Burundi
“Burundi is één van die mooie landen van de wereld die eens en voor altijd gezegend lijken door God en die ons eraan herinneren dat het goddelijke werk voortdurend beneden wordt door een jaloerse duivel.”
© Elise Pirsoul
Philippe en Jean Castermans1
De lange weg naar de wederopbouw In het hart van Afrika ligt een klein land, door het Tanganyikameer gescheiden van zijn grote buur, de DR Congo, met een lange gemeenschappelijke grens met zijn “tweelingbroer” Rwanda in het noorden en met Tanzania in het oosten, een land ter grootte van België, met een afwisselende en rijke natuur.
T
waalf jaar burgeroorlog heeft zijn sociale en economische structuren vernietigd. België ondersteunt de Burundezen in hun inspanningen om een sterke, met zichzelf verzoende maatschappij herop te bouwen.
Door zijn ligging op de evenaar, de grote hoogte en de overvloedige regen heeft dit land een eerder aangenaam klimaat dat gunstig is voor de landbouw. Volgens de legende was Burundi ooit een natuurlijk paradijs dat werd bevolkt door jagers-verzamelaars die maar hun hand hoefden uit te steken om vruchten te plukken en die makkelijk jacht konden maken op het overvloedig aanwezige wild… Los van de mythe is het wel zo dat het land tot in 1993, het jaar van de grote “crisis”, redelijk zelfvoorzienend was.
Vandaag is Burundi een van de armste landen in de wereld (het staat op de 167ste plaats van 177 op de menselijke ontwikkelingsindex). Een groot deel van de bevolking is van zijn grond verdreven of is naar een ander land gevlucht en is afhankelijk van humanitaire hulp. Duizenden kinderen zwerven rond in de straten, en telkens wanneer de weersomstandigheden tegenvallen of de veiligheidssituatie verslechtert, steekt de voedselonzekerheid de kop op. Dit is het gevolg van 12 jaar burgeroorlog en politieke instabiliteit. Dit land komt echter weinig ter sprake, het staat in
de schaduw van de Rwandese genocide. Het verschil is dat het Burundese conflict tien jaar heeft aangesleept. Terugblik. In juni 1993 vonden in Burundi de eerste vrije en democratische presidentsverkiezingen plaats: Melchior Ndadaye werd verkozen tot de eerste Hutu-president van Burundi dat tot dan door een Tutsiminderheid werd geleid. Enkele maanden later werd hij door Tutsimilitairen vermoord. Dezelfde nacht nog werden gematigde Tutsi’s en Hutu’s massaal vermoord en kwam een nieuwe spiraal van geweld op gang met represailles langs beide kanten. Sinds de ondertekening van de vredesakkoorden van Arusha in augustus 2000 en van het alomvattend akkoord over het staakt-het-vuren in 2003 door de rebellenbeweging CNDD-FDD en de overgangsregering, herstelt het land zich stukje bij beetje van de burgeroorlog. In 2005 waren er opnieuw vrije en democratische verkiezingen. Toen was er opnieuw de hoop op stabiliteit en het vooruitzicht van investeringen op lange termijn. De huidige politieke situatie is echter verre van rustig. Door de massale aanwezigheid van wapens in het land nemen banditisme en gewelddaden toe. De inflatie, de verhoging van de prijzen van voedsel en petroleum zijn bovendien een rem op de lichte economische vooruitgang die er sinds 2005 is. Twaalf jaren van conflict hebben de Burundese maatschappij diepgaand gewijzigd. Weinig families ontsnapten aan het geweld of bleven gespaard van het verlies van familieleden en de verslechtering van de levenstandaard, die al niet bijzonder hoog was. Honderdduizenden ontheemden en vluchtelingen1 verlieten hun enige bestaansmiddel, namelijk hun grond. Ontelbare weeskinderen leven in moeilijke omstandigheden (deze situatie wordt op blz. 7 en 10 belicht). De infrastructuur en de sanitaire situatie zijn verslechterd, maar het conflict liet ook sporen na in de mentaliteit en de psyche van de mensen. De waarden die de kern uitmaken van het
1. “Au Burundi”, éd. Didier Hatier, 1990. 2. Ontheemden zijn naar een andere regio in hun land gevlucht, vluchtelingen zijn naar het buitenland gevlucht. DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2008
3
Burundi woord “ubuntu” in het Kirundi, namelijk de eerbiediging van het leven van de andere, solidariteit en humaniteit ten aanzien van de zwaksten, zijn verdwenen. De onopgeloste conflicten en de straffeloosheid hebben het wederzijdse wantrouwen binnen de maatschappij vergroot: slachtoffers en vermoedelijke daders leven samen. De bevolking smacht naar waarheid en gerechtigheid. Justitie, vrede, rechtsstaat: dit zijn de sleutelelementen voor de wederopbouw van een sterke, met zichzelf verzoende maatschappij die bereid is naar de toekomst te kijken. De Belgische en internationale samenwerking is op deze domeinen actief in het kader van de Vredesopbouw (zie artikel blz. 5) en de bilaterale hulp (zie tekstkader). De steun voor de meer klassieke domeinen die fundamenteel zijn voor de ontwikkeling en het welzijn van de bevolking, zoals gezondheid, onderwijs en landbouw, wordt voortgezet. Belgisch-Burundese samenwerking: justitie, vrede, rechtsstaat en ontwikkeling De Internationale gemeenschap had lange tijd geen oog voor Burundi. Toch hield België gedurende heel deze periode de samenwerking in stand. De crisis van 1993 veroorzaakte inderdaad een scherpe daling in de internationale ontwikkelingshulp, met name van 300 M USD naar 27 M USD per jaar. Daardoor verergerde de toestand nog in Burundi – een land waarvoor de totale ontwikkelingshulp in het begin van de jaren negentig bijna een vierde van het BBP bedroeg en tweemaal meer vreemde deviezen opleverde dan de export. Het embargo dat in 1996 door de internationale gemeenschap werd uitgevaardigd, maakte de toestand alleen maar erger. Hoewel de verslechtering van de politieke toestand, de staatsgreep van 1996 en de sancties vanwege de buurlanden een “bevriezing” van de directe Belgisch-Burundese bilaterale samenwerking tot gevolg hadden, die duurde tot de akkoorden van Arusha, werd de samenwerking nooit volledig opgeschort. België steunde namelijk het verkiezingsproces en de consolidering van de gemeenschap in het algemeen. Tijdens de Gemengde commissie van oktober 2006 kreeg de directe bilaterale samenwerking een nieuwe impuls. Deze commissie, die met de Burundese partners de samenwerking met België diende te plannen, heeft een nieuw indicatief samenwerkingsprogramma opgesteld voor de jaren 2007-2009 ten belope van 60 miljoen EUR. Hierbij werd rekening gehouden met de karakteristieken van het land: het tekort aan middelen, de impact van de crisisjaren en de zwakke staatsstructuur. Het samenwerkingsprogramma is vooral gericht op steun aan de instellingen, noodhulp, humanitaire aspecten, voedselzekerheid en conflictpreventie. Ook het noodprogramma voor Burundi sluit hierop aan (15 miljoen EUR). Dit programma spitst zich hoofdzakelijk toe op tussenkomsten voor een snelle verbetering van de basisinfrastructuur (wegen en drinkwatervoorziening) en van de uitrusting (boeken en schoolmeubilair). België steunt bovendien de inspanningen van de Burundese overheid om gratis basisonderwijs voor iedereen in te voeren. Het nieuwe programma voor ontwikkelingssamenwerking tussen beide landen is afgestemd op het Strategiedocument voor Armoedebestrijding (PRSP) van Burundi en op de inspanningen van het land met het oog op een herstel van de economie. Dit zijn de prioritaire sectoren van het programma: goed bestuur (Rechtsstaat, veiligheid: 15,5 miljoen EUR); economie en landbouw (9 miljoen EUR), gezondheidszorg (10 miljoen EUR), onderwijs (10 miljoen EUR) en multisectorale steun (7,5 miljoen EUR).n EP
4
In een land ter grootte van België, met een hoge bevolkingsdichtheid en 8 miljoen inwoners, waar 95 % van de bevolking van de landbouw leeft, is de druk op het beschikbare land een bron van conflict en uitputting van de bodem. Bovendien wordt de terugkeer verwacht van vluchtelingen uit Tanzania die de gronden die ze 10 jaar geleden verlaten hebben opnieuw zullen opeisen. Hierdoor dreigen nieuwe conflicten te ontstaan over landbouwgronden die al buitengewoon versnippend zijn.
Steunprogramma voor goed bestuur en veiligheid Vrede, veiligheid en goed bestuur vormen de grondslag voor de sociaaleconomische ontwikkeling. Dit kondigde de Burundese regering aan die na de democratische verkiezingen van augustus 2005 werd gevormd. De bijdrage van België in dit domein richt zich vooral op: 1. Steun aan justitie en de versterking van de rechtsstaat De Belgisch-Burundese samenwerking draagt ertoe bij dat een ruimer publiek toegang heeft tot de kennis van de wetgeving. Zij verleent hiervoor steun aan het gerechtelijk studie- en documentatiecentrum (wetboeken en wetten, officieel publicatieblad van Burundi, vertaling van de wetten in het Kirundi, verspreiding, etc.). Ze wenst ook bij te dragen tot een meer onafhankelijke, beroepsmatige en ethische rechtspleging door de opleiding van magistraten en ambtenaren van de rechterlijke orde te ondersteunen. 2. Steun aan de politie en aan de veiligheidssector De verbetering van de veiligheidssituatie in het land is nog steeds een prioritair aandachtspunt van de regering en een absolute voorwaarde voor de opleving van de economie en de nationale verzoening. In dit kader past de voortgezette steun van de Belgisch-Burundese samenwerking aan de opleiding van de nationale politie en aan de uitrusting van de politie met logistieke en materiële middelen. 3. Steun aan de lokale ontwikkeling en aan de burgerparticipatie Lokale ontwikkeling en burgerparticipatie zijn twee van de prioritaire instrumenten waarmee de regering de democratische cultuur wil versterken. De decentralisering is een fundamenteel kenmerk van de wederopbouw in Burundi. De Belgisch-Burundese samenwerking stelt een gerichte steun aan de provincie Kirundo voorop (lokale ontwikkelingsplannen met een versterkte betrokkenheid van de gemeenschappen uitwerken; gemeentelijke begrotingen opstellen, uitvoeren en goed beheren; conflicten beheren en oplossen).
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2008
P. Simons / DGOS
© Iriba
Burundi
Vredesopbouw in Burundi Na een jarenlang aanslepende burgeroorlog zet Burundi voorzichtige stappen naar vrede. De internationale gemeenschap blijft wantrouwig, maar België wil Burundi niet laten vallen. De dienst Vredesopbouw ondersteunde tal van initiatieven voor het herstel van een gezonde samenleving.
A
ls in augustus 2000 de vredesakkoorden van Arusha worden ondertekend is de uitdaging groot: een overgangsregering moet het land naar verkiezingen leiden, waarna een legitiem verkozen regering kan werken aan de wederopbouw van de staat en de verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking. Intussen is Burundi echter het weeskind van de internationale gemeenschap geworden. Na een jarenlang embargo dat evenwel vooral de bevolking trof, bleef het vertrouwen in de regering lang uit. Bovendien bleek de bereidheid om de wederopbouw in Burundi te financieren niet bijster groot te zijn. België is altijd een voortrekker en pleitbezorger geweest voor de herneming van de ontwikkelingssamenwerking met Burundi. Toch Burundi 2004 2005 2006 2007 Totalen Subsidies van “Vredesopbouw” programma’s
in eur 3.578.107 3.434.173 3.352.327 4.873.211 15.237.818
zal het duren tot oktober 2006 vooraleer een eerste gemengde commissie wordt bijeengeroepen om samen met de Burundese partners de samenwerking met België te plannen. In afwachting kon de Belgische regering evenwel onder meer beroep doen op de middelen van de subsidielijnen “conflictpreventie” en “preventieve diplomatie”, die worden beheerd door de dienst Vredesopbouw. Rechtspraak Na een lange periode van onveiligheid, schendingen van de mensenrechten en straffeloosheid is het herstel van de rechtspraak een absolute prioriteit. Eén derde van het budget voor conflictpreventie in Burundi ging de voorbije vier jaren dan ook naar gespecialiseerde NGOs als Advokaten zonder Grenzen, Réseau des Citoyens – Citizens’ Network (RCN), Justice & Démocratie, en naar Penal Reform International. Hun opdracht: de overheid en het middenveld ondersteunen bij de uitbouw van een betrouwbare en goed werkende rechtsstaat. Tegenwoordig springen andere bilaterale en internationale actoren bij in de initiatieven die in dit domein door “pionierverenigingen” genomen werden. Democratie Een tweede prioriteit is de versterking van de democratische instellingen. Via de Vereniging van Europese volksvertegenwoordigers voor Afrika (AWEPA) wordt het Burundese parlement nu al jaren ondersteund, terwijl samen met andere donoren de verkiezingen van 2004 financieel werden ondersteund (ons land gaf hiervoor een subsidie van 2 miljoen EUR). Democratie kan enkel werken als de vrije meningsuiting wordt gevrijwaard. In Burundi werden herhaaldelijk pogingen gedaan om de pers te muilkorven, maar mede door de actieve steun van België is dit niet gelukt. Pluralisme is essentieel voor een goed
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2008
5
Burundi
maatschappelijk evenwicht. Vandaar de veelzijdigheid van de steun aan de media verleend door de dienst Vredesopbouw: de Nationale Radio en Televisie kregen 3 miljoen EUR steun (zie kader). Maar evengoed vrije radios (Radio Publique Africaine, Radio Isanganiro), het tijdschrift Iwacu, de productie van een radiosoap voor conflictpreventie, filmvertoningen in de dorpen over het thema van dialoog en verzoening (zwervende cinemakaravaan Iriba) als projecten voor vorming van geschreven en gesproken pers via NGOs als Panos en Infosud, konden van onze steun genieten. Vluchtelingen en wapens Wie oorlog zegt, denkt onvermijdelijk aan vluchtelingen en wapens. Het is dan ook geen toeval dat 1,5 miljoen EUR werd voorzien voor de voorbereiding en begeleiding van de terugkeer van vluchtelingen door organisaties als CARAES, de Noorse Raad voor Vluchtelingen, en de Refugee Education Trust (die speciale aandacht verleent aan de repatriëring van leerkrachten en leerlingen). Een bijzonder project betreft onze steun aan het VN-commissariaat voor de vluchtelingen. Dit staat de Tanzaniaanse regering bij in de uitvoering van haar beslissing om 200.000 Burundese vluchtelingen uit 1972, die intussen helemaal zijn geïntegreerd, het Tanzaniaanse staatsburgerschap te verlenen. Hier zouden veel andere landen een voorbeeld kunnen aan nemen! Wat wapens betreft, heeft de dienst Vredesopbouw in de voorbije jaren meer dan een miljoen EUR steun verleend aan Handicap International en Dan Church Aid voor de strijd tegen anti-persoonsmijnen en voor ontmijning. Het “Regionaal Centrum voor de strijd tegen lichte wapens” (RECSA) krijgt samen met de Belgische NGO
GRIP financiële steun aangereikt voor de uitwerking van een nationaal plan op dit vlak. Vrouwen Omdat de rol van vrouwen na een ernstig conflict doorgaans wordt onderschat, terwijl hun bijdrage nochtans van cruciaal belang is, heeft België ten slotte in de voorbije vier jaren meer dan een miljoen EUR besteed aan steun voor het programma van Search for Common Ground. Dit zet de vrouwen aan tot actieve deelname in de democratisering van de Burundese samenleving. Ook al is onze bilaterale samenwerking intussen opnieuw veel intenser geworden, toch is de specifieke rol van de dienst Vredesopbouw nog lang niet uitgespeeld. Nieuwe plannen zijn in de maak: de laatste rebellengroep (FNL) moet nog worden opgenomen in de veiligheidsmachten, de publieke instellingen en de samenleving. Het is tevens voorzien dat zij voorgoed de gewapende strijd vaarwel zeggen en zich ombouwen tot een politieke partij. Ook dat zal geld kosten, niet enkel voor hun opvang, maar ook voor hun vorming. Waarom dan niet ineens een vormingsinitiatief nemen waar alle politieke partijen voordeel bij halen? En hoe zal Burundi omspringen met de verwerking van zijn gewelddadig verleden? Onze steun zal er toe bijdragen dat binnenkort de tijdelijke gerechtsinstellingen (Waarheids- en verzoeningscommissie en Speciale Rechtbank) een zo helder mogelijk licht werpen op het geweld dat het Burundese volk sinds meer dan 40 jaar in rouw gedompeld heeft, om werk te maken van het gerecht, en op die manier verzoening mogelijk te maken. U hoort er nog van! n Marc Van Wymeersch en Ivan Godfroid
Vernieuwing van radio en televisie voor meer democratie In 2002 al rijpten de plannen om de nationale radio en televisie van Burundi (Radio-Télévision Nationale du Burundi - RTNB) op een andere leest te schoeien. Burundi bevond zich toen in een belangrijke politieke overgangsfase. De oorlog woedde nog steeds maar de kiem van democratie was al aanwezig. De RTNB werd sinds jaar en dag gezien als de spreekbuis van een autoritair regime. Het was dan ook de bedoeling de omroep een rol te laten spelen in de democratisering van het land. De macht moest voortaan worden gedeeld en het idee rijpte om de nationale omroep te laten fungeren als een echte pluralistische overheidsdienst die er is voor alle burgers. De omschakeling verliep in verschillende fasen. Na eerste verkennende opdrachten in 2002 en 2003 werd de vzw Kabondo in september opgericht. Hiermee konden de werkzaamheden van start gaan, die in 2007 succesvol werden afgesloten. Het project is technisch goed geslaagd. De RTNB functioneerde nauwelijks nog en had zo goed als geen werkbaar materiaal. Zowel radio als televisie werden gedigitaliseerd, tot en met de verdeling van servers. Deze technologische omschakeling is een echte krachttoer op audiovisueel gebied. Alles is gecomputeriseerd, het productiemateriaal is nieuw en het personeel werd op alle niveaus opgeleid om ermee te werken. Een andere indrukwekkende verschuiving had plaats op het gebied van programma’s en informatieverstrekking, vooral wanneer men weet hoe eenzijdig de zender voorheen was. De verandering werd duidelijk zichtbaar bij de verkiezingen van 2005, met niet minder dan 6 stemrondes. De nationale omroep heeft deze namelijk op een uitermate degelijke wijze verslagen, wat zowel op verwondering als op respect werd onthaald. Ook de programma’s zijn diverser en beter geworden. Ze zijn inhoudelijk sterker en dienen het openbare belang (nieuwe programmering voor de televisie en het tweede radionet). De politieke onrust die eind 2006 en in 2007 in het land heerste, heeft het er niet gemakkelijker op gemaakt maar toch is pluralisme het hoofdmotto gebleven. Tot slot blijven er problemen met het beheer, de werkorganisatie en het functioneren van de diensten. De RTNB is een archaïsche, logge instelling waar de lonen te laag zijn om het personeel voltijds aan het werk te houden. Daarnaast kampt de RTNB met een chronisch gebrek aan financiële middelen waardoor initiatieven en productiemogelijkheden worden beknot. Tegen dit soort problemen is de vzw Kabondo niet opgewassen. Dit gaat over meer dan over audiovisuele middelen, namelijk over de grondslagen van de Burundese kwestie. Kortom, dit is “een ander verhaal”… JF Bastin
6
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2008
Burundi: interview
Een bril of naar school
Gesprekken met jonge Burundezen…
© Iriba
Het lyceum van Musenyi was vroeger een gerenommeerde instelling, waar leidinggevende functionarissen hun opleiding kregen.Wegens de oorlog werden de gebouwen achtereenvolgens ingenomen door vluchtelingen, leeggeplunderd en kwamen toen leeg te staan. Sinds enkele jaren krijgen de school en het internaat nieuw leven ingeblazen, ondanks de beperkte middelen, het gebrek aan elektriciteit en het feit dat de gemeente als gevolg van de slechte staat van de wegen van de buitenwereld is afgesloten. Op nauwelijks enkele honderden meters daarvandaan bevindt zich een groep van 3000 huizen waarin ontheemden worden opgevangen. Dat zijn Burundezen die naar het binnenland zijn gevlucht. Wie het schoolgeld kan betalen gaat naar het lyceum. Dieudonné en Longin studeren er allebei. Ze zijn beiden wees en ontheemd en hebben geen inkomsten.Voor hen is studeren geen sinecure… Dieudonné is 20 jaar oud. In 1993 verloor hij zijn ouders. Sindsdien heeft hij zijn geboorteplek verlaten en leeft hij in het kamp Musenyi (3000 huizen waar vooral Tutsi en Twa (Pygmeeën) wonen). De ontheemden leven ver van hun grond en hun middelen van bestaan: “Het is moeilijk overleven, zelfs voor wie nog ouders heeft. Je moet immers ver lopen om aan voedsel te geraken. Collegegeld betalen is dan ook zo goed als onmogelijk…” In elk geval niet zonder hulp van buitenaf. “Ik kreeg hulp van de gemeente omdat ik kon aantonen dat ik behoeftig ben. Maar nu kan ik ook niet meer op de gemeente rekenen en dat maakt verder studeren lastig.” En dit is niet het enige obstakel dat Dieudonné op zijn weg vindt: “Je moet netjes gekleed gaan maar dat is niet zo eenvoudig wanneer je maar één stel kleren hebt (…) Soms ga ik zonder te eten naar school maar dan heb ik het moeilijk om aandachtig te zijn…” Gelukkig zijn er lotgenoten die hem uit de nood helpen. “Onder ons (nvdr: in het kamp voor ontheemden), heerst er een goede samenwerking. Ons groepje heet “de solidariteitsclub”. Zo maken we bakstenen om te verkopen. De opbrengst gaat in een gemeenschappelijke spaarpot. Wie iets nodig heeft, een schrift of wie wat schoolgeld tekort komt, wordt geholpen.” Longin is 22 jaar oud en komt uit een gezin met 15 kinderen waarvan vrijwel iedereen werd uitgeroeid tijdens het bloedbad. “Ik was 8 jaar oud. Ze hebben al mijn broers vermoord. Alleen ik blijf nog over, samen met mijn zus en mijn moeder.” Toen besliste hij weg te gaan, zoals duizenden anderen die allemaal ontheemd zijn. “Ik wilde vluchten. Ik was bang voor
degenen die mijn familie hebben vermoord. Zo ben ik hier in het kamp voor ontheemden in Musenyi terechtgekomen. Ik ben hier blijven naar school gaan, eerst naar de gemeenteschool en daarna naar de middelbare school. Vandaag leef ik alleen in het kamp. Mijn moeder is naar haar geboortestreek teruggekeerd. Ze is gehandicapt en kan geen voedsel meer zoeken. Ze werd heel hard afgeranseld met machetes en knuppels. Ze is een gebroken vrouw.” In afwachting leeft hij van de hand in de tand en probeert hij te overleven en te studeren: “Bij het begin van het schooljaar, als je geen collegegeld betaalt, wordt je na twee weken weggestuurd om het geld te halen”. Op zulke ogenblikken gebeurt het, dat bittere herinneringen naar boven komen: “Als ik het nodige niet heb, denk ik aan mijn vader en aan mijn grote broers, want zij waren het die alles voor mij betaalden. Wanneer ik naar films over de oorlog kijk, doemen de beelden weer op van hoe mijn vader voor mijn ogen de keel werd overgesneden! En degene die dat gedaan heeft, heeft achteraf mijn leven gered!” Toch zet hij zich in voor zijn studies, want hij heeft plannen: “Als ik een sponsor vind, wil ik naar de universiteit gaan. Indien God het wil, ga ik geneeskunde studeren. Ik wil mensen verzorgen…” Longin heeft vaak migraine, hij moet een bril dragen. Maar een bril kost evenveel als het collegegeld voor de middelbare school, en dat bedrag kan hij al met moeite bij elkaar krijgen (een bril kost immers 17 EUR, het collegegeld als interne 13 EUR). Een tragisch dilemma… n Elise Pirsoul
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2008
7
Burundi: de kinderen
Kinderen, eerste oorlogslachtoffers De eerste slachtoffers van de oorlog zijn vaak de meest onschuldige burgers. In Burundi zijn het de kinderen die het hard te verduren kregen: ondervoeding, verlies van de ouders, verlating. Sommigen hebben hun toevlucht gezocht bij het leger, anderen hebben van de straat hun thuis gemaakt. Voor de oorlog was dit ondenkbaar in een land waar een kind “het kind van iedereen” is. Moedige mannen en vrouwen reageerden, in het begin enkel met hun kracht en bescheiden middelen, om de kinderen opnieuw een kans te geven…
Maggy, “een engel in de hel” beschikking te stellen, dat door de kinderen het “Maison Shalom” wordt genoemd, naar een liedje dat op de radio wordt gedraaid. Hiermee is de aanzet gegeven tot een liefdadigheidsorganisatie die alsmaar meer uitbreiding neemt. Na de opening van het opvangcentrum voor weeskinderen van Ruyigi, opent Maggy eind 1994 nog twee andere centra: “Oasis de Pais” in Gisuru en “Casa della Pace” in Butezi. Alle drie namen hebben dezelfde betekenis: Huis van vrede.
© Béatrice Petit
Het Maison Shalom, meer dan 10.000 kinderen De liefdadigheidsorganisatie is in de eerste plaats opgezet om in heel Burundi hulp te bieden aan oorlogs- en aidswezen. Gedurende 15 jaar leven meer dan 10.000 kinderen samen in het “Maison Shalom”, waarna ze opnieuw worden geïntegreerd in de maatschappij. De liefdadigheidsorganisatie stelt immers alles in het werk om de kinderen, zodra mogelijk, te laten terugkeren naar hun familie. Wanneer het kind geen gezin meer heeft waar het terecht kan, koopt de organisatie een stukje grond om een huis te bouwen in een omgeving waar het kind kan gedijen.
Midden in de hel van de Burundese burgeroorlog kon de vrouw die intussen gemeenzaam bekend is als “Maggy”, bewerkstelligen dat een nieuwe generatie jonge burgers meer belang hecht aan haar waarde als mens dan aan afstamming, etnische herkomst en haat.
A
lles begint op de ochtend van 24 oktober 1993 wanneer mannen, gewapend met machetes, knuppels en stenen binnenvallen in het Bisdom Ruyigi, een provincie dichtbij de Tanzaniaanse grens. Marguerite Barankitsé (Maggy) herkent een familielid dat ze probeert te beschermen, met gevaar voor haar leven. Dankzij de tussenkomst van andere Tutsi-vrouwen wordt ze gespaard. Ze slaagt er ook in het leven van 25 kinderen te redden, maar 72 personen, waaronder veel ouders, worden voor haar ogen afgemaakt. De 25 weeskinderen worden opgevangen door Maggy. In mei 1994 kan ze de bisschop ertoe overhalen om haar een schoolgebouw ter
10
Ter aanvulling van inkomensgenererende activiteiten voor de tewerkstelling van jongeren, richt Maggy in 2002 de “Cité des Anges” op. Dit is een ontmoetingsplaats met zwembad en restaurant en waar er, dank zij de bibliotheek, ook ruimte is voor cultuur. Jongeren kunnen er in de garage het beroep van mecanicien leren. Het complex wordt al vlug uitgebreid met een Franse vereniging, “la Maison des Anges”, en met de “Cinéma des anges”, de enige filmzaal in Burundi buiten de hoofdstad. Deze sociaal-culturele initiatieven en programma’s zijn een doeltreffende manier om Ruyigi uit zijn isolement te halen. Ze zijn er in de eerste plaats op gericht jongeren - waaronder gewezen kindsoldaten - te leren wat vrede is. Doordat ze een venster openen op de wereld en uitzicht bieden op een toekomst, bevorderen ze de re-integratie van deze jongeren. Het dynamische en boeiende initiatief van Maggy heeft bijgedragen tot de duurzame ontwikkeling van de hele regio. Op 16 januari 2002 wordt haar werk dan ook officieel erkend door het Burundese Ministerie van Binnenlandse Zaken.
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2008
Burundi: de kinderen
Het ziekenhuisproject REMA De jongste jaren behelsde het werk van Maggy ook de bouw van een ziekenhuis dat ze bekostigde met dotaties1, schenkingen en kredieten. Reeds in 1998 was ze zich ervan bewust dat er nood was aan een gezondheidscentrum, maar door de onveiligheid als gevolg van de burgeroorlog (van 1993 tot 2003) moest ze daarmee wachten tot 2005. Van bij het opstarten van de liefdadigheidsorganisatie stelden zich in verband met de verzorging van de wezen immers zowel kwalitatieve als kwantitatieve problemen. Kinderen met ernstige verwondingen moesten in buitenlandse ziekenhuizen worden opgenomen en chirurgische ingrepen konden ook alleen maar in het buitenland worden uitgevoerd. Het idee van een medisch centrum onder het beheer van het “Maison Shalom” komt van de kinderen die door de oorlog dramatische situaties hebben meegemaakt: fysiek en psychisch leed, verkrachting, hiv/aids. Chloé Ndayikunda, die de moordpartijen van 1993 overleefde en op 16-jarige leeftijd door Maggy werd geadopteerd, behaalde in februari 2005 een artsendiploma. Zij besliste zich in Ruyigi te vestigen om op haar beurt deze kinderen te verzorgen en werkte actief mee aan de totstandkoming van het project. Maggy koestert de hoop dat het REMA-ziekenhuis2 een preventieve uitwerking heeft om “niet voortdurend de brokken te moeten lijmen”, m.a.w. dat het erin slaagt het aantal wezen te beperken, te voorkomen dat hiv/aids wordt overgedragen van moeder op kind en de houding van de bevolking ten aanzien van gezondheid te verbeteren. Zulks geldt vooral voor moeders, kinderen en zwakkeren en de financiële bijdrage moet afgestemd zijn op de middelen van de zorgontvangers. Het REMA-ziekenhuis opende zopas zijn deuren. De openingsplechtigheid op 22 januari 2008 werd bijgewoond door de Eerste Vice-President van de Republiek en andere Burundese prominenten. Nu het ziekenhuis erkend is, ontvangt het subsidies van de overheid. Verwacht wordt dat er 120 personen zullen worden tewerkgesteld. n Jean-Michel Corhay Voor meer informatie www.maisonshalom.net
Het medisch project Opnieuw vorm geven aan het gezondheidsstelsel in de regio Ruyigi door de oprichting en uitbouw van een ziekenhuis met een capaciteit van 120 bedden met de volgende afdelingen: materniteit, verloskunde, neonatale dienst, pediatrie, orthopedische en viscerale heelkunde, opnames, dispensarium, externe raadplegingen. Daarnaast telt het ziekenhuis een aantal aanverwante diensten voor de verbetering van de gezondheid: centrum voor de permanente opleiding van het personeel, centrum voor moeder en kind, centrum voor voedingsleer, centrum voor psychische begeleiding.
Burgeroorlog, Gezondheid en Scholing Jonge kinderen die aan een gewelddadig conflict werden blootgesteld, vertonen een duidelijke groeiachterstand. Ze gaan ook minder lang naar school, zo blijkt uit onderzoek bij kinderen op het Burundese platteland. Burgeroorlog heeft dus ontegensprekelijk langetermijneffecten op de bevolking. Voor ons onderzoek* gebruikten we data van een nationale gezinsenquête uit 1998. We gingen de gezondheid na van kinderen die onder de leeftijd van 5 jaar in hun woonplaats met het geweld van de burgeroorlog geconfronteerd werden. Om enkel het effect te meten van de blootstelling aan het conflict, met uitsluiting van andere effecten zoals armoede, werden voldoende controles ingebouwd. Zo vergeleken we onder meer met kinderen die nooit waren blootgesteld of die na het conflict geboren werden. De gezondheid hebben we berekend aan de hand van de lengte die elk kind bereikt heeft voor zijn/haar leeftijd. Onze resultaten tonen aan dat die kinderen die tijdens hun jonge leven aan de burgeroorlog in hun woonplaats werden blootgesteld, systematisch kleiner zijn dan nietblootgestelde kinderen. Omdat deze groeiachterstand niet ingehaald wordt, is hier sprake van een effect op lange termijn. Deze minder gezonde kinderen gaan ook minder lang naar school. Uit ons onderzoek blijkt immers dat kinderen die gemiddeld 10 maanden aan het conflict werden blootgesteld, 5 maanden later hun schoolloopbaan starten. Blootgestelde kinderen stoppen ook 8 maanden vroeger met de school. Door de slechtere scholing krijgen deze kinderen vervolgens een lager salaris op de arbeidsmarkt. Leerlingen die enkele jaren lager onderwijs gevolgd hebben, verdienen gemiddeld 20% minder, en leerlingen die secundair onderwijs volgden, 8%. Daarnaast zullen de minder gezonde kinderen ook minder productief zijn in de landbouw, omdat ze minder sterk zijn. De effecten van burgeroorlog stoppen dus bijlange niet wanneer de wapens zwijgen. n Philip Verwimp Universiteit Antwerpen & Households in Conflict Network www.hicn.org
[email protected] *B undervoet T., Verwimp P. en Richard Akresh. 2008. Child Health in Rural Burundi, Journal of Human Resources, forthcoming
1. w aaronder de dotatie ten bedrage van 100.000 USD van de “Nansen Refugee Award” die door het HCR in juni 2005 werd uitgereikt. 2. R ema is een Burundees gezegde om iemand op te monteren: “Houd de moed erin, troost je, sta op, herbegin”. DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2008
11
Burundi: de kinderen
Gaston en de straatkinderen, een particulier initiatief dat groeit Vandaag heeft hij niet alleen zijn garage, maar leidt hij ook een ngo met de naam “Action humanitaire contre la délinquance” (AHD – Humanitaire actie tegen delinquentie). AHD wil een dertigtal kinderen per jaar opleiden. Dit is een goed voorbeeld van een kleine lokale ngo die door België wordt gesteund.
© Elise Pirsoul
De garage en het huis van Gaston bevinden zich in de provincie Ngozi, die na de hoofdstad het meeste straatkinderen telt. H., 19 jaar, vertelt: “Ik heb 9 jaar op straat geleefd. Mijn ouders zijn verdwenen, van mijn familie is haast niemand overgebleven, ik had geen keuze. Ik verdiende geld als drager.” Jongeren zoals hij die te oud zijn om naar school te gaan, worden door AHD opgevangen. Na een alfabetiseringscursus worden ze in de werkplaats van Gaston opgeleid tot mecanicien of lasser. Jongeren die in extreme armoede leven, worden hier ook opgeleid, zoals A.: “Mijn familie telt zeer veel kinderen en is zeer arm. Soms vonden we niets te eten. Ik, ik ben niet geslaagd op school en ik schoof mee aan tafel aan, zonder iets bij te dragen. Toen heb ik beslist om weg te gaan van mijn familie. Ik wilde proberen zelf iets te verdienen en ervan te leven. Ik heb de oproep van Gaston gehoord, en zo heb ik hem mijn geval uitgelegd.”
AHD is een lokale ngo die van België een steunbedrag ontvangt van 99.700 EUR voor twee jaar, voor het opvangen, voeden, alfabetiseren, opleiden en emanciperen van ongeveer 60 jonge weeskinderen. Gaston zelf is met niets begonnen. Mensen hebben hem geholpen en nu helpt hij op zijn beurt, in honderdvoud, straatkinderen. “Ik kom uit een zeer bescheiden gezin”, vertrouwt Gaston ons toe. Na de lagere school konden zijn ouders het schoolgeld niet meer betalen. “Toen heeft iemand me onder zijn hoede genomen en de universiteit voor mij betaald. Dat zijn de goede kanten van de Burundese gebruiken: de onderlinge hulp.” Hij zal dit gebaar nooit vergeten. Op het einde van zijn studies als automecanicien, opent hij zijn eigen garagebedrijf. Op een dag “ontmoet ik op de weg een paar jongens, die mijn evenbeeld waren van toen ik klein was. Ze hadden niets, laat staan de kans om naar school te gaan.” Gaston laat ze binnen in zijn garage, in zijn huis en leidt ze op. “Gelukkig begreep mijn vrouw me en moedigde ze me aan. We hebben samen geleefd en alles met deze kinderen gedeeld” . Zo is hij begonnen, in 2003, heel spontaan, met vier jongeren.
Een ander valt in: “Toen ik mijn ouders verloor, wilde ik bij een andere familie intrekken, maar die heeft mij weggejaagd. Zo ben ik op straat beland. Ik werd een boefje. Ik rookte hasjiesj en pleegde diefstallen tot ik uiteindelijk in de gevangenis terechtkwam. Toen ik vrijkwam, heb ik gehoord dat Gaston straatkinderen zocht die een beroep wilden leren. Ik heb me ingeschreven en ik ben beginnen leren. Nu is mijn niveau al goed genoeg en begin ik een stage.” Na een opleiding van zes maanden “op de werkvloer” van Gaston worden de jongeren naar de hoofdstad gestuurd voor een stage. Na deze periode kunnen ze zich als vereniging in een eigen productieatelier vestigen en op hun beurt nieuwe jongeren opleiden. Vijftien jongeren zijn hier al mee bezig. Maar al te vaak tonen de garagebedrijven op het einde van de stage interesse voor deze toegewijde jonge stagiairs. En hoe zien de jonge mecaniciens in spe zelf de toekomst? “Als ik het vak geleerd heb, help ik mijn familie en dan ga ik trouwen. Ik zal kinderen krijgen en een huis kunnen bouwen. Ik zal mijn beroep blijven doen. Maar ik weet niet wat God met mij in de toekomst van plan is …”. n EP
België tegen het gebruik van kindsoldaten: Het leger of de straat. Al te vaak was dit de keuze waarvoor kinderen kwamen te staan die plots wees waren geworden en niet bij een familie of instelling terecht konden. De straat betekende overgeleverd zijn aan honger, weer en wind, geweld. “Zo kwamen de kinderen in de buurt van de militaire kampen leven”, legt een militair uit. “Ze kregen er bescherming en voedsel in ruil voor kleinere diensten, zoals het dragen van munitie. Al snel waren ze gemakkelijke, kosteloze en zeer toegewijde arbeidskrachten.” Vaak was het een kwestie van overleven. Na enkele jaren “kwamen ze soms terug met het wapen van een gesneuvelde militair en stukje bij beetje begonnen ze zelf te vechten.” “De rebellenmilities” daarentegen “ontvoerden wel eens kinderen met de bedoeling ze te laten vechten.” Op de zitting van de VN-veiligheidsraad in de afgelopen maand februari bevestigde België opnieuw zijn sterk engagement tegen het inzetten van kinderen in gewapende conflicten; het bepleit sancties tegen groepen of individuen die jongeren onder de 18 jaar blijven rekruteren. In dat opzicht steunt België een UNICEF-project in het gebied van de Grote Meren (Burundi, Rwanda, Tanzania, DR Congo en Oeganda) en een sensibiliseringscampagne. http://www.child-soldiers.org EP
12
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2008