DE INVLOED VAN KLEUR EN LICHT OP DE STATIONSBELEVING Gekleurd licht op het perron: een veldstudie Mark van Hagen, Nederlandse Spoorwegen
[email protected] Jessica Sauren, Universiteit Twente Mirjam Galetzka, Universiteit Twente
Bijdrage aan het Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk 25 en 26 november 2010, Roermond
1
Samenvatting De aanname van deze studie is dat kleur in combinatie met licht leidt tot een positievere stations- en wachttijdbeleving, doordat de wachtende reizigers een optimaal niveau van prikkels ervaren, waardoor de „hedonic tone’ stijgt. Een positievere „hedonic tone‟ werkt door op de wachttijdbeleving; beleeft men plezier, dan ervaart men de wachttijd positiever. In de Reversal Theory speelt ook de context een belangrijke rol; in een drukke prikkelende omgeving wensen reizigers geen extra prikkels, maar in een rustige en weinig prikkelende omgeving staan reizigers juist wel open voor extra prikkels. De resultaten zijn conform deze theorie, waarbij de kleuren op het perron niet alleen als meer prikkelend, kleurrijker en warmer wordt ervaren, maar bij een lage lichtintensiteit ook tot positievere wachttijdbeleving en stationsevaluatie leiden. Geconcludeerd kan worden dat perrons als saai, grijs en onaantrekkelijk worden ervaren en dat het toevoegen van kleur positieve effecten heeft. Uit de interactie effecten tussen kleur en licht blijkt dat het aantal prikkels complementair is: een laag lichtniveau en kleuren leiden vooral in een rustige omgeving tot een positievere hedonic tone en een positievere wachttijdbeleving. Blijkbaar zorgt een optimaal niveau aan prikkels door een juiste mix van lichtintensiteit, stimulatie van de kleur en drukte tot een congruente processing fluency, waarbij mensen zich prettiger voelen. Bij het toevoegen van kleur en licht in een perronomgeving is daarom van belang dat rekening wordt gehouden met de drukte op het perron. Alleen een zorgvuldige afstemming van de juiste kleur in combinatie met de juiste lichtsterkte zorgt voor een positievere stations- en wachttijdbeleving.
2
1 Inleiding Uit intern onderzoek bij NS blijkt dat reizigers stations als grijs, kleurloos en saai bestempelen (Senta, 2005). In dit paper rapporteren we onderzoek naar het toevoegen van kleur aan het perron in combinatie met lichtsterkte. We verwachten dat kleur kan leiden tot een aangenamere wachttijdbeleving en een betere stationsevaluatie. De situationele omstandigheden, zoals drukte wordt als moderator meegenomen. In deze veldstudie gaan we na of kleur in combinatie met lichtsterkte op een perron positieve affectieve reacties bij reizigers teweeg kan brengen en of de mate van drukte op het perron de ervaringen beïnvloeden. In de veldstudie is de perronkap van een van de perrons van station Leiden Centraal met LED (Light Emiting Diode) verlichting alle kleuren van de regenboog in een golfbeweging getoond (zie figuur pagina 1), waarbij de lichtintensiteit per meting hoog of laag is ingesteld. De metingen zijn „s avonds in het donker verricht, omdat de LED verlichting dan duidelijker zichtbaar is en de lichtintensiteit onafhankelijk van daglicht kan worden gemanipuleerd. Naast de LED verlichting werd het perron verlicht door de gebruikelijk TL verlichting, bij een lage lichtintensiteit werd ook de helft van de TL verlichting uitgeschakeld. Door met LED verlichting de witte perronkappen aan te lichten kunnen verschillende kleuren en lichtintensiteiten op het perron snel en eenvoudig worden gemanipuleerd. Voordat we ingaan op de veldstudie beschrijven we resultaten van eerder onderzoek naar kleur en licht. 2 Literatuuroverzicht kleur en licht Kleuren met een korte golflengte worden aangeduid als koele kleuren (blauw en groen) en kleuren met een lange golflengte als warme kleuren (rood en geel). Licht bestaat uit de lichtintensiteit en de spreiding van de kleurtoon. Hoe fel of juist gedimd licht is, wordt bepaald door de lichtintensiteit. Weinig onderzoek is uitgevoerd naar de combinatie van kleur en licht (Valdez & Mehrabian, 1994; Brengman, 2003). Het meeste onderzoek naar de effecten van kleur in de winkelomgeving zijn in een laboratoriumsituatie uitgevoerd. Onderzoek naar gebruik van licht en kleur in een stations is voor zover bekend nog niet verricht. Kleur In een omgeving zal een kleur moeten worden gebruikt die in ieder geval het element “pleasantness” in zich heeft. Alle kleuren die als plezierig worden ervaren, resulteren over het algemeen in positieve emoties. Koele kleuren, zoals blauw en groen, werken ontspannend, terwijl kleuren met een lange golflengte, zoals oranje en rood stimulerend zijn (Jacobs & Suess. 1975; Adam & Osgood, 1973; Walters, Apter & Svebak, 1982; Valdez & Mehrabian, 1994 en Wexner, 1954). Warme kleuren worden als beschermend ervaren (Wilson, 1966). Heldere en verzadigde kleuren worden als plezieriger ervaren (Guilford & Smith, 1959), maar worden daarentegen eerder geassocieerd met angst dan koele kleuren (Jacobs & Suess, 1975). Donkere kleuren worden als dominanter ervaren en lokken vaker vijandigheid en agressie uit. De omgeving en gemoedstoestand bepalen de effecten van kleuren. Zo zal de kleur rood in een bioscoop-hal een warme feestelijke uitstraling hebben, terwijl dezelfde kleur in een ziekenhuis een negatieve invloed kan hebben op de gemoedstoestand van de toch al bezorgde bezoeker. Uit onderzoek naar kleurgebruik in een retailomgeving blijkt dat gebruik van kleuren invloed heeft op aankoopgedrag (Belizzi & Hite, 1992), aankoopsnelheid (Belizzi & Hite, 3
1992), tijd doorgebracht in de winkel (Belizzi & Hite, 1992), plezier (Belizzi & Hite, 1992; Crowly, 1993), stimulering (arousal) (Crowley, 1993), imago van winkel en koopwaar (Belizzi, Crowley and Hasty, 1983; Crowley 1993) en de mogelijkheid om klanten aan te trekken (Belizzi, Crowley and Hasty, 1983). De kleuren blauw en groen worden in een winkelomgeving als meest plezierig ervaren (Eysenck, 1941; Jacobs & Suess, 1975) en tevens beter gewaardeerd dan winkels met een warm (oranje) interieur (Babin, Hardesty & Suter, 2003; Crowley, 1993). De resultaten voor pleasure komen veelal overeen met de scores voor arousal. Uit onderzoek van Kwallek e.a. (1988; uit Stone & English, 1998) bleek dat personen die een zakelijke taak uitvoerden in een rood gekleurde omgeving hierna hoger scoorden op de scores van stress en angst. Kleuren met een lange golflengte zorgen ervoor dat men meer extern georiënteerd raakt en dat men krachtig en extravert gedrag vertoont. Uit de studie van Belizzi e.a. (1983) bleek dat respondenten, onafhankelijk van hun kleurvoorkeur, zich fysiek meer aangetrokken voelden tot warme kleuren, maar een omgeving met warme kleuren als minder plezierig ervaren (Belizzi, Crowley and Hasty, 1983). Warme kleuren werken blijkbaar goed om mensen aan te trekken (entree, etalage), maar minder goed om mensen op hun gemak te stellen. In situaties waarin mensen een geestelijke druk ervaren is het beter om de kleuren koeler te maken, dat geeft een rustgevend effect en mensen zijn bereid langer in een dergelijke omgeving te verblijven. Brengman (2003) heeft respondenten foto‟s voorgelegd van een winkel, waarin de kleuren zijn gemanipuleerd. Zij concludeert dat mensen langer in de winkel zullen verblijven en er meer geld zullen uitgeven als ze de kleuren aangenaam vinden (Brengman 2002). Blauw en geelrood worden als aangenaam ervaren, ook gebruik van lichte kleuren ervaren mensen als aangenaam. Gebruik van deze kleuren werkt toenaderingsgedrag en de behoefte aan exploratie in de hand. Rood en geelgroen, evenals felle en donkere kleuren worden als minder aangenaam ervaren, deze kleuren leiden tot spanning en stress en veroorzaken een onaangenaam gevoel. Dergelijke negatieve stress leidt tot vermijdingsgedrag (Brengman, 2002). Als aanbeveling voor verder onderzoek stelt ze dat de resultaten getoetst zouden moeten worden in een geconditioneerde omgeving, dat tenslotte anders is als het beoordelen van foto‟s (Brengman, 2003). Licht Sociaal psychologen geven aan dat verlichting een grote invloed heeft op menselijk gedrag. Baker en Cameron (1996), Hopkinson e.a. (1966) en Küller e.a. (2006) geven aan dat er een basisniveau bestaat waarbij men licht als meest prettig ervaart. Voorkeur voor lichtsterkte is afhankelijk van de situatie, de taak en de omgeving waarin men zich bevindt (Biner e.a., 1989; Butler & Biner, 1987; Van Bommel, 2004). Licht heeft een sterk effect op de mate van arousal (Gifford, 1988; Kallman & Isaac, 1977; Miwa & Hanyu, 2006; Baron, Rea & Daniels, 1992; Daurat e.a. 1993). Licht beïnvloedt eveneens het imago van een winkel, alsmede de stimulans om koopwaar te bekijken en te onderzoeken (Baker, Levy and Grewal,1992; Areni and Kim, 1994; Baker, Grewal and Parasuraman, 1994, Brengman & Geuens, 2003). Kleur én licht Valdez & Mehrabian (1994) hebben aangetoond dat niet alleen de kleur bepalend is voor de emoties die opgeroepen worden, maar dat de verzadiging en de intensiteit van de kleur daar ook invloed op hebben. Zo blijkt het dat mannen en vrouwen nauwelijks 4
verschillend reageren op kleuren, maar vrouwen gevoeliger zijn voor de helderheid van de kleuren. Bij een onderzoek naar non-chromatische kleuren (zwart-grijs-wit), bleek dat de helderheid erg bepalend is voor de mate van stimulatie en dominantie van deze “kleuren”. (Valdez & Mehrabian 1994). Mehrabian stelt dat “brightly lit rooms are more arousing than dimly lit ones” en dat licht, naast kleur een grote invloed heeft op arousal (Mehrabian, 1976, p89). Uit een scenariostudie (Babin, Hardesty and Suter, 2003), waarin een blauwe en een oranje winkel met elkaar zijn vergeleken, bleek dat de blauwe winkel de meeste voorkeur had en een grotere bereidheid genereerde om er te winkelen of iets te kopen. Een goed verlichte oranje winkel werd als meest nadelig gezien. Wanneer in de oranje winkel gedempte verlichting wordt aangebracht, dan wordt deze winkel bijna net zo goed gewaardeerd als een blauwe winkel. Bij een blauwe winkel zijn de effecten juist iets positiever in de goed verlichte variant. De combinatie van licht en kleur lijkt erg bepalend voor de waargenomen effecten. Beperking van de studie is, dat het een scenariostudie betreft en de resultaten getoetst zouden moeten worden in een realistische setting (Babin, Hardesty and Suter, 2003). Over het algemeen hebben de studies naar de effecten van kleur zich vooral geconcentreerd op de golflengte van de kleur en nauwelijks op de lichtsterkte en de verzadiging van de kleur (Valdez & Mehrabian, 1994, Brengman 2002). Studies waarin de combinatie van licht en kleur wordt gekeken zijn zeldzaam. Kleur, licht en tijdbeleving Smets toonde aan dat mensen na het zien van een rode kleur de tijd van een interval korter inschatten dan wanneer ze een blauwe kleur zagen (Smets, 1969). Onder rood licht lijkt het alsof de tijd langzamer gaat en voorwerpen ogen groter en zwaarder, terwijl onder blauw licht de tijd juist sneller lijkt gaan en voorwerpen kleiner en lichter lijken. Casino‟s maken gebruik van dit gegeven door rood als basiskleur te gebruiken. De klanten raken daar opgewonden van en hebben niet het idee dat ze veel tijd verspillen in het casino (Singh, 2006). Uit een onderzoek naar wachttijden van het downloaden van internetpagina‟s in verschillende kleuren, met verschillende verzadiging en helderheidniveau bleek dat de respondenten zich met name bij de heldere kleuren meer ontspannen voelden en vonden ze de tijd sneller gaan. Omgekeerd leidt spanning en stress bij het downloaden de tijd te vertragen. Hieruit blijkt dat niet alleen de kleur relevant is maar met name de helderheid van de kleur en de mate van verzadiging van de kleur een rol speelt in de opgewekte emoties. Analoog aan andere studies naar kleurgebruik zouden blauwe schermen een meer ontspannen effect hebben dan rode of gele schermen (Gorn et al 2004). Markin et al suggereren dat gedimd licht ervoor zorg dat de klanten rustiger worden en zich langzamer door de winkel zullen verplaatsen. Ze kunnen dan de koopwaar rustig onderzoeken (Markin et al, 1976). Voor het stimuleren van impulsaankopen beveelt Birren aan om heel fel licht te gebruiken (Birren, 1969, p 91). Dit suggereert dat de winkelier de intensiteit van licht kan gebruiken om de klanten langer of korter in de winkel te laten verblijven. Omdat plezierige en stimulerende kleuren in combinatie met heldere verlichting gepercipieerde wachttijd blijkt te verlengen (Baker & Cameron, 1996), kan het beste zachter licht gebruikt worden, zodat mensen de wachttijd niet langer inschatten dan werkelijk. Invloed kleur en licht op gedrag 5
Naast de invloeden van kleur op de emoties van het PAD-model, hebben kleur en licht ook invloed op het gedrag van mensen in een serviceomgeving. Verondersteld wordt dat de drie emoties doorwerken in de stationsbeleving op de aspecten: crowding, veiligheid, tijdbeleving, onzekerheid en gedrag. Crowding, ofwel de waargenomen drukte, wordt beïnvloed door het gevoel van controle dat men heeft (Hui & Bateson, 1991) waardoor men de ruimte als minder druk ervaart in aanwezigheid van kleuren met een korte golflengte (Russell & Mehrabian, 1974). De waargenomen veiligheid wordt beïnvloed door de mate van arousal (Wilson, 1966), de wachttijd perceptie door arousal en pleasure (Bellizzi, Crowley & Hasty, 1983; Gorn e.a., 2004; Singh, 2006), onzekerheidsgevoelens door de mate van controle (Averill, 1973; Taylor, 1994) en het uiteindelijke gedrag door zowel pleasure, arousal als dominance (Russell & Mehrabian, 1974). 3 Onderzoeksvragen en hypotheses Doel van dit onderzoek is om te bekijken hoe wachtende reizigers reageren op kleur op een perron. De studie spitst zich toe op de vraag of met kleur de stationsevaluatie en de wachttijdbeleving beïnvloedt kan worden. De Reversal Theory (Apter, 2007) stelt dat de behoefte aan omgevingsprikkels afhankelijk is van de context, bijvoorbeeld de mate van drukte op het perron. Een omgeving die overeenkomt met het gewenste aantal prikkels blijkt te zorgen voor een verhoging van de klanttevredenheid (Wirtz, Matilla & Tan, 2000). De Reversal Theory stelt dat er twee geschikte niveaus van prikkeling zijn; één hoog niveau van prikkeling en één laag niveau van prikkeling (Apter, 2007, zie hoofdstuk 4). Bevindt een individu zich in een drukke omgeving (de spits) of is hij doelgericht, dan is het niveau van omgevingsprikkels al zo hoog, dat het toevoegen van prikkels -in de vorm van kleur kan zorgen voor teveel prikkels en leiden tot irritatie en discomfort (Bellizzi, Crowley & Hasty, 1983). Hetzelfde kan gelden voor de lichtintensiteit, een hoog verlichtingsniveau kan leiden tot overprikkeling. Een combinatie van veel licht en kleur zorgt voor nog meer prikkels en kans op overprikkeling. De overprikkeling kan tot een lagere hedonic tone leiden. In een rustige omgeving, zoals in de daluren of op een perron met een lage lichtintensiteit worden reizigers blootgesteld aan weinig prikkels, waardoor reizigers het perron als saai kunnen ervaren en zich kunnen vervelen. Door juist dan prikkels in de vorm van kleur en licht toe te voegen kan het arousal niveau verhoogd worden en kunnen reizigers meer plezier ervaren. Op basis van de Reversal Theory verwachten we een interactie tussen de mate van drukte en gekleurd licht en tussen drukte en lichtintensiteit, resulterend in de volgende hypotheses: H1: In een rustige omgeving zorgt kleur voor meer prikkels bij reizigers en initieert een positievere stations- en wachttijdbeleving. H2: In een drukke omgeving zorgt kleur voor teveel prikkels bij de reiziger dat leidt tot een negatievere stations- en wachttijdbeleving. H3: In een omgeving met weinig licht zorgt kleur voor meer prikkels bij reizigers wat leidt tot een positievere stations- en wachttijdbeleving. H4: In een omgeving met veel licht zorgt kleur voor teveel prikkels bij reizigers en leidt tot een negatievere stations- en wachttijdbeleving. 4
Methode
Proefpersonen en design
6
In totaal zijn er voor deze studie1053 vragenlijsten welke bruikbaar zijn voor analyse. Van de 228 reizigers die deelnamen aan het onderzoek is 41.3 procent man en 58.7 procent vrouw. De gemiddelde leeftijd is 31.9 jaar (SD = 14.53, minimum 13, maximum 82 jaar). Het stimulusmateriaal bestond uit zeven kleuren die afwisselend in een soort regenboog werden geprojecteerd op de witgekleurde perronkappen (zie figuur pagina 1). Ook de lichtintensiteit op het perron is gevarieerd tussen hoge (74 lux) of lage lichtintensiteit (37 lux). Procedure Het effect van de kleur- en lichtmanipulatie is gemeten door treinreizigers te verzoeken mee te werken aan een NS-onderzoek naar stationsbeleving. Gedurende vier aaneensluitende dagen zijn metingen verricht op perron 1 van station Leiden Centraal. De eerste twee dagen is geen kleur-conditie als controleconditie gemeten; het perron werd verlicht met wit licht, zoals in de normale situatie, de eerste dag met een lage en de tweede dag met een hoge lichtintensiteit. Op de derde en vierde dag is de perronkap belicht met verschillende kleuren licht in combinatie met een lage lichtintensiteit op de derde meetdag en de vierde dag met een hoge lichtintensiteit. De studie is eind november in de avonduren uitgevoerd, zodat de licht- en kleurmanipulatie goed zichtbaar was. Vragenlijsten zijn uitgedeeld in vier treinen, allen vertrekkende vanaf het betreffende perron. De metingen werden verricht in twee treinen in de spitsuren en twee treinen na de avondspits. Metingen De variabelen (m.u.v. de beleving van de tijd en het rapportcijfer) zijn gemeten met een 7-punts Likertschaal waarbij 1 staat voor „helemaal mee oneens‟ en 7 de waarde „helemaal mee eens‟ aanneemt. De stationsbeleving is met de volgende variabelen gemeten (zie voor schaalwaarden tabel 1): Plezier, arousal, dominantie: De PAD-emoties zijn gemeten aan de hand van een aangepaste schaal met bipolaire begrippen (7-puntsschaal) (Russell & Mehrabian, 1974). Bijvoorbeeld: „Geef aan hoe u zich op het perron voelde: plezierig – onplezierig.‟ Plezier is gemeten met zes items (ongelukkig-gelukkig, geïrriteerdblij, ontevreden-tevreden, zwaarmoedig-voldaan, wanhopig-hoopvol, onplezierigplezierig). Arousal is gemeten met drie items (ontspannen-geprikkeld, ontspannen-gestimuleerd, kalm-opgewonden). Dominantie is gemeten met drie items (volgzaam-leidend, volgend-sturend, onderdanig-dominant). Algemene waardering perron: De algemene waardering van het perron is gemeten met tien items; een combinatie van een schaal voor stationsbeoordeling (gebruikt in Senta-onderzoeken) en de Environmental Rating Scale van Pedersen (1978) en Bitner (1990). Bijvoorbeeld: „Ik voel me welkom op het perron‟ en „Het perron ziet er verzorgd uit‟. Rapportcijfer perron: Proefpersonen dienden hun oordeel over de kwaliteit van het perron in een rapportcijfer uit te drukken. De wachttijdbeleving is met de volgende variabelen gemeten: De tijdsbeleving van de reizigers: De beleving van de tijd in het station, op het perron en in de trein werd gemeten aan de hand van de open vraag „Als u afgaat op uw gevoel, hoe lang bent u dan op het perron geweest?‟. De cognitieve wachttijdwaardering werd vastgesteld aan de hand van de vraag „Hoe hebt u de wachttijd die u op het perron hebt doorgebracht ervaren?‟. Dit werd gemeten met een 7-punts schaal (1 = erg kort, 7 = erg lang). 7
Acceptatie van de wachttijd: De acceptatie van de wachttijd werd gemeten met de vraag: „Ik vond de wachttijd op het perron: acceptabel – onacceptabel‟. Utilitaire en hedonistische wachttijdattitude: De utilitaire wachttijdattitude (heeft men de wachttijd nuttig doorgebracht; gemeten met vijf items) en de hedonistische wachttijdattitude (heeft men de wachttijd aangenaam doorgebracht; gemeten met drie items) zijn voor de wachttijd op het perron gemeten door gebruik te maken van items van de Shopping Values van Batra en Ahtola (1991). Voorbeeld utilitaire wachttijdattitude: „De tijd die u op het perron heeft staan wachten was: nuttig – nutteloos, waardevol – waardeloos, etc.‟ Voorbeeld hedonistische wachttijdattitude: „De tijd die u op het perron heeft staan wachten was: plezier – onplezierig, waardevol – waardeloos, etc.‟ Tot slot zijn de volgende punten vastgesteld: Vragen m.b.t. de licht- en kleurmanipulatie: de proefpersonen werd gevraagd welke kleur ze voornamelijk gezien hadden op het perron, of het licht op het perron erg donker of erg licht was (7-puntsschaal), of de kleuren op het perron koel/koud of warm waren (7-puntsschaal) en of de kleuren op het perron erg grauw of erg kleurrijk waren (7-puntsschaal). Persoonlijke gegevens: Ook werden er nog enkele vragen gesteld met betrekking tot de demografische gegevens, gegevens over reisfrequentie en reismotief (must- versus lustreiziger) en of men voornamelijk in de spits of in het dal reist. Extra informatie: Tenslotte werd de proefpersonen verzocht aan te geven hoe laat de trein vertrok waar ze in zaten, of de trein vertraging had en de vragenlijst eindigde met een stelling over het weer: „Ik vind het weer vandaag lekker – ik vind het weer vandaag verschrikkelijk‟. Mocht men nog opmerkingen hebben over het onderzoek, dan gaf een opmerkingenkader aan het eind van de vragenlijst kans hiertoe. Tabel 1
Cronbach Alpha, Min., Max., M en SD van de afhankelijke variabelen α
Min.
Max.
M
SD
Stationsbeleving Pleasure Arousal Dominance Algemene waardering omgeving Rapportcijfer perron
.90 .73 .83 .89 -
1 1 1 1 1
7 7 7 7 10
4.50 3.38 4.22 4.01 6.14
1.06 1.07 .99 1.04 1.41
Wachttijdbeleving Tijdperceptie perron Acceptatie wachttijd Utilitaire wachttijdbeleving Hedonistische wachttijdbeleving
.87 .84
0 1 1 1
20 7 7 7
3.83 4.57 3.17 3.84
5.47 1.42 1.21 .98
5
Resultaten
Manipulatiecheck Om vast te stellen of het rustige versus het drukke perron daadwerkelijk als respectievelijk rustig en druk ervaren werd, is er een manipulatiecheck gedaan. De Perceived Crowding Scale (Harrell, Hutt & Anderson, 1980) is met 5 items in de vragenlijst verwerkt om de waargenomen drukte vast te stellen (bijvoorbeeld: „Op het perron zijn veel reizigers aanwezig‟, α = .75). Een variantieanalyse wijst uit dat proefpersonen in de drukke conditie de situatie op het perron inderdaad als drukker
8
(M=4.51, SD=1.10) beoordelen dan proefpersonen in de rustige conditie (M=4.08, SD=1.10), F(1, 1030)=40.11, p=.000). Aanwezigheid kleur Van de proefpersonen zaten 150 proefpersonen in een conditie met kleur en 128 proefpersonen zaten in een conditie zonder kleur. De proefpersonen vonden de kleuren op het perron in de kleurconditie kleurrijker (M= 3.69, SD=1.53) dan het perron zonder kleur (M=2.65, SD=1.24), F(1,269)=28.3, p=0.00. Ook worden de kleuren op het perron met kleur als warmer (M=3.56, SD=1.51) ervaren in vergelijking tot het ontbreken van kleur (M=2.67, SD=1.20), F(1.270)=37,3, p=0.00. Een perron met kleur beoordelen de proefpersonen als meer stimulerend dan een perron zonder kleur. Effecten kleur, lichtintensiteit en drukte Er is een 2 (kleur: geen vs regenboog) x 2 (lichtintensiteit: hoog vs laag) x 2 (drukte: druk vs rustig) Manova (Wilks‟ Lambda) uitgevoerd met afhankelijke variabelen gerelateerd aan stationsbeleving: pleasure, arousal, dominance, waardering perron en rapportcijfer perron. Dezelfde Manova is verricht op de afhankelijke variabelen voor wachttijdbeleving: subjectieve tijd perron, tijdervaring perron, utilitaire wachttijd, hedonistische wachttijd en acceptatie van de wachttijd. In beide Manova‟s is gecorrigeerd voor de invloed van het weer door de beoordeling van het weer als covariaat op te nemen. Voor de stationsbeleving zijn significante verschillen gevonden tussen kleur en lichtintensiteit F(5, 233)=2,79, p=0.018). Bij de wachttijdbeleving is een hoofdeffect gevonden voor kleur (F(5,211)=3.41, p=0.005) en drukte (F(5,211)=2.54, p=0.030). Ook is een interactie gevonden tussen kleur x lichtintensiteit (F(5, 211)=2.56, p=0.020). Wachttijdbeleving Met kleur ervaren reizigers een hogere utilitaire wachttijdbeleving (M=3.32, SD= 1.24) dan zonder kleur (M=3.02, SD=1.22), F(1,211)=3.75, p=0.053 en in de spits schatten reizigers hun wachttijd korter (M=3:42, SD=5.18) dan in het dal (M=4:28, SD=5.75), F(1,211)=6.24, p=0.013. Voor de wachttijdbeleving is met een Anova een interactie gevonden tussen kleur en lichtintensiteit op de hedonistische waardering van de wachttijd (F(1,235)=4.40, p=0.037) en op de utilitaire waardering van de wachttijd F(1,235)=5.73, p=0.001. In tabel 2 staan de gemiddelden en standaarddeviaties. Tabel 2
Gemiddelden en standaarddeviaties kleur en licht op de wachttijdbeleving Lichtintensiteit M (SD)
Kleur M (SD)
Geen kleur M (SD)
Hedonistische wachttijd attitude
Laag Hoog
4.07 (.94) 3.68 (.91)
Utilitaire wachttijd attitude
Laag Hoog
3.59 (1.23) 3.11 (1.17)
a
a
3.60 (.84) 3.78 (1.02) a
Note: Averages with various superscripts (a and c) differ significantly in the row,
2.96 (1.15) 3.07 (1.32) a
p<0.05,
c
a
p<0.1
We zien dat reizigers het wachten bij een lage lichtintensiteit aangenamer vinden met kleur dan zonder kleur, F(1,238)=6.98, p=0.009. Ook vinden reizigers het wachten bij een lage lichtsterkte nuttiger met kleur, dan zonder kleur, F(1,241)=7.52, p=0.007. Voor een hoge lichtsterkte zijn deze verschillen niet significant. In figuur 1 zijn de interacties gevisualiseerd.
9
Figuur 1
Interactie effecten tussen kleur en lichtintensiteit op hedonistische en utilitaire waardering van de wachttijd
Stationsbeleving Kleur en Licht beïnvloeden ook de stationsbeleving. Een combinatie van kleur en licht en drukte heeft effect op de ervaring van Pleasure, Arousal, Dominance en het rapportcijfer van het perron (zie tabel 3). Tabel 3 Gemiddelden en standaarddeviaties kleur en lichtintensiteit op stationsbeleving Lichtintensiteit Pleasure
Laag Hoog
Kleur M (SD) a 4.67 (1.19) 4.40 (.91)
Arousal
Laag Hoog
3.25 (1.01) c 3.53 (.95)
a
3.61 (.85) c 3.24 (1.16)
Dominance
Laag Hoog
4.48 (1.08) 4.16 (1.02)
a
4.12 (1.04) 4.30 (.94)
Rapportcijfer perron
Laag
Rustig Druk Rustig
6.00 (1.55) a 6.42 (1.42) 6.16 (1.26)
5.62 (1.13) a 5.50(1.43) 5.85 (1.43)
Druk
6.09 (1.51)
6.62 (1.63)
Hoog
Drukte
Geen kleur M (SD) a 3.98 (.77) 4.41 (1.11) a
a
Note: Averages with various superscripts (a and c) differ significantly in the row a =<0.05, c=< 0.1
Pleasure: in een situatie met weinig licht ervaren reizigers meer plezier met kleur dan zonder kleur, F(1,260)=14.83, p=0.00. Voor een hoge lichtintensiteit is dit verschil niet significant. Arousal: een Anova tussen kleur en lichtsterkte (F(1, 234)=5.84, p=0.016) laat zien dat reizigers bij een lage lichtintensiteit meer geprikkeld worden zonder kleur, dan met kleur, F(1,258)=4.13, p=0.043. Bij en hoge lichtintensiteit worden reizigers marginaal meer geprikkeld met kleur (M=3.53, SD=.95), dan zonder kleur, F(1,258)=2.91, p=0.089. Dominance: In een weinig verlichte omgeving ervaren reizigers ook meer controle met kleur dan zonder kleur, F(1,252)=3.80, p=0.05. Op een een goed verlicht perron is dit verschil niet significant. In figuur 2 zijn de interacties gevisualiseerd. Figuur 2
Interactie tussen kleur en licht op pleasure, arousal en dominance 10
Tenslotte is een drieweg interactie gevonden tussen kleur en licht op het rapportcijfer dat reizigers geven voor het perron, F(1,259)=4.08, p=0.044. Het blijkt dat reizigers bij een laag verlichtingsniveau en veel mensen op het perron met kleur een hoger rapportcijfer geven dan zonder kleur, F(1,259)=8.02, p=0.005. Dit verschil is niet significant bij een hoge lichtintensiteit of wanneer het rustig is op het perron (zie figuur 3). Figuur 3 Drieweg interactie tussen kleur, lichtintensiteit en drukte op rapportcijfer perron
6 Terugkoppeling op de hypothesen Hypothese 1 kan niet bevestigd worden: “In een rustige omgeving zorgt kleur voor meer prikkels bij reizigers en initieert een positievere stations- en wachttijdbeleving.” In een situatie waarin het rustig is op het perron en de lichtintensiteit laag is zijn geen significante verschillen gevonden voor stations- en wachttijdbeleving. Mogelijk zijn de verschillen tussen een druk en rustig perron niet zo groot dat reizigers duidelijke verschillen ervaren in stationsbeleving en wachttijdbeleving in combinatie met kleur. Hypothese 2 kan niet bevestigd worden: “In een drukke omgeving zorgt kleur voor teveel prikkels bij de reiziger dat leidt tot een negatievere stations- en wachttijdbeleving.” Het blijkt dat reizigers bij drukte het perron juist een hoger rapportcijfer geven met kleur dan zonder kleur in combinatie met een lage lichtsterkte. Bij een hoge lichtsterkte en op en rustig perron zijn geen verschillen gevonden op de stations- of wachttijdbeleving. Blijkbaar wordt de toevoeging van kleur zelfs in een drukke situatie bij een lage lichtintensiteit door reizigers beter gewaardeerd met dan zonder kleur. Een verklaring zou kunnen zijn dat het toevoegen van prikkels in de vorm van kleur op een druk perron met weinig licht positief uitpakt, doordat reizigers eigenlijk een onderprikkeling op het perron ervaren. Toevoegen van extra prikkels doet de hedonic tone (rapportcijfer perron) stijgen. De betere waardering kan komen door een ervaren gebrek aan kleur op het perron. 11
Hypothese 3 kan worden bevestigd: “In een omgeving met weinig licht zorgt kleur voor meer prikkels bij reizigers wat leidt tot een positievere stations- en wachttijdbeleving. Wanneer de lichtintensiteit hoog is en kleur wordt toegevoegd ervaren reizigers significant meer arousal, ook ervaren reizigers meer arousal bij een lage lichtintensiteit en weinig licht. De combinatie van kleur en licht kan het aantal ervaren prikkels dus beïnvloeden (Valdez & Mehrabian, 1994; Brengman & Geuens, 2004). Ook blijkt dat een lage lichtintensiteit in combinatie met kleur leidt tot meer pleasure, meer dominance en een hoger rapportcijfer. Dit sluit aan bij eerdere bevindingen in de literatuur (Valdez & Mehrabian, 1994; Brengman & Geuens, 2004). In lijn met deze resultaten ervaren reizigers hun wachttijd aangenamer en nuttiger. Dit bevestigd de propositie van Baker & Cameron (1996), waarin zij stellen dat een hogere hedonic tone leidt tot een positievere wachttijdbeleving. Hypothese 4 kan niet bevestigd worden: “ In een omgeving met veel licht zorgt kleur voor teveel prikkels bij reizigers en leidt tot een negatievere stations- en wachttijdbeleving.” Voor een hoge lichtintensiteit in combinatie met kleur zijn geen significante verschillen gevonden voor de stations/ en wachttijdbeleving. Wanneer weinig licht op een perron aanwezig is wordt een kleurrijk perron door reizigers wel positief gewaardeerd, maar bij veel licht maakt dat niet uit. Hieruit kunnen we concluderen dat wachtende reizigers op een perron niet snel overprikkeld raken door licht in combinatie met kleur. Waarschijnlijk worden perrons als saai ervaren en helpt het toevoegen van prikkels in de vorm van kleur om de stations- en wachttijdbeleving positief te beïnvloeden. De gevonden verschillen gaan vooral op voor de interactie tussen kleur en licht en in mindere mate tussen drukte, kleur en licht en de positieve effecten gelden vooral in een situatie met een lage lichtintensiteit. 7 Discussie De aanname van deze studies was dat kleur in combinatie met licht leidt tot een positievere stations- en wachttijdbeleving, doordat de wachtende reizigers een optimaal niveau van prikkels ervaren, waardoor de „hedonic tone’ stijgt. Een positievere „hedonic tone‟ werkt door op de wachttijdbeleving; beleeft men plezier, dan ervaart men de wachttijd positiever. In de Reversal Theory speelt de context een belangrijke rol; in een drukke prikkelende omgeving wensen reizigers geen extra prikkels, maar in een rustige en weinig prikkelende omgeving staan reizigers juist wel open voor extra prikkels. De resultaten zijn conform deze theorie, waarbij de kleuren op het perron niet alleen als meer prikkelend, kleurrijker en warmer wordt ervaren, maar bij een lage lichtintensiteit ook tot positievere wachttijdbeleving en stationsevaluatie leiden. Hoewel weinig verschillen tussen spits en dal zijn gevonden, blijkt dat reizigers zelfs in de spits kleuren weten te waarderen. Blijkbaar zijn in de stationsomgeving zo weinig prikkels aanwezig, dat extra kleur positief wordt gewaardeerd. Gekleurd licht zorgt er voor dat het wachten als prettiger wordt ervaren, maar heeft geen invloed op de wachttijdperceptie. De tijdschatting noch de tijdervaring (kort/lang) wordt beïnvloed door het gekleurde licht. De verklaring zou kunnen zijn dat de wisselde kleuren op het perron, door reizigers wel positief worden gewaardeerd, maar te subtiel zijn om afleiding te bieden van de tijd. In het algemeen kan geconcludeerd worden dat perrons als saai, grijs en onaantrekkelijk worden ervaren en dat het toevoegen van kleur positieve effecten heeft, zowel op de stationsevaluatie als op de wachttijdbeleving. Net als in eerder onderzoek zorgen kleur en lichtintensiteit voor interacties (Babin, Hardesty & Suter, 2003; Brengman & Geuens, 2004; Mehrabian, 1976; Valdez & Mehrabian , 1994). Uit de resultaten van de studie blijkt dat de hedonic tone en de wachttijdbeleving door de combinatie van kleur en licht 12
beïnvloedt kan worden, maar afhankelijk is van de context. Uit de studie blijkt kleur vooral bij een lage lichtsterkte in vergelijking tot een hoge lichtsterkte te leiden tot een positieve stationsbeleving. Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen zich het meest plezierig voelen bij een bepaald basis niveau van verlichting (Baker and Cameron, 1996; Hopkinson, Petherbridge & Longmore, 1966; Küller, Ballal, Laike, Mikellides & Tonello, 2006). Daarnaast heeft lichtintensiteit een sterk effect op het niveau van arousal (Gifford, 1988; Kallman & Isaac, 1977; Mehrabian, 1976; Miwa & Hanyu, 2006; Baron, Rea & Daniels, 1992; Daurat, Aguirre, Foret, Gonnet, Keromes & Benoit, 1993) en teveel lichtprikkels worden blijkbaar als onaangenaam ervaren wanneer reizigers wachten op een perron en wordt gedimde verlichting als prettiger ervaren. De optimal arousal theory is van toepassing: te weinig of teveel prikkels leiden tot een negatievere hedonic tone en een optimaal niveau van prikkels leidt tot een positieve hedonic tone. De context blijkt daarbij van belang te zijn. In de Reversal Theory zijn twee niveaus van optimale prikkels te onderscheiden, afhankelijk van de drukte. Uit de interactie effecten tussen kleur en licht blijkt dat het aantal prikkels complementair is: een laag lichtniveau en kleuren leiden vooral in een rustige omgeving tot een positievere hedonic tone en een positievere wachttijdbeleving. Blijkbaar zorgt een optimaal niveau aan prikkels door een juiste mix van lichtintensiteit, stimulatie van de kleur en drukte tot een congruente processing fluency, waarbij mensen zich prettiger voelen (Pruyn & Van Rompaay, 2009). Als het aantal prikkels mildly incongruent is wordt het optimale niveau van prikkeling in verschillende situaties bereikt (Eroglu, Machleit & Chebat, 2005; Heckler & Childers, 1992). Bij het toevoegen van kleur en licht in een perronomgeving is van belang dat rekening wordt gehouden met de drukte op het perron en de doelgerichtheid van de reizigers. Alleen een zorgvuldige afstemming van de juiste kleur in combinatie met de juiste lichtsterkte zorgt voor een positievere stations- en wachttijdbeleving. 8 Praktische implicaties voor NS De resultaten van deze studie helpen begrijpen hoe de toepassing van gekleurde verlichting op een perron de stationsevaluatie en wachttijdbeleving van reizigers kan beïnvloeden. Gekleurd licht zorgt bij een lagere lichtintensiteit voor meer plezier, meer controle en een als prettiger ervaren wachttijd. Wachtende reizigers voelen zich meer ontspannen en prettiger in een kleurrijke omgeving bij een laag verlichtingsniveau. Doordat de kleuren in verschillende situaties tot positieve reacties leiden kan gesteld worden dat op perrons en in een wachtsituatie eerder sprake is van onderprikkeling dan van overprikkeling. Voorgesteld kan worden om gekleurd licht in te zetten in zowel de spits als het dal, waarbij kleuren in combinatie met een lage lichtintensiteit tot de meest positieve effecten leidt. Literatuurlijst: Adams, F. M., & Osgood, C. E. (1973). A Cross-Cultural Study of the Affective Meanings of Color. Journal of Cross-Cultural Psychology, 4(2), 135. Areni, C. S., & Kim, D. (1994). The influence of in-store lighting on consumers‟ examination of merchandise in a wine store. International Journal of Research in Marketing, 11(2), 117-125. Aubert-Gamet, V., & Cova, B. (1999). Servicescapes From Modern Non-Places to Postmodern Common Places. Journal of Business Research, 44(1), 37-45. Averill, J. R. (1973). Personal control over aversive stimuli and its relationship to stress. Psychological Bulletin, 80(4), 286-303. Babin, B. J., Chebat, J. C., & Michon, R. (2004). Perceived appropriateness and its effect on quality, affect and behavior. Journal of Retailing and Consumer Services, 11(5), 287-298. Babin, B. J., Hardesty, D. M., & Suter, T. A. (2003). Color and shopping intentions The intervening effect of price fairness and perceived affect. Journal of Business Research, 56(7), 541-551.
13
Baker, J., & Cameron, M. (1996). The effects of the service environment on affect and consumer perception of waiting time: an integrative review and research propositions. Journal of the Academy of Marketing Science 24, 338-349. Baker, J., Grewal, D., & Levy, M. (1992). An Experimental Approach to Making Retail Store Environmental Decisions. Journal of Retailing, 77(2), 273-289. Baron, R. A., Rea, M. S., & Daniels, S. G. (1992). Effects of indoor lighting (illuminance and spectral distribution) on the performance of cognitive tasks and interpersonal behaviors: The potential mediating role of positive affect. Motivation and Emotion, 16(1), 1-33. Batra, R., & Ahtola, O. T. (1991). Measuring the hedonic and utilitarian sources of consumer attitudes. Marketing Letters, 2(2), 159-170. Bellizzi, J. A., Crowley, A. E., & Hasty, R. W. (1983). The effects of color in store design. Journal of Retailing, 59(1), 21-45. Bellizzi, J. A., & Hite, R. E. (1992). Environmental color, consumer feelings, and purchase likelihood. Psychology & Marketing, 9(5), 347-363. Biner, P. M., Butler, D. L., Fischer, A. R., & Westergren, A. J. (1989). An Arousal Optimization Model of Lighting Level Preferences: An Interaction of Social Situation and Task Demands. Environment and Behavior, 21(1), 3. Birren, F. (1969). Principles of Color. Bitner, M. J. (1990). Evaluating Service Encounters: The Effects of Physical Surroundings and Employee Responses. Journal of Marketing, 54(2), 69-82. Bitner, M. J. (1992). Servicescapes: The Impact of Physical Surroundings on Customers and Employees. Journal of Marketing, 56(2), 57-71. Blobaum, A., & Hunecke, M. (2005). Perceived Danger in Urban Public Space: The Impacts of Physical Features and Personal Factors. Environment and Behavior, 37(4), 465. Bommel, W. J. M. B., G.J. van den. (2004). Werkverlichting: visuele en biologische effecten (3). Boray, P. F., Gifford, R., & Rosenblood, L. (1989). Effects of warm white, cool white, and full-spectrum fluorescent lighting on simple cognitive performance, mood, and ratings of others. Journal of Environmental Psychology, 9(4), 297-307. Brady, M. K., & Cronin, J. J. (2001). Some new thoughts on conceptualizing perceived service quality: a hierarchical approach. Journal of Marketing, 65(3), 34-49. Brengman, M. (2003). The impact of colour in the store environment. An environmental psychology approach. Brengman, Malaika, Maggie Geuens (2003). The four dimensional impact of color on shoppers‟ emotions. Working paper, December, Gent. Butler, D. L., & Biner, P. M. (1987). Preferred Lighting Levels: Variability among Settings, Behaviors, and Individuals. Environment and Behavior, 19(6), 695. Crowley, A. E. (1993). The two-dimensional impact of color on shopping. Marketing Letters, 4(1), 59-69. Daurat, A., Aguirre, A., Foret, J., Gonnet, P., Keromes, A., & Benoit, O. (1993). Bright light affects alertness and performance rhythms during a 24-h constant routine. Physiol Behav, 53(5), 929-936. Elliot, A. J., & Maier, M. A. (2007). Color and Psychological Functioning. Current Directions in Psychological Science, 16(5), 250-254. Elliot, A. J., Maier, M. A., Moller, A. C., Friedman, R., & Meinhardt, J. (2007). Color and Psychological Functioning: The Effect of Red on Performance Attainment. Journal of Experimental Psychology: General, 136(1), 154-16815. Eroglu, S., & Harrell, G. D. (1986). Retail Crowding: Theoretical and Strategic Implications. Journal of Retailing, 62(4), 346-363. Eysenck, H. J. (1941). A Critical and Experimental Study of Colour Preferences. The American Journal of Psychology, 54(3), 385-394. Freyssinier, J. P., Frering, D., Taylor, J., Narendran, N., & Rizzo, P. (2006). Reducing lighting energy use in retail display windows. Sixth International Conference on Solid State Lighting. Edited by Ferguson, Ian T.; Narendran, Nadarajah; Taguchi, Tsunemasa; Ashdown, Ian E.. Proceedings of the SPIE, 6337, 63371L. Gergen, K. J., Gergen, M. M., & Barton, W. H. (1973). Deviance in the dark. Psychology Today, 7(1), 29-130. Gifford, R. (1988). Light, decor, arousal, comfort and communication. Journal of Environmental Psychology, 8, 177-189. Gorn, G. J., Chattopadhyay, A., Sengupta, J., & Tripathi, S. (2004). Waiting for the Web: How Screen Color Affects Time Perception. Journal of Marketing Research, 41(2), 215–225. Guilford, J. P., & Smith, P. C. (1959). A system of color-preferences. Am J Psychol, 72, 487-502. Harrell, G. D., Hutt, M. D., & Anderson, J. C. (1980). Path analysis of buyer behavior under conditions of crowding. Journal of Marketing Research, 17(1), 45-51. Hopkinson, R. G., Petherbridge, P., & Longmore, J. (1966). Daylighting: Heinemann, London. Hornik, J. (1984), ``Subjective vs objective time measures: a note on the perception of time in consumer behavior'', Journal of Consumer Research, Vol. 11, pp. 615-18.
14
Hui, M. K., & Bateson, J. E. G. (1991). Perceived Control and the Effects of Crowding and Consumer Choice on the Service Experience. Journal of Consumer Research, 18(2), 174. Hui, M.K.& J.E.G. Bateson (1992). The ecological Validity of Photographic Slides and Videotapes in Simulating the Service Setting. Journal of consumer research. Vol. 19, September. Pp 271-281. IJsselsteijn, W. A., de Ridder, H., Freeman, J., & Avons, S. E. (2000). Presence: Concept, determinants and measurement. Proceedings of the SPIE, human vision and electronic imaging, 5, 3959–3976. Jacobs, K. W., & Suess, J. F. (1975). Effects of four psychological primary colors on anxiety state. Percept Mot Skills, 41(1), 207-210. Kallman, W. M., & Isaac, W. (1977). Altering arousal in humans by varying ambient sensory conditions. Percept Mot Skills, 44(1), 19-22. Knez, I. (1995). Effects of indoor lighting on mood and cognition. Journal of Environmental Psychology, 15(1), 39-51. Knez, I., & Kers, C. (2000). Effects of Indoor Lighting, Gender, and Age on Mood and Cognitive Performance. Environment and Behavior, 32(6), 817. Kotler, P. (1973). Atmospherics as a marketing tool. Journal of Retailing, 49(4), 48-64. Küller, R., Ballal, S., Laike, T., Mikellides, B., & Tonello, G. (2006). The impact of light and colour on psychological mood: a cross-cultural study of indoor work environments. Ergonomics, 49(14), 14961507. Loomis, J. M., Blascovich, J. J., & Beall, A. C. (1999). Immersive virtual environment technology as a basic research tool in psychology. Behavior Research Methods, Instruments, & Computers, 31(4), 557-564. Mania, K., & Robinson, A. (2005). An experimental exploration of the relationship between subjective impressions of illumination and physical fidelity. Computers & Graphics, 29(1), 49-56. Markin, R. J., Lillis, C. M., & Narayana, C. L. (1976). Social psychological significance of store space. Journal of Retailing, 52(1), 43-54. McKechnie, G.E. (1977). Simulation Techniques in Environmental Psychology. Perspectives on Environment and Behavior: Theory, Research and Applications, ed. Daniel Stokols, New York: Plenum, 169-189. Mehrabian, A., & Russell, J. A. (1974). An approach to environmental psychology: MIT Press Cambridge, MA: Miwa, Y., & Hanyu, K. (2006). The Effects of Interior Design on Communication and Impressions of a Counselor in a Counseling Room. Environment and Behavior, 38(4), 484. Moreau, A. (1992). Public transport waiting times as experienced by customers, marketing research involving the Grenoble system. In :public transport international Volume 41, no 3 (aug-nov pa 52-68). Parasuraman, A., Zeithaml, V. A., & Berry, L. L. (1985). A Conceptual Model of Service Quality and Its Implications for Future Research. Journal of Marketing, 49(4), 41-50. Riva, G., Mantovani, F., Capideville, C. S., Preziosa, A., Morganti, F., Villani, D., et al. (2007). Affective Interactions Using Virtual Reality: The Link between Presence and Emotions. CyberPsychology & Behavior, 10(1), 45-56. Senta. (2005). Beleidsveratling Monitor Integrale Kwaliteit Stations: Samenhang en prioriteiten. Singh, S. (2006). Impact of color on marketing. Management Decision, 44(6), 783-789. Smets, G. (1969): Time Expression of Red and Blues”. Perceptual and Motor Skills, 29 (August-December), 511-514. Stone, N. J., & English, A. J. (1998). Task type, posters, and workspace color on mood, satisfaction, and performance. Journal of Environmental Psychology, 18(2), 175-185. Summers, T. A., & Hebert, P. R. (2001). Shedding some light on store atmospherics: influence of illumination on consumer behavior. Journal of Business Research, 54(2), 145-150. Taylor, S. (1994). Waiting for Service: The Relationship between Delays and Evaluations of Service. Journal of Marketing, 58(2), 56-69. Valdez, P., & Mehrabian, A. (1994). Effects of color on emotions. J Exp Psychol Gen, 123(4), 394-409. Van Hagen, M. (2007). Wachttijdperceptie- en waardering op NS stations. Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk, november Walters, J., Apter, M. J., & Svebak, S. (1982). Color preference, arousal, and the theory of psychological reversals. Motivation and Emotion, 6(3), 193-215. Wexner, L. B. (1954). The degree to which colors (hues) are associated with mood-tones. Journal of Applied Psychology, 38(3), 432–435. Wilson, G. D. (1966). Arousal properties of red versus green. Perceptual and Motor Skills, 23(3), 947-949. Yildirim, K., Akalin-Baskaya, A., & Hidayetoglu, M. L. (2007). Effects of indoor color on mood and cognitive performance. Building and Environment, 42(9), 3233-3240. Zakay, D. (1989). Subjective time and attentional resource allocation: an integrated model of time estimation. In: Zakay, D. (Eds) and Levin, I. (1989), Time and Human Cognition: A Life Span Perspective, Advances in Psychology, No. 59, Elsevier, Amsterdam. Pp. 365-397. Zimbardo, P. G., Weber, A. L., Johnson, R. L., & Birnie, S. (2005). Psychologie: een inleiding: Pearson Education.
15