r i j k s d i e n s t vo o r s o c i a l e z e k e r h e i d va n d e p ro vi n c i a l e e n p l a a t s e l i j k e o ve r h e i d s d i e n s t e n
Aan mevrouw Aan de heer Gouverneur Burgemeester Voorzitter van het OCMW Voorzitter van de Intercommunale Voorzitter van het Politiecollege datum 10-03-2008
uw correspondent Peter Contreras
telefoon (02) 239 15 71
Voor alle vragen m.b.t. uw socialezekerheidsaangifte, gelieve contact op te nemen met uw RSZPPO-dossierbeheerder.
fax (02) 239 14 39
e-mail
[email protected]
betreft
Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2 Vlaams rechtspositiebesluit: toelagen, vergoedingen, sociale voordelen en voordelen in natura. -
Besluit van 7 december 2007 van de Vlaamse Regering houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (B.S., 24-12-2007) Toelagen, vergoedingen, sociale voordelen en voordelen in natura toegekend aan personeelsleden van de Vlaamse provinciale en plaatselijke besturen: Verschuldigde bijdragen voor het contractueel en vastbenoemd personeel; Toetsing van de verschillende toelagen aan artikel 30 van het koninklijk besluit van 28-11-1969 voor de vastbenoemde personeelsleden.
Geachte mevrouw Geachte heer
In uitvoering van het Vlaams gemeentedecreet van 15-7-2005 en het Vlaams provinciedecreet van 9-122005 heeft de Vlaamse Regering met het in rubriek genoemde besluit van 7-12-2007 de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeente- en het provinciepersoneel vastgelegd met ingang van 1-1-2008. De regels van dit Vlaams rechtspositiebesluit (RPB) moeten in 2008 door de gemeente- en de provincieraden geïmplementeerd worden in de rechtspositieregeling van hun personeel (= het personeelsstatuut). Uiterlijk op 1-1-2009 moet de rechtspositieregeling van het personeel in overeenstemming zijn met de bepalingen van het besluit van 7-12-2007 en moeten de eventuele onverenigbaarheden van de bestaande rechtspositieregeling met dit besluit opgeheven zijn. Met deze Mededeling wens ik u toelichting te verstrekken omtrent de bijdragen die verschuldigd zijn op de verschillende toelagen, vergoedingen, sociale voordelen en voordelen in natura die op basis van het rechtspositiebesluit kunnen of moeten toegekend worden aan de personeelsleden van de gemeente- en provinciebesturen.
1. Het door het Vlaams rechtspositiebesluit gehanteerde onderscheid tussen toelagen, vergoedingen en sociale voordelen. Het Vlaams rechtspositiebesluit is van toepassing op het voltallige gemeente- en provinciepersoneel met uitzondering van het personeel van de gemeentelijke gezondheidsinstellingen die door de federale overheid gefinancierd worden. Het besluit is evenmin van toepassing op het gemeentelijke brandweerpersoneel.
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
2
Het (geldelijk) statuut van het personeel wordt door het besluit gemoderniseerd en vereenvoudigd, waarbij onder meer wijzigingen worden aangebracht aan diverse regelingen inzake toelagen en vergoedingen. Het Vlaams rechtspositiebesluit maakt een onderscheid tussen toelagen, vergoedingen en sociale voordelen, welke in Titel VIII van het besluit (artt. 131-169) nader bepaald en als volgt gedefinieerd worden: - een toelage is een geldelijk voordeel dat het personeelslid ontvangt dat welbepaalde prestaties levert; - een vergoeding is een geldelijke tegemoetkoming ter compensatie van de kosten die het personeelslid werkelijk maakt; - een sociaal voordeel is een voordeel in natura of in contanten dat een bestuur aan zijn personeelsleden toekent (maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering…). Ook de voordelen in natura toegekend aan de conciërges worden in het besluit geregeld. Het Vlaams rechtspositiebesluit stelt op limitatieve wijze de diverse toelagen en vergoedingen vast welke kunnen of moeten toegekend worden aan het gemeente- en provinciepersoneel: benevens het vakantiegeld en de haard- en standplaatstoelage1 kan het bestuur geen andere toelagen en vergoedingen toekennen of invoeren dan deze geregeld in het besluit. Daarentegen kunnen wel andere dan de in het rechtspositiebesluit geregelde sociale voordelen ingevoerd of behouden blijven. Het rechtspositiebesluit legt de regeling van sommige toelagen vast in gedetailleerde voorschriften terwijl voor andere de regeling zich beperkt tot een algemene omschrijving van de toelage, van het toepassingsgebied, van de toekenningsvoorwaarden en/of van de financiële grenzen ervan. De vaststelling van de nadere regels of de uitvoeringsbepalingen wordt alsdan overgelaten aan de raad van het bestuur zelf, die zich hierbij moeten houden aan de voorschriften van het besluit.
2. De toelagen 2.1.
Algemeen: onderscheid tussen contractuele en vastbenoemde personeelsleden
Voor de contractuele personeelsleden zijn de in het rechtspositiebesluit geregelde toelagen steeds onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen. Voor de vastbenoemde personeelsleden dient de al dan niet onderwerping van de toelagen aan socialezekerheidsbijdragen bepaald te worden met toepassing van artikel 30 van het koninklijk besluit van 28-11-19692. In principe dienen de toelagen als loon onderworpen te worden aan socialezekerheidsbijdragen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen zij evenwel vrijgesteld worden van socialezekerheidsbijdragen. In geen geval worden de toelagen vermeld in het rechtspositiebesluit in aanmerking genomen voor de vaststelling van het pensioen openbare sector. Op deze toelagen zijn voor de vastbenoemden, die aangesloten zijn bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen (= pool 1) of bij het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen (= pool 2) geen pensioenbijdragen verschuldigd aan de RSZPPO. Hieronder worden vooreerst op algemene wijze de voorwaarden uiteengezet waaronder toelagen toegekend aan de vastbenoemden vrijgesteld kunnen worden van socialezekerheidsbijdragen. Vervolgens wordt voor elke, in het rechtspositiebesluit opgenomen toelage onderzocht of de vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen verleend kan worden.
2.2.
De vrijstellingsvoorwaarden geldig voor toelagen van vastbenoemden
Krachtens artikel 30, §2, 4° van voormeld koninklijk besluit van 28-11-1969 worden de toelagen, toegekend aan de vastbenoemde personeelsleden, vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen indien
1
Decreet van 8-5-2002 houdende verschillende bepalingen betreffende de haard- en standplaatstoelage en het vakantiegeld van het gemeente- en provinciepersoneel (B.S., 18-6-2002). 2 Koninklijk besluit van 28-11-1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers (B.S., 5-12-1969).
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
-
3
de toekenningsmodaliteiten ervan uiterlijk op 1-8-1990 vastgelegd werden in wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen; zij op 1-1-1991 niet onderworpen waren aan socialezekerheidsbijdragen.
De toekenningsmodaliteiten van de toelage moeten door het bestuur vastgelegd zijn in een besluit, reglement of statuut dat door de toezichthoudende overheid goedgekeurd werd vóór 2-8-1990. Onder toekenningsmodaliteiten worden verstaan de berekeningswijze van de toelage (uurloon, forfaitair jaar- of maandbedrag, percentage van het brutoloon…) en de personeelscategorieën die de toelage ontvangen. Elke wijziging van de berekeningswijze of de personeelscategorieën wordt beschouwd als wijziging van het besluit, het reglement of het statuut waardoor de betrokken toelage als een “nieuwe toelage” (d.w.z. vastgelegd na 1-8-1990) onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen. Evenwel wordt een verhoging van het bedrag van een toelage, die voortvloeit uit de koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen, niet als een wijziging van de toekenningsmodaliteiten beschouwd. Derhalve worden enkel de na 1-8-1990 doorgevoerde verhogingen van de toelage, die de indexaanpassing overschrijden, onderworpen aan socialezekerkeidsbijdragen. Dienaangaande dient aangestipt dat er in het rechtspositiebesluit een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de verplichte toelagen, welke aan het personeel toegekend moeten worden (o.a. voortaan ook de eindejaarstoelage), en anderzijds de andere, facultatieve toelagen, welke door het bestuur vastgelegd kunnen worden in de rechtspositieregeling. Indien bepaalde toelagen voorheen nog niet werden verleend aan de personeelsleden van een provinciaal of plaatselijk bestuur en het bestuur tot de toekenning ervan overgaat omdat deze ingevolge het rechtspositiebesluit een verplicht karakter hebben verkregen, worden de betrokken toelagen bij dit bestuur beschouwd als “nieuwe toelagen” die onderworpen zijn aan socialezekerheidsbijdragen. Het Vlaams rechtspositiebesluit heeft de koninklijke besluiten en de omzendbrieven van de (federale) Minister van Binnenlandse Zaken, die tot op heden dienst deden als reglementaire basis van de verschillende toelagen, opgeheven en vervangen. Voor de verschillende toelagen, vermeld in het besluit van 7-12-2007, wordt hieronder de toetsing gemaakt aan artikel 30, §2, 4° van het koninklijk besluit van 28-11-1969 teneinde na te gaan of het rechtspositiebesluit de toekenningsmodaliteiten ervan al dan niet heeft gewijzigd en m.a.w. teneinde te bepalen of de vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen in voorkomend geval behouden kan blijven voor de vastbenoemde personeelsleden.
2.3.
De eindejaarstoelage (artt. 133-137 RPB)
Nieuwe regeling RPB Het personeelslid ontvangt jaarlijks een eindejaarstoelage die bestaat uit: - een forfaitair gedeelte, vastgesteld op 311,95 EUR (= bedrag toepasselijk in 2006, jaarlijks te vermenigvuldigen met een breuk, berekend op basis van de gezondheidsindex) en verhoogd met 248,74 EUR (niet geïndexeerd); - een veranderlijk gedeelte (= 2,5% van het jaarsalaris en de haard- of standplaatstoelage). Regeling vóór RPB Op basis van het koninklijk besluit van 28-10-19793 werd de eindejaarspremie op dezelfde wijze vastgesteld, doch zonder de verhoging van het forfaitair gedeelte ten belope van 248,74 EUR. Deze eindejaarspremie was volledig vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen, met uitzondering van de sedert 1999 aangebrachte verhoging buiten index van het forfaitair gedeelte. In 2006 was het vast gedeelte van de toelage ten belope van 25,81 EUR onderworpen aan bijdragen en ten belope van 286,14 EUR vrijgesteld. Verschuldigde socialezekerheidsbijdragen De toekenningsmodaliteiten van de eindejaarstoelage werden niet gewijzigd ten opzichte van de oude regeling. Benevens de sedert 1999 aangebrachte verhoging buiten index van het forfaitair gedeelte dient voortaan ook de bijkomende verhoging van ditzelfde gedeelte ten belope van 248,74 EUR onderworpen te worden aan patronale en persoonlijke socialezekerheidsbijdragen. 3 Koninklijk besluit van 28-10-1979 houdende toekenning van een eindejaarspremie aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt (B.S., 22-11-1979).
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
2.4.
4
De toelage voor nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen (artt. 138-139 RPB)
Nieuwe regeling RPB Voor onregelmatige prestaties ontvangt het personeelslid - naast de wettelijk voorgeschreven inhaalrust ofwel een extra inhaalrust, ofwel een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan: - 25% van het uursalaris per uur nachtprestaties tussen 22 uur en 6 uur; - 100% van het uursalaris per uur prestaties tussen 0 uur en 24 uur op een zondag of een feestdag; - 100% van het uursalaris per uur prestaties tussen 0 uur en 24 uur op een zaterdag. De regeling is niet van toepassing op de personeelsleden van niveau A. Regeling vóór RPB - Voor de nachtprestaties tussen 22 uur en 4 uur kon het bestuur op basis van het koninklijk besluit van 151-19754 een toeslag toekennen van ten hoogste 25% van het op grond van de jaarlijkse globale brutobezoldiging berekend uurloon. - Voor de prestaties op een zondag of een feestdag kon het bestuur op basis van de ministeriële omzendbrieven van 3-10-1966 en 23-3-19675 een toelage toekennen van 1/1976ste van de jaarlijkse wedde per gepresteerd uur (= uurtoeslag van 100%). - Voor de prestaties op een zaterdag kon het bestuur op basis van het Sectoraal Akkoord 1997-1998 dezelfde toelage toekennen als voor zondagsprestaties (= uurtoeslag van 100%). Verschuldigde socialezekerheidsbijdragen - Voor nachtprestaties worden de toekenningsmodaliteiten van de toelage niet geacht te zijn gewijzigd door de uitbreiding van nachtprestaties van 4 uur tot 6 uur. De vrijstelling van socialezekerheidbijdragen blijft geldig voor de vastbenoemden indien tot op heden een toeslag van 25% van het uursalaris toegekend werd. Als het lokaal reglement voorzag in een lagere toeslag (bijvoorbeeld 15%), dan zijn er socialezekerheidsbijdragen verschuldigd op de verhoging (in casu op 10% in voormeld voorbeeld). - Voor prestaties op een zondag of een feestdag zijn de toekenningsmodaliteiten van de toelage niet gewijzigd. De toeslag van 100% van het uursalaris voor prestaties tussen 0 uur en 24 uur op een zondag of een feestdag, blijft zoals voorheen vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen. - Voor prestaties op een zaterdag tussen 0 uur en 24 uur werd de toeslag van 100% van het uursalaris ingevoerd na 1-1-1991. Bijgevolg was en blijft deze toeslag onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen.
2.5.
Het overloon voor overuren (artt. 140-141 RPB)
Nieuwe regeling RPB Overuren zijn uitzonderlijke prestaties die op verzoek van het bestuur geleverd worden bovenop de uren die op grond van de gewone arbeidstijdregeling op weekbasis door het personeelslid gepresteerd worden. Het personeelslid dat overuren presteert, geniet hiervoor compenserende inhaalrust die gelijk is aan de duur van de overuren. Indien evenwel het personeelslid de overuren door omstandigheden buiten de eigen wil niet heeft kunnen compenseren binnen een termijn van 4 maanden, wordt aan het personeelslid dat niet behoort tot het niveau A6 bovenop het uursalaris ofwel extra inhaalrust ofwel overloon in de vorm van een toeslag toegekend. De toeslag is gelijk aan: - 25% per uur voor de overuren op weekdagen tussen 6 uur en 22 uur; - maximaal 25% per uur voor de overuren op weekdagen tussen 22 uur en 6 uur; - maximaal 25% per uur voor de overuren op zaterdagen; - maximaal 25% per uur voor de overuren op zondag of feestdagen. Het overloon wordt toegekend aan alle niveaus, met uitzondering van de personeelsleden van niveau A. Regeling vóór RPB 4
Koninklijk besluit van 15-1-1975 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de toekenning van een toelage voor nachtwerk an sommige personeelsleden van de provincies, de gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en de federaties van gemeenten (B.S., 31-1-1975). 5 Omzendbrieven van de Minister van Binnenlandse Zaken van 3-10-1966 en 23-3-1967 gericht aan de provinciegouverneurs. 6 Het personeelslid van niveau A krijgt voor de niet gecompenseerde overuren enkel het uursalaris zonder overloon uitbetaald.
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
5
Op basis van het koninklijk besluit van 12-2-19637 werd voor de niet gecompenseerde overuren, gepresteerd boven de wekelijkse arbeidsduur van 38 uur, overloon toegekend. Dit overloon, dat niet toegekend werd aan de ambtenaren van niveau A, bestond uit een toeslag van: - maximaal 25% per uur voor de overuren tussen 7 uur en 22 uur; - maximaal 50% per uur voor de overuren tussen 22 uur en 7 uur. Verschuldigde socialezekerheidsbijdragen De wijziging van 7 uur naar 6 uur m.b.t. het onderscheid voor de overuren gepresteerd op weekdagen, wordt niet beschouwd als een wijziging van de toekenningsmodaliteiten. - Voor de overuren op weekdagen tussen 6 uur en 22 uur worden de toekenningsmodaliteiten gewijzigd als de toeslag minder dan 25% per uur bedroeg. De vrijstelling van socialezekerheidbijdragen blijft integraal van toepassing indien tot op heden een toeslag van 25% van het uursalaris toegekend werd. Als het lokaal reglement voorzag in een lagere toeslag (bijvoorbeeld 15%), dan zijn er socialezekerheidsbijdragen verschuldigd op de verhoging (in casu op 10% in voormeld voorbeeld). - Voor de overuren op weekdagen, zaterdagen, zondagen of feestdagen tussen 22 uur en 6 uur worden de toekenningsmodaliteiten gewijzigd als de toeslag op basis van het lokaal reglement meer dan 25% bedroeg. De vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen blijft niettemin behouden voor maximaal 25% per uur. - Voor de overuren op zaterdagen, zondagen of feestdagen tussen 6 uur en 22 uur zijn de toekenningsmodaliteiten niet gewijzigd zodat deze verder vrijgesteld blijven van socialezekerheidsbijdragen.
2.6.
De verstoringstoelage (art. 142 RPB)
Nieuwe regeling RPB Het bestuur kan per oproep een verstoringstoelage toekennen aan een personeelslid dat onvoorzien buiten zijn arbeidstijdregeling of permanentieplicht opgeroepen wordt voor dringend werk. De toelage kan slechts één maal per oproep toegekend worden, bedraagt minimaal tweemaal en maximaal viermaal het uurloon en is cumuleerbaar met de toeslag voor overuren. Regeling vóór RPB van het koninklijk besluit van 12-2-19635 kon een personeelslid, dat buiten zijn dienstverplichtingen teruggeroepen werd om deel te nemen aan een onvoorzien en dringend werk, een toelage ontvangen van viermaal het uurloon. De toelage was onafhankelijk van de bezoldiging van de overuren.
Op basis
Verschuldigde socialezekerheidsbijdragen - De toekenningsmodaliteiten zijn niet gewijzigd als het bedrag van de toelage vastgesteld blijft op viermaal het uurloon. - Indien het bestuur het bedrag van de verstoringstoelage reduceert tot minder dan viermaal het uurloon, worden de toekenningsmodaliteiten gewijzigd. De vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen blijft niettemin behouden.
2.7.
De toelage voor de uitoefening van een hogere functie (artt. 143-144 RPB)
Nieuwe regeling RPB Het bestuur kan een toelage voor de uitoefening van een hogere functie toekennen aan een vastbenoemd personeelslid dat een hogere functie tenminste dertig opeenvolgende kalenderdagen vervult. De toelage is gelijk aan het verschil tussen het salaris dat het personeelslid bij een bevordering in de waargenomen hogere functie zou ontvangen en het salaris in zijn werkelijke functie. Regeling vóór RPB Volgens het koninklijk besluit van 19-4-19628 had het personeelslid recht op - een plaatsvervangingstoelage gedurende acht maanden volgend op de eerste aanstelling in de betrekking; 7 Koninklijk besluit van 12-2-1963 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens buitengewone prestaties aan het provinciaal en gemeentepersoneel (B.S., 15-2-1963). 8 Koninklijk besluit van 19-4-1962 betreffende de toekenning van een toelage wegens uitoefening van hogere functies aan het provinciaal en gemeentelijk personeel (B.S., 30-4-1962).
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
6
- een waarnemingstoelage na het verstrijken van deze termijn van acht maanden. De jaarlijks toegekende plaatsvervangingstoelage was gelijk aan viermaal de waarde van de gemiddelde jaarlijkse verhoging of tweemaal de waarde van de gemiddelde tweejaarlijkse verhoging van de schaal van de graad van de hogere functie. De waarnemingstoelage was gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging die de betrokkene zou genieten in de graad van de voorlopig uitgeoefende functie en de bezoldiging in zijn werkelijke graad. Verschuldigde socialezekerheidsbijdragen De toekenningsmodaliteiten van de in het RPB geregelde toelage voor de uitoefening van een hogere functie zijn gelijk aan de toekenningsmodaliteiten van voormelde waarnemingstoelage. Bijgevolg is de toelage voor de uitoefening van een hogere functie vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen.
2.8.
De gevarentoelage (artt. 145-147 RPB)
Nieuwe regeling RPB Het bestuur kan een gevarentoelage instellen voor werkzaamheden, waarbij de mate van gevaar, hinder of ongezondheid bij normale uitvoering ervan aanzienlijk toeneemt door de bijzondere omstandigheden van fysieke werkdruk waarin ze uitgevoerd moeten worden, of door het gebruik van schadelijke of gevaarlijke stoffen. Het maximale bedrag van de toelage voor occasionele gevaarlijke, hinderlijke of ongezonde werkzaamheden bedraagt - 1,10 EUR per uur tegen 100% indien minder dan 7 uur gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk per maand verricht worden; - 1,20 EUR per uur tegen 100% indien tussen 7 en 25 uur gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk per maand verricht worden; - 1,25 EUR per uur tegen 100% indien meer dan 25 uur gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk per maand verricht worden. Een personeelslid dat permanent gevaarlijke, hinderlijke of ongezonde werkzaamheden uitvoert, kan een jaartoelage ontvangen die gelijk is aan maximaal 10% van de 13e salaristrap van salarisschaal E2 tegen 100%. Regeling vóór RPB Het koninklijk besluit van 17-11-19769 voorzag in een premie aan de personeelsleden die occasioneel taken uitvoerden die de graad van gevaar, hinder of ongezondheid, verbonden aan de normale uitoefening van hun functie, aanzienlijk deden toenemen. De toelage bedroeg 50%, 25% of 10% van het uurloon, afhankelijk van het soort prestatie. Ingevolge het Sectoraal Akkoord 1997-1998 kon het bestuur aan de personeelsleden die permanent gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke taken uitvoeren, een bedrag van de vergoeding van 10% van het jaarsalaris aan 100% op de weddentrap 12 van de weddenschaal E2 toekennen. Verschuldigde socialezekerheidsbijdragen - De toekenningsmodaliteiten van de toelage toegekend aan personeelsleden die occasioneel gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke taken uitvoeren, zijn gewijzigd. Deze toelage is derhalve onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen. - De toelage voor permanente gevaarlijke, hinderlijke of ongezonde werkzaamheden werd ingevoerd na 11-1991. Bijgevolg was en blijft deze toelage onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen.
2.9.
De permanentietoelage (artt. 148-149 RPB)
Nieuwe regeling RPB Het bestuur kan een toelage instellen voor het personeelslid dat door het hoofd van het personeel aangewezen wordt om zich buiten de normale diensturen thuis beschikbaar te houden voor interventies. Het bedrag van de toelage bedraagt 2,01 EUR tegen 100% voor elk uur dat werkelijk aan de permanentie wordt besteed, en is gekoppeld aan de gezondheidsindex
9
Koninklijk besluit van 17-12-1976 tot vaststelling van de grens van de algemene bepalingen betreffende de toekenning van een toelage voor gevaarljk, ongezond of hinderlijk werk aan sommige personeelsleden van de provincies en de gemeenten (B.S., 1-12-1976).
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
7
Regeling vóór RPB Een wachtvergoeding van maximum 0,71 EUR per uur (100% op 1-1-1990) kon toegekend worden op basis van de omzendbrieven van de Minister van Binnenlandse Zaken van 23-3-197910 en 14-12-199011. Na 1-8-1990 werd ingevolge het Sectoraal Akkoord 1997-1998 het maximumbedrag verhoogd tot 2,01 EUR per uur. Het betrof een verhoging die niet beantwoordde aan een indexaanpassing waardoor het supplement van de wachtvergoeding onderworpen werd aan socialezekerheidsbijdragen. Verschuldigde socialezekerheidsbijdragen De toekenningsmodaliteiten zijn niet gewijzigd. De permanentietoelage is bijgevolg vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen ten belope van een maximum van 0,71 EUR per uur. De verhoging buiten index van het initiële bedrag tot 2,01 EUR is onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen.
2.10.
De mandaattoelage (art. 150 RPB)
Het bestuur kan een toelage toekennen voor het uitoefenen van een mandaat. Ze bedraagt maximaal 5% van het geïndexeerde brutosalaris en wordt maandelijks betaald samen met het salaris. Het betreft een nieuwe toelage die onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen. 2.11.
De toelage voor opdrachthouderschap (art. 151 RPB)
Het bestuur kan een toelage voor opdrachthouderschap toekennen voor de belasting met een in de tijd beperkte opdracht die de functie van een personseelslid aanzienlijk verzwaart naar taakinhoud, verantwoordelijkheden en functievereisten. De toelage wordt ontvangen voor de duur van de opdracht en is gelijk aan de toelage die het personeelslid zou ontvangen bij de waarneming van een functie van de naast hogere graad, en wordt maandelijks betaald samen met het salaris. Het betreft een nieuwe toelage die onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen. 2.12.
De functioneringstoelage en de managementstoelage (art. 152 RPB)
Het bestuur kan een functioneringstoelage van maximaal 5% van het geïndexeerde brutojaarsalaris instellen als uit de evaluatie blijkt dat het personeelslid uitstekend heeft gepresteerd in relatie tot de evaluatiecriteria en de eventuele resultaatsverbintenissen. Het bestuur kan een managementstoelage van maximaal 8% van het geïndexeerde brutosalaris toekennen aan een lid van het managementteam als uit de evaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gepresteerd en de concrete doelstellingen die hem bij de aanvang van de evaluatieperiode waren opgelegd, heeft gerealiseerd. Het betreft nieuwe toelagen die onderworpen zijn aan socialezekerheidsbijdragen.
3. De vergoedingen - reis- en verblijfkosten (artt. 153-158 RPB) Het bestuur dient nadere procedureregels uit te werken voor de vergoeding van door het personeelslid gemaakte, noodzakelijke en bewezen kosten in het kader van een dienstreis. Een dienstreis is de verplaatsing van de woonplaats of de standplaats naar een vooraf bepaalde bestemming in opdracht of op uitnodiging van de bevoegde hiërarchisch meerdere van het personeelslid.
10 Ministeriële omzendbrief van Binnenlandse Zaken van 23-3-1979 betreffende de toekenning van een toelage wegens wachtdienst ten huize van sommige personeelsleden van de gemeenten en provincies (B.S., 22-11-1979). 11 Ministeriële omzendbrief van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt van 14-12-1990 betreffende de sociale programmatie 1989 - bezoldigingsregeling, vergoedingen en toelagen van het provincie- en gemeentepersoneel (B.S., 5-1-
1991).
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
8
Het rechtspositiebesluit regelt de volgende kosten: - een vergoeding van 0,2903 EUR per kilometer voor dienstreizen met een eigen motorvoertuig (een auto, een motorfiets of een bromfiets); bij carpooling wordt de vergoeding voor de bestuurder verhoogd met 0,1452 EUR; - terugbetaling van parkeerkosten; - een vergoeding van 0,15 EUR per kilometer voor dienstreizen met de fiets; - de terugbetaling van reële en bewezen kosten voor dienstreizen met het openbaar vervoer of per vliegtuig; - een hotel- en dagvergoeding voor dienstreizen. Voormelde vergoedingen worden beschouwd als reële kostenvergoedingen bedoeld in artikel 19, §2, 4° van het koninklijk besluit van 28-11-1969 (= kosten ten laste van de werkgever) en zijn zowel voor de vastbenoemde als voor de contractuele personeelsleden vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen.
4. De sociale voordelen geregeld in het Vlaams rechtspositiebesluit Het rechtspositiebesluit regelt de volgende sociale voordelen: - de toekenning van maaltijdcheques (art. 159); - de hospitalisatieverzekering (artt. 160-162); - de toegemoetkoming in de kosten van het woon-werkverkeer (artt. 163-165); - de tegemoetkoming in de begrafeniskosten (artt. 166-168). De maaltijdcheques worden in principe beschouwd als loon. Ze zijn echter vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen voor de vastbenoemde en contractuele personeelsleden indien zij toegekend worden onder de voorwaarden bepaald in artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28-11-196912. De hospitalisatieverzekering is een aanvulling bij de voordelen toegekend door de ziekte- en invaliditeitsverzekering die uitgesloten wordt uit het loonbegrip en bijgevolg vrijgesteld is van socialezekerheidsbijdragen voor de vastbenoemde en contractuele personeelsleden13. De tegemoetkoming in de kosten van het woon-werkverkeer, met inbegrip van fietsvergoeding ten belope van 0,15 EUR per kilometer, is geen loon op basis van artikel 19, §2, 4° en 16° van het koninklijk besluit van 28-11-1969 en zijn dan ook vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen voor de vastbenoemde en contractuele personeelsleden14. De begrafenisvergoeding wordt uitbetaald aan de persoon of de personen die de kosten voor de begrafenis van een personeelslid hebben gedragen. Zij wordt beschouwd als een sociale premie die vrijgesteld is van socialezekerheidsbijdragen.
5. De voordelen in natura toegekend aan een conciërge (art. 169 RPB) Artikel 169 van het rechtspositiebesluit bepaalt dat een conciërge voor zijn taken als conciërge één van de volgende voordelen geniet: - ofwel een voordeel in natura dat gelijk is aan de kosteloze huisvesting in een woning die aan de hedendaagse comfortnormen voldoet met gratis verwarming en verlichting; - ofwel een toelage voor de prestaties als conciërge. In dit verband dient gewezen te worden op de dwingende bepalingen van de loonbeschermingswet van 124-196515. Ingevolge artikel 6, §1 van de loonbeschermingswet moet het gedeelte van het loon, dat in natura uitbetaald mag worden aan huisbewaarders die bij de werkgever gehuisvest worden, beperkt blijven tot maximaal de helft van het totale brutoloon. Bovendien moet het voordeel in natura schriftelijk worden geschat en aan de werknemer ter kennis worden gebracht op het ogenblik van de indienstneming. 12
Zie punt 4.1.105 van de administratieve instructies aan de RSZPPO-werkgevers, die u terugvindt op de portaalsite van de sociale zekerheid: www.sociale-zekerheid.be . 13 Zie punt 4.1.101 van de administratieve instructies aan de RSZPPO-werkgevers. 14 Zie punt 4.1.104 van de administratieve instructies aan de RSZPPO-werkgevers. 15 Wet van 12-4-1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers (B.S., 30-4-1965).
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
5.1.
9
De waardering van de voordelen in natura toegekend aan een conciërge
De voordelen in natura, toegekend aan een conciërge, worden geraamd tegen een bedrag dat overeenstemt met de courante waarde. De courante waarde van de kosteloze huisvesting in een woning en van de gratis verwarming en verlichting wordt door de RSZPPO bepaald op basis van de forfaitaire schatting die de FOD Financiën16 toepast. In afwijking van voormelde regel worden voor de vastbenoemde conciërges, die geen baremieke wedde genieten doch uitsluitend voordelen in natura of enkel een weddensupplement bovenop deze voordelen ontvangen, de voordelen in natura - overeenkomstig het koninklijk besluit van 29-4-196517 - forfaitair geraamd op 12,5% van het gemiddelde tussen het minimum- en maximumbedrag van de weddenschaal gekoppeld aan het ambt van bode-kamerbewaarder.
5.2.
De onderwerping aan socialezekerheids- en pensioenbijdragen18 van de voordelen in natura
De bijdragen die verschuldigd zijn op de voordelen in natura welke toegekend worden aan conciërges worden niet enkel bepaald door de hoedanigheid waarin betrokkene aangesteld is in de functie van conciërge (vastbenoemd of contractueel), maar hangen ook af van de omstandigheid of hij al dan niet een andere functie als vastbenoemde bij hetzelfde bestuur uitoefent. a. Vastbenoemde conciërge met een baremieke wedde De baremieke wedde is onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen en pensioenbijdragen. De voordelen in natura zijn onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen tenzij de toekenningsmodaliteiten uiterlijk op 1-8-1990 vastgesteld zijn in een lokaal reglement en sindsdien niet gewijzigd werden (zie supra 2.2. – vrijstelling op basis van artikel 30, §2, 4° van het Koninklijk Besluit van 28-11-1990). De voordelen in natura zijn niet onderworpen aan pensioenbijdragen. b. Vastbenoemde conciërge zonder een baremieke wedde De voordelen in natura zijn onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen en pensioenbijdragen. Het eventuele weddensupplement (= geen baremieke wedde), dat het bestuur bovenop de voordelen in natura toekent, is niet onderworpen aan pensioenbijdragen doch wel aan socialezekerheidsbijdragen tenzij de toekenningsmodaliteiten uiterlijk op 1-8-1990 vastgesteld zijn in een reglement en sindsdien niet gewijzigd werden. c. Contractuele conciërge zonder vaste benoeming in een andere functie Voor een contractuele conciërge, die bij hetzelfde lokaal bestuur geen andere functie als vastbenoemd personeelslid bekleedt, zijn de voordelen in natura, de baremieke wedde en/of het weddensupplement steeds onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen in de regeling van de contractuele werknemers. d. Contractuele conciërge met vaste benoeming in een andere functie Voor een contractuele conciërge die bij hetzelfde lokaal bestuur tevens een andere (hoofd)functie als vastbenoemde vervult, worden de taken als conciërge aanzien als bijkomende prestaties. Indien deze prestaties - in het verlengde van de hoofdfunctie liggen, dan worden zij beschouwd als overuren in het kader van de vastbenoemde hoofdfunctie. De voordelen in natura zijn onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen tenzij de toekenningsmodaliteiten uiterlijk op 1-8-1990 vastgesteld zijn in een lokaal reglement en sindsdien niet gewijzigd werden; - niet in het verlengde van de hoofdfunctie liggen, dan wordt de conciërgetaak beschouwd als een bijkomende tijdelijke aanstelling. De voordelen in natura zijn alsdan steeds onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen in de regeling van de contractuele werknemers. 16
Zie artikel 18, §3, 2 en 4 van het KB/WIB92 of koninklijk besluit van 27-8-1993 tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992 (B.S., 13-9-1993). 17 Koninklijk Besluit van 29-4-1965 betreffende de valorisatie van de voordelen in natura toegekend aan de conciërges van de federale overheidsdiensten, van de programmatorische federale overheidsdiensten en van de diensten die ervan afhangen (B.S., 19-5-1965). 18 Het betreft de pensioenbijdragen verschuldigd voor de vastbenoemden die aangesloten zijn bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen (= pool 1) of bij het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen (= pool 2).
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
RSZPPO - Dienst Sociale Zekerheid - Mededeling 2008/2
10
6. Enkele andere loonelementen 6.1. De verbrekingsvergoeding (art. 105 RPB) Het bestuur kan beslissen dat een statutair personeelslid van wie de onregelmatige aanstelling niet te wijten is aan arglist of bedrog van zijn kant, een verbrekingsvergoeding ontvangt waarvan het bedrag in verhouding staat tot de duur van de statutaire aanstelling. In de andere gevallen kan het ambtshalve ontslag niet gepaard gaan met een verbrekingsvergoeding. Ongeacht de uitbetaling van de verbrekingsvergoeding, die enkel onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen en niet aan pensioenbijdragen, is het bestuur ertoe gehouden om de ontslagregeling voor de vastbenoemden te respecteren zoals deze georganiseerd is bij de wet van 20 juli 1991 houdende sociale bepalingen19.
6.2. De gegarandeerde minimale salarisverhoging (art. 121 RPB) De gegarandeerde salarisverhoging strekt ertoe om aan een personeelslid bij een niveau-overschrijdende bevordering een minimale toename van het salaris te verzekeren. Als het jaarsalaris, verbonden aan de salarisschaal van de nieuwe graad waarin het personeelslid bevorderd wordt, niet minstens, naargelang van het niveau, 1.240 EUR, 870 EUR, 745 EUR of 620 EUR hoger is dan het jaarsalaris, verbonden aan de salarisschaal van de oude graad, wordt het nieuwe jaarsalaris verhoogd tot de gegarandeerde minimale verhoging bereikt is. Deze salarisverhoging is geen toelage, vergoeding of een sociaal voordeel, maar een deel van het basisloon of de baremieke wedde. De gegarandeerde salarisverhoging maakt loon uit dat onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen. Voor de vastbenoemden zijn er tevens pensioenbijdragen op verschuldigd.
7. Socialezekerheidsaangifte De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen alsook de voordelen in natura toegekend aan conciërges moeten in de DmfAPPL met een code aangeduid worden in de zone 67 (“bezoldigingscode”) van het blok 90019 (“Bezoldiging van de tewerkstelling werknemerslijn”). In bijlage vindt u een overzichtstabel waarin voor elk van de hierboven besproken loonelementen de in de DmfAPPL te vermelden looncode wordt weergegeven (zie 4e en 7e kolom van de tabel). De omschrijving van de vermelde looncodes wordt weergegeven in de administratieve instructies aan de RSZPPOwerkgevers (zie punt 6.5.309) en in de gestructureerde bijlage 32 bij de DmfAPPL (Codificatie bezoldigingen). Specifiek m.b.t. de toelagen die aan vastbenoemde personeelsleden worden toegekend, vestig ik er uw aandacht op dat de te hanteren looncode zal verschillen naargelang de voorwaarden van artikel 30, §2, 4° van het koninklijk besluit van 28-11-1969 al dan niet vervuld zijn. - indien dit het geval is en de toelage vrijgesteld is van socialezekerheidsbijdragen, dient een bezoldigingscode van de reeks 4XX gebruikt te worden; - indien dit niet het geval is en de toelage onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen, moet een looncode van de reeks 8XX opgegeven worden.
Hoogachtend
J. GYSEN. 19
Zie punten 3.2.401 - 3.2.406 van de administratieve instructies aan de RSZPPO-werkgevers, die u terugvindt op de portaalsite van de sociale zekerheid: www.sociale-zekerheid.be.
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11
r i j k s d i e n s t vo o r s o c i a l e z e k e r h e i d va n d e p ro vi n c i a l e e n p l a a t s e l i j k e o ve r h e i d s d i e n s t e n VLAAMS RECHTSPOSITIEBESLUIT OVERZICHT van TOELAGEN, VERGOEDINGEN, SOCIALE VOORDELEN en VOORDELEN IN NATURA CONCIERGES
loonelement
artikel in RPB
eindejaarstoelage met uitzondering van verhoging buiten index verhoging eindejaarstoelage buiten index toelage nachtprestaties toelage prestaties op zon- of feestdag toelage zaterdagprestaties overuren op weekdagen (6 tot 22 uur) overuren op weekdagen (22 tot 6 uur) overuren op zaterdag, zondag of feestdag (0 tot 24 uur) overuren deeltijdsen verstoringstoelage toelage uitoefening hogere functie gevarentoelage permanentietoelage tot 0,71 EUR/uur permanentietoelage boven 0,70 EUR/uur mandaattoelage toelage voor opdrachthouderschap functioneringstoelage managementstoelage vergoeding reis- en verblijfskosten werkgeversaandeel maaltijdcheques werknemersaandeel maaltijdcheques premie hospitalisatieverzekering terugbetaling woon-werkverkeer begrafenisvergoeding verbrekingsvergoeding gegarandeerde minimum salarisverhoging
contractueel SZloonbijdragen code
SZbijdragen
vastbenoemd pensioenbijdragen (2)
TOELAGEN ja 817
neen
neen
417
looncode
133-137
138-139
140-141
142 143-144 145-147 148-149
ja
817
ja
neen
817
ja ja ja ja ja ja
835 835 835 801 801 801
ja/neen (1) neen ja ja/neen (1) neen neen
neen neen neen neen neen neen
835/435 (1) 435 835 801/401 (1) 401 401
ja ja / ja ja ja
801 837 / 834 837 837
ja neen neen ja neen ja
neen neen neen neen neen neen
801 437 424 834 437 837
ja ja ja ja
neen neen neen neen
834 824 834 834
neen
neen
441
neen neen neen neen neen
neen neen neen neen neen
408 409 444 442 /
ja ja
neen ja
132 101
150 151 152 152
ja 834 ja 824 ja 834 ja 834 VERGOEDINGEN 153-158 neen 441 SOCIALE VOORDELEN neen 408 159 neen 409 160-162 neen 444 163-165 neen 442 166-168 neen / ANDERE LOONELEMENTEN 105 / / 121 ja 101 VOORDELEN IN NATURA CONCIERGE
Mogelijke situaties vastbenoemd met baremieke wedde vastbenoemd zonder baremieke wedde contractueel + geen andere vastbenoemde functie of niet in verlengde contractueel + wel in verlengde van andere vastbenoemde functie
169
/ /
/ /
ja/neen ja
neen ja
804/404 (1) 101
ja
101/804 (3)
/
/
/
/
/
ja/neen (1)
neen
801/401 (1)
(1) Indien er vrijstelling is van socialezekerheidsbijdragen op basis van artikel 30, §2, 4° van het koninklijk besluit van 28-11-1969, wordt de bezoldigingscode 4XX gebruikt. Indien dit niet het geval is (= onderwerping aan socialezekerheidsbijdragen), wordt de looncode 8XX gebruikt. (2) Bedoeld worden de pensioenbijdragen verschuldigd voor de vastbenoemden aangesloten bij pool 1 of bij pool 2 (3) Looncode 101 indien geen wedde voor functie van conciërge, looncode 804 indien wel wedde voor functie van conciërge.
Jozef II-straat 47 B-1000 BRUSSEL
(02) 239 12 11