WETGEVING
De rechtspositie van het gemeentepersoneel De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen (deel 3) In vorige bijdragen (Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer nr. 221 en 222) hebben we aandacht besteed aan de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen die geregeld worden door het besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. In deze bijdrage gaan we dieper in op toelagen, vergoedingen en sociale voordelen die door andere regelgeving wordt geregeld. De haard- en standplaatstoelage De haard- en standplaatstoelage wordt geregeld door het decreet van 8 mei 2002 houdende wijziging van verschillende bepalingen betreffende de haard- en standplaatstoelage en het vakantiegeld van het gemeenteen provinciepersoneel. Dit decreet bepaalt dat het gemeentepersoneel onder dezelfde voorwaarden als het personeel van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap een haard- en standplaatstoelage ontvangt. De haard- en standplaatstoelage is een verplichte toelage die aan het personeel van de gemeente moet toegekend worden, als de jaarwedde voor voltijdse prestaties bepaalde bedragen niet overschrijdt. Die grensbedragen werden gewijzigd door artikel 7 van het besluit van 7 januari 2009 van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 wat betreft de uitvoering van het sectoraal akkoord 2008-2009 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2009). De haardtoelage wordt toegekend aan: - het gehuwde personeelslid of het personeelslid dat samenleeft, tenzij
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer
N° 224
de toelage toegekend wordt aan zijn echtgenoot of aan de persoon met wie hij samenleeft; - het alleenstaande personeelslid van wie één of meer kinderen deel uitmaken van het gezin die recht geven op kinderbijslag.
de voorwaarden voor het toekennen van de haardtoelage of van de standplaatstoelage, wijzen ze in wederzijds akkoord de persoon aan waaraan de toelage zal worden uitbetaald. De uitbetaling van de toelage is afhankelijk van een verklaring op erewoord.
In gevolge een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wordt de haardtoelage vanaf 1 mei 2000 ook toegekend aan ambtenaren die als koppel ongehuwd samenwonen. Hierbij worden geen specifieke vereisten (bijvoorbeeld samenlevingscontract) gesteld. Het kan ook gaan om twee personen van hetzelfde geslacht die als koppel samenleven.
Het jaarlijks bedrag van de haard- en standplaatstoelage bedraagt: 1. wedden die € 16.421,84 niet overschrijden: - haardtoelage: € 719,89; - standplaatstoelage: € 359,95; 2. wedden die hoger liggen dan € 16.421,84 maar € 18.695,86 niet overschrijden: - haardtoelage: € 395,95; - standplaatstoelage: € 179,98. (Deze bedragen aan 100% worden aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.)
De standplaatstoelage wordt toegekend aan het personeelslid dat geen recht heeft op een haardtoelage. Als beide echtgenoten of de twee personen die samenleven, voldoen aan
De haard- en standplaatstoelage wordt aan personeelsleden met onvolledige dienstprestaties toegekend naar rata
tabel 1: Bedragen van de haard- en standplaatstoelage vanaf 1 juni 2011 (index: 1,5460)
Haardtoelage
Grens
Toelage per jaar
Toelage per maand
€ 25.388,11 € 28.903,80
€ 1.112,95 € 556,48
€ 92,75 € 46,37
€ €
€ 46,37 € 23,19
Standplaatstoelage € 25.388,11 € 28.903,80
556,48 278,24
39
WETGEVING
van die prestaties. De haardtoelage of de standplaatstoelage wordt betaald samen met de wedde van de maand waarop zij betrekking heeft. In het sectoraal akkoord 2008-2009 van 19 november 2008 voor het personeel van de lokale en provinciale besturen werd beslist om een onderzoek uit te voeren naar de kostprijs van de integratie van de haard- en standplaatstoelage in de lonen van de niveaus E, D en C met het oog op een eventuele integratie in de salarisschalen. Een eventuele integratie van die toelagen in de lonen zou een vereenvoudiging van de loonadministratie betekenen en kan eventueel gepaard gaan met een aanpassing van de salarisschalen. De resultaten van dat onderzoek zullen besproken worden bij de evaluatie van het sectoraal akkoord in 2011. Het vakantiegeld Het vakantiegeld is een verplichte toelage. Voor het vakantiegeld moeten we een onderscheid maken tussen de statutaire personeelsleden, de contractuele personeelsleden en de gesubsidieerde contractuelen. Het decreet van 8 mei 2002 houdende wijziging van verschillende bepalingen betreffende de haard- en standplaatstoelage en het vakantiegeld van het gemeente- en provinciepersoneel bepaalt dat het gemeentepersoneel vakantiegeld geniet onder de voorwaarden die door de Vlaamse regering worden bepaald. Die voorwaarden werden voor het statutaire personeel vastgesteld in het besluit van de Vlaamse regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel. Vanaf 2006 bedraagt het vakantiegeld van het statutaire personeelslid voor volledige prestaties die gedurende het referentiejaar werden verricht 92% van een twaalfde van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer
N° 224
op het salaris van de maand maart van het vakantiejaar. Het referentiejaar is het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de vakantie wordt toegekend. Dat betekent dat het bruto vakantiegeld 92% bedraagt van een maandloon. Als het statutaire personeelslid in de maand maart van het vakantiejaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris heeft ontvangen, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn geweest als het personeelslid zijn ambt volledig had uitgeoefend.
Het vakantiegeld is een verplichte toelage Voor de berekening van het bedrag van het vakantiegeld komen de periodes in aanmerking gedurende welke het personeelslid tijdens het referentiejaar: 1. het jaarsalaris geheel of gedeeltelijk heeft genoten; 2. niet in dienst is kunnen treden of zijn ambtsuitoefening heeft geschorst wegens verplichtingen ingevolge de dienstplichtwetten of ingevolge de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, met uitsluiting in beide gevallen van de wederoproeping om tuchtredenen; 3. afwezig was wegens ouderschapsverlof; 4. afwezig was wegens verlof, toegekend met het oog op de moederschapsbescherming. Voor de berekening van het vakantiegeld komt de periode van 1 januari van het referentiejaar tot de dag die voorafgaat aan de datum van de indiensttreding als personeelslid ook in aanmerking, op voorwaarde dat het personeelslid: 1. minder dan 25 jaar oud is op het einde van het referentiejaar; 2. uiterlijk in dienst is getreden op de laatste werkdag van de vierde maand die volgt op een van de volgende data: - de datum waarop het personeelslid de instelling heeft verlaten waar het zijn studies heeft gedaan,
onder de voorwaarden van artikel 62 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders; - de datum waarop zijn leerovereenkomst een eind heeft genomen. De periodes gedurende welke het personeelslid vrijstelling van dienst voor het vervullen van een opdracht genoot, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld. Als het personeelslid niet gedurende het referentiejaar volledige prestaties heeft verricht, wordt het vakantiegeld vastgesteld als volgt: - één twaalfde van het jaarbedrag voor elke prestatieperiode die een volledige maand beslaat; - één dertigste van het maandbedrag per kalenderdag als de prestaties geen volledige maand beslaan. De toekenning van een gedeeltelijk salaris wegens het uitoefenen van verminderde prestaties heeft een overeenkomstige vermindering van het vakantiegeld tot gevolg. Bij onvolledige prestaties wordt het vakantiegeld toegekend naar rato van de gepresteerde uren op basis van de uurdeler die krachtens de bezoldigingsregeling van toepassing is. Twee of meer vakantiegelden kunnen niet gecumuleerd worden boven het hoogste vakantiegeld dat verkregen wordt als de vakantiegelden van alle uitgeoefende ambten of activiteiten berekend worden op basis van volledige prestaties. Het vakantiegeld van een of meer ambten wordt dan verminderd of ingehouden, met uitzondering van het vakantiegeld ter uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers. Het personeelslid dat vakantiegelden cumuleert, moet het bedrag ervan en eventueel het bedrag berekend voor volledige prestaties meedelen aan elke personeelsdienst waarvan het afhangt. Iedere inbreuk kan aanleiding geven tot tuchtstraffen. Het vakantiegeld wordt uitbetaald tussen 1 mei en 30 juni van het jaar waarin de vakantie wordt toegekend.
41
WETGEVING
Bij uitdiensttreding (o.a. ontslag of pensionering) wordt het vakantiegeld uitbetaald in de maand die volgt op de datum van die gebeurtenis. Bij een uitdiensttreding in geval van pensionering, overlijden, ontslag, afdanking of afzetting wordt het vakantiegeld uitbetaald tijdens de maand die volgt op die gebeurtenis. In tegenstelling tot het vertrekvakantiegeld volgens het stelsel van de privésector heeft de uitbetaling van een vakantiegeld bij uitdiensttreding als statutair personeelslid alleen betrekking op het vakantiegeld.
tiepersoneel is immers uitgesloten van de regeling voor de overuren en het werken op zaterdag en zondag. De vakbondspremie De personeelsleden van de gemeente die als bijdragebetalend lid aangesloten zijn bij een representatieve vakorganisatie ontvangen een jaarlijkse vakbondspremie. De vakbondspremie wordt toegekend aan de personeelsleden die aan de
Vakantiegeld, vakbondspremie, kinderbijslag, … zijn toelagen, vergoedingen en sociale voordelen die door andere regelgeving dan de rechtspositieregeling worden geregeld Voor het vakantiegeld van de contractuele personeelsleden (met uitzondering van de gesubsidieerde contractuelen bedoeld in het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van de door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen) kan het gemeentebestuur kiezen tussen het stelsel van de statutaire personeel en het stelsel van de privésector.De gesubsidieerde contractuelen volgen voor het vakantiegeld de regeling van de publieke sector, maar voor het aantal vakantiedagen volgen ze de regeling van de private sector. De kabinets- en fractietoelage Het besluit van de Vlaamse regering van 12 januari 2007 stelt de regels vast voor de aanwerving en terbeschikkingstelling van het kabinets- en fractiepersoneel in de gemeenten en de provincies. Aan de personeelsleden van de kabinetten van de burgemeester en de schepenen en van de fracties in de gemeenteraad kan naast hun salaris een kabinets- of een fractietoelage toegekend worden. De gemeenteraad stelt de hoogte van de toelage vast en houdt daarbij rekening met de aard van de functie en de graad van de betrekking. De toelage is een compensatie voor de onregelmatige werkuren en het vele avond- en weekendwerk. Het kabinets- en frac-
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer
N° 224
volgende voorwaarden voldoen: 1. tijdens het referentiejaar bijdragebetalend lid geweest zijn van een representatieve vakorganisatie; 2. in een instelling, een bestuur of dienst bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 september 1980 (o.a. de gemeente) in de loop van het referentiejaar tot het personeelsbestand behoord hebben, al dan niet voltijds, ongeacht de duur van de tewerkstelling en de administratieve stand of toestand. Wie tijdens het referentiejaar bij verschillende werkgevers gewerkt heeft, zal voor hetzelfde jaar meerdere aanvraagformulieren ontvangen. Hij krijgt slechts één vakbondpremie, want de uitbetaling ervan is gebaseerd op het betaalde lidgeld en niet op het volume van de tewerkstelling of op het aantal tewerkstellingen. Als referentiejaar wordt beschouwd: het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk het recht op uitbetaling van de vakbondspremie ontstaat. Als bijdragebetalend lid wordt beschouwd het vakbondslid dat jaarlijks een individuele bijdrage betaald heeft die ten minste gelijk is aan 0,74% van de geïndexeerde gewaarborgde jaarlijkse bruto bezoldiging, van toepassing op 1 juli van het jaar dat aan het referentiejaar voorafgaat.
Als de individuele bijdrage lager is, wordt de vakbondspremie verminderd. De vakbondspremie wordt door de personeelsleden aangevraagd door een aanvraagformulier, afgeleverd door de personeelsdienst van de gemeente. De uitbetaling van de vakbondspremie gebeurt door een uitbetalingsinstelling die door de minister werd erkend op gezamenlijk verzoek van de instelling en van de vakorganisatie die ze heeft opgericht. De vakbondspremie wordt jaarlijks uitbetaald. Het maximumbedrag van de vakbondspremie voor 2010 bedraagt € 90. Leden die tijdens het referentiejaar de minimumbijdrage hebben betaald, hebben recht op de volledige premie. Leden die 75%, 50% of 25% van de minimumbijdrage betaalden, krijgen respectievelijk 75%, 50% of 25% van de premie. Leden die minder dan 25% van de minimumbijdrage betaalden, komen niet in aanmerking voor een vakbondspremie. Minimum vakbondspremie 2010
Vakbondspremie 2010
€ 139,95
€ 90,00
€ 104,96
€ 67,50
€ 69,98
€ 45,00
€ 34,99
€ 22,50
Voor de vakbondspremie betaalt de gemeente jaarlijks een bijdrage aan het Fonds voor de Vakbondspremies. Deze bijdrage bedraagt € 45,39 per jaar en per personeelslid dat op 30 juni van het referentiejaar tot het personeelsbestand van de gemeente behoorde. De toelagen van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst In 1972 werd bij de RSZPPO (de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten) de Gemeenschappelijke Sociale Dienst opgericht op grond van de vaststelling dat de personeelsleden van veel besturen op geen enkel sociaal voordeel aanspraak konden maken.
43
WETGEVING
In uitvoering van het sectoraal akkoord 2008-2013 hebben de drie representatieve vakbonden (ACOD, VSOA en ACV-Openbare Diensten) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten op 26 januari 2009 de vzw ‘Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen in Vlaanderen’ opgericht. Bij de GSD-V kunnen de volgende plaatselijke en provinciale besturen van het Vlaamse Gewest aansluiten: - gemeentebesturen; - openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - intercommunales; - provinciebesturen; - autonome gemeentebedrijven; - verenigingen, opgericht overeenkomstig titel VIII, hoofdstuk I van het OCMW-decreet. De aangesloten besturen betalen een bescheiden bijdrage op basis van hun totale loonkost (0,15% op de brutoloonmassa). Op de Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen in Vlaanderen kunnen de volgende personen een beroep doen: - de personeelsleden van een aangesloten bestuur (statutairen, contractuelen, gesubsidieerde contractuelen, personen tewerkgesteld in toepassing van artikel 60,§7 van de OCMW-wet). Zowel voltijdsen als deeltijdsen komen in aanmerking. Men moet minimum 9 uur per week en minimum 100 dagen per jaar werken; - de personen die fiscaal ten laste zijn van de werknemer en onder hetzelfde dak wonen; - de gepensioneerde werknemers van een aangesloten bestuur, op voorwaarde dat het pensioen aansluit op het einde van hun tewerkstelling en voor zover ze minstens 5 jaar dienstanciënniteit hebben; - de in disponibiliteit gestelde personeelsleden met een wachtgeld. - De politie, de vrijwillige brandweerlieden en de werknemers in voltijdse loopbaanonderbreking kunnen geen beroep doen op de dienstverlening van de GSD-V.
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer
N° 224
De automatische tegemoetkomingen worden toegekend naar aanleiding van bepaalde familiale of professionele gebeurtenissen. De aanvragen moeten gebeuren binnen een periode van 18 maanden na de gebeurtenis. De automatische tegemoetkomingen zijn: - geboorte- en adoptiepremie (€ 50 per kind); - tussenkomst voor gehandicapte (€ 100 per jaar). De begunstigden die hun kinderbijslag via de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten ontvangen, krijgen de geboortepremie en de tegemoetkoming voor gehandicapte kinderen automatisch uitbetaald; - huwelijkspremie of premie bij wettelijke samenwoning (€ 100). Als beide partners begunstigde zijn van de GSD-V, krijgen ze elk de premie. In geval van wettelijke samenwoning moet een verklaring van wettelijke samenwoning (artikelen 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek) bij de aanvraag gevoegd worden; - premie bij pensionering (€ 105 vanaf minimum 5 dienstjaren onmiddellijk voorafgaand aan de pensionering); - vakantiepremie (€ 5 voor een kind tot 18 jaar dat deelneemt aan een vakantie geboekt via de vakantiedienst vzw Pollen). De toelage bedraagt maximum € 50 per jaar en per kind. De hoofdactiviteit van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst bestaat echter in het helpen van begunstigden die zich in een moeilijke situatie bevinden. Deze hulp kan verschillende vormen aannemen: - financiële tussenkomsten in medische en farmaceutische kosten, hospitalisatiekosten, kosten voor prothesen of medische apparatuur, voor bijzonder dieet, …; - begeleiding en opvolging van bepaalde situaties, als de begunstigde dat wenst; - inlichtingen over sociale wetgeving en gericht op concrete vaststellingen voor het samenstellen van het dossier.
Voor meer inlichtingen: V Vzw Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen – GSD-V Paviljoenstraat 9 1030 Brussel Tel.: 02/215 93 68 E-mail:
[email protected]
Op 1 januari 2010 waren 524 besturen bij de Vlaamse Gemeenschappelijke Sociale Dienst aangesloten. De kinderbijslag De kinderbijslag wordt uitbetaald door de RSZPPO. De bedragen van de kinderbijslag vinden we bijgevolg niet terug in de gemeentebegroting en –rekening. Het recht op kinderbijslag ontstaat vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand van de geboorte van het kind. Dat is ook het geval wanneer het recht op kinderbijslag ontstaat ingevolge adoptie of opname onder pleegvoogdij. Wanneer het recht op kinderbijslag een einde neemt in de loop van een maand, wordt dat recht geacht verloren te zijn op het einde van die maand.
De kinderbijslag wordt betaald door de RSZPPO, deze bedragen vinden we dus niet terug in de gemeentebegroting en – rekening Iedere gebeurtenis die zich in de loop van een maand voordoet en die het toekennen of verliezen van het bedrag van de kinderbijslag impliceert, geeft aanleiding tot het toekennen of verliezen van dat bedrag of van de bijslag vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze in de loop waarvan ze zich heeft voorgedaan. Als een dergelijke gebeurtenis zich voordoet op de eerste dag van de maand, vangt de toekenning of het verlies van dat bedrag of van één van de bijslagen aan vanaf die eerste dag.
45
W E TG E V I N G
De RSZPPO betaalt aan de contractuele personeelsleden de kinderbijslag uit na vervallen termijn (uiterlijk de 10de dag van de volgende maand). Voor de vastbenoemde personeelsleden wordt de kinderbijslag echter vooraf betaald (ten laatste op het einde van de voorafgaande maand). Om op termijn de datum van de betaling van de kinderbijslag voor de kinderen van de personeelsleden van de plaatselijke besturen te uniformiseren, zullen alle vastbenoemde personeelsleden die vanaf 1 april 2001 een nieuw recht op kinderbijslag openen, de kinderbijslag na vervallen termijn ontvangen. De bedragen van de kinderbijslag, het kraamgeld en de adoptiepremie worden gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Kraamgeld: - eerste geboorte: € 1.175,56; - tweede geboorte en elke volgende geboorte: € 884,47; - elk kind uit een meerlingenzwangerschap: € 1.175,56. Adoptiepremie: € 1.175,56 per geadopteerd kind Basiskinderbijslag: - eerste kind: € 86,77 - tweede kind: € 160,55 - vanaf het derde kind: € 239,72 Leeftijdstoeslagen per kind (voor kinderen geboren na 31 december 1990): - kind van 6 t.e.m. 11 jaar: + € 15,12; - kind van 12 t.e.m. 17 jaar: + € 23,02; - kind vanaf 18 jaar: + € 26,53.
Surftip Een gedetailleerde tabel van de leeftijdsbijslagen en van de sociale toeslagen vindt u op de website van de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (www.rszppo.fgov.be/nl/burgers/ kinderbijslag/bedragen.htm).
46
Hebben geen recht op kinderbijslag: - de jongere met een leerovereenkomst; - de werkzoekende die een winstgevende activiteit uitoefent of een sociale uitkering ontvangt; - de rechtgevende die niet langer onderworpen is aan de leerplicht en een van de types van secundair onderwijs met een beperkt leerplan volgt die georganiseerd worden volgens de door de gemeenschappen bepaalde normen, en daarnaast een winstgevende activiteit uitoefent waarvoor hij een sociale uitkering ontvangt (€ 499,86); - een student die een bezoldigde stage verricht waarvan het volbrengen een voorwaarde is tot het verkrijgen van een wettelijk gereglementeerd diploma, getuigschrift of brevet. De bijslagtrekkende is de persoon die het kind opvoedt en aan wie de kinderbijslag effectief wordt uitbetaald. In de regel ontvangt de moeder van het kind de kinderbijslag. Als de moeder niet instaat voor de opvoeding, wordt de gezinsbijslag uitbetaald aan de persoon of de instelling die het kind onder zijn hoede heeft. In geval van adoptie duiden de echtgenoten zelf de bijslagtrekkende aan. In de volgende vier gevallen wordt de kinderbijslag rechtstreeks aan het kind uitbetaald: - als het gehuwd is (ongeacht de leeftijd van het kind); - als het zelf bijslagtrekkende is voor een of meer van zijn kinderen; - als het ontvoogd is en er in zijn gezin geen andere persoon is die bijslagtrekkende kan zijn; - als het minstens 16 jaar is en in er in zijn gezin geen andere persoon is die bijslagtrekkende kan zijn. De tweede pensioenpijler van de contractuele personeelsleden Het pensioen vormt een van de fundamentele verschillen tussen de statutaire en de contractuele personeelsleden van de gemeente.
De statutaire personeelsleden van de gemeente hebben een ambtenarenpensioen, de contractuele personeelsleden een werknemerspensioen. Het ambtenarenpensioen van de statutaire personeelsleden wordt beschouwd als een vorm van uitgesteld loon en wordt berekend op basis van het gemiddelde salaris van de laatste vijf dienstjaren. Voor dat pensioen geldt een relatief plafond van drie vierde van hun salaris. Het absoluut plafond bedraagt thans € 6.040,06 per maand. Voor de vaststelling van het ambtenarenpensioen wordt het gemiddelde salaris van de laatste vijf jaar vermenigvuldigd met het aantal jaren van de loopbaan (met inbegrip van de bonificaties) en gedeeld door zestig. Het werknemerspensioen van de contractuele personeelsleden van de gemeenten wordt berekend op basis van het gemiddelde van hun ((jaar per jaar) begrensd) loon van de volledige loopbaan van het personeelslid. Voor het pensioen van de contractuele personeelsleden wordt een onderscheid gemaakt tussen een alleenstaand en een gehuwd personeelslid van wie de partner geen inkomen heeft. Het werknemerspensioen van een alleenstaand contractueel personeelslid bedraagt zestig procent van het gemiddelde en geplafonneerde loon van de volledige loopbaan vermenigvuldigd met het aantal jaren van de loopbaan en gedeeld door vijfenveertig. Het werknemerspensioen van een gehuwd contractueel personeelslid van wie de partner geen inkomen heeft, bedraagt vijfenzeventig procent van het gemiddelde geplafonneerde loon van de volledige loopbaan vermenigvuldigd met het aantal jaren van de loopbaan en gedeeld door vijfenveertig. Thans bedraagt het gewaarborgd minimum ambtenarenpensioen € 1.546,13 per maand voor een gehuwde en € 1.236,93 per maand voor een alleenstaande. Het gewaar-
WETGEVING
borgd minimum werknemerspensioen bedraagt voor een volledige loopbaan € 1.306,37 per maand voor een gezin en € 1.045,43 voor een alleenstaande. Voor het ambtenarenpensioen wordt een automatische perequatie toegepast. Dat betekent dat om de twee jaar die pensioenen op dezelfde wijze geherwaardeerd worden als de salarissen van hun actieve collega’s. De pensioenen van de contractuele personeelsleden hebben die automatische perequatie niet. Ze worden in beperkte mate gekoppeld aan de evolutie van het algemeen welzijn. Bovendien worden voor de statutaire personeelsleden afwezigheden die gelijkgesteld worden met dienstactiviteit mee in aanmerking genomen voor het pensioen.
Het kaderreglement legt de gemeenschappelijke regels vast voor alle lokale besturen die van het systeem wensen gebruik te maken. Het bepaalt de rechten en de plichten van het lokaal bestuur, de pensioeninstelling, de aangeslotenen en hun rechthebbenden en de voorwaarden waaronder die rechten worden uitgeoefend. Daarnaast moet elk lokaal bestuur dat tot de kaderovereenkomst wil toetreden een raadsbeslissing nemen over de startdatum, het vaststellen van de bijdragevoet en de eventuele inhaalbijdrage. De startdatum is ten vroegste 1 januari 2010. De bijdragevoet bedraagt minstens 1 percent van het pensioengerechtigde jaarloon van de contractuele personeelsleden. Dat is het jaarloon dat in aanmerking wordt genomen voor socialezekerheidsbijdragen. Op die bijdrage van 1 percent betaalt het lokaal bestuur nog een solidariteitsbijdrage van 8,86%.
De pensioentoezegging die in het kaderreglement is opgenomen is van het type vaste bijdrage en heeft tot doel om een pensioenrente samen te stellen die aan de aangeslotene of (in geval van overlijden voor de voorziene einddatum) aan zijn rechthebbenden wordt uitgekeerd. Elk personeelslid (ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst) dat op de datum waarop het lokaal bestuur het pensioenreglement in werking laat treden een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten met het lokaal bestuur of na die datum een arbeidsovereenkomst met dat lokaal bestuur afsluit, wordt verplicht aangesloten aan het pensioenstelsel. De pensioentoelage bedraagt minstens 1 percent van het pensioengevend jaarloon. Het lokaal bestuur kan echter een hoger percentage als pensioentoelage storten.
Marijke De Lange berekende dat het verschil tussen een ambtenarenpensioen en een werknemerspensioen meer dan 700 euro bruto per maand bedraagt Het lokaal bestuur kan Statutair personeel heeft een (Ontwikkelingen en beslissen om voor de uitdagingen voor het ambtenarenpensioen, contractueel personeel een indienstzijnde persowerknemerspensioen pensioenstelsel lokaneelsleden een inhaalle besturen, VVSGtoelage te storten voor studiedag 11 maart de al gepresteerde 2009, www.vvsg.be). Volgens Ria De procedure verloopt in drie stappen: diensttijd of voor een gedeelte van Janvier krijgt een ambtenaar met - een beslissing van de gemeen- de al gepresteerde diensttijd vóór de een volledige loopbaan 75% van de teraad met de intentieverklaring datum waarop het pensioenstelsel gemiddelde wedde van de laatste om een aanvullend pensioenstel- voor het lokale bestuur in werking vijf jaar. Een contractueel personeelssel voor de contractuele perso- treedt. Die inhaaltoelage bestaat uit lid met 45 pensioenjaren krijgt 75% neelsleden in te voeren en om een eenmalige koopsom. Die koopvan zijn salaris als zijn echtgenoot de Rijksdienst voor de Sociale som is gelijk aan het normale toelageen beroeps- of vervangingsinkomen Zekerheid van de Provinciale en gepercentage op het pensioengevend geniet. In het andere geval is dat Plaatselijke Overheidsdiensten jaarloon vermenigvuldigd met maxislechts 60%. (RSZPPO) aan te duiden als mum het aantal jaren en maanden opdrachtencentrale volgens de dienst tussen de datum van in dienst wet van 24 december 1993 betref- treden en de datum van het in werIn het sectoraal akkoord 2008-2013 fende de overheidsopdrachten en king treden van het pensioensstelsel. dat de werkgevers– en werknemersorsommige opdrachten voor aanganisaties in het Vlaamse comité C1 op neming van werken, leveringen en De pensioentoelage wordt voor iedere 19 november 2008 sloten voor het peraangeslotene in trimestriële delen op diensten; soneel van de Vlaamse lokale besturen werd onder andere de oprichting van - een beslissing van de gemeenteraad het einde van ieder trimester op een een tweede pensioenpijler voor de conom het aanvullend pensioenstelsel individuele pensioenrekening gestort. tractuele personeelsleden in het voorin te voeren en om het bestek van Op de eerste dag van de maand die uitzicht gesteld. Op 9 december 2009 de RSZPPO goed te keuren; bereikten zij een akkoord over het - een beslissing van het college van volgt op de vijfenzestigste verjaarkaderreglement voor het aanvullend burgemeester en schepenen of van dag van de aangeslotene wordt het pensioen voor de contractuele persode OCMW-raad waarbij de door de bedrag dat op de pensioenrekening neelsleden. Dat kaderreglement werd RSZPPO voorgestelde gunning aan is opgebouwd opeisbaar en omgezet door de Vlaamse regering bekrachtigd een verzekerings- of bankinstelling in een rente. De aangeslotene kan de vervroegde uitkering van zijn pensiop 10 december 2009. wordt goedgekeurd.
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer
N° 224
47
WETGEVING
oenrechten bekomen vanaf zestig jaar op de ingangsdatum van zijn wettelijk pensioen. Wanneer de aangeslotene overlijdt, heeft de begunstigde recht op de omzetting in een rente van de opgebouwde waarde op de individuele pensioenrekening. De opgebouwde waarde wordt op de einddatum omgezet in een lijfrente. De opgebouwde waarde wordt in geval van overlijden voor de einddatum omgezet in een rente voor de begunstigde. Wanneer het jaarbedrag van de rente tussen € 500 en € 800,01 bedraagt, wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke delen op het einde van ieder trimester.
Indien de aangeslotene in leven is op de einddatum, wordt de rente uitgekeerd aan de aangeslotene zelf. Indien de aangeslotene overlijdt vóór de einddatum, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde: a) de echtgeno(o)te van de aangeslotene; b) de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene; c) bij ontstentenis de kinderen van de aangeslotene, of bij plaatsvervulling, hun nakomelingen; d) bij ontstentenis het financieringsfonds.
Ieder jaar brengt de pensioeninstelling elke aangeslotene in een pensioenfiche op de hoogte van: - het bedrag van de pensioentoelagen; - de verworven reserve; - de verworven prestatie en de datum van opeisbaarheid; - het bedrag van de verworven reserve van het afgelopen jaar; - de rente die overeenstemt met het pensioenkapitaal.
Arnold Blockerije stadssecretaris Ninove Trefwoord(en): rechtspositieregeling, gemeentepersoneel, vergoedingen
www.zwembadreparatie.nl
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer
N° 224
49