20
21
7
Robijns, Radicalen in Nederland, 186-189. Robijns, Radicalen in Nederland, 205-207 & 243-245. Robijns, Radicalen in Nederland, 245-247. Robijns, Radicalen in Nederland, 272. Mulder, Liek, Anne Doedens en Yolande Kortlever, Geschiedenis van Nederland. Van Prehistorie tot heden (Baarn 2005) 183. Robijns, Radicalen in Nederland, 261-262.
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved
Conclusie De revolutie van 1848 ontstond door de economische crisis waarin Europa zich in de periode 1840-1848 bevond. Misoogsten, paniek in de financiële wereld en het bankwezen, voedseltekorten met als gevolg hoge voedselprijzen, hoge directe en indirecte belastingen en een grote werkloosheid zorgden voor een voortdurende daling van de levensstandaard en grote ontevredenheid en onrust. Religie, dienstplicht, het ontbreken van republicanisme en democratie en de onderdrukking van liberale oppositie zorgden voor verdere brandstof voor een revolutie. Deze brak dan ook uit op 12 januari 1848 in Italië en verspreidde zich in de weken daarna naar Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Roemenië, Hongarije en Polen. Ook Nederland had het moeilijk: het stond op de rand van een faillissement. Hieraan waren hoge belastingen, dure levensmiddelen, voedseltekorten, hoge werkloosheid en een spilzuchtige koning die veel geld nodig had voor zijn pleziertjes en lusten en het af- en omkopen van onderdanen, vrienden en adviseurs debet. Desondanks is de bevolking in Nederland nooit in opstand gekomen tegen de conservatieve regering en haar koning Willem II. Het enige oproer dat Nederland kende in 1848 was het Damoproer, een vreedzame demonstratie van Amsterdamse arbeiders die door enkele baldadige jongeren werd aangegrepen om hun onvrede te uiten over de slechte sociale en economische situatie. De oppositie tegen de conservatieve gevestigde orde steunde niet niet op het volk maar op liberale politici en een groep radicale journalisten. De plotselinge democratisering in maart 1848 door Willem II is te verklaren door de zware druk die op de fysiek en geestelijk zwakke koning werd uitgeoefend door zijn vertrouwelingen (De Kempenaer samen met Van Bevervoorde), de angst voor de revolutie in het buitenland en de dreiging van revolutiegevaar in Nederland. Daarbij speelde de grootste angst die een koning of koningin heeft, de angst om de koninklijke macht en positie te verliezen, een grote of misschien wel de grootste rol. Dit alles deed Willem besluiten om van de een op de andere dag van zeer conservatief zeer liberaal te worden, een besluit geboren uit angst en niet uit politieke overwegingen. Dat de democratisering in tegenstelling tot de revoluties elders in Europa geweldloos tot stand kwam is te verklaren door de zwakke en apathische Nederlandse bevolking, die niet in staat was en niet van zins om in opstand te komen tegen de gevestigde orde. Daardoor bestond de oppositie in Nederland uit liberaal geörienteerde politici en een groep van radicale journalisten, een samenwerking die niet kon leiden tot straatgevechten in Amsterdam of elders in Nederland.
8
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved
Literatuurlijst Bos, Dennis, Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam 1848-1894 (Amsterdam 2001). Giele, J.J., De pen in de aanslag, revolutionairen rond 1848 (Bussum 1968). Meeter, Eillert, Holland. Kranten, kerkers en koningen (Amsterdam 1966). Mulder, Liek, Anne Doedens en Yolande Kortlever, Geschiedenis van Nederland. Van prehistorie tot heden (Baarn 2005). Robijns, M.J.F., Radicalen in Nederland (1840-1851) (Leiden 1967). Sperber, Jonathan, The European Revolutions, 1848-1851 (Cambridge 1994).
9
© 2009 Martijn Huisman All Rights Reserved