De positieve invloed van een speelfilm op stereotypen en vooroordelen Na het zien van de speelfilm Cool hebben jongeren positievere ideeën over de karaktereigenschappen van Marokkanen.
Afstudeerscriptie Mardou Jacobs (# 0140430) Universiteit van Amsterdam Afdeling Sociale Psychologie Begeleiding: dr. Anneke Vrugt & prof. dr. Roel Meertens Datum 30 november 2006
Abstract Dat jarenlang televisiekijken stereotiep denken en de vorming van vooroordelen kan vermeerderen, is binnen de communicatiewetenschap inmiddels een vrij algemeen geaccepteerd gegeven. Het omgekeerde, namelijk wat de positieve invloed kan zijn van entertainment media op juist het tegengaan van stereotypen, is echter tot nu toe minder onderzocht. In het onderhavige onderzoek is daarom getest of het zien van een enkele speelfilm (de film “Cool”) op enige wijze het stereotiepe denken over de gestigmatiseerde groep (Marokkaanse randgroepjongeren) in de film zou kunnen doorbreken. Het onderzoek werd met name gebaseerd op de ultieme attributiefout van Pettigrew (1979). Enerzijds werd getoetst of na afloop van het zien van de film minder negatieve stereotiepe eigenschappen en verwachtingen zouden worden toegeschreven aan de Marokkaanse jongeren, en anderzijds werd getoetst of de mate van empathie hierop van positieve invloed zou zijn. Een groep Nederlandse middelbare scholieren (N =158) tussen de vijftien en achttien jaar oud kreeg voorafgaande aan het zien van de speelfilm en na afloop daarvan vragenlijsten met vragen over hun eigen achtergrond en interesses, en met vragen inzake stereotiepe beelden en verwachtingen over jongeren in het algemeen en over Marokkanen in het bijzonder. De helft van de leerlingen kreeg een empathieopdracht. Hun werd gevraagd zich zoveel mogelijk in te leven in de situatie zoals ze die bij de jongeren in de film waarnamen. De andere helft van de deelnemers kreeg alleen de opdracht om ontspannen naar de film te kijken. De resultaten lieten zien dat een enkele speelfilm - zij het in ieder geval op de korte termijn - stereotiepe denkbeelden kan doorbreken. Voorafgaand aan het zien van de film schreven de leerlingen meer negatieve stereotiepe eigenschappen en verwachtingen toe aan de Marokkaanse jongeren dan aan de jongeren uit hun eigen (autochtone) groep. In de nameting oordeelden de leerlingen echter positiever over de Marokkaanse jongeren. Bovendien oordeelden de deelnemers negatiever over jongeren uit hun eigen groep. Na afloop van de film maakten de overwegend autochtone scholieren niet langer onderscheid in hun oordeel tussen de leden van de ingroup en de leden van de outgroup. Uit de resultaten bleek eveneens dat scholieren na afloop van de film meer van mening waren dat het negatieve gedrag van de Marokkaanse jongeren toegeschreven kon worden aan situationele omstandigheden en minder aan deze jongeren zelf. De context van de film (waarin ontspoorde Marokkaanse jongeren hun leven beteren) leidde tot een duidelijke vermindering van negatieve attributies. Er werd geen significant verband gevonden met empathie of perspective taking. Wel bleek het hebben van twee of meer vrienden of vriendinnen met een andere etnische achtergrond in lichte mate van invloed op hun oordeelsvorming.
2
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
4
1.1
Stereotypen en vooroordelen
4
1.2
De film Cool
6
2.
Theorieën
7
2.1
De ultieme attributiefout
7
2.2
Empathie
8
2.3
Perspective taking
8
2.4
Contact hypothese & nabijheid
9
2.5
Vraagstelling en hypothesen
9
3.
Methode
11
3.1.1
Proefpersonen
11
3.1.2
Schoolniveau
11
3.1.3
Geboorteland
11
3.2
Procedure en stimulusmateriaal
11
3.4
Onafhankelijke variabelen
13
3.5
Afhankelijke variabelen voor- en nameting
13
3.6
Afhankelijke variabelen nameting
13
3.7
Hercodering vragen
15
4.
Resultaten
16
4.1
Kijkgedrag
16
4.2
Aandacht
16
4.3
Manipulatiecontrole
17
4.4
Stereotiepe beelden ten aanzien van Marokkanen in het algemeen
17
4.5
Ultieme attributiefout
21
4.6
Vooroordelen
24
4.7
Empathie
25
4.8
Sociale nabijheid
26
5.
Conclusie en discussie
29
Literatuur
32
Bijlagen
34
3
Inleiding In Frankrijk is dit begin dit jaar de eerste zwarte journaalpresentator aangenomen. Op tijdelijke basis vooralsnog, maar er wordt gesproken over een doorbraak. Nog niet eerder werd het belangrijkste journaal, het acht-uur journaal door iemand van een andere dan de Franse
etniciteit
gepresenteerd.
De
vice-president
van
de
belangrijkste
Franse
televisiezender TF1 spreekt van een ‘sterk symbolisch gebaar’. De directie verklaarde bij deze gelegenheid ook het aantal allochtonen in andere programmacategorieën, met name tv-films, te willen opvoeren (Obbema, 2006). In Nederland is dit gelukkig al jaren geen noviteit meer, nieuwslezers van verschillende etniciteiten zijn bij ons op televisie te zien. In Nederlandse tv-films spelen acteurs van verschillende etnische achtergronden regelmatig belangrijke rollen. De televisieserie Shouf Shouf Habibi is hier een goed voorbeeld van. En de serie Najib en Julia naar het klassieke verhaal van Romeo en Julia vertelde in 2003 het verhaal over de ontluikende liefde tussen een Marokkaanse pizzakoerier en een Wassenaars hockeymeisje. Hoewel series als deze in de eerste plaats bedoeld zijn als entertainment, bestaat de kans dat deze beelden, die afwijken van bepaalde stereotype beelden die men zou kunnen hebben over de in dit geval Marokkaanse personages, ervoor zorgen dat kijkers deze stereotiepe beelden bijstellen en dat hun vooroordelen als gevolg daarvan wellicht zouden kunnen afnemen (Graves, 1999).
1.1
Stereotypen en vooroordelen Stereotypen en vooroordelen zijn het gevolg van cognitieve en affectieve processen.
Diverse bronnen voorzien ons van uiteenlopende stereotypen over anders sociale groepen. De eigen ervaringen spelen een belangrijke rol, maar ook de al dan niet waarheidsgetrouwe informatie van onze eigen sociale omgeving en bijvoorbeeld informatie uit de diverse media. Op basis van al deze informatie ontwikkelen zich vervolgens bij de meeste mensen verschillende stereotiepe verwachtingen en daarmee verband houdende gevoelens ten opzichte van bepaalde groepen. Dit zijn de vooroordelen op basis waarvan men zich vervolgens in eerste instantie zou kunnen gaan gedragen tegenover de desbetreffende sociale groepen (Devine, 1989). Televisie is een enorm belangrijke bron van informatie, en zo zullen speelfilms dat ook zijn. De televisie en de bioscoop voorzien jongeren van programma’s en van films waarin interetnische interacties voorkomen, die van invloed zijn op stereotypen, vooroordelen en discriminatie. Met name kinderen en jongeren zijn bijzonder gevoelig voor de informatie die ze op deze wijze over andere sociale groepen krijgen, en zij vormen zich veelal een beeld op basis van deze vaak eenzijdige informatie. Televisieprogramma’s en films voorzien de kijker onder anderen van informatie over fysieke, sociale, psychologische
4
en culturele achtergronden en inhoud van de eigen en van andere etnische groepen die in de programma’s voorkomen. Het ontbreken van bepaalde etnische groepen in deze programma’s zou kunnen betekenen dat deze groepen als krachteloos en onbelangrijk beschouwd zouden kunnen worden. Door hun afwezigheid wordt in zekere zin aangegeven dat ze niet bestaan, niet van belang zijn om er serieus rekening mee te houden. In veel gevallen gaat het dan om minderheidsgroepen, die op deze wijze gestigmatiseerd worden. (Graves, 1999). Naast de informatie die via televisie en bioscoop wordt verkregen, krijgen we ook in het dagelijkse leven voortdurend signalen over stereotypen, vooroordelen en discriminatie. Zo staan in de kranten regelmatig artikelen over hoe en in welke mate leden van gestigmatiseerde groepen worden gediscrimineerd, bijvoorbeeld bij sollicitaties, bij de ingang van de hippe uitgaansgelegenheden, in het voetbalstadion. Ayaan Hirsi Ali verwoordde het in een artikel in NRC Handelsblad van 9 april 2005 heel duidelijk. Werkgevers vertelden haar dat zij geen allochtone sollicitanten aannamen omdat ze meenden dat deze bepaalde sociale- en communicatie- vaardigheden zouden missen om goed te kunnen integreren op de werkvloer. Andersom komt het overigens ook voor, vertelt de rapper Toprak eerlijk in een gesprek over zijn deelname aan de speelfilm Cool. Toen hij na de presentatie van zijn demo met een rap voor de film door Theo van Gogh werd verwelkomd met: “Join the gang” was Toprak zijn reactie er een van lichte verbazing. Hij zegt daarover: “ik voelde me gelijk welkom, terwijl ik eigenlijk wel vooroordelen had over die man” (Hoogerwaard, 2005). Twee van de hoofdrolspelers uit de film, Fouad Mourigh en Farhane el Hamchaoui, zijn inmiddels verder gegaan als acteur, hebben zelf een voorstelling geschreven over respect die op scholen door heel Nederland is vertoond, en worden onder meer veel gevraagd voor talkshows en fora. In dit onderzoek zal getracht worden de volgende vragen te beantwoorden: “In welke mate worden stereotypen en vooroordelen ten aanzien van gestigmatiseerde groepen gereduceerd na het zien van een (Nederlandse) speelfilm waarin deze gestigmatiseerde groepen een hoofdrol spelen?”, “In hoeverre zal na het zien van de film de ultieme attributiefout minder worden gemaakt?” en “In welke mate zijn perspective taking en empathie hierop van invloed?” Exploratief zal worden gekeken of het hebben van één of meer vrienden of vriendinnen van een andere etniciteit nog op enige wijze van invloed is.
5
1.2
De film Cool De speelfilm Cool1 vertelt ons het verhaal over Abdel, Mohammed, Jacky, Hamid en
Jeffrey, een groep jonge delinquenten die een bankoverval proberen te plegen. Ze worden daarbij gepakt en opgesloten in het heropvoedingsinstelling Glenn Mills. Later zal blijken dat ze zich hebben laten gebruiken door Prof (Johnny de Mol jr.), de leider van de groep die zelf buiten schot kon blijven. Prof is overtuigd van zichzelf, van zijn verhouding met Mabel (Katja Schuurman) en van zijn groep. Terwijl hij een geslaagde juwelenroof pleegt, wordt de andere groep in Glenn Mills normen en waarden, orde en gehoorzaamheid aangeleerd. Mohammed laat zich echter niet zo gemakkelijk heropvoeden en breekt zelfs een keer uit. Dit doet hij vooral omdat hij Mabel wil bellen om haar te vertellen dat Prof hen erin heeft geluisd, en om haar tegen hem te waarschuwen. In het kamp geldt een buitengewoon streng regime voor de nieuwkomers; privileges moeten ze stukje bij beetje verdienen. Mohammed wordt weer gepakt en verliest in één keer al zijn moeizaam verworven privileges. Dat heeft hij er echter voor over. Abdel en Mohammed zijn allebei heimelijk verliefd op Mabel, en zij is op haar beurt niet ongevoelig voor die jongens. Prof gaat haar steeds meer tegenstaan, zeker naarmate ze beter in de gaten krijgt met wie ze te maken heeft. De dure armband, die hij buit maakte bij de juwelenroof, geeft ze terug. Intussen behalen de jongens in Glenn Mills verschillende vakdiploma’s, leren ze autorijden en behalen ze de status van Bull. Dat levert onder meer het recht op verlof op. Tijdens dat verlof komt Mohammed thuis en ontdekt hij via zijn broer dat er weer een kraak op handen is. Als hij Mabel opnieuw ontmoet probeert hij haar ervan te weerhouden mee te doen. Alle jongens worden intussen enorm gepest met hun ‘sekte’ zoals Prof en de anderen de Glenn Mills school consequent noemen. Prof ziet knarsetandend toe hoe Mabel het leuk heeft met Abdel en met Mohammed. Als Abdel haar nogmaals probeert te waarschuwen zegt zij dat ze niet anders kan. Later zal blijken dat Prof haar chanteert. Terug in de Glenn Mills besluit Abdel mee te doen, om op die manier Mabel te redden en Prof erin te laten lopen. De andere jongens sluiten zich bij hem aan. De geplande kraak wordt tijdens het volgende verlof van de jongens uitgevoerd en mislukt. De politie is achter hun plannen gekomen en Mohammed heeft kans gezien de computer van de bank te kraken waardoor het alarm afgaat op het moment dat Prof richting de kluizen loopt. Prof en Abdel komen om het leven. Na de begrafenis van Abdel waar we Mabel met de vier overgebleven jongens zien staan brengt zij hen weer terug voor hun laatste fase in Glenn Mills. Daarna zien we nog hoe het de jongens uiteindelijk vergaat. Mohammed en Mabel,
1 De speelfilm Cool werd gemaakt in 2003 onder regie van Theo van Gogh, met in de hoofdrollen onder andere Katja Schuurman en Johnny de Mol jr. De film is gemaakt voor jongeren van ongeveer 15 tot 21 jaar. De film duurt 89 minuten en is slechts in enkele kleine theaters vertoond. Hierdoor hebben weinig jongeren de film gezien.
6
intussen zwanger, hebben een bloemenwinkel, Jacky werkt als lasser, Hamid werkt bij een bank en Jeffrey is toch weer het slechte pad op gegaan. Twee van de acteurs uit de film, Fouad Mourigh (Abdel) en Farhane el Hamchaoui (Mohammed) waren ooit ‘bewoners’ van Glenn Mills. Fouad had tijdens de voorbereidingen van de film al een hoge status, en mocht dus meedoen, Farhane was ruim twee jaar eerder weer vrijgelaten. Inmiddels zijn ze regelmatig aan het werk als acteur, hebben zij samen een toneelstuk geschreven en gespeeld op scholen door heel Nederland over respect, en worden ze gevraagd voor fora en andere programma’s. Het is moeilijk vast te stellen of deze wending in hun leven door hun deelname aan deze film gekomen is, of dat ze dit uit zichzelf ook wel hadden bereikt. Ook een aantal van de andere acteurs was destijds gedetineerd in Glen Mills. In de meeste gevallen zijn ze uiteindelijk goed terecht gekomen.
2.
Theorieën
2.1
De ultieme attributiefout De jongens uit de film komen uiteindelijk bijna allemaal goed terecht. In de film, maar
ook in het gewone dagelijks leven. In dit licht is het ook van belang de ultieme attributiefout van Pettigrew (1979) te toetsen. Deze theorie geeft in de eerste plaats aan dat negatieve handelingen, dat wil zeggen antisociaal of ongewenst gedrag, door een lid van een andere sociale groep dan de eigen groep zullen worden toegeschreven aan persoonlijke, stereotiepe eigenschappen. Positieve handelingen van een outgroup- lid zullen echter worden toegeschreven aan buitengewone omstandigheden, puur geluk (wat dan vaak weer als oneerlijk wordt beschouwd), een hoge mate van motivatie en inzet, of een manipuleerbare situationele context. Het belang of de consequenties van de attributie zijn van invloed, de status van het betreffende outgrouplid waarvan het gedrag moet worden geattribueerd; cultuur speelt te allen tijde een belangrijke rol, en of het outgrouplid als individu handelt, of juist als groep. De attributiefouten worden versterkt wanneer er sprake is van hoge saillantie voor de waarnemer van zowel hun eigen groepslidmaatschap als dat van het outgrouplid, maar ook als de waarnemer in hoge mate betrokken is bij het gedrag van het outgrouplid. Een hoge mate van betrokkenheid leidt vaak tot ofwel een attitudeverandering ten aanzien van het outgrouplid of zelfs ten aanzien van de hele groep, dan wel tot een meervoudige attributie van de oorzaken. Dan worden alle attributies aan duurzame persoonskenmerken waarop eerder het outgrouplid en zijn groep werden veroordeeld, toegeschreven aan situationele omstandigheden, en niet langer aan de betreffende persoon en zijn groep.
7
2.2
Empathie Batson, Polycarpou, Harmon-Jones, Imhoff, Michener, Bednar, Klein & Highberger
(1997) toonden met behulp van drie experimenten aan dat empathie van positieve invloed is op de beoordeling van leden van gestigmatiseerde groepen. Zowel mededogen voor een jonge vrouw met AIDS, als voor een dakloze, maakte dat de negatieve gevoelens ten aanzien van deze groepen in het algemeen afnamen. Zelfs ten aanzien van veroordeelde moordenaars waren de deelnemers uit de experimentele conditie milder dan diegenen die geen empathie- instructies hadden gekregen. Opmerkelijk was ten aanzien van dit derde experiment dat de veranderde gevoelens bovendien in lichte mate blijvend leken te zijn, nadat de deelnemers twee weken later nog eens telefonisch waren benaderd met een korte vragenlijst. Veel vragen die Batson et al. (1997) voor deze experimenten ontwikkelden zijn vertaald naar vragen geschikt voor onderhavig onderzoek. Vragen die hij stelde over eigen verantwoordelijkheid versus verantwoordelijkheid van de omstandigheden verwijzen ook weer naar de eerder beschreven ultieme attributiefout van Pettigrew (1979).
2.3
Perspective Taking Galinsky en Moskowitz (2000) deden met behulp van drie experimenten onderzoek
naar de mate waarin perspective taking van invloed is op het wegnemen van vertekening in sociale gedachten. Een van de conclusies die de onderzoekers naar aanleiding van hun resultaten konden trekken was dat de deelnemers uit de experimentele groep, de zogenaamde perspective takers positiever oordeelden over de gestigmatiseerde groep dan de deelnemers uit de controleconditie. Ook wanneer de focus moest worden gelegd op de overlap tussen het zelf en de ander, ook weer een gestigmatiseerde groep, bleken de perspective takers gunstiger te oordelen over deze groepsleden en de groep in het algemeen. Bovendien bleek er in sterkere mate sprake van overlap bij de positieve eigenschappen die werden toegeschreven aan zichzelf en aan de ander dan tussen de negatieve eigenschappen. Al deze effecten traden het sterkst op bij de perspective takers. In het laatste experiment lag de focus op perspective taking en de invloed op attitudes en evaluaties van outgroupleden. Een van de manieren waarbij perspective taking wellicht ingroup favoratism zou kunnen voorkomen is het uitlichten van de overeenkomsten tussen de ingroup en de outgroup. Voorspeld werd dat alleen bij de perspective takers, waarbij sprake is van toename van de overlap tussen de ingroup en de outgroup, ook positievere evaluaties zouden worden gegeven van de outgroupleden. Deze verwachtingen kwamen uit. Perspective takers gaven inderdaad een positievere beoordeling over de leden van de gestigmatiseerde groep.
8
2.4
Contacthypothese en sociale nabijheid Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat het hebben van contacten met
één of meer leden van een outgroup kan leiden tot het krijgen van een meer positief beeld van de leden van deze en andere outgroups. Zoals oorspronkelijk door Allport (1954, in Kirchler en Zani, 1995) geformuleerd werd komt de contacthypothese er op neer dat interpersoonlijke
contacten
tussen
bevooroordeelde
individuen
en
leden
van
gestigmatiseerde groepen van positieve invloed kan zijn op deze vooroordelen. Dijker (1987) toonde aan dat contact tussen autochtone Nederlanders en allochtone Nederlanders zoals Surinamers, Turken en Marokkanen van invloed was op verschillende emoties zoals angst, irritatie en bezorgdheid, maar ook op een positieve stemming ten aanzien van de gestigmatiseerde groepen. Kirchler en Zani (1995) meenden ook dat geografische nabijheid, dat wil zeggen leven in dezelfde omgeving, van positieve invloed is op de attitudes en emoties die leden van de ingroup hebben ten aanzien van leden van de outgroup. In een survey onderzoek in Italië onder verschillende groepen autochtone bewoners toonden ze aan dat de autochtone bewoners van wijken waar inmiddels ook veel zwarte immigranten woonden, de autochtone bewoners meer positieve attitudes en emoties ten opzichte van de zwarte immigranten hadden. Bovendien leidde wonen in een “zwarte” omgeving tot duidelijk meer contact tussen de verschillende bevolkingsgroepen, hetgeen ook weer positieve effecten had op stereotypen en vooroordelen.
2.5
Vraagstelling en hypothesen: Om de onderzoeksvragen “In welke mate zullen na het zien van de voor het grote
publiek gemaakte speelfilm deze stereotypen en vooroordelen in positieve of in negatieve zin veranderd zijn”, “In hoeverre zal na het zien van de film de ultieme attributiefout minder worden gemaakt?” en “In hoeverre zijn perspective taking en empathie hierop van invloed?” te beantwoorden zal daarom ook worden onderzocht of een zekere mate van inleving in de hoofdpersonen uit de film van invloed is op de mate van reductie van stereotypen en vooroordelen. Wanneer de kijkers zich in kunnen leven in de situatie van de hoofdrolspelers, maken zij zich dan minder schuldig aan de ultieme attributie fout en leggen ze de schuld dan minder bij de leden van de gestigmatiseerde groep, en meer bij de omstandigheden? Oftewel: is het de verantwoordelijkheid van het individu, in dit geval een lid van een gestigmatiseerde groep, of is het de samenleving, en zal het daardoor makkelijker zijn om empathie te voelen voor de leden van deze groep, met als gevolg dat stereotypen en vooroordelen verminderen? Om te beoordelen in hoeverre een speelfilm de stereotypen en vooroordelen ten aanzien van een gestigmatiseerde minderheidsgroep kan reduceren werden middelbare
9
scholieren benaderd, die de daarvoor geselecteerde speelfilm “Cool” bekijken en daarvoor en daarna vragenlijsten invullen waarin vragen gesteld worden over stereotypen en vooroordelen. De hypothesen die met dit onderzoek getoetst werden zijn: Stereotiepe eigenschappen: 1.
Na het zien van de film zijn de stereotiepe eigenschappen die de leerlingen
toeschrijven aan Marokkanen positiever dan voordat zij de film zagen. Exloratief werd gekeken naar de mate waarin de leerlingen na het zien van de film andere stereotiepe eigenschappen aan jongeren in het algemeen toeschrijven. Ultieme attributiefout: 2.
Na het zien van de film schrijven de leerlingen negatief gedrag van de Marokkanen
minder
aan
de
persoonlijke
karaktereigenschappen
en
meer
aan
situationele
omstandigheden toe. Vooroordelen: 3.
Na het zien van de film zijn eventuele vooroordelen en stereotiepe verwachtingen ten
aanzien van de Marokkaanse jongeren in positieve zin veranderd. Empathie: 4.
Na het zien van de film neemt de mate van empathie toe bij de leerlingen, en tonen
de leerlingen meer begrip voor de omstandigheden van de betrokkenen in de film. 5.
De effecten van de hypothesen 1, 2, 3 en 4 zullen bij de leerlingen in de empathie
conditie sterker zijn dan bij de leerlingen in de controleconditie. Sociale nabijheid: 6.
Psychologische nabijheid, dat wil zeggen het hebben van ten minste twee vrienden of
vriendinnen van een andere etniciteit, heeft tot gevolg dat a.
minder stereotiepe eigenschappen worden toegeschreven aan Marokkanen,
b.
de ultieme attributiefout minder wordt gemaakt.
Exploratief werd gekeken of er genderverschillen optraden. Daarnaast werd exploratief gekeken naar interactie-effecten tussen gender en conditie, en tussen herhaalde meting en conditie.
10
3.
Methode
3.1.1
Proefpersonen:
Via middelbare scholen van alle verschillende niveaus zijn leerlingen tussen de 14 en 18 jaar benaderd, om op vrijwillige basis dan wel in klassenverband, te kijken naar de speelfilm “Cool”, en daarvoor en daarna twee korte vragenlijsten in te vullen. Aan het onderzoek hebben drie scholen meegedaan, met in totaal 158 leerlingen. De betrokken scholen waren het Bonhoeffer College in Castricum met 109 leerlingen, Panta Rhei in Amstelveen met 23 leerlingen en het Montessori Lyceum Amsterdam met 26 leerlingen. 64 Jongens en 88 meisjes hebben beide vragenlijsten ingevuld. Vier jongens en één meisje hebben de eerste vragenlijst ingevuld, maar moesten voortijdig het experiment verlaten. 97 leerlingen maakten deel uit van de empathie- conditie, en 61 leerlingen zaten in de controleconditie.
3.1.2
Schoolniveau Van alle leerlingen volgden er 27 het VMBO, 118 de HAVO, vijf van hen zaten in
een HAVO/VWO klas, drie van hen zaten op het VWO en tenslotte deden er nog vijf gymnasiasten aan het onderzoek mee.
3.1.3
Geboorteland 88 procent van de leerlingen die meededen was geboren in Nederland, en bijna 85
procent van hun ouders ook. In de bijlage staat in Tabel 1. een overzicht van het geboorteland van de leerling en van zijn of haar ouders.
3.2
Procedure en stimulusmateriaal Met een brief zoals in de bijlage is toegevoegd, werden scholen in Nederland
benaderd met het verzoek of ze mee zouden willen doen aan een onderzoek naar attitudes en geheugen. De scholen werd gevraagd of ze met een klas mee wilden doen aan het onderzoek, dat ongeveer twee uur in beslag zou nemen, maar gaf ook de mogelijkheid om leerlingen te vragen om op vrijwillige basis mee te doen aan het onderzoek. Aan elke groep leerlingen las de proefleider eerst instructies voor, waarin onder andere werd benadrukt de vragenlijsten zorgvuldig en zonder overleg met anderen in te vullen. Vervolgens werden de leerlingen verzocht alle vragen op de eerste vragenlijst in te vullen. Nadat deze vragenlijsten weer waren verzameld door de proefleider kregen de leerlingen de tweede vragenlijst waar op het voorblad een instructie werd gegeven hoe naar de film te kijken. Zo werd onderscheid gemaakt tussen de experimentele en de controle- conditie. Vervolgens werd gezamenlijk naar de speelfilm gekeken, die ongeveer 89 minuten duurde. Na afloop van de film werd de
11
leerlingen verzocht de tweede vragenlijst in te vullen. Alle vragenlijsten zijn in de bijlage toegevoegd. De twee vragenlijsten bestonden elk uit een aantal te onderscheiden gedeelten. De eerste vragenlijst bevatte allereerst een deel met vragen over persoonlijke gegevens als leeftijd, sekse, opleiding en etnische achtergrond. Daarna volgden drie delen met vragen die ander anderen ingingen op stereotiepe eigenschappen en verwachtingen, attributie en nabijheid. In de tweede vragenlijst werd eerst een aantal vragen gesteld die nadrukkelijk op de film en wat men ervan had gevonden ingingen. Daarna volgden dezelfde vragen over stereotype eigenschappen en verwachtingen, attributie en nabijheid. Tabel 2. bevat hiervan een overzicht. Tabel 2. Overzicht van vragenlijsten in de voormeting en de nameting Vragenlijsten
Deel van de vragenlijst
Soort vragen
Voormeting
Demografische gegevens
Sekse, leeftijd, opleiding
Aantal vragen 5
Etnische achtergrond & contacten
4
Regelmaat van kijken
2
Nederlandse films
8
Beleefd, agressief, lui, betrouwbaar, ……. Duurzame persoonsattributie
11
Kijkgedrag
Jongeren in het algemeen vind ik….. Attributievragen, empathie en vooroordelen, nabijheid
Marokkanen in het algemeen vind ik …. Nameting
Ik vond de film Inlevingsvermogen, empathie en perspective taking Gevoelens Aandacht Jongeren in het algemeen vind ik….. Attributievragen, empathie en vooroordelen, nabijheid
Marokkanen in het algemeen vind ik ….
12
6
Situationele attributie
4
Empathie & vooroordelen
2
Nabijheid
3
Beleefd, agressief, betrouwbaar, lui, …. Leuk, interessant, spannend, overdreven Stelde ik me voor, begreep ik de jongens wel, leefde ik me in, dacht ik na over… Boosheid, sympathie, agressie, irritatie, …. Luisteren naar de RAP’s, weten van het wachtwoord Beleefd, agressief, lui, betrouwbaar, ……. Duurzame persoonsattributie
11
6
Situationele attributie
4
4 4
7 3 11
Empathie & vooroordelen
2
Nabijheid
3
Beleefd, agressief, betrouwbaar, lui, ….
11
3.4
Onafhankelijke variabelen: De onafhankelijke variabele in dit onderzoek was de empathie- instructie die
voorafgaand aan het kijken naar de film aan een deel van de leerlingen werd gegeven. Zo werden twee niveaus gecreëerd. De helft van de leerlingen kreeg een duidelijke empathieinstructie en de andere helft kreeg geen specifieke instructies voorafgaand aan het kijken naar de film. De manipulatie zoals Batson et al. (1997) die voor hun experiment gebruikten werd aangepast voor onderhavig onderzoek. In de instructie op het voorblad van de tweede vragenlijst werd onderscheid gemaakt tussen een experimentele versie waarin de leerlingen voorafgaand aan het bekijken van de film werd gevraagd zich in te leven in de omstandigheden van de hoofdpersonen. Dit was de empathieconditie. De controleversie bevatte geen specifieke instructies ten aanzien van het bekijken van de film. Voor de empathie- conditie werd aan de leerlingen die deelnamen aan het onderzoek het volgende gevraagd: •
Probeer je in te leven in de situatie waarin de hoofdrolspelers van de film zich bevinden. Dat wil zeggen, stel je bij het kijken naar de film voor hoe deze personen worden beïnvloed door de situatie waarin ze verkeren, en hoe ze zich daarover voelen. Stel jezelf voor in diezelfde situatie, waarbij jij tot de groep behoort die wordt opgepakt en in de Glenn Mills school terecht komt. Je hoort dus niet bij de groep die buiten schot blijft.
De controleconditie kreeg de volgende instructie: •
Probeer gewoon ontspannen naar de film te kijken, alsof je met je vrienden en/of vriendinnen in de bioscoop zit tijdens een avondje uit.
3.5
Afhankelijke variabelen voor- en nameting
Aan de hand van de al dan niet verschillende antwoorden bij de voor- en de nameting kon onder anderen worden nagegaan of er sprake was van reductie van stereotypen en vooroordelen en of er sprake was van afname van de ultieme attributiefout. Stereotiepe eigenschappen. Uit de lijst van 555 karaktereigenschappen van Anderson (1968) en op basis van het onderzoek van Hirdes (2006) naar vooroordelen ten opzichte van Turken werden voor het onderhavige onderzoek vijf positieve en zes negatieve karaktereigenschappen uitgekozen. Dit waren de karaktereigenschappen beleefd, agressief, lui, betrouwbaar, onverschillig, opvliegend, onaangepast, plezierig in de omgang, oneerlijk, goed aangepast en betrokken bij de samenleving welke beantwoord moesten worden op een 5-puntschaal van 1=helemaal niet tot 5=heel erg.
13
Attributies. Vragen over attributies zijn moeilijk eenduidig te analyseren. Voor dit onderzoek werd onderscheid gemaakt tussen vragen over duurzame persoonsattributie en situationele attributie. Voor dit deel van de vragenlijst werd gebruik gemaakt van de vragen zoals Batson et al. (1997) ze in hun onderzoek stelden. Hun vragen gingen onder anderen in op schuld en verantwoordelijkheid. Voor de drie experimenten over mensen met AIDS, daklozen en veroordeelde moordenaars waren dat vragen zoals: For most people with AIDS, (respectievelijk homeless people/convicted murderers) it is their own fault that they have AIDS die beantwoord diende te worden op een 9-puntschaal van 1=sterk mee oneens tot 9=sterk mee eens, en Our society should do more to protect the welfare of people with AIDS (respectievelijk homeless people/convicted murderers) welke beantwoord diende te worden op een 9-puntschaal van 1=helemaal niet mee eens tot 9=helemaal mee eens. Deze en andere vragen werden aangepast tot geschikte vragen voor onderhavig onderzoek, zoals De jongens die op het slechte pad raken hebben dit aan zichzelf te danken en De overheid zou meer moeten doen om Marokkaanse jongens die op het slechte pad zijn geraakt te helpen welke beantwoord dienden te worden op een 6-puntsschaal van 1=helemaal oneens tot 6=helemaal eens. Vooroordelen. Een vraag die vooroordelen mat is ook uit het onderzoek van Batson et al. (1997) overgenomen en aangepast voor dit onderzoek. Deze luidde Over het algemeen denk ik over Marokkaanse jongeren die beantwoord diende te worden op een 6-puntsschaal van 1=zeer negatief tot 6=zeer positief. Empathie en sociale nabijheid. In de voor- en nameting werd één vraag gesteld waarmee empathie gemeten kon worden en drie vragen die iets aangaven over de mate waarin sociale nabijheid van invloed is op stereotypen en vooroordelen. Met de vraag In hoeverre trek jij je de situatie van dit soort jongens persoonlijk aan, welke beantwoord moest worden op een 6-puntsschaal van 1=helemaal niet tot 6=heel veel, kon de verandering van empathie worden gemeten, en met vragen zoals Als ik een dochter/zoon had zou ik het niet erg vinden als zij/hij met een Marokkaans vriendje/vriendinnetje thuis zou komen werden veranderingen in sociale nabijheid gemeten. In Tabel 3. staat een overzicht van de betrouwbaarheden van de verschillende delen van de vragenlijsten voor de voor- en de nametingen. In de bijlage zijn alle vragen uit beide vragenlijsten opgenomen.
14
Tabel 3. Overzicht betrouwbaarheden vragenlijsten voor- en nameting voormeting
Nameting
3.6
Items
α
11
.73
Stereotype eigenschappen jongeren in het algemeen Stereotype eigenschappen Marokkanen in het algemeen Duurzame persoonsattributie
11
.79
6
.47
Situationele attributie
4
.51
Nabijheid
3
.79
Mening over de film
4
.45
Perspective taking
3
.69
Sympathie en begrip, empathie
4
.68
Irritatie, afkeer, hopeloosheid
3
.59
Stereotype eigenschappen jongeren in het algemeen Stereotype eigenschappen Marokkanen in het algemeen Duurzame persoonsattributie
11
.85
11
.88
6
.26
Situationele attributie
3
.42
Nabijheid
3
.78
Afhankelijke variabelen nameting In de nameting zijn uit het onderzoek van Schrier (2004) verschillende vragen
overgenomen en aangepast. Dit zijn onder anderen vragen die ingaan op de film en wat men ervan vond. Aan de hand van vragen zoals Tijdens het kijken naar de film a.) stelde ik mezelf voor in de situatie van….., b.) leefde ik me in in de situatie. c.) dacht ik na over de situatie kon de mate van empathie worden gemeten. Daarnaast werd gemeten hoe men de film zelf beoordeelde aan de hand van de vragen Ik vond de film respectievelijk leuk, interessant, spannend en overdreven welke beantwoord dienden te worden op een 5-puntschaal van 1=helemaal niet tot 5=heel erg. Tenslotte volgden enige vragen over gevoelens tijdens het kijken naar de film: Tijdens het kijken naar de film voelde ik: boosheid, sympathie, medeleven, irritatie, afkeer, begrip, hopeloosheid, welke elk op een 5-puntschaal van 1=helemaal niet tot 5=heel erg beantwoord dienden te worden. Aan de hand van deze vragen konden de mate van empathie, inleving, begrip en perspective taking worden gemeten en worden nagegaan in hoeverre deze factoren als mediërende factoren optraden. Aandacht. Om na te gaan of de leerlingen geconcentreerd naar de film hadden gekeken werden in de nameting twee vragen over de inhoud van de film gesteld. Luisterde je naar de RAP’s die in de film werden gezongen? En Weet je het wachtwoord nog dat Mabel
15
gebruikte om in te loggen? Beide vragen konden worden beantwoord met ja of nee, en voor wie ja antwoordde op de laatste vraag werd ook nog naar het wachtwoord zelf gevraagd. Manipulatiecontrole. Aan de hand van de vragen Tijdens het kijken naar de film: Stelde ik mezelf voor in de situatie van een van de Marokkaanse jongens/hoofdrolspelers, en Leefde ik me in in de situatie van de jongens die werden opgepakt kon de manipulatie perspective taking worden gecontroleerd. Aan de hand van de vragen Tijdens het kijken naar de film voelde ik: sympathie, medeleven en begrip, kon de manipulatie empathie worden gecontroleerd.
3.7
Hercodering vragen Ongeveer de helft van alle vragen werd contra-indicatief gesteld. Deze vragen
dienden na afloop te worden omgescoord, zodat een hoge score een positievere beoordeling zou weergeven, dat wil zeggen dat de leerlingen minder stereotiepe eigenschappen aan jongeren en aan Marokkanen toeschreven, en een lage score een minder positief oordeel aantoonde,
dus
meer
stereotiepe
denkbeelden.
Voor
de
vragen
die
stereotype
verwachtingen en vooroordelen maten gold na omscoren dat een hoge score een lage bevooroordeeldheid aangeeft, of het minder aan de persoon dan aan de situatie toeschrijven van de omstandigheden waarin de Marokkaanse jongeren terecht kwamen. Een hoge score op een vraag zoals De jongens die op het slechte pad raken hebben dit aan zichzelf te danken gaf aan dat men dit minder aan zichzelf te danken zou hebben.
4.
Resultaten
4.1
Kijkgedrag 104 leerlingen gaven aan minimaal één keer per week naar een film te kijken. 31
leerlingen kijken twee keer per maand, 13 leerlingen kijken één keer per maand naar een film en zeven leerlingen kijken slechts een paar keer per jaar of heel weinig naar films. Drie van hen hadden de vraag niet beantwoord. Van alle leerlingen die meededen aan het onderzoek gaven er 75 aan soms naar Nederlandse films te kijken. 67 leerlingen bekenden bijna nooit naar Nederlandse films te kijken, één gaf aan regelmatig te kijken en 15 leerlingen hadden de vraag niet beantwoord. In Tabel 4. is een overzicht opgenomen van de Nederlandse speelfilms en hoe vaak deze zijn bekeken door de leerlingen die aan het onderzoek deelnamen.
16
Tabel 4. Overzicht van bekeken Nederlandse speelfilms N = 158
Ja
nee
Costa
104
53
Van God Los
16
141
Lek
8
149
Diep
5
152
Shouf Shouf Habibi
133
25
Knetter
9
148
Het Schnitzelparadijs
99
58
Cool
23
134
4.2
Aandacht Aan de hand van twee vragen in de nameting is getracht te meten of de leerlingen
geconcentreerd naar de film hebben gekeken. Op de vraag of ze naar de RAP’s in de film luisterden hebben er 123 positief geantwoord, 26 negatief en negen hebben de vraag niet beantwoord. Op de vraag of ze zich een specifiek wachtwoord uit de film wisten te herinneren hebben 72 leerlingen positief geantwoord en hebben ze het in 65 gevallen ook goed opgeschreven. 79 leerlingen gaven aan het niet te weten en zeven leerlingen hebben de vraag niet beantwoord. Mulitivariate analyses toonden aan dat de leerlingen uit de empathieconditie weliswaar hoger scoorden, dat wil zeggen dat ze de vragen vaker positief en goed hadden beantwoord, maar deze verschillen waren niet significant. Ook werden geen significante verschillen gemeten voor gender.
4.3
Manipulatiecontrole Bij het uitdelen van de tweede vragenlijst had ongeveer de helft van de leerlingen een
instructie gekregen om zich in te leven in de film en zich voor te stellen dat zij zelf in een dergelijke situatie terecht zouden kunnen komen. Verwacht werd dat de leerlingen die deze instructie hadden gekregen zich sterker zouden laten beïnvloeden door wat zij in de film zagen. Aan de hand van de vragen Tijdens het kijken naar de film: stelde ik mezelf voor in de situatie van een van de Marokkaanse jongens/hoofdrolspelers, en leefde ik me in in de situatie van de jongens die werden opgepakt kon de manipulatie perspective taking worden gecontroleerd. Aan de hand van de vragen Tijdens het kijken naar de film voelde ik: sympathie, medeleven en begrip, kon de manipulatie- empathie worden gecontroleerd.
17
Met behulp van ANOVA’s werd nagegaan of er sprake was van een geslaagde manipulatie. Hoewel de leerlingen uit de experimentele conditie wel vaak hoger scoorden dan de leerlingen uit de controleconditie, wezen deze analyses uit dat er noch voor perspective taking, noch voor empathie
sprake was van significante verschillen tussen de
experimentele, dat wil zeggen de empathieconditie en de controleconditie. Hieruit bleek dat er geen sprake was van een geslaagde manipulatie.
4.4
Stereotiepe beelden ten aanzien van Marokkanen in het algemeen Verwacht werd dat de leerlingen na het zien van de film minder stereotiepe
eigenschappen aan Marokkanen in het algemeen zouden toeschrijven. Daarnaast werd verwacht dat in de empathieconditie, een sterker effect zou optreden. Tenslotte werd gemeten of er sprake was van een effect voor gender en van eventuele interacties tussen bijvoorbeeld gender en conditie. Met behulp van een 2 (voor- en nameting) x 2 (empathie vs. controleconditie) x 2 (jongens en meisjes) analyse werd getoetst of er sprake was van een of meer hoofdeffecten of interactie-effecten. De analyses hebben uitgewezen dat er sprake is van een hoofdeffect voor herhaalde meting. Zoals verwacht werden er na het zien van de film significant minder stereotiepe eigenschappen aan de Marokkaanse jongeren toegeschreven dan voordat de leerlingen de film zagen, F (4,130) = 6.30; p = .013. Daarnaast werd ook een hoofdeffect gemeten voor gender, F (4,130) = 7.96; p = .006. De meisjes oordeelden positiever over Marokkanen dan dat de jongens dit deden. In Tabel 5. staan de gemiddelden en de standaarddeviaties van jongens en meisjes over Marokkanen in het algemeen. Hogere scores geven een positievere beoordeling aan. Hieruit blijkt dat er door de leerlingen na het zien van de film minder stereotiepe eigenschappen aan Marokkanen werden toegeschreven dan voor het zien van de film, en dat de meisjes ook nog eens minder stereotype eigenschappen toeschreven aan Marokkanen dan dat de jongens dit deden.
Tabel 5. Overzicht gemiddelden en standaardafwijking van jongens en meisjes voor en na het zien van de film ten aanzien van Marokkanen in het algemeen. voormeting
nameting
Sexe
Conditie
N
M
St. dev.
M
St. dev.
Jongens
Empathie
29
2.67
.59
2.84
.43
Controle
27
2.60
.92
2.82
.49
Meisjes
Total
Empathie
49
2.98
.48
3.04
.48
Controle
29
2.85
.51
2.97
.54
Empathie
78
2.86
.54
2.97
.47
Controle
56
2.73
.74
2.90
.52
18
Exploratief werd gekeken naar de mate waarin de leerlingen na het zien van de film meer of minder stereotiepe eigenschappen zouden toeschrijven aan jongeren in het algemeen dan dat zij dit voorafgaand aan de film deden. Een richting kon niet worden aangegeven, aangezien ruim 85 procent van de leerlingen die aan het onderzoek meededen zelf tot deze groep behoorden. Hun werd dus gevraagd te oordelen over leden van de ingroup. Met behulp van een 2 (voor- en nameting) x 2 (empathie vs. controleconditie) x 2 (jongens en meisjes) analyse werd getoetst of er sprake was van een hoofdeffect. Exploratief werd ook gekeken of er verschillen tussen jongens en meisjes optraden. De analyses hebben uitgewezen dat er hoofdeffecten voor herhaalde meting, F (4,138) = 42.42; p < .001 en voor gender, F (4,138) = 5.68; p = .018 optraden. In Tabel 6. staan de gemiddelden en de standaarddeviaties van jongens en meisjes en de verschillende condities voor de vragen over jongeren in het algemeen. Hogere scores gaven een positievere beoordeling aan. Hieruit blijkt dat na het zien van de film de leerlingen negatiever dachten over jongeren in het algemeen, maar ook dat meisjes in het algemeen positiever oordelen dan jongens. Verwacht werd ook dat in de empathieconditie een sterker effect zou optreden. Uit de analyses bleek echter dat er geen sprake was van significante verschillen tussen de beide condities. Ook werden geen interactie-effecten gevonden voor gender en conditie.
Tabel 6. Gemiddelden en standaarddeviaties van jongens en meisjes voor en na het zien van de film over jongeren in het algemeen voormeting
nameting
Sexe
Conditie
N
M
St. dev.
M
St. dev.
Jongens
Empathie
32
3.14
.39
2.80
.46
Controle
28
3.14
.34
2.82
.48
Empathie
53
3.27
.39
3.03
.47
Controle
29
3.20
.29
2.98
.54
Empathie
85
3.22
.39
2.94
.48
Controle
57
3.17
.31
2.90
.51
Meisjes
Total
Aangezien de leerlingen na het zien van de film significant meer stereotype eigenschappen toeschreven aan jongeren in het algemeen, dat wil zeggen aan de leden van de ingroup en significant minder aan Marokkanen in het algemeen, dat wil zeggen de leden van de outgroup, zijn de resultaten samengevoegd in één analyse. Hieruit is gebleken dat er sprake is van een interactie tussen etniciteit en herhaalde meting. Significante verschillen werden gemeten voor tijd, dat wil zeggen herhaalde meting, F (4,126) = 3.91; p =.050 en voor mening over jongeren en over Marokkanen in het algemeen, F (4,126) = 50.59; p <.001.
19
Ook werd een interactie-effect gemeten voor tijd en mening, F (4,126) = 50.59; p <.001. De resultaten staan in Figuur 1. vermeld. Hieruit blijkt dat de leerlingen na het zien van de film niet langer onderscheid maakten tussen jongeren en Marokkanen in het algemeen.
Figuur 1. Stereotype beelden en verwachtingen ten aanzien van jongeren en van Marokkanen voor en na het zien van de film
3,4 jongeren
Estimated Marginal Means
Marokkanen
3,2
3,0
2,8
2,6 1
2
voormeting / nameting
Opmerkelijk is nu dat de gemiddelde mening over jongeren in de voormeting positiever was dan de gemiddelde mening over Marokkanen, maar dat deze gemiddelde meningen na het zien van de film precies hetzelfde waren. De leerlingen maakten na het zien van de film nadrukkelijk geen onderscheid meer tussen leden van de ingroup en van de outgroup bij het toeschrijven van stereotype eigenschappen. Omdat eerdere analyses aantoonden dat er steeds sprake was van significante verschillen voor gender, is ook nagegaan of er ook hier opvallende verschillen zouden optreden. Within groups tests toonden aan dat er voor jongens geen sprake was van significante verschillen tussen de voor- en de nameting van stereotype denkbeelden ten
20
aanzien van jongeren en van Marokkanen in het algemeen, maar dat hun stereotype denkbeelden over jongeren ten opzichte van Marokkanen wel significant van elkaar afweken, F (1,54) = 22.33; p < .001. Er was bovendien sprake van een significant interactie-effect tussen tijd (voormeting en nameting) en mening (over jongeren en over Marokkanen), F (1,54) = 20.33; p < .001. Within groups tests voor meisjes toonden voor hen wel een significant verschil aan ten aanzien van hun stereotype denkbeelden voor en na het zien van de film, F (1,74) = 4.43; p = .036. Daarnaast bleken hun stereotype denkbeelden over jongeren en over Marokkanen significant van elkaar af te wijken, F (1,74) = 32.74; p < .001. Ook hier was sprake van een significant interactie-effect voor tijd (voor- en nameting) en mening (over jongeren en over Marokkanen), F (1,74) = 32.84; p < .001.
4.5
Ultieme attributiefout Verwacht werd dat de ultieme attributiefout na het zien van de film minder gemaakt
zou worden. Dat wil zeggen dat de omstandigheden waar Marokkaanse jongeren in terecht komen meer aan de situatie zou worden toegeschreven dan aan hun persoonlijke eigenschappen. Aan de hand van zes vragen, die duurzame persoonsattributie maten, en vier vragen die situationele attributie maten bleek dat dit het geval was. In de bijlage staan in Tabel 7. alle gemiddelden en standaarddeviaties van jongens en meisjes in de verschillende condities van de vragen over duurzame persoonsattributie en over situationele attributie in het algemeen. Significante verschillen werden gemeten tussen de voor- en de nameting bij de vragen over duurzame persoonsattributie, F (4,128) = 5.21; p = .024. Nauwkeuriger analyses gaven aan dat de verschillen vooral optraden bij de vragen over terugval, F (4,136) = 37.98; p < .001 en vermijden F (4,136) = 26.97; p < .001. Bij de vraag met betrekking tot terugval werden na het zien van de film voor beide condities, voor jongens en meisjes hogere scores genoteerd dan voordat ze de film zagen. Dat wil zeggen dat na het zien van de films de leerlingen van mening waren dat Marokkanen na hun detentie niet zullen terugvallen in hun oude gedrag. Bij de vraag of de Marokkanen kunnen vermijden in dergelijke situaties terecht te komen was men na de film echter meer van mening dat dit het geval is dan voor het zien van de film. In de bijlage staan in Tabel 8. alle gemiddelden en standaarddeviaties voor alle specifieke vragen die over duurzame persoonsattributie werden gesteld, voor jongens en meisjes in beide condities.
Exploratief werd gekeken naar verschillen tussen jongens en meisjes, en eventuele interactie-effecten. Significante interactie-effecten werden gemeten tussen duurzame persoonsattributie en gender, voor de vragen over vermijden, F (4,136) = 4.18; p = .019, en
21
over keuze, F (4,136) = 5.21; p = .016. Meisjes en jongens scoorden bij de vraag over vermijden na het zien van de film lager dan voor ze de film zagen, maar bij de jongens was de terugval groter dan bij de meisjes. De vraag die hier gesteld werd was: Marokkaanse jongens kunnen vermijden op het slechte pad te raken, welke moest worden beantwoord op een 6-puntsschaal van 1= helemaal oneens tot 6= helemaal eens. Een lagere score gaf dus aan dat men van mening was dat de jongens niet of nauwelijks kunnen vermijden op het slechte pad te raken. Voor de vraag De meeste Marokkaanse jongeren kiezen zelf voor een leven op het slechte pad waren de meningen tussen de jongens en de meisjes sterk verdeeld. Deze vraag werd eerst omgescoord waardoor een hoge score betekende dat men dit niet of niet zo erg van mening was en bij een lage score vond men dit wel. De jongens scoorden na het zien van de film hoger, dat wil zeggen dat ze meenden dat Marokkaanse jongens niet zelf kiezen voor een leven op het slechte pad. Meisjes echter waren na het zien meer van mening dat Marokkaanse jongeren wel zelf deze keuze maken. In Figuur 2. staan de resultaten voor jongens en meisjes bij de vraag over keuze weergegeven.
Figuur 2. Jongens en meisjes voor en na het zien van de film en hun mening of Marokkaanse jongeren zelf kiezen voor een leven op het slechte pad
sexe
3,6
jongen meisje
Estimated Marginal Means
3,5
3,4
3,3
3,2
3,1
3
2,9 1
2
voormeting / nameting
Ten aanzien van de vragen met betrekking tot situationele attributie werd verwacht dat de leerlingen na het zien van de film over het algemeen meer van mening zouden zijn dat de Marokkaanse jongeren door de omstandigheden in de problemen raken dan door hun eigen persoonlijke eigenschappen. In de bijlage in Tabel 9. staan alle gemiddelden en
22
standaarddeviaties voor jongens en meisjes in beide condities voor alle specifieke vragen over situationele attributie. In de analyses werden echter geen significante verschillen gemeten. Verdere analyses wezen uit dat er wel sprake was van een interactie-effect tussen situationele attributie en gender, voor de vraag over vrijheid, F (4,136) = 4.46; p =.037. De vraag die hier gesteld werd luidde: Marokkaanse jongeren krijgen teveel vrijheid waarbij na omscoren een hoge score aangaf dat men het hier minder of niet mee eens was. De meisjes scoorden na het zien van de film lager dan voor ze de film zagen, terwijl er bij de jongens sprake was van een lichte stijging in hun beoordeling. De meisjes bleken na het zien van de film van mening te zijn dat de Marokkaanse jongeren teveel vrijheid krijgen, terwijl de jongens na het zien van de film juist de tegengestelde gedachte waren toegedaan. In Figuur 3. staan de resultaten voor jongens en meisjes voor en na het zien van de film inzake de vraag over vrijheid.
Figuur 3. Jongens en meisjes voor en na het zien van de film over de vraag of Marokkaanse jongeren teveel vrijheid zouden krijgen
sexe
4,3
jongen meisje
Estimated Marginal Means
4,2
4,1
4
3,9
3,8
3,7
3,6 1
2
voormeting / nameting
Nog een ander opvallend maar niet significant resultaat werd gemeten, en dat betrof de vraag: Veroordeelde Marokkaanse jongeren zouden geen onderwijs of andere hulp moeten krijgen, welke beantwoord diende te worden op een 6-puntsschaal van 1= helemaal oneens tot 6= helemaal eens. Na omscoren betekende een hoge score dat men het hier niet
23
mee eens was. De leerlingen uit de empathieconditie scoorden na het zien van de film zichtbaar lager dan voor ze de film zagen, terwijl de leerlingen uit de controleconditie na de film juist hoger scoorden. Hoewel de verschillen niet significant waren, zijn ze op zijn minst opmerkelijk te noemen, omdat er slechts zelden verschillen werden waargenomen tussen de experimentele conditie en de controleconditie. In Figuur 4. staan de resultaten van deze vraag.
Figuur 4. Jongens en meisjes samen over de vraag of veroordeelde Marokkaanse jongeren nog langer onderwijs of ander hulp zouden moeten krijgen
exp. of contr. conditie empathie
Estimated Marginal Means
4,55
controle
4,5
4,45
4,4
1
2
voormeting / nameting
4.6
Vooroordelen In de voor- en de nameting werd slechts een vraag gesteld waarmee vooroordelen
zo specifiek konden worden gemeten. Verwacht werd dat de leerlingen na het zien van de film een hogere score zouden genereren, dat wilde zeggen dat ze minder bevooroordeeld zouden zijn ten opzichte van Marokkaanse jongeren dan voorafgaand aan het zien van de film. De analyses gaven geen significante verschillen aan, noch voor de experimentele noch voor de controleconditie. Exploratief werd gekeken naar verschillen tussen jongens en meisjes, en eventuele interactie-effecten. Er werd wel een significant verschil tussen jongens en meisjes gemeten, F (4, 137) = 24.19; p =< .001. Hun scores waren significant hoger, dat
24
wil zeggen dat de meisjes over het algemeen minder bevooroordeeld waren dan de jongens. Er werden geen interacties gemeten. In de bijlage staan in Tabel 10. de gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes voor de vraag over vooroordelen.
4.7
Empathie Verwacht werd dat de leerlingen na het zien van de film hoger zouden scoren, dat
wilde zeggen dat ze meer empathie zouden vertonen dan voorafgaand aan het zien van de film. Daarnaast werd verwacht dat de leerlingen in de empathieconditie dit effect sterker zouden vertonen dan de leerlingen in de controleconditie. Aan de hand van de vraag In hoeverre trek jij je de situatie van dit soort jongeren persoonlijk aan, die gesteld werd in de voor- en in de nameting, kon dit worden nagegaan. Aan deze verwachting werd niet voldaan. Hoewel er nu wel sprake was van een significant verschil tussen de experimentele en de controleconditie, F (4, 146) = 5.75; p = .018, en er bovendien sprake bleek te zijn van een interactie-effect tussen gender en conditie, F (4, 146) = 5.05; p = .026, bleek uit de resultaten slechts dat de leerlingen na het zien van de film over het algemeen juist lager scoorden, dat wilde zeggen dat ze na het zien van de film tegen de verwachtingen in minder empathie voor de Marokkaanse jongeren vertoonden. In de bijlage staan in Tabel 11. de gemiddelden en de standaarddeviaties voor jongens en meisjes voor de vraag over persoonlijk aantrekken. Hoewel de manipulatiecontrole heeft uitgewezen dat er geen sprake was van een geslaagde manipulatie in het algemeen, traden hier en daar toch significante verschillen tussen de beide condities op. Exploratief werd ook steeds gekeken naar verschillen tussen jongens en meisjes, en naar eventuele interactie-effecten. In de bijlage staan in Tabel 12. alle gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes in beide condities voor de vragen over irritatie, inleven en medeleven. De analyses van de vragen in de nameting, die empathie en perspective taking maten, leverden de volgende resultaten op. Op de vraag of men geïrriteerd raakte door de film, op welke wijze dan ook, bleken de leerlingen uit de empathieconditie opvallend maar net niet significant lager te scoren dan de leerlingen uit de controleconditie, F (5,148) = 3.29; p =.072. Een lage score wilde zeggen dat men niet zo heel erg geïrriteerd raakte. Wel erg opmerkelijs aan dit resultaat was dat de jongens en de meisjes het bij uitzondering nu volledig met elkaar eens waren. Op de vraag over inleving gaven de resultaten aan dat meisjes zich significant beter konden inleven in de film dan jongens dat deden, F (5,148) = 11.43; p = .001. Meisjes scoorden ook significant hoger op de vraag of ze medeleven voelden met de hoofdrolspelers, F (5,148) = 3.90, p =.037.
25
4.8
Sociale nabijheid Verwacht werd dat leerlingen die één of twee of meer vrienden of vriendinnen van
een andere etnische achtergrond hadden minder stereotype eigenschappen zouden toeschrijven aan Marokkanen, en dat zij ook minder de ultieme attributiefout zouden maken. Verwacht werd dus dat deze leerlingen hoger zouden scoren op vragen over sociale nabijheid. Dit werd gemeten met behulp van de vragen over een vriendje of vriendinnetje van een dochter of zoon, (als ik een dochter/zoon had, zou ik het niet erg vinden als ze/hij met een Marokkaans vriendje/vriendinnetje thuiskomt) gemeten. Eerst werd gekeken naar verschillen tussen de empathie- en de controleconditie, en naar eventuele verschillen tussen jongens en meisjes. Een hoge score gaf aan dat de leerlingen het minder erg zouden vinden als hun zoon of dochter met een Marokkaans vriendinnetje of vriendje thuis zouden komen. In de bijlage staan in Tabel 13. alle gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes in beide condities voor de vragen over Marokkaanse vriendjes en vriendinnetjes. Nu waren het juist de leerlingen uit de controleconditie die op deze vragen na het zien van de film iets hoger of gelijk scoorden dan voor ze de film zagen. Een significant effect werd gemeten voor de vraag over een Marokkaans vriendinnetje, F (4,144) = 17.31; p < .001. In Figuur 5. is duidelijk te zien dat de leerlingen na het zien van de film hoger scoorden op de vraag over een Marokkaans vriendinnetje, en het dus minder erg zouden vinden wanneer hun zoon daarmee thuiskomt. Er werd ook nu weer een significant effect gemeten voor gender, F (4,144) = 8.52; p =.004. De meisjes oordeelden ook nu weer significant positiever dan de jongens, dat wil zeggen dat ze het minder erg zouden vinden als hun zoon of dochter met een Marokkaans vriendinnetje of vriendje thuis zouden komen. De analyses toonden ook aan dat er sprake was van een significant interactie-effect voor conditie en vriendje, F (4,144) = 8.28; p =.005 en voor conditie en vriendinnetje, F (4,144) = 3.89; p =.050. Dat wil zeggen dat de leerlingen in de empathieconditie het minder erg vonden een Marokkaans vriendje of vriendinnetje bij hun dochter of zoon aan te treffen.
26
Figuur 5. Jongens en een Marokkaans vriendinnetje
exp. of contr. conditie
4,1
empathie controle
Estimated Marginal Means
4
3,9
3,8
3,7
3,6
3,5 1
2
vriendin voormeting / nameting
In Figuur 6. is te zien dat het anders lag wanneer de vraag werd gesteld met betrekking tot een Marokkaans vriendje voor een dochter. Nu bleek er sprake te zijn van opvallende verschillen tussen de empathie- en de controleconditie. De empathieconditie scoorde na het zien van de film lager, terwijl de controleconditie tegen de verwachtingen in na het zien van de film hoger scoorde. Dat wil zeggen dat de leerlingen uit de controleconditie het minder erg vonden om met een Marokkaanse vriendje van hun dochter kennis te maken dan de leerlingen uit de empathieconditie.
27
Figuur 6. Meisjes en een Marokkaans vriendje
exp. of contr. conditie
4,1
empathie
Estimated Marginal Means
controle 4
3,9
3,8
3,7
3,6 1
2
vriend voormeting / nameting
Bij de leerlingen, die één of meer vrienden of vriendinnen van een andere etniciteit hadden, was het na het zien van de film significant minder bezwaarlijk als een zoon met een Marokkaans vriendinnetje thuis zou komen, F (2, 146) = 9.68; p = .002, dan wanneer het een dochter met een Marokkaans vriendje betrof, F (2,146) = .67; p =.414, vergeleken met de leerlingen die geen vrienden of vriendinnen met een andere etnische achtergrond hadden.
28
5.
Conclusie en discussie Dit onderzoek was ontworpen om te meten of de speelfilm Cool van positieve
invloed zou kunnen zijn op stereotypen en vooroordelen over jongeren en over Marokkanen. Verwacht werd dat na het zien van de film minder stereotiepe eigenschappen zouden worden toegeschreven aan Marokkanen in het algemeen. Om het experiment kracht bij te zetten kreeg een deel van de leerlingen voordat zij naar de film gingen kijken een empathie opdracht. Hun werd gevraagd zich in te leven in de jongeren in de film, en zich voor te stellen dat ze zelf deel uit maakten van de groep die gevangen werd genomen en in de gevangenis terecht komt. Verwacht werd dat de effecten sterker zouden optreden bij de empathieconditie dan in de controleconditie. De eerste verwachting kwam uit. Bij de overwegend autochtone jongeren die aan het experiment deelnamen was er sprake van een positievere beoordeling van Marokkanen na het zien van de film dan voordat zij de film zagen. De leerlingen schreven na het zien van de film minder stereotype eigenschappen en verwachtingen aan de Marokkanen toe. Daarmee is de hypothese ten aanzien van de mening over Marokkanen in het algemeen bevestigd. Zonder onderscheid tussen condities waren de leerlingen na het zien van de film een positievere mening over Marokkanen in het algemeen toegedaan dan voordat ze de film zagen. Omdat het de eigen groep betrof kon geen nadrukkelijke verwachting worden uitgesproken over stereotiepe denkbeelden en verwachtingen ten opzichte van de jongeren zelf en een andere mening na het zien van de film. Een richting kon al helemaal niet worden aangegeven. Het is echter op zijn minst opvallend te noemen dat de jongeren over de leden van de eigen groep na afloop van de film kritischer oordelen dan voorafgaand aan het zien van de film. Na het zien van de film schreven de leerlingen meer stereotiepe eigenschappen en vooroordelen aan jongeren in het algemeen toe, en bleken ze niet langer onderscheid te maken tussen jongeren in het algemeen en Marokkanen in het algemeen. Met verschillende vragen is gemeten of de leerlingen zich na het zien van de film minder zouden laten beïnvloeden door de ultieme attributiefout. Aan de hand van de analyses is gebleken dat dit het geval was voor duurzame persoonsattributie. Na het zien van de film werd negatief gedrag minder aan de persoonlijke eigenschappen van de Marokkanen toegeschreven dan voor de leerlingen de film zagen. Ten aanzien van situationele attributie werden geen significante verschillen gemeten, dus kon niet overtuigend worden vastgesteld dat het negatieve gedrag meer aan de omstandigheden dan aan de persoonlijke eigenschappen toegeschreven werd. De verwachting dat empathie of perspective taking van positieve invloed zou kunnen zijn kwam niet uit. De hypothese dat leerlingen in de empathieconditie de effecten sterker zouden vertonen is niet bevestigd. Hoewel bij enkele specifieke vragen significante
29
verschillen werden gemeten tussen de empathieconditie en de controleconditie, was er in het algemeen geen sprake van grote verschillen tussen de twee condities. De manipulatie had geen effect gehad, maar dat zei nog niet alles over de mate van empathie in het algemeen. Dat de manipulatie niet is gelukt kan in sterke mate aan de locaties van vertoning hebben gelegen. Bij het Bonhoeffer College in Castricum werd in de aula naar een groot scherm gekeken, door alle leerlingen tegelijk. Op de andere scholen werd in kleinere groepen naar een grote monitor gekeken. Het is moeilijk om in die omstandigheden, die maar weinig lijken op de comfortabele stilte en duisternis van een bioscoopzaal, van de leerlingen te verwachten dat ze zich mee laten slepen en helemaal inleven in de situatie zoals ze die in de film zien. De kinderen hadden overigens wel met interesse gekeken, en bleken ook vaak wel empathie te tonen voor de Marokkanen in de film. Op de vraag over irritatie scoorden de jongens en de meisjes bij hoge uitzondering vrijwel helemaal gelijk. Tijdens de gesprekken die soms na het kijken nog volgden, en uit de opmerkingen die in enkele gevallen waren gemaakt op de achterkant van de tweede vragenlijst bleek echter van verschillende irritaties sprake te zijn. De jongens vonden het een irritante film, niet spannend genoeg, teveel gepraat, terwijl de meisjes geïrriteerd raakten door wat ze zagen gebeuren. Zij ergerden zich veel meer aan de inhoud van het verhaal en wat de jongens overkwam; ze vonden het vaak oneerlijk en onterecht. Hoewel de analyses het niet aantoonden lijkt het erop dat de meisjes zich toch meer konden inleven in het verhaal dan de jongens. Ook de vragen over het luisteren naar de RAP´s en het specifieke wachtwoord dat in de film werd genoemd werd door meer dan de helft van de leerlingen positief en goed beantwoord. Dit toonde toch op zijn minst belangstelling en alertheid aan. Exploratief is gekeken naar genderverschillen en naar gegevens als aantal vrienden en vriendinnen van andere etnische afkomst. We waren benieuwd of er verschillen gevonden zouden worden tussen jongens en meisjes, en of het hebben van één of twee of meer vrienden van een andere etniciteit van invloed zou zijn op de antwoorden die werden gegeven . De resultaten toonden aan dat meisjes in het algemeen milder zijn en positiever oordelen over Marokkanen dan de jongens dat zouden doen. Op verschillende vragen werden door leerlingen met meer vrienden of vriendinnen van een andere etniciteit minder stereotype
eigenschappen en verwachtingen aan Marokkanen
toegeschreven. De
verschillen waren echter bijna nooit significant. Aan deze verwachting werd dus niet voldaan, maar dit kan aan de vragen hebben gelegen. De vragenlijsten waren in de voor- en nameting voor een belangrijk deel hetzelfde. Zo kon worden gemeten of er verschillen zouden optreden voor en na het zien van de film. De leerlingen herkenden dit over het algemeen wel, maar omdat het vrij veel vragen betrof, en er inmiddels anderhalf uur naar de film was gekeken waren ze zich niet erg bewust van
30
wat ze de eerste keer hadden ingevuld. Als ze er een opmerking over maakten werd benadrukt de vragen nu nog eens te beantwoorden, zonder na te denken over wat ze eerder hadden ingevuld. Natuurlijk bestond het risico van sociaal wenselijke antwoorden, maar dan was dit waarschijnlijk in de eerste vragenlijst ook al het geval geweest. Aan de hand van alle resultaten mag voorzichtig tot de conclusie gekomen worden dat deze film van positieve invloed is op stereotypen en vooroordelen over in dit geval Marokkanen. Na het zien van de film oordeelden de leerlingen over het algemeen iets positiever dan voor ze de film zagen, en bij meisjes zijn de oordelen dan nog eens iets milder. Bovendien werd de ultieme attributiefout na het zien van de film minder gemaakt. Er werd significant minder aan de persoonlijke karaktereigenschappen van de Marokkanen toegeschreven en iets meer aan de situationele omstandigheden. Er valt echter niets te zeggen over een blijvend effect. Hiervoor zou een vervolgonderzoek moeten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door een aantal weken na het experiment de leerlingen nogmaals een vragenlijst in te laten vullen. Dat was in de opzet van dit onderzoek helaas niet mogelijk. Het is dus interessant om na te denken over uitgebreider en eventueel zelfs longitudinaal onderzoek. Hiervoor zou gebruik gemaakt kunnen worden van verschillende films, die bijvoorbeeld aan vaste panels van aselect samengestelde groepen kijkers worden vertoond. Met behulp van vragenlijsten voor en na de film, en van nametingen na een aantal weken is het dan mogelijk om na te gaan of er sprake is van een blijvend effect, en kan bovendien worden vergeleken welk soort films meer en minder invloed hebben. In een onderzoeksstage die parallel aan dit onderzoek werd uitgevoerd op verschillende internationale filmfestivals is nagegaan in hoeverre er meer films worden gemaakt die een dergelijk positief effect zouden kunnen hebben. De oogst was triest. Aan de hand van een aantal richtlijnen zijn ruim 70 films bekeken en slechts enkelen zouden een positief effect kunnen hebben, veel films zijn juist stereotype bevestigend en natuurlijk zijn heel veel films gewoon gemaakt als entertainment (Jacobs, 2006). Dat hoeft ook niet te veranderen. Regisseurs moeten vooral hun creatieve vrijheden behouden, maar filmmakers zouden ook kunnen overwegen nu en dan films te maken die de kijker op een beter spoor zetten, zonder meteen moralistisch te worden, of juist de verkeerde kant op te sturen. Propagandafilms probeerden tenslotte ook het publiek te beïnvloeden en dat is wellicht iets wat we toch vooral niet meer willen.
31
Literatuur Anderson N.H.,(1968). Likableness Ratings of 555 Personality-Trait Words. Journal of Personality and Social Psychology, 9, 272-279. Aron, A., Aron, E.N. & Smollan, D. (1992). Inclusion of other in the self scale and the structure of interpersonal closeness. Journal of Personality and Social Psychology, 63, 596612. Aron, A., Aron, E.N., Tudor, M. & Nelson, G. (1991). Close relationships as including other in the self. Journal of Personality and Social Psychology, 60, 241-253. Batson, C.D., Polycarpou, M.P., Harmon-Jones, E., Imhoff, H.J., Michener, E.C., Bednar, L.L., Klein, T.R. & Highberger, L. (1997). Empathy and Attitudes: Can feeling for a member of a stigmatized group improve feelings toward the group? Journal of Personality and Social Psychology, 72, 105-118. Devine, P.G. (1989). Stereotypes en Prejudice: their automatic and controlled components. Journal of Personality and Social Psychology, 56, 5-18. Dijker, A.J.M. (1987). Emotional reactions to ethnic minorities. European Journal of Social Psychology. 17, 305-325. Hirdes, A.M., (2006). De effectiviteit van social psychologische richtlijnen bij het reduceren van stereotypen door middel van voorlichting. Afstudeeronderzoek Algemene Psychologie, Universiteit van Amsterdam. Hirsi Ali, A. (2005). De stelling van Ayaan Hirsi Ali: we moeten beter begrijpen waarom werkgevers discrimineren. NRC Handelsblad, opinie en debat, 9 april 2005, 17. Hoogerwaard, J. (2005). Die ‘viezerik’ heeft ons wel geholpen. Trouw, de Verdieping, 5 maart 2005, 1-2. Jacobs, M. (2006). Speelfilms en televisieprogramma’s en de reductie van stereotypen en vooroordelen. In hoeverre worden er op de internationale film- en televisiemarkten films en televisieprogramma’s aangeboden die stereotypen en vooroordelen kunnen reduceren? Universiteit van Amsterdam, afdeling Sociale Psychologie. Galinsky, A.D. & Moskowitz, G.B. (2000). Perspective taking: decreasing stereotype expression, stereotype accessibility, and in-group favoratism. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 708-724. Graves, S.B. (1999). Television and prejudice reduction: When does television as a vicarious experience make a difference? Journal of Social Issues, 55, 707-725. Kirchler, E. & Zani, B. (1995). Why don’t they saty at home? Prejudice against ethnic minorities in Italy. Journal of community & applied social psychology, 5, 59-65. Obbema, F. (2006). Frankrijk krijgt (tijdelijk) eerste zwarte nieuwslezer. Volkskrant, 9 maart 2006.
32
Pettigrew, T.F. (1979). The ultimate attribution error: Extending Allport’s cognitive analysis of prejudice. Personality and Social Psychology Bulletin, 5, 461-476. Schrier, E., (2004). Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Een onderzoek naar het effect van empathie op de attitude ten opzichte van verstandelijk gehandicapten. Afstudeeronderzoek Sociale Psychologie. Universiteit van Amsterdam. Smith, E.R. & Henry, S. (1996). An Ingroup becomes part of the self: response time evidence. Personality and Social Psychology Bulletin, 6, 635-642.
33
Bijlagen Tabel 1: geboortelanden van de leerlingen en van hun ouders N=158
Eigen land van geboorte
Geboorteland vader
Geboorteland moeder
Nederland
139
130
134
Marokko
2
2
3
Turkije
1
0
2
Ghana / Eritrea
3
4
4
Indonesië / Bangladesh
1
1
3
Bosnië Herz. / Joegoslavië
2
2
2
Suriname / Curaçao
2
4
2
1
1
Australië Amerika
Overige landen
2
Duitsland
2
2
Engeland
1
2
2
België
1
Frankrijk
1
Italië
1
Egypte
2
Brazilië
1
1
Zweden
1
1
Tabel 7. Gemiddelden en standaarddeviaties voor duurzame persoonsattributie en voor situationele atttributie voor jongens en meisjes in beide condities. voormeting Duurzame persoons-
Sekse
Conditie
N
M
St. dev.
M
St. dev.
Jongens
Empathie
31
3.76
.58
3.67
.61
Controle
24
3.73
.69
3.83
.44
Meisjes
Empathie
49
4.05
.57
3.96
.41
Controle
28
3.95
.58
3.96
.52
Totaal
Empathie
55
3.94
.59
3.85
.52
Controle
77
3.85
.64
3.90
.48
Jongens
Empathie
31
3.52
.87
3.56
.75
Controle
24
3.69
.86
3.81
.75
Meisjes
Empathie
49
4.00
.71
3.77
.65
Controle
28
3.88
.63
3.75
.46
Totaal
Empathie
55
3.81
.81
3.69
.69
Controle
77
3.79
.74
3.78
.61
attributie
Situationele attributie
nameting
34
Tabel 8. Gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes voor de vragen over duurzame persoonsattributies. voormeting Vraag
Sekse
Conditie
Terugvallen in oude situatie
Jongens
Empathie Controle
Meisjes Totaal Eigen schuld van M
Jongens Meisjes Totaal
M hadden kunnen vermijden
Jongens Meisjes Totaal
M willen niet beter
Jongens Meisjes Totaal
M kan best een baan vinden
Jongens Meisjes Totaal
M kiezen zelf
Jongens Meisjes Totaal
N
nameting
M
St. dev.
M
St. dev.
32
3.19
1.36
3.81
1.36
26
3.38
.94
4.23
1.11
Empathie
53
3.60
.93
4.23
.91
Controle
29
3.52
1.02
4.17
1.04
Empathie
85
3.45
1.12
4.07
1.11
Controle
55
3.45
.98
4.20
1.06
Empathie
32
3.00
1.11
3.06
1.32
Controle
26
3.04
1.15
3.00
1.02
Empathie
53
3.34
1.21
3.11
1.13
Controle
29
3.28
.96
3.31
.93
Empathie
85
3.21
1.18
3.09
1.20
Controle
55
3.16
1.05
3.16
.98
Empatie
32
4.97
.97
4.16
1.35
Controle
26
4.96
1.31
4.15
1.16
Empatie
53
4.58
1.34
4.36
1.15
Controle
29
4.62
.86
4.24
.87
Empathie
85
4.73
1.22
4.28
1.22
Controle
55
4.78
1.10
4.20
1.01
Empatie
32
3.88
1.36
3.50
1.14
Controle
26
3.50
1.42
3.69
1.23
Empatie
53
4.43
1.25
4.30
1.09
Controle
29
4.38
.86
4.31
.85
Empathie
85
4.22
1.31
4.00
1.17
Controle
55
3.96
1.23
4.02
1.08
Empatie
32
4.53
.98
4.28
.99
Controle
26
4.54
1.30
4.31
1.01
Empatie
53
4.66
1.91
4.53
1.03
Controle
29
4.34
.81
4.38
.73
Empathie
85
4.61
1.05
4.44
1.02
Controle
55
4.44
1.07
4.35
.87
Empathie
32
3.00
1.14
3.25
1.22
Controle
26
2.81
1.39
3.27
1.04
Empathie
53
3.66
1.34
3.38
1.21
Controle
29
3.52
1.12
3.38
.94
Empathie
85
3.41
1.30
3.33
1.21
Controle
55
3.18
1.29
3.33
.98
35
Tabel 9. Gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes voor de vragen over situationele attributies. voormeting Vraag
Sekse
M geen verder onderwijs of
Jongens
Hulp meer Meisjes Totaal M teveel vrijheid
Jongens Meisjes Totaal
M baat bij resocialisatie
Jongens Meisjes Totaal
Overheid moet meer doen
Jongens
voor M Meisjes Totaal
Conditie
N
M
nameting
St. dev.
M
St. dev.
Empathie
32
3.91
1.57
3.81
1.49
Controle
27
4.15
1.61
4.04
1.29
Empathie
52
5.10
.91
4.96
1.01
Controle
29
4.90
.900
5.10
.56
Empathie
84
4.64
1.33
4.52
1.33
Controle
56
4.54
1.33
4.59
1.11
Empathie
32
3.38
1.62
3.66
1.26
Controle
27
3.85
1.56
3.70
1.07
Empathie
52
4.21
1.14
3.85
1.32
Controle
29
4.21
.82
3.83
.93
Empathie
84
3.89
1.40
3.77
1.29
Controle
56
4.04
1.24
3.77
.99
Empathie
32
2.91
.96
2.97
1.12
Controle
27
3.26
1.23
3.26
1.13
Empathie
52
3.17
1.15
3.02
1.06
Controle
29
3.24
.74
2.90
.62
Empathie
84
3.07
1.08
3.00
1.08
Controle
56
3.25
1.00
3.07
.91
Empathie
32
4.00
1.55
4.06
1.08
Controle
27
4.07
1.39
4.19
1.08
Empathie
52
4.83
.83
4.50
1.00
Controle
29
4.52
.95
4.62
.82
Empathie
84
4.51
1.22
4.33
1.05
Controle
56
4.30
1.19
4.41
.97
Tabel 10. Gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes samen voor de vraag over vooroordelen. voormeting Vooroordelen
nameting
Sekse
Conditie
N
M
St. dev.
M
St. dev.
Totaal
Jongens
62
3.61
1.16
3.54
.92
Meisjes
72
4.33
.69
4.21
.73
36
Tabel 11. Gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes en de vraag of ze het zich persoonlijk aantrekken voormeting
nameting
Vraag
Sekse
Conditie
N
M
St. dev.
M
St. dev.
Persoonlijk aantrekken
Jongens
Empathie
32
3.91
1.57
3.81
1.49
Controle
27
4.15
1.61
4.04
1.29
Meisjes Totaal
Empathie
52
5.10
.91
4.96
1.01
Controle
29
4.90
.900
5.10
.56
Empathie
84
4.64
1.33
4.52
1.33
Controle
56
4.54
1.33
4.59
1.11
Tabel 12. Gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes in beide condities voor de vraag over irritatie.
Vraag
Sekse
Conditie
N
M
St. dev.
Irritatie voelen
Jongens
Empathie
34
2.82
1.19
Controle
27
3.15
.91
Meisjes
Empathie
57
2.82
.91
Controle
31
3.10
.97
Totaal
Empathie
91
2.82
1.02
Controle
58
3.12
.94
Jongens
Empathie
34
2.71
1.00
Controle
27
2.93
.87
Meisjes
Empathie
57
2.54
.95
Controle
31
2.61
.76
Totaal
Empathie
91
2.60
.97
Controle
58
2.76
.82
Jongens
Empathie
34
2.62
.89
Controle
27
2.93
.62
Meisjes
Empathie
57
2.96
.87
Controle
31
3.16
.74
Totaal
Empathie
91
2.84
.89
Controle
58
3.05
Afkeer voelen
Medeleven voelen
37
Tabel 13. Gemiddelden en standaarddeviaties voor jongens en meisjes in de beide condities voor de vragen over respectievelijke vriendinnetjes en vriendjes. voormeting
nameting
Vraag
Sekse
Conditie
N
M
St. dev.
M
St. dev.
Dochter met M vriendje
Jongens
Empathie
35
3.71
1.90
3.51
1.63
Controle
28
3.00
1.56
3.50
1.32
Meisjes
Empathie
55
4.18
1.55
4.02
1.47
Controle
30
3.80
1.16
3.77
1.19
Totaal
Empathie
90
4.00
1.70
3.82
1.55
Controle
58
3.41
1.42
3.64
1.25
Jongens
Empathie
35
3.94
1.88
3.49
1.62
Controle
28
3.32
1.52
3.68
1.25
Meisjes
Empathie
55
4.45
1.35
4.16
1.39
Controle
30
4.37
.96
4.43
.97
Totaal
Empathie
90
4.26
1.58
3.90
1.51
Controle
58
3.86
1.36
4.07
1.17
Zoon met M vriendinnetje
38
FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Afdeling Psychologie Roetersstraat 15 1018 WB Amsterdam Tel: 020–525 6228
Amsterdam, 29 maart 2006
Betreft: onderzoek naar de invloed van een speelfilm op stereotypen en vooroordelen
Geachte mevrouw, mijnheer, In het kader van mijn studie aan de afdeling Sociale Psychologie van de Universiteit van Amsterdam ben ik bezig met een afstudeeronderzoek naar het veranderen van stereotypen en vooroordelen onder jongeren. In verband hiermee vraag ik u naar de mogelijkheid hieraan mee te werken. Voor dit onderzoek wil ik graag groepen leerlingen tussen ongeveer 15 en 19 jaar de Nederlandse speelfilm “Cool” laten zien en ze daarna een korte vragenlijst laten invullen. De totale duur van het kijken naar de film en afnemen van de vragenlijst zal ongeveer twee uur bedragen. Alle gegevens zullen volledig anoniem worden verwerkt. In het onderzoek zal worden nagegaan of gewone populaire speelfilms waarin gestigmatiseerde groepen een hoofdrol spelen stereotypen en vooroordelen kunnen reduceren bij jongeren. Ik heb daarbij voor ogen dat de film tijdens een geschikte les vertoond wordt aan een klas, of dat de leerlingen in de gelegenheid worden gesteld op vrijwillige basis mee te doen aan het onderzoek, buiten de gewone lesuren om. Indien voor het afspelen van de film geen apparatuur beschikbaar is zullen wij die zelf meenemen. De periode waarin het onderzoek zal worden uitgevoerd ligt tussen begin april en eind mei. Definitieve datum en tijd kunnen in goed overleg worden vastgesteld. Het onderzoek wordt uitgevoerd onder supervisie van dr. A. Vrugt (
[email protected], 020-5256897) en prof. dr. R.W. Meertens (
[email protected], 020-5256756). Ik zou het zeer op prijs stellen wanneer u hieraan uw medewerking zou willen verlenen. Omdat de onderzoeksperiode al vrij snel op deze brief volgt, zal ik op korte termijn telefonisch contact met u opnemen, of kunt u mij per mail laten weten of ik op uw medewerking mag rekenen. (
[email protected], 06-53957559) In afwachting van uw reactie, verblijf ik,
Met vriendelijke groet, Mardou Jacobs
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
39
1. Hallo allemaal, ik ben Mardou Jacobs en ik studeer aan de Universiteit van Amsterdam. Om af te studeren doe ik een onderzoek naar de populariteit van een speelfilm en naar geheugen. Hiervoor gebruik ik de Nederlandse speelfilm “Cool”, en twee vragenlijsten. Dit is de eerste vragenlijst.
Wij zijn benieuwd wat jullie van de film vonden en wat jullie je na afloop allemaal nog kunt herinneren.
Voor we naar de film gaan kijken vragen we je alvast de vragen van dit formulier in te vullen. Doe dit alsjeblieft zelf, zonder te overleggen met anderen.
Wil je steeds het antwoord van je keuze omcirkelen. Je wordt verzocht slechts één antwoord te kiezen. Alle antwoorden zullen volledig anoniem worden verwerkt. Je hoeft nergens je naam in te vullen.
Als je nog vragen hebt kan je die nu stellen, anders mag je beginnen met het invullen van de vragenlijst. Alvast dank voor je medewerking.
40
Eerst worden enige persoonlijke gegevens van je gevraagd, die verder volledig anoniem verwerkt zullen worden. Je hoeft je naam niet in te vullen.
Ik ben een
jongen / meisje
Ik ben
………….. jaar
Ik ben geboren in
……………………………………………..
(land)
Mijn vader is geboren in
……………………………………………..
(land)
Mijn moeder is geboren in
……………………………………………..
(land)
Mijn school is de/het
……………………………………………..
Mijn school staat in
……………………………………………..
Mijn schoolniveau is
VMBO / Havo / VWO / Gymnasium
(stad)
Wil je bij de volgende vragen het antwoord van je keuze omcirkelen. Je kan slechts één antwoord kiezen.
Ik kijk regelmatig naar films 1x per week
2 x per
1 x per
maand
maand
een paar keer heel per jaar
Ik ga wel eens naar Nederlandse speelfilms
bijna nooit
weinig
soms
regelmatig
Ik heb de volgende Nederlandse films wel of niet gezien
Costa Van God Los
ja / nee ja / nee
Lek
ja / nee
Diep
ja / nee
Shouf Shouf Habibi
ja / nee
Knetter
ja / nee
Het Schnitzelparadijs
ja / nee
Ik heb Cool al eerder gezien
ja / nee
Kun je aangeven hoeveel vrienden of vriendinnen je hebt met een andere etniciteit dan die van jezelf.
……………
(aantal)
41
Eerst zijn hier een paar algemene vragen om te beantwoorden. Wil je het antwoord van jou keuze omcirkelen. Je kan slechts één antwoord kiezen.
Ik vind jongeren over het algemeen: 1. Beleefd Helemaal niet
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
een beetje
wel
heel erg
2. Agressief Helemaal niet 3. Lui Helemaal niet 4. Betrouwbaar Helemaal niet 5. Onverschillig Helemaal niet 6. Opvliegend Helemaal niet 7. Onaangepast Helemaal niet
8. Plezierig in de omgang Helemaal niet 9. Oneerlijk Helemaal niet 10. Goed aangepast Helemaal niet
11. Betrokken bij de samenleving Helemaal niet
niet
42
De Marokkaanse hoofdrolspelers in de film die we zo gaan bekijken zaten echt op de Glenn Mills school. Dat is een soort jeugdgevangenis waar ze heropgevoed werden. Hoe zou het deze jongens na de filmopnamen zijn vergaan. Wil je het antwoord van je keuze omcirkelen. Je kan slechts één antwoord kiezen.
1. Ik denk dat de jongens weer terugvallen in hun oude leven. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
2. De jongens die op het slechte pad raken hebben dit aan zichzelf te danken. * helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
3. Marokkaanse jongens kunnen vermijden op het slechte pad te raken.
*
helemaal oneens
helemaal eens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
4. De meeste Marokkaanse jongeren willen gewoon niet werken. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
5. Over het algemeen denk ik over Marokkaanse jongeren. Zeer Negatief
negatief
een beetje negatief
een beetje positief
positief zeer positief
6. In hoeverre trek jij je de situatie van dit soort jongeren persoonlijk aan? Helemaal Niet
niet
nauwelijks
redelijk veel wat
heel veel
7. De meeste Marokkaanse jongeren kunnen best een baan vinden als ze dat zouden willen. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
43
eens
helemaal eens
8. De meeste Marokkaanse jongeren kiezen zelf voor een leven op het slechte pad. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
9. Veroordeelde Marokkaanse jongeren zouden geen onderwijs of andere hulp moeten krijgen. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
eens
helemaal eens
10. Marokkaanse jongeren krijgen te veel vrijheid. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
11. Marokkaanse criminele jongeren zijn meer gebaat bij resocialisatie programma’s zoals in de film te zien was helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
12. De overheid zou meer moeten doen om (Marokkaanse) jongens die veroordeeld zijn geweest te helpen op het goede pad te komen. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
13. Als ik een dochter had zou ik het niet erg vinden als ze met een Marokkaans vriendje thuiskomt. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
14. Als ik een zoon had zou ik het niet erg vinden als hij met een Marokkaans vriendinnetje thuiskomt. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
15. Ik spreek net zo gemakkelijk een Marokkaan aan als een Nederlander. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
44
eens
helemaal eens
Een aantal jongens in de film die we zo gaan bekijken is van Marokkaanse afkomst. Wil je het antwoord van je keuze omcirkelen. Je kan slechts één antwoord kiezen. Ik vind Marokkanen over het algemeen: 1. Beleefd Helemaal niet
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
een beetje
wel
heel erg
2. Agressief Helemaal niet 3. Lui Helemaal niet 4. Betrouwbaar Helemaal niet 5. Onverschillig Helemaal niet 6. Opvliegend Helemaal niet 7. Onaangepast Helemaal niet
8. Plezierig in de omgang Helemaal niet 9. Oneerlijk Helemaal niet
10. Goed aangepast Helemaal niet
11. Betrokken bij de samenleving Helemaal niet
niet
45
Op het tweede deel van de vragenlijst staat nog een korte instructie die je moet lezen voor we naar de film gaan kijken. Na afloop van de film zijn er nog een paar vragen om te beantwoorden. Wil je dit deel van de vragenlijst nu bij mij inleveren. Dank je wel voor het invullen van deze vragenlijst.
46
We gaan zo naar de film kijken, maar lees alsjeblieft eerst nog even de instructies hieronder.
experimentele, empathie conditie Probeer je in te leven in de situatie waarin de hoofdrolspelers van de film zich bevinden, dat wil zeggen Stel je bij het kijken naar de film voor hoe deze personen worden beïnvloed door de situatie waarin ze verkeren, en hoe ze zich daarover voelen
of Overlap between the self and the other Probeer je terwijl je naar de film zit te kijken voor te stellen dat je zelf in de situatie van de hoofdrolspelers terecht bent gekomen, en in het instituut uit de film wordt opgenomen. Je behoort dus tot de groep die wordt opgepakt, en niet tot de groep die buiten schot blijft.
Controle conditie Ga lekker naar de film kijken, alsof je met je vrienden/vriendinnen naar de bioscoop bent gegaan.
Na afloop vragen we je nog even te blijven zitten en de rest van de vragen in te vullen. Alvast dankjewel voor jullie medewerking en voor nu veel plezier bij het kijken naar de film. We gaan nu naar de film kijken.
C O O L 47
De film is afgelopen. Dank je wel voor het kijken. Nu volgen nog een aantal vragen over wat je van de film vond, en wat jij je er nog van kunt herinneren. Daarnaast zijn er nog een paar algemene vragen die betrekking hebben op wat je hebt gezien. Wil je het antwoord van jou keuze omcirkelen of onderstrepen.
Ik vond de film: 1. leuk Helemaal niet
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
2. Interessant Helemaal niet
3. Spannend Helemaal niet
4. Overdreven Helemaal niet
Tijdens het kijken naar de film: 5. Stelde ik mezelf voor in de situatie van een van de Marokkaanse jongens/hoofdrolspelers Helemaal niet
niet
een beetje
wel
heel erg
wel
heel erg
6. Begreep ik die jongens die werden opgepakt wel Helemaal niet
niet
een beetje
7. Leefde ik me in in de situatie van de jongens die werden opgepakt Helemaal niet
niet
een beetje
wel
heel erg
8. Dacht ik na over de situatie van de jongens die werden opgepakt Helemaal niet
niet
een beetje
48
wel
heel erg
Tijdens het kijken naar de film voelde ik: 9. Boosheid Helemaal niet
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
10. Sympathie Helemaal niet
11. Medeleven Helemaal niet
12. Irritatie Helemaal niet
13. Afkeer Helemaal niet
14. Begrip Helemaal niet
15. Hopeloosheid Helemaal niet
16. Luisterde je naar de RAP’s die in de film werden gezongen? ja / nee
17. Weet je het wachtwoord nog dat Mabel gebruikte om in te loggen? ja / nee
Zo ja, wat was het wachtwoord: ………………………..
49
Eerst zijn hier een paar algemene vragen om te beantwoorden. Wil je het antwoord van jou keuze omcirkelen. Je kan slechts één antwoord kiezen.
Ik vind jongeren over het algemeen: 1. Beleefd Helemaal niet
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
een beetje
wel
heel erg
2. Agressief Helemaal niet 3. Lui Helemaal niet 4. Betrouwbaar Helemaal niet 5. Onverschillig Helemaal niet 6. Opvliegend Helemaal niet 7. Onaangepast Helemaal niet
8. Plezierig in de omgang Helemaal niet 9. Oneerlijk Helemaal niet 10. Goed aangepast Helemaal niet
11. Betrokken bij de samenleving Helemaal niet
niet
50
De Marokkaanse hoofdrolspelers in de film die we zo gaan bekijken zaten echt op de Glenn Mills school. Dat is een soort jeugdgevangenis waar ze heropgevoed werden. Hoe zou het deze jongens na de filmopnamen zijn vergaan. Wil je het antwoord van je keuze omcirkelen. Je kan slechts één antwoord kiezen.
1. Ik denk dat de jongens weer terugvallen in hun oude leven. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
2. De jongens die op het slechte pad raken hebben dit aan zichzelf te danken. * helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
3. Marokkaanse jongens kunnen vermijden op het slechte pad te raken.
*
helemaal oneens
helemaal eens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
4. De meeste Marokkaanse jongeren willen gewoon niet werken. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
5. Over het algemeen denk ik over Marokkaanse jongeren. Zeer Negatief
negatief
een beetje negatief
een beetje positief
positief zeer positief
6. In hoeverre trek jij je de situatie van dit soort jongeren persoonlijk aan? Helemaal Niet
niet
nauwelijks
redelijk veel wat
heel veel
7. De meeste Marokkaanse jongeren kunnen best een baan vinden als ze dat zouden willen. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
51
eens
helemaal eens
8. De meeste Marokkaanse jongeren kiezen zelf voor een leven op het slechte pad. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
9. Veroordeelde Marokkaanse jongeren zouden geen onderwijs of andere hulp moeten krijgen. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
eens
helemaal eens
10. Marokkaanse jongeren krijgen te veel vrijheid. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
11. Marokkaanse criminele jongeren zijn meer gebaat bij resocialisatie programma’s zoals in de film te zien was helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
12. De overheid zou meer moeten doen om (Marokkaanse) jongens die veroordeeld zijn geweest te helpen op het goede pad te komen. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
13. Als ik een dochter had zou ik het niet erg vinden als ze met een Marokkaans vriendje thuiskomt. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
14. Als ik een zoon had zou ik het niet erg vinden als hij met een Marokkaans vriendinnetje thuiskomt. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
eens
helemaal eens
15. Ik spreek net zo gemakkelijk een Marokkaan aan als een Nederlander. helemaal oneens
oneens
een beetje oneens
een beetje eens
52
eens
helemaal eens
Een aantal jongens in de film die we zo gaan bekijken is van Marokkaanse afkomst. Wil je het antwoord van je keuze omcirkelen. Je kan slechts één antwoord kiezen. Ik vind Marokkanen over het algemeen: 1. Beleefd Helemaal niet
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
niet
een beetje
wel
heel erg
een beetje
wel
heel erg
2. Agressief Helemaal niet 3. Lui Helemaal niet 4. Betrouwbaar Helemaal niet 5. Onverschillig Helemaal niet 6. Opvliegend Helemaal niet 7. Onaangepast Helemaal niet
8. Plezierig in de omgang Helemaal niet 9. Oneerlijk Helemaal niet
10. Goed aangepast Helemaal niet
11. Betrokken bij de samenleving Helemaal niet
niet
53
Dit waren de laatste vragen van het onderzoek. Wil je nog een keer kijken of je alle vragen hebt ingevuld, en dan het formulier bij mij inleveren. Als je geïnteresseerd bent in de resultaten van dit onderzoek of eventueel – anoniem – mee zou willen werken aan vervolgonderzoek kan je hieronder je e-mail adres en/of je telefoonnummer invullen. Als je nog opmerkingen hebt kun je die hieronder ook nog kwijt. Telefoonnummer: ………………………………………………………………………… e-mail adres: ………………………………………………………………………………. Opmerkingen: …………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Heel erg hartelijk dank voor jullie medewerking.
54