De positieve invloed van evaluatie en beloning op de mate van creativiteit Sebastian Emile Urban
Universiteit van Amsterdam
Bachelorthese begeleider Matthijs Baas Studentnummer 0463426 Aantal woorden 5394
Abstract In dit literatuuroverzicht is gekeken naar de invloed van evaluatie en beloning op de mate van creativiteit. Onderzoek in het verleden naar de relatie tussen deze extrinsieke motivatoren en creativiteit zorgden voor inconsistente bevindingen. In deze paper zal worden aangetoond onder welke omstandigheden de extrinsieke motivatoren evaluatie en beloning de creativiteit bevorderen. De creativiteit wordt gestimuleerd door het geven van een creatief doel, het geven van expliciete instructies en het geven van een informatieve evaluatie in combinatie met een creatief voorbeeld. Daarnaast wordt de creativiteit bevorderd door het geven van een expliciete beloning voor het divergent en creatief denken, het geven van expliciete taak instructies en het herhaaldelijk belonen van creatieve prestaties, en de belofte van een beloning wanneer er een expliciete positieve relatie bestaat tussen de creatieve prestatie en de beloning. Implicaties voor theorie en praktijk worden behandeld.
1
Inhoudsopgave
De rol van extrinsieke motivatoren op creativiteit
3
Extrinsieke motivatoren
4
De invloed van evaluatie op de mate van creativiteit
6
De invloed van beloning op de mate van creativiteit
10
Discussie
15
Literatuur
18
2
De rol van extrinsieke motivatoren op creativiteit Ons vermogen tot creativiteit stelt ons in staat om inspirerende verhalen te bedenken, poëzie te schrijven, een origineel beeldhouwwerk te vervaardigen en muziek te componeren. Creativiteit bevat echter meer dan het bedenken van inspirerende verhalen en het schrijven van poëzie. Het stelt ons in staat om duurzaam beleid te ontwikkelen en succesvol te concurreren. Mensen creëren bijvoorbeeld nieuwe producten, vragen hier patent op aan, waardoor men kan blijven concurreren met andere organisaties. Kortom, we boeken vooruitgang, ontwikkelen nieuwe producten en kunnen genieten van kunstuitingen door creativiteit dat wel gedefinieerd wordt als het produceren van nieuwe en passende ideeën, oplossingen en werkprocessen met betrekking tot bepaalde problemen (Amabile, 1983; Amabile, Conti, Coon, Lazenby & Herron, 1996; Shalley, 1991). Motivatie speelt een belangrijke rol met betrekking tot creativiteit, waarbij motivatie de gedrevenheid van een persoon weergeeft om bepaald gedrag te vertonen of bepaalde doelen te bereiken (Ryan & Deci, 2000). Zo bezien varieert de mate van motivatie van laag (iemand doet geen moeite om iets te bereiken) naar hoog (iemand doet veel moeite om iets te bereiken). Daarnaast bestaan er ook verschillende soorten motivatie die betrekking hebben op de onderliggende gedragingen en doelen die aanleiding geven tot het ondernemen van actie (Deci, Ryan & Koestner, 1999). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Het intrinsiek gemotiveerd zijn houdt in dat iemand gemotiveerd is om iets te ondernemen omdat men dit zelf wilt; men vindt een bepaalde activiteit interessant en leuk om te doen. Intrinsiek gemotiveerde mensen zijn gedreven door de passie en interesse voor het werk dat ze doen en ervaren hierbij een hoge mate van plezier en betrokkenheid (Amabile, Hill, Hennessey & Tighe, 1994). Uit talloze onderzoeken is gebleken dat de intrinsieke motivatie de mate van creativiteit verhoogt (Amabile, Hennessey & Grossman, 1986; Amabile & Gryskiewicz, 1987; Hennessey & Amabile, 2010; Prabhu, Sutton & Sauser, 2008; Smeltz & Cross, 1984). Extrinsieke motivatie is het gemotiveerd worden door externe factoren die buiten de taak zelf liggen; mensen ondernemen activiteiten en doen bepaalde taken omdat men er iets voor terug krijgt, zoals een beloning, of omdat ze daartoe worden opgedragen en geëvalueerd worden (Ryan & Deci, 2000). Onderzoek naar de relatie 3
tussen extrinsieke motivatoren en creativiteit heeft in het verleden vaak geleidt tot inconsistente bevindingen. Volgens de cognitieve evaluatie theorie (Deci & Ryan, 1980) zorgt de aanwezigheid van extrinsieke motivatoren ervoor dat mensen een taak uitvoeren, omdat men er iets voor terug krijgt en niet omdat men het leuk vindt om te doen. Door de extrinsieke motivatoren neemt de aandacht voor de taak zelf af en vermindert de intrinsieke motivatie waardoor de creatieve prestatie zal afnemen en dit is inderdaad wat veel onderzoek heeft laten zien (Amabile, 1979, 1983, 1988). Andere onderzoeken tonen echter aan dat extrinsieke motivatoren als beloningen wel degelijk tot meer creativiteit kunnen leiden (Eisenberger & Rhoades, 2001) en dat evaluaties onder sommige omstandigheden de creativiteit kunnen bevorderen (Shalley, 1991). Mede omdat in organisaties vaak gebruik wordt gemaakt van beloningen en evaluaties, is het daarom belangrijk om het antwoord te achterhalen op de volgende vraag: 'Onder welke omstandigheden hebben de extrinsieke motivatoren evaluatie en beloning een positieve invloed op de mate van creativiteit?'. In dit literatuuroverzicht zal eerst dieper worden ingegaan op de verschillende extrinsieke motivatoren die in de motivatieliteratuur aan bod komen. Hierna bespreek ik de invloed van de extrinsieke motivator evaluatie op de mate van creativiteit en welke moderatoren hierbij een rol spelen. Daarna wordt gekeken naar de invloed van de extrinsieke motivator beloning op de mate van creativiteit en welke moderator hierbij een rol speelt. Vervolgens zal ik een algemene conclusie geven voor de gevonden resultaten, bespreek ik de implicaties voor het management van creativiteit in de praktijk en benoem ik kritiekpunten voor vervolgonderzoek.
Extrinsieke motivatoren Zoals hierboven wordt beschreven spelen de extrinsieke motivatoren een grote rol met betrekking tot de mate van creativiteit. Er bestaan verschillende extrinsieke motivatoren en deze zal ik hieronder kort beschrijven. Extrinsieke motivatie wordt gedefinieerd als het gemotiveerd worden door externe factoren die buiten de taak zelf liggen (Ryan & Deci, 2000). De 'Work Preference Inventory' (WPI; Amabile, 1987) is ontworpen als een directe en expliciete beoordeling van individuele verschillen in de mate waarin volwassenen zichzelf zien als intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd. De 4
WPI stelt onder andere de belangrijkste elementen van extrinsieke motivatie vast. Deze externe factoren, ook wel extrinsieke motivatoren genoemd, zijn rivaliteit, evaluatie, erkenning, beloning en dwang door anderen. Bedrijven brengen vaak een competitieve omgeving met zich mee waar rivaliteit tussen werknemers aanwezig is. Werknemers die op basis van provisie werken ervaren dit het meest. Door de competitieve instelling wordt het werk interessant gemaakt, waardoor werknemers dagelijks moeten presteren om een goed salaris te verdienen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is outbound telemarketing. Werknemers bellen potentiële klanten op en proberen op deze manier producten aan te bieden en te verkopen. Deze werknemers krijgen als doel dat ze een bepaald target moeten halen, deze target houdt bijvoorbeeld in dat men vijf producten per dag moet verkopen. Wanneer men deze target haalt krijgt men een bonus bovenop het normale salaris en aan het eind van de maand krijgen de best presterende werknemers dus een hoger salaris uitgekeerd dan de andere, minder goed presterende werknemers. Erkenning kan heel belangrijk zijn voor werknemers, omdat hierdoor het ego van een betreffende persoon een positieve stimulans krijgt. Dit uit zich bijvoorbeeld in het krijgen van een compliment voor het betreffende werk dat geleverd is, of voor de positieve inbreng die een werknemer heeft in een bepaald project. Erkenning heeft vooral betrekking op de status die iemand heeft. Dwang door anderen heeft betrekking op het feit dat men zich ergens voor moet inzetten, omdat dat van andere mensen moet. Een duidelijk voorbeeld is de loondienst, bijvoorbeeld een volledige werkweek van 36 uur. Mensen zitten vast aan een bepaald contract, waardoor men verplicht is bepaalde werkzaamheden te verrichten. De twee meest onderzochte en gebruikte factoren zijn evaluatie en beloning. Evaluaties komen vaak voor in het onderwijs en in het bedrijfsleven. In het onderwijs kan een evaluatie gericht zijn op de prestaties van de leerlingen, de leraren of het onderwijs in het algemeen. Zo krijgt de leerling een rapportcijfer en de docent een functioneringsgesprek met zijn leidinggevende. In het bedrijfsleven hebben evaluaties betrekking op het waarderen van de resultaten van werknemers. Het evalueren van personeel is één van de belangrijkste aspecten van het werk van managers. Beloning heeft betrekking op de hoogte van het salaris, het kunnen doorstromen in een organisatie (promotie) en bijvoorbeeld het ontvangen van bonussen. Deze aspecten 5
zijn van belang voor werknemers over de gehele wereld, omdat ze zichzelf en vaak een gezin moeten onderhouden. Ik zal mij in het bijzonder richten op de extrinsieke motivatoren evaluatie en beloning, omdat deze externe factoren veelvuldig in verband zijn gebracht met creativiteit.
De invloed van evaluatie op de mate van creativiteit In het verleden is er veel onderzoek gedaan naar het effect van evaluatie op de mate van creativiteit (Amabile, 1979, 1983; Amabile, Goldfarb, & Brackfield, 1990; Bartis, Szymanski, & Harkins, 1988; Harackiewicz, Manderlink, & Sansone, 1984; Shalley & Oldham, 1985). Wanneer iemand bewust was van het feit dat er een evaluatie plaatsvond had dit negatieve consequenties voor de mate van intrinsieke motivatie en creativiteit (Amabile, 1979; Amabile et al., 1990; Shalley & Oldham, 1985). Zo vond Amabile dat mensen die bewust waren van het feit dat de betreffende taakprestatie werd geëvalueerd minder intrinsiek gemotiveerd waren en een lagere mate van creativiteit hadden dan mensen die geen evaluatie verwachtten. Het onderzoek van Bartis et al. ondersteunt deze resultaten, zij vonden dat evaluatie een negatieve invloed had op de mate van creativiteit. Volgens Amabile moeten mensen onder andere de vrijheid krijgen om risico's te nemen om creatief te kunnen zijn. De verwachte evaluatie heeft volgens Amabile een negatieve invloed op de creativiteit, omdat mensen vrezen voor een negatieve evaluatie wanneer er risico’s genomen moeten worden. Mensen kunnen daarnaast angstig worden van het feit dat ze worden geëvalueerd waardoor de aandacht op de taak zelf afneemt. Vervolgens neemt de betrokkenheid in de taak en de intrinsieke interesse af (Harackiewicz et al., 1984), met als gevolg dat de mate van creativiteit afneemt. Er zijn echter ook onderzoeken die aantonen dat evaluaties de creativiteit niet beïnvloeden of juist bevorderen (Shalley, 1991; Shalley en Perry-Smith, 2001). In deze paragraaf zal ik de verschillende omstandigheden beschrijven die de relatie tussen evaluatie en creativiteit beïnvloeden. Zoals hieronder staat beschreven hangen de effecten van evaluatie op creativiteit vooral af van het type evaluatie (informatief 6
versus controlerend) en de instructies (creatief doel, specifieke instructies en ‘modeling’) die een persoon krijgt met betrekking tot de te maken taak. Type evaluatie. Het type evaluatie dat verwacht wordt is een cruciale moderator met betrekking tot de invloed van evaluatie op de intrinsieke motivatie en de daarmee gepaard gaande creativiteit (Harackiewicz, Abrahams & Wageman, 1987; Jackson & Zedeck, 1982). Volgens de cognitieve evaluatie theorie (Deci & Ryan, 1980; Ryan, 1982) kunnen situationele factoren invloed uitoefenen op de intrinsieke motivatie door middel van een controlerend aspect en een informatief aspect. Controlerende aspecten hebben betrekking op de controle van het gedrag en resulteert in een bepaalde druk op het genereren van uitkomsten, het tast de autonomie aan. Door deze controle van het gedrag moet men handelen op een specifieke wijze, waardoor men geen vrije keuze heeft om iets te ondernemen. De autonomie is volgens de 'Work Preference Inventory' van Amabile een belangrijk element met betrekking tot de intrinsieke motivatie. Informatieve aspecten verschaffen mensen informatie over de autonomie en de bekwaamheid met betrekking tot een taak, er komt geen druk van buitenaf bij kijken. Deze informatie is taakgericht en niet zo zeer prestatiegericht. Omdat intrinsieke motivatie cruciaal is voor de totstandkoming van creativiteit, kan worden verondersteld dat controlerende evaluatie de creativiteit verlaagt, terwijl informatieve evaluatie de creativiteit bevordert. Dit is inderdaad wat onderzoek aantoont (Deci et al., 1989; Deci & Ryan, 1985, 1987; Shalley & Perry-Smith, 2001). Hiermee kunnen onderzoeksuitkomsten uit het verleden verklaard worden. Bartis et al. keken vooral naar de controlerende evaluatie en Shalley (1995) keek vooral naar de informatieve evaluatie. Cruciaal hier is dat Bartis et al. vonden dat creativiteit verminderd werd, terwijl Shalley vond dat creativiteit bevorderd werd. In organisaties lopen vaak managers en supervisors rond die toezicht houden op de werkvloer. Managers en supervisors kunnen de werknemers met behulp van dit toezicht evalueren. Uit onderzoek is gebleken dat toezicht dat informatief is voor de werknemers de creatieve prestatie verhoogt, in tegenstelling tot controlerend toezicht wat de creatieve prestatie verlaagt (Deci et al., 1989; Deci & Ryan, 1985, 1987). Ook uit het onderzoek van Shalley en Perry-Smith bleek dat proefpersonen die een informatieve evaluatie kregen een hogere mate van creativiteit en intrinsieke motivatie hadden dan proefpersonen die een controlerende evaluatie kregen. 7
Instructies. Andere cruciale moderatoren met betrekking tot de invloed van evaluatie op de intrinsieke motivatie en de daarmee gepaard gaande creativiteit zijn de instructies die men krijgt voorafgaand aan de creatieve taak. Hieronder zal ik eerst de specifieke instructies als moderator bespreken, gevolgd door de andere moderatoren, namelijk creatief doel en ‘modeling'. Amabile deed onderzoek naar de invloed van specifieke instructies als moderator op de relatie tussen evaluatie en creativiteit. In haar onderzoek werden vrouwelijke studenten gevraagd om een kunstwerk te maken. De vrouwelijke studenten werden random toegewezen tot een conditie waarin men geëvalueerd werd en een conditie waarin men niet werd geëvalueerd (controlegroep). De proefpersonen kregen instructies om zich te richten op de creatieve of de technische aspecten van de taak of er werden geen instructies gegeven. Proefpersonen die zich moesten richten op de creatieve aspecten werden beoordeeld op de mate van creativiteit terwijl proefpersonen die zich moesten richten op de technische aspecten werden beoordeeld op de technische kwaliteit van het kunstwerk. Tot slot kregen sommige proefpersonen die werden geëvalueerd specifieke creatieve en technische instructies met betrekking tot het volbrengen van de artistieke taak. Proefpersonen die specifieke creatieve instructies kregen werden verteld dat ze beoordeeld werden op aspecten als hoe asymmetrisch en ingewikkeld het kunstwerk eruit zag. Proefpersonen die specifieke technische instructies kregen werden verteld dat ze beoordeeld werden op aspecten als de aanwezigheid van bekende figuren en objecten in het kunstwerk. Uit dit onderzoek bleek dat het geëvalueerd worden een negatieve invloed had op de mate van creativiteit, tenzij men specifieke creatieve instructies kreeg met betrekking tot het volbrengen van de artistieke taak. De derde moderator die invloed uitoefent op de relatie tussen evaluatie, intrinsieke motivatie en de daarmee gepaard gaande creativiteit, is het krijgen van een creatief doel. Shalley (1991) deed onderzoek naar de invloed van het stellen van een creatief doel op de relatie tussen evaluatie en creativiteit. Hieruit bleek dat het krijgen van een creatief doel, voorafgaand aan de te maken taak, de creatieve prestatie verhoogde wanneer men geëvalueerd werd. Een creatief doel is een verklaarde norm dat de uitkomst van een oplossing creatief moet zijn, dat wil zeggen, nieuw en bruikbaar. Het krijgen van een creatief doel betreft een ander proces dan het krijgen 8
van instructies om zich te richten op de creatieve aspecten van een taak (Amabile, 1979). Dit komt waarschijnlijk doordat doelen voor een uitdaging zorgen, wat de intrinsieke motivatie van een persoon verbetert door te willen presteren. Het accepteren van een creatief doel zou ervoor moeten zorgen dat mensen al hun aandacht en inspanningen er op richten om een nieuw en bruikbaar antwoord te genereren, wat resulteert in een hoge mate van creativiteit. Het krijgen van een creatief doel zal een aantal cognitieve activiteiten beïnvloeden die nodig zijn voor de mate van creativiteit, waardoor het makkelijker zal zijn om naar creatieve oplossingen te zoeken dan wanneer er geen creatief doel aan vooraf gaat (Shalley, 1991). Dit verklaart het feit dat de specifieke instructies om je te richten op de creatieve en technische aspecten van een taak alleen geen positieve invloed heeft op de mate van creativiteit. Uit een vervolgonderzoek van Shalley (1995) bleek wederom dat het krijgen van een creatief doel een positieve invloed had op de mate van creativiteit wanneer men geëvalueerd werd. Modeling. De laatste moderator die invloed uitoefent op de relatie tussen evaluatie, intrinsieke motivatie en de daarmee gepaard gaande creativiteit, is ‘Modeling’. 'Modeling' is niet zo zeer het nadoen van gedrag, maar het leren van regels aan de hand van symbolische modellen (Bandura, 1986). Bob Ross leert mensen bijvoorbeeld schilderen door zelf model te staan. Mensen doen het gedrag niet na, maar observeren hem. Door het observeren leren ze zelf hoe het best geschilderd kan worden. Uit eerder onderzoek is gebleken dat 'modeling' een positieve invloed had op de mate van creativiteit, wanneer men een creatieve oplossing als voorbeeld kreeg (Simonton, 1975, 1984; Zimmerman & Dialessi, 1973). Om het effect van ‘modeling’ te kunnen koppelen aan evaluatie deden Shalley en Perry-Smith onderzoek naar het effect van evaluatie (controlerend versus informatief) op creativiteit en de rol van ‘modeling’ als modererende factor tussen evaluatie en creativiteit. Proefpersonen in het onderzoek van Shalley en Perry-Smith kregen ofwel geen voorbeeld, of een standaardvoorbeeld of een creatief voorbeeld als oplossing voor de te maken taak. Uit dit onderzoek bleek dat proefpersonen die een creatieve oplossing als voorbeeld kregen voorafgaand aan de taak, een hogere creatieve prestatie lieten zien dan mensen die geen voorbeeld kregen. Proefpersonen die een informatieve evaluatie en een creatieve oplossing als voorbeeld kregen hadden 9
de hoogste mate van creativiteit. Daarnaast bleek dat proefpersonen die geen voorbeeld zagen een hogere mate van creativiteit en intrinsieke motivatie hadden dan proefpersonen die een standaard voorbeeld zagen wanneer er een controlerende evaluatie werd verwacht. Uit deze resultaten blijkt dat voornamelijk de aanwezigheid van de controlerende evaluatie en informatieve evaluatie een belangrijke rol speelt op de mate van creativiteit en intrinsieke motivatie, maar dat het krijgen van een creatief voorbeeld als oplossing ook van belang is.
Conclusie. Het geëvalueerd worden hoeft dus geen negatieve invloed te hebben op de mate van creativiteit. Er zijn een aantal moderatoren die hierbij een rol spelen. Wanneer mensen zich bewust zijn van het feit dat ze worden geëvalueerd en zowel een creatief doel of specifieke instructies krijgen met betrekking tot de te maken taak zal de mate van creativiteit toenemen. Mensen die een informatieve evaluatie verwachten hebben een hogere mate van intrinsieke motivatie en creativiteit dan mensen die een controlerende evaluatie verwachtten. Mensen die een creatieve oplossing als voorbeeld kregen (‘modeling’) voorafgaand aan de taak lieten een hogere creatieve prestatie zien dan mensen die geen voorbeeld kregen. Mensen scoren het hoogst op de mate van creativiteit wanneer ze zowel een informatieve evaluatie verwachten en een creatieve oplossing als voorbeeld krijgen met betrekking tot de te maken taak. Een andere extrinsieke motivator die centraal staat in het bedrijfsleven is beloning. De invloed van beloning op de mate van creativiteit zal daarom besproken worden in de volgende paragraaf.
De invloed van beloning op de mate van creativiteit In het verleden is er veel onderzoek gedaan naar het effect van beloning op de mate van creativiteit (Amabile et al., 1990; Amabile et al.,1986; Condry, 1977; Deci, 1971; Eisenberger & Cameron, 1996; Kruglanski, Friedman & Zeevi,1971; McGraw & McCullers, 1979; Schwartz, 1982). Het idee was algemeen aanvaard dat het krijgen van een beloning de mate van intrinsieke motivatie en creativiteit deed afnemen
10
(Eisenberger & Cameron, 1996). Hetzelfde gold voor de belofte van een beloning (Amabile, 1990; Condry, 1977; McGraw & McCullers, 1979; Schwartz, 1982). Uit onderzoek van Kruglanski et al. bleek bijvoorbeeld dat studenten die een beloning kregen voor het opsommen van mogelijke titels voor een paragraaf een lagere beoordeling kregen met betrekking tot de mate van creativiteit dan studenten die geen beloning kregen. Daarnaast vond Deci (1971) dat mensen die intrinsiek gemotiveerd waren met betrekking tot het uitoefenen van een bepaalde taak, na het krijgen van een beloning (geld) minder intrinsiek gemotiveerd waren voor dezelfde taak. Ook Amabile et al. (1986) deden onderzoek naar de effecten van beloning op de mate van creativiteit van kinderen en volwassenen. In het onderzoek moesten proefpersonen foto’s maken en er een collage van maken, een puzzel oplossen, en een verhaal vertellen. Proefpersonen die een contract ondertekenden voor het krijgen van een beloning na het uitvoeren van bepaalde taken, hadden na het uitvoeren van de betreffende taken een lagere mate van creativiteit dan proefpersonen die geen contract hadden ondertekend, of zelfs geen beloning kregen. Het ondertekenen van een contract werd geassocieerd met werk in plaats van spelen, waardoor de interesse voor de creativiteitstaak afnam. Door het ondertekenen van het contract hadden onderzoeksdeelnemers het gevoel dat de taken moesten worden uitgevoerd, waardoor de autonomie werd aangetast. Zowel de afname van de interesse voor de taak als het aantasten van de autonomie had nadelige gevolgen voor de intrinsieke motivatie en uiteindelijk de mate van creativiteit. Er is echter ook onderzoek dat laat zien dat beloningen de creativiteit niet beïnvloeden (Cameron & Pierce, 1994) of zelfs doen verhogen (Eisenberger & Shanock (2003). In deze paragraaf zal ik de verschillende vormen van beloning beschrijven die betrekking hebben op de mate van creativiteit. Deze verschillende vormen van beloning zijn namelijk, het krijgen van een expliciete beloning voor het divergent en creatief denken, het herhaaldelijk beloond worden voor creatieve prestaties, en de belofte van een beloning. Zoals hieronder staat beschreven hangen de effecten van beloning op creativiteit namelijk af van het feit dat men zich realiseert dat er een duidelijke koppeling bestaat tussen beloning en creativiteit; dat creatief zijn beloond wordt. Deze expliciete positieve relatie tussen de beloning en de creatieve 11
prestatie fungeert als cruciale moderator met betrekking tot de invloed van beloning op creativiteit. Zo betoogden Eisenberger en Armeli (1997) dat beloningen niet zo zeer een negatieve invloed hadden op de mate van creativiteit, maar dat de relatie tussen beloning en creativiteit afhing van de expliciete positieve relatie tussen de creatieve prestatie en de beloning. Zij kwamen tot de conclusie dat in veel onderzoeken naar de invloed van beloning op creativiteit uit het verleden de proefpersonen zich niet bewust waren van deze expliciete positieve relatie. Eisenberger en Armeli onderzochten dit fenomeen door verschillende groepen kinderen te belonen voor de creatieve of nietcreatieve prestatie met betrekking tot een taak. In het eerste experiment waren zes condities opgenomen bestaande uit twee niveaus van creatief denken (creatief versus niet-creatief) en drie niveaus van beloning (geen beloning, lage beloning en hoge beloning). Proefpersonen werden in de eerste fase van het experiment gevraagd om manieren te verzinnen om objecten (bijvoorbeeld een lepel) te gebruiken. In de creatieve conditie werden proefpersonen beloond (laag, hoog, of niet) om vooral nieuwe en originele manieren te verzinnen; in de niet-creatieve conditie werden proefpersonen beloond (laag, hoog, of niet) om normale, vertrouwde manieren te bedenken. In de tweede fase werden proefpersonen gevraagd om tekeningen te maken die door experts werden beoordeeld op creativiteit. Uit dit experiment bleek dat het krijgen van een hoge beloning voor het bedenken van nieuwe, originele manieren resulteerde in een hogere mate van creativiteit van de tekeningen dan wanneer men beloond werd voor het bedenken van normale, vertrouwde manieren. Bovendien zorgde deze hoge beloning ervoor dat men een hogere mate van creativiteit had dan wanneer men een lage of geen beloning kreeg. Het effect van de verschillende niveaus van beloning op de mate van creativiteit trad niet op wanneer er normale, vertrouwde manieren bedacht moesten worden. Eisenberger en Armeli deden vervolgens een tweede experiment om te onderzoeken of de creatieve interesse en prestaties aanhielden wanneer men er in het verleden voor was beloond. Uit dit experiment bleek dat proefpersonen die in het verleden beloond werden voor de creatieve prestaties, de voorkeur gaven aan een taak om nieuwe tekeningen te maken ten opzichte van het kopiëren van bestaande tekeningen; wanneer men in het verleden echter beloond was voor de niet-creatieve 12
prestatie werd vervolgens de voorkeur gegeven aan de taak om een bestaande tekening te kopiëren. Tevens bleek uit het experiment dat proefpersonen die beloond werden voor hun creatieve prestaties vervolgens meer nieuwe, originele keuzes maakten dan degenen die niet werden beloond, terwijl proefpersonen die beloond werden voor hun niet-creatieve prestaties in het vervolg tot minder nieuwe, originele keuzes kwamen. Uit deze resultaten blijkt dat beloning alleen een negatieve invloed heeft op de intrinsieke creatieve interesse wanneer men beloond wordt voor een niet-creatieve prestatie. De expliciete positieve relatie tussen beloning en de creatieve prestatie is daarom heel belangrijk. Dit onderzoek van Eisenberger en Armeli en gerelateerd onderzoek (Eisenberger & Selbst, 1994) laat zien dat de invloed van beloning op de mate van creativiteit afhangt van welk gedrag expliciet beloond wordt. Het effect van beloning op de mate van creativiteit hangt af van de mate van creativiteit die nodig is voor de beloning, de expliciete positieve relatie tussen de creatieve prestatie en de beloning en de omvang en zichtbaarheid van de beloning. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Eisenberger en Shanock (2003), waarin werd gevonden dat het belonen van nieuwe, originele prestaties de mate van intrinsieke motivatie en creativiteit deed verhogen. Dat het krijgen van een beloning de mate van creativiteit kan verhogen wanneer men bewust is van een expliciete positieve relatie tussen de beloning en de creatieve prestatie, is hierboven uitvoerig besproken. De invloed van de belofte van een beloning, en het herhaaldelijk geven van een beloning op de mate van creativiteit zal in het vervolg van deze paragraaf worden besproken. Eisenberger, Armeli en Pretz (1998) onderzochten de invloed van de belofte van een beloning op de mate van creativiteit. Uit dit onderzoek bleek dat de belofte van een beloning de mate van creativiteit verhoogde wanneer op het moment van de te maken taak, of in een voorafgaande taak, een expliciete positieve relatie bestond tussen de creatieve prestatie en de beloning. Uit het eerste experiment bleek dat wanneer kinderen in een voorafgaande taak beloond werden voor de creatieve prestatie, de belofte van een beloning op een volgende taak de mate van creativiteit verhoogde. Dit effect trad niet op wanneer kinderen beloond werden voor de nietcreatieve prestatie of wanneer ze niet participeerden in de voorafgaande taak. In het 13
tweede experiment kwam naar voren dat de belofte van een beloning de mate van creativiteit van kinderen verhoogde, wanneer de expliciete taakinstructies duidelijkheid bracht met betrekking tot de noodzakelijkheid van de creatieve prestatie. Uit deze resultaten blijkt dat voor de belofte van een beloning het geven van expliciete taakinstructies, zoals het belang aangeven van creatieve prestaties, een positieve invloed heeft op de mate van creativiteit. Deze resultaten komen overeen met de resultaten die gevonden zijn in een vervolgonderzoek van Eisenberger, Haskins en Gambleton (1999). Hieruit bleek dat het geven van specifieke instructies voor de te maken taak een grote rol speelt met betrekking tot de mate van creativiteit. Eisenberger en Rhoades (2001) deden onderzoek naar het effect van herhaalde beloning en de belofte van een beloning op de mate van creativiteit. Uit dit onderzoek bleek dat het herhaaldelijk belonen van creatieve prestaties in een voorafgaande taak de creatieve prestaties met betrekking tot latere taken deed verhogen. Bovendien resulteerde de belofte van een beloning voor creativiteit in een verhoging van de creatieve prestatie. Ook onderzoek van Friedman (2009) ondersteunt de aanname dat de belofte van een beloning de mate van creativiteit verhoogt, wanneer mensen begrijpen dat ze beloond worden voor een creatieve prestatie in plaats van een normale prestatie. Wederom blijkt dat de expliciete positieve relatie tussen de creatieve prestatie en de beloning als cruciale moderator fungeert met betrekking tot de invloed van beloning op creativiteit.
Conclusie. Het beloond worden voor het uitvoeren van een bepaalde taak hoeft niet nadelig te zijn voor de mate van creativiteit. Mensen die een hoge beloning krijgen voor het bedenken van nieuwe, originele manieren hebben een hogere mate van creativiteit dan wanneer ze geen beloning of een lage beloning krijgen. Beloning heeft alleen een negatieve invloed op de intrinsieke creatieve interesse wanneer men beloond wordt voor een niet-creatieve prestatie. Daarnaast blijkt dat wanneer er een expliciete positieve relatie bestaat tussen de creatieve prestatie en de beloning op een nieuwe taak, de belofte van een beloning de mate van creativiteit bevordert. Tot slot blijkt dat het geven van expliciete taakinstructies voor het maken van een taak wanneer dit beloond wordt, resulteert in een hogere mate van creativiteit. Bovendien bleek dat het herhaaldelijk belonen van creatieve prestaties in een voorafgaande taak, 14
de creatieve prestaties met betrekking tot de daaropvolgende taken deed verhogen. De expliciete positieve relatie tussen de beloning en de creatieve prestatie is de cruciale moderator op de invloed van de verschillende vormen van beloning op de mate van creativiteit.
Discussie In dit literatuuroverzicht werd gekeken onder welke omstandigheden de extrinsieke motivatoren evaluatie en beloning een positieve invloed uitoefenden op de mate van creativiteit. De mate van creativiteit nam toe wanneer mensen zich bewust waren van het feit dat ze werden geëvalueerd en zowel een creatief doel of een bepaalde expliciete instructie kregen met betrekking tot de te maken taak. Mensen die een informatieve evaluatie verwachtten hadden een hogere mate van intrinsieke motivatie en creativiteit dan mensen die een controlerende evaluatie verwachtten. Mensen die een creatief voorbeeld kregen voorafgaand aan de taak lieten een hogere creatieve prestatie zien dan mensen die geen voorbeeld kregen. Mensen scoorden het hoogst op de mate van creativiteit wanneer ze zowel een informatieve evaluatie kregen en een creatief voorbeeld kregen met betrekking tot de te maken taak. De verschillende vormen van beloning hoeven niet nadelig te zijn voor de mate van creativiteit, wanneer men zich er van bewust is dat er een expliciete positieve relatie bestaat tussen de beloning en de creatieve prestatie. Het krijgen van een hoge beloning voor het verzinnen van nieuwe, originele manieren resulteerde in een hogere mate van creativiteit dan wanneer men geen beloning of een lage beloning kreeg. Beloning had alleen een negatieve invloed op de intrinsieke creatieve interesse en de daarmee gepaard gaande creativiteit, wanneer men beloond werd voor een nietcreatieve prestatie. Wanneer men zich er van bewust was dat er een expliciete positieve relatie bestond tussen de creatieve prestatie en de beloning, bevorderde de belofte van een beloning de mate van creativiteit. Het krijgen van expliciete taakinstructies voor de te maken taak, resulteerde in een hogere mate van creativiteit, wanneer dit beloond werd. Bovendien bleek dat het herhaaldelijk belonen van creatieve prestaties in een voorafgaande taak de creatieve prestaties met betrekking tot de daaropvolgende taken deed verhogen. De expliciete positieve relatie tussen de 15
creatieve prestatie en de beloning fungeert als cruciale moderator met betrekking tot de invloed van beloning op creativiteit. Aan de hand van dit literatuuroverzicht blijkt dat er veel manieren zijn met betrekking tot het evalueren en belonen van mensen om de mate van creativiteit te verhogen. Aangezien evaluaties in het bedrijfsleven centraal staan, is het geen optie om de evaluaties af te schaffen. Werkgevers moeten zich er van bewust worden dat de betreffende moderatoren (het geven van een creatief doel, expliciete instructies en informatieve evaluatie in combinatie met een creatief voorbeeld) een dusdanig positieve invloed hebben op de intrinsieke motivatie en de daarmee gepaard gaande creativiteit dat deze geïntegreerd moeten worden tijdens het evaluatieproces in organisaties. Bovendien zijn de verschillende beloningen als salaris, promotie en dergelijke essentieel in organisaties. Werkgevers moeten zich bewust worden van het feit dat de expliciete positieve relatie tussen de beloning en de creatieve prestatie als cruciale moderator fungeert op de relatie tussen beloning en creativiteit. Wanneer werknemers hiervan bewust worden gemaakt zal het belonen hiervan leiden tot een hogere mate van creativiteit. Een organisatie als Google is hier een goed voorbeeld van. Google heeft meer dan 10.000 werknemers, maar het voelt toch aan als een klein bedrijf. De werknemers voelen zich vrij om ideeën en meningen te delen, ze worden beloond voor de creatieve prestaties. Bij een organisatie als Google is de expliciete positieve relatie tussen de beloning en de creatieve prestaties duidelijk aanwezig. Mensen worden aangenomen om creatieve prestaties te leveren, zodat Google kan blijven vernieuwen. Innovatie speelt hierin een belangrijke rol, het proces om dingen op een nieuwe en betere manier aan te pakken. Google, waarmee je in een fractie van een seconde de gewenste zoekresultaten te zien krijgt, wordt dan ook erkend als ’s werelds grootste zoekmachine. Een kritiekpunt op de gevonden resultaten is dat deze niet zonder meer te generaliseren zijn naar de praktijk, aangezien er voornamelijk onderzoek werd gedaan aan de hand van experimenten. Tevens hadden deze experimenten vaak betrekking op kinderen en niet zo zeer op mensen uit het bedrijfsleven. Hoewel ik mij in het bijzonder gericht heb op de invloed van de extrinsieke motivatoren evaluatie en beloning op de mate van creativiteit, zal er meer onderzoek gedaan moeten worden 16
naar de relatie tussen de overige extrinsieke motivatoren en creativiteit. Deze overige extrinsieke motivatoren zijn rivaliteit, erkenning, en dwang door anderen en komen vaak voor in het bedrijfsleven, maar er is nog te weinig onderzoek gedaan met betrekking tot de relatie met creativiteit. Ik denk dat de extrinsieke motivator rivaliteit de mate van creativiteit zal kunnen bevorderen, doordat werknemers creatief zullen moeten zijn om de concurrentie voor te blijven. Wanneer gekeken wordt naar de extrinsieke motivator erkenning, denk ik dat dit zal leiden tot een verhoging van de mate van creativiteit. Het lijkt mij aannemelijk dat wanneer men erkenning krijgt voor de prestaties die men levert, dit de intrinsieke motivatie en de daarmee gepaard gaande creativiteit zal bevorderen. Ten slotte ga ik er van uit dat de extrinsieke motivator dwang door anderen de creativiteit niet zal bevorderen. In dit literatuuroverzicht blijkt dat de autonomie essentieel is voor de intrinsieke motivatie. De dwang door anderen zal de autonomie aantasten, waardoor de intrinsieke motivatie en de daarmee gepaard gaande creativiteit zal verminderen. Afgezien van het feit dat hier in vervolgonderzoek naar gekeken moet worden, spreken de resultaten voor zich. Werkgevers moeten zich dus bewust worden van het feit dat evaluaties en beloningen onder bepaalde omstandigheden een positieve invloed hebben op de mate van creativiteit en moeten deze manieren actief toepassen op de werkvloer. Organisaties die de concurrentie voor willen blijven en groei belangrijk achtten, zullen creatief en innovatief te werk moeten gaan. Zoals uit dit literatuuroverzicht is gebleken, doen bedrijven er daarom goed aan om taakgerichte evaluaties te hanteren tijdens het evaluatieproces, creatieve doelen te stellen, en creatieve oplossingen als voorbeeld te geven voor een te maken taak. Bovendien moeten werkgevers duidelijk aangeven dat de creatieve prestaties worden beloond. Het is van groot belang dat de werknemers zich er van bewust zijn dat er een expliciete positieve relatie bestaat tussen de beloning en de creatieve prestaties, zodat de intrinsieke motivatie en de daarmee gepaard gaande creativiteit bevorderd wordt.
. 17
Literatuur Amabile, T. M. (1979). Effects of external evaluation on artistic creativity. Journal of Personality and Social Psychology, 37, 221-233. Amabile, T. M. (1983). The social psychology of creativity: A componential conceptualization. Journal of Personality and Social Psychology, 45, 357-376. Amabile, T. M. (1987). The work preference inventory. Unpublished instrument, Brandeis University, Waltham, MA. Amabile, T. M. (1988). A model of creativity and innovation in organizations. Research in Organizational Behavior, 10, 123-167. Amabile, T. M., Conti, R., Coon, H., Lazenby, J., & Herron, M. (1996). Assessing the work environment for creativity. Academy of Management Journal, 39, 1154-1184. Amabile, T. M., Goldfarb, P., & Brackfield, S. (1990). Social influences on creativity: Evaluation, coaction, and surveillance. Creativity Research Journal, 3, 6-21 Amabile, T. M., & Gryskiewicz, S. S. (1987). Creativity in the r&d laboratory. Technical Report, 30, Center for Creative Leadership. Amabile, T. M., Hennessey, B. A., & Grossman, B. S. (1986). Social influences on creativity: The effects of contracted-for reward. Journal of Personality and Social Psychology, 50, 14–23. Amabile, T. M., Hill, K. G., Hennessey, B. A., & Tighe, E. (1994). The work preference inventory: Assessing intrinsic and extrinsic motivational orientations. Journal of Personality and Social Psychology, 66, 950-967. Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall. Bartis, S., Szymanski, K., & Harkins, S. G. (1988). Evaluation and performance, a 2-edged knife. Journal of Personality and Social Psychology, 14, 242-251. Cameron, J., & Pierce, W. D. (1994). Reinforcement, reward, and intrinsic motivation: A metaanalysis. Review of Educational Research, 64, 363-423. Condry, J. (1977). Enemies of exploration: Self-initiated versus other-initiated learning. Journal of Personality and Social Psychology, 35, 459-477. Deci, E. L. (1971). Effects of externally mediated rewards on intrinsic motivation. Journal of Personality and Social Psychology, 18, 105–115. Deci, E. L., Connell, J. P., & Ryan, R. M. (1989). Self-determination in a work organization. Journal of Applied Psychology, 74, 580-590. Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1980). The empirical exploration of intrinsic motivational processes. Advances in Experimental Social Psychology, 13, 39-80. Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum Press. Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1987). The support of autonomy and the control of behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 1024-1037.
18
Deci, E. L., Ryan, R. M., & Koestner, R. (1999). Meta-analytic review of experiments examining the effects of extrinsic rewards on intrinsic motivation. Psychological Bulletin, 125, 627–668. Eisenberger, R., & Armeli, S. (1997). Can salient reward increase creative performance without reducing intrinsic creative interest? Journal of Personality and Social Psychology, 72, 652-663. Eisenberger, R., Armeli, S., & Pretz, J. (1998). Can the promise of reward increase creativity? Journal of Personality and Social Psychology, 74, 704–714. Eisenberger, R., & Cameron, J. (1996). Detrimental effects of reward: Reality or myth? American Psychologist, 51, 1153-1166. Eisenberger, R., Haskins, F., & Gambleton, P. (1999). Promised reward and creativity: Effects of prior experience. Journal of Experimental Social Psychology, 35, 308–325. Eisenberger, R., & Rhoades, L. (2001). Incremental effects of rewards on creativity. Journal of Personiility and Social Psychology, 81, 728-741. Eisenberger. R., & Selbst, M. (1994). Does reward increase or decrease creativity? Journal of Personality and Social Psychology, 66, 1116-1127. Eisenberger, R., & Shanock, L. (2003). Rewards, intrinsic motivation and creativity: a case study of conceptual and methodological isolation. Creativity Research Journal, 15, 121–130. Friedman, R. S. (2009). Reinvestigating the effects of promised reward on creativity. Creativity Research Journal, 21, 258–264. Harackiewicz, J. M., Abrahams, S., & Wageman, R. (1987). Performance evaluation and intrinsic motivation: The effects of evaluative focus, rewards, and achievement orientation. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 1015-1023. Harackiewicz, J. M., Manderlink, G., & Sansone, C. (1984). Rewarding pinball wizardry: Effects of evaluation and cue value on intrinsic interest. Journal of Personality and Social Psychology, 47, 287300. Hennessey, B. A., & Amabile, T. M. (2010). Creativity. Annual Review of Psychology, 61, 569–598. Jackson, S. E., & Zedeck, S. (1982). Explaining performance variability: Contributions of goal setting, task characteristics, and evaluative contexts. Journal of Applied Psychology, 67, 759-768. Kruglanski, A. W., Friedman, I., & Zeevi, G. (1971). The effects of extrinsic incentive on some qualitative aspects of task performance. Journal of Personality, 39, 606-617. McGraw, K., & McCullers, J. (1979). Evidence of a detrimental effect of extrinsic incentives on breaking a mental set. Journal of Experimental Social Psychology, 15, 285–294. Prabhu, V., Sutton, C., & Sauser, W. (2008). Creativity and certain personality traits: Understanding the mediating effect of intrinsic motivation. Creative Research Journal, 20, 53–66. Ryan, R. M. (1982). Control and information in the intrapersonal sphere: An extension of cognitive evaluation theory. Journal of Personality and Social Psychology, 43, 450-461. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Intrinsic and extrinsic motivations: Classic definitions and new directions. Contemporary Educational Psychology, 25, 54–67. Schwartz, B. (1982). Reinforcement-induced behavioral stereotypy: How not to teach people to discover rules. Journal of Experimental Psychology, 111, 23-59.
19
Shalley, C. E. (1991). Effects of productivity goals, creativity goals, and personal discretion on individual creativity. Journal of Applied Psychology, 76, 179-185. Shalley, C. E. (1995). Effects of coaction, expected evaluation, and goal setting on creativity and productivity. Academy of Management Journal, 38, 483-503. Shalley, C. E., & Oldham, G. R. (1985). Effect of goal difficulty and expected evaluation on intrinsic motivation: A laboratory study. The Academy of Management Journal, 28, 628-640. Shalley, C. E., & Perry-Smith, J. E. (2001). Effects of social-psychological factors on creative performance: The role of informational and controlling expected evaluation and modeling experience. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 84, 1-22. Simonton, D. K. (1975). Creativity, task complexity, and intuitive versus analytical problem-solving. Psychological Reports, 37, 351-354. Simonton, K. D. (1984). Creative productivity and age: A mathematical model based on a two-step cognitive process. Developmental Review, 4, 77-111. Smeltz, W., & Cross, B. (1984). Toward a profile of the creative r&d professional. IEEE Transactions on Engineering Management, 31, 22-25. Zimmerman, B. J., & Dialessi, F. (1973). Modeling influences on children’s creative behavior. Journal of Educational Psychology, 65, 127-134.
.
20