De lange weg naar Paars Hoe een kabinet van PvdA, VVD en D66 een mogelijkheid werd in de Nederlandse politiek, 1976-1994
Naam: Mark Verschoor Studentnummer: 5908914 E-mail:
[email protected] Telefoonnummer: 0625388739 Masterscriptie Nieuwste Geschiedenis Universiteit van Amsterdam Begeleider: prof. dr. J.C. Kennedy Tweede lezer: dr. J.J.B. Turpijn Inleverdatum: 17 juni 2013
Inhoudsopgave Inleiding
1
1. Polarisatie en blokvorming
7
2. Lood om oud ijzer
20
3. Het tijdperk Lubbers
32
4. Paars
44
Conclusie
58
Literatuurlijst
62
Bijlagen
Inleiding ‘Kortom, een gewoon parlementair meerderheidskabinet’, vatte Wim Kok in de regeringsverklaring zijn eerste kabinet bestaande uit de Partij van de Arbeid (PvdA), de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) en Democraten 1966 (D66) samen. Vervolgens besteedde hij aandacht aan het unieke karakter van het kabinet in politieke zin. ‘Sinds de invoering van het algemeen kiesrecht (…) hebben aan elk kabinet steeds tot een of meer christendemocratische partijen behorende ministers deelgenomen.’ Ook ging Kok in op de samenstelling van zijn kabinet: ‘Men moet voorts tot de jaren van net na de Tweede Wereldoorlog teruggaan om sociaaldemocratische en liberale ministers in één kabinet te zien optreden’.1 Er wordt aan dit kabinet door historici en politicologen grote betekenis toegekend. Hans Righart noemt 1994 een breuk in de naoorlogse parlementaire geschiedenis, aangezien Paars de eerste naoorlogse regering zonder confessionelen was.2 Piet de Rooy stelt, terugkomend op Koks regeringsverklaring, dat het ‘allerminst’ een gewoon kabinet was: ‘Met het zo dramatisch wegvallen van het CDA leek dit kabinet te symboliseren dat nu ook de laatste resten van de verzuiling werden opgeruimd.’3 Ook Ruud Koole stelt vast dat voor het eerst sinds 1918 geen christendemocratische partij deelnam aan de regering. ‘De ‘historische’ verkiezingsuitslag leverde daarom ook een kabinet van ‘historische’ samenstelling. Dat het ‘christendemocratisch tijdperk’ definitief ten einde was, werd door de kabinetssamenstelling bevestigd.’4 De betekenis van dit kabinet lijkt daarmee vooral in de samenstelling te liggen en minder in het regeringsbeleid dat grotendeels een voortzetting van de kabinetten Lubbers was.5 De nadruk komt zodoende te liggen op de totstandkoming van het kabinet. Hierin is, zoals Kok al benadrukte, vooral de verhouding tussen de twee grootste partijen van belang. Sinds de jaren vijftig sloten VVD en PvdA elkaar uit van samenwerking en nadat deze uitsluiting in respectievelijk 1977 en 1982 werd opgeheven duurde het nog tot 1994 voor zij op landelijk niveau met elkaar zouden samenwerken. Blijkbaar was het daarvoor niet mogelijk voor deze tegenpolen om gezamenlijk in een kabinet plaats te nemen.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 1
Tweede Kamer, Regeringsverklaring 31 augustus 1994, 86-5805. Hans Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict (Amsterdam 1995) 204. 3 Piet de Rooy en Henk te Velde, Met Kok. Over veranderend Nederland (Amsterdam 2005) 187. 4 Ruud Koole, Politieke partijen in Nederland (Utrecht 1995) 82. 5 Bert Steinmetz, Ruud Lubbers: peetvader van het poldermodel (Amsterdam 2000). 2
!
1!
Hier rijst de vraag hoe de samenwerking tussen de partijen in 1994 mogelijk is geworden. Verscheidene historici en politicologen hebben getracht deze vraag te beantwoorden. De Rooy ziet als belangrijkste verklaring de ‘ideologische onderkoeling’ die vanaf de jaren zeventig opkwam. De ideologie werd bij de partijen gedurende de jaren minder belangrijk en De Rooy stelt zelfs dat de jaren negentig in het teken stonden van ‘het overbruggen van nagenoeg alle ideologische verschillen die sinds de tweede helft van de negentiende eeuw waren ontstaan’.6 Hoewel het mogelijk maken van Paars voor een gedeelte zeker hieruit voortkwam, is deze verklaring echter niet sluitend. Het loslaten van de ideologie betekende niet dat de inhoudelijke verschillen tussen de partijen verdwenen. Bovendien hadden PvdA en VVD een verleden waarin zij elkaar voortdurend uitsloten van regeringssamenwerking. Om de partijen in één kabinet te krijgen zal meer nodig zijn geweest. Koole constateert het verminderen van ideologische verschillen ook, maar voegt er nog een tweede verklaring aan toe: de crisis bij het CDA. De verkiezingen van 1994 betekenden voor deze partij een verlies van twintig zetels, waarmee de partij haar spilfunctie verloor.7 Door de omvang van het CDA en de wederzijdse uitsluiting van PvdA en VVD kon de christendemocratische partij in wisselende coalities decennialang aan de macht blijven. In 1994 veranderde dit. Uit onderzoek van Marcel Metze blijkt dat de neergang van de partij vooral door interne problemen veroorzaakt werd.8 Hiermee viel de dominantie van het CDA in de politiek weg, waarmee gesteld kan worden dat de crisis bij het CDA een oorzaak is van het mogelijk maken van Paars. Naast deze twee verklaringen wordt nogal eens gesteld dat Paars een mogelijkheid werd door de opstelling van D66 – met name Hans van Mierlo – in de informatie en in de formatie van 1994. Zo stellen onder meer Jouke de Vries en Menno van der Land dat D66 de PvdA en de VVD tot Paars dwong door andere coalities uit te sluiten.9 Hoewel Paars inderdaad in de formatie van 1994 tot stand is gekomen, verklaart dit niet waarom PvdA en VVD ineens een mogelijkheid tot samenwerken zagen. Een vraag die hier dan ook rijst is of Van Mierlo zijn weigering van andere coalities had durven uitspreken als hij niet op zijn minst een vermoeden had dat binnen PvdA en VVD stromingen bestonden die zijn voorkeurscoalitie steunden. Dat deze stromingen er waren blijkt bijvoorbeeld uit de woorden van Wim Kok: !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 6
Piet de Rooy, Republiek van rivaliteiten. Nederland sinds 1813 (Amsterdam 2005) 278. Koole, Politieke partijen, 82. 8 Marcel Metze, De stranding (Nijmegen 1995). 9 Jouke de Vries, Paars en de managementstaat: het eerste kabinet Kok (1994-1998) (Apeldoorn 2002) 31; Menno van der Land, Tussen ideaal en illusie. De geschiedenis van D66 1966-2003 (Den Haag 2003), 291. 7
!
2!
‘Er was binnen het partijbestuur, het kader en ook in de fractie van de PvdA een flinke stroming die zei dat een kabinet met VVD en D66 echt goed zou zijn. Dat was ook het gevolg van een aantal gesprekken, zoals in Des Indes, waardoor men een beetje beter van elkaar wist hoe er gedacht en gepraat werd.’10 Kok benoemt hier dat een samenwerking tussen liberalen en sociaaldemocraten onder meer voortkwam uit gevoerde gesprekken en hij wijst hier in het bijzonder de gesprekken in de Anna Pavlovazaal van het Haagse hotel Des Indes aan. Volgens De Vries waren deze gesprekken echter geheel ‘vrijblijvend’.11 Historicus Jaco Alberts gaat nog een stap verder door te stellen dat in de jaren voor 1994 leden van de drie partijen weliswaar geregeld ‘borrelen’ in Des Indes, maar dat het niet veel meer was dan ‘dagdromen’ over een kabinet zonder CDA.12 Andere historici en politicologen maken slechts sporadisch melding van het Des Indesberaad, waarbij duidelijk wordt dat zij er inhoudelijk weinig over kunnen zeggen. Zo wordt in de bundel Tussen polarisatie en Paars over de honderdjarige verhouding tussen liberalen en socialisten slechts één volle zin aan het beraad gewijd. Frans Becker beschrijft in deze bundel dat de heroriëntatie van PvdA en VVD eind jaren tachtig de kans op samenwerking leek te vergroten. Vanuit het niets stelt hij vervolgens de vraag: ‘Kregen de bezoekers van het Des Indes-beraad, een groep politici uit VVD, D66 en PvdA die elkaar met enige regelmaat in de beslotenheid van het Haagse hotel Des Indes spraken, dan toch gelijk?’13 Met deze losstaande opmerking wordt in een bundel over de verhouding tussen PvdA en VVD erg weinig aandacht aan het Des Indesberaad geschonken. Ook Van der Land besteedt in zijn geschiedenis van D66, Tussen ideaal en illusie, slechts twee zinnen aan het beraad. Hij stelt dat lange tijd getwijfeld werd aan het nut van het beraad, maar dat het wel van betekenis was voor de verhouding tussen PvdA en VVD. Welke betekenis het had beschrijft hij echter niet.14 Dit is exemplarisch voor hoe het Des
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 10
De Rooy en Te Velde, Met Kok, 66. De Vries, Paars en de managementstaat, 33. 12 Jaco Alberts, ‘Beatrix hielp Paars vooruit. Hoe Beatrix de grondlegger werd van Paars I’, Historisch Nieuwsblad maart 2013. 13 F.H. Becker, ‘Paars Licht. De verhouding tussen VVD en PvdA, 1982-1994’, in: P.G.C. van Schie (ed.), Tussen polarisatie en paars. De 100-jarige verhouding tussen liberalen en socialisten in Nederland (Kampen 1995) 148-165, aldaar 154. 14 Van der Land, Tussen ideaal en illusie, 274. 11
!
3!
Indesberaad vaak in publicaties naar voren komt: het wordt wel genoemd, maar niemand heeft uitgezocht wat het beraad inhield en wat de gevolgen ervan waren. Dat is opmerkelijk wanneer in aanmerking wordt genomen dat de groep sinds 1976 bestond en jaarlijks zeker vier maal bijeenkwam.15 Gedurende het bestaan van de groep zijn ruim vijftig politici van de drie partijen aanwezig geweest. Hieronder bevonden zich fractievoorzitters als Ed Nijpels en Hans van Mierlo, vicefractievoorzitters als Wim Meijer, Hans Dijkstal en Gerrit Jan Wolffensperger, Tweede Kamerleden als Jan Pronk, Frank de Grave en Jacob Kohnstamm en Eerste Kamerleden als Herman Tjeenk Willink, Molly Geertsema en Jan Glastra van Loon.16 De besproken onderwerpen varieerden van sociaaleconomische politiek tot vooral immateriële thema’s als abortus, euthanasie en gelijke behandeling. Uit dit onderzoek blijkt dat over deze immateriële onderwerpen in het beraad zelfs voorbereidend werk is gedaan voor het indienen van moties in de Tweede Kamer. Het Des Indesberaad zal zodoende meer zijn geweest dan ‘borrelen’. Er werd in een informeel overleg besproken hoe de drie partijen tegenover onderwerpen stonden die speelden in de landelijke politiek. In het beraad werd naar compromissen gezocht en zo ontstond een platform waar een gemeenschappelijk gedachtegoed kon worden uitgewerkt. De groep werd gedurende het bestaan uitgebreid met steeds meer politici, die allen binnen hun fractie de paarse optie bespreekbaar probeerden te maken. Het Des Indesberaad leverde daarmee niet zozeer een bijdrage aan de actuele politiek, maar zorgde voor een groei van de stromingen binnen de partijen waarin werd gezegd dat Paars ‘echt goed zou zijn’. Jan Pronk stelt dan ook: ‘De Des Indes groep had op korte termijn geen gevolgen voor de Nederlandse politiek. Maar ze was van groot belang voor de kabinetsformatie van 1994.’17 In dit onderzoek wordt uitgebreid aandacht aan het Des Indesberaad besteed, aangezien dit mogelijk een derde verklaring oplevert waarom Paars in 1994 een optie werd. Daarnaast wordt naar de ontwikkelingen in de landelijke politiek gekeken. Het is opvallend dat PvdA, VVD en D66 van 1977 tot 1994 bij alle verkiezingen een meerderheid in de Tweede Kamer behaalden, maar dat de mogelijkheid van regeringssamenwerking in deze periode niet publiekelijk besproken werd. De verhoudingen tussen de partijen zijn zodoende een factor geweest in het al dan niet mogelijk maken van een paars kabinet. Door de ontwikkelingen in het beraad en de ontwikkelingen in de nationale politiek te combineren tracht ik te verduidelijken hoe de paarse samenwerking gedurende de jaren is gerealiseerd. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 15
Zie bijlage 1. Zie bijlage 2. 17 Mailcorrespondentie Jan Pronk, 21 mei 2013. 16
!
4!
In het eerste hoofdstuk onderzoek ik hoe PvdA en VVD sinds de jaren vijftig steeds verder uit elkaar zijn gegroeid en waarom in 1976 het Des Indesoverleg van start is gegaan. In deze periode ontstond de polarisatie in de Nederlandse politiek en veranderde de PvdA ingrijpend door de Nieuw Links beweging. Ook kwam eind jaren zestig de blokvorming op, in eerste instantie tussen de progressieven aan de ene kant en de confessionelen aan de andere kant. Het in 1976 opgerichte Des Indesberaad kan worden omschreven als een exponent van deze blokvorming, aangezien het begon als een overleg gericht op liberale samenwerking. Hoe het Des Indesberaad is uitgebreid naar overleg tussen leden van PvdA, VVD en D66 onderzoek ik in het tweede hoofdstuk. Er traden steeds meer Tweede Kamerleden van de partijen toe tot het overleg en hiermee werden de contacten tussen deze partijen in het parlement positief beïnvloed. In de periode 1977-1982 beleefde daarnaast de polarisatie in de politiek een hoogtepunt met het tweede kabinet Van Agt. Dit heeft een belangrijke invloed gehad op de verhoudingen tussen de partijen in de jaren erna. In het derde hoofdstuk bekijk ik allereerst de wijziging die in 1982 in de politiek optrad. De polarisatie was op zijn retour, wat mede mogelijk werd gemaakt door nieuwe partijleiders. De belangrijkste wijziging vond plaats bij het CDA, waar Dries van Agt plaatsmaakte voor Ruud Lubbers. Onder Lubbers is de Nederlandse politiek verzakelijkt, waardoor programmatische verschillen geleidelijk een minder grote rol begonnen te spelen. In de periode 1982-1989 wijzigde eveneens het Des Indesberaad ingrijpend. Vanaf de instroom van enkele nieuwe leden in 1982 werd er door de deelnemers actiever gestreefd naar samenwerking tussen de drie partijen. Centraal staat de vraag hoe deze verandering plaatsvond. Welke gebeurtenissen uit de jaren negentig hebben bijgedragen aan de uiteindelijke totstandkoming van Paars onderzoek ik in het vierde hoofdstuk. Hier komt in de eerste plaats de verhouding tussen CDA en PvdA in het derde kabinet Lubbers aan de orde, gevolgd door de gesprekken die in de periode 1989-1994 zowel in het Des Indesberaad als in de Club van Wassenaar werden gevoerd. Tenslotte besteed ik aandacht aan de formatie in 1994, waarmee het eerste kabinet van PvdA, VVD en D66 uiteindelijk tot stand is gekomen. In deze scriptie onderzoek ik het Des Indesberaad aan de hand van de bijgehouden verslagen ervan, waardoor een beeld ontstaat van het overleg door de jaren heen. Hoewel zij een grote hoeveelheid informatie bevatten, zitten er ook twee nadelen aan vast. In de eerste plaats zijn deze verslagen vanaf begin jaren tachtig volledig geanonimiseerd om de deelnemers aan het beraad te beschermen. Hierdoor is het niet geheel duidelijk welke inbreng
!
5!
van wie is. Wel staat in deze verslagen genoteerd van welke politieke partij de sprekers zijn, waardoor duidelijk wordt in hoeverre politieke samenwerking te bereiken viel. Een tweede nadeel is dat zij onvolledig zijn. De verslagen komen uit de archieven van Molly Geertsema, de tweede voorzitter van het beraad. Dankzij zijn aantekeningen over aanen afwezigen valt van een groot aantal deelnemers de identiteit te achterhalen. Geertsema is in 1991 overleden en tot zover gaan de verslagen dan ook. De verslagen uit de periode 19911994 zijn tot op heden nergens in te zien, waardoor over deze laatste jaren meer onduidelijkheid bestaat. Een voordeel is dat in 1994 de deelnemers vaker de media hebben opgezocht, waardoor het ook mogelijk is deze periode aan de hand van krantenartikelen te onderzoeken. Daarnaast maak ik gebruik van literatuur over de verschillende periodes in de Nederlandse politiek. Hierbij komen in de eerste plaats verscheidene biografieën van politici van pas, zoals Joop den Uyl van Anet Bleich en Van Agt biografie van Johan van Merriënboer, Peter Bootsma en Peter van Griensven. Daarnaast gebruik ik literatuur over kabinetten, bijvoorbeeld Regerenderwijs. De PvdA in het kabinet-Lubbers/Kok van Peter Rehwinkel en Jan Nekkers. Tenslotte maak ik gebruik van boeken geschreven door politici of journalisten, die een kijk achter de schermen bieden. Voorbeelden hiervan zijn De stranding van Marcel Metze en Dagboek van een onderhandelaar van Ed van Thijn.
!
6!
1. Polarisatie en blokvorming De Nederlandse politiek bevond zich in de jaren zeventig in een periode van polarisatie. De leiders van de grote partijen benadrukten de tegenstellingen tussen hun partijen en hierbij schuwden zij populariserend taalgebruik niet. De politiek kreeg de schijn van een arena, waarin Van Agt, Den Uyl en Wiegel elkaar met verbale aanvallen bestookten. In deze periode ontstond eveneens een overleggroep in hotel Des Indes, bestaande uit politici die een andere vorm van politiek nastreefden. Dit Des Indesberaad maakte uiteindelijk het eerste paarse kabinet mogelijk, volgens velen het hoogtepunt van consensuspolitiek.1 De vraag rijst waarom dit beraad juist in deze periode ontstaan is. Om tot een antwoord op deze vraag te komen beschrijf ik in dit hoofdstuk in de eerste plaats de voorgeschiedenis van VVD en PvdA tot en met 1966. Het is noodzakelijk om te verduidelijken waarom er tussen deze partijen een breuk is ontstaan, voordat er gesproken kan worden over eventuele samenwerking. Hierna kijk ik naar de samenwerkingsverbanden die eind jaren zestig door verschillende partijen zijn aangegaan. Kunnen deze varianten worden beschouwd als voorlopers op het Des Indesoverleg? Ten derde bekijk ik de ontwikkelingen in de landelijke politiek tijdens het kabinet Den Uyl tot 1976. In hoeverre hebben deze de totstandkoming van het Des Indesoverleg beïnvloed? Tenslotte onderzoek ik op basis van de notulen van het overleg wat de redenen van de deelnemers waren om in de jaren zeventig dit overleg te starten. Voorgeschiedenis In de jaren zestig en zeventig werd samenwerking tussen VVD en PvdA door beide partijen uitgesloten, aangezien er grote ideologische verschillen tussen hen bestonden. Dat is niet altijd zo geweest. Enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog werd door beide partijen nog gestreefd naar consensus. Van 1948 tot 1952 namen zij zelfs beide deel aan de regering onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees. Aan deze ‘brede-basis-kabinetten’ namen eveneens de confessionele partijen deel.2 De samenwerking tussen liberalen, sociaaldemocraten en confessionelen in dit kabinet kwam vooral voort uit een
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 1 2
!
Kees Lunshof, Van polderen en polariseren. Dertig jaar Nederlandse politiek (Amsterdam 2004) 8. D. Th. Kuiper, M. Brinkman en A.P.M. Lucardie, Politiek Driestromenland (Leiden 1993) 106.
7!
gemeenschappelijk plichtsbesef. Het land was ontwricht door de oorlog en middels politieke samenwerking probeerden de partijen de wederopbouw van Nederland mogelijk te maken.3 De samenwerking was echter geen lang leven beschoren en werd in 1952 beëindigd. Gedurende de jaren vijftig vonden vervolgens ontwikkelingen plaats, mogelijk gemaakt door welvaartsgroei, die uiteindelijk zelfs hebben geleid tot een breuk tussen de partijen. De regering zette in op ontplooiing van het individu binnen de gemeenschap en trachtte zo het volk te verheffen.4 Dit had vooral effect op de naoorlogse generatie, de babyboom, die van jongs af aan werd geleerd zelfstandig kritisch na te denken. Hun jeugd viel samen met de internationalisering en in het bijzonder de Amerikanisering van de Nederlandse cultuur. Tegelijkertijd deden nieuwe communicatiemiddelen hun intrede, waarvan het bekendste voorbeeld de televisie is. Hiermee kwamen de ideologische tegenstellingen uit de Koude Oorlog via beelden de huiskamer in.5 Door de combinatie van toenemende welvaart en de bewustwording van ideologische verschillen konden politieke partijen vanaf de jaren vijftig minder dan voorheen uitgaan van een stabiele achterban. De eerste partij die hier op inspeelde was de VVD, onder leiding van Pieter Oud. Historicus Bas Otten betoogt dat de VVD vanaf 1952 als eerste partij gebruik maakte van ‘profilering door polarisatie’. In een poging zetels te winnen werd antisocialisme het belangrijkste uitgangspunt. Otten constateert in 1959 zelfs een breuk in de parlementaire geschiedenis, aangezien de campagne voorafgaand aan de verkiezingen in dit jaar buitengewoon fel was. De VVD hanteerde de slogan ‘Help ons in de strijd tegen het socialisme’ en Oud sprak in zijn Arnhemse verklaring de weigering uit om met de socialisten en de confessionelen in één kabinet plaats te nemen.6 Op basis van deze weigering wordt het begin van de polarisatie in de naoorlogse politiek vaak aan de VVD toegeschreven.7 Om een klimaat van polarisatie te scheppen zijn echter meer partijen nodig en ook de PvdA leverde hier een niet te onderschatten bijdrage aan. Hoewel ‘Vadertje Drees’ in deze periode hét boegbeeld van de sociaaldemocraten was, werden binnen de partij de eerste stappen in de ontwikkeling tot actiepartij gezet. Historicus Bram Mellink beweert zelfs dat de
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 3
Nele Beyens, Overgangspolitiek. De strijd om de macht in Nederland en Frankrijk na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2009). 4 Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000) 217. 5 Joshua Livestro, De adem van grootheid. Nederland in de jaren vijftig (Amsterdam 2006) 196. 6 Bas Otten, ‘’Verbreekt de rode boeien.’ Het antisocialisme van de VVD in de jaren 1952-1959’, in: Van Schie (ed.), Tussen polarisatie en paars, 97-114. 7 Marc Josten, ‘Jongensclub springlevend. Als de paarse coalitie lukt, moet er een steen in Des Indes’, Vrij Nederland 30 april 1994, 11.
!
8!
polarisatiedrang altijd al in de PvdA besloten lag.8 In de jaren vijftig kwam dit slechts in beperkte mate naar voren. In vergelijking met de VVD was de verkiezingsleus van de PvdA in 1959 relatief mild: ‘Voor uw toekomst, tegen een rechts kabinet’, waarmee een kabinet van confessionelen en liberalen werd bedoeld.9 De positionering als actiepartij werd in de jaren zestig doorgezet en de koers van de PvdA werd steeds linkser.10 De ideologisering van de sociaaldemocraten werd versterkt door een nieuwe beweging die in 1966 binnen de partij werd opgericht: Nieuw Links. Deze beweging bestond vooral uit jongeren en zij eisten dat de PvdA zich nog linkser zou profileren. In het manifest Tien over Rood schreven zij hun belangrijkste actiepunten op, waaronder verhoging van de ontwikkelingshulp, erkenning van de Vietcong en het op termijn afschaffen van het koningshuis. Dit waren standpunten die aansloten bij de sentimenten die op dat moment vooral onder opgroeiende babyboomers in de samenleving leefden. 11 De Nieuw Links beweging had twee belangrijke gevolgen voor de PvdA. Enerzijds was de beweging een stemmentrekker, door onder meer de vele progressieve jongeren die ermee sympathiseerden. Anderzijds stootte zij een gedeelte van de traditionele, meer gematigde sociaaldemocratische achterban af. Oudere leden voelden zich steeds minder thuis bij de partij en zochten hun heil elders. Anet Bleich geeft als verklaring dat de traditionele achterban bijvoorbeeld monarchistischer ingesteld was dan de jongeren die de partij overnamen.12 Een andere verklaring is dat de ouderen in de verzuiling zijn blijven steken en de traditionele sociaaldemocratische waarden ondergesneeuwd zagen door de neomarxistische opvattingen van Nieuw Links. De onvrede hiermee kwam tot uiting in het ledental van de partij, dat in de periode 1964-1972 met bijna 50.000 afnam, van 142.000 naar 94.000.13 De PvdA kwam in een vicieuze cirkel terecht: door het vertrek van de ouderen werden de jongeren steeds invloedrijker, waardoor nog meer ouderen vertrokken. Mede onder de toenemende invloed van Nieuw Links werd medio jaren zestig vanuit de PvdA
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 8
Bram Mellink, ‘Tweedracht maakt macht, de PvdA, de doorbraak en de ontluikende polarisatiestrategie (19461966)’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, vol 126 (2011) 30-53. 9 J.M.M.J. Clerx en R.J.J. Stevens, ‘Polarisatie als ideologisch surrogaat. De nieuwe antithese VVD-PvdA, 1959-1971’, in: Van Schie (ed.), Tussen polarisatie en paars, 115-126, aldaar 115. 10 Piet de Rooy, De Rode Droom. Een eeuw sociaal-democratie in Nederland (Nijmegen 1995) 62. 11 Hans van den Doel, Han Lammers (ed.), Tien over rood. Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA (Amsterdam 1966). 12 Anet Bleich, Een partij in de tijd. Veertig jaar Partij van de Arbeid 1946-1986 (Amsterdam 1986) 109. 13 Gerrit Voerman, ‘De ledentallen van politieke partijen, 1945-1995’, in: Gerrit Voerman (ed.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1996) 192-206, aldaar 194.
!
9!
letterlijk uitgesproken niet meer met de VVD te willen regeren.14 Vanaf dat moment hadden zowel de sociaaldemocraten als de liberalen uitgesproken niet met elkaar in een kabinet te willen zitten. Ook andere partijen moesten het ontgelden, waardoor coalitievorming voor de PvdA praktisch onmogelijk werd. De partij sloot zichzelf uit van regeringsdeelname toen het partijcongres in 1969 een anti-KVP-motie aannam, waarin werd uitgesproken niet met deze confessionele partij te willen regeren.15 Joop den Uyl zag zich als nieuwe leider van de partij vanaf zijn aantreden in 1966 met deze situatie geconfronteerd. Het was niet mogelijk om het alsmaar groeiende linkerdeel van zijn partij van zich te vervreemden, noch kon hij de meer traditionele achterban laten vallen. Den Uyl wist de eenheid binnen de PvdA tot op zekere hoogte te bewaren, door zich ertussenin te plaatsen. De van oorsprong revisionistische partij maakte hierdoor een ruk naar links en de ideologische tegenstellingen met de rechtse partijen werden vergroot. De van oorsprong gematigde Joop den Uyl veranderde langzamerhand in een meer polariserende politicus, waardoor hij zeer succesvol werd.16 Progressieve blokvorming Doordat de PvdA zich meer plaatste aan de linkerzijde van het politieke spectrum werden daar ook de bondgenoten gevonden. De belangrijkste bondgenoot werd in de tweede helft van de jaren zestig opgericht. Uit onvrede met de bestaande politieke situatie besloten journalist Hans van Mierlo en VVD-wethouder Hans Gruyters om een nieuwe partij op te richten: Democraten 1966. Zij stelden zich ten doel om politiek en samenleving te democratiseren, gebaseerd op Utopia van Thomas More. Aan de hand van zogenaamde ‘kroonjuwelen’, belangrijke standpunten waaronder bijvoorbeeld de gekozen burgemeester en de invoering van een nieuw kiesstelsel, trachtte deze sociaalliberale beweging dichter bij directe democratie te komen.17 De partij wist bij de eerste deelname aan landelijke verkiezingen in 1967 maar liefst zeven zetels binnen te slepen. Dit betekende dat het ‘linkse’ blok in de Tweede Kamer een extra partij ging tellen. Links dient hier opgevat te worden als verzamelnaam voor de Communistische Partij Nederland (CPN), de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP), de PvdA en D66, samen goed voor 53 zetels. Er werd echter een kabinet gevormd bestaande uit de Katholieke Volkspartij (KVP), de Antirevolutionaire Partij (ARP), de Christelijk Historische !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 14
Clerx en Stevens, ‘Polarisatie als ideologisch surrogaat’, 122. Bleich, Een partij in de tijd, 133. 16 Anet Bleich, Joop den Uyl: 1919-1987 Dromer en Doordouwer (Amsterdam 2008) 240. 17 Van der Land, Tussen ideaal en illusie, 32. 15
!
10!
Unie (CHU) en de VVD, die gezamenlijk 86 zetels hadden. In de roerige jaren zestig kwam er zodoende een centrumrechts kabinet onder leiding van Piet de Jong aan de macht, dat een progressieve oppositie tegenover zich had. Voorafgaand aan de verkiezingen van 1967 hadden de leiders van de drie grote confessionele partijen verklaard intensief te zullen gaan samenwerken. Al snel werd besloten dat de volgende coalitiepartner de VVD moest zijn, aangezien daar de meeste overeenkomsten mee waren. Een beslissing die tot teleurstelling leidde bij de linkerflanken van de confessionele partijen waar op samenwerking met de PvdA werd gehoopt. In 1968 vond vervolgens een afscheiding plaats van vier progressieve KVP’ers die onder leiding van Jacques Aarden in de Kamer bleven zitten. Zij vormden de nieuwe Politieke Partij Radikalen (PPR).18 Er ontstond een progressief blok bestaande uit de PvdA, D66, PSP en de PPR. Deze blokvorming ging sommigen echter niet ver genoeg. De progressieve samenwerking is eind jaren zestig en begin jaren zeventig telkens opgevoerd. In 1969 werd het Progressief Akkoord gesloten, waarin PvdA, PSP en D66 verklaarden te streven naar een gezamenlijk verkiezingsprogramma. De PSP stapte hier door twijfels uit en het idee verwaterde. Binnen de PvdA ontstond weerstand tegen het streven naar progressieve samenwerking en dit culmineerde in een afsplitsing van de partij. Er werd een nieuwe partij opgericht onder de naam Democratisch Socialisten 1970 (DS’70) en de zoon van Willem Drees werd er lijsttrekker van. Als klap op de vuurpijl zegde de oude Drees zijn lidmaatschap van de PvdA op om vervolgens zijn stem op deze afscheiding uit te brengen. Drees stond voor de traditionele waarden van de PvdA en met zijn vertrek ontstond een laatste leegloop van oudere leden, waardoor Nieuw Links veel sterker werd binnen de partij. Binnen een jaar werd de beweging opgeheven, aangezien haar leden vrijwel alle belangrijke partijfuncties bekleedden. Zij hadden hun doel bereikt en de PvdA was nu definitief naar links opgeschoven.19 In 1970 was Hans van Mierlo de eerste die voorstelde om een nieuwe partij op te richten: de Progressieve Volkspartij (PVP) die moest bestaan uit de progressieve partijen PvdA, PPR en D66. Er werd vooral door de laatste positief naar gekeken, aangezien een brede volkspartij een eerste stap was in de hervorming van het kiesstelsel. Op het PvdAcongres in 1971 werd in een motie uitgesproken dat dit het streven behoorde te zijn. Joop den Uyl stemde tegen.20 !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 18
Koole, Politieke partijen, 57. Bleich, Een partij in de tijd, 117. 20 Koole, Politieke partijen, 235. 19
!
11!
Bij de verkiezingen van 1972 werd ook de progressieve samenwerking weer concreter. PvdA, D66 en ditmaal de PPR gingen een lijstverbinding aan en kwamen met een gemeenschappelijk verkiezingsprogramma, dat de prozaïsche titel ‘Hoofdlijnen van een Regeringsprogramma’ meekreeg. Hoewel de partijen in zetelaantal stegen van 44 naar 52 behaalden zij lang geen meerderheid en de progressieven werden wederom buiten de regering gehouden. De afsplitsing DS’70 behaalde maar liefst acht Kamerzetels. Er werd een kabinet gevormd dat onder leiding kwam te staan van Barend Biesheuvel en een bezetting kende van KVP, ARP, CHU, VVD en DS’70.21 Naast dit kabinet werd door PvdA, D66 en PPR een zogenaamd schaduwkabinet gevormd. Dit verschijnsel was in Engeland ontstaan en werd in Nederland geïntroduceerd door Ed van Thijn van de PvdA. Onder leiding van schaduwpremier Den Uyl namen vijftien schaduwministers hier deel aan. Veel meer dan een opmerkelijke variant van oppositievoeren was dit aanvankelijk niet, totdat er in het ‘echte’ kabinet problemen ontstonden. DS’70 verliet na enkele conflicten het kabinet en de eerstvolgende verkiezingen voor de Tweede Kamer vonden al in 1972 plaats.22 De progressieve partijen speelden hier handig op in: er kon gestemd worden op ‘premier’ Den Uyl, er was al een schaduwkabinet gevormd en het gezamenlijke verkiezingsprogramma – nu Keerpunt ’72 – gold als regeerakkoord. De drie partijen kregen er vier zetels bij en kwamen uit op 56 zetels. Den Uyl stelde hiermee de verkiezingen gewonnen te hebben en onder zijn leiding zou Keerpunt ’72 worden uitgevoerd. Om aan een meerderheid in de Kamer te komen werd ingestemd met het toelaten van meerdere confessionele ministers tot het kabinet. Er werd afgesproken dat deze confessionelen, onder leiding van vicepremier Dries van Agt, het progressieve Keerpunt ’72 zouden uitvoeren.23 Dit ‘rode kabinet met een witte rand’ wordt inmiddels gezien als het summum van progressieve samenwerking uit de jaren zestig en zeventig. Er wordt nog steeds gesproken van ‘het meest linkse kabinet ooit’ en Den Uyl geldt als de personificatie hiervan.24 Dit was niet de enige invloedrijke politieke gebeurtenis in 1972. De VVD, tot dan toe een partij met 16 zetels, groeide naar 22 zetels. De meeste historici en politicologen zijn het eens dat de voornaamste reden voor dit resultaat het optreden van de nieuwe leider Hans Wiegel was.25 !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 21
Koole, Politieke partijen, 59. Bleich, Joop den Uyl, 262. 23 Peter Bootsma en Willem Breedveld, De verbeelding aan de macht. Het kabinet-Den Uyl 1973-1977 (Den Haag 1999) 63. 24 Ilja van den Broek, Heimwee naar de politiek. De herinnering aan het kabinet-Den Uyl (Amsterdam 2002) 14. 25 Koole, Politieke partijen, 298. 22
!
12!
Wiegel volgde in 1971 de progressieve liberaal Molly Geertsema op als lijsttrekker van de VVD. Geertsema was het prototype van de door Henk Vonhoff beschreven ‘zindelijke burgerheren’ die de partij jarenlang hadden geleid.26 Wiegel was het tegenovergestelde van Geertsema. Waar de laatste van middelbare leeftijd, deftig, progressief liberaal, genuanceerd in zijn spreken en misschien zelfs enigszins saai te noemen was, was Wiegel jong, humoristisch, conservatief liberaal, ongenuanceerd en daardoor een zeer opvallende politicus. Met zijn charismatische optreden wist hij van de VVD een grote partij te maken, die sinds zijn aantreden altijd meer dan twintig zetels heeft behaald.27 Een andere ontwikkeling die vanaf 1972 zichtbaar werd, was de neergang van D66. De partij daalde in dat jaar van elf naar zes zetels en dit leidde tot een crisis binnen de partij. Van Mierlo had niet langer het vertrouwen van de fractie en trad ten gunste van Jan Terlouw af. Het ledental daalde van 6000 in 1973 naar 300 in 1974 en de Statenverkiezingen van 1974 lieten een verdere zeteldaling zien. Hierdoor werd steeds vaker gesproken over het opheffen van de partij en op het congres van 1974 was hier zelfs een meerderheid voor. De noodzakelijke tweederde meerderheid werd echter niet gehaald en de partij besloot door te gaan.28 Confessionele blokvorming Ook de confessionele partijen maakten in de jaren zestig en zeventig ingrijpende veranderingen door. Dit is onder meer beschreven door historicus Hans Righart, die in de naoorlogse Nederlandse politieke geschiedenis twee breuken ziet. De belangrijkste noemt hij de vorming van het eerste paarse kabinet in 1994, maar ook in 1967 constateert hij een breuk. De verkiezingen die volgden op de Nacht van Schmelzer in 1966 leverden namelijk een opmerkelijk resultaat op: de confessionele partijen hadden niet langer de meerderheid van de zetels in het parlement. Righart ziet deze uiting van secularisering als tekenend voor de jaren zestig en wijst dit moment zodoende aan als ‘breuk’.29 Hoewel het een opmerkelijk moment in de naoorlogse geschiedenis is, gaat het te ver om het een breuk te noemen. De verkiezingsuitslag maakte namelijk deel uit van een reeks gebeurtenissen die gedurende de jaren zestig en zeventig de politiek hebben bepaald. Enkele jaren later, in 1971, werd de PvdA voor het eerst sinds 1956 weer de grootste partij van het land. In 1971 kwamen de sociaaldemocraten echter niet in de regering, wat vooral !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 26
H.J.L. Vonhoff, De zindelijke burgerheren: een halve eeuw liberalisme (Baarn 1966). Lunshof, Van polderen en polariseren, 95. 28 Van der Land, Tussen ideaal en illusie, 123. 29 Righart, De eindeloze jaren zestig, 204. 27
!
13!
veroorzaakt werd door de sterk polariserende opstelling van de Nieuw Links politici binnen de PvdA.30 De confessionele partijen bleven hierdoor in het centrum van de macht, maar intern werd al jaren over wenselijke veranderingen gesproken.31 Dat er sprake was van ontzuiling was voor de meeste partijleiders duidelijk en door tegenvallende verkiezingsresultaten diende daarop gereageerd te worden. De PvdA en de VVD trachtten middels een polarisatiestrategie stemmen te trekken, hoe harder zij zich konden afzetten tegen andere partijen, hoe beter de boodschap overkwam was de gedachte. Ook werd tijdens de formatie van het kabinet Den Uyl duidelijk dat de onderhandelingspositie van de progressieve partijen sterk was doordat zij de onderlinge verschillen al hadden besproken en de onderhandelingen als een blok konden voeren. De confessionelen zagen dan ook weinig andere mogelijkheden dan nauwer met elkaar samen te werken. 32 Intern was er steeds minder steun voor het voortbestaan van de individuele confessionele partijen en gedurende de jaren zestig werd steeds vaker door leden geopperd dat de partijen moesten opgaan in een nieuwe, brede volkspartij, geschoeid op christendemocratische leest. In 1967 begonnen hiertoe de eerste gesprekken tussen vertegenwoordigers van de drie partijen en in 1971 brachten de partijen naast een individueel verkiezingsprogram ook een gezamenlijk programma uit. Gedurende de jaren zeventig werd steeds duidelijker dat een verenigde partij wenselijk was en uiteindelijk gingen de drie partijen op in het CDA.33 Het kabinet Den Uyl Terwijl de confessionelen bezig waren hun partijen te verenigen, namen ARP en KVP noodgedwongen zitting in het kabinet Den Uyl. Voor de verkiezingen was door de progressieven vastgelegd dat andere partijen mee mochten regeren, mits Keerpunt ’72 zou worden uitgevoerd. Vanzelfsprekend hadden de KVP’ers en ARP’ers hier hun bedenkingen over, maar het land moest bestuurd worden. Er werden zoveel mogelijk progressief denkende confessionelen gezocht voor de ministersposten, maar dat kon niet verhinderen dat er in het
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 30
Hans Daalder, Politiek en historie. Opstellen over Nederlandse politiek en vergelijkende politieke wetenschap (Amsterdam 1990) 193-202. 31 James Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995) 186. 32 D. Th. Kuiper, M. Brinkman en A.P.M. Lucardie, Politiek Driestromenland, 139-200. 33 Kennedy, Nieuw Babylon, 189.
!
14!
kabinet conflicten ontstonden. Al snel kreeg het kabinet de naam ‘vechtkabinet’, waar twee redenen voor te noemen zijn.34 In de eerste plaats de personele bezetting. De grootste vechtersbazen waren de premier en zijn vicepremier, Den Uyl en Van Agt. Hoewel ze elkaar naar eigen zeggen professioneel zeer respecteerden35, konden ze maar moeilijk overweg met elkaars persoonlijkheid.36 De calvinistische Den Uyl zag politiek als het hoogste goed, terwijl de bourgondische katholiek Van Agt politiek meer zag als een spel.37 Zo duurden ministerraden onder Den Uyl doorgaans tot diep in de nacht, omdat hij de ministers niet liet vertrekken voor alle details waren uitgewerkt en er afgewogen beslissingen konden worden genomen.38 Kenmerkend voor de houding van Van Agt was zijn ziekteverzuim. Wanneer hij ergens geen zin in had, meldde hij zich ziek.39 Ook in de ministersploeg waren de onderlinge verhoudingen niet altijd even goed. Kenmerkend is een uitspraak van D66-minister Hans Gruyters: ‘Als ik een christendemocraat een hand geef, tel ik altijd even mijn vingers na. Want we hebben het dan toch over tweeduizend jaar onbetrouwbaarheid’.40 Ook andere ministers zorgden regelmatig voor opschudding door hun eigenzinnige houding. Zo had PvdA-minister Henk Vredeling over alles en iedereen een uitgesproken mening die hij zonder problemen in de openbaarheid bracht, verliet KVP’er Ruud Lubbers de ministerraad vaak met slaande deuren en waren meerdere bewindslieden met enige regelmaat tot zonsopgang in een lokale kroeg te vinden.41 Opmerkelijk is dan ook de mening van W.F. de Gaay Fortman, minister van Binnenlandse Zaken in dit kabinet, die in zijn biografie juist van ‘onmiskenbaar kameraadschap’ tussen de ministers spreekt.42 Een tweede oorzaak voor de benaming vechtkabinet ligt in de inhoudelijke verschillen tussen de partijen. De hieruit voortkomende conflicten waren vooral ethisch van aard. Het !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 34
Henk te Velde, Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl (Amsterdam 2002) 220. 35 Adrianus Koster, De eenzame fietser. Insiders over de politieke loopbaan van Dries van Agt (Culemborg 2008) 60. 36 Marja Wagenaar, Herinneringen aan Joop den Uyl. Artikelen en interviews (Amsterdam 1988) 151. 37 Johan van Merriënboer, Peter Bootsma, Peter van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force (Amsterdam 2008) 14. 38 Bleich, Joop den Uyl, 277. 39 Willem Breedveld en John Jansen van Galen, Gaius. De onverstoorbare gang van W.F. de Gaay Fortman (Amsterdam 1996) 211. 40 Hans Goslinga, ‘Gruijters kon zijn mond niet houden’, Trouw 20 april 2005. 41 Zo was prins Bernhard een ‘typische mof’, collega-minister Jan Pronk ‘een corpsbal’ en collega-minister Max van der Stoel ‘die met dat bekkie’. ‘‘Gefrustreerd Konijn’ Vredeling gaf ongezouten mening’, De Volkskrant 31 oktober 2007; Wim Duisenberg, ‘Lubbers als minister’, in: Arendo Joustra en Erik van Venetië, Ruud Lubbers. Manager in de politiek (Baarn 1989) 129-142, aldaar 133; Bleich, Joop den Uyl, 276. 42 Breedveld en Van Galen, Gaius. 209.
!
15!
opvallendste voorbeeld is de Bloemenhove abortuskliniek. Van Agt was ter ore gekomen dat hier late abortussen werden uitgevoerd en hij wilde de kliniek sluiten. PvdA-minister Irene Vorrink, een voorvechtster van vrouwenemancipatie, riep openlijk op tot verzet tegen deze sluiting. De spanningen zijn hierbij hoog opgelopen, waarbij zelfs het voortbestaan van het kabinet op het spel kwam te staan. Uiteindelijk heeft Van Agt toegegeven en de regering kon aanblijven.43 Op een later moment probeerde Van Agt ook het maximum aantal stoelen in pornobioscopen tot 49 te verlagen, om zo moreel verval te tegen te gaan.44 Beide voorstellen van Van Agt maakten deel uit van het door hem in 1974 ingezette ‘ethisch reveil’, het streven naar herstel van de christelijke ethiek.45 De maatregelen die hij hiertoe trachtte in te voeren stuitten op veel weerstand binnen het kabinet. Hij zette er de verhoudingen mee op scherp en het werd duidelijk dat progressief links niet al haar immateriële standpunten in het kabinet kon doorvoeren. Tegelijkertijd konden de confessionelen nog minder bereiken, daar zij slechts een vorm van gedoogsteun leverden. De onderlinge verhoudingen en de inhoudelijke verschillen zorgden voor een zekere mate van polarisatie binnen het kabinet. De toch al wankele relatie tussen de sociaaldemocraten en de confessionelen raakte verder beschadigd, naast de toenemende polarisatie tussen PvdA en VVD. Hierdoor zou het in de toekomst lastig regeren worden voor de PvdA, terwijl binnen de partij een tweede kabinet Den Uyl voor vanzelfsprekend werd gehouden. Des Indes In 1976 bestond de politiek zodoende uit een zeer gepolariseerde verhouding tussen VVD en PvdA, de confessionelen die zich in één partij wilden verenigen, de progressieve partijen die nauwer samen wilden werken en een slechter wordende samenwerking tussen confessionelen en sociaaldemocraten binnen het kabinet. De VVD voerde gedurende het kabinet Den Uyl felle oppositie maar had weinig hoop voor de toekomst: intern werd bij de liberalen betwijfeld of de politieke verhoudingen veel zouden verschuiven en daardoor werd gevreesd voor een hernieuwde samenwerking tussen PvdA en KVP na de eerstvolgende verkiezingen. Het liberale geluid in de politiek zou dan zeer beperkt blijven. Dit was reden genoeg voor de JOVD om in 1976 een geheime overleggroep in de Anna Pavlovazaal in hotel Des Indes te beginnen waarin de toekomst van de liberale politiek !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 43
Bleich, Joop den Uyl, 367. Lunshof, Van polderen en polariseren, 64. 45 Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt biografie, 138. 44
!
16!
zou worden besproken. Dit besloten overleg werd in het begin slechts door een enkeling bijgewoond. Er zijn verslagen bijgehouden van wat er besproken werd, waardoor bijvoorbeeld bekend is dat naar aanleiding van een eerste oriënterend gesprek tussen Anneke Goudsmit van D66, Huub Jacobse van de VVD, Johan Remkes en Gijs de Vries van de JOVD op 21 mei 1976 besloten is om meer bijeenkomsten te houden, eventueel in de toekomst aangevuld met PvdA-leden.46 Gedurende de eerste bijeenkomsten is enkele malen besproken wat de redenen tot het voeren van het overleg waren. Hoewel deze elkaar grotendeels overlappen is het mogelijk om er drie te onderscheiden. In de eerste plaats betrof het liberale samenwerking. De confessionelen verenigden zich, evenals de progressieve partijen en de stap om ook als liberalen samen te werken was zodoende klein. Dit kwam onder meer tot uiting in de deelnemers en de zaken die zij bespraken. Voor de eerste bijeenkomst op 30 augustus werden Henk Korthals, Erwin Nypels, Erik Visser en Molly Geertsema uitgenodigd, waardoor er een interessant gezelschap ontstond: Remkes en De Vries behoorden tot de JOVD, Jacobse was gemeenteraadslid voor de VVD in Amsterdam, Korthals en Geertsema waren progressief ingestelde VVDprominenten, Goudsmit, Nypels en Visser waren in 1967 namens D66 in de Tweede Kamer gekomen. Ideologisch verschilden deze deelnemers niet veel van elkaar. De VVD’ers en JOVD’ers behoorden tot de linkervleugel van de rechtse partij en de D66’ers juist tot de rechtervleugel van hun partij. Korthals werd in de eerste bijeenkomst tot voorzitter benoemd en direct bleek liberale samenwerking het doel van het overleg. Nypels had de overstap gemaakt van VVD naar D66, Visser stapte na zijn Kamerlidmaatschap voor D66 over naar de VVD. Meteen aan het begin werd van hun allebei de motivatie voor deze beslissingen gevraagd, om zo vast te stellen of de verschillen tussen de twee partijen overbrugbaar waren.47 Interessant is dat direct werd opgemerkt dat Hans Wiegel op de hoogte is van het overleg, terwijl het voor D66-fractievoorzitter Terlouw verzwegen is.48 De VVD-leiding wist dus vanaf het begin van het bestaan van het overleg af. Tijdens de eerste bijeenkomst werd uitgesproken dat liberalen meer samen moeten werken. Een bijeenkomst later, op 8 oktober, werden de twee verkiezingsprogramma’s naast elkaar gelegd. Op basis van vooral financiële zaken werd geconstateerd dat er meer verschillen bestonden tussen de PvdA en D66 dan !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 46
Nationaal Archief, Nationaal Archief, Den Haag, W.J. Geertsema [levensjaren 1918-1991], nummer toegang 2.21.380, inventarisnummer 779, Verslag gesprek 21 mei 1976. 47 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 30 augustus 1976. 48 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 30 augustus 1976.
!
17!
tussen de VVD en D66. Aan het einde van het overleg werd de afspraak gemaakt om de volgende keer ‘democratisering van arbeidsverhoudingen’ en ‘de rol van de overheid’ te bespreken.49 Het overleg lijkt zodoende gericht op een herdefiniëring van liberale standpunten, waar beide partijen zich in kunnen vinden. Een optie hierbij was zelfs de oprichting van een nieuwe liberale partij waarin VVD en D66 moesten opgaan. Een tweede reden voor het houden van het overleg had betrekking op het voortbestaan van D66 en kwam een bijeenkomst later, op 10 december 1976 ter sprake. Tijdens deze bijeenkomst werd Geertsema door het overlijden van Korthals aangesteld als voorzitter. Vervolgens werd gesproken over het nut van de bijeenkomsten in Des Indes, nu D66 op haar novembercongres had bepaald door te gaan als partij en mee te doen aan de verkiezingen van 1977.50 Dat hieraan het bestaansrecht van het Des Indesberaad werd gekoppeld zegt ook iets over het doel van het overleg. Blijkbaar had het de onuitgesproken bedoeling om de D66leden onderdak te verschaffen, hetzij in de VVD, hetzij in een nieuwe liberale partij. De ideologische kleuring van deze nieuwe partij spreekt voor zich. Een derde reden om het overleg voort te zetten kwam eveneens in de bijeenkomst van 10 december 1976 naar voren. Jacobse vond het nog steeds zinvol om enkele bijeenkomsten te houden tot juni 1977, aangezien 25 mei de verkiezingen plaats vonden. Er zou nog gesproken moeten worden over onder meer het terugdringen van polarisatie.51 Opmerkelijk is dat op het novembercongres van D66 werd besloten de VVD uit te sluiten van samenwerking.52 De deelnemers aan het Des Indesoverleg verklaarden hier allemaal tegen te zijn. Er werd uitgesproken dat D66 in de toekomst onafhankelijk van de PvdA zou zijn, onder meer ‘doordat de heer Van Mierlo zich teruggetrokken heeft’.53 Anneke Goudsmit was ‘voor zichzelf tot de conclusie gekomen dat een driepartijenstelsel nog niet zo gek is, mits die drie partijen ook onderling uitwisselbaar zijn’. Zij zag het dan ook als een ‘grote ramp’ dat PvdA en VVD elkaar voortdurend uitsloten en vroeg zich af of het niet mogelijk was om eensgezinde mensen uit beide partijen te vinden die voor depolarisatie waren. D66 zou hierbij een brugfunctie kunnen vervullen. Als dit probleem in het Des Indesoverleg besproken zou worden, achtte zij voortzetting van de gesprekken zinvol. Zij werd hierin gesteund door Jacobse, die toevoegde dat samenwerking !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 49
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 9 oktober 1976. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 10 december 1976. 51 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 10 december 1976. 52 Vivian Voss en Herman Schaper, Beeld van een partij: een documentaire geschiedenis van D’66 (Haarlem 1981) 134. 53 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 10 december 1976. 50
!
18!
in 1977 onwaarschijnlijk was, maar dat het bij de daaropvolgende verkiezingen mogelijk moest kunnen zijn. Uiteindelijk werd besloten om voor het volgende gesprek ook Hein Roethof, Tweede Kamerlid van de PvdA en voormalig VVD’er, uit te nodigen.54 Hoewel het overleg oorspronkelijk werd opgericht om over liberale samenwerking te spreken, werden hier de eerste contouren van een paarse samenwerking zichtbaar. Het nastreven van depolarisatie leidde tot eerste gesprekken over de mogelijkheid tot samenwerking, mogelijk zelfs regeringssamenwerking, tussen PvdA en VVD met D66 in een brugfunctie. Door de wens uit te spreken om ook Hein Roethof van de PvdA uit te nodigen, is hier het overleg ontstaan tussen vertegenwoordigers van de drie partijen.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 54
!
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 10 december 1976.
19!
2. Lood om oud ijzer Het Des Indesberaad is in eerste instantie opgericht om liberale samenwerking mogelijk te maken en eventueel de D66-politici onderdak te bieden, mocht hun partij opgeheven worden. De derde en uiteindelijk de belangrijkste reden van het overleg was het terugdringen van polarisatie. In het verlengde hiervan werd gesproken over een mogelijke samenwerking tussen de tegenpolen VVD en PvdA en daarmee de totstandkoming van een paars kabinet. Het overleg werd eind jaren zeventig, naarmate de polarisatie in de politiek toenam, uitgebreid met meer prominente leden. De toenemende polarisatie kwam allereerst tot uiting in de val van het kabinet Den Uyl en in de verkiezingen en de daaropvolgende formatie van 1977. In dit hoofdstuk kijk ik ten eerste naar deze gebeurtenissen en de invloed ervan op de verhoudingen tussen VVD en PvdA in de nationale politiek. Daarna kijk ik naar het Des Indesberaad in de periode 19771981. Hierbij onderzoek ik hoe er tijdens dit beraad werd gereageerd op de actuele politiek en hoe het beraad vervolgens werd uitgebreid. Ten derde kijk ik naar het kabinet Van Agt II, beargumenteerbaar hét toppunt van polarisatie in Nederland. CDA en PvdA werkten hierin noodgedwongen samen en dat ging niet zo goed. Hierbij onderzoek ik welke gevolgen dit had voor de verhoudingen tussen de grote partijen. Tenslotte kijk ik naar de politieke ontwikkelingen in de eerste helft van 1982, volgens velen het jaar waarin de polarisatie overging in consensus. Het tweede kabinet Den Uyl Het kabinet Den Uyl had zoals eerder genoemd de reputatie een vechtkabinet te zijn. In 1976 kwam dit tot een hoogtepunt met de Mentenaffaire. Deze affaire leidde tot een lastig debat in de Kamer voor Van Agt. Hij kreeg zowel de Kamer als de Nederlandse bevolking over zich heen toen bleek dat oorlogsmisdadiger Pieter Menten een dag voor zijn arrestatie naar Zwitserland gevlucht was. Den Uyl heeft Van Agt hierbij niet gesteund, wat leidde tot verwijdering tussen beide politici. Daarnaast opende de PvdA-fractie de aanval op Van Agt door hem onbekwaam voor zijn ambt te noemen. Om het voortbestaan van het kabinet niet in gevaar te brengen mocht hij van de sociaaldemocraten wel aanblijven.1 Van Agt nam een maand later wraak. Zonder overleg met zijn collega’s in de regering kondigde hij op nationale televisie de val van het kabinet Den Uyl aan, om een relatief klein !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 1
!
Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt Biografie, 191.
20!
onderwerp als grondpolitiek.2 Deze polarisatie kwam de onderlinge verhoudingen tussen de PvdA en de confessionelen niet ten goede. De dagen voorafgaand aan de verkiezingen van 1977 werden overschaduwd door de Molukse treinkaping bij De Punt, waardoor er weinig campagne werd gevoerd. De strijd die losbarstte in de daaropvolgende formatie is daarentegen beroemd geworden. Ondanks dat de PvdA tien zetels groeide en groter werd dan KVP, ARP en CHU samen, zou de partij uiteindelijk niet gaan regeren. PvdA-onderhandelaar Van Thijn heeft gedurende de formatie een dagboek bijgehouden dat later ook uitgegeven is. Hij opent het boek met de zin: ‘De kabinetsformatie is een fiasco geworden voor de democratie’.3 Van Thijn geeft, weliswaar vanuit sociaaldemocratisch perspectief, een intrigerend beeld van de gebeurtenissen in de formatie. Lezing van het dagboek leert dat de PvdA vanaf dag één de onderhandelingen in is gegaan met de gedachte dat het tweede kabinet Den Uyl er zou komen en dat de formatie een formaliteit zou zijn.4 Dit verklaart het aanhouden van de meerderheidsstrategie die impliceerde dat de PvdA alleen in een regering met een progressieve meerderheid zou stappen. Hierdoor was alleen met het CDA regeren geen optie en moest D66 aanschuiven.5 Onder druk van het partijbestuur, gerund door oud-Nieuw Linksers, gaven de PvdA-onderhandelaars geen duimbreed toe op belangrijke sociaaldemocratische punten als bijvoorbeeld de abortuskwestie. Zowel PvdA als CDA dreven de onderhandelingen regelmatig op de spits om hun eigen gelijk te halen.6 Dit leidde tot een extreem lange formatie, na 160 dagen gaf Den Uyl op 4 november 1977 de opdracht tot het vormen van een regering terug aan de koningin. Hoewel er uiteindelijk een regeerakkoord was opgesteld, kon er geen overeenstemming worden bereikt over de ministerskandidaten.7 Intern werd bij de PvdA al gesproken over onder meer een progressief minderheidskabinet, aldus Van Thijn.8 Groot was dan ook de teleurstelling toen op 17 november een foto in Vrij Nederland verscheen waarop te zien was dat Van Agt en Wiegel een etentje hadden in een Haagse bistro.9 Binnen afzienbare tijd waren zij het eens over een regeerakkoord en het eerste kabinet Van Agt was geboren.10 Overigens was de VVD !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 2
Bleich, Joop den Uyl, 371. Ed van Thijn, Dagboek van een onderhandelaar. 25 mei – 11 november 1977 (Amsterdam 1978) 7. 4 Van Thijn, Dagboek, 32. 5 Philip van Praag, Strategie en illusie: elf jaar intern debat in de PvdA 1966-1977 (Amsterdam 1990) 193. 6 Van Thijn, Dagboek, 97. 7 Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt Biografie, 270. 8 Van Thijn, Dagboek, 278. 9 Willem Bemboom, Hans Wiegel en de media (Naarden 1999) 106. 10 Jan Hoedeman, Hans Wiegel en het spel om de macht (Utrecht 1993) 112. 3
!
21!
voorafgaand aan de verkiezingen gestopt met het uitsluiten van de PvdA, al werd hier weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Bij de PvdA veranderde niets, waardoor de partij ondanks een historische verkiezingswinst in de oppositie terechtkwam. Het nieuwe kabinet heeft de hele termijn vol gemaakt. Van Agt kon uitstekend overweg met zijn vicepremier Wiegel en binnen het kabinet waren weinig problemen. Buiten het kabinet was een ander verhaal. Het CDA kende een groep mensen die bij voorkeur over links regeerden en die het nieuwe kabinet niet zagen zitten. Deze ‘loyalisten’ schaarden zich wel achter Van Agt, maar waren uiterst kritisch over zijn beleid.11 De rol van oppositieleider werd ingenomen door Den Uyl, die hier zichtbaar moeite mee had. Hij was inmiddels gewend premier te zijn en had verwacht dit te blijven. Van Agt had hem hiervan beroofd, waardoor hij enigszins zuur in de oppositiebanken plaatsnam. De relatie tussen Den Uyl en Van Agt was nu definitief beschadigd en daar zij partijleiders waren gold dit voor hun partijen eveneens. De sociaaldemocraten kwamen zo in een ongelukkige positie terecht: met de VVD regeren werd nog steeds uitgesloten, maar regeren met het CDA werd door sommige partijleden als net zo onwenselijk gezien. Des Indes Gedurende de periode 1977-1981 werd tijdens de bijeenkomsten in hotel Des Indes steeds meer aangestuurd op een coalitie van PvdA, VVD en D66. Dit kwam op vier manieren tot uiting. In de eerste plaats kwam de wens tot samenwerking naar voren in de personele bezetting van het overleg. Daarnaast werd gezocht naar consensus tussen de partijen over verschillende onderwerpen. In de derde plaats werd gedurende de meeste bijeenkomsten gespeculeerd over toekomstige kabinetsvorming. Tenslotte werd het paarse experiment al in 1978 op lokaal niveau bekeken. Vanaf 10 februari 1977 was PvdA’er en oud-VVD’er Roethof deelnemer aan het Des Indesoverleg. Hij benadrukte in deze vergadering het ‘informele en strikt vertrouwelijke karakter van het beraad’, om vervolgens uit te leggen dat toenadering tussen VVD en PvdA op dat moment in zijn partij moeilijk lag. Tegelijk noemde hij de naam van Wim Duisenberg, die wel een voorstander was van samenwerking tussen liberalen en sociaaldemocraten.12 Als financieel specialist binnen de PvdA toonde Duisenberg zich eerder als minister al een
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 11 12
!
Duco Hellema, Nederland en de jaren zeventig (Utrecht 2012) 232. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 10 februari 1977.
22!
voorstander van een voorzichtiger financieel beleid door een rem op overheidsuitgaven. Hiermee behoorde hij tot de meer gematigde stroming binnen zijn partij.13 In 1977 zijn naast Roethof nog enkele nieuwe deelnemers aan het Des Indesoverleg toegevoegd. Het nieuwe gezicht tijdens de bijeenkomst van 9 juni was Jan Glastra van Loon, die op dat moment partijvoorzitter van D66 was.14 Een bijeenkomst later, op 29 september, was voor het eerst de vicefractievoorzitter van D66 in de Tweede Kamer, Laurens-Jan Brinkhorst, aanwezig.15 D66 was met deze mensen sterk vertegenwoordigd in het overleg waardoor de aanwezigen meer VVD’ers wenselijk vonden om het evenwicht tussen de partijen in het overleg te bewaren. Tijdens de bijeenkomst van 29 september werd dan ook besloten dat VVD’er Henk Vonhoff, op dat moment burgemeester van Utrecht, zou worden uitgenodigd voor de volgende bijeenkomst. Ook werd uitgesproken dat ‘in de VVD-fractie gezocht zal worden naar verwante geesten’.16 Deze werden gevonden in de personen van Tweede Kamerlid Ed Nijpels, de nieuwe JOVD-voorzitter Frank de Grave en Eerste Kamerlid Jan-Kees Wiebenga.17 De Des Indeswerkgroep werd zodoende steeds drukker bezocht en de deelnemende politici vertoonden als overeenkomst dat zij progressief-liberaal dachten. Gedurende het kabinet Van Agt is in het Des Indesberaad gezocht naar overeenkomsten tussen de partijen VVD en PvdA, alsook naar mensen die een bijdrage konden leveren aan de toenadering tussen beide partijen. Aangezien D66 en VVD sterk vertegenwoordigd waren werd op 29 oktober 1978 besloten dat er meer PvdA’ers bij het overleg betrokken moesten worden.18 De bijeenkomst hierna, op 14 december, telde het overleg twee nieuwe leden: Aad Kosto en Jan Pronk.19 De laatste had al in 1978 een bijzondere reden voor zijn aanwezigheid: ‘mijn analyse was dat een kabinet PvdA/VVD alleen mogelijk zou zijn wanneer de linkervleugel van de PvdA daarmee zou instemmen en van de noodzaak overtuigd zou zijn. Ik behoorde tot die linkervleugel.’20 Tijdens deze vergadering werd ook gevraagd wie, buiten de deelnemers, op de hoogte waren van de activiteiten van de groep. ‘Het blijkt dat zowel de top van de PvdA als van D66 op de hoogte is. De top van de VVD niet, zij het dat de heer Wiegel in het beginstadium van !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 13
Hellema, Nederland, 151. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 9 juni 1977. 15 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 29 september 1977. 16 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 29 september 1977. 17 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 13 februari 1978. 18 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 29 oktober 1978. 19 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 14 december 1978. 20 Mailcorrespondentie Jan Pronk, 21 mei 2013. 14
!
23!
de groep een uitnodiging heeft ontvangen.’21 Den Uyl, Terlouw en Wiegel wisten dus alle drie dat er gesprekken gaande waren die een toekomstige paarse coalitie mogelijk moesten maken. Al in december 1977 sprak Den Uyl voor de Belgische televisie de volgende woorden: ‘Als ik over vier jaar terugkom, moet ik met de VVD gaan praten. De combinatie van socialisten en liberalen zit er aan te komen’.22 Deze reactie van Den Uyl is enigszins zuur te noemen, maar maakt wel duidelijk dat aversie tegen het CDA een drijfveer voor paarse samenwerking kon zijn. Aangezien het overleg – weliswaar uit andere overwegingen – hetzelfde doel had, kreeg het hiermee steeds meer politiek aanzien en kende het steeds meer prominente politici als deelnemer. Hierdoor werd ook de anonimiteit belangrijker. Politici wilden er niet publiekelijk mee geassocieerd worden en vanaf 9 juni 1977 werd niet meer bijgehouden welke inbreng van wie was. Deze situatie verergerde in 1979, toen het bestaan van het overleg naar de media werd gelekt. In de hierop volgende bijeenkomst werd uitgesproken dat dit weliswaar heel vervelend was, maar niet tot consternatie leidde in de drie partijen aangezien de leiders ervan op de hoogte waren.23 De deelnemers waren overduidelijk geschrokken van de mediaaandacht en vermoedelijk in een poging hen te beschermen werd vanaf dit moment geen presentielijst meer in de notulen bijgehouden.24 De wens tot samenwerking kwam tevens tot uiting bij het zoeken naar overeenstemming over verschillende onderwerpen. Een belangrijk thema in de eerste Des Indesbijeenkomsten was abortus. De deelnemers waren het over de aanpak van dit thema eens en er werd tijdens de bijeenkomsten besproken hoe ze dit in de praktijk zouden brengen. De ontstane contacten tijdens het overleg hebben een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van een wetsontwerp in de Tweede Kamer, dat werd gesteund door de PvdA, VVD en D66. In de Eerste Kamer werd het ontwerp echter door de VVD-fractie verworpen, wat tot ophef in de overleggroep leidde. De deelnemers deden het af als het ‘abortusincident’ en iemand stelde zelfs dat de commotie hierover een van de redenen was dat de VVD minder winst had geboekt dan verwacht bij de Tweede Kamerverkiezingen van mei 1977. 25 Het streven naar samenwerking bleef. Op de bijeenkomst van 14 december 1978 werd de werkwijze van de groep bepaald. De onderwerpen waarover snel overeenkomst viel te bereiken werden in de ‘zachte sector’ geplaatst. Over deze onderwerpen, waaronder !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 21
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 14 december 1978. J.L. Heldring, NRC Handelsblad 16 december 1977. 23 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek november 1979. 24 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek november 1979. 25 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 9 juni 1977. 22
!
24!
bijvoorbeeld abortus, hoefde niet veel onderhandeld te worden. Moeilijker waren de sociaaleconomische tegenstellingen tussen VVD en PvdA en hiervoor waren ook geen directe oplossingen voorhanden. Er werd daarom besloten om eerst een gezamenlijk milieubeleid op te stellen. Dit zou vanuit de JOVD moeten komen en er werd in de vergadering enigszins lacherig over gedaan. Als dat niet zou lukken, wat dan wel? Tegelijkertijd werd afgesproken dat Jacobse een VVD-rapport over arbeidstijdverkorting onder de leden zou verspreiden, Pronk zou hetzelfde doen met een PvdA-rapport over economische politiek op de langere termijn. In een latere vergadering zou hierover gesproken worden en door de leden worden bepaald of er een compromis over viel te bereiken. Ook besloten de leden op termijn de partijprogramma’s naast elkaar te leggen en te zoeken naar overeenkomsten en compromissen tussen de stukken. Herhaaldelijk is hierbij verzocht om doorkoppeling naar de wetenschappelijke bureaus van de partijen, die gezamenlijk tot een werkbaar programma moesten komen.26 Doordat het overleg serieus werd genomen en er actief werd gezocht naar overeenkomsten tussen de partijen – en daarmee naar mogelijkheden tot samenwerking – werd er regelmatig gespeculeerd over een toekomstig kabinet bestaande uit PvdA, VVD en D66. De deelnemers vonden in 1977 de verkiezingen van 1981 nog te vroeg voor regeringssamenwerking. Hierbij baseerden zij zich op de verkiezingsuitslag van 1977 waaruit bleek dat de bevolking D66 als een alternatief voor de VVD was gaan zien. Dit werd volgens de aanwezigen vooral veroorzaakt door het eerder genoemde abortusincident, waarin de Eerste Kamerfractie van de VVD een weinig liberaal standpunt innam.27 In het bespreken van de totstandkoming van een kabinet met PvdA en VVD speelde het CDA een belangrijke rol. In 1977 werd de christendemocratische partij door de Des Indesgangers gekenschetst als een ‘fusie van politieke verliezers’ en het was de vraag of deze partij in de toekomst voor de VVD een betrouwbare regeringspartner kon zijn. Ook merkte een spreker op dat samenwerking tussen socialisten en liberalen pas tot stand kon komen als het afbrokkelingsproces van het CDA voltooid was. Eveneens was een herverkaveling van het politieke krachtenveld nodig met onder andere de vorming van een conservatief blok, voordat een paarse samenwerking een reële optie werd.28 Deze analyse zou profetisch blijken, al werden enkel de voorwaarden voor mogelijke samenwerking genoemd. De verschillen tussen PvdA en VVD werden hier buiten beschouwing gelaten. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 26
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 14 december 1978. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 9 juni 1977. 28 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 9 juni 1977. 27
!
25!
Er wordt over de rol van het CDA (en eerder de drie confessionele partijen) vaak gezegd dat de partij met de PvdA over links en met de VVD over rechts kon regeren, geheel naar eigen inzicht. Dit sluit aan op de lood-om-oud-ijzer conceptie, die vanaf de jaren zestig bij de confessionele partijen de heersende politieke strategie werd.29 Hiermee stonden de christendemocraten tussen PvdA en VVD in. Polarisatie vond daardoor voornamelijk plaats tussen laatstgenoemde partijen, die elkaar uiteindelijk van samenwerking uitsloten. Na de verrassend snelle totstandkoming van het kabinet Van Agt werden de Statenverkiezingen als cruciaal gezien voor het voortbestaan van het kabinet. Zouden CDA en VVD daarbij slechts beperkt verliezen dan was abortus het enige mogelijke struikelblok, maar de kans dat het kabinet daarover zou vallen werd klein geschat.30 De tijd werd nog niet rijp geacht voor PvdA en VVD om de dominantie van het CDA te breken. Dit werd versterkt toen bleek dat het kabinet ondanks externe crises met loyalisten gewoon in functie bleef, waardoor de Des Indesgangers steeds meer begonnen te twijfelen aan het nut van het overleg. Wat was het resultaat van jarenlang bijeenkomen? In 1981 werd dit door JOVD-voorzitter Roelof Houwing samengevat in een notitie en vervolgens onder de leden verspreid. Zijn conclusie was tweeledig. Enerzijds oordeelde hij positief over het overleg. Hij stelde dat het Des Indesberaad vooral in het parlement had geleid tot meer en betere samenwerking tussen de partijen, en dat binnen de VVD serieuzer gesproken werd over een coalitie met PvdA en D66. Anderzijds was zijn oordeel negatief. Hij beschreef dat de doorbraakgedachte bij het merendeel van de deelnemers voortkwam uit een negatieve motivatie, namelijk een gezamenlijke afkeer van het CDA en niet de gedachte dat samenwerking tussen liberalen en sociaaldemocraten kon leiden tot een goed politiek beleid. Hij schreef dat het overleg hierdoor had gefaald en alleen in andere vorm kon worden voortgezet.31 Tijdens de hierop volgende bijeenkomst bleek dat de meeste deelnemers zich hiertegen verzetten. Iedereen wilde doorgaan met het overleg.32 Uit latere interviews met individuele leden blijkt dat Houwings negatieve oordeel niet door iedereen werd gedeeld. Zo stelde Geertsema in een radio-interview in 1986 dat het Des Indesberaad niet zozeer gericht was tegen het CDA, maar veeleer een alternatief wilde bieden voor centrumlinks en
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 29
D. Th. Kuiper, Tussen observatie en participatie. Twee eeuwen gereformeerde en antirevolutionaire wereld in ontwikkelingsperspectief (Hilversum 2002) 206. 30 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 12 december 1977. 31 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 19 november 1981. 32 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 24 november 1981.
!
26!
centrumrechts.33 Ook Pronk is deze mening toegedaan, hij noemt het zelfs als een van de hoofdredenen van zijn aanwezigheid tijdens het beraad: ‘Het leek mij goed voor zowel de PvdA als de VVD, als ook voor de Nederlandse politiek als zodanig, wanneer het electoraat een derde keuzemogelijkheid zou hebben’.34 Een laatste punt waaruit blijkt dat toekomstige coalitievorming het streven van het overleg was, blijkt uit het aanmoedigen van lokale samenwerking. Tijdens de bijeenkomst van 29 september 1977 in Des Indes werd gesproken over de gemeenteraadsverkiezingen van mei 1978, in het bijzonder over de collegevorming erna. Hoewel D66 landelijk had gesteld de VVD uit te sluiten van samenwerking, werd hier uitgesproken dat de partijtop geen negatief advies zou geven voor samenwerking op lokaal niveau. De plaatselijke afdelingen van D66 gingen daarnaast zonder programafspraken, dus ongebonden, de verkiezingen in.35 Dit zette de deur open voor paarse experimenten op lokaal niveau. Tijdens de eerste bijeenkomst na de gemeenteraadsverkiezingen werd dan ook vol vreugde vastgesteld dat in een relatief groot aantal gemeenten een paarse coalitie tot stand was gekomen.36 Het was voor het eerst dat deze coalitie serieus haar intrede deed in de gemeentepolitiek.37 Een bekend voorbeeld hiervan is Wassenaar, waar de latere paarse vicepremier Hans Dijkstal wethouder in deze coalitie was.38 ‘De socialisten zijn gelovigen, de christenen pragmatici’39 Het bestaansrecht van het Des Indesberaad werd voor de leden van PvdA-huize versterkt door de politieke situatie van begin jaren tachtig. Veel sociaaldemocraten waren van mening dat Van Agt in 1977 Den Uyl van zijn tweede kabinet had bestolen. Als oppositieleider kon Den Uyl echter weinig inbrengen tegen Van Agt en Wiegel. Zij hadden een hechte vriendschap opgebouwd en hierdoor regeerden zij erg makkelijk met elkaar.40 De situatie veranderde na de verkiezingen van 1981. Het eerste kabinet Van Agt had de termijn vol gemaakt, maar in 1981 verloor de coalitie de meerderheid in het parlement. Er moest naar een !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 33
Het marathoninterview met Molly Geertsema, VPRO 11 juli 1986. Mailcorrespondentie Jan Pronk, 21 mei 2013. 35 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, Verslag gesprek 29 september 1977. 36 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 779, aanvulling op nota april. 37 Toof Brader, ‘Paarse geschiedenis biedt informateurs weinig houvast’, Nieuwsblad van het Noorden 16 mei 1994. 38 Carla van Baalen, ‘’I’m still confused, but at a higher level’ – Over niet-confessionele politiek en de humanistische beweging. Rondetafelgesprek onder leiding van Carla van Baalen, geredigeerd door Peter Derkx’, in: Bert Gasenbeek en Peter Derkx (ed.), Georganiseerd humanisme in Nederland: geschiedenis, visies en praktijken (Amsterdam 2006) 60-85, aldaar 66. 39 Jan Terlouw, Naar zeventien zetels en terug. Politiek dagboek 9 maart 1981- 5 november 1982 (Utrecht 1983) 221. 40 Hoedeman, Hans Wiegel, 109; Koster, De eenzame fietser, 163. 34
!
27!
andere regeringspartner gezocht worden en er ontstond na een lange formatie een coalitie van CDA, PvdA en D66. Het hieruit voortkomende kabinet was het eerste (en vooralsnog het laatste) kabinet dat ten val kwam voordat het zich aan de Kamer presenteerde. De ontslagaanvraag werd geweigerd en het kabinet regeerde uiteindelijk 260 dagen tot het definitief viel. Door Lubbers werd het later betiteld als ‘een lelijk kindje’41 en tegenwoordig heerst van links tot rechts consensus dat het één van de grootste drama’s uit de parlementaire geschiedenis is. Zo spreekt politiek historicus Henk Te Velde van ‘(…) het hopeloze, o zo korte kabinet-Van Agt/Den Uyl’42 en toenmalig politiek redacteur van de Telegraaf Kees Lunshof bestempelt het als ‘zowat het slechtste kabinet dat Nederland in de twintigste eeuw heeft gehad’.43 Achter deze negatieve waardeoordelen gaat over het algemeen dezelfde verklaring schuil. Te Velde en De Rooy beschrijven dit door te stellen dat het kabinet nauwelijks functioneerde, ‘voor een deel door de tegenstelling tussen Van Agt en Den Uyl, voor een deel ook door het matige optreden van Den Uyl als minister’.44 Hoewel een stroeve verhouding tussen premier en vicepremier mijns inziens niet voldoende is om de val van een kabinet te verklaren, is het wel aannemelijk dat het een belangrijke rol heeft gespeeld. De spanningen kwamen voornamelijk voort uit oud zeer. Zo was Van Agt de Mentenaffaire nog niet vergeten. Ook bevond zijn kompaan Wiegel zich tegenover hem in de Kamer als de nieuwe oppositieleider, doordat PvdA en D66 iedere coalitie met CDA en VVD afsloegen. Dit leidde ertoe dat de premier op voorhand weinig zin had in zijn nieuwe kabinetstermijn.45 Dit kwam al tijdens de formatie tot uiting in milde provocaties aan het adres van de PvdA. Zo sprak hij toen een akkoord nabij was op televisie uit, dat het ‘een voortzetting van het oude beleid is, met een scheutje PvdA erin’.46 Deze en vergelijkbare uitspraken werden hem niet in dank afgenomen. Ook Den Uyl maakte zich onmogelijk in het kabinet, zij het op geheel eigen wijze. Hij is er in geslaagd om tijdens zijn vicepremierschap iedere minister van zich te vervreemden. Vicepremier Terlouw vermoedde in februari 1982 al dat alleen Van Thijn en Jos van Kemenade nog achter hun politiek leider stonden.47 Van Kemenade heeft later echter !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 41
Bas Kromhout, “Coalities tussen sociaaldemocraten en confessionelen”, Historisch Nieuwsblad augustus 2006. 42 Te Velde, Stijlen van leiderschap, 224. 43 Lunshof, Van polderen en polariseren, 85. 44 De Rooy en Te Velde, Met Kok, 30. 45 Koster, De eenzame fietser, 195. 46 Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt Biografie, 416. 47 Terlouw, Naar zeventien zetels, 179.
!
28!
gezegd dat ‘Joop in toenemende mate een probleem werd’ en Van Thijn ging zelfs nog een stap verder: ‘Van Agt vatte de discussies goed samen. Daarna kwam Den Uyl: “Collega, hou mij ten goede. U heeft alles uitstekend samengevat, maar ik heb toch nog een enkele kanttekening.” Hij deed daarna alles dunnetjes over, om gek van te worden.’48 Tekenend is de houding van Terlouw tegenover Van Agt en Den Uyl. Hij heeft in 1981 en 1982 een dagboek bijgehouden en lezing hiervan leidt tot een opmerkelijke conclusie. Aan het begin van het dagboek is Den Uyl een goede vriend van hem, ze zijn zelfs samen gaan zeilen.49 Deze houding veranderde radicaal. Al na enkele maanden schreef hij over Den Uyl: ‘Hij had grote kwaliteiten, maar hij heeft zichzelf overleefd. Hij is onmogelijk geworden’.50 Van Agt daarentegen, die in het begin geen goed kon doen, werd Terlouws favoriete politieke bondgenoot. Waar hij in het begin van zijn dagboek nog de etentjes met Den Uyl noemt, beschrijft hij tegen het einde ervan hoe goed hij met ‘Dries’ en de andere CDA’ers overweg kon: ‘Met Van Agt en Van der Stee was het lekker onderhandelen: gewoon geven en nemen en dan een borrel erop.’ Om hier later nog aan toe te voegen: ‘De socialisten zijn gelovigen, de christenen pragmatici’.51 De spanningen in het kabinet werden vooral duidelijk na de Provinciale Statenverkiezingen van 24 maart 1982. Deze betekenden een groot verlies voor de PvdA. In vergelijking met de uitslag van de Kamerverkiezingen van 1981 daalde de partij 8%. Het CDA daarentegen steeg 3% en de VVD steeg met 5% tot de tweede partij van het land, waardoor de combinatie CDA/VVD een meerderheid van 55% van de stemmen had. Aan deze uitslag werden door de PvdA en het CDA verschillende conclusies verbonden. Voor de PvdA was het duidelijk dat deelname aan het kabinet niet op prijs werd gesteld door de kiezer.52 Het CDA, met name Van Agt, stelde dat op basis van de uitslag het beleid moest veranderen: ‘een scheutje minder rood en wat meer groen’.53 In een periode van economische crisis leverde dit een onmogelijke situatie op. Het land moest bestuurd worden, maar premier en vicepremier wisten het na 24 maart nog maar zelden eens te worden. Door deze partijpolitieke polarisatie is het kabinet uiteindelijk in mei 1982 gevallen. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 48
Koster, De eenzame fietser, 216. Terlouw, Naar zeventien zetels, 62. 50 Terlouw, Naar zeventien zetels, 127. 51 Terlouw, Naar zeventien zetels, 221. 52 Bleich, Joop den Uyl, 426. 53 Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt Biografie, 436. 49
!
29!
Hoewel het tweede kabinet Van Agt slechts 260 dagen heeft geregeerd, hebben de gevolgen ervan veel langer doorgewerkt. De relatie tussen Van Agt en Den Uyl was onherstelbaar beschadigd54, D66-voorman Terlouw wilde bij voorkeur niet meer met de PvdA regeren55 en bij de PvdA ontstond een zeker wantrouwen jegens D66 dat in de formatie van 1989 nog een rol zou spelen.56 Tegelijkertijd waren alle partijen zich ervan bewust dat het land geregeerd moest worden om uit de economische crisis te komen.57 De combinatie van polariseren en besturen werkte niet langer, maar vooral CDA en PvdA konden de polarisatiestrategie niet loslaten. Van Agt en Den Uyl werden er teveel mee geïdentificeerd om er afstand van te kunnen nemen.58 Grote veranderingen Doordat Van Agt, Den Uyl en Terlouw bij voorgaande verkiezingen uiterst succesvol voor hun partij waren geweest, werd in 1982 wederom een beroep op hen gedaan. Zo kwamen zij opnieuw tegenover elkaar te staan in de verkiezingen van 8 september 1982. De belangrijkste nieuwkomer was Nijpels als opvolger van Wiegel bij de VVD. Nijpels beëindigde na de verkiezingen weliswaar zijn deelname aan het Des Indesoverleg, maar onder zijn aanvoering voerde de VVD wel degelijk een meer progressieve koers. Historicus Jouke Turpijn omschrijft hem zelfs als ‘rechtse provo’.59 Nijpels won fors bij de verkiezingen en de VVD kreeg 36 zetels in het parlement. Het CDA daalde naar 45 zetels en de PvdA steeg naar 47. D66 verloor 11 zetels, wat voor Terlouw reden was om op te stappen. Aangezien de PvdA de verkiezingen won, werd PvdA’er Van Kemenade tot informateur benoemd. Hij concludeerde echter na drie weken al dat een kabinet met de PvdA erin onmogelijk was. Vervolgens werd door een nieuwe informateur de optie CDA/VVD onderzocht. Volkomen onverwachts kondigde Van Agt op 13 oktober zijn vertrek uit de landelijke politiek aan en wees Lubbers als opvolger aan. Terlouw werd tijdelijk opgevolgd door Brinkhorst, die op zijn beurt het stokje overdroeg aan Maarten Engwirda. Hiermee was Den Uyl de enige leider van een grote partij die in 1982 aanbleef. Deze situatie is opmerkelijk. In 1977 bereikten de paarse partijen voor het eerst een meerderheid in het parlement met 89 zetels. Door de geringe bereidheid tot compromissen van de PvdA zocht het CDA toen echter de VVD als coalitiepartner. De verkiezingen van !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 54
Lunshof, Van polderen en polariseren, 89. Terlouw, Naar zeventien zetels, 253. 56 Peter Rehwinkel en Jan Nekkers, Regerenderwijs. De PvdA in het kabinet Lubbers/Kok (Amsterdam 1994) 18. 57 Becker, ‘Paars Licht, 148-165. 58 Lunshof, Van polderen en polariseren, 52. 59 Jouke Turpijn, 80’s dilemma. Nederland in de jaren tachtig (Amsterdam 2011) 53. 55
!
30!
1981 leverden verlies op voor de VVD en het CDA ging als grootste partij over links regeren. De paarse partijen behaalden 87 zetels in 1981. In 1982 kwamen ze weer op 89 zetels, was de PvdA de grootste partij en had de conservatieve liberaal Wiegel plaatsgemaakt voor de progressieve liberaal Nijpels. Toch zou hier geen paarse samenwerking uit voortkomen. De relatief jonge Nijpels werd onder grote druk gezet door conservatieve partijgenoten, waardoor een eventuele samenwerking met de sociaaldemocraten niet haalbaar was.60
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 60
Gerard Driehuis en Frenk van der Linden, ‘De richtingenstrijd der liberalen: ‘Nijpels mag nooit een Genscher worden’’, De Tijd 10 december 1982.
!
31!
3. Het tijdperk Lubbers Het jaar 1982 wordt door veel historici gezien als een omslagpunt in de Nederlandse parlementaire geschiedenis.1 Er kwam een nieuwe generatie politici aan de macht en met hen veranderde het aangezicht van de politiek. Na een periode van twintig jaar polarisatie brak een nieuw tijdperk van consensus aan. Centraal hierin stond de nieuwe premier, Ruud Lubbers. Hij zou de jongste en de langstzittende minister-president van Nederland worden en zijn manier van politiek bedrijven heeft in de jaren tachtig een belangrijke bijdrage geleverd aan het oplossen van de economische crisis.2 Lubbers regeerde tweemaal met de VVD en eenmaal met de PvdA. Daarna kwam Paars aan de macht. Volgens velen was het beleid van de paarse kabinetten niets anders dan een voortzetting van Lubbers’ beleid.3 Zodoende is het belangrijk om de periode van Lubbers te onderzoeken om een goed beeld te kunnen geven van de vorming van Paars. In dit hoofdstuk kijk ik hiertoe in de eerste plaats naar de kabinetten Lubbers I en II. Waarin verschilden zij van voorgaande kabinetten en wat voor gevolgen hadden zij voor de totstandkoming van Paars? In de tweede plaats kijk ik naar het Des Indesberaad van 1982 tot 1986, de periode waarin de PvdA de laatste grote polariserende partij was. Ik onderzoek hoe hierop werd gereageerd in het overleg. Tenslotte kijk ik naar de vernieuwingsbeweging binnen de PvdA vanaf 1986, waardoor de partij uiteindelijk in het derde kabinet Lubbers kon aanschuiven. Ook hierdoor veranderde het Des Indesoverleg. Het eerste kabinet Lubbers Na het plotselinge vertrek van Van Agt uit de landelijke politiek werd Lubbers naar voren geschoven als zijn opvolger. Hoewel hij slechts 43 jaar oud was, had hij al een indrukwekkende carrière in de politiek erop zitten. Hij was minister van Economische Zaken in het kabinet Den Uyl en vanaf eind jaren zeventig fractievoorzitter van het CDA. In 1982 kreeg hij de kans om leiding te geven aan zijn eigen kabinet. Na het debacle met de PvdA in datzelfde jaar was de enige logische bondgenoot de VVD. Hoewel Nijpels een frequente Des Indesganger was, schoof hij in 1982 direct aan bij onderhandelingen met het CDA. Het kabinet dat hieruit voortkwam wordt gezien als één van de meest doorpakkende kabinetten die Nederland gehad heeft, aangezien de regeringsploeg erin slaagde miljarden !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 1
Becker, ‘Paars licht’, 150. Steinmetz, Ruud Lubbers, 11. 3 De Vries, Paars en de managementstaat, 32. 2
!
32!
guldens aan bezuinigingen door het parlement te loodsen, met instemming van de vakbonden.4 Dit was bittere noodzaak gelet op de economische crisis waarin het land verkeerde. Lubbers spoorde vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties aan akkoord te gaan met loonmatiging om de staatsschuld terug te dringen. Binnen enkele dagen zetten de vertegenwoordigers, waaronder FNV-voorzitter Wim Kok, allemaal hun handtekening. Het document waarop zij dit deden is bekend geworden als het historische Akkoord van Wassenaar.5 Lubbers was gewend de problemen die op zijn pad terechtkwamen op pragmatische wijze aan te pakken. Onder zijn leiding werd het CDA een catch-all beweging, waarin ethiek een minder prominente rol vervulde.6 Lubbers kreeg door zijn zakelijke aanpak de reputatie veel meer een manager en een zakenman dan een politicus te zijn. Zelf noemde hij zich de ‘directeur van BV Nederland’.7 Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in zijn aanpak van het abortusprobleem. Waar zijn voorganger duidelijk maakte dat hij er niet van gediend was uit ethische overtuiging, zag Lubbers het enkel als een probleem dat opgelost diende te worden. Hij is actief op zoek gegaan naar een compromis met de VVD en vond dit uiteindelijk ook.8 Conflicten tussen ministers, voor zover die er waren, werden binnenskamers gehouden en naar buiten toe trad het kabinet op als eenheid. Dit was een groot verschil met de kabinetten Den Uyl en Van Agt II: de polarisatie was verdwenen. Politiek werd steeds vaker ‘saai’ genoemd. In analyses achteraf wordt gesteld dat Lubbers met zijn nononsensebeleid verantwoordelijk was voor de verzakelijking van de Nederlandse politiek.9 Lubbers zelf stelde in een interview naar aanleiding van zijn tienjarig jubileum als premier dat hij er trots op was dat hij de politiek saai had gemaakt. Hij stelde dat er een einde gekomen was aan politieke mobilisatie.10 De samenwerking met de VVD was in deze periode goed. Intern liep het bij de VVD minder. De liberalen kregen te maken met een aantal affaires, waarvan de opvallendste betrekking had op vicepremier Gijs van Aardenne. Hij wist zichzelf onherstelbaar te beschadigen toen in de parlementaire enquête betreffende de RSV-werf naar buiten kwam dat hij in 1980 de Kamer verkeerd had ingelicht. Hij mocht aanblijven, maar werd vanuit de !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 4
Lunshof, Van polderen en polariseren, 123. Henk te Velde, Van regentenmentaliteit tot populisme. Politieke tradities in Nederland (Amsterdam 2010) 216. 6 Koole, Politieke partijen, 349. 7 Hans Margés, ‘Lubbers en zijn ambtenaren’, in: Joustra en Van Venetië, Ruud Lubbers, 199-212, aldaar 207. 8 Annemarie Gualthérie van Weezel, De smaak van de macht. Gesprekken met oud-premiers (Den Haag 2011) 83. 9 Lunshof, Van polderen en polariseren, 160. 10 Max van Weezel en Leonard Ornstein, ‘In de voetsporen van Drees. Lubbers zit er niet om lellen uit te delen’, Vrij Nederland 23 januari 1993. 5
!
33!
Kamer omschreven als ‘aangeschoten wild’. Met een lamgeslagen leider in de regering hadden de liberalen slechts beperkte invloed en de resultaten van het kabinet werden al snel op het conto van Lubbers geschreven.11 Overigens had niet iedere partij zich neergelegd bij het einde van de polarisatie. Den Uyl bleef de PvdA aanvoeren op de manier die hij gewend was. Sommigen spreken eufemistisch over de ‘moeilijke jaren’ van Den Uyl12, maar zijn houding maakte duidelijk dat hij zijn beste tijd ver achter zich had liggen.13 Desalniettemin bleven de sociaaldemocraten onverminderd populair bij een groot deel van de bevolking, waardoor de politiek gedurende de jaren tachtig een tweestrijd bleef tussen PvdA en CDA. Het voornaamste verschil bestond eruit dat de PvdA niet met een andere partij kon regeren, tenminste zolang zij onder aanvoering van Den Uyl stond. In dezelfde periode klom D66 onder hernieuwde leiding van Hans van Mierlo langzaam uit haar dal. De partij speelde, afgezien van een korte opleving onder Terlouw, al jaren geen politieke rol van betekenis meer. Van Mierlo nam in 1985 het lijsttrekkerschap van de partij opnieuw op zich, waarbij hij de toespraak Een reden van bestaan hield. D66 zou terug moeten naar het begin, waarin vernieuwing van het politieke stelsel voorop stond. Hij riep in zijn toespraak eveneens op tot het beëindigen van de polarisatie tussen PvdA en VVD.14 Deze oproep werd al jarenlang door de Des Indesleden nagestreefd, wat afbreuk doet aan de gedachte dat enkel D66 de stuwende kracht achter Paars zou zijn. Het tweede kabinet Lubbers Lubbers werd in 1986 herkozen, het CDA behaalde negen zetels winst, terwijl de VVD negen zetels verloor. Nijpels trad noodgedwongen als fractievoorzitter af en kreeg een ministerspost in het kabinet Lubbers II. Door de gewijzigde zetelaantallen werd de dominantie van het CDA, of beter gezegd van Lubbers, verder vergroot. De meeste ministers bleven op hun ministerie, het voornaamste verschil was dat de VVD een minister minder kreeg en het CDA een minister meer. Hierdoor kreeg de VVD nog minder kans om een stempel op het beleid te drukken, dat door de media aan Lubbers werd toegeschreven. Dit leidde tot frictie bij de VVD en zorgde voor stroevere verhoudingen binnen het kabinet.15
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 11
Steinmetz, Ruud Lubbers, 158. Bleich, Joop den Uyl, 429. 13 Lunshof, Van polderen en polariseren, 52. 14 Van der Land, Tussen ideaal en illusie, 243. 15 Steinmetz, Ruud Lubbers, 159. 12
!
34!
De verslechterde verhouding kwam al enkele maanden na het aantreden van het kabinet tot uiting, toen vicepremier Rudolf de Korte negatieve uitspraken deed over een gepland bezoek van koningin Beatrix aan de Japanse keizer Hirohito. Lubbers zegde hem de wacht aan door in de Kamer te stellen dat deze uitspraken vallen ‘in de categorie eens maar nooit weer’. Lubbers kon doen wat hij wilde en de VVD-fractie in de Tweede Kamer begon steeds meer aan het ‘calimerocomplex’ te lijden. De liberalen voelden zich erg klein naast het grote CDA. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting toen het voornemen tot de afschaffing van de WIR (een investeringsregeling voor bedrijven) naar de media lekte en er een run op geld ontstond. VVD-leider Joris Voorhoeve beschuldigde direct Lubbers, die Voorhoeve op zijn beurt ‘politiek vandalisme’ verweet. De verbale tik van Lubbers zette Voorhoeve op zijn plaats en de VVD-fractie liet het gelaten over zich heen komen.16 De relatie tussen CDA en VVD raakte zo in deze kabinetsperiode ernstig bekoeld. Dit bood kansen voor de PvdA. Den Uyl was na de verkiezingen opgevolgd door de meer pragmatisch ingestelde Kok. Daarnaast was duidelijk dat het CDA in een volgend kabinet bij voorkeur met de PvdA wilde regeren.17 Hiertoe werden in het geheim ook voorbereidende gesprekken gevoerd tussen vertegenwoordigers van PvdA en CDA. Namens de PvdA hebben onder andere Bram Peper en Wim Meijer hier een bijdrage aan geleverd.18 Peper was sinds 1982 deelnemer aan het Des Indesberaad.19 Wim Meijer gaf in 1986 nog een interview aan Elsevier waarin hij zich uitsprak voor een paars kabinet.20 Geertsema bedankte hem hiervoor in een persoonlijke brief, waarin hij tevens verwees naar de besprekingen in Des Indes die Meijer ‘welbekend’ waren.21 Meijers interview behelsde de wetgeving aangaande euthanasie. Dit was in de Kamer ingediend en achter de schermen tegengehouden door premier Lubbers. Omwille van de coalitie mocht de VVD van hem niet voor de wetgeving stemmen, waardoor dit niet door de Kamer is aangenomen.22 Toch dachten de liberalen volgens Geertsema op dat moment niet aan samenwerking met de PvdA. Dat had als voornaamste oorzaak ‘de (te) geringe plaats, die de immateriële zaken in het praktisch politieke denken innemen, m.a.w. de echte liberale beginselen hebben niet die prioriteit die ze zouden moeten hebben’.23 !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 16
J. Bosmans, Staatkundige vormgeving in Nederland (Assen 1999) 146. Lunshof, Van polderen en polariseren, 152. 18 Steinmetz, Ruud Lubbers, 167. 19 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 780, Verslag gesprek 28 september 1982. 20 Nico van Grieken en Paul Grijpma, ‘Een PvdA/VVD-kabinet?’, Elsevier Magazine 15 februari 1986. 21 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, brief aan Wim Meijer 18 februari 1986. 22 Van Grieken en Grijpma, ‘Een PvdA/VVD-kabinet?’. 23 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, brief aan Wim Meijer 18 februari 1986. 17
!
35!
Het kabinet is gevallen over de financiering van het milieubeleid. Nijpels had een milieuplan opgesteld, dat onder meer gefinancierd moest worden uit de reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer en een verhoging van de brandstofaccijns. Dit was tegen het zere been van veel VVD’ers en na een hetze van De Telegraaf besloot de fractie dit onderwerp hoog op te nemen. Er zijn twee lezingen hoe dit kabinet uiteindelijk hierover ten val kwam. De eerste is dat de VVD geen zin meer in deelname aan het kabinet had, omdat de liberalen zich nietig voelden naast het CDA. Een tweede lezing is dat Lubbers er geen zin meer in had en met de PvdA wilde regeren. Hij stond bekend om zijn compromissen, maar hier weigerde hij de VVD tegemoet te komen.24 De val van dit kabinet heeft de kiem gelegd voor Paars, zo betoogt Bert Steinmetz. Hij stelt dat hierdoor de voorstanders van Paars onder leiding van De Grave het pleit binnen de VVD wonnen.25 Uit de notulen van het Des Indesberaad blijkt echter dat al geruime tijd voor de val van het kabinet bijna driekwart van de VVD Tweede Kamerfractie liever met de PvdA zou regeren.26 Desalniettemin is de val van Lubbers II wel degelijk belangrijk geweest. Het CDA kon naar willekeur over links of over rechts regeren, maar hier zette het de verhouding met andere partijen op scherp. Eerder al was de samenwerking met de PvdA slecht gegaan, nu lukte ook regeren met de VVD niet meer. Daar stond tegenover dat de VVD al in 1977 besloot dat er geen onderscheid zou worden gemaakt tussen PvdA en CDA in formatieonderhandelingen. De PvdA nam dit voorbeeld in 1982 over, na een harde botsing met het CDA. Bij het CDA heerste nog altijd de lood-om-oud-ijzergedachte, waardoor het weinig uitmaakte hoe de omgang met de coalitiepartner was. Dat deze opstelling een bijdrage zou leveren aan de toenadering tussen PvdA en VVD werd niet voor mogelijk gehouden. Des Indes In de jaren tachtig is het Des Indesoverleg onverminderd doorgegaan. Gedurende deze periode van consensus in de politiek verschilde de vorm van het overleg behoorlijk. Het overleg is qua aanzien fors gestegen en de invloed ervan werd steeds beter zichtbaar: binnen de partijen en in de media kon de paarse optie uiteindelijk serieus besproken worden. Het belang van het overleg komt in deze periode op drie manieren naar voren. In de eerste plaats
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 24
Nijland, ‘De val van kabinet Lubbers II’. Steinmetz, Ruud Lubbers, 172. 26 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 782, Verslag gesprek 21 juni 1989. 25
!
36!
de verandering na de verkiezingen van 1982, gevolgd door de toenemende inhoudelijke gesprekken en tenslotte het publiekelijk bespreekbaar maken van de paarse optie. De eerste bijeenkomst na de verkiezingen van 1982 maakte direct duidelijk dat er een verandering plaatsvond in het Des Indesoverleg. Nijpels was voor het laatst aanwezig, na zijn spectaculaire verkiezingswinst en zijn weigering om met formateur Van Kemenade te spreken. Hij stelde tevens zijn opvolger in de groep voor, Loek Hermans. Daarnaast waren van iedere partij afgevaardigden van het hoofdbestuur aanwezig en was er een uitnodiging verstrekt aan de fractievoorzitters van de partijen. Vandaar de aanwezigheid van Nijpels en Wim Meijer van de PvdA. Tevens trad PvdA’er Bram Peper toe als nieuw lid van de groep.27 De PvdA’ers namen direct het voortouw in de vergadering. Meijer besprak de positieverandering van de PvdA ten aanzien van de VVD. Hij stelde dat VVD en CDA wat de PvdA betreft uitwisselbaar waren, maar dat afspraken met de liberalen harder leken. Daarnaast was de PvdA tot de conclusie gekomen dat een coalitieakkoord met de VVD eenvoudiger te realiseren was dan met het CDA.28 Het is opvallend dat de PvdA’ers in deze vergadering veel verder gingen dan in voorgaande, wat logischerwijs voortkomt uit het mislukken van het kabinet Van Agt II. Peper stelde direct aan het begin van de bijeenkomst dat het Des Indesoverleg een duidelijke functie moest hebben en een bijdrage moest leveren aan de samenwerkingsgedachte. Hij was ‘gaarne bereid mee te werken, onder de voorwaarde dat er iets uit gaat komen’.29 In deze vergadering is dan ook besloten dat het Des Indesberaad moest worden verruimd, het moest meer uit de beslotenheid worden gehaald. Initiatieven daartoe konden door de leden individueel worden uitgevoerd. Vanaf dit moment traden vooral de leden die minder politiek actief waren vaker in de media op. Zij gebruikten de media als platform om de bevolking aan het idee van een paarse coalitie te laten wennen. In de pers werd zodoende vaker over het beraad gesproken, zij het niet inhoudelijk. Het weekblad De Tijd maakte bijvoorbeeld melding van de verandering in de gesprekken: ‘Dank zij Bram Peper (…) wordt het van nu af een beetje formeren van de volgende regering.’30 De strategie werd in 1984 nogmaals genoemd, toen JOVD-voorzitter Bart Lijdsman een notitie naar de leden stuurde getiteld ‘werkwijze van het Des Indesoverleg’, waarin hij de verschillende opties besprak. Hij stelde in de eerste plaats blij te zijn dat PvdA en VVD !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 27
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 780, Verslag gesprek 28 september 1982. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 780, Verslag gesprek 28 september 1982. 29 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 780, Verslag gesprek 28 september 1982. 30 Driehuis en Van der Linden, ‘De richtingenstrijd der liberalen’. 28
!
37!
elkaar niet langer uitsloten, maar dat betekende niet dat het overleg geen functie meer had. PvdA en VVD spraken namelijk nooit hardop over samenwerking, aangezien dat in het overleg wel gebeurde was dat de meerwaarde ervan. Het gesprek over samenwerking moest echter wel op een hoger plan komen. Hiertoe waren twee wegen mogelijk. In de eerste plaats via concrete politieke actie via het parlement. Daarnaast moest gezocht worden naar een gemeenschappelijke noemer, wanneer mocht blijken dat standpunten van elkaar verschilden.31 De combinatie van beide zou moeten leiden tot meer draagvlak voor een paarse samenwerking. De Des Indesgangers konden hier zelf een bijdrage aan leveren door interviews te arrangeren en opiniestukken in de landelijke dagbladen te plaatsen. Dit diende op persoonlijke titel te gebeuren.32 Het is dan ook opvallend dat alle leden in media-optredens hebben gesteld op persoonlijke titel bij het overleg aanwezig te zijn. Het belang van het overleg en de nieuwe strategie kwamen tot uiting in de inhoudelijke besprekingen die gevoerd werden tijdens de bijeenkomsten. Vanaf 1982 werden bij bespreking van een bepaald onderwerp de fractiespecialisten van de verschillende partijen hiervoor uitgenodigd. Vooraf zou er een notitie worden opgesteld over het betreffende onderwerp en deze zou tijdens de bijeenkomst worden besproken.33 Zo kregen Arie van der Hek (PvdA), Rudolf de Korte (VVD) en Maarten Engwirda (D66) een uitnodiging om namens hun partij een notitie op te stellen voor het Des Indesberaad over sociaaleconomische politiek.34 Daarnaast kregen de wetenschappelijke bureaus van PvdA en VVD opdracht de verschillen tussen beide partijen te inventariseren. Deze inventarisatie zou als basis voor verdere Des Indesvergaderingen kunnen dienen. Gedurende de bijeenkomst van 12 juni 1984 is hier met de directeuren van beide bureaus over gesproken, Joop van den Berg namens de Wiardi Beckmanstichting en Klaas Groenveld namens de Teldersstichting. Zij bleken niet bereid te zijn tot het inventariseren van de verschillen tussen de partijen om tot toenadering te komen. Zij stelden dat het de taak van wetenschappelijke bureaus is te analyseren, niet beleid voor te bereiden aangezien dat politiek bedrijven is. Er werd wel gesuggereerd dat de bureaus meer konden samenwerken, bijvoorbeeld door het organiseren van symposia.35
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 31
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Notitie Lijdsman 1984. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Notitie Lijdsman 1984. 33 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 780, Verslag gesprek 28 september 1982. 34 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Brief aan Geertsema 14 januari 1984. 35 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 780, Verslag gesprek 12 juni 1982. 32
!
38!
Binnen het overleg konden wel beleidsvoorbereidingen worden getroffen en dat werd dan ook het streven. Een voorbeeld hiervan is een agendapunt voor de bijeenkomst van 28 mei 1985: ‘concrete uitwerking op beleidsterreinen op grond van voorgaande bijeenkomsten’.36 Op basis hiervan zou je kunnen zeggen dat het overleg veranderde in een verkenning van de eventuele mogelijkheid tot een coalitie tussen de drie partijen. Op de bijeenkomst van 17 december 1985 was Hans van Mierlo aanwezig om te spreken over zijn eerder gehouden toespraak Reden van bestaan. Tijdens deze bijeenkomst werd door Van Mierlo uitgesproken dat het CDA niet structureel groeit, maar wel in het centrum van de macht blijft. Hij meende dat democratische vernieuwingen hierdoor werden tegengehouden en dat VVD en PvdA niet wezenlijk op zoek waren naar vernieuwingen uit angst voor verlies van kiezers. Voorts gaf hij aan dat de verschillen tussen VVD en PvdA niet hoeven te leiden tot uitsluiting van elkaar.37 Van Mierlo’s mening sloot goed aan bij de opvattingen van de leden van het inmiddels bijna tien jaar durende overleg. Schuivende sociaaldemocraten en crisis bij de VVD De leiderschapswisseling bij de PvdA betekende een radicale koerswijziging voor de sociaaldemocratie in Nederland. Kok zette in op vernieuwing van de partij, al bij zijn aantreden als partijleider sprak hij uit dat de partij ‘de luiken open moest zetten’.38 In 1986 stelde Kok drie commissies in die deze vernieuwing gestalte moesten geven. Twee van de hieruit voortgekomen rapporten zijn opmerkelijk te noemen: Schuivende Panelen en Bewogen Beweging. Het eerste rapport, Schuivende Panelen, verscheen in 1987. De commissie onder leiding van Jan Pronk betoogde hierin dat de partij niet kon vasthouden aan de traditionele sociaaldemocratie, maar dat zij haar standpunten zorgvuldig moest afstemmen op de moderne tijd. Het in 1988 gepubliceerde rapport Bewogen Beweging was opgesteld door een commissie onder leiding van Kok zelf. Centraal hierin stond de mogelijkheid om een toekomstige alliantie met zowel de christendemocraten als met de liberalen te vormen.39 De invloed van beide rapporten was ook terug te vinden in het meer gematigde verkiezingsprogramma van de partij in 1989.40 !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 36
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Uitnodiging 18 januari 1985. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 17 december 1985. 38 Ruud Koole, ‘De ondergang van de sociaal-democratie? De PvdA in vergelijkend en historisch perspectief’. Jaarboek van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (1992) 73-98, aldaar 74. 39 Becker, ‘Paars licht’, 153. 40 PvdA verkiezingsprogramma 1989. 37
!
39!
Met deze vernieuwingsbeweging veranderde het karakter van de partij fundamenteel. De PvdA zocht een middenweg tussen de klassieke sociaaldemocratie en het neoliberalisme van de jaren tachtig. Hiermee schoof de partij van de linkerzijde van het politieke spectrum naar het midden.41 In 1995 sprak Kok in zijn Den Uyl-lezing in de Rode Hoed uit dat de koerswijziging was voltooid en dat de partij erin geslaagd was haar ideologische veren af te schudden.42 De partij werd zo een voorbeeld van de Third Way, waarbij gestreefd werd naar samenwerking tussen links en rechts door zelf een middenpositie in te nemen.43 Deze koerswijziging had als belangrijkste reden dat de sociaaldemocraten weer regeringsverantwoordelijkheid wilden dragen.44 Door de verschuiving van de PvdA vanaf 1986 naar het politieke midden, verdween de polarisatie uit de Nederlandse politiek. Alle grote partijen bevonden zich nu in het kleurloze midden van het spectrum, terwijl zij in de jaren zeventig nog bewust de ideologie vooropstelden. Samenwerking tussen PvdA en VVD was vanaf dit moment eenvoudiger uit te leggen, ware het niet dat de VVD zich in de jaren tachtig in een interne crisis bevond.45 De sociaalliberale Voorhoeve bleek geen sterke fractieleider te zijn, getuige bijvoorbeeld het geruchtmakende debat over het reiskostenforfait. Dankzij een openstaande microfoon voor een televisieprogramma werd duidelijk dat Frank de Grave gedurende het debat Voorhoeve opdracht gaf bepaalde vragen te stellen.46 Volgens de latere VVD-leider Frits Bolkestein was er ‘geen cohesie binnen de VVD’. Het gebrek hieraan bestond volgens Bolkestein al sinds het aantreden van Nijpels in 1982.47 In combinatie met de onzichtbaarheid van de partij in de kabinetten Lubbers, leidde de interne crisis tot stemmenverlies. Gedurende de jaren tachtig nam het zetelaantal van de VVD dan ook flink af: van 36 in 1982, naar 27 in 1986 en naar 22 in 1989. Des Indes Binnen het Des Indesberaad veranderde de attitude van de deelnemers van PvdA en VVD gedurende de jaren tachtig behoorlijk. Waar Peper en Meijer in 1982 nog tot haast maanden !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 41
R. Eisinga, Ph.H. Franses en P. Scheepers, ‘Trends in de links-rechts oriëntatie van de Nederlandse kiezers, 1978-1995’, in: Gerrit Voerman (ed.), Jaarboek 1996 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1997) 215-228. 42 Wim Kok, ‘We laten niemand los. Den Uyl-lezing 1995’. 43 De Rooy en Te Velde, Met Kok, 137. 44 Rehwinkel en Nekkers, Regerenderwijs, 10. 45 Becker, ‘Paars licht’, 155. 46 Belevenissen: Frank de Grave, VPRO 1989. http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.7059098.html 47 Max van Weezel en Leonard Ornstein, Frits Bolkestein. Portret van een liberale vrijbuiter (Amsterdam 1999) 116.
!
40!
en resultaten eisten, was gedurende 1985 vrijwel geen PvdA’er meer aanwezig. Met het oog op naderende verkiezingen, waarbij op voorhand al duidelijk was dat CDA en VVD met elkaar verder wilden, zagen de PvdA-politici vermoedelijk weinig mogelijkheden om in het overleg iets te realiseren. Op 17 december sprak de vergadering hier haar ‘treurnis’ over uit, ‘JOVD en voorzitter zullen gepaste actie ondernemen’.48 Dit had blijkbaar het gewenste effect: in 1986 zijn enkele vergaderingen uitgesteld wegens conflicterende agenda’s. De belangstelling voor het overleg was bij politici van alle drie de partijen weer volop aanwezig. Duidelijk werd dat de aanwezige VVD’ers steeds meer antipathie voor het CDA voelden en een samenwerking met de sociaaldemocraten nastreefden. Een VVD fractielid gaf in 1989 aan dat voorafgaand aan de kabinetscrisis 20 van de 27 Kamerleden liever met PvdA dan met CDA zouden regeren en hij vermoedde dat het aantal na de crisis gestegen was.49 Ook de opzet van het overleg veranderde. Eerder al werden fractiespecialisten uitgenodigd om bepaalde onderwerpen in de groep te bespreken, nu werd er ook veel gewicht gegeven aan de totstandkoming van twee wetten. De Wet Gelijke Behandeling en de wetgeving aangaande euthanasie werden tijdens het beraad herhaaldelijk besproken. PvdA, VVD en D66 wilden deze wetten invoeren, maar over de inhoud ervan verschilden zij enigszins van mening. Gedurende het Des Indesoverleg is door fractieleden van de drie partijen besproken wat het fractiestandpunt hierover was en of de andere partijen bereid waren bepaalde wijzigingen aan te brengen.50 Hoewel de wetsontwerpen zelf door individuele Kamerleden zijn opgesteld, is het duidelijk dat hier op zijn minst voorbereidend werk is gedaan. Dat dit serieus werd genomen bleek ook in de vergadering van de Kamercommissie voor Volksgezondheid van 17 februari 1986, waarin CDA’er Fred Borgman het aan de stok kreeg met VVD’er Dick Dees. Borgman refereerde aan een interview met Geertsema: ‘Geertsema onthult dat over de euthanasie tussen VVD, PvdA en D’66 lang en breed was gesproken in het Haagse Des Indes; daar zijn de klokken gelijkgezet.’51 Borgman liet in de vergadering merken dat hij de inmenging van de VVD hierin niet prettig vond: ‘Vindt de heer Dees echter niet dat in een discussie over zo’n wezenlijke zaak eerst overleg met de coalitiepartner had moeten worden gevoerd?’ Dees gaf ontwijkend antwoord, hij was wel bij het overleg geweest maar had hier niets gezegd.52
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 48
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 17 december 1985. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 782, Verslag gesprek 21 juni 1989. 50 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 28 mei 1985. 51 Handelingen Tweede Kamer OCV/UCV 1985-1986, 17 februari 1986. 52 Handelingen Tweede Kamer OCV/UCV 1985-1986, 17 februari 1986. 49
!
41!
Het overleg bleef druk bezocht en de deelnemers raakten er meer en meer van overtuigd dat de mogelijkheid tot het vormen van een PvdA/VVD/D66-kabinet steeds dichterbij kwam. Op 27 januari 1987 ging men er nog van uit dat de verkiezingen van 1990 waarschijnlijk zouden leiden tot een CDA/PvdA-kabinet en dat daarna verder gekeken kon worden. Tegelijkertijd werd hier door Geertsema gesteld dat de verkiezingsprogramma’s van PvdA en VVD zo opgesteld dienden te worden, dat zij voor het CDA lastig te accepteren zouden zijn. Ook werd door een VVD’er de vraag gesteld of beide partijen coalitieonderhandelingen met het CDA moeten laten mislukken.53 Hier werden voor het eerst concrete ideeën geopperd om het CDA buiten de regering te houden. Totstandkoming derde kabinet Lubbers De verkiezingen van 1989 leverden een uitslag op van 54 zetels voor het CDA, 49 voor de PvdA, 22 voor de VVD en 12 voor D’66. Na de val van Lubbers II was een coalitie tussen CDA en VVD onwaarschijnlijk geworden, waardoor de PvdA in beeld kwam. De sociaaldemocraten wilden graag en kregen de mogelijkheid om met het CDA te onderhandelen over de vorming van een kabinet. Ook Lubbers beschouwde PvdA en VVD blijkbaar als lood om oud ijzer. In de PvdA vond Lubbers een gewillige bondgenoot. De sociaaldemocraten snakten naar regeringsverantwoordelijkheid, zoals gebleken was uit Koks rapport Bewogen Beweging. Zij waren daarom bereid tot grote concessies, wat in 1989 al op drie manieren bleek.54 In de eerste plaats liet de PvdA de meerderheidsstrategie los. Voor het CDA was deelname van D66 aan het kabinet onbespreekbaar, aangezien er dan twee progressieve partijen aan het kabinet deelnamen en slechts één confessionele. Kok ging hier vrij snel mee akkoord.55 Bij de PvdA speelde hier eveneens de gedachte mee aan het tweede kabinet Van Agt, waarin D66 zich meer een bondgenoot van het CDA toonde dan van de PvdA.56 In de tweede plaats werd er tempo gezet achter de formatie-onderhandelingen. Hoewel beide partijen in het verleden grote problemen met elkaar hadden, werd nu in 62 dagen een akkoord gesloten. Kok heeft zelf over het onderhandelen gezegd ‘hoe dat moest wist ik niet’.57 Er zou dan ook blijken dat de PvdA iets had laten liggen, vooral op het gebied van de WAO. Medeonderhandelaar en de latere fractievoorzitter Thijs Wöltgens: ‘Daarover !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 53
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 27 januari 1987. Rehwinkel en Nekkers, Regerenderwijs, 17. 55 De Rooy en Te Velde, Met Kok, 40. 56 Rehwinkel en Nekkers, Regerenderijs, 18. 57 De Rooy en Te Velde, Met Kok, 41. 54
!
42!
is maar één simpel zinnetje in het regeerakkoord gekomen. Er stond letterlijk dat het de bedoeling van de regering was het aantal WAO’ers te stabiliseren. (...) Van die zin hebben we echt last gehad.’58 Tenslotte was de insteek waarmee de PvdA het kabinet inging op zijn zachtst gezegd opmerkelijk te noemen. Het laatste kabinet waar de sociaaldemocraten aan deelnamen dat de termijn volmaakte, was het tweede kabinet Drees dat van 1952 tot 1956 regeerde. In 1989 waren enkele PvdA’ers, in het bijzonder fractievoorzitter Wöltgens, daarom extra gemotiveerd om het kabinet naar de eindstreep te begeleiden. Om de bevolking te laten zien dat de PvdA in staat was regeringsverantwoordelijkheid te dragen, moest het kabinet de termijn volmaken.59 Zodoende was de PvdA vooral in het begin weinig kritisch over het functioneren van het kabinet.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 58 59
!
Rehwinkel en Nekkers, Regerenderwijs, 16. Jan Hoedeman, ‘De punch-bal van de PvdA’, De Volkskrant 23 juli 1994.
43!
4. Paars In 1989 was de PvdA net begonnen aan samenwerking met de christendemocraten en de sociaaldemocratische Kamerfractie deed in deze periode haar eigen ervaringen met het CDA als coalitiepartner op. Tegelijkertijd ging het Des Indesberaad onverminderd door en kende zelfs een nieuwe instroom van vooral prominente PvdA’ers. Met de verkiezingen van 1994 kwam het eerste kabinet bestaande uit PvdA, VVD en D66 tot stand. De vraag die hier rijst is welke gebeurtenissen uit de jaren negentig hier een bijdrage aan hebben geleverd. Om tot een antwoord op deze vraag te komen is het in de eerste plaats noodzakelijk om de verhouding tussen CDA en PvdA in het derde kabinet Lubbers te onderzoeken. De VVD was in de jaren tachtig hard gebotst met het CDA, hoe verging het de PvdA daarna? In de tweede plaats is het zinvol om, voor zover mogelijk, naar de ontwikkelingen in het Des Indesberaad te kijken, aangevuld met de in 1993 gestarte Club van Wassenaar. Wat voor bijdrage hebben beide overleggroepen geleverd aan de totstandkoming van Paars? Tenslotte kijk ik naar de verkiezingen van 1994 en de daaropvolgende formatie die uiteindelijk heeft geleid tot het eerste kabinet Kok. Crisis bij PvdA en CDA Dat de PvdA gebrand was op het volmaken van de kabinetstermijn betekende niet dat zij de coalitiepartner blind vertrouwde. Door de ervaringen uit het verleden was er weinig affectie tussen de twee regeringspartijen. PvdA-fractievoorzitter Wöltgens sprak zelfs van wederzijds wantrouwen, dat werd tegengegaan door wekelijks overleg tussen partijleiders en fractievoorzitters.1 Voor dit kabinet was het een groot voordeel dat de leiders ervan beiden een pragmatische aanpak hadden en daardoor zakelijk goed met elkaar overweg konden. Kok heeft zelf over dit kabinet gezegd: ‘we hebben het vier en een half jaar volgehouden, mede omdat de as Lubbers-Kok goed functioneerde’.2 Dat kon echter niet verhinderen dat gedurende deze kabinetstermijn beide partijen in een crisis terechtkwamen. Bij het CDA begon in eerste instantie haar jarenlange regeringsdeelname tegen zich te werken. Door de aanvankelijk weinig kritische PvdA-houding hadden Lubbers en de zijnen in het kabinet veel ruimte om het beleid te bepalen, net als in de kabinetten ervoor met de VVD. Dit leidde tot een zekere mate van arrogantie en hoogmoed binnen de gehele christendemocratische partij, wat achteraf door Lubbers ook werd omschreven als oorzaak !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 1 2
!
Rehwinkel en Nekkers, Regerenderwijs, 21. Ibidem, 250.
44!
van de uiteindelijke neergang van het CDA. Zo classificeerde CDA-senator Ad Kaland de Tweede Kamer als ‘stemvee’ en werd Kamerlid Joost van Iersel de uitspraak over het CDA ‘we run this country’ toegeschreven.3 Daarnaast vonden een aantal problemen hun oorsprong in een weinig doordachte uitspraak die Lubbers in 1989 deed. Hij had besloten dat zijn derde kabinet tevens zijn laatste zou worden en was zodoende al bezig met zijn opvolging. In december 1989 noemde hij in een interview fractievoorzitter Brinkman zijn logische opvolger. Hiermee ondergroef Lubbers zijn machtspositie binnen de partij. Het CDA begon zo namelijk aan een lange overgangsfase, waarin de vertrekkende leider en de aankomende leider beiden het aangezicht van de partij bepaalden. Ongelukkigerwijs waren zij het zelden eens.4 Brinkman ontwikkelde zich al snel tot rechtse dwarsligger voor het centrumlinkse kabinet. Dit kwam in 1991 tot uiting toen het kabinet met de Tussenbalans van de regeerperiode kwam. Duidelijk werd dat het kabinet haar oorspronkelijke doelstelling – het terugdringen van het overheidstekort naar 3,25% in 1994 – niet zou halen. Brinkman sloeg direct een harde toon aan: ‘Afspraak is afspraak. Het laatste woord is daarover nog niet gesproken.’ In de media werd al gespeculeerd dat hij weleens een ‘nacht van Brinkman’ zou kunnen wagen.5 De CDA-fractievoorzitter had zich ten doel gesteld zichzelf te profileren, met het oog op zijn premierschap in 1994. Op aanraden van zijn naaste adviseur Frits Wester zocht hij hiertoe steevast de pers op. Hij moest echter regelmatig zijn harde stellingnames afzwakken, omdat ze vooral bij de PvdA op verzet stuitten. 6 Volgens Steinmetz was Brinkman uit op een CDA-VVD kabinet onder zijn leiding en trachtte hij de PvdA met het CDA te laten breken. Illustratief is dat Lubbers hem in december 1993 aanbood de verkiezingen te vervroegen, maar dat hij dit weigerde in de overtuiging dat het kabinet al eerder ten val zou komen.7 Deze crisis bij het CDA had ook zijn weerslag op de PvdA. Dit kwam bovenop de eigen problemen van de PvdA. Uit de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 bleek dat de kiezer de sociaaldemocratische kabinetsdeelname, in het bijzonder de aangekondigde bezuinigingen, niet onderschreef. De partij verloor bijna 20% van haar raadszetels ten opzichte van vier jaar ervoor. De bewindslieden waren echter gebonden aan het regeerakkoord en de koers werd doorgezet. Bij de presentatie van de Tussenbalans kondigde !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 3
Rutger Zwart en Sander Peters, ‘Ruud Lubbers over twintig jaar CDA. ‘Pragmatische no-nonsensepolitiek, dat was ons gezicht’’, Historisch Nieuwsblad augustus 2000. 4 Steinmetz, Ruud Lubbers, 198. 5 Metze, De stranding, 187. 6 Metze, De stranding, 196. 7 Steinmetz, Ruud Lubbers, 208.
!
45!
Kok vlak voor de Statenverkiezingen van zes maart 1991 nog meer bezuinigingen aan. Met deze verkiezingen werd duidelijk dat de partij zich in een diepe crisis bevond. Waar de sociaaldemocraten in 1987 nog 33% van de stemmen behaalden, eindigden zij nu op 20,4%. Als dit vertaald zou worden naar Kamerzetels zou de PvdA 17 van haar 49 zetels in het parlement verliezen.8 De kiezer keerde de PvdA massaal de rug toe en binnen de partij begon men vraagtekens te plaatsen bij de gevolgde koers.9 Kok werd gezien als één van de belangrijkste oorzaken van deze crisis. Hij was vicepremier, minister van Financiën en partijleider. De combinatie van deze drie zware functies leidde ertoe dat hij niet aan elk evenveel aandacht kon schenken. Kok zette zich vooral binnen het kabinet in, waardoor hij als partijleider volstrekt onzichtbaar was.10 Hij kondigde enkele malen harde bezuinigingen aan die bij zijn achterban op veel weerstand konden rekenen. Brinkman reageerde standaard dat de bezuinigingen onvoldoende waren, wat de PvdA-achterban het ergste deed vrezen.11 De sociaaldemocraten konden geen kant op: in het kabinet blijven betekende stemmenverlies, maar met voortijdige verkiezingen werd een uitslag als bij de Statenverkiezingen gevreesd.12 Dit had tot gevolg dat de PvdA weliswaar in de regering bleef, maar vanaf 1991 kritischer tegenover het kabinetsbeleid stond. WAO-crisis De interne spanningen bij PvdA en CDA kwamen vooral aan de oppervlakte tijdens de WAO-crisis. Toen het kabinet op 13 juli 1991 met een voorstel inzake de WAO kwam, waarbij de uitkeringsduur leeftijdsafhankelijk verlaagd zou worden, leidde dit tot een storm van verontwaardiging onder de PvdA-leden. Zij zegden massaal hun lidmaatschap op, waardoor de partij in een jaar tijd bijna 13.000 leden verloor.13 Kok overwoog het partijleiderschap neer te leggen en benaderde Wöltgens om hem op te volgen. Wöltgens weigerde en er werd besloten een congres te houden waar Kok de leden om vertrouwen zou vragen. Hij kreeg dit ook: ruim tachtig procent van de aanwezige leden steunde hem, al bleef men uitermate kritisch over het WAO-besluit.14 !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 8
P. Lucardie, M. Nieboer en I. Noomen, 'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1991' in: Gerrit Voerman (ed.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1992), 14-61, aldaar 14-16. 9 Steinmetz, Ruud Lubbers, 184. 10 De Rooy en Te Velde, Met Kok, 60. 11 Rehwinkel en Nekkers, Regerenderwijs, 22. 12 Steinmetz, Ruud Lubbers, 187. 13 Voerman, ‘De ledentallen van politieke partijen’, 194. 14 Lunshof, Van polderen en polariseren, 219.
!
46!
De onderhandelingen in het kabinet werden heropend en na lang vergaderen bereikten Lubbers en Kok een compromis. Op 1 mei 1992 werd de discussie heropend door de vicefractievoorzitter van de PvdA Frans Leijnse, die duidelijkheid wilde over bestaande en nieuwe WAO-gevallen. Eerder al had de VVD haar steun aan de PvdA gegeven door te stellen dat bestaande gevallen niet ineens van hun uitkering mochten worden beroofd. Lubbers besloot zich de kritiek aan te trekken en kwam in januari 1993 met een nieuw WAOvoorstel waarin bestaande gevallen werden ontzien. Als de PvdA hier niet mee akkoord ging, kon Brinkman wat de premier betreft met de VVD gaan praten.15 Brinkman liet zich dat geen twee keer zeggen. Terwijl hij de besprekingen met de VVD voerde, werkten Lubbers en minister van Sociale Zaken Bert de Vries een laatste compromis uit waar De Vries zijn portefeuille aan zou verbinden. Na de totstandkoming van dit ontwerp werd het uiteindelijk bij De Vries thuis besproken met Lubbers en Brinkman. Dezelfde avond kondigde VVD-fractievoorzitter Frits Bolkestein op een partijcongres triomfantelijk aan dat er een WAO-akkoord tussen CDA en VVD was gesloten. Kok en Wöltgens wisten niet wat te doen en besloten zichzelf bij De Vries thuis uit te nodigen. Hier bleken de PvdA’ers akkoord te gaan met het voorstel dat, genoemd naar de afhaalmaaltijd, al snel het ‘Bami-akkoord’ genoemd werd. Brinkman kreeg opdracht de VVD af te bellen.16 In deze situatie valt vooral de verdeeldheid bij het CDA op. Lubbers wilde blijven regeren met de PvdA, terwijl zijn beoogde opvolger Brinkman met de VVD wilde regeren. Het wantrouwen van de PvdA werd in deze crisis vergroot door de onderhandelingen van Brinkman met de VVD en door de afspraak niet na te komen duwde Brinkman eveneens de VVD van zich af. Zo sprak Bolkestein nog dezelfde avond in het journaal: ‘Nu blijkt weer wat je aan afspraken met het CDA hebt’.17 De situatie rondom de WAO had een voorlopig hoogtepunt bereikt en normaliseerde weer enigszins. Er werd op verzoek van VVD, D66 en GroenLinks een parlementaire enquêtecommissie ingesteld die onder leiding van PvdA’er Flip Buurmeijer de perikelen rondom de uitvoering van sociale wetten zou analyseren. Op 7 september 1993 verscheen het eindrapport, waarin veel veranderingen werden voorgesteld. De commissie pleitte onder meer voor een radicaal nieuw uitkeringsstelsel, waarin de WAO beperkt zou worden tot mensen die voor minmaal tweederde arbeidsongeschikt waren. Dit onderwerp lag uiterst gevoelig in !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 15
Steinmetz, Ruud Lubbers, 192. Thijs Wöltgens, ‘Het torentje van monisme’, in: Robbert Ammerlaan (ed), Afscheid van Ruud Lubbers (Zp 1994) 347-350, aldaar 348. 17 Steinmetz, Ruud Lubbers, 196. 16
!
47!
de Kamer, vooral bij de PvdA, maar Lubbers en De Vries zagen een herziening van de verzorgingsstaat als noodzaak.18 Brinkman dacht hier anders over. Op 16 november 1993 stelde hij in een toespraak in Groningen opnieuw de bestaande gevallen in de WAO ter discussie. Ook eiste hij dat de Kamer nog voor de verkiezingen over dit gevoelige onderwerp zou spreken. Volgens Steinmetz explodeerde Lubbers van woede toen hij hiervan op de hoogte werd gebracht. ‘Hij had het over “een absolute black out”, over “absolute stompzinnigheid” en “een zelfmoordpoging”’.19 In een later interview heeft Lubbers toegegeven dat op dit moment in 1993 bij hem ‘gerede twijfel [rees] of Brinkman wel de juiste man was voor het toekomstig premierschap’.20 Brinkman had met zijn uitlatingen de parlementaire meerderheid voor een nieuw uitkeringsstelsel onderuit gehaald. De PvdA steigerde en er werd niet meer over een mogelijke herziening van het stelsel gesproken. Andere delen uit het rapport-Buurmeijer werden wel besproken, waaronder bijvoorbeeld het instellen van nieuwe, onafhankelijke uitkeringsorganen. Hier was de hele Kamer voor, met uitzondering van het CDA onder leiding van Brinkman.21 Vanaf dit moment probeerde Lubbers achter de schermen Brinkman te lozen als premierskandidaat, zo blijkt uit onderzoek van Marcel Metze. Er kwamen hierbij tal van opties ter sprake, niet in de laatste plaats dat Lubbers eventueel zelf nog een keer ministerpresident zou worden. Brinkman bleef echter aan zijn positie vasthouden, ondanks dat zijn geloofwaardigheid een flinke deuk had opgelopen.22 Deze crisis bij het CDA wordt gezien als de belangrijkste oorzaak van de uiteindelijke neergang van de partij. De CDA-kiezer was twaalf jaar Lubbers gewend, die nu werd opgevolgd door iemand waar hij zelf overduidelijk niet mee overweg kon. Dit werd door Lubbers versterkt toen hij bekend maakte dat hij op de nummer drie van de kandidatenlijst zou stemmen, in plaats van op de nummer één. Des Indes en Club van Wassenaar In het Des Indesberaad kwam vanaf eind jaren tachtig steeds vaker de vraag aan de orde wat te doen als er een ‘Des Indes kabinet’ kwam. In het overleg begon men daarom steeds meer in machtstermen te denken. De eerste opmerking van deze strekking valt terug te lezen in het !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 18
Metze, De Stranding, 199. Steinmetz, Ruud Lubbers, 206. 20 Willem Breedveld, ‘Lubbers kreeg ‘gerede twijfel’ of Brinkman wel de juiste man was’, Trouw 27 december 1995. 21 Metze, De Stranding, 201. 22 Metze, De Stranding, 211. 19
!
48!
verslag van het Des Indesberaad van 21 september 1989. Een Kamerlid van de VVD meldde ‘dat hij van een Secretaris-Generaal vernomen heeft dat indien er een PvdA-VVD-D66 coalitie zal komen, dit ambtelijk onmogelijk zal worden gemaakt. Hij vindt dat de Des Indes partijen meer aandacht aan het middenveld en aan benoemingen moeten schenken.’ Als voorbeeld werd de benoeming van de nieuwe Tweede Kamervoorzitter aangehaald. Wim Deetman van het CDA nam het op tegen de zittende voorzitter, Dick Dolman van de PvdA. Voorafgaand aan de verkiezing had de PvdA te kennen gegeven ‘de benoeming van Dolman niet belangrijk te vinden’, waarna Deetman met 7 stemmen meer won.23 In dezelfde bijeenkomst werd ook gesproken over de verkiezingsuitslag van 1989 en de ontwikkelingen in de formatie op dat moment. De combinatie van CDA en PvdA was de enig denkbare samenwerking, over de Des Indescoalitie werd niet gesproken. De leden van het overleg vermoedden daarom dat CDA en PvdA er wel uit zouden komen, toch werd hier niet geheel van uitgegaan. ‘Als de formatie breekt dan moeten binnen 24 uur PvdA, VVD en D66 adviseren een PvdA-informateur te benoemen. (…) Hierop wijst men binnen de drie partijen iemand aan met wie contact zal worden opgenomen indien de formatie strandt.’24 De discussie over de ambtelijke macht laaide op 2 oktober 1990 opnieuw op. Een PvdA Eerste Kamerlid maakte zijn opwachting in het overleg. Hij stelde dat ‘een democratie vereist dat partijen afwisselend deel moeten hebben aan de macht en moeten voorkomen dat een partij steeds de macht heeft’. Hij meende eveneens dat VVD en PvdA in een coalitie meer van hun programma kunnen verwezenlijken, dan ieder afzonderlijk in een coalitie met het CDA dat door een netwerk gesteund wordt. De senator zag een samenwerking tussen VVD en PvdA er wel van komen, maar ‘waarschuwt daarbij voor tegenwerking van ambtenaren en het corporatisme’.25 In 1991 werd op 7 februari de vraag behandeld: ‘hoe kan men zich het beste voorbereiden wanneer de door het Beraad gewenste coalitievorm zich aandient?’ Er werd nu gesteld dat programmatische verschillen overbrugbaar waren. Het advies van de fractievoorzitters aan de koningin zou echter cruciaal zijn en de optie PvdA-VVD-D66 moest als eerste advies gegeven worden. Het grootste probleem zou pas aan de orde komen als deze coalitie aan de macht was: tegenwerking van ambtenaren. Een D66 Eerste Kamerlid
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 23
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 21 september 1989. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 21 september 1989. 25 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 2 oktober 1990. 24
!
49!
waarschuwde dat in zo’n kabinet ambtenaren CDA-beleid zouden maken. Hier dienden vooral de ministers rekening mee te houden.26 Gedurende deze bijeenkomst werd ook het overleg enigszins aangepast. Een VVDKamerlid beschreef twee belangrijke punten voor de formatiefase. In de eerste plaats dienden de inhoudelijke valkuilen in kaart te worden gebracht. In de tweede plaats moesten de onderhandelaars weten in welk avontuur ze zich richting de achterban storten. ‘Zij zouden een (…) gentlemens agreement moeten hebben waar ieder iets uit kan halen.’ Hierna werd opgemerkt dat de vicefractievoorzitters carte-blanche moeten hebben om zo’n agreement op te stellen. ‘Als gevolg van deze discussie wordt besloten ervoor zorg te dragen dat alle vicefractievoorzitters in het Beraad zitting hebben’.27 En zo geschiedde. Vanaf de jaren negentig zijn de vicefractievoorzitters van de drie partijen als deelnemers bij Des Indes betrokken geweest. Frans Leijnse van de PvdA, Hans Dijkstal van de VVD en Gerrit Jan Wolffensperger was namens D66 al lid. Naast de vicefractievoorzitters kende het overleg vanaf 1989 meer opvallende leden. Zo was Eerste Kamerlid Herman Tjeenk Willink van de PvdA regelmatig aanwezig en volgde Commissaris van de Koningin Jos van Kemenade in 1993 Huub Jacobse als voorzitter van het overleg op. Daarnaast kwamen Tweede Kamerleden als Ad Melkert en Flip Buurmeijer bij het overleg.28 Op de bijeenkomst van 31 januari 1989 maakte ook JOVD-voorzitter en de latere ministerpresident Mark Rutte zijn opwachting als vervanger van JOVD’er Bas Bakker.29 De vicefractievoorzitters van VVD en PvdA besloten in 1993 ook tot het voeren van gesprekken buiten Des Indes over de totstandkoming van een mogelijke paarse coalitie. Zij hielden zich vooral bezig met de sociaaleconomische tegenstellingen tussen PvdA en VVD. Het gezelschap kwam bekend te staan als ‘de Club van Wassenaar’, genoemd naar de plaats waar het overleg bij een van de leden thuis werd gevoerd. Namens de PvdA waren hierbij betrokken Hans Kombrink, Frans Leijnse, Wim van Gelder en Ad Melkert, namens de VVD Frank de Grave, Robin Linschoten, Anne Marie Jorritsma en Hans Dijkstal.30 Over dit overleg is weinig meer bekend dan wat Dijkstal erover naar buiten heeft gebracht. Zo heeft hij in een interview in 2005 het volgende uitgesproken: ‘het echte overleg tussen PvdA en VVD is (...) pas in 1993 begonnen, omdat we toen het idee kregen “Dat Des !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 26
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 7 februari 1991. NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 7 februari 1991. 28 Brader, ‘Paarse geschiedenis’; ‘Tjeenk Willink gepokt en gemazeld’, AD 7 mei 1994; ‘Strategie van Van Mierlo gebaat bij Tjeenk Willink’, Het Parool 7 mei 1994. 29 NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Uitnodiging Des Indesberaad 5 januari 1989. 30 ‘Geheime PvdA/VVD-club omzeilt al jaren het CDA’, Limburgsch Dagblad 29 juni 1994. 27
!
50!
Indes-beraad is misschien wel leuk, maar nu moeten we serieus zaken gaan doen.”'’31 Dijkstal bagatelliseerde het overleg in hotel Des Indes, waar hij desalniettemin jarenlang lid van is geweest. Tegelijkertijd benadrukte hij het grote belang van het overleg bij hem thuis, waar Paars naar zijn mening tot stand is gekomen. Hij werd in dit interview overigens meteen tegengesproken door een andere geïnterviewde, Jacob Kohnstamm. De laatste was zelf een frequent Des Indesbezoeker en maakte duidelijk dat hij Dijkstal maar weinig was tegengekomen. In zowel het Des Indesberaad als in de Club van Wassenaar is door de deelnemers afgesproken geen inhoudelijke mededelingen over de gesprekken naar de buitenwereld te doen. Gelet op krantenartikelen en interviews lijken ze zich hier tot op heden aan te houden. Zo stelt Frank de Grave desgevraagd dat ‘de belangrijkste reden voor het zogeheten wassenaarberaad was dat het Des Indes beraad was uitgelekt’.32 Dat is opmerkelijk aangezien het Des Indesberaad al in 1979 uitlekte en het ‘wassenaarberaad’ pas medio 1993 van start ging. De Grave vervolgt: ‘Bovendien was de samenstelling niet meer zo adequaat, Des Indes kende veel leden die niet meer politiek actief waren.’33 Ook deze uitspraak is merkwaardig, daar uit dit onderzoek blijkt dat er juist vooral actieve politici aan deelnamen. Opmerkelijk is ook de analyse van Jouke de Vries. Hij betoogt drie dingen, die alle drie twijfelachtig zijn. In de eerste plaats stelt hij dat het Des Indesberaad geheel vrijblijvend was, aangezien de mensen die er in de fractie toe deden op de achtergrond bleven. Ten tweede beweert hij dat pas in 1993 ‘politici van postuur’ zich met de paarse zaak gingen bemoeien: Leijnse en Dijkstal vroegen zich toen af of het voeren van overleg over Paars zinvol was, waarmee zij het initiatief tot de gesprekken namen. Tenslotte beweert De Vries dat Leijnse en Dijkstal ‘besloten het overleg uit te breiden en voort te zetten bij Dijkstal thuis’.34 Uit de notulen van het Des Indesberaad blijkt echter dat veelal Eerste en vooral Tweede Kamerleden het woord voerden. Van vrijwel alle Tweede Kamerleden kan gesteld worden dat zij er in de fractie toe deden. De Vries’ tweede punt valt daarmee ook weg. Het Des Indesberaad kende sinds haar oprichting een keur aan prominente leden en dit nam gedurende het bestaan alleen maar toe. Het klopt eveneens niet dat Leijnse en Dijkstal het initiatief namen, zij zijn als vicefractievoorzitters in 1991 op initiatief van de Des Indesgroep !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 31
Carla van Baalen, ‘’I’m still confused, but at a higher level’’, 61-63. Mailcorrespondentie Frank de Grave, 26 mei 2013. 33 !Mailcorrespondentie Frank de Grave, 26 mei 2013.! 34 De Vries, Paars en de managementstaat, 33. 32
!
51!
bij het overleg betrokken.35 Zijn laatste punt, uitbreiding en voortzetting van het overleg bij Dijkstal thuis, valt niet te controleren. Het is een interessante gedachte dat de Club van Wassenaar voort zou komen uit het Des Indesberaad, maar dat het een voortzetting ervan is lijkt onwaarschijnlijk. Het Des Indesberaad kende haar laatste bijeenkomst in september 1994 en vond in 1993 nog een nieuwe voorzitter in Jos van Kemenade.36 Daarnaast roept dit laatste punt ook de vraag op waarom D66 niet bij de Wassenaarse Club betrokken werd. Over de reden van de afwezigheid van D66 in de Club van Wassenaar kan enkel gespeculeerd worden. De partij wordt vaak omschreven als de stuwende kracht achter Paars, aangezien D66 meer belang bij deze samenwerking leek te hebben dan PvdA en VVD. Het is daarom opmerkelijk dat de Democraten niet in Wassenaar werden uitgenodigd. Lezing van de verslagen van het Des Indesberaad maakt echter duidelijk dat van de vermeende voortrekkersrol van D66 weinig overblijft. Deze gesprekken concentreerden zich vooral op de verschillen tussen PvdA en VVD, terwijl D66 met elk compromis akkoord ging. Als de Wassenaarse Club gericht was op verdergaande afspraken tussen PvdA en VVD, is dat mogelijk de reden dat D66 hier niet voor werd uitgenodigd. De verkiezingen van 1994 In een discussiestuk bij het Des Indesberaad werd in 1985 al geopperd dat voordat een coalitie van PvdA-VVD-D66 op landelijk niveau geïnstalleerd kon worden, deze samenstelling op lokaal niveau uitgeprobeerd kon worden. Eind jaren zeventig was dit al gaande in relatief kleine gemeentes als Wassenaar, vanaf 1982 was er ook in de gemeente Utrecht een paarse coalitie. In 1985 werd gesteld dat het één van de twee grote steden moest zijn: Amsterdam of Rotterdam. Uit de verslagen van het beraad blijkt niet hoe de leden hierop gereageerd hebben. Wel is bekend dat in Rotterdam, sinds 1982 de stad van burgemeester Bram Peper, in 1986 een paarse coalitie tot stand kwam. Hoewel PvdA en D66 gezamenlijk uitkwamen op een meerderheid van de zetels bij de gemeenteraadsverkiezingen, werd toch besloten om de VVD ook deel te laten nemen aan het college van Burgemeester en Wethouders.37 Ook Frank de Grave deed in 2004 een uitspraak over samenwerking op lokaal niveau. In een interview stelde hij dat er geïnvesteerd moest worden in paarse samenwerking. Zijn eerste investering was het Des Indesberaad vanaf zijn deelname in 1978, zijn tweede investering was zijn !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 35
NL-HaNA, Geertsema, 2.21.380, inv.nr 781, Verslag gesprek 7 februari 1991. Jasperien van Weerdt, ‘Paars betekent logisch einde Des Indes’, Trouw 29 september 1994. 37 Henk van Osch, Bram Peper. Man van contrasten (Amsterdam 2010), 171. 36
!
52!
overstap naar de lokale politiek. In 1990 trad hij terug als Tweede Kamerlid om lijsttrekker van de VVD in Amsterdam te worden. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 1990 werd in de hoofdstad een paarse coalitie samengesteld, aangevuld met GroenLinks. De Grave werd hierin wethouder van financiën en locoburgemeester.38 Dat Paars hier een succes werd, wordt voor een groot gedeelte aan De Grave toegeschreven.39 Hij gebruikte naar eigen zeggen zijn ervaringen in Amsterdam als medeauteur van het verkiezingsprogramma van de VVD in 1994. ‘Dat programma keek al met een schuin oogje naar samenwerking met de PvdA.’ Om hier vervolgens aan toe te voegen: ‘Het was nog nooit voorgekomen, om een voorbeeld te noemen, dat de VVD pleitte voor gesubsidieerde arbeid voor langdurig werklozen, dat wat later de Melkert-banen genoemd zouden worden.40 Ook Melkert schreef deze banen aan De Grave toe.41 Met dank aan onder meer de inspanningen van de Des Indesleden werd gedurende de jaren negentig steeds vaker publiekelijk over de paarse optie gesproken. Zo haalde Melkert in 1991 de kranten toen hij op een JOVD-bijeenkomst zich uitsprak voor een paarse samenwerking en vooral in 1994 is het opvallend hoe vaak Des Indesgangers in de media verschenen. Over het beraad weigerden zij inhoudelijke uitspraken te doen, maar velen hebben hun motivatie uiteengezet voor deelname eraan. Ook binnen de partijen lieten zij van zich horen in pogingen zoveel mogelijk leden achter zich te krijgen. Hierbij werd ook duidelijk welk belang aan het Des Indesberaad werd gegeven. Zo stelt Jan Pronk over 1994: ‘Ik heb destijds (…) sterk geijverd voor het totstand komen van een paars kabinet. De tijd was er rijp voor. Ik zou daar niet zo overtuigd van zijn geweest, als ik niet vijftien jaar eerder had deelgenomen aan de Des Indes gesprekken.42 Voorafgaand aan de verkiezingen werd zodoende al gespeculeerd dat zo’n coalitie wellicht aan de macht kon komen.43 Hoe ‘de kiezer’ zou reageren op de politieke ontwikkelingen van de jaren ervoor, was echter voor niemand duidelijk. Vaststond, op basis van de gemeenteraadsverkiezingen van 2 maart 1994, dat er wel iets zou gaan veranderen. Het CDA moest genoegen nemen met 25% van de stemmen, waar dat vier jaar eerder nog 32% was. Hoewel het CDA hiermee ruim de grootste partij bleef - de PvdA volgde met 16% - was duidelijk dat de partij fors verloren had.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 38
Ruud van Heese en Lex Oomkes, ‘Paars is geen incident geweest’, Trouw 3 april 2004. De Vries, Paars en de managementstaat, 33. 40 Van Heese en Oomkes, ‘Paars is geen incident geweest’. 41 De Vries, Paars en de managementstaat, 33. 42 Mailcorrespondentie Jan Pronk, 21 mei 2013. 43 ‘De twee kanten van paars, Nieuwsblad van het Noorden 23 april 1994. 39
!
53!
Veel christendemocraten maakten zich dan ook ernstige zorgen over de uitslag van de landelijke verkiezingen op 3 mei.44 Niets had hen echter op die uitslag kunnen voorbereiden. ‘Kiezer zet Kamer op de kop’ en ‘Aardverschuiving’ waren enkele van de krantenkoppen een dag na de verkiezingen.45 De zittende coalitiepartijen CDA en PvdA verloren respectievelijk twintig en twaalf zetels. Hierdoor mag volgens Ruud Koole ‘de verkiezingsuitslag van 1994 (…) met recht ‘historisch’ worden genoemd’.46 De PvdA werd ondanks haar verlies de grootste partij met 37 zetels, het CDA volgde met 34, de VVD behaalde 31 en D66 24 zetels. Op basis van deze uitslag waren in theorie drie opties mogelijk: centrumlinks, centrumrechts en Paars. Formatie Daags na de verkiezingen brachten de fractievoorzitters hun advies uit aan de koningin. Kok adviseerde twee progressieve informateurs, van PvdA en D66. Bolkestein en Van Mierlo adviseerden beiden tot het benoemen van één informateur ‘met enige afstand van de dagelijkse politiek’.47 De leiders van VVD en D66 stelden om deze reden PvdA-senator Herman Tjeenk Willink voor, al kon volgens het AD ‘ook meegewogen hebben dat Tjeenk Willink een trouw bezoeker is van het Des-Indes-beraad’.48 Op 6 mei werd Tjeenk Willink tot informateur benoemd, en kreeg als opdracht alle mogelijke kabinetssamenstellingen te onderzoeken. Enkele dagen later gaf hij zijn eerste persconferentie in zijn nieuwe rol, waarbij hij evenals Hans van Mierlo gekleed was in een paars overhemd.49 Tjeenk Willink sprak de opties met alle partijen door en stelde vast dat ‘op basis van de gevoerde gesprekken kan de conclusie geen andere zijn dan dat een kabinet dat steunt op PvdA, VVD en D66 niet alleen de eerste maar ook de enige mogelijkheid is’.50 Op aandringen van Van Mierlo gingen de paarse partijen vervolgens akkoord met drie informateurs, één van elke partij. Tjeenk Willink adviseerde dit de koningin, die op haar beurt Klaas de Vries (PvdA), Gijs van Aardenne (VVD) en Jan Vis (D66) aanstelde als informateurs die de onderhandelingen inhoudelijk moesten gaan leiden. Tijdens de formatiegesprekken werden de onderhandelaars bijgestaan door enkele leden uit hun fractie.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 44
Emile Bode, ‘Wie is de baas in het CDA?’, De Telegraaf 15 april 1994. Emile Bode, Paars! Dagboeknotities op de vierkante kilometer (Meppel 1994) 66. 46 Koole, Politieke partijen, 79. 47 ‘Ruime opdracht voor Tjeenk Willink’, Trouw 7 mei 1994. 48 ‘Tjeenk Willink gepokt en gemazeld’, AD 7 mei 1994. 49 Bode, Paars!, 68. 50 Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23715, nr.2. 45
!
54!
Bij de PvdA waren dit Melkert en Ruud Vreeman, bij de VVD Dijkstal en Linschoten en bij D66 Wolffensperger, Kohnstamm, Aad Nuis en Dick Tommel.51 De drie betrokken partijen wisten overeenkomst op tal van onderwerpen te bereiken, al kwam dit voornamelijk door PvdA en VVD. Parlementair verslaggever Emile Bode stelt: ‘De kwalitatieve inbreng van D66 in de onderhandelingen schijnt zo gering te zijn dat directbetrokkenen gekscherend beweren dat Paars ook doorgaat als D66 niet meedoet.’52 Een verklaring hiervoor is te vinden in de woorden van Bolkestein, die stelt dat Van Mierlo een vertegenwoordiger van de Gesinnungsethik in Nederland is: ‘Die zegt ook dingen als: het geeft niet welk van standpunt je hebt, het komt neer op de houding die je aannneemt’.53 Dit blijkt ook uit de opstelling van Van Mierlo in de onderhandelingen, waar hij vooral het belang benadrukte van oud-recensent en Kamerlid Aad Nuis als tekstschrijver van de regeringsverklaring. Hiermee hoopte Van Mierlo dat het verslag een sfeer van vernieuwing zou uitstralen.54 De moeilijke beslissingen werden in de onderhandelingen tot het laatst uitgesteld. Op 26 juni, de 54ste formatiedag, weigerde Bolkestein verdere concessies te doen zonder een bezuiniging van 5,7 miljard gulden op de sociale zekerheid. Kok heeft hierop gezegd ‘dat doe je dan maar met het CDA’, waar Bolkestein op gereageerd heeft met ‘misschien moet dat dan wel’.55 Bolkestein heeft op een later moment gesuggereerd dat deze formatie wel geslaagd zou zijn met één informateur. Politicoloog Rudy Andeweg deelt zijn mening, aangezien ‘één informateur via bilaterale gesprekken met de dwarsliggers makkelijker een impasse [kan] doorbreken’.56 Van Mierlo zag er meer achter, hij vermoedde dat Bolkestein de breuk nodig had om zijn achterban over de streep te trekken. Jouke de Vries onderschrijft dit en voegt eraan toe dat de informele contacten tijdens de breuk gewoon doorgingen.57 Er werd op 26 juni overigens niet direct afscheid van elkaar genomen, het geplande etentje die avond ging wel door. De locatie was de Anna Pavlovazaal in hotel Des Indes.58 Na het mislukken van de formatie gingen de fractievoorzitters op 28 juni opnieuw bij de koningin op bezoek. Hier kwamen nogal wat tegenstrijdige adviezen uit. Kok wilde een !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 51
De Vries, Paars en de managementstaat, 35. !Bode, Paars!, 139.! 53 !Van Weezel en Ornstein, Frits Bolkestein, 167.! 54 !Bode, Paars!, 140.! 55 Jan Hoedeman, ‘Afstand is iets anders’, De Volkskrant 26 juni 1994. 56 Rudy Andeweg, ‘Formatie van de paarse coalitie. Democratisch en politicologisch gehalte van een kabinetsformatie’, in: Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995) 149-171, aldaar 151. 57 Menno van der Land, Tussen ideaal en illusie, 290. 58 Van Weezel en Ornstein, Frits Bolkestein, 180. 52
!
55!
centrumlinks kabinet van PvdA-CDA-D66, Bolkestein een centrumrechts kabinet van CDAVVD-D66, Van Mierlo bleef hier vaag maar als Paars niet kon leek hem een centrumlinks kabinet de minst slechte optie, Brinkman tenslotte wilde een centrumrechts kabinet.59 Die avond benoemde de koningin opnieuw Tjeenk Willink tot informateur. Uit zijn besprekingen met de fractievoorzitters van de vier grootste partijen bleek een onmogelijke situatie. D66 sloot centrumrechts uit en CDA sloot centrumlinks uit. In de media werd gesproken van een politieke patstelling.60 Tjeenk Willink adviseerde de koningin op 6 juli vanuit zijn rol als informateur, een nieuwe informateur van VVD-huize te benoemen. Deze zou een conceptprogram op hoofdlijnen kunnen opstellen, waarmee de bezwaren van andere partijen tegen bepaalde meerderheidscoalities konden worden weggenomen.61 Die avond sprak de koningin met haar vaste adviseurs, de vicepresident van de Raad van State Willem Scholten, de voorzitter van de Tweede Kamer Deetman, demissionair premier Lubbers en de voorzitter van de Eerste Kamer Tjeenk Willink. Na afloop van deze gesprekken ging de koningin over tot een verrassende stap: ze benoemde demissionair minister van Financiën Kok tot informateur.62 Indertijd sprak Ruud Koole uit dat de koningin ‘zich op het randje van het staatsrecht begeeft’.63 In 2013 schreef historicus Jaco Alberts zelfs een artikel getiteld ‘Hoe Beatrix de grondlegger werd van Paars I’.64 De stap van Beatrix was inderdaad opmerkelijk, maar het gaat te ver om haar de grondlegger van Paars te noemen. Kok kreeg immers de opdracht een programma te schrijven waar de vier grote partijen, ook het CDA, op konden reageren. Van Kok zelf was bekend dat hij een voorkeur had voor een centrumlinks kabinet van PvdA, CDA en D66. De nieuwe informateur ging aan de slag en presenteerde op 25 juli zijn Proeve van een regeerprogram. De inhoud was vrijwel hetzelfde als het mislukte paarse akkoord, al stonden in dit stuk hardere bezuinigen en concrete ingrepen in de sociale zekerheid.65 Een dag later maakte Bolkestein bekend dat zijn hele fractie dit document zag als een basis voor verdere onderhandelingen. Brinkman maakte de fout door in de media uit te spreken dat hij graag verdere ingrepen in de WAO zou zien, wat voor de PvdA onverteerbaar was. Op 29 juli kondigde Kok dan ook aan verder te gaan met de paarse formatie, ditmaal vanuit de rol van !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 59
Bode, Paars!, 112. ‘Tjeenk Willink stuit nu al op een patstelling’, De Telegraaf 1 juli 1994. 61 Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23715, nr. 7. 62 Andeweg, ‘Formatie van de paarse coalitie’, 153. 63 Ruud Koole, ‘Beatrix balanceert op de grens van het aanvaardbare’, Nieuwsblad van het Noorden 13 juli 1994. 64 Alberts, ‘Beatrix hielp Paars vooruit’. 65 Bode, Paars!, 134. 60
!
56!
formateur. Zijn vervanger in de onderhandelingen werd oud-Des Indesganger Jacques Wallage. Op 1 augustus werden de onderhandelingen hervat, op 13 augustus was er overeenstemming bereikt over de tekst van het regeerakkoord. Dit gebeurde met instemming van de drie coalitiefracties. De dagen erna zijn de kandidaat-ministers en kandidaatstaatssecretarissen door formateur Kok ontvangen. Op 22 augustus kwam er een einde aan de 111 dagen durende formatie met de beëdiging van het kabinet Kok, daarmee kwam eveneens een einde aan de lange weg naar Paars.
!
57!
Conclusie Het kabinet Kok, bestaande uit PvdA, VVD en D66 kwam tot stand tijdens de kabinetsformatie van 1994. Dat wil niet zeggen dat het kabinet pas in 1994 een mogelijkheid werd. Naar aanleiding van deze scriptie kan een tweeledige conclusie getrokken worden. In de eerste plaats is het mogelijk maken van een paars kabinet een proces van jaren geweest. Er was binnen de PvdA en de VVD een mentaliteitsverandering nodig om met de directe politieke tegenstander in een coalitie te stappen. Daarnaast kan gesteld worden dat het Des Indesberaad een essentiële factor is geweest in de realisatie van deze mentaliteitsverandering. PvdA en VVD waren gedurende de jaren uit elkaar gegroeid. Na de wederzijdse uitsluiting van beide partijen in de jaren vijftig en zestig, de profilering door polarisatie en de overname van de PvdA door de Nieuw Links beweging stonden zij zelfs lijnrecht tegenover elkaar. Vanaf het midden van de jaren zestig werd daarnaast meer aandacht besteed aan blokvorming. De progressieve partijen overwogen op te gaan in een nieuwe partij, maar kwamen uiteindelijk niet verder dan een gezamenlijk verkiezingsprogramma en een schaduwkabinet. Ook de confessionele partijen onderzochten samenwerking, wat zou leiden tot de totstandkoming van het CDA. In 1976 kwam vanuit de JOVD het initiatief om liberale samenwerking te bewerkstelligen. Er werd een overleggroep gestart die bijeenkwam in het Haagse hotel Des Indes. In het eerste jaar was de heroriëntatie op liberale standpunten nog het belangrijkste doel van dit Des Indesberaad, waarbij leden van VVD, D66 en JOVD aanwezig waren. Hier is in het begin eveneens gesproken over de opvang van de D66-leden mocht hun partij zichzelf opheffen. Een jaar later was daar geen sprake meer van en op verzoek van de Des Indesleden werden ook PvdA’ers uitgenodigd voor het beraad. Al in de jaren zeventig werd hier onder voorzitterschap van oud-VVD-leider Geertsema door vooraanstaande Tweede Kamerleden als Pronk en Nijpels gesproken over een mogelijke samenwerking tussen PvdA en VVD in een regeringscoalitie. In deze tijd werkte echter het politieke klimaat tegen. De bestaande polarisatie tussen Den Uyl en Wiegel maakte het ongeloofwaardig om deze mogelijke samenwerking in de publiciteit te brengen. Het overleg stelde zich als één van de belangrijkste doelen het mogelijk maken van depolarisatie tussen de partijen. Hiertoe hebben de Des Indesleden op persoonlijke titel het idee van samenwerking in hun fracties verspreid. Volgens de Des Indesgangers heeft dit bevruchtend gewerkt op het verkeer tussen de Tweede
!
58!
Kamerfracties. Daarmee heeft het Des Indesberaad vanaf de jaren zeventig een belangrijke rol gespeeld in het wegnemen van de polarisatie tussen PvdA en VVD. De doelstelling achter het Des Indesberaad werd binnen de partijen steeds serieuzer genomen, zo bleek in 1982. Vanuit de PvdA kwamen Peper en Meijer bij het overleg, de laatste was op dat moment vicefractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer. Zij hebben tijdens hun eerste bijeenkomst duidelijk gemaakt dat het overleg naar een hoger niveau getild moest worden. Dit is dan ook gebeurd. Het Des Indesberaad kreeg de mogelijkheid om fractiespecialisten uit de Tweede Kamer bij bespreking van bepaalde onderwerpen uit te nodigen, waardoor inhoudelijk over verschillende thema’s gesproken kon worden. Aan de orde kwamen zowel sociaaleconomische verschillen, als immateriële zaken. In het beraad is uiteindelijk vooral aandacht geschonken aan het laatste, waarbij vooral de wetgeving aangaande euthanasie en de Wet Gelijke Behandeling regelmatig werden besproken. Door aanwezigheid van de fractiespecialisten bij deze onderwerpen kan gesteld worden dat in het beraad voorbereidend werk voor het opstellen van moties werd gedaan, door elkaars gedachten en standpunten te verkennen. In de periode 1982-1989 veranderde eveneens de nationale politiek. Van Agt en Wiegel maakten plaats voor Lubbers en Nijpels. Lubbers was zeer pragmatisch en onder zijn premierschap verzakelijkte de politiek. In deze periode botste de VVD met het CDA in de regering, waardoor een groeiende meerderheid in de VVD-fractie liever met de PvdA zou willen regeren. Deze meerderheid bestond voor het grootste gedeelte uit VVD’ers die uit ideologische overtuiging geloofden in deze samenwerking, zoals onder meer naar voren kwam in het Des Indesberaad. Daarnaast waren steeds meer fractieleden uit pragmatische overtuiging voorstander van een kabinet met de PvdA: als er maar geen samenwerking met het CDA hoefde plaats te vinden. In 1989 nam de PvdA plaats in een coalitie met het CDA en deed hierin vergelijkbare ervaringen op als de VVD in de jaren ervoor. Ook bij de sociaaldemocraten groeide het aantal voorstanders van een coalitie met de liberalen. CDA’er Brinkman hield als fractievoorzitter een centrumrechtse koers aan tegenover de centrumlinkse koers van de regering, wat leidde tot frictie met de PvdA. De jaren negentig lieten een nieuwe instroom aan Des Indesleden zien. Op aandringen van de deelnemers werden de vicefractievoorzitters van de drie partijen uitgenodigd lid te worden en daarnaast kende het overleg nieuwe leden als Tjeenk Willink, Van Kemenade en Melkert. Ook werd in 1993 een nieuwe overleggroep gestart in het huis van Dijkstal in Wassenaar, waar vier PvdA’ers en vier VVD’ers bij betrokken waren. Hier blijkt uit dat er !
59!
binnen de partijen steeds meer rekening werd gehouden met een paarse samenwerking. Dit kwam ook tot uiting in de media, waar door leden van het Des Indesberaad steeds vaker werd gesproken over de mogelijke totstandkoming van een PvdA/VVD/D66-kabinet. In 1994 verschoven de verhoudingen binnen de politiek. De twee grootste partijen bleven het grootst, maar verloren 32 van hun 103 Kamerzetels. De PvdA werd voor het eerst sinds 1982 weer de grootste partij met 37 zetels, het CDA volgde met 34. Tijdens de eerste dagen van de kabinetsformatie werd duidelijk dat Paars de eerste optie was. Nadat de onderhandelingen strandden benoemde de koningin Kok tot informateur, die als opdracht kreeg een regeerakkoord te schrijven waar andere partijen op konden reageren. VVD en D66 reageerden positief, waardoor in 1994 het eerste kabinet Kok de unieke samenstelling van PvdA, VVD en D66 kende. Theoretisch gezien was dit ook eerder mogelijk geweest. Sinds 1977 hebben de drie paarse partijen gezamenlijk bij alle landelijke verkiezingen een meerderheid van de zetels behaald. In 1977 en in 1982 werd de PvdA bovendien de grootste partij. De paarse variant is echter niet eerder dan de jaren negentig serieus besproken, al was in de jaren tachtig een ontwikkeling zichtbaar dat steeds meer liberalen en sociaaldemocraten zich uitspraken voor zo’n coalitie. Er werd echter niet genoeg steun gevonden binnen de fracties en achterban om deze kabinetssamenstelling te realiseren. Velen zagen PvdA en VVD als tegenpolen van elkaar en hadden zodoende weinig vertrouwen in mogelijke regeringssamenwerking. De theoretische mogelijkheid tot het vormen van zo’n kabinet bleek in de jaren tachtig praktisch onhaalbaar. De stroming binnen de partijen waarin wel geijverd werd voor een sociaalliberale samenwerking groeide, voornamelijk dankzij het overleg in hotel Des Indes. Gedurende het negentienjarige bestaan van deze overleggroep hebben vooraanstaande politici uit de drie partijen hier gesproken over samenwerking. Binnen hun partij hebben zij geijverd voor het mogelijk maken van zo’n kabinet en op basis van gevoerde gesprekken hebben zij nieuwe leden uit hun partij uitgenodigd. Zowel de hoofdbesturen als de fractiebesturen waren ervan op de hoogte. De inzet van deze Des Indesleden is essentieel geweest voor de mentaliteitsverandering binnen de partijen die uiteindelijk heeft geleid tot het mogelijk maken van een paars kabinet. Het Des Indesberaad heeft daarmee een belangrijke rol gespeeld. Er kan gesteld worden dat naast de ideologische onderkoeling en de neergang van het CDA, Des Indes een belangrijke derde factor is geweest in het mogelijk maken van Paars. Toch is enige nuancering op zijn plaats: Des Indes heeft geleid tot een essentiële mentaliteitsverandering bij !
60!
de partijen, maar hoe belangrijk het overleg concreet geweest is voor de formatie van het kabinet Kok in 1994 blijft onduidelijk. Pronk kent het beraad hierin een grote rol toe, maar zolang de verslagen vanaf 1991 niet beschikbaar zijn en de deelnemers geen inhoudelijke uitspraken doen valt dit niet na te gaan. Ditzelfde geldt voor de bijgehouden verslagen in de Club van Wassenaar die eveneens niet toegankelijk zijn. Om de precieze rol van deze twee overleggroepen in de jaren negentig te duiden is verder onderzoek noodzakelijk.
!
61!
Literatuurlijst Bemboom, Willem, Hans Wiegel en de media (Naarden 1999). Beyens, Nele, Overgangspolitiek. De strijd om de macht in Nederland en Frankrijk na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2009). Bleich, Anet, Joop den Uyl: 1919-1987 Dromer en Doordouwer (Amsterdam 2008). Bleich, Anet, Een partij in de tijd. Veertig jaar Partij van de Arbeid 1946-1986 (Amsterdam 1986). Bode, Emile, Paars! Dagboeknotities op de vierkante kilometer (Meppel 1994). Bootsma, Peter en Willem Breedveld, De verbeelding aan de macht. Het kabinet-Den Uyl 1973-1977 (Den Haag 1999). Bosmans, J., Staatkundige vormgeving in Nederland (Assen 1999). Breedveld, Willem en John Jansen van Galen, Gaius. De onverstoorbare gang van W.F. de Gaay Fortman (Amsterdam 1996). Broek, Ilja van den, Heimwee naar de politiek. De herinnering aan het kabinet-Den Uyl (Amsterdam 2002). Daalder, Hans, Politiek en historie. Opstellen over Nederlandse politiek en vergelijkende politieke wetenschap (Amsterdam 1990). Doel, Hans van den, Han Lammers (ed.), Tien over rood. Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA (Amsterdam 1966). Gualthérie van Weezel, Annemarie, De smaak van de macht. Gesprekken met oud-premiers (Den Haag 2011). Hellema, Duco, Nederland en de jaren zeventig (Utrecht 2012). Hoedeman, Jan, Hans Wiegel en het spel om de macht (Utrecht 1993). Kennedy, James, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995). Koole, Ruud, Politieke partijen in Nederland (Utrecht 1995). Koster, Adrianus, De eenzame fietser. Insiders over de politieke loopbaan van Dries van Agt (Culemborg 2008). Kuiper, D. Th., Tussen observatie en participatie. Twee eeuwen gereformeerde en antirevolutionaire wereld in ontwikkelingsperspectief (Hilversum 2002).
!
62!
Kuiper, D. Th., M. Brinkman en A.P.M. Lucardie, Politiek Driestromenland (Leiden 1993). Land, Menno van der, Tussen ideaal en illusie. De geschiedenis van D66 1966-2003 (Den Haag 2003). Livestro, Joshua, De adem van grootheid. Nederland in de jaren vijftig (Amsterdam 2006). Lunshof, Kees, Van polderen en polariseren. Dertig jaar Nederlandse politiek (Amsterdam 2004). Merriënboer, Johan van, Peter Bootsma, Peter van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force (Amsterdam 2008). Metze, Marcel, De stranding (Nijmegen 1995). Osch, Henk van, Bram Peper. Man van contrasten (Amsterdam 2010). Praag, Philip van, Strategie en illusie: elf jaar intern debat in de PvdA 1966-1977 (Amsterdam 1990). Rehwinkel, Peter, en Jan Nekkers, Regerenderwijs. De PvdA in het kabinet Lubbers/Kok (Amsterdam 1994). Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict (Amsterdam 1995). Rooy, Piet de, De Rode Droom. Een eeuw sociaal-democratie in Nederland (Nijmegen 1995). Rooy, Piet de en Henk te Velde, Met Kok: over veranderend Nederland (Amsterdam 2005). Rooy, Piet de, Republiek van rivaliteiten. Nederland sinds 1813 (Amsterdam 2005). Schuyt, Kees en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000). Steinmetz, Bert, Ruud Lubbers: peetvader van het poldermodel (Amsterdam 2000). Terlouw, Jan, Naar zeventien zetels en terug. Politiek dagboek 9 maart 1981- 5 november 1982 (Utrecht 1983). Thijn, Ed van, Dagboek van een onderhandelaar. 25 mei – 11 november 1977 (Amsterdam 1978). Turpijn, Jouke, 80’s dilemma. Nederland in de jaren tachtig (Amsterdam 2011). Velde, Henk te, Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl (Amsterdam 2002). Velde, Henk te, Van regentenmentaliteit tot populisme. Politieke tradities in Nederland (Amsterdam 2010).
!
63!
Vonhoff, H.J.L. De zindelijke burgerheren: een halve eeuw liberalisme (Baarn 1966). Voss, Vivian en Herman Schaper, Beeld van een partij. Een documentaire geschiedenis van D’66 (Haarlem 1981). Vries, Jouke de Paars en de managementstaat: het eerste kabinet Kok(1994-1998) (Apeldoorn 2002). Wagenaar, Marja, Herinneringen aan Joop den Uyl. Artikelen en interviews (Amsterdam 1988). Weezel, Max van, en Leonard Ornstein, Frits Bolkestein. Portret van een liberale vrijbuiter (Amsterdam 1999). Artikelen Andeweg, Rudy, ‘Formatie van de paarse coalitie. Democratisch en politicologisch gehalte van een kabinetsformatie’, in: Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995) 149-171. Baalen, Carla van, ‘’I’m still confused, but at a higher level’ – Over niet-confessionele politiek en de humanistische beweging. Rondetafelgesprek onder leiding van Carla van Baalen, geredigeerd door Peter Derkx’, in: Bert Gasenbeek en Peter Derkx (ed.), Georganiseerd humanisme in Nederland: geschiedenis, visies en praktijken (Amsterdam 2006) 60-85. Becker, F.H. ‘Paars Licht. De verhouding tussen VVD en PvdA, 1982-1994’, in: Van Schie (ed), Tussen polarisatie en paars. De 100-jarige verhouding tussen liberalen en socialisten in Nederland (Kampen 1995), 148-165. Clerx, J.M.M.J. en R.J.J. Stevens, ‘Polarisatie als ideologisch surrogaat. De nieuwe antithese VVD-PvdA, 1959-1971’, in: Van Schie (ed.), Tussen polarisatie en paars. De 100-jarige verhouding tussen liberalen en socialisten in Nederland (Kampen 1995), 115-126. Duisenberg, Wim, ‘Lubbers als minister’, in: Arendo Joustra en Erik van Venetië, Ruud Lubbers. Manager in de politiek (Baarn 1989) 129-142. Eisinga, R, Ph.H. Franses en P. Scheepers, ‘Trends in de links-rechts oriëntatie van de Nederlandse kiezers, 1978-1995’, in: Gerrit Voerman (ed.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (1996) 215-228. Koole, Ruud, ‘De ondergang van de sociaal-democratie? De PvdA in vergelijkend en historisch perspectief’, in: Gerrit Voerman (ed.), Jaarboek 1992 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (1993) 73-98. Lucardie, P, M. Nieboer en I. Noomen, 'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1991' in: Gerrit Voerman (ed.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1992), 14-61.
!
64!
Margés, Hans, ‘Lubbers en zijn ambtenaren’, in: Arendo Joustra en Erik van Venetië, Ruud Lubbers. Manager in de politiek (Baarn 1989) 199-212. Mellink, Bram, ‘Tweedracht maakt macht, de PvdA, de doorbraak en de ontluikende polarisatiestrategie (1946-1966)’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, vol 126 (2011), 30-53. Otten, Bas, ‘’Verbreekt de rode boeien.’ Het antisocialisme van de VVD in de jaren 19521959’, in: P.G.C. van Schie (ed.), Tussen polarisatie en paars. De 100-jarige verhouding tussen liberalen en socialisten in Nederland (Kampen 1995) 97-114. Wöltgens, Thijs, ‘Het torentje van monisme’, in: Robert Ammerlaan (ed.), Afscheid van Ruud Lubbers (Zp 1994) 347-350. Kranten en tijdschriften Alberts, Jaco, ‘Beatrix hielp Paars vooruit. Hoe Beatrix de grondlegger werd van Paars I’, Historisch Nieuwsblad maart 3013. Brader, Toof, ‘Paarse geschiedenis biedt informateurs weinig houvast’, Nieuwsblad van het Noorden 16 mei 1994. Breedveld, Willem, ‘Lubbers kreeg ‘gerede twijfel’ of Brinkman wel de juiste man was’, in: Trouw 27 december 1995. Bode, Emile, ‘Wie is de baas in het CDA?’, De Telegraaf 15 april 1994. Driehuis, Gerard, en Frenk van der Linden, ‘De richtingenstrijd der liberalen: ‘Nijpels mag nooit een genscher worden’’, De Tijd 10 december 1982. Goslinga, Hans, ‘Gruijters kon zijn mond niet houden’, Trouw 20 april 2005. Grieken, Nico van, en Paul Grijpma, ‘Een PvdA/VVD-kabinet?’, Elsevier Magazine 15 februari 1986. Heese, Ruud van, en Lex Oomkes, ‘Paars is geen incident geweest’, Trouw 3 april 2004’ Heldring, J.L. NRC Handelsblad 16 december 1977. Hoedeman, Jan, ‘Afstand is iets anders’, De Volkskrant (26 juni 1994). Hoedeman, Jan, ‘De punch-bal van de PvdA’, Volkskrant, 23 juli 1994. Josten, Marc, ‘Jongensclub springlevend. Als de paarse coalitie lukt, moet er een steen in Des Indes’, Vrij Nederland 30 april 1994’ Koole, Ruud, ‘Beatrix balanceert op de grens van het aanvaardbare’, Nieuwsblad van het Noorden 13 juli 1994.
!
65!
Kromhout, Bas “Coalities tussen sociaaldemocraten en confessionelen”, Historisch Nieuwsblad augustus 2006. Weerdt, Jasperien van, ‘Paars betekent logisch einde Des Indes’, Trouw 29 september 1994. Weezel, Max van, en Leonard Ornstein, ‘In de voetsporen van Drees. Lubbers zit er niet om lellen uit te delen’, Vrij Nederland 23 januari 1993. Zwart, Rutger, en Sander Peters, ‘Ruud Lubbers over twintig jaar CDA. ‘Pragmatische nononsensepolitiek, dat was ons gezicht’’, Historisch Nieuwsblad, augustus 2000. ‘De twee kanten van paars’, Nieuwsblad van het Noorden 23 april 1994. ‘‘Gefrustreerd Konijn’ Vredeling gaf ongezouten mening’, De Volkskrant 31 oktober 2007’ ‘Geheime PvdA/VVD-club omzeilt al jaren het CDA’, Limburgsch Dagblad 29 juni 1994. ‘Kok betwist Lubbers’ keus voor topambtenaar’, Volkskrant, 21 juli 1994. ‘Ruime opdracht voor Tjeenk Willink’, Trouw 7 mei 1994. ‘Strategie van Van Mierlo gebaat bij Tjeenk Willink’, Het Parool 7 mei 1994. ‘Tjeenk Willink gepokt en gemazeld’, Algemeen Dagblad 7 mei 1994. ‘Tjeenk Willink stuit nu al op patstelling’, De Telegraaf 1 juli 1994. Bronnen en overige Documentatiecentrum voor Nederlandse Politieke Partijen, Groningen Collectie verkiezingsprogramma’s Nederlandse Politieke Partijen Online te raadplegen via www.rug.nl/dnpp/verkiezingen/2ekamer/program/index Nationaal Archief, Den Haag Archief Molly Geertsema Frank de Grave, VPRO 1989. http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.7059098.html Het marathoninterview met Molly Geertsema, VPRO 1986. Mailcorrespondentie Jan Pronk 21 mei 2013. Nijland, Yfke, ea, ‘De val van kabinet Lubbers II’, http://www.geschiedenis24.nl/anderetijden/afleveringen/2009-2010/De-val-van-kabinet-Lubbers-II.html Geraadpleegd op 15 maart 2013. Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23715, nr.2. Tweede Kamer, Regeringsverklaring 31 augustus 1994, 86-5805. Wim Kok, ‘We laten niemand los. Den Uyl-lezing 1995’.
!
66!
Bijlage 1: Beschikbare verslagen bijeenkomsten Des Indesberaad 1976-1991
Jaar
!
Data
1976
21 mei/ 30 augustus/ 8 oktober/ 10 december
1977
10 februari/ 9 juni/ 29 september/ 12 december
1978
13 februari/ 20 juni/ 9 oktober/ 14 december
1979
28 februari/ 8 mei/ 4 september/ 27 november
1980
26 februari/ 22 april/ 17 juni/ 9 september
1981
3 februari/ 24 november
1982
9 februari/ 30 maar/ 28 september/ 7 december
1983
1 maart/ 10 mei/ 20 december
1984
12 juni
1985
29 januari/ 28 mei/ 27 augustus/ 22 oktober/ 17 december
1986
4 februari/ 3 juni/ 14 oktober
1987
27 januari/ 31 maart/ 13 oktober/ 15 december
1988
9 februari/ 3 mei/ 25 oktober
1989
31 januari/ 21 juni/ 21 september/ 28 november
1990
19 juni/ 2 oktober
1991
7 februari/ verder onbekend
I!
Bijlage 2: aanwezig geweest bij Des Indesberaad 1976-1994*
VVD
D66
PvdA
Dees, Dick
Bakker, Ernst
Alders, Hans
Dijkstal, Hans
Brinkhorst, Laurens-Jan
Buurmeijer, Flip
Franssen, Jan
Eisma, Doeke
Hek, Arie van der
Geertsema, Molly
Engwirda, Maarten
Kemenade, Jos van
(voorzitter 1976-1987)
Glastra van Loon, Jan
(voorzitter 1993-1994)
Ginjaar, Leendert
Goudsmit, Anneke
Kosto, Aad
Grave, Frank de
Groenman, Louise
Leijnse, Frans
Hermans, Loek
Kohnstamm, Jacob
Meijer, Wim
Jacobse, Huub
Mierlo, Hans van
Melkert, Ad
(voorzitter 1987-1993)
Nypels, Erwin
Peper, Bram
Korthals, Henk
Scheltema, Olga
Pronk, Jan
(voorzitter 1976)
Spier, Edo
Roethof, Hein
Linschoten, Robin
Wessel-Tuinstra, Elida
Tjeenk Willink, Herman
Nijpels, Ed
Wolffensperger, Gerrit-Jan
Wallage, Jacques
Remkes, Johan
Zijl, Jan van
Stoel, Anne-Lize van der Thalhammer, Tom
JOVD
Visser, Erik Vonhoff, Henk
Bakker, Bas
Nijs, Annette
Vries, Gijs de
Bastieux, Bernard
Remkes, Johan
Wiebenga, Jan-Kees
Biezen, Eduard van der
Rijksen, Herman
Brinckmann, Eric
Rutte, Mark
Grave, Frank de
Stoel, Leo Pieter
Houwing, Roelof
Stoel, Anne-Lize van der
Leenaars, Eli
Vries, Gijs de
Lijdsman, Bart
* Niet van alle aanwezigen is de naam bekend, waardoor deze lijst niet geheel compleet is.
!
II!
Bijlage 3: Verkiezingsuitslagen grootste vier partijen 1972-1994
Jaar
CDA (KVP, ARP, CHU)
PvdA
VVD
D66
Aantal zetels Paars
1972
48
43
22
6
71
1977
49
53
28
8
89
1981
48
44
26
17
87
1982
45
47
36
6
89
1986
54
52
27
9
88
1989
54
49
22
12
83
1994
34
37
31
24
92
!
III!