De -res-tauratie-van Fer-dinand-Bol In het Bonnefantenmuseum is permanent een restauratieatelier ingericht door de Stichting Restauratie Atelier Limburg (SRAL).Op deze wijze vestigt het museum aandacht op het feit dat kunstwerken ook fysieke objecten zijn, die kwetsbaar zijn en een hele geschiedenis met zich meedragen. In deze Uitgelicht is de restauratie beschreven van vier monumentale wandschilderijen van Ferdinand Bol,waaraan op dit moment de laatste hand wordt gelegd. In het restauratieatelier
van de Stich-
ting Restauratie Atelier Limburg (SRAL) werd het afgelopen jaar gewerkt aan de restauratie van vier monument ale doeken van Ferdinand Bol. Het them a van de vier voorsteIlingen, De vinding van Mozes, Aeneas ontvangt zijn Wapenrusting, De Heerverschijnt aan Iozua en Koning Salomo ontvangt geschenken, is moeilijk te duiden. Twee ervan kunnen worden wellicht worden geinterpreteerd als aIlegorie op de gastvrijheid. De anderen verwijzen misschien heel algemeen naar godsdienstzin en gulheid jegens de kerk, maar het heeft er aIle schijn van de opdrachtgeefster, de schatrijke Utrechtse Jacoba MartensLampsins, in 1657vooral een indrukwekkend ensemble van de meest gevierde HoIlandse schilder van dat moment wenste: Ferdinand Bol.
behulp van een waslaag voorzien van een tweede doek achter het oorspronkelijke. Het moest dus vaststaan dat vervoer van de kwetsbare doeken veilig was. Toen bleek dat de werken stabiel waren en veilig getransporteerd konden worden moest nog een praktisch probleem worden opgelost. De doeken waren immers te groot om zowel door de deuren of ramen van het Vredespaleis te kunnen, als door die van het restauratieatelier. Daarom werden de kunstwerken in de 'Bol-zaal' uit hun speciale omlijsting genomen en daarna van het spieraam gehaald (afb.3). Daarna konden ze worden opgerold op speciaal voor dit doel ontworpen cilinders. Iedere stap van dit proces werd nauwgezet gefotografeerd (afb. 4)Na aankomst in het restauratieatelier werden aIle doeken op dezelfde manier voorzichtig afgerold en teruggeplaatst op hun spieraam. Gelukkig bleek op sommige plaatsen de omgeslagen rand met gaatjes, waarmee het oorspronkelijke doek was opgespannen, nog aanwezig. Meestal werden dergelijke randen na het bedoeken eenvoudigweg afgeknipt. De kwetsbare staat waarin de randen zich bevonden vereiste directe behandeling, dus werd er aan de achterzijde een 'facing' van Japans papier aangebracht en werd de rand aan de voorzijde op zijn plaats gehouden door middel van zuurvrij karton (afb. 5). Pas nadat de doeken op deze wijze opnieuw waren opgespannen werden ze met een takel rechtop gezet en vastgezet.
Oorspronkelijk maakte de vier wandbespanningen deel uit van een serie van vijf en vormden ze de decoratie van het huis aan de Nieuwe Gracht 6 in Utrecht. De doeken bleven daar tot ze in 1892 aan het Rijksmuseum in Amsterdam werden overgedragen. Dit liet vier van de doeken in 1912naar het Vredespaleis overbrengen waar ze sindsdien (met een onderbreking gedurende WaIl) hangen. Het vijfde doek, Abraham ontvangt de drieEngelen,werd 14 jaar geleden al door de SRALgerestaureerd en bevindt zich in het Provinciehuis in Den Bosch.
am beter inzicht te krijgen in de techniek en bewaringstoestand werd technisch onderzoek aan de doeken gedaan voordat de daadwerkelijke behandeling kon beginnen. Ze zijn dan weliswaar op doek geschilderd, maar het bleek dat de schilderijen vanwege hun exceptioneel formaat moesten worden samengesteld uit meerdere stukken canvas. De vin-
Van Vredespaleis naar Bonnefanten Alvorens de doeken naar Maastricht over
ding van Mozes bestaat bijvoorbeeld uit niet minder dan vijf aan elkaar genaaide stukken. De doeken zelf werden met met
te brengen werden ze eerst in situ in het Vredespaleis onderzocht. De kunstwerken waren tussen 1892 en 1913bedoekt; met
doorschijnend licht en R6ntgenstraling bestudeerd. Rontgenstraling dringt gemakkelijk door zachte materialen, waar-
Technisch
onderzoek
onder doek en verf, maar wordt tegengehouden door ijzeren spijkertjes, maar ook door bijvoorbeeld het loodwit-pigment in verf. Op een rontgenfoto kan men dus informatie krijgen over de drager en over het gebruik van loodwit, dat vaak in voorbereidende onderschilderingen werd gebruikt
(afb. 6).
~
De verflaag werd nauwgezet met een stereomicroscoop onderzocht. Bovendien werden er verfmonsters genomen. Dergelijke monsters zijn kleiner dan een speldenprik en worden altijd verwijderd uit beschadigde delen van het schilderij. Wanneer ingegoten in kunsthars en geslepen kunnen ze onder een micros coop worden bestudeerd en geven vaak een schat aan informatie over bijvoorbeeld pigmentgebruik, samensteIling van de verf en grondering (afb. 7). De vernislaag werd onder een micros coop en met behulp van UV licht bestudeerd. UV heeft een kortere golflengte dan zichtbaar licht en kan niet door de vernislaag dringen. Deze lijkt daardoor violet en beschadigingen of wijzigingen in het vernis worden zodoende letterlijk aan het licht gebracht (afb. 8). Door al deze onderzoeksmethoden werd grondig inzicht gekregen in de drager, de verflagen en het vernis, en in de technieken die Ferdinand Bol voor zijn schilderijen gebruikte (afb. 9). Reiniging Het grootste gedeelte van de schoonmaak van de doeken bestond uit het verwijderen van oppervlaktevuil, verregaand vergeelde vernislagen en de verkleurde overschilderingen die over de jaren op de schilderijen waren aangebracht. Nadat het vuil aan de oppervlakte was weggenomen, en na verdere proefneming, werd een systeem in twee stappen toegepast, om het vernis te verwijderen. Voor de eerste stap - een uitvinding van de SRAL - werd gebruik gemaakt van tissues die doordrenkt zijn van een gel met oplosmiddel. De tissues werden verticaal onder elkaar tegen de schilderijen gehangen en losten het grootste gedeelte van de bovenste, dat wil zeggen de meest recente vernislagen op. Een raster van draden zorgde ervoor dat de tissues precies op elkaar
aansloten en dat geen stukje kon worden overgeslagen of tweemaal aan deze behandeling zou worden blootgesteld (afb. 10). De tissues werden van te voren seriematig geprepareerd om tijd te besparen en de restauratoren zo weinig mogelijk aan de oplosmiddelen bloot te stellen. Na deze behandeling bleven nog de oudste vernisresten over, die al voor de schoonmaak als craquele en in andere holle spleten tussen de verf zichtbaar waren (afb. 11).Het is gebruikelijk dat restauratoren dergelijke vernisresten nog aantreffen na de schoonmaak, omdat bij vroegere restauraties het vernis niet - zoals tegenwoordig gebruikelijk is - gelijkmatig heeft verwijderd. De moeilijkst bereikbare plaatsen blijven dus meestal het meest minst gereinigd. Deze tweede stap werd nu wel zorgvuldig en handmatig uitgevoerd, metwattenstokjes en oplosmiddel. Met deze twee stappen kan het vernis (desgewenst) geheel worden verwijderd met een minimale blootstelling van de schilderijen aan oplosmiddel. In de praktijk werd een zeer dunne en gelijkmatige vernislaag op de verflagen intact gelaten. Gude retouches en overschilderingen werden hierna verwijderd, waarbij soms weer de originele verflaag van Ferdinand Bol tevoorschijn kwam. Gedurende het hele proces werd de voortgang met behulp van UV-licht gecontroleerd (afb. 12) om ervoor te zorgen dat de schilderijen een gelijkmatige en onderlingsamenhangendeschoonmaak ondergingen. 'Finishing Touch' Gude beschadigingen aan de schilderijen, waarbij delen van de verf en grondlaag verloren zijn gegaan, kunnen worden gerestaureerd met vullingen en retouches. Hierdoor kan de textuur, de vorm en de kleur van de originele verflaag exact worden nagebootst. De beschadigingen aan de schilderijen van Bol werden zodoende gecamoufleerd (niet gerepareerd) en ze kunnen weer als een geheel worden 'gelezen.' Slechts een dunne vernislaag was nog nodig om de retouche te vervolledigen en om deze te beschermen. Vroegere restauratoren gebruikten juist
zoveel mogelijk de originele materialen van het schilderij, maar dat maakt ze ook moeilijk te scheiden van het origineel. Tegenwoordig is het vereist dat een restauratie 'reversibel' is, dat wil zeggen omkeerbaar. Toekomstige restauratoren moeten in staat worden gesteld de doeken opnieuw te behandelen naar hun nieuwe inzichten. Men maakt nu dus gebruik van materialen die eruit zien als het origineel, maar chemisch volstrekt anders zijn, en desgewenst weer gemakkelijk te scheiden van het oorspronkelijke kunstwerk. Mochten de monumentale wanddecoraties van Ferdinand Bol verder in de toekomst opnieuw moeten worden behandeld, dan kan met de huidige ingrepen direct herkennen en desgewenst ongedaan maken. Het minutieus bijgehouden restauratierapport zal hen in staat stellen te achterhalen wat zich in 2006 en 2007 van dag tot dag heeft afgespeeld in het restauratieatelier van de SRALin het Bonnefantenmuseum.
Ferdinand
Bol1616-1680
Ferdinand Bol werd in 1616geboren als zoon van een Dortse chirurgijn. Zijn leertijd als schilder begon bij zijn stadgenoot J.G.Cuyp, maar in 1635 of 1536verhuisde hij naar Amsterdam om bij Rembrandt verder te leren en werken. Hij assimileerde Rembrandts stijl ZQeffectief, dat tot op heden over enkele schilderijen gediscussieerd wordt of ze nu van Rembrandt of van Bol zijn. Het eerste gesigneerde en gedateerde werk van Bol is van 1642 en nadien werd zijn stijl gaandeweg eleganter, misschien om zijn afzetmarkt bij de gegoede burgerij te vergroten. Bol verkreeg in 1652 het burgers chap van Amsterdam, en door zijn huwelijk in 1653 met dochter uit een regentengeslacht kreeg Bol toegang tot een belangrijk en rijk clienteel, dat hem belangrijke opdrachten verschafte. Zo schilderde hij voor het Amsterdamse stadhuis (Paleis op de Dam) twee schoorsteenstukken, en kreeg nadien vergelijkbare opdrachten, zoals van het Leidse stadsbestuur en het schuttersgilde van Gouda. De opdracht voor de wanddecoratie van het huis aan de Nieuwe Gracht 6 in Utrecht in 1657 past ook in dit rijtje. Ze behoorden op dat moment tot de omvangrijkste ensembles in de Nederlanden. In 1669 trouwde Bol een rijke weduwe en verviel voor hem de noodzaak nog langer het fysiek zware schildersambacht uit te voeren. Hij overleed in 1680 in Amsterdam
Afbeeldingen van links naar rechts, van boven naar onder De Bol-zaal in het Vredespaleis. ansichtkaart uit c.l913 afb.2 De doeken worden van hun omlijsting losgemaakt afb.3 De opgerolde doeken worden getransporteerd afb.4 Bescherming van de oorspronkelijke randen afb.5 Roentgenfoto met zichtbare naad en licht loodwi t-partijen afb.6 Verfdoorsnede
afb.7
uit De vindin9 van Moses
Vredespaleis Tijdens de eerste vredesconferentie in Den Haag in 1899 werd het Permanent hofvanArbritage opgericht. De Russische en Amerikaanse diplomaten Friedrich Martens en Andrew Dickson White waren van mening dat hiervoor ook permanente huisvesting moest komen. De laatste benaderde zijn vriend en multimiljonair Alfred Carnegie, die na enig aandringen dit project wel wilde financieren. Het gebouw in Neo-Renaissancestijl werd ontworpen door de Fransman Louis Cordonnier en aangepast door de Nederlander Van der Stem. De tuinen
Ii
f<'
A
,1 11
'I ,t
QI,
"
~
!I' .~
,~
"."
'\
,
\
;-
I .
"-
\
'\
. '.$.
~ .., .;,
l'
\,
\, 111,
\ ~~
a III
zijn van de hand van de Engelman Thomas Mowson. Tijdens de tweede vredesconferentie van Den Haag werd de eerste steen gelegd voor het Vredespaleis en het gebouw werd in 1913voltooid. Het paleis werd ingericht en gedecoreerd met geschenken van de deelnemende landen aan de Haagse conferentie. Nederland droeg de vier schilderijen van Ferdinand Bol bij. Voor drie ervan werd een speciale 'Bol-zaal' ingericht (afb. 2). De vierde, Godverschijntaan Joshuahangt elders in het Vredespaleis. Het plafond van de 'Bol-zaal' werd voorzien van De allegorie op de vrijhandel (1672)van Gerard de Lairesse (1640-1711), dat afkomstig was uit het huis van de Amsterdamse burgermeester.
~
Afbeeldingen van links naar rechrs, van boven naar onder
~
Derail van Devinding vanMosesin UVlichr. De donkere vlekken zijn oude overschilderingen afb.8 Macro.opname ui r Aeneas onrvangt zijn Wapenrusting afb.9
Detail uit De Heerverschijntaan Jozua. Links na eersre stap van de schoonmaak, rechrs erv66r afb.10 Macro-opname mer zichrbaar residu van oud vernis afb.ll
Derailvan Aeneasonrvangtzijn Wapenrusting in UVlichr rijdens schoonmaak afb. 12
UitgeliCht-1Q Verder lezen:
Colofon:
Afbeelding Cover
A.Blanken, "Ferdinand Bol in een Utrechts
Het Bonnefanrenmuseum besteedt regelmatig bijzondere aandacht aan een specifiek werk of ensemble uit de vaste opstelling, dat vanwege techniek, iconografie, herkomst of om een andere reden bijzondere aandacht verdienr.
Verwijderingvan de Devinding van Mozes uit de Bol-zaal
Burgerpaleis", Kunstschrift36/6 (1992), P.23-27. A. Blanken, Ferdinand Bol (1616-1680), Rembrandt's pupil, Doornspijk
1982.
K. Nicolaus, Handboek voor het restaureren van schilderijen, Keulen 1999 (en vele andere edities). K. Nicolaus, Het schilderij: materiaal, techniek-behoud, De Bilt 1981.
Tekst: Gwendoline Fife (SRAL) Venaling en redactie: Lars Hendrikman (Bonnefanrenmuseum). Afbeeldingen: Gwendoline Fife, @ SRAL, behalve
afb. 2.
@ Bonnefanrenmuseum
Het werk van Ferdinand Bolis goed venegenwoordigd in de belangrijke Nederlandse collecties Hollandse schilderkunst, waaronder die van het Rijksmuseum, het Amsterdams Historisch Museum, het Mauritshuis in Den Haag en het Dordrechts Museum.
2007
Bonnefantenmuseum Avenue Cerami que 250 NL - 6221 KX Maastricht Postbus 1735 NL- 6201 BS Maastricht Tel: + 3143 3290 190 (di-zo) Fax: + 31 43 3290 199 www.bonnefanren.nl
[email protected]
Het Bonnefanrenmuseum ontvangt structUreel subsidie van de Provincie Limburg
provincie limburg
Bonnefantenmuseum Maastricht
Ii
van het Vredespaleis op 3 april200G afb.l