Nr. 60 Juli – augustus – september 2010
Kempensche Tydinghen
De open monumentendag stond dit jaar in het teken van de vier elementen: Water, Vuur, lucht en Aarde.
Driemaandelijks tijdschrift van de Gidsen van de Antwerpse Kempen.
Verantwoordelijk uitgever: Mil Blancquaert Lange Eerselsstraat 63 Herentals
Inhoud Woordje van de voorzitter Verslag van de vergadering van 6 september 2010 in Baarle-Hertog Nieuws uit TFG Erkenning Toeristische Gids Toerisme Vlaanderen Bezoek aan de Ikonenverzameling van SD-Worx in Antwerpen. De diamantnijverheid in de Kempen (Herman Knaeps) Op zoek naar een Antwerps retabel in de Bourgogne (Pieter Melis). Weetjes
2 3 6 8 9 10 46 48
Woordje van de voorzitter Beste Givakleden, Ons ledenblad is weer goed gevuld met informatie en een aantal belangrijke bijdragen. Voor wie de gidsenkaart dit laar afloopt wordt het nu tijd om het formulier in te vullen en terug te sturen aan onze secretaris, Frans Schippers. We gaan ook op studiebezoek naar de ikonententoonstelling van SD-Worx. Onze correspondent uit Zuid-Frankrijk, Herman Knaeps heeft weer eens een pareltje aan zijn palmares toegvoegd. Pieter Melis is op zoek gegaan naar een Antwerps retabel in de Franse Bourgogne.
Veel leesplezier. Jullie voorzitter Mil Blancquaert
2 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
VERSLAG VERGADERING VAN MAANDAG 6 september 2010 te Baarle-Hertog GIVAK VERGADERING, MAANDAG 6 SEPTEMBER 2010, TE BAARLE-HERTOG Aanwezig: Yvonne Helsen, Willy Jacobs, Ward Olbrechts, Jef Belmans, Mil Van den Bosch, Els Verbiest, Jeannine Meeus, Carolien Buiks, Marie-Jose Hopmans, Jeannine Muller, Paul Dierckx, Frans Schippers, Marie-Claire Latinne, Rob Daniels, Bert Leysen, Lut Tatrai, Mil Blancquaert. Verontschuldigd: Frans Van Elsen, Herman Knaeps, Karel Hendrickx, Staf Van Der Velde, Rita Luyten, Lisette Doms, Raf Waeyaert, Cynthia Yskout, Maria Macauter, Ludwig Cerstiaens, Marc Ailliet, Harry Geyskens, Bert Bogaert, Jef Florizoone, Marleen Gabriels, Frank Vermeren, Jef Janssen.
De voorzitter heet iedereen van harte welkom De vergadering werd gehouden in het nieuwe gemeentehuis van Baarle-Hertog. Voor de vergadering kregen we een rondleiding door het gemeentehuis. Dit is het enigste gemeentehuis ter wereld waar een rijksgrens doorheen loopt. De rijksgrens is buiten met blauwe ledverlichting en blauwe bloemen aangegeven. Binnen, in de raadszaal is de grens aangegeven met witte ledverlichting in de vloer. Bv bij een huwelijk moet er op gelet worden dat de ambtenaar van de burgerlijke stand en het bruidspaar zich op Belgisch grondgebied bevinden. Ook op het kantoor van de politie loopt de grens maar uit om eventuele problemen te voorkomen is hier de grens niet aangegeven. De politieambtenaren weten wel waar de grens loopt in het politiekantoor.
3 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Er waren geen opmerkingen over de vorige vergadering in Wommelgem. Op dit ogenblik is er een positief kassaldo van 2135,00 euro. Inkomsten krijgen wij van de lidgelden. Uitgaven zijn oa: kosten van gidsen waar de GIVAK vergadert en een rondleiding krijgt, kosten/presentje voor lezingen, reiskosten vergoeding van bestuursleden voor de voorbereidende vergadering, onkosten voor het bijwonen van FTG vergaderingen. Aan onze web-site wordt nog steeds hard gewerkt, o.a. voor het plaatsen van foto‟s en een aparte pagina voor de GIVAK leden. In het najaar wordt een bezoek georganiseerd aan de iconententoonstelling van SD Works aan de Brouwersvliet in Antwerpen. Dit is de grootste particuliere iconenverzameling van Europa. Els Verbiest is het 75ste lid van de GIVAK. De ledenlijst wordt ook weer aangepast. Alle leden krijgen een invulformulier voor de hernieuwing van de gidsenkaart Toerisme Vlaanderen,dit voor de gidsen waarvan de gidsenkaart afloopt op het einde van 2010. Op dit formulier kunnen alle bezigheden worden ingevuld die met het gidsen en opleidingen te maken hebben. Zoals het bijwonen van vergaderingen,
4 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
rondleidingen, lezingen, taalstudies, studiebezoeken, studies van geschiedenis, kunst, etc. Deze lijst moet half november opgestuurd worden naar de secretaris van onze vereniging, Frans Schippers (
[email protected]). Hij verzamelt alle formulieren en stuurt een gezamenlijke lijst verder naar het Toerisme Vlaanderen. De streekgidsenopleiding “Groen Neteland”gaat van start. Dit is een opleiding voor nieuwe streekgidsen, maar ook streekgidsen die al een voltooide opleiding hebben genoten, kunnen deelnemen aan losse cursusmodules die men interessant vindt. Voor de gediplomeerde gidsen is het niet nodig om aan het examen deel te nemen. Paul Dierckx heeft nog een goede uitleg gegeven over “Klein Engelandhoeve”. Op de “Klein Engelandhoeve” zijn er vakantieruimten voorzien voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Verenigingen, scholen kunnen ruimten huren voor vergaderingen, lezingen, educatieve vormingen etc. Voor scholen is er een aanbod voor natuurbeleving op de heide, in de bossen en rond de vennen. De natuur is te bezoeken met een gids. Er is mogelijkheid voor het gebruik van (natuur) educatieve koffers, kruiden verzamelen, werken in de moestuin en zelf kruidenkoek maken. In het bezoekerscentrum is er een documentatiecentrum en een tentoonstelling over de geschiedenis van de “Klein Engelandhoeve”. In oktober willen wij een natuurtocht maken in het natuurgebied van de “Klein Engelandhoeve” onder begeleiding van een natuurgids. De GIVAK zal ook een vergadering houden op de “Klein Engelandhoeve”. Dit om meer kennis te krijgen van de geschiedenis en de mogelijkheden op de hoeve en in het natuurgebied.
5 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Nieuws vanuit FTG Omdat het verslag van de algemene vergadering in Eeklo van 2 oktober nog niet is toegekomen, laten we hier de tussendoortjes vanuit FTG van augustus 2010 verschijnen. Hierna volgt de integrale tekst ervan: Net een jaar geleden stuurden we je voor het eerst „Tussendoortjes‟ op. Toen was de vakantie ook al een „dode‟ periode en vonden we het belangrijk je op de hoogte te houden van het reilen en zeilen van de gidsenwereld. Door een aantal evoluties vinden we het belangrijk om nu opnieuw aan iedereen een „Tussendoortje‟ te bezorgen. TD20 : Gemandateerde organisatie Op de website van Toerisme Vlaanderen (www.toerismevlaanderen.be, klik op gidsen en reisleiders en dan verder naar de lijst van de gemandateerde organisaties) kan men zien dat praktisch al onze verenigingen de erkenning aangevraagd en ook gekregen hebben. De erkende organisaties kregen al een ondertekend contract. Zij kunnen dus, eventueel in overleg met hun plaatselijke toeristische dienst, een groepsdossier indienen. Let wel, deze groepsdossiers mogen pas vanaf 1 september 2010 aan TVL worden bezorgd. Je hebt bovendien tijd tot 15 januari 2011.
TD21 : Hernieuwing van de gidsenerkenning Een hele tijd geleden vroeg TVL ons de meest recente lijst van de gidsen te bezorgen of de lijst te actualiseren, die TVL in zijn databestand had zitten. Voor een aantal verenigingen een hele klus. De verenigingen waarvan sommige gidsen nog niet met alle documenten in orde waren, kregen van Toerisme Vlaanderen begin juli een herinnering. Tot het einde van augustus kunnen de nodige documenten worden opgestuurd. Nadien zullen gidsen van het „oude regime‟ (dus ook wie ooit het getuigschrift via het Ministerie van Onderwijs behaalde) een EVC-dossier moeten indienen, als ze nog als erkende gidsen in het data-bestand van TVL opgenomen willen worden.
TD22 : Documenten in een (groeps)dossier
6 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen het plaatselijke dossier (dat dus op de zetel van de gemandateerde organisatie bewaard wordt) en het groepsdossier dat aan TVL wordt bezorgd. Een plaatselijk dossier bevat - per gids het aantal gidsbeurten (om de erkenning te krijgen minimum 5) - per gids de gevolgde bijscholingen (om de erkenning te krijgen minimum 12 uur) - per gids een document waarin deze verklaart de deontologische code te kennen en te zullen volgen - per gids een document waarin de gemandateerde organisatie verklaart dat de gids „kwaliteitsvol‟ werkt (zie verder kwaliteitskader) Het groepsdossier kan een overzicht zijn van alle gidsen met de verschillende rubrieken en het al dan niet voldaan hebben voor elk van deze onderdelen. Er zijn gemandateerde organisaties die zelf het aantal gidsbeurten bijhouden. Zij hoeven uiteraard alleen de rubrieken 2 en 3 op te vragen. Yves Verstraete van de Gidsenbond van Gent en Oost-Vlaanderen ontwierp een (interessant) formulier. Het kan een inspiratiebron zijn; iedereen mag het aanpassen (bv. met eigen logo) en gebruiken. Zie hiervoor de bijlage. Het document is in „word‟ opgesteld. Het logo kun je verwijderen door erop te klikken en te deleten. Uiteraard kan hier dan het eigen logo van de vereniging worden aangebracht.
TD23 : Intern kwaliteitskader In de overeenkomst „hernieuwing erkenning gidsen‟ (het contract van de gemandateerde organisaties) staat onder artikel 4.1. dat de organisatie een overzicht van de methodes waarop zij aan interne kwaliteitszorg doet, aan Toerisme Vlaanderen moet bezorgen. Voor het opstellen van die tekst kan men zich baseren op een tekst die op de website van Toerisme Vlaanderen is geplaatst. Die tekst vind je op www.toerismevlaanderen.be, vervolgens klikken op gidsen en reisleiders, erkenning en hernieuwing. In het overzicht verwijst men oa. naar „handvaten‟ en naar „sleutelvaardigheden‟. Dit punt komt zeker op de agenda van de algemene vergadering van oktober. Als er voldoende belangstelling bestaat, kunnen we binnen FTG een werkgroep oprichten om hierover van gedachten te wisselen.
TD24 : Kunststedenwerking De samenwerkingsovereenkomst tussen FTG en Toerisme Vlaanderen bepaalt oa. dat de kunst-steden een gezamenlijk project zouden moeten uitwerken. 7 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
De vertegenwoordigers van de kunststeden zijn al verschillende keren samengekomen. Hiervan werd op de vorige algemene vergaderingen verslag uitgebracht. De huidige stand van zaken is dat het algemene project „Hemels Vlaanderen‟ door Toerisme Vlaanderen als positief werd ervaren en dat hierop verder gewerkt kan worden. Elk van die steden zal nu binnen het algemene thema een deelaspect uitwerken.
TD25 : De groei van een FTG website Al geruime tijd wordt gewerkt aan een FTG-website, vooral door bestuurslid Frank Van de Heijning van de Kon. Gidsenvereniging Antwerpen. Het is de bedoeling om in deze materie samen te werken met Toerisme Vlaanderen.
TD26 : Een nieuw samenwerkingsakkoord met TVL De huidige samenwerkingsovereenkomst met TVL, die afgesloten was voor een jaar, is afgelopen. FTG wil graag verder werken met TVL rond een aantal punten. In de nieuwe overeenkomst zou FTG graag wensen, pijnpunten, actiepunten van onze verenigingen willen laten opnemen. Daarom een oproep naar al onze afgevaardigden en verenigingen om ons hun wensen en ideeën mee te delen, liefst nog vóór 2 september! De hamvraag is natuurlijk “Waarvan moet volgens jou FTG in de komende 2 à 3 jaar werk maken?”. Stuur je reacties naar het secretariaatsadres van FTG, per mail naar
[email protected], of met de post naar Johan Lowyck, Jagersstraat 60, 8200 Brugge.
ERKENNING TOERISTISCHE
GIDS
TOERISME VLAANDEREN
Intussen is er een invulformulier in jullie mailbox beland om uw erkenning van Toeristische gids Vlaanderen terug aan te vragen. We vragen deze formulieren ingevuld terug te sturen aan onze secretaris Frans Schippers, welke ze gebundeld voor het einde van 2010 zal doorsturen naar Toerisme Vlaanderen. Je kan dit doen per mail. Het ingevulde formulier eerst opslaan, en het opgeslagen formulier aan Frans doorsturen. Je kan het ook per post aan Frans doorsturen. 8 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Het Adres van Frans: Wezel 94 2400 Mol Tel. : 014/ 81 28 21
[email protected]
BEZOEK
AAN
IKONENVERZAMELING SD-WORX
IN
ANTWERPEN
Op woensdag 13 oktober 2010 bezoeken we de ikonenverzameling van SD-Worx in Antwerpen. We zijn dan te gast bij SD-Worx op de Brouwersvliet in hartje Antwerpen. De eerste lijst van deelnemers was zo snel volgeboekt, dat er velen op hun honger bleven zitten. We hebben dus een nieuwe aanvraag gedaan voor een bezoek in de maand november. Vanaf de datum vastligt sturen we een uitnodiging rond. Even meer informatie over SD-Worx. SD Worx is gespecialiseerd in human resources management. Klanten krijgen een complete dienstverlening: payroll, hr-diensten en juridisch advies. Door de jarenlange ervaring met loonberekening en personeelsbeleid is SD Worx voor de Belgische en de Europese bedrijfswereld de ideale partner bij het streven naar een resultaatgericht personeelsbeleid.
9 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
DE DIAMANTNIJVERHEID IN DE
KEMPEN (HERMAN KNAEPS)
Diamant en de Kempense slijperijen Inleiding Vergelijkbaar met de wereldomvattende „Industriële Revolutie‟ die de uitvinding door James Watt van de stoommachine veroorzaakt heeft, zo heeft diamant door de eeuwen heen en door alle culturen zijn sporen achtergelaten. In vergelijking met de uitstraling die van de Kerk uitging naar de bevolking, wat betreft rijkdom en kunst (elke grote kerk heeft toch zijn kerkschat van goud, zilver en edelstenen en bezit zijn kostbare meesterwerken van de beroemdste kunstenaars zoals Rubens, Michelangelo, enz. die tegen de wand hangen) en met de uitstraling die van elk Europees hof en de adel uitging naar de bevolking, wat betreft rijkdom (opgeborgen in schatkamers, zoals bvb de Tower of London of de Hofburg in Wenen) en de ontelbare kunstwerken van de beroemdste meesters die in alle musea tentoongesteld zijn, zo heeft diamant ook ingespeeld op de verbeelding van de bevolking, al sinds vele eeuwen geleden in India en Perzië en nadien in Europa, waar het begon van in de vroege Middeleeuwen. Hof, adel en Kerk waren toen de grootste afnemers van diamanten. De hele bevolking zag het en dat was precies de bedoeling: op die manier konden ze hun suprematie verkondigen1. Dat de Joden door heel dit systeem de hoofdrol gespeeld hebben, valt niet te ontkennen en is niet te verwonderen want men vindt Joden verweven in alle belangrijke zaken, zeker als het met kapitaal te maken heeft en zelfs het Christianisme is, met Jezus Christus, uit het Jodendom ontstaan. Maar in ons klein landje heeft deze diamantnijverheid zich ook in de Kempen ontwikkeld (naast de Antwerpse Joden) en heeft er diepe maar voorspoedige sporen nagelaten, waar iedereen trots kan op terugblikken.
1
We beschouwen alleen „onze‟ christelijke wereld en laten Islam, Boeddhisme, enz. er buiten, want hun wereld wordt waarschijnlijk meer gedomineerd door andere zaken.
10 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Wil ik nu onze Kempen met Hof, adel en Kerk vergelijken ? Neen, maar wel wil ik aantonen dat in dit diamantverhaal onze eenvoudige Kempenaars ook ongeveer een eeuw lang hun steentje hebben bijgedragen in de financiële, puur zakelijke wereld met zijn “glamour and glitter”. Laten we dit niet vergeten ! Om beter te beseffen hoe belangrijk de inbreng van onze Kempen is geweest, moet eerst het hele diamantgebeuren geschetst worden. Hier nu in ‟t kort: Het begon lang geleden met enkele avonturiers, die plots steenrijk werden, tot vandaag: rond diamant bestaat een zeer gereglementeerde, wereldomvattende en kapitaalkrachtige industrie met Antwerpen als draaischijf. Het laatste woord is hierover nog niet geschreven … Wat is eigenlijk diamant ? Diamant is een mineraal, maar het is het enige dat maar uit één element bestaat, namelijk koolstof (chemisch symbool C). Dit werd voor het eerst vastgesteld door de Engelse chemicus Sir Humphry Davy2 in ‟t begin van de 19°eeuw. Deze koolstof is afkomstig van organismen zoals planten en bomen, die honderden miljoenen jaren geleden groeiden, maar geleidelijk bedolven werden onder vele aardlagen, die over en onder elkaar schoven. Na langdurig aan enorme druk (de ene aardlaag stapelt zich boven op de andere) en extreme hitte (aardlagen worden steeds dieper in de aardmantel gedrukt) te worden onderworpen, ontstaat tamelijk zuivere koolstof (en vluchtige verbindingen, die weer grotendeels ontsnappen), die geleidelijk transformeert van veen, via bruinkool, steenkool, antraciet tot grafiet en diamant. In dit laatste stadium moet de koolstof onder vele aardlagen liggen van minstens 150 tot 200 km dik (druk ca. 60.000 kg/cm2 of 6 GPa) en heel diep in de aardmantel, waar het zeker 1500 à 2000 °C is. Onder deze omstandigheden worden de moleculen in de koolstof gelinieerd en worden de atomen dichter op elkaar gedrukt dan bij gelijk welk andere stof, zodat er een unieke kristalstructuur ontstaat, die van diamant het hardste materiaal op aarde maakt. Om diamanten in die structuur (dus een metastabiele toestand3) aan de oppervlakte te brengen, is een explosieve vulkaanuitbarsting nodig, die magma mét diamanten, tegen zo‟n 300 km/u naar boven spuit, zodat het samengeperste kristal geen tijd 2
Davy (1778-1829) is vooral bekend als de uitvinder (1809) van de naar hem genoemde mijnlamp. Naast een omvangrijk wetenschappelijk oeuvre, ontwikkelde hij ook de galvanische bescherming voor schepen, de booglamp, het lachgas N2O, e.a. Hij overleed waarschijnlijk door inademing van diverse giftige stoffen, die hij tijdens zijn experimenten inademde. Zijn leerling en laboratoriumassistent Michael Faraday zette zijn werk verder en werd (o.a. vanwege zijn „kooi‟) zelfs nog beroemder dan zijn leermeester. 3 Een metastabiele toestand, zoals bij diamant of glas, weerstaat een beperkte hoeveelheid verstoring van energie, maar indien een bepaalde drempelwaarde overschreden wordt, zoekt het systeem een meer stabiele toestand, dus evenwicht. Zo bvb kan een vensterglas een beetje doorbuigen, maar als dit iets te ver gaat, breekt ze. Energie en vorm zijn eigenlijk twee tegenstrijdigheden: hoe meer energie een systeem bevat, hoe meer het de neiging vertoont om van vorm te veranderen. Diamant heeft bij zijn vorming onder extreme druk en hitte, enorm veel energie opgeslagen en is dus erg gevoelig voor een verandering van structuur: een snelle evacuatie uit een vulkaan is dus essentieel om die energie te behouden.
11 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
krijgt om af te koelen en terug grafiet of antraciet zou worden (zie verder onder Kimberliet). Als alles gunstig verloopt, kunnen diamanten gevonden worden in de kraterpijp zelf of langs rivieren, die magma hebben meegevoerd en ergens onderweg de diamanten hebben achtergelaten (alluviale erosie). Grafiet is een zwart glanzend gesteente met een geringe hardheid maar diamant is een transparant gesteente met de allerhoogste hardheid: het staat helemaal alleen gerangschikt op trap 10 van de hardheidsschaal van Mohs4. Deze hardheid is trouwens de meest opvallende karakteristiek van diamant. Deze specifieke eigenschappen van beide stoffen worden etymologisch geïdentificeerd: grafiet komt van het Griekse woord „γραφειν‟ [grafein] (= schrijven) want grafiet is, bvb vermengd met klei, het schrijvend onderdeel van een potlood diamant komt van de samenstelling van „διαφανης‟([diaphanès] (= transparant) en „αδαμας‟ Een „ruwe‟ diamant
De „ideale‟ kristalvorm
[adamas] (= onoverwinnelijk i.v.m. de hardheid).
De meest verspreide vorm van een diamantkristal is de octaëder met acht driehoekige vlakken, zes hoekpunten en twaalf ribben, net zoals twee piramides die met hun bases op elkaar staan. Maar in de natuur komt deze ideale vorm zelden voor en moet er geslepen en gepolijst worden om een presentabel product te bekomen. Zeg niet zomaar diamant tegen DIAMANT. Vanwege de ideale optische eigenschappen is diamant bijzonder geschikt om in juwelen verwerkt te worden. De uitmuntende glans (in vaktaal „adamantine‟ genoemd) ontstaat door terugkaatsing en is afhankelijk van de structuur van het oppervlak en de brekingsindex5: hoe groter de lichtbreking, hoe sterker de glans. Bovendien ontstaat door de hoge dispersie (kleurschifting)6 het prachtige kleurenspel, het zo begeerde sprankelende „vuur‟, wat door de diamantair ook wel „spel‟ genoemd wordt. Het „vuur‟ in diamant
Bij de slijpvorm „briljant‟ wordt de ideale toestand van maximale reflectie en dispersie bereikt en daarmee ook de
4
Friedrich Mohs (1773 – 1839) is een Duitse mineraloog, die in 1812 een hardheidsschaal voor mineralen ontwikkelde, toen hij voor zijn werkgever, een rijke Weense bankier, een collectie edelstenen moest identificeren. Hij zocht naar typische fysische kenmerken en één ervan was de hardheid: een steen die een kras kan maken op een andere, is harder dan die andere. Zo kwam de hardheidsschaal tot stand. Of die bankier gelukkig was met al die krassen op zijn edelstenen, is niet bekend … Maar Mohs‟ hardheidsschaal wordt nog steeds gebruikt. 5 Brekingsindex : verhouding van de lichtsnelheid in lucht en in diamant. De lichtsnelheid in lucht is ongeveer 300.000 km/sec maar in diamant vermindert die snelheid tot ong. 124.100 km/sec. Verhouding = 2,417 6 Dispersie: in een prisma wordt een straal wit licht niet alleen gebroken maar ook gespreid in de regenboogkleuren, omdat elke kleur een andere golflengte heeft en dus een andere brekingsindex.
12 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
hoogste schittering: de briljant is een symfonie van „vuur en ijs‟ en „licht en kleur‟. Heel de wereld bedankt de Antwerpse diamantair (van Joodse afkomst) Marcel Tolkowsky (1899–1991), die deze slijpvorm in 1919 bedacht en berekend heeft en waarmee duizenden Kempense diamantslijpers hun „steentje‟ hebben doen schitteren ! Niet alle diamanten worden tot juweel verwerkt, want diamant heeft nog meer uitzonderlijke eigenschappen die gretig toepassingen vinden in de industrie. De hardheid is er een van: steentjes met scherpe punten en harde randen kunnen in hun natuurlijke staat benut worden op slijpschijven of op rotsboorkoppen. Bij petroleumboringen gebruikt men ze, want een boor met diamanten in de kop, kan tot 2 km diep boren voor ze versleten is. Als diamantjes verbrijzeld en geslepen worden, ontstaat er een afvalproduct, ‘boort’ genaamd, die gebruikt wordt in slijpmachines en om andere diamanten te zagen of te polijsten. De geringe wrijving voorkomt verhitting van de slijp- of zaagoppervlakken en de extreem lage thermische uitzettingscoëfficiënt garandeert dat de afmeting van een diamantzaag, bij precisiewerk, behouden blijft. De zeer lage wrijving en de hardheid heeft vanaf de jaren ‟50 de metalen pick-up naald vervangen. Toen had iedereen minstens één diamant in huis, meestal zonder het te beseffen. Bij delicate microchirurgie aan de ogen, de hersenen of de zenuwen gebruikt men een bistouri met diamantpunt: de lage wrijving laat toe gemakkelijk fijne sneden in het weefsel te maken en de hardheid voorkomt dat de randen van de snede beschadigd worden. Bovendien is diamant hydrophobisch (waterafstotend), waardoor fijne schijfjes weefsel niet aan het mes blijven kleven. En wanneer u naar de tandarts gaat, is de kans niet gering dat uw tand met een diamantboor wordt uitgehold. Diamant bezit van alle vaste stoffen de kleinste soortelijke warmte en de hoogste warmtegeleiding (5 keer groter dan zuiver koper) en is daarom de ideale stof voor elektronische chips. Meestal worden hiervoor synthetische diamanten gebruikt. Ook is diamant een uitzonderlijke elektrische isolator maar in aanwezigheid van borium, wordt hij een halfgeleider. De elektrische weerstand van zulke geleidende diamanten is zeer temperatuurgevoelig en daarom wordt ze gebruikt in extreem gevoelige thermometers, die tot een miljoenste van een graad Celsius nauwkeurig meten. Ook in de ruimtevaart wordt diamant benut vanwege zijn spectrale transmissie: een kleurloze diamant is transparant in het spectrum van ultraviolet tot infrarood en werd daarom in de camera van de Venussonde toegepast en eveneens op de neus van infrarood raketten (warmtezoekend) om een koersafwijking vanwege breking der lichtstralen in regendruppels en inwerking van zuur te voorkomen (want diamant is zuurbestendig). 13 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Sinds wanneer kent men diamant ? De oeroude hindoeïstische gezondheidsleer Ayurveda (letterlijk: „Kennis van het Leven‟), die door de goddelijke kosmische geest Brahma ruim 3000 jaar v.Chr7. werd geopenbaard, spreekt van de geneeskrachtige werking van diamanten: het Licht (of Kracht) van de Schepper wordt door de planeten naar de aarde gestuurd en de edelstenen ontvangen, bewaren en verspreiden deze energie, waarbij diamant, Enkele « alluviale » diamanten geassocieerd met de planeet Venus, de voornaamste plaats inneemt, vanwege zijn hoge opgestapelde energie (zie hierboven in de ontstaansgeschiedenis van diamant). Een andere aanwijzing ligt in de „Sprookjes uit 1001 Nacht‟8 wanneer Sindbad de Zeeman in zijn „Tweede reis‟ in de „Vallei der Diamanten‟ gesukkeld is9. Ook Marco Polo verhaalt in 1298 in zijn boek „Il Millione‟ (De Miljoenen Wonderen) precies hetzelfde en lokaliseert die diamantenvallei in Centraal Azië langs de grens van Khurasan (tegenwoordig NO Iran), maar dat betekent ook de „Indus Vallei‟, die zich uitstrekt van Punjab tot de Arabische Zee, en waarmee dikwijls heel India en Perzië tezamen bedoeld werd. Nogal onduidelijk … dus raadpleeg misschien beter een atlas ! In de Perzische en Arabische culturen bestond een verering van diamanten al lang voor er in de Europese beschaving sprake over was. De Bijbel spreekt ook van edelstenen en diamant op de borstplaat van de opperpriester. Vanwege haar overvloed aan edelstenen (in een encyclopedie in „t Sanskriet werden 22 edelstenen, waaronder diamant, uitvoerig beschreven) werd India van 700 tot 300 v.Chr. over heel Europa bekend. Alexander de Grote heeft daar ook een rol in gespeeld, toen hij in 327 v.Chr. de eerste diamanten als oorlogsbuit van zijn veroveringstocht in Punjab en de Indusvallei meebracht. 7
Elke geraadpleegde bron op Internet vermeldt een andere periode, die varieert van 4500 jaar v.Chr. tot 1000 jaar geleden (sic !). Ik weet het niet precies want ik was er niet bij. Wij kijken niet op een paar jaartjes … 8 Sommige verhalen zijn ouder dan de christelijke jaartelling, andere werden in de Middeleeuwen toegevoegd. Alhoewel meestal wordt aangenomen dat deze verhalen van Perzische oorsprong zijn, toch blijken ze uit India te komen en zelfs cultureel deel uitmaken van een oude Indiase religie (Jaïnisme) die nu nog aanhangers vindt in Punjab (= 5-stromenland, genoemd naar de Indus en zijn bijrivieren) in NW India. 9 Dit verhaal wordt in het pretpark “De Efteling” aanschouwelijk uitgebeeld: in een vallei liggen ontelbare diamanten zo maar voor het oprapen maar gigantische giftige slangen bewaken die schat. Sindbad is doodsbang. Hij ziet ook een reusachtige vogel en bemerkt dat die op de slangen jaagt. Van op de rotswand gooien jagers stukken vlees in de vallei, de vogel pikt ze op en vliegt er mee naar zijn nest maar er blijven veel diamanten aan het vlees kleven, want die vogel eet geen diamanten en laat ze dus liggen. De jagers moeten dan alleen nog maar de vogel van zijn nest jagen en de diamanten in hun zak steken. Sindbad wikkelde zich toen helemaal in brokken vlees, rolde zich door de diamanten en werd dan opgepikt door de vogel. Zo ontsnapte hij aan de moorddadige slangen en kon bovendien in het nest van de vogel een hoop diamanten oprapen, waarna hij rijk naar Bagdad terugkeerde.
14 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Geologisch10 gezien, ligt het voor de hand dat er in India diamanten gevonden kunnen worden: tientallen miljoenen jaren tektonische activiteit, vormen een ideaal kader om diamanthoudende vulkaanuitbarstingen te veroorzaken, die na miljoenen jaren regen en smeltende Himalayasneeuw, de diamanten uit hun verharde magma losmaakten en wegspoelden, tot ze bleven steken tussen de keitjes langs de oevers van enkele rivieren (= alluviale vindplaatsen). De oudste vermeldingen (Plinius de Oudere) spreken van de rivier Mahanadi in de omgeving van Sambalpur (nu deelstaat Orissa). Hier begon eeuwen voor Christus de diamantexploitatie maar rond de 13° eeuw werden nieuwe diamantvelden geopend in Huidige resten van het Golkonda fort Golkonda (10 km west van Hyderabad), die prompt beveiligd werd met een enorm fort. Onder de term „Indiase diamant‟ verstond men toen ook andere Aziatische vindplaatsen zoals in Borneo (bvb. Landak), Hindustan, enz. Hoe kwamen die diamanten in Europa ? Joden spelen een hoofdrol. A - Voorgeschiedenis We zagen al dat Alexander de Grote met diamanten naar Europa terugkeerde (men vertelt dat hij elke nacht een diamant onder zijn oorkussen legde en er zijn „ayurvedische kracht‟ uit putte) maar er moeten eerder al reizigers geweest zijn, die diamanten meegebracht hebben, want in het British Museum in Londen staat een Oudgrieks beeld uit de 6° eeuw v.Chr. waarin enkele (ruwe) diamanten verwerkt zijn. Tot einde 14° eeuw kwamen de meeste diamanten na een lange,
Golkonda, de historische vindplaats van diamant
lastige en gevaarlijke karavaantocht en zeereis uit India en Borneo tot in Europa (deels langs de zgn. „Zijderoute‟). Veel diamanten moesten onderweg afgestaan worden als tolgeld of werden door struikrovers en piraten afhandig gemaakt. Op strategische punten langs deze route, zoals Karavaanroutes tot einde 15° eeuw
Constantinopel, Aden, Cairo en andere steden, ruilden Joodse handelaars de blinkende
10
India, samen met Antarctica en Australië, is zo‟n 200 miljoen jaar geleden afgescheurd van het Afrikaans continent en 85 miljoen jaar geleden kwam India los van de rest en schoof op zijn eentje 6000 km naar het noorden tot het 55 miljoen jaar geleden tegen Azië botste en de vroegere Tethyszee onder de Aziatische plaat drukte, waardoor, zelfs vandaag nog, de Himalaya nog verder opgestuwd wordt.
15 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
steentjes tegen goud en zilver, die voor de Arabische reizigers blijkbaar meer waarde hadden dan diamanten. De Joden deden „gouden‟ zaken want in de Middeleeuwen waren diamanten in Europa een grootste zeldzaamheid en tegelijkertijd erg gewild, zodat bij de verkoop in Venetië, Parijs, Frankfurt of Brugge (steden die toen een hoge welvaart kenden) astronomische prijzen konden aangerekend worden. Dit werd nog aangewakkerd door verhaaltjes over diamanten, die een „genezende kracht‟ zouden bezitten (geïnspireerd op de hierboven beschreven „ayurveda‟) of een garantie in de liefde11 zouden zijn en nog een hoop andere onwaarschijnlijke nonsens. Naast de magische of beschermende krachten, zijn diamanten het symbool van rijkdom. Ze vormen een onderdeel van bijna alle kroonjuwelen, schatkamers en museale collecties. Heel lang was het dragen van een diamant een exclusief voorrecht voor koningen en adel. Lodewijk IX (“de Heilige”)12 verbood alle vrouwen, zelfs prinsessen, zich met een diamant te tooien, want in zijn ogen was alleen de H. Maagd Maria gerechtigd zulk kostbaar sieraad te dragen. B – Eerste periode : Indiase diamant en Portugees monopolie Sinds de late middeleeuwen wedijverden de zeevarende mogendheden met elkaar in de overzeese handel. De rijkdommen uit Oost-Azië bleven een moeilijk bereikbaar goed. Portugal ontdekte de Kaap de Goede Hoop (Bartolomeu Diaz in 1488) en 10 jaar later voer Vasco da Gama rond deze kaap naar India13. Ze hielden zeekaarten met de vaarroute lang geheim om zeker alle concurrenten af te houden. De Portugezen stichtten o.a. in 1510 de kolonie Goa op de Indiase westkust Malabar en brachten een ommekeer teweeg in de hele Europese economie: karavaanroutes werden niet meer gebruikt, want de zeereis naar zijde, specerijen en tevens ook diamanten uit India en Borneo, was veel veiliger, sneller en goedkoper. Bijgevolg werd Lissabon, als thuishaven van de Portugese handelsvloot, de Europese invoerhaven van alle Aziatische producten, dus ook diamanten. De Joden in Lissabon stortten zich massaal op de diamanthandel en richtten er ateliers14 op om de ingevoerde ruwe diamant te slijpen en te polijsten alvorens ze op de markt te brengen. Ze bekwaamden zich
De ontdekkingsreis (juli 1497 tot sept. 1499) van Vasco da Gama
11
De punt van de pijl van Cupido was gemaakt van diamant … Die „Heilige Lodewijk‟ liet in de Camargue (Z-Frankrijk) de stad Aigues Mortes (en nog veel meer) bouwen om er in 1248 te vertrekken op de 7° kruistocht, waarbij hij gevangen genomen werd en dan naar Syrië vluchtte. Tijdens de 8° kruistocht in 1270 stierf hij aan dysenterie onder de muren van Tunis en werd daarna prompt „Heilig‟ verklaard. 13 Voor die tijd wist men nog niet dat de Atlantische Oceaan met de Indische Oceaan verbonden was. 14 Die ateliers verdwenen met de uitdrijving van de Joden (eind 15° - begin 16° eeuw) en de zeldzame ateliers die dan nog restten (bvb van crypto-Joden>zie voetnoot 14), werden van de kaart geveegd bij de aardbeving van Lissabon in 1755 (kracht 9+ op de schaal van Richter). Bij de wederopbouw van de stad door Markies de Pombal werden de zeldzame (vernielde) ateliers niet meer in het nieuwe stratenplan (schaakbordpatroon) opgenomen. Tegenwoordig is het vruchteloos zoeken naar overblijfselen van die „diamanten tijd‟ in Lissabon. Geen enkele straat- of plaatsnaam verwijst nog naar die diamanthandel van toen. Men zou zeggen dat ze nooit bestaan heeft … 12
16 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
tot echte meesters in het vak en hun reputatie verspreidde zich snel over heel Europa. Sommigen werden zelfs schatrijk. De zelfstandige geldhandel en aanverwante bezigheden, zoals het verlenen van leningen en kredieten en ook het bewerken van diamanten (want dit hoorde bij het vak, bvb als onderpand), was het enige, waarmee Joden hun brood konden verdienen, want sinds de christelijke tijden waren Joden in heel Europa uitgesloten van alle beroepsgilden en ze mochten zelfs geen handelsverenigingen stichten. Maar voor de Portugese Joden brak een moeilijke tijd aan: bij het huwelijk in 1497 van de Portugese troonopvolger met de dochter van de Spaanse koning, moesten ook de Spaanse wetten toegepast worden en volgens het Spaanse „Alhambradecreet‟ uit 1492 werden dus in Portugal ook alle Moslims en Joden buiten gekegeld15. Om aan de Inquisitie te ontsnappen, namen ze de benen en vluchtten met hun slijpmolens onder de arm naar het welvarende Antwerpen (Amsterdam kwam pas een eeuw later tot ontwikkeling), waar ze gastvrij ontvangen werden16. De rijke Sephardim Joden richtten er weer hun diamantateliers op en stelden de minder rijke Ashkenazim Joden17 (die er al lang woonden) tewerk aan de slijpmolens. Toen in 1585 Antwerpen ook Spaans grondgebied werd, moesten hier alle Joden ook weer ophoepelen. Ze trokken dan, met zoveel anderen, naar Amsterdam, buiten het bereik van de Spaanse Inquisitie en namen opnieuw hun slijpmolens mee, zodat nu het centrum van de diamantbewerking naar Amsterdam verlegd werd. Ondertussen onderhielden de Joden hun familierelaties met achtergebleven (crypto-)Joden in Lissabon: dat was belangrijk voor de handel want Portugal bezat nog steeds het monopolie van de aanvoer van oosterse producten, zoals specerijen en diamanten. Ook de contacten met hun (Joodse) leveranciers in de diamantmijnen in India, bleven bestaan. C – VOC & EIC - Londen wordt centrum van diamanthandel In Amsterdam kwamen niet alleen Joden bijeen maar ook de hele Antwerpse intelligentsia met haar welvaart (uit Antwerpen‟s 16° „Gouden‟ Eeuw). In dit oorspronkelijk onbeduidend vissersdorpje, werd men wakker en met het geld van 15
Joden waren meestal hoog geschoold en steenrijk: het Hof en de rijke adel deden meermaals beroep op hen voor leningen en kredieten (ook bvb voor financiering van legers om oorlogen te voeren) en in bepaalde „delicate‟ gevallen (met een „reukje‟ aan) werden soms woekerinteresten aangerekend tot zelfs 400 % !. Het Portugese Hof wou deze „nuttige‟ Joden behouden en bedacht daarom een oplossing door ze te bekeren tot christenen. Velen deden het (onder dwang) maar bleven ondergronds toch hun religie trouw. Ze worden crypto-Joden genoemd of Maranos (naar een oud Portugees werkwoord dat „gebrek hebben‟ betekent, hier dus „geen christen zijn‟ – anderen zeggen dat het „varken‟ betekent). 16 In de Nederlanden heerste toen een periode van relatieve rust na het vertrek in 1515 van Karel V uit Gent om koning van Spanje te worden. Hij liet de Nederlanden aan hun lot over maar bleef wel (oorlogs-)belasting opeisen (denk aan oorsprong van Gentse „stroppendragers‟), tot de protestantse rebellie de breuk met Spanje inluidde. Alles wat overhoop lag met de Spaanse „dwingeland‟, werd bondgenoot van de opstandelingen en was dus welkom. 17 Joden uit Spanje en Portugal noemt men “Sephardim”, afgeleid van het Hebreeuwse woord voor Iberië. Zij die uit Oost Europa komen noemt men de “Ashkenazim”, afgeleid van het Hebreeuwse woord voor Germanië. Sommige familienamen verraden meestal hun Joodse afkomst, zoals bvb Pereira, Cardozo, Nunes, Spinoza, da Costa, Belinfante (Sephardim) en Polak, Hamburger, Moszkowicz, Van Praag, Cohen, Oppenheim (Ashkenazim).
17 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
uitgeweken Antwerpse rijke burgers en dito Joden richtte men er in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op18. De Joden participeerden uit eigen belang want ze wilden verzekerd blijven van een regelmatige aanvoer van diamanten uit India, het voorwerp van hun enige bron van inkomsten. Maar wat betreft de diamanthandel en -bewerking moesten Joden wel clandestien blijven werken want (tot het verwerven van gelijkberechtiging in 1796) ze werden niet toegelaten in ambachtsgilden en konden nooit geldige contracten tussen partijen afsluiten. Het is in die tijd dat de Joden het gebruik ingevoerd hebben om in de diamanthandel zaken mondeling te bezegelen met één woord ‘mazzel’. Dit woord19 had (en heeft nu nog) een veel krachtiger betekenis dan een geschreven contract, en wie zich niet aan de afspraken houdt, wordt uit heel de diamantgemeenschap uitgesloten en is virtueel geruïneerd. “De 7 Provinciën” was het VOC vlaggenschip uit 1665 van admiraal Michiel De Ruyter
Ook de Britten hadden in India vaste voet aan land gekregen met hun reeds in 1600 opgerichte Britse East-India Company (EIC)20. Nederland en Engeland, voormalige bondgenoten tegen Spanje en Portugal, zijn tegen het midden van de 17de eeuw, de twee grote zeemogendheden. Zij beconcurreerden elkaar heftig en lagen voortdurend in oorlog, waarbij Nederland uiteindelijk het onderspit dolf en een aantal Britse beperkende economische maatregelen moest incasseren, Vlag van EIC uit 17° eeuw stond model voor de „Stars and Stripes‟ van de VSA waardoor de activiteiten van de Nederlandse koopvaardijvloot sterk beperkt werden. Een eerste Britse handelspost in Surat werd opgericht in 1608 maar de Britten bleven nog lang betrokken bij schermutselingen met Portugezen en de Nederlandse VOC. Door fijnzinnige diplomatie21 werden ten slotte alle Portugezen en 18
Tijdens een periode van „experimenten‟ zocht men eerst naar een doorweg langs het noorden, maar de schepen bleven steken in het pakijs („Overwintering op Nova Zembla‟ 1596-97) en dan werden nog enkele doorbraakpogingen gedaan met diverse „voorcompagnieën‟ met wisselend succes tot er door samenbundeling van al de voorgaande compagnieën, één compagnie: de VOC gesticht werd, onder leiding van Johan van Oldenbarnevelt. 19 „Mazzel‟ is Jiddish en betekent ‘geluk’. Het Jiddish is een Germaanse taal. Het Nederlands kent veel woorden uit het Jiddish, bvb: tof, smeris, bajes, bolleboos, gappen, kapsones, smoes, en nog vele andere. Tegenwoordig zijn de afspraken in de diamantwereld nog altijd zeer streng: wanneer iemand zijn woord breekt of iets anders mispeutert, wordt zijn naam in de Beurs voor Diamanthandel op een prikbord gehangen en binnen de 24 uur zijn ALLE BEURZEN OVER HEEL DE WERELD op de hoogte. Dat is meestal dodelijk voor alle zaken van die persoon. 20 Deze compagnie werd gesticht nadat Engeland de Spaanse Armada verslagen had in 1588 (dank zij een belangrijke Maranos-koopman, die ijlings met een schip van Lissabon naar Engeland voer en de Engelsen op tijd van de komst van de Armada kon inlichten). De EIC was leidinggevend bij de stichting van Brits-Indië, stichtte ook Hongkong en Singapore, hield Napoleon gevangen op St.Helena en vervoerde de balen thee, die voorwerp waren van de „Boston Tea Party‟ (1773), waarmee uiteindelijk de geboorte van de Verenigde Staten van Amerika werd ingeluid > hierdoor het verband met de „Stars and Stripes‟ van de USA. 21 In 1615 sloot Engeland een handelsovereenkomst met de Mogol (Jahangir), die over 70 % van India heerste, en bekwam de exclusieve rechten voor het vestigen van handelshuizen in Surat en andere gebieden. Engeland beloofde aan de Mogol alle gewenste Europese waren en rariteiten te leveren. Zo waren beide partijen tevreden !
18 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Nederlanders22 verdreven en werd India voor Engeland de „Jewel in the Crown‟23. De VOC verdween van het toneel in 1799. Van de Joden, die uit Spanje en Portugal verdreven werden, nestelden zich ook „Maranos' in Londen, waar ze vanwege hun familie banden, een belangrijke schakel waren in de handelsactiviteiten van de EIC. Ze kregen van de Britse EIC (die al in 1609 van koning James I onbeperkte en absolute volmachten bekomen had) ook individuele licenties om ruwe diamant te importeren, in alle legaliteit, op voorwaarde dat ze zich niet openlijk als Jood gedroegen. Oliver Cromwell bevestigde dit in 1656 (Engeland lag toen in oorlog met Spanje), en voerde zelfs onderhandelingen om rijke Joden uit het Amsterdams diamantmilieu naar Londen te laten komen, als waardevolle handelspartners (Joden hadden immers overal hechte familiebanden en een „neus‟ voor zakendoen !), om de handel van de EIC op te drijven. Londen werd nu het wereldcentrum van de diamanthandel. Tot het einde van de 18° eeuw werd het merendeel van de Indiase diamant die in Londen aangevoerd werd, voor verdere bewerking doorgestuurd naar Amsterdam waar de Ashkenazim-Joden de steentjes verder bewerkten, maar toch hadden ze er nog altijd met beroepsbeperkingen te maken want de „Gelijkberechtiging” was nog ver af. Toen de godsdienstoorlogen in 1648 voorbij waren, keerden vele Joodse slijpers terug naar Antwerpen omdat in het Gereformeerde Amsterdam de leefvoorwaarde voor andersdenkenden sterk bemoeilijkt werd, terwijl Antwerpen een meer „open‟ politiek voerde. Die terugkeer kwam slechts aarzelend op gang (eerst „de kat uit de boom kijken‟) en dit verklaart waarom de meest bekende Indiase diamanten, zoals de Cullinan en Hope, herslepen werden in Amsterdam en niet in Antwerpen ! De Antwerpse slijpers werden wel bevoorraad uit Amsterdam (via Londen), maar daar behielden de slijpers voor zichzelf de mooiste stenen, want die waren gemakkelijker te bewerken. Stenen van lagere kwaliteit werden naar Antwerpen doorgestuurd, waar men van de nood een deugd maakte en de slijptechnieken zodanig perfectioneerden, dat slijpers toch nog het beste konden halen uit die minderwaardige stenen. Als vanzelf ontwikkelde er zich een hoge graad van snij- en slijptechniek en werd Antwerpen spoedig wereldvermaard voor schitterende kwaliteit en ongeëvenaard vakmanschap.
22
De VOC bleef nog lang handel drijven in het Verre Oosten maar uiteindelijk overtroefde de Engelse EIC de Nederlanders in de handel met textiel, opium en thee en de hele 18° eeuw ging het bergafwaarts met de VOC vanwege corruptie en slecht management, alsmede een aantal oorlogen met Engeland, waarvan de „Vierde Engelse Oorlog’ (1780-1784) de nekslag voor de VOC betekende. Veel schepen met kostbare goederen vielen in Engelse handen. De VOC raakte diep in de verliescijfers en werd formeel op 31 december 1799 opgeheven. 23 India werd vaak zo genoemd, omdat het voor de Britten het meest waardevolle land was tot haar onafhankelijkheid in 1947. Figuurlijk ook omdat er 's werelds grootste diamant werd gevonden: de Koh-i-Noor (Berg-van-Licht), nu deel van de kroonjuwelen van het Verenigd Koninkrijk, bewaard in de „Tower of London‟.
19 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Deze uitstekende Antwerpse reputatie leidde er toe dat al de Europese vorstenhuizen hun zogenaamde „Hofjoden‟ uitstuurden om hier geslepen stenen en juwelen te komen kopen. Ze selecteerden de mooiste (lees: duurste) diamanten om een vorstelijke drang naar luxe in te willigen, maar die Hofjoden waren vooral ook vertrouwenspersonen die, naast diplomatieke diensten, aan vorstenhuizen de nodige kredieten verleenden om plotse grote behoeftes aan baar geld te bevredigen (bvb om legers op de been te brengen)24. D - Tweede periode: Diamant uit Brazilië Begin 18° eeuw raakten de voorraden diamant in India uitgeput, maar gelukkig ontdekte enkele goudzoekers in 1725 in Brazilië (toen een Portugese kolonie) nieuwe alluviale diamantvelden met, zoals in India, gemakkelijk op te rapen diamant. Dit veroorzaakte een ware diamantrush naar de bergrivieren in de provincie Minas Gerais, ten NW van Rio de Janeiro, en later (1748) naar de binnenlanden van de Mato Grosso. Daar moesten hopen zand en grind, volgens de goudzoekermethode, met de hand uit de rivieren geschept worden, gewassen en gezeefd25, tot er diamanten overblijven. Dat was een enorm werk, waarvoor hele scheepsladingen slaven uit de Afrikaanse oerwouden in Bahia aan land gezet werden. Die diamantvindplaatsen werden spoedig het werkterrein van gelukzoekers en avonturiers die de inheemse indianen niet gerust lieten26. Conflicten bleven natuurlijk niet uit: vele diamantzoekers kwamen om door pijlen uit blaaspijpen, knuppels en machetes. Aanvankelijk werden de gevonden diamanten op de vrije markt verkocht tegen klinkende munt, maar reeds na enkele maanden reageerde de Portugese overheid, die haar inkomsten wou verhogen, door hoge belastingen op te leggen: eerst aan de mijnbouwers en hun slaven en dan op de diamanten zelf. Het water uit de Rio Jequetinhonha bij Diamantina is via een kanalisatie afgeleid. In de opgedroogde bedding liggen „alluviale‟ diamanten.
Ondanks de strenge controle in het diamantgebied (gecentreerd rond „Diamantina‟) werd er toch schandalig gesmokkeld. Vanaf 1739 trachtte de regering die smokkel in te dijken door de mijngebieden in concessies te verdelen en te verkopen aan de hoogste bieder, firma of individu, die verplicht werd alle diamanten uitsluitend aan de regering te verkopen. Later (1753) werd de 24
De Oppenheimers, die de leiding in handen hebben van “De Beers”, zijn nazaten van een beroemde hofjood, Samuel Oppenheimer, die in Wenen voor keizer Leopold I niet alleen de mooiste steentjes uitzocht, maar ook o.a. de Turkse Oorlog (1683) en de Spaanse Successieoorlog (1702) financierde. 25 Zand, grind en water worden in een conische schotel gestort, die men behoedzaam rondslingert. Het lichtere materiaal vliegt over de rand en het zwaardere, met –hopelijk- ook diamanten, blijft in het midden liggen. 26 Vele indianenstammen leven nog in het „Stenen Tijdperk‟ en hebben nog nooit een blanke gezien, ze kennen geen paarden („grote honden‟) en nog minder geweren („donderstokken‟). Bij de minste verdachte beweging wordt de hele groep indringers uitgemoord. Voor Indianen is doden geen misdaad, maar gewoon een manier om hun eigen soort te laten voortbestaan: elke vreemde in hun jachtgebied is een concurrent te veel.
20 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
diamantwinning en de diamantverkoop zelfs een regeringsmonopolie. Daarom werden in Lissabon Koninklijke agentschappen opgericht, die het alleenrecht hadden om diamanten te verkopen. Het waren natuurlijk de kapitaalkrachtige Joden die deze agentschappen opkochten en daarmee het monopolie verwierven voor alle verkoop van diamanten. Na de Lissabon-aardbeving van 1755, waren zij de enigen die ongehinderd alle diamanten direct uit Brazilië naar Amsterdam, Antwerpen en Londen mochten verschepen. Volgens gegevens van de Britse Oost-Indische Compagnie controleerden de Joden rond eind 18° eeuw de ganse wereldhandel in diamant. Van 1771 tot 1787 had een Hollandse Jood, Daniel Gildemeester het monopolie in handen, maar hij moest echter zijn zaak sluiten omdat hij betrapt werd in uitgebreide smokkel, want die bleef nog altijd onverminderd voortduren. Een van zijn opvolgers was de Britse bankier Alexander Baring samen met de Hollandse bankier en handelaar John Hope (de belangrijkste handelsagent in Noord Europa): zij zorgden er voor dat Portugal zijn schulden voor de financiering van de oorlogen tegen Frankrijk (1791) en Spanje (1802) kon terugbetalen. Om dit te bereiken werden alle middelen ingezet om de productie van diamanten op te drijven, maar zelfs modernisering en mechanisering van de installaties en economische versoepelingen (bvb fusies van mijnen, financiële samenwerking met de Londense Banken, enz.) konden de diepe put van de Portugese schatkist nog niet dempen. De mijnwerkers moesten meer presteren maar werden toch onverminderd hoog belast: dus reageerden ze op hun eigen manier, wat er op neerkwam dat ze nog meer smokkelden. Men kan aannemen dat van al de Braziliaanse diamant, die gedurende de 1° helft van de 19° eeuw, Portugal en Noord Europa bereikte, er zeker de helft gesmokkeld was. De Napoleontische oorlogen verstoorden de wereldhandel in diamant, vooral nadat Franse troepen Portugal bezet hielden van 1807 tot 1808. De Portugese regering kon ontvluchten naar Brazilië en nam (bijna) de hele voorraad diamanten mee uit de bankkluizen van Portugal. Wat overbleef, kwam in Parijs terecht. Tezelfdertijd versterkte de Britse aanwezigheid in Brazilië zich met de vestiging in Rio in 1808 van de firma Samuel, Philips en Co, die samen met Nathan Rothschild (°16/09/1777 – †28/07/1836 en hoofd van de machtige Bank of England in Londen), de handel in diamanten combineerde met internationaal bankwezen tot 185527. Zij bewerkten dat Portugal de diamantindustrie kon nationaliseren in 1821, gevolgd door de onafhankelijkheid van Brazilië in 1822.
27
Vanaf 1811 betaalde Rothschild de troepen van Wellington, die oorlog voerden in Portugal en Spanje tegen Napoleon, en later financierde hij nieuwe legers, die Britse bondgenoten samenstelden na de fatale Russische veldtocht van Napoleon. Zijn netwerk van agenten, transporteurs en koeriers voor de goud- en geldtransporten was zo efficiënt, dat hij Napoleon‟s nederlaag in Waterloo een hele dag eerder wist dan de officiële boodschappers van de regering. Men beweert zelfs dat deze „voorkennis‟ hem in staat stelde die dag op de beurs een enorme winst te boeken.
21 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Het onafhankelijke Brazilië eiste de Portugese monopolies op maar ondertussen (1830-1840) werd de diamantindustrie vrijgegeven voor de duizenden onafhankelijke mijnbouwers, die uiteindelijk toch onder Braziliaans gezag kwamen. De dubbelzinnigheid van de contractuele verbintenissen en vooral de geleidelijke uitputting van de mijnvelden, leidde tot een abrupt einde van de Braziliaanse diamantproductie na 1850. (Ze ligt tegenwoordig nog op minder dan 2 percent van de wereldproductie). E - Derde periode: Zuid Afrika De eerste Zuid-Afrikaanse diamant werd in 1866 gevonden door een jonge knaap Erasmus Jacobs, die tussen de keitjes op de oever van de Oranje rivier een „wit‟ steentje zag liggen (tot dan vermoedde niemand het bestaan van diamanten in Z.Afrika). Hij gaf het aan zijn vader, die het door zijn buurman Schalk van Niekerk liet identificeren in Grahamstown door Dr.W.G.Atherstone. Toen bleek het een diamant van 21,25 karaat te zijn. De steen werd „Eureka‟28 gedoopt. De volgende jaren werden er nog meerdere diamanten gevonden29 maar toen in 1871 een exemplaar van 83,50 karaat gevonden werd op de helling van de berg „Colesberg Kopje‟, in de farm „Vooruitzigt‟ van de gebroeders Diederik Arnoldus en Johannes Nicholas De Beer, (deze steen kreeg later de naam „Star of South Africa‟) ontstond onmiddellijk een „diamond rush‟ van duizenden avonturiers, die met houweel en spade de berg in een put veranderden: dat werd uiteindelijk “The Big Hole”, de diepste (1097 m) met de hand gegraven put ter Star of South Africa wereld. De ontginning werd verlaten in 1914 en is tegenwoordig een toeristische attractie. Onmiddellijk rees een nieuw stadje uit de grond. In 1871 werd het nog „New Rush‟ genoemd maar kreeg in 1873 de naam „Kimberley‟30. Het was toen al de tweede grootste stad in Zuid Afrika met bijna 50.000 inwoners, waarvan 1/4 blanken en de rest Zoeloes , die in de diamantmijnen werkten en, op eis van de stamhoofden, met geweren (er waren toen al spanningen tussen Zoeloes en koloniserende Britten en „Boeren‟) en andere goederen moesten betaald worden, maar dagelijks gefouilleerd werden op diefstal van diamanten. Blanken werden niet gecontroleerd. De Beers Corporate Mining Company: Cecil John Rhodes en Barney Barnato 28
„Ik heb het gevonden‟ (εὕρηκα) zoals Archimedes uitriep toen hij naakt door Syracuse rende, nadat hij in zijn bad ontdekt had dat zijn been onder water minder zwaar woog dan boven het water: de „Wet van Archimedes‟ was geboren ! Deze Zuid Afrikaanse diamant was eveneens een ontdekking van formaat ! 29 Bovendien werden de diamanten van Kimberley en de gelijktijdige ontdekking van een enorme goudader in Transvaal het belangrijkste twistpunt tussen Boeren en Britten, die leidde tot de Boerenoorlog 1899-1902, waarin o.a. de zoon van Napoleon III sneuvelde. 30 Omdat de Britse Staatssecretaris voor Koloniën, John Wodehouse, Graaf van Kimberley, de voorgestelde nieuwe Hollandse naam Vooruitzigt niet kon spellen noch uitspreken, vond hij niet beter dan het zijn eigen naam te geven.
22 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Toen duidelijk werd dat na de Indiase en Braziliaanse periode, nu de rijkste vindplaatsen in Zuid Afrika lagen, ontstond er een ware diamantrush, waaronder enkele ondernemende Engelsmannen zoals Cecil John Rhodes en Barney Barnato (dit is zijn artiestennaam. Hij werd geboren als Barnett Isaacs). Cecil John Rhodes kwam aan in Zuid Afrika in 1870 en zette voet aan wal in Durban. Hij was een slungel van 17 jaar met een krijsende stem, waarmee hij al de andere passagiers aan boord irriteerde. Hij had een zwakke gezondheid. De dokter gaf hem slechts een leven tot zijn 21 jaar. Zijn vader zond hem dan maar naar Zuid Afrika om er miraculeus te genezen of om te sterven in een aangenaam warm klimaat. Zijn tante had hem voor zijn vertrek nog 2000 pond meegegeven en dat was al wat hij bezat. Nochtans was het een jonge man die bezeten was van een droom: het Britse Imperium over heel de wereld uitbreiden31 en de VSA terug onder Brits gezag brengen. Met diamanten, die hier een jaar eerder ontdekt werden, moest hem dat lukken, dacht hij. Zijn broer Herbert had een diamantontginning op de farm van de broeders De Beer, „Boeren‟-kolonisten, die alleen geïnteresseerd waren in landbouw maar helemaal niet in diamanten. Ze verkochten hun land aan de zwerm diamantzoekers en vertrokken. Alleen hun naam lieten ze achter: De Beers32. Toen Rhodes op de De Beers farm kwam, was de diamantkoorts er in volle razernij opgestoken. Hij bouwde er zijn tentje in „New Rush‟ tussen al de andere en later vergeleek hij de 50.000 fortuinjagers, die ondertussen in Kimberley in barakken van ijzeren golfplaten woonden, met een mierenhoop. De mijn van zijn broer leverde slechts zeer matige resultaten op en daarom bedacht Rhodes dat er meer te verdienen zou zijn met dienstverlening aan de mijnbouwers, die elke week met duizenden toestroomden. Hij startte een zaakje met ijsroom en vaatjes water die hij aan de duizenden dorstige mijnbouwers verkocht. Dat werd zijn „goudmijn‟ ! Water was ook een ander probleem: hoe dieper men groef, hoe Diamantzoekers in „New Rush‟ 1871 dichter men bij de grondwaterspiegel kwam. Er ontstond acuut gevaar voor instorting van de wanden van de put. Niet alleen de Big Hole had met dit probleem te doen, maar al de andere mijnontginningen rond Big Hole, gedeeltelijk onder water, op de rand van de huidige stad Kimberley, Kimberley. De oplossing was een krachtige werd een toeristische attractie. waterpomp en hier zag Rhodes zijn kans om rijk te worden: hij kocht, met al zijn geld, de enige waterpomp op stoomkracht die Zuid 31 32
Alleszins heeft hij het later toch gerealiseerd om Rhodesië (nu Zambia en Zimbabwe) te stichten. De familienaam is “de Beer”, maar het betreft 2 broers: daarom het Afrikaans meervoud „-s‟.
23 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Afrika rijk was en die genoeg capaciteit had om al dat water uit de mijnputten te pompen. Op ‟t moment dat deze pomp in Kimberley arriveerde, overstroomde de Big Hole tijdens een overvloedige regenbui. De wanden begonnen in te storten en de duizenden zwarte mijnwerkers moesten met koorden uit de put getrokken worden. De eigenaars van de mijnen hadden wanhopig de pomp van Rhodes nodig en „Main Street‟ in New Rush – jan. 1872 betaalden er de zotste prijzen voor. Rhodes investeerde dit geld en kocht nog meer en nog krachtiger pompen uit Engeland en dreef de prijzen voor zijn pompgebruik nog verder op, want hij was de enige met de levensnoodzakelijke pompen en kon dus een prijs vragen die hij wilde. De mijnbouwers hadden niet direct zoveel geld op zak en daarom liet hij zich betalen met aandelen in mijnen. Op die manier, en nog maar 27 jaar oud, werd hij de grootste mijnbezitter in Kimberley en richtte in 1880 met 2 supergrote mijnsyndicaten de firma „De Beers Mining Company‟ op, waarvoor hij in Londen de octrooirechten verkreeg. Deze rechten waren allesomvattend (het betrof niet alleen mijnbouw maar hij kon ook spoorwegen aanleggen, telegraafkabels trekken, gebieden toe-eigenen, legers oprichten, regeringen aanstellen, …) en nooit zijn aan een andere maatschappij zulke onbeperkte volmachten toegekend, sinds de EIC in de 17° eeuw. Dit was allemaal onderdeel van Rhodes ambitie naar macht. Rond die tijd was Barney Barnato ook in Kimberley aanwezig. Hij was geboren in een Joodse achterbuurt in het Londense East End. Als kind liep hij rond op straat en verkocht vanalles en amuseerde de kinderen met goocheltrucs. Met zijn broer Harry trad hij op als acteur in een Londense „music hall‟. (Vandaar zijn artiestennaam: „Harry en ook Barney‟ = Barney too > Barnato). Barnato kwam in 1873 als 21-jarige in Kimberley aan, met 30 Engelse ponden op zak en 40 dozen afgekeurde cigaren. Deze verkocht hij aan mijnwerkers, die hem met diamantjes betaalden en overigens kwam hij aan de kost met het organiseren van bokswedstrijden, trad op in een cabaret en handelde in zowat alles, van schoenveters tot tuingroenten. Zijn grootste winsten behaalde hij met kleine diamantjes, die hij rechtstreeks van de mijnwerkers kocht tegen cash en direct weer verkocht met winst. Hiermee kocht hij enkele onrenderende claims op de bodem van de Big Hole, die tot ieders verbazing, plots buitengewone hoeveelheden diamanten opleverden.
24 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Men verdacht hem van oneerlijke praktijken, maar niets kon bewezen worden. Barnato had namelijk ontdekt dat de vulkanische bodem uit twee lagen Een diamantmijn in Kimberley. Letseng mijn in Lesotho: bestaat: de „gele‟ en de Let op de ‟gele‟ (boven) en nogmaals het verschil tussen „blauwe‟ grond en dat de „blauwe‟ aarde (onder). „yellow-„ en „blue‟ ground. meeste diamanten in de blauwe grond zat. Dit „geheimpje‟ hield hij om begrijpelijke redenen voor zichzelf, en dus ging hij verder en kocht één na één de lappendeken van 430 kleine claims (elk ong. 100 m²) op de bodem van de Big Hole: in 1881 kon hij reeds zijn eigen Barnato Diamond Mining Company stichten. Toen er enkele instortingen gebeurden en dieper graven onmogelijk werd, verkochten alle mijnbouwers in paniek hun claims aan Barnato. In 1883 waagde hij een gok door een horizontale mijnschacht te graven boven de waterspiegel in de „blue ground‟. Hij was de eerste die dit ooit geprobeerd heeft. Zijn idee had succes en met deze techniek werden al de claims, die hij eerder voor een habbekrats gekocht had, plots fortuinen waard. Met al die ontginningen samen, stichtte hij de Kimberley Central Mine. Maar omdat er nu zoveel diamanten op de markt kwamen, daalde de prijs drastisch, werden mijnen gesloten en ontginningen verlaten. Rhodes wist dat de enige mogelijkheid om de markt te stabiliseren was om de diamantproductie onder controle te brengen. Dat kon alleen maar als er slechts één producteur zou zijn. Daarom stelde Rhodes voor dat alle mijnbouwers zouden samensmelten in één maatschappij: zijn de De Beers Mining Company. De meeste mijnbouwers lieten zich daarom door Rhodes opkopen, behalve één: Barney Barnato. Rhodes en Barnato samen waren rond 1887 de bezitters van de 2 grootste diamantmijnen ter wereld. Een conflict tussen beiden kon niet uitblijven en Rhodes besloot Barnato „een hak te zetten‟: met financiële steun van Rothschild in Londen, wilde hij één van de weinige claims in Kimberley, die nog niet van Barnato was, kopen. Hij bood een verbijsterend hoog bedrag (1,4 miljoen pond) aan de Franse eigenaars, niet omdat deze claim zoveel diamanten opleverde, maar alleen om te beletten dat Barnato het geheel van de Big Hole Mine in Kimberley zou beheren. Barnato had als tegenzet geen andere keus dan een nog hoger bedrag (1,75 miljoen pond) te bieden. Té gek om los te lopen … Toen gingen beiden eens serieus met elkaar praten. In plaats van weer een hoger bod te doen, waar alleen de Franse eigenaars beter van zouden worden, stelde Rhodes voor dat Barnato zijn bod zou terugtrekken. Rhodes zou dan deze ontginning kopen voor de prijs die hij eerst had geboden en zou ze direct voortverkopen aan Barnato voor 300.000 pond plus één vijfde aandelen in de Kimberley Central Mine van Barnato. Barnato ging direct akkoord en besefte de voordelen: hij bekwam zijn gewenste claim nu voor 1,45 miljoen pond minder en kon 25 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
nu de hele Big Hole als één gesloten eenheid beheren. Bovendien was hij er zeker van dat de 20% aandelen van Rhodes in Barnato‟s maatschappij niet genoeg zouden zijn om er de controle van over te nemen, maar hiermee onderschatte Barnato de capaciteiten van Rhodes ! Want Rhodes overtuigde zijn Londense vrienden, Rothschild e.a. om allen samen aandelen van Barnato op te kopen. Daarna zou Rhodes het geheel overnemen om de hele diamantproductie onder één noemer te brengen en daarmee de diamantprijs te stabiliseren. Op die manier zou hij de aanvoer kunnen controleren en beperken indien nodig. De beursmanipulatie vond plaats en in maart 1888 hadden Rhodes en zijn vrienden de bijkomende 30 % bekomen om de Kimberley Central Mine te controleren. Barnato moest zich gewonnen geven en tijdens een lunch in de Kimberley Club House met Rhodes, richtten ze samen de De Beers Consolidated Mines op. De Kimberley Central Mine werd verkocht en de cheque van 5.338.650 pond, die De Beers er voor betaalde, werd ingekaderd en hangt nu in de bestuurskamer van De Beers in Londen aan de muur. In 1890 bezat Rhodes meer dan 90 % van de hele diamantproductie in de wereld en zo kon hij het evenwicht bewaren tussen productie en vraag, die Rhodes „demografisch‟ plande naar het geschatte aantal huwelijken in de USA, wat toen de belangrijkste afzetmarkt van diamanten betekende. Rhodes bepaalde dat er ook maar één distributiekanaal voor diamanten zou bestaan: alle diamanten werden naar het De Beers bureau in Londen gestuurd, die ze doorverkochten aan de Antwerpse slijpers. Hiermee is het distributiesysteem ontstaan dat vandaag nog toegepast wordt. . Graf van Barnato in Rhodes werd eerste minister van de Kaapkolonie en koloniseerde Willesden Jewish Cemetery bij Londen, een groot deel van Afrika (Rhodesië). Hij stierf op 48-jarige waar o.a. ook heel de familie Rothschild leeftijd en werd begraven op een heuveltop in Rhodesië. Zonder begraven ligt. erfgenamen, schonk hij zijn vermogen aan Oxford om de scholen in Rhodesië te financieren. Zijn opvolger aan het hoofd van „De Beers‟ werd Ernest Oppenheimer, afstammeling van de „hofjood‟ Samuel Oppenheimer. Met Barnato verliep het anders: toen hij in 1897 per schip terugreisde naar Engeland, is hij over boord gesprongen (of gegooid, beweert zijn familie) en verdween in de golven.
26 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Vulkanische oorsprong: kimberliet
Schema van de diamantontginning in een kimberlietpijp
De vondst van diamant in de berghellingen rond het nieuwe stadje Kimberley (bij de samenloop van de stromen Vaal en Oranje) was de aanleiding om een diepere geologische studie te maken over de herkomst van deze wonderbare steentjes: het kimberliet. Door onnoemlijke tektonische krachten kunnen spleetjes en scheurtjes gevormd worden in de aardmantel, langs waar magma (met diamantjes) zich een weg naar boven zoekt: zo ontstaat een vulkaan, die soms explosief kan uitbarsten. Na de explosie vormt de afkoelende magma in de vulkaankern een verticale pijp die wel 150 tot 450 km diep in de aardmantel kan gaan en opgevuld is met kimberliet, bestaande uit diverse gesteenten uit de aardmantel met een bepaalde kans op diamanten, als de eruptie krachtig en snel genoeg was. Dit wordt een kimberlietpijp genoemd. Niet alle kimberlietpijpen bevatten diamanten maar slechts in 1 op de 200 pijpen en men schat dat 1 ton delfstof maximaal 1 kt diamant oplevert. Tegenwoordig kent men zeer precieze detectiesystemen om uit die massa delfstof, diamanten te sorteren: op basis van de lichtgevende eigenschap van diamant wordt de transportband met alle delfstoffen bestraald met röntgenstralen die diamant oplichten, en hiermee een fotoelektrische cel prikkelt, verbonden aan een luchtstroom. De diamanten worden zo letterlijk uit de massa weggeschoten. De meeste kimberlietpijpen werden rond 70 tot 150 miljoen jaar geleden gevormd, maar in Zuid Afrika neemt men aan dat ze wel 1600 miljoen jaar oud zijn.
De „Belofte van Lesotho‟ (links op de foto)
Andere mijngebieden De hiervoor genoemde diamantgebieden zijn de historisch meest belangrijke, maar er zijn nog meerdere mijnstreken, zoals in: Lesotho, heeft al ‟s werelds grootste diamanten opgeleverd en in de Letseng mijn werd in 2006 de „Belofte van Lesotho‟ van 603 karaat gevonden, die in Antwerpen verkocht werd voor 12 miljoen dollar. Op 21 september 2008 kwam er nog een 27 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
steen naar boven (heeft nog geen naam gekregen) van ruim 500 karaat, die na bewerking tot één ronde briljant van (vermoedelijk) 150 karaat, wel een fortuin waard zal zijn. Rusland, waar alle mijnen in Siberië nabij de poolcirkel liggen (het ganse jaar vriestemperaturen en in de winter voortdurende duisternis) en de Mirna Diamond Mine de diepste openluchtmijn ter wereld is: vrachtwagens doen er 1,5 à 2 uur over om van de bodem tot boven te rijden. De mijn is nu uitgeput. Botswana: zeer mooie kwaliteitsdiamanten uit 3 kimberliet pijpen die bij de oppervlakte samenkomen. De mijn heeft een zeer hoge rentabiliteit met 1,25 karaat diamant per ton kimberliet erts en kreeg verscheidene onderscheidingen als de veiligste mijn met betrekking tot de omgeving. Mirna Mijn in Siberië
Namibië: meestal onderwater mijnen en alluviale mijngebieden aan de monding van de Oranje-rivier Amerika: in 1889 merkte een geoloog tijdens een speurtocht in een 95 miljoen jaar oude vulkaankrater in Arkansas, enige gelijkenis met het diamanthoudend kimberliet dat even tevoren gevonden was in Zuid Afrika. Hij bleef zoeken en inderdaad, in 1906 vond hij diamanten, met als gevolg dat er een mijnwerkersstadje uit de grond rees. Echter van korte duur, want even later stopte men de mijnactiviteit, toen bleek dat de zaak onrendabel was. Het domein werd Strawn-Wagner diamant omgevormd in 1972 tot een toeristische attractie “Arkansas Crater of Diamonds State Park” met als leuke specialiteit dat elke bezoeker mag behouden wat hij vindt. Enkele toeristen hadden geluk, maar ze zijn zeldzaam: de grootste vondst, sinds de opening, was een 16,37 karaat witte diamant “Amarillo Starligth”, gevonden in 1975 en genoemd naar de woonplaats van de vinder: Amarillo in Texas. De mooiste vondst was voor een 6-jarig meisje Shirley Strawn in 1990 met een steen, die na het slijpen nog De beroemde, zeldzame roze 1,09 kt woog (“Strawn-Wagner” genoemd) en gekwalificeerd werd diamant uit Australië als een perfecte 0/0/0 (Ideal cut/D colour/flawless), de hoogste waardering die een diamant kan bekomen. Australië: de Argyle Diamond Mine is sinds 1985 actief en is de grootste leverancier van natuurlijk gekleurde diamant, die verkocht wordt door Rio Tinto in Antwerpen. De stenen zijn voor industrieel gebruik, behalve als het gaat over de zeldzame roze diamant (20 keer de prijs van een witte diamant): hiervoor is de Argyle Mine wereldberoemd als de grootste (90+%) producent ter wereld. 28 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Canada: hoofdzakelijk in de Arctische Northwest Territories, waar in de Ekatimijn sinds 1998 en in de Diavikmijn sinds 2003 een aantal kimberlietpijpen ontgonnen worden onder ondiepe Diavik diamantmijn Canada Diavikmijn in de winter meren in kraters van uitgedoofde vulkanen. Ze behoren tot de Rio Tinto Group. De Diavik mijn is met de rest van Canada verbonden door een 600 km lange „Ice Road‟, langs waar alle leveringen gebeuren met „oversized‟ trucks. Deze baan is slechts open als het ijs dik genoeg is om er met zware lasten overheen te rijden, namelijk van februari tot begin april. De reistijd bedraagt 14 tot 18 uur en afgelopen winter (2010) werd er zo‟n 120.000 ton (brandstof, bouwmaterialen, cement, beton, explosieven, betonijzer, enz.) in bijna 4000 ritten aangevoerd. Bijzonderheid: om alle twijfel uit te sluiten dat het NIET om „conflictdiamant‟ gaat, wordt elke steen uit Canada met een laser voorzien van een certificaat van Canadese oorsprong, dat alleen met een vergrootglas en met speciale belichting te lezen is. Het ontstaan van een diamantcentrum in Antwerpen 14° en 15° eeuw In de middeleeuwen kwam alle diamant uit India en werd de aanvoer gekanaliseerd langs Venetië. Aan de andere zijde van Europa lag Parijs en Brugge waar in Huidige slijptechnieken 1314 de eerste ladingen diamant binnenvoeren langs het Zwin. Zowel in Venetië als in Parijs werd Antieke slijpvormen verwoed gepoogd de ruwe diamanten te polijsten. Men kwam niet verder dan de natuurlijke vormen op te lichten door diamanten tegen elkaar te wrijven. Zo ontstaan „venstertjes‟ die het invallend licht mooi weerkaatsen. Uit geschriften van archeoloog-politicus markies Alexandre de Laborde (°1773†1842) blijkt dat er in de wijk La Courarie in Parijs (straat die later rue des CinqDiamants genoemd werd) al in 1407 intens op diamanten gewerkt werd door een zekere Herman33.
33
Toevallige naamgenoot !
29 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Maar in Brugge vond in 1456 Lodewyk van Bercken34, geboren in een Joodse familie, een slijpschijf35 uit: een gietijzeren schijf wordt geïmpregneerd in olijfolie en diamantpoeder (boort). Dank zij de olijfolie, dringt de „boort‟ in de poriën van de gietijzeren schijf, waarmee die hard genoeg wordt om diamant te kunnen slijpen. Zo slaagde Lodewyk er in, om als eerste in de geschiedenis, diamanten te snijden en hun facetten symmetrisch te slijpen in bepaalde hoeken, zodat Diamanten ring van Maria ze het licht optimaal weerkaatsen. Dit betekende een van Bourgondië in M-vorm uit 1477 (kopie revolutie in de diamantslijpkunst en daardoor werd de Diamantmuseum Brugge) populariteit van diamant vergroot. Bestellingen bleven niet uit en Karel de Stoute liet een diamant van 137 karaat slijpen, die later bekend werd als de „Florentijnse diamant‟ en toen Maximiliaan van Oostenrijk in 1477 een diamanten verlovingsring aan de vinger van Maria van Bourgondië schoof, werd hiermee een traditie ingeluid dat verlovings- en huwelijksringen met een De Florentijnse diamant diamant versierd werden als zinnebeeld van „onverwoestbaar‟ en „voor eeuwig‟. 16° - 18° eeuw Maar einde 15° eeuw verzandde het Zwin en werd de Met een geslepen diamant diamanthandel naar Antwerpen verplaatst en begon deze stad tussen duim en wijsvinger, aan haar economische bloeiperiode, gebruik makend van haar zit hij fier te pronken in een huisgevel van de directe scheepvaartverbinding met de Noordzee, goede Leysstraat (Antwerpen) wegen naar het hinterland, Nederland en Duitsland en een open politiek klimaat. Antwerpen heeft haar positie als werelddiamantcentrum tot op heden bewaard. De eerste sporen van het bestaan van een diamanthandel in Antwerpen was in een edict uit 1447 om elke handel met vervalste stenen streng te straffen en in 1483 vinden we op de lijst van leden van de OLV- Broederschap van de Kathedraal een zekere Wauter Pauwels vermeld als „diamantsnijder‟. De nieuwe zeeweg naar India, ontdekt door Vaso da Gama in 1498, verplaatste de handel van Venetië naar Lissabon en vervolgens waren het de politieke en religieuze toestanden die de Joden deed verhuizen naar Londen, Antwerpen en Amsterdam. Na 1648 keerden velen terug naar Antwerpen. 34
Over deze man weet men weinig, zelfs niet of hij echt uit Brugge, dan wel van Antwerpen afkomstig zou zijn. In elk geval heeft Antwerpen hem vereeuwigd met een straatnaam in Berchem en een standbeeld (zie illustratie) in een huisgevel van de Leysstraat. Zou de volgende voetnoot misschien ook op een Antwerpse afkomst wijzen ???... Maar wat doet het er toe ? Brabo bestond ook niet echt maar kreeg toch een standbeeld voor het stadhuis ! 35 In het Engels wordt die schijf „scaif‟ genoemd (vakterm). Dat woord staat in geen enkel woordenboek, maar, fonetisch gezien, zou het wel eens de uitspraak kunnen zijn van het woord „schijf‟ in het Antwerps dialect [schaaif], maar dan uitgesproken door een Franstalige (denk maar aan „Schild en Vriend‟ in de Brugse Metten van 1302 !).(Dit is slechts een niet bevestigd – misschien naïef - vermoeden van schrijver van dit artikel).Heeft iemand een betere verklaring ?
30 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Maar de Indiase diamantmijnen raakten weldra uitgeput en vanaf 1725 bracht Brazilië nieuwe voorraden op de markt. Nu waren het economische maatregelen, die in deze voormalige Portugese kolonie, de diamanthandel aan banden legde. Hierdoor werd de smokkel en de illegale handel opgevoerd terwijl grote hoeveelheden diamanten op de markt kwamen tegen sterk dalende prijzen. Dit was een ideale combinatie om de populariteit van diamanten te verhogen, want in deze periode van industriële revolutie ontstond een nieuwe klasse van de bevolking, die een hogere welstand bekomen had en zich dus wel af en toe een diamantje kon veroorloven. 19° eeuw De Braziliaanse periode was slechts van korte duur en dreigde de hele diamanthandel te doen verdwijnen tot in 1866 de eerste diamanten in Zuid Afrika ontdekt werden. Hier ging het niet meer om alluviale vindplaatsen, maar van werkelijke mijnbouw in oude vulkaankraters. Deze ontginning vereiste de inzet van grote graaf- en sorteermachines, die alleen maar door kapitaalkrachtige groeperingen bekostigd konden worden. De nieuwe „De Beers Consolidated Mines Ltd‟ was zowat de enige in dat geval. Op de Wereldtentoonstelling in Antwerpen in 1894 was De Beers vertegenwoordigd met een stand waarop de activiteiten van de firma Menukaart van banket door De Beers Consolidated. getoond werden en (Mus. Sterckshof–Deurne) prominenten werden uitgenodigd op een rijkelijk banket. De werelddiamanthandel wijzigde snel en Antwerpen overtroefde Amsterdam vanwege de enorme hoeveelheid ruwe diamanten (Antwerpen heeft nu nog ruim 80 % van de handel in ruwe diamanten in handen) die De Beers uit Zuid Afrika via Londen invoerde en ook vanwege de gespecialiseerde vaklui aan de slijpmachines. De handelaars kwamen bijeen in de lokale café‟s en spoedig werd café Flora in de Anneesensstraat de eerste informele diamantclub. Op 8 oktober 1893 werd deze Diamantclub officieel, waarna ze een pand kochten aan de Pelikaanstraat 62 waar in 1904 een handelszaal met 7 bureau‟s ondergebracht werden. Dit werd de hoeksteen van wat later het Antwerpse diamantkwartier werd, rond 3 straten (Hoveniersstraat, Schupstraat en Rijfstraat) op slechts 1 wandelminuut van het imposante nieuwe (1905) spoorwegstation. Het spoor was in Een diamantslijperij in Antwerpen rond 1890-1900. Bovenaan poseert de eigenaar tussen zijn werklui en de machines. Achter hem staat de stoomgenerator die alle molens aandrijft. (Museum Sterckshof-Deurne)
31 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
die tijd het snelste vervoermiddel (voor de komst van de auto en het vliegtuig) en omdat lang rondwandelen op straat met diamanten op zak, te gevaarlijk was, was deze locatie dus goed gekozen. De Diamantclub had ruim 2000 leden (Joden en niet-Joden) en in hun lokaal mochten alleen de leden en hun klanten binnen. Open en bloot diamanten verhandelen zomaar in een café, was toch nogal riskant, alhoewel dit nog gebeurde tot in een vrij recente periode (zie voetnoot 37-vlgd blz). 20° en 21° eeuw In die periode werd de Antwerpse Joodse Gemeenschap versterkt door immigranten uit Oost-Europa, die thuis het slachtoffer waren van pogroms en die via de haven van Antwerpen naar Amerika wilden reizen (bvb met de Red Star Line). Gebrek aan geld dwong velen hier te blijven en ze werden opgenomen in de kring van de Joodse diamantslijpers. De Joodse familie helpt elkaar. In 1904 werd de Beurs voor Diamanthandel opgericht door een aantal makelaars en kleinere Antwerpse handelaars, die niet aan de strikte toelatingsvoorwaarden van de De slijpersploeg van de Poolse immigrant Ferdinand Ruff, rond Diamantclub konden voldoen (je moet officieel voorgedragen de eeuwwisseling. Kinderarbeid worden door twee bestaande leden, zonder dat iemand zich was toen nog heel gewoon. hiertegen verzet en je moet een proefperiode van 2 jaar met glans doorstaan) en toen in 1907 de massale aanvoer van kleinere diamanten van iets mindere kwaliteit uit verschillende koloniale gebieden in Afrika op gang kwam, werd de diamantbewerking als huisnijverheid in de Kempen sterk aangewakkerd. In 1911 kwam er de Vrije Diamanthandel bij, waar vooral de diamantbewerkers uit de Kempen bij aangesloten waren en in 1929 ook nog de Antwerpse Diamantkring, die nu nog de enige beurs voor ruwe diamant ter wereld is. Naast deze 4 beurzen kwam er in 1910 nog de Fortunia Society bij, die later opgeheven werd. De Tweede Wereldoorlog had een vernietigend effect op de diamantindustrie. Vele Joodse diamantairs kwamen om en hun diamanten verdwenen in de zakken van de Nazi‟s. Toch konden zo‟n 500 Joden ontsnappen naar Engeland, waar ze de handel voortzetten. Met de ondersteuning van de Britse regering keerden ze na de oorlog terug en de diamantindustrie in Antwerpen kreeg een nieuwe start. Van de vroegere 27000 slijpers en handelaars bleven er slechts 3500 over. Het herstel gebeurde snel en in 1945 waren er in Antwerpen al opnieuw 11000 mensen aan het werk. Op het einde van de tweede wereldoorlog was de diamantindustrie gewijzigd en werden handelscentra opgericht zowel in het Midden Oosten als in Azië. Vanwege deze gewijzigde structuren, werd in Antwerpen de WFDB (Wereld Federatie van 32 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Diamant Beurzen) opgericht in 1947, om de 28 beurzen, verspreid over heel de wereld, centraal te besturen. Om het verloop van diamanten in en uit Antwerpen te reglementeren, heeft in 1945 de Belgische regering een Diamant Bureau opgericht in het diamantdistrict. Dit Diamant Bureau werd in 1973 opgenomen in de Hoge Raad voor Diamant (HRD), die tot doel heeft om de diamantsector te beschermen en te promoten. Dit omhelst o.a. het uitgeven van certificaten voor geslepen diamant, het organiseren van cursussen „edelsteenkunde en diamant‟ via het Gemmologisch Instituut, nieuwe technieken onderzoeken om diamant te controleren en te bewerken via het WTOCD36 (Wetenschappelijk en Technisch OnderzoeksCentrum voor Diamant) opgericht in 1977 te Lier, het regelen van in- en uitvoer van diamant via het Diamond Office Antwerpen, enz. In 2007 werd dit het Antwerpse Wereld Diamant Centrum (AWDC) genoemd. Antwerpen telt als enige diamantstad 4 diamantbeurzen: streng beveiligde gebouwen die alleen toegankelijk zijn voor leden en waar kopers Antwerpse Diamantbeurs in Pelikaanstraat en verkopers elkaar ontmoeten. Diamanten worden getoond in zgn. „partijbriefjes‟37 en onder de „loep‟ genomen om de prijs te bepalen. Om deze waardebepaling op elk moment van de dag conform te laten verlopen, heeft de beurs alleen ramen aan de noordkant waar de lichtinval de hele dag gelijk blijft. Ook de samenstelling van de Antwerpse diamantgemeenschap veranderde vanwege het kosmopolitisch karakter van de diamanthandel. Vanwege de inplanting van vele Indiase diamantslijperijen in de jaren ‟60 en ‟70 veranderde ook het straatbeeld. De Joden hebben Antwerpen niet meer losgelaten en zijn intussen niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Ze beheersen nog steeds een belangrijk deel van de diamantmarkt (maar niet het grootste deel) en worden als grote experts beschouwd. Deze diamantwijk is ook de best beveiligde wijk ter wereld, met voortdurende politiecontrole, bewakingscamera‟s die iedereen filmt gedurende de hele tijd dat hij (zij) in de diamantwijk vertoeft, met vuilnisbakken die een explosie met 25 kg TNT weerstaan en (sinds de aanslag op een synagoge in 1981 met een bomauto) ook autovrij gemaakt met zinkpalen, die een stevig stootje kunnen weerstaan (zelfs een vrachtwagen komt er niet door !), enz. maar… toch kon er op 5 maart 2010 een „tijgerkidnapping‟ plaatsvinden, gevolgd door de grootste diamantroof (ong. € 4,5 miljoen) ooit in Antwerpen gepleegd ! De misdaad slaat toe, echter niet in de diamantwijk zelf, maar geniepig in de privéwoning van de diamantairs zelf ! 36
Het WTCOD ontwikkelde en produceerde onder meer de Merlin, een hoogtechnologische laser die in één cyclus de diamant kan scannen, zagen en snijden. Die laser kan ook nagaan welke slijpvorm het meeste rendement oplevert bij de gescande steen en de resultaten afdrukken. 37 Een speciaal geplooid papiertje met daarin een lot diamanten. Op drukke dagen liggen er soms voor miljoenen euro‟s diamanten uitgespreid op tafel. Tot voor enkele jaren (1960-70) zag men dit nog gebeuren tussen pot en pint in bepaalde cafés in de Vestingstraat.
33 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
De spreiding van de diamanthandel is in grote lijnen nog steeds dezelfde gebleven: Londen als hoofdzetel van De Beers, Antwerpen met 80% van de wereldhandel in ruwe diamant en 50 % van de bewerking ervan en Zuid Afrika als grootste leverancier. Vanwege de nauwe handelsbanden tussen „De Beers‟-Londen en het Antwerps diamantcentrum, is het van groot belang dat de luchthaven In de Antwerpse diamantwijk zien we Deurne blijft voortbestaan. Eind 1990 en begin jaren vertegenwoordigers van elke natie waar 2000 was er een polemiek ontstaan over deze luchthaven diamantmijnen voorkomen omdat ze zogezegd de stadsuitbreiding in de weg zou en waar diamanten bewerkt en verhandeld worden. staan. Nu schijnt er een oplossing gevonden te zijn zodat de Krijgsbaan (op het eind van de landingsbaan) wordt omgeleid en van een ondertunneling voorzien zodat de startbaan kan verlengd worden met een veiligheidstrook, zoals de internationale normen vereisen. Voor de diamantbewerking neemt India (Bombay en Surat) een steeds belangrijkere plaats in, maar opgepast: de kwaliteit is niet steeds op topniveau en ook is de herkomst niet altijd betrouwbaar: zonder certificaten is de herkomst niet steeds duidelijk >„Bloeddiamanten‟ ?. Vandaag de dag heeft de Antwerpse diamantsector een jaarlijkse omzet van 29 miljard dollar. Dat is 8 % van de totale Belgische export. De sector stelt in totaal, direct of indirect, enkele duizenden mensen tewerk. Na de haven, is de diamantnijverheid vandaag de tweede belangrijke economische pijler voor Antwerpen.
De diamantslijper keurt de steen terwijl zijn vrouw met het aandrijfwiel de slijpschijf doet draaien. (1694)
Diamantbewerking: huisnijverheid in de Kempen Zoals boven gezegd, was de belangstelling voor diamanten door de „industriële revolutie‟ na 1850 sterk toegenomen omdat er een nieuwe klasse van de bevolking gegroeid was: de „middenklasse‟, die profiteerde van de dalende prijzen en het grote aanbod van diamanten. Hierdoor hadden vele Joodse slijpateliers in Antwerpen behoefte aan nog meer slijpers om aan de toenemende vraag te voldoen. Dat moesten niet altijd Joden zijn, want er waren handen te kort.
Tot het midden van de 19° eeuw verdiende de Kempenaar zijn dagelijks brood op het veld, tussen schapen en koeien. In Nijlen gooide men die levensstijl overboord toen diamantslijper Jan
De familie van Jan Eduard Claes-Lieckens: tussen Jan Eduard en zijn vrouw Johanna zit hun jongste dochter Eugenie.
34 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Eduard Claes uit Borgerhout verliefd werd op Joanna Lieckens, een meisje uit Nijlen. De liefde volgend, gingen ze zich in 1876 samen vestigen op de hoek van de Statiestraat en de Albertkanaalstraat in Nijlen en daar bleef Jan Eduard zijn stiel verder uitoefenen. Het was daar dat de ‘eerste steentjes van de Kempen’ geslepen werden. Hij verdiende er een aardig centje mee, wat in het dorp en omstreken niet onopgemerkt voorbij ging: in vele Kempense gemeenten rezen plots de diamantateliers als paddenstoelen uit de grond en iedereen vaarde er wel mee. Sindsdien veranderde het beeld en de leefgewoonten in de traditioneel vastgeroeste Kempense dorpen grondig. Spoedig volgden anderen zijn voorbeeld, zoals zijn broer Henri en de gebroeders Alfons en Corneel Quadens, ook in het centrum van Nijlen. We kunnen dus gerust stellen dat Nijlen hiermee het eerste Kempens diamantslijpcentrum kan genoemd worden. Maar gas en elektriciteit was er nog niet (dat komt er pas in 1928-1929) en dus werd de slijpschijf van Claes handmatig in beweging gezet met een vernuftig mechanisme dat al eeuwen tevoren gebruikt werd (zie illustratie) en waar de vrouw de drijfkracht leverde ! Tenminste voorlopig, want weldra namen andere arbeiders dit zwaar labeur over tot in de jaren 1885-1890 Jan Eduard Claes een eerste diamantslijperij bouwde met wel 16 molens (later kwamen er nog 8 molens bij) verdeeld over de twee verdiepingen van het huis (er was geen trap in het huis, dus moesten de slijpers per ladder naar boven), die aangedreven werden door een centrale armgasmotor38. Dit huis bestaat nog op de Kesselsesteenweg. „Taillerie de Diamants Quadens‟ in de Nonnenstraat rond 1900 met alle werknemers vooraan
De slijperij van de gebroeders Quadens, ook daterend van voor de eeuwwisseling, bevond zich in de Nonnenstraat en daar werkten minstens 20 slijpers.
De Kempense diamantnijverheid kende een spectaculaire opmars, toen in 1902 de Zuid-Afrikaanse „Premier mijn‟ ontdekt werd met een grote productie van voornamelijk kleine diamantjes, die voor de grote ondernemingen van weinig waarde waren, maar precies daardoor voor de Kempen zo interessant: de kleinschalige huisnijverheid, precies passend bij de traditionele Kempense mentaliteit van eenvoud en bescheidenheid. Meerdere slijperijen rezen uit de grond: eerst (reeds in 1902) was het Philip Breugelmans (kwam uit Holland) die in de Rector De Ramstraat begon met een slijperij, gevolgd in 1903 door Sander Dom, die op de Bevelsesteenweg een atelier bouwde met 12 molens, die in 1910 uitgebreid werd tot 30 molens. In 1904 werd de eerste steen gelegd van alweer een slijperij in de Rector de Ramstraat en in 190838
Armgasmotor: zie artikel „Olieslagmolens in de Kempen‟, verschenen in KT 56 (juli- aug- sept. 2009).
35 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
10 werden op de Kesselsesteenweg (nu J.E.Claeslaan genoemd) meerdere diamantwerkplaatsen gebouwd. Het waren allemaal familiebedrijven. Slijperij Lieckens Twee zonen van Petrus Lieckens hadden in Antwerpen juist voor en na 1900 het vak van diamantslijper geleerd en vader liet voor hen in 1910 een slijperij bouwen op de Spoorweglei. Het werd een gebouw van twee verdiepingen. Toen ook in Nijlen de elektriciteit haar intrede deed, in de jaren 1928-1929, werd de Slijperij Lieckens op de Spoorweglei in Nijlen 1910 gasmotor, die de twee aandrijfassen van de benedenLet op grote dakvensters en ramen en de bovenverdieping aandreef, vervangen door een voor zoveel mogelijk licht. In WO I vernielde een bom het dak elektrische motor. Sindsdien onderging het atelier en nu heeft dit gebouw een plat dak. geen ingrijpende wijzigingen meer zodat hij een waardevolle herinnering van de diamantnijverheid vormt. Uiteindelijk sloot de werkplaats in 1985 de deuren. Slijperij Lieckens is zowat de laatste volledig uitgeruste vooroorlogse diamantslijperij uit de streek. Het atelier en de technische installatie vormen een uniek stukje industrieel erfgoed dat illustratief is voor de vele diamantwerkplaatsen die ooit in de regio gevestigd waren. Sinds bijna twintig jaar ijvert de Nijlense heemkring ‘De Poemp’ voor het behoud van het gebouw en alles wat aan de diamantslijperij herinnert. In 2004 kocht het Nijlense gemeentebestuur de slijperij en enkele aangrenzende gronden en wil in de loop van de volgende jaren de site grondig restaureren en openstellen voor het publiek. Het gebouw ligt vlak bij het centrum van Nijlen en bij het station. Ideaal om er een toeristisch attractiepunt van te maken. In diezelfde periode verschenen in andere gemeenten nog meer slijperijen zoals bij de Antwerpenaars Hendrik Cassiers39 en Frans Dela Montagne (1907) in Grobbendonk. Deze werkgevers bouwden er voor die tijd moderne en komfortabele fabrieken, waarin vele Kempenaars goed hun brood verdienden, nadat ze er eerst de stiel geleerd hadden. Cassiers werd de „Vader van de Kempense diamantslijpers‟ genoemd en heeft voor de Eerste Wereldoorlog, als ervaren diamantslijper, de stiel Opleiding jonge aangeleerd aan vele andere slijpers, zoals o.a. aan de diamantbewerkers in SITO II (1957) gebroeders Jacobs in Herenthout en de gebroeders Van Ginniken in Vorselaar. Meestal echter leerde men het vak als leerjongen in andere ateliers of in de werkplaats van vader, broeder of 39
Cassiers kwam zich al in 1873 in Grobbendonk vestigen maar in 1901 besloot Cassiers zijn bedrijf om te bouwen tot een conservenfabriek, omdat de vraag hiervoor groter werd. In 1946 werd dit bedrijf overgenomen door NV Materne en na diverse overnames werd het tenslotte in 1986 overgenomen door de Canadese firma McCain.
36 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
ander familielid. In de jaren 1950-60 hebben vele gemeentelijke, rijks- en technische scholen in de „diamantgemeenten‟ bijscholingscursussen en leergangen georganiseerd. Diamantbewerkers: een algemene term maar met verschillende specialiteiten Binnen de diamantbewerking bestaan verschillende beroepen, waar verschillende vaardigheden voor nodig zijn. De ruwe diamant wordt eerst gekloofd, daarna gesneden, waarbij de grondvorm van de diamant tot stand komt, en tenslotte geslepen. Allereerst wordt de ruwe steen gemerkt om de richting van het splijtvlak te bepalen zodat zo weinig mogelijk afval verloren gaat. De kliever zoekt het gunstigste kristallijn splijtvlak om fouten en insluitsels af te zonderen maar hij wil toch een maximale grootte van de diamant behouden, om hem tot juweel te verwerken. Ook de vorm van de ruwe steen is bepalend. Klieven kan gedaan worden in 4 richtingen, parallel met elk van de octaëdrische kristalvlakken. Tegenwoordig worden computergestuurde helium- en zuurstofanalyses ingezet om de ruwe diamant te onderzoeken alvorens te klieven. Vroeger (en nu nog, spijts de technologische vooruitgang) was klieven een hoogst delicate bewerking, die de waarde van de diamant sterk beïnvloedde. Een fout gekliefde steen is een financiële catastrofe ! De ronde vorm van een diamant wordt bekomen door het snijden. Hierbij worden twee diamanten tegen elkaar gewreven: één diamant zit vast in de kop van een snijmachine en draait rond tegen hoge snelheid. De andere diamant zit vast op een „snijstok‟ en wordt tegen de eerste (draaiende) diamant gedrukt. Een geoefend diamantsnijder verkrijgt de ronde vorm door alleen op zijn ogen te vertrouwen. Tegenwoordig gebeurt dit met behulp van stroboscopisch licht waardoor de indruk ontstaat Paviljoenhoek: Juist 41° slecht dat de diamant stilstaat (vergelijkbaar met het zonderling effect in de film, wanneer de spaken van een draaiend wiel schijnbaar stilstaan). De snijder kan dan continu blijven werken zonder telkens de machine te moeten stilleggen om „bij te sturen‟. De lichtstraal moet langs de bovenzijde op de steen vallen en vervolgens binnen de steen weerkaatst worden en weer via de bovenzijde de steen verlaten.
Een verstelbare „dop‟ op de slijpschijf
Ook kan een steen gezaagd worden: een dunne phosphorbronzen schijf draait op hoge toeren en het diamantstof (boort) wordt voortdurend op deze schijf afgezet waardoor in de harde diamant een snede kan gezaagd worden. Het kan
37 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
verscheidene uren duren alvorens een 1kt steen kan doorgezaagd worden. Voor dit proces zijn tegenwoordig ook machines ontwikkeld die continu tientallen zaagmachines tegelijk laten zagen. Om de diamant te kunnen slijpen wordt deze bevestigd in een zogenaamde „dop‟ (een houdertje) waarin de steen met soldeer zit vastgemaakt. De diamant moet, om aan alle zijden geslepen te kunnen worden, versteld worden in de dop zodat steeds een andere kant voor komt. Dit is het werk van de versteller. De briljandeur-assistent zal eerst de 8 voornaamste vlakken (4 vlakken op het bovendeel – de „kroon‟ - en 4 op de onderkant – het „paviljoen‟) slijpen. Op die manier ontstaat het „kruiswerk‟ en de briljandeur komt dan aan de slijpschijf plaats nemen om de overblijvende facetten te slijpen. Elk facet moet onder de juiste hoek geslepen worden om een diamant zijn schittering mee te geven. Een briljant, dus een diamant in ronde vorm en met een paviljoenhoek van 41°, wordt geslepen in 57 of (soms) 58 facetten: 1 tafel, 32 facetten tussen tafel en rondist en 24 facetten tussen tussen rondist en kollet. Eventueel kan de kollet ook als een facet geteld worden. (zie verder het schema bij „briljant‟). De heel kleine diamantjes (zoals meestal in de Kempense slijperijen verwerkt werden), worden bijna nooit tot volledige diamanten geslepen maar tot een voorvorm: de „achtkant‟ met 17 facetten of de „zestienkant‟ (Swiss Cut) met 33 facetten. Tussen al die gespecialiseerde beroepen, vergeten we niet dat het hele slijpproces op drijfkracht werkte met machines, die ‟s morgens moesten gestart en voortdurend moesten onderhouden en hersteld worden. Hier waren dan machinisten voor nodig. Ook de slijpschijven moesten regelmatig gereinigd worden: de schijvenschuurder was onmisbaar en men zag hem wekelijks in elke gemeente op de fiets, met één of meerdere schijven op zijn schouder of vastgebonden op het bagagerek, van fabriek tot fabriek rijden. Hij ging de „vuile‟ schijven ophalen, schuurde ze thuis en leverde ze weer als nieuw in de fabriek. In de beginjaren van de Kempense diamantnijverheid, moesten de slijpers het zonder schuurder stellen en ze dus zelf schuren. Anderen pakten ze in speciale houten kisten en verstuurden ze met de „boerentram‟40 naar Antwerpen, waar wel het beroep van schijvenschuurder uitgeoefend werd. Diamantslijperijen veroorzaken een sociale ommekeer in de Kempen In de 19° eeuw hadden de Kempense „keuter‟-boeren geen gemakkelijk leven op de schrale gronden. Een nevenactiviteit, waar een extra centje kon mee bijverdiend worden, was dus zeer welkom. De diamantindustrie bracht de redding: in enkele decennia zou het leven in de regio Kempen fundamenteel beïnvloed worden. Vooral na de aanleg van het elektriciteitsnet (jaren 1920-29) werd de regio overspoeld 40
Zie artikel „Van IJzeren Weg tot Boerentram‟ verschenen in KT 51 (april-mei-juni 2008).
38 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
door kleine diamantslijpateliers, waar de „stiel‟ meestal in familieverband werd uitgeoefend: het „steentje„ bracht welvaart in de streek want een handige en werklustige vakman kon in enkele dagen een weekloon verdienen en in bijberoep (bijverdienste) kon hij er genoeg mee verdienen om een luxueuze levenstijl te onderhouden. Omdat het steeds ging om een niet-georganiseerde en kleinschalige arbeid, hadden de oorlogsjaren 14-18 en de crisisjaren 1930 een beperkte invloed op de werkloosheid bij de diamantslijpers. Zeker in die periode, toen bijna iedereen zonder werk zat, werd er met afgunst naar de slijpers gekeken. Ook de meisjes van het dorp hadden wel zin in een jonge kerel, die er „warmpjes‟ in zat. Gevolg: nog méér afgunst en toen werden er spotliedjes gezongen, die de slijpers afschilderden als slappelingen, die te verleiden zijn met een „stukske chocolat‟ maar „onder een zak (= werken aan de dokken) vallen ze plat‟ ! In de Kempense ateliers werden traditioneel vooral kleine stenen bewerkt, die als grondstof via een aantal tussenpersonen door Antwerpse handelaars bezorgd werd. Een stelselmatige arbeidscontrole bestond toen nog niet. Jonge arbeiders, die het vak voornamelijk via leercontract leerden, werden enkel ingewijd in de basisbewerkingen waardoor ze al na enkele maanden productief werden. Dat was belangrijk want in deze kleinschalige branche was productiviteit noodzakelijk omdat de slijpers vergoed werden op basis van bruto stuktarief en de eigen sociale bijdrage en andere bewerkingskosten moesten ze zelf betalen. Voormalige diamantslijperij Alfons Dieltjens in Oelegem (2007), ook in een achterbouw. Let Indien de Kempense arbeiders een goed loon op de grote ramen voor maximale lichtinval! wilden verdienen, moesten ze dus veel, lang en in een hoog tempo werken. Na de gebruikelijke werktijd werd er dan ook vaak thuis in een of ander achterkamertje aan een eigen molen verder geslepen. In een slijperij telt elke karaat en bij de slijpbewerking springen er soms stukjes weg, of waren het de diamantjes zelf (het ging meestal om kleine steentjes) die op de grond vielen. Daarom werd elke avond het hele atelier grondig uitgekeerd en alle stof verzameld in een speciale diepe ijzeren lepel. De atelierbaas liet het stof op een klein spiritusvuurtje opbranden en zo kon hij elk verloren gegaan steentje terug recupereren. Dit was een taak die de atelierbaas zelf ondernam, want een steentje tussen het stof zou wel eens in de voering van een kledingstuk of in de broekzak van een werkman kunnen verdwijnen … Omdat het telkens over kleine steentjes ging, was een arbeider met lange nagels ook een gevaar voor de atelierbaas: een klein steentje kon er onder weggedrukt worden. Maar meestal waren de werklui familieleden, buren, bekenden of minstens dorpsgenoten van de 39 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
atelierbaas en werd er gewerkt in vol vertrouwen. Toch waren er soms wel eens oneerlijke werknemers, die dan vroeg of laat tegen de lamp vlogen. Er waren bovendien ook heel wat illegale diamantbewerkers, die bij een werkgever of een handelaar een partij ruwe diamant afhaalden om ze thuis voor eigen rekening of in een of andere werkplaats af te werken: „doppen en werken‟ was voor sommigen, zeker tijdens de crisisjaren rond 1930 toen bijna iedereen zonder werk zat, de enige manier om het financieel hoofd boven water te houden. Ook als ze in bijberoep voor een baas werkten, werden ze bijna nooit als werknemer ingeschreven. Meestal lag zo‟n werkplaats achter een handelszaak (voor de atelierbaas was het diamantslijpen ook een bijverdienste !) en kon de arbeidsinspecteur niet anders dan langs de „winkel‟ binnen komen. Maar telkens de deur openging, luidde de bel, die ook in het atelier kon gehoord worden. De winkelbediende (vrouw van de atelierbaas) kon via deze bel met een afgesproken teken het atelier waarschuwen zodat de „illegalen‟ tijdig langs een achterdeur konden ontsnappen. Het was perfect georganiseerd „zwartwerk‟. Het hoeft geen verdere uitleg dat in dit arbeidssysteem enerzijds enkelen (de werklustige slijpers) op zeer korte tijd een hoge welstand verwierven en zich een eigen huis, een auto en eventueel jaarlijks een reisje naar de Côte d‟Azur konden veroorloven maar dat er anderzijds soms dramatische conflicten ontstonden wanneer bvb een grootvader (atelierbaas) de kosten betaald had voor de opleiding van kleinzoon tot diamantslijper (in de verwachting dat die kleinzoon later in zijn atelier zijn kennis zou komen laten renderen) maar dat die kleinzoon dan later voor eigen rekening ging werken en dus een concurrent van zijn grootvader (sponsor van zijn studies) werd. Familieruzies tot gevolg en … terecht. Het hele systeem was niet allemaal zuivere koffie. Er zaten wel enkele „bemols‟ aan vast. Pas in de loop van de jaren 1960 en vooral in de jaren 1970-80 begon het tij te keren: de delokalisatie naar lage loon landen (o.a. India) en De standaard 58 vlakken van een BRILJANT vooral de verhoogde overheidscontrole in eigen land Een briljant slijpen is niet zo simpel. (bvb invoering van de BTW in 1971) betekenden het einde van de plattelandsnijverheid. 40 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Statistieken bevestigen de waren er op het platteland molens en 1500 was hun aantal ver-tienslijpers, maar in 1976
geschiedenis: in 1908 66 fabriekjes met 1184 diamantslijpers. In 1965 voudigd tot 15326 bleven er nog slechts
6299 diamantbewerkers over, dus minder dan de De verhoudingen in de „Tolkowsky‟ briljant helft. In 2006 tenslotte was de nijverheid bijna uitgestorven want er bleven toen in heel België nog slechts 1400 diamantbewerkers over in 146 erkende diamantwerkplaatsen. De ‘Briljant’ Slechts enkele bedrijven konden voorlopig het hoofd boven water houden door zich te specialiseren op grote stenen, moeilijke stenen en speciaal slijpsel zoals bvb de briljant. Deze slijpvorm was voorbehouden aan de besten onder de slijpers want een briljant, geslepen volgens de regels (ontwikkeld in 1919) van Marcel Tolkowsky (1899-1991) was geen „sinecure‟. De Kempense slijpers kenden heel goed de Antwerpse Jood Marcel Tolkowsky en de jongere generatie kent zeker ook nog zijn neef ‘Sir’ Gabi Tolkowsky (geb. 1939). Ze kwamen bijna nooit direct met hem in contact, tenzij na afspraak in de Diamantclub zelf en alleen voor gewichtige zaken. Iedereen die „Sir Gabi‟ ontmoette, boog in tweeën als een knipmes: hij was en is nog steeds dé figuur in de diamantwereld. Naast zijn schitterend slijpwerk, waarbij hij een aantal nieuwe vormen ontwikkelde, kreeg hij van De Beers de opdracht toevertrouwd om twee beroemde diamanten te slijpen: in 1988 de „Centenary‟ 41 van 273,85 kt (hier werkte hij 3 jaar aan, studiewerk inbegrepen: de steen heeft 247 facetten) en in diezelfde periode ook de 545,65 kt „Golden Jubilee‟ met 148 facetten (geschonken in 1995 aan de koning van Thailand voor zijn 50 jaar koningschap). Tolkowsky is een naam die klinkt als een klok in de diamantwereld.
Sir Gabriel S. „Gabi‟ Tolkowsky, neef van Marcel, de zesde generatie van de Tolkowsky familie, „Ridder in de Orde van Leopold II‟ (2003) en de „goeroe‟ van de „briljandeurs‟. Hier met de „Centenary‟ tussen zijn vingers.
We onderstrepen dat de term „briljant‟ betrekking heeft op een slijpvorm en niet mag verward worden met de productnaam „diamant‟, want alle briljanten zijn diamanten maar niet alle diamanten zijn briljanten !
De ‘briljant’ is bovendien een Antwerpse creatie ! Hoe beoordeelt men een diamant ? 41
De Beers liet op de persvoorstelling in 1991 weten dat de steen verzekerd was voor 500.000 dollar PER KARAAT.
41 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
De 4 C‟s carat, clarity, colour en cut bepalen de waarde van een diamant. Elke diamant wordt hierop gecontroleerd. Deze waardebepaling is heel complex. Hier volgen slechts de voornaamste gegevens: ‘Carat’ of karaat: dit is het gewicht dat als eerste onderzocht wordt op een speciale weegschaal die tot op een honderdduizendste van een gram nauwkeurig meet. Het gewicht wordt dan omgezet in karaat en afgerond tot 5 cijfers na de komma. Op het certificaat komt, naar traditioneel gebruik in de diamantwereld, een cijfer in karaat tot 2 cijfers na de komma. In het begin van de 20° eeuw werd de karaat internationaal vastgesteld op 0,2 gram.
Een karaatje
De term „karaat‟ komt van het Grieks „κέράτίον‟ [keration]: het pitje De peul van een Johannesbroodboom uit de peul van een Johannesbroodboom (Ceratonia Siliqua). Deze pit werd in de Oudheid als gewichtseenheid gebruikt als bvb goud moest gewogen worden, omdat ze altijd een gewicht heeft tussen 197 en 216 milligram, dus constant om en nabij 0,2 gram. ‘Clarity’ of zuiverheid: is afhankelijk van de grootte en het aantal insluitsels in een afgewerkte diamant. Een microscoop die 25 maal vergroot ontdekt de kleinste afwijkingen maar het is toch de loep die 10 maal vergroot, die als norm geldt. Een diamant is „loepzuiver‟ wanneer een expert onder gestandaardiseerd kunstlicht geen insluitsels kan zien, maar anders worden termen gebruikt als vvs (very, very small), vs (very small) over si (small inclusion) tot „piqué,wanneer een insluitsel met het blote oog kan waargenomen worden. Hoe zuiverder de steen, hoe meer waarde hij heeft. ‘Colour’ of kleur: 90 % van de geslepen diamanten hebben een geelachtige kleur. Door vergelijking met „ijkstenen‟ wordt de juiste tint bepaald. De kleuren variëren tussen „exceptional white‟ (uitzonderlijk wit en wordt beschouwd als de beste kleur) tot „tinted colour‟ (de minst interessante kleurschakering). Ze krijgen ook een alfabetische quotering met D als beste en Z als slechtste. Dit is een zeer vermoeiend beoordelingsproces waar een laborant slechts een kwartier zou mogen mee bezig zijn. Natuurlijk gekleurde diamanten (die bestaan ook !) worden met standaard kleurkaarten vergeleken om de juiste tint te bepalen, behalve wanneer er met de diamant „geknoeid‟ is (en dat gebeurt soms ook !) ‘Cut’ of het maaksel: is afhankelijk van de vakkennis van de slijper en er bestaat een speciaal computerprogramma (en ook met de loep) waarmee de afwerkinggraad en de verhoudingen van de diamant beoordeeld worden. De steen wordt volledig uitgemeten: is hij wel symmetrisch geslepen ? staan alle facetten juist t.o.v. elkaar ? … Dit is allemaal zeer belangrijk voor de schittering (het „vuur‟ of „spel‟) van de steen.
42 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Antwerpen of Amsterdam ? In de meeste landen denkt het grote publiek dat Amsterdam hét wereldcentrum van de diamant is. Maar uit bovenstaande tekst weten wij nu dat in de loop van de geschiedenis het centrum van de diamanthandel en –bewerking enkele keren van plaats veranderd is. We weten wanneer dat gebeurd is, we weten waarom die verplaatsingen gebeurden en hoe lang ze geduurd hebben. Bijgevolg weten we ook dat het „grote publiek‟ hierover met een groot misverstand te maken heeft: Antwerpen is en blijft onmiskenbaar het wereldcentrum van de diamantindustrie. Antwerpse diamantairs en juweliers vragen zich ook af waarom Antwerpen niet meer inspanningen heeft gedaan om dit verkeerde beeld bij de massatoerist recht te trekken. Maar men moet dit een beetje filosofisch bekijken: het toeristisch imago van Amsterdam in de wereld weegt zwaarder dan dat van Antwerpen. Dat kunnen we niet ontkennen. Amsterdam hangt een stukje van haar toeristisch imago op aan diamanten, die er gretig verkocht worden aan de miljoenen toeristen. Wat die toerist niet weet is dat al die diamanten bijna allemaal geslepen zijn in Antwerpen. Antwerpen wordt er dus ook beter van. Laat ze dus maar doen … Is er nog toekomst voor diamant in Antwerpen ? Antwerpen is nog altijd het wereldcentrum van de diamanthandel en huisvest de beste vaklui en wetenschappers. Maar de omstandigheden kunnen snel veranderen. Tel Aviv en Bombay azen op de Antwerpse positie van marktleider. Het negatieve imago, dat sinds de komst van de Russische en Georgische Joden in de Pelikaanstraat en de hieraan verbonden criminaliteit, op Antwerpen rust, moet zo snel mogelijk uitgeroeid worden. Ook de hetze rond de import van Angolese ruwe diamanten (gekoppeld aan de financiering van wapens in de guerrillaoorlog van Unita tegen de Angolese regering - denk maar aan de aangrijpende film „Blood Diamond‟ uit 2006) moet opgevangen worden met een sluitend controlesysteem op de herkomst van deze stenen.
ECC-tennisracket, 1986, Varozza (Arent & Van Leeuw) © Diamantmuseum/White Light)
Antwerpen beschikt over de know-how en het beste controlesysteem ter wereld, dat door de Belgische Overheid in de Afrikaanse landen kan ingevoerd worden, zodat ter plaatse een controlestructuur er voor kan zorgen dat alleen officiële diamanten op de markt terechtkomen. Er bestaan (ook in Antwerpen) lasermachines, die diamanten kunnen voorzien van een identificatienummer of een logootje, onzichtbaar voor het blote oog. In Canadese diamantmijnen worden deze laserstralen al courant toegepast (zie
43 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
boven: EKATI-mijn). De WFDB (WereldFederatie van DiamantBeurzen, met zetel in Antwerpen) houdt zich intensief met dit probleem bezig en samen met „Amnesty International‟ is ondertussen het zgn. „Kimberley Proces‟ gestart in 2003, waarmee wereldwijd alle diamanten worden geregistreerd en gecertificeerd op herkomst. Een elektronisch register laat toe dat de 28 diamantbeurzen in de wereld binnen de 2 minuten elke verdachte handelaar kan opsporen. De vraag blijft of al deze maatregelen wel doeltreffend werken op een crimineel internationaal netwerk waar financiële belangen meer waard zijn dan mensenlevens. Diamantmusea In 1968 liep in het museum „Sterckxhof‟ te Deurne een tentoonstelling over diamant en dat was de impuls voor Antwerpen om zelf een museum op te richten. Dit kwam er eerst in de Jezustraat en dan in de Lange Herentalsestraat. Spoedig bleek dit pand te klein te worden en werd er verhuisd naar het Koningin Astridplein, vlakbij de diamantwijk, waar op 25 mei 2002 een nieuw Diamantmuseum van Antwerpen zijn deuren opende in aanwezigheid van Prins Filip en prinses Mathilde. De Hoge Raad voor Diamant (HRD) verleende haar medewerking met juwelen uit buitenlandse musea en huizen als Cartier en Tiffany. Het grote belang van dit museum is dat er vijf eeuwen geschiedenis van de Antwerpse diamant wordt weergegeven. Ook de Kempen werd niet vergeten want recent werd er een volledig slijpatelier „De Eendracht‟ in ondergebracht, afkomstig uit de Kempen met het alaam van rond 1900. De vier belangrijke processen van diamantbewerking worden geïllustreerd: kloven, zagen, snijden en slijpen. Een van de hoogtepunten is het ECC-tennisraket, de trofee van het European Community Championship (ECC) tennistornooi, dat tot in 1998 jaarlijks in het Sportpaleis plaatsvond. Het raket bestaat uit 6 kilo fijn goud bezet met 150 karaat perfect geslepen diamanten „Cut in Antwerp‟. Ook het Diamantmuseum van Grobbendonk (geopend in 1968) is best de moeite waard (uitsluitend geleid bezoek in groep): hier wordt vooral getoond hoe de Kempenaar vanaf het einde van de 19° eeuw en gedurende zo‟n 100 jaar zijn brood verdiende met het slijpen van diamant en wat de gevolgen er van waren in de hele streek. Later zal Slijperij Lieckens in Nijlen ook een historisch slijpatelier openstellen voor het publiek. In het Diamantmuseum van Brugge (geopend in 1999) wordt dan weer uitvoeriger ingegaan op de vroegere diamantgeschiedenis en vooral de rol van de diamant in Brugge tijdens de Bourgondische Periode rond 14-15° eeuw (denk aan Lodewyck Van Bercken !) 44 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Er bestaan nog andere diamantmusea in Durbuy, Amsterdam, … en misschien nog in andere steden, maar geen enkele doorstaat een vergelijking met de Brugse, Antwerpse of Kempense musea, want meestal komt het er op aan om in hun „shop‟ zoveel mogelijk juwelen te verkopen, koffie te drinken en gebak te eten. Dat zijn geen diamanten ! Het diamantverleden, zoals getoond in Antwerpen, Brugge en de Kempen, is uniek in heel de wereld. Dat bestaat in geen enkel ander land. En … op de keper beschouwd, is dit allemaal tot stand gekomen door toedoen van de Joden ! We hopen maar dat de Russische en Georgische Maffia deze eeuwenoude schitterende traditie niet komen verknoeien waardoor ons Antwerps diamantcentrum wel eens zou kunnen verdwijnen naar India, de USA of misschien China ? Besluit Over diamant zijn ontelbare boeken geschreven want het is een onuitputtelijke bron van inspiratie. Er valt ongetwijfeld nog veel meer te vertellen over diamant dan wat ik in dit artikel aangeroerd heb (bvb nog de fascinerende geschiedenissen van de beroemde diamanten, zoals ik er enkele in dit artikel genoemd heb). Ik wilde me beperken tot een historisch bericht over de oorsprong van diamant en hoe diamant zijn weg gevolgd heeft van India tot in Antwerpen en wat er daarna mee gebeurd is in de Kempen. Anderen hebben diamant als een winstgevend kleinood behandeld, dat vrolijk moet overkomen en … dat is het in wezen ook, want wat kan er vrolijker zijn dan een verlovingsring, versierd met een schitterende diamant ? En zelfs de zakenwereld houdt het ludiek: zo bvb wordt een telefoontje naar de Hoge Raad voor Diamant begroet met de titelsong van een James Bond film (1971): “Diamonds are forever” gezongen door Shirley Bassey. Vroeger kreeg men in het Antwerps Diamantmuseum ook Marilyn Monroe te horen met "Diamonds are a Girl's Best Friend" uit de succesfilm „Gentlemen prefer Blonds‟ van 1953. De huidige slogan van de museumshop speelt hierop in met een afgeleide versie: “Diamonds are anyone’s best friend !” Omdat het verhaal over diamant zoveel historische, economische, maatschappelijke, enz. … vlakken raakt, heb ik ook vele geschriften moeten raadplegen en dit hield een zware opgave in: sommige bronnen zijn absoluut onbetrouwbaar qua inhoud en laten hun fantasie de vrije loop, of zijn botweg verkeerd ! Sommigen beperken zich tot één periode, of behandelen slechts één aspect, dat bovendien dikwijls uit zijn context gerukt werd. Dan weer zijn het bronnen die de hele zaak tendentieus beschrijven, zoals bvb gezien vanuit de Amsterdamse of de Antwerpse invalshoek. Vergeet ook niet de Joodse geschriften, die telkens hun Portugese, Amsterdamse of Antwerpse achtergrond hebben. In 45 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
grote lijnen komt alles wel op hetzelfde neer maar in dit „spinnenweb‟ zou het kunnen voorkomen dat er in mijn verhaal helaas toch een paar onnauwkeurigheden zitten. Mijn excuses daarvoor (en … ik ontvang graag correcties !). Herman Knaeps Enkele geraadpleegde werken: The Jewish Connection (www.edwardjayepstein.com/diamond/) How the Portuguese Secret Jews (Maranos) saved England (www.jewishmag.com) Industrieel gebruik van diamant (www.argylediamonds.com.au/facts_figures.html) Briljante Verhalen, Het Kempense d de Antwerpse diamantsector in historisch perspectief (www.ciroc.nl/papers/Joodsegemeente.pdfiamantverleden onthuld (www.schitterendgeslepen.be) All About Gemstones: Diamonds (www.allaboutgemstones.com/diamonds) De rol van de diamant in de economie (www.scholieren.com/werkstukken) The Birth of a Diamond Centre (www.awdc.be/birth-diamond-centre) De Voorgeschiedenis van het Nijlens Sprookje (www.depoemp.be/SchitterendGeslepen/Diamant.pdf) De Joodse gemeenschap en) The story behind "Barney" Barnato (www.tokencoins.com/barnato.htm) Diamond Trade and Industry (www.jewishvirtuallibrary.org/jsource) Kimberley Pipes (ezinearticles.com/?Find-Your-Own-Diamond-Mine)
OP ZOEK NAAR EEN
ANTWERPS
RETABEL IN DE
BOURGOGNE (PIETER
MELIS)
Reisverslag : De abdij van Baume-les-Messieurs (Jura), de stichteres van de abdij van Cluny (Bourg.) In de maand september 2010 werd de 1100ste verjaardag gevierd van de stichting van Cluny. Deze wereldberoemde abdij, waarvan spijtig genoeg niet veel meer overblijft, wordt beschouwd als de bakermat van de Westerse christelijke beschaving. Maar wat velen niet weten is dat Cluny in 909/910 gesticht werd door Abt Bernon van Baume-les-Messieurs. Deze vertrok op dat moment met 6 monniken uit Baume 46 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
en ook 6 uit de abdij van Gigny, waar hij daarvoor ook abt was geweest. Een beetje geschiedenis : in 869 - de oudste gekende schriftelijke bron - schonk Lotharius II aan de aartsbisschop van Besançon een klooster(tje) dat afhankelijk was van Château-Chalon, de 'cellula de Balma' (latijn voor 'kloostercel van Baume') geheten. In 890 kreeg Abt Bernon, abt van Gigny, deze dan op zijn beurt cadeau van de koning van de Provence. De stichting werd al vlug een machtige abdij, die onder abt Bernon een beslissende bijdrage zou leveren aan de spirituele geschiedenis van het Middeleeuwse Westen. De persoon van Bernon als eerste abt van Cluny was beslissend voor de ontwikkeling van het monnikenwezen. Hij was de baanbreker van de geestelijke hervorming die gestoeld was op de regel van Benedictus. Maar de geschiedenis was natuurlijk een voorwendsel tot het voornaamste doel van mijn uitstap : een bezoek aan Baume-les-Messieurs. Sinds ik mijn eindwerk maakte als gids over het Sint Jobsretabel van Schoonbroek/Retie ben ik gepassioneerd door Antwerpse retabels en via het passieretabel van Oplinter kwam ik bij dit van Baume-les-Messieurs. Tijdens de voorbereiding van mijn excursie werd ik meer en meer aangetrokken door "la Cirque de Baume" een site die - met hun gebruikelijke chauvinisme – door de Fransen wordt beschouwd als de mooiste site van Frankrijk, maar de site is ook werkelijk adembenemend... Je komt in een diepe vallei, langs 2 kanten door hoge rotsen omgeven, en deze komt uit op het einde van de wereld... Profiteer van een daguitstap in dit dorpje van 200 zielen, van de nog overblijvende romaanse abdijkerk (opgravingen in het koor gaan terug tot Karolingische tijd !) en de abdijsite - die in 1759 geseculariseerd is, verkocht en verdeeld werd onder 12 eigenaars. Uiteraard ging mijn bijzondere aandacht naar een vergelijking van het retabel met dat van Schoonbroek ( beide van rond 1540). Dit is groter en majestueuzer dan het onze, maar is waarschijnlijk in hetzelfde atelier gemaakt en door dezelfde kunstenaars. Maar ook de grotten van Baume zijn de moeite waard : 120 m diep, 500m ingerichte gangen, zalen met een hoogte van 20 tot 80 meter, zonder inspanning en ongevaarlijk te bezoeken met gids. Liefst 's morgens te doen. Ook de watervallen zijn de moeite waard. Van ca. 1 mei tot half september zijn bezoeken met gids mogelijk als privaat persoon (Franstalig) Voor groepen zijn gidsbeurten het hele jaar mogelijk. Overtuig jezelf en ga eens kijken op de website www.baumelesmmessieurs.fr en voor reservaties met groepen E-mail
[email protected]. Er zijn genoeg mogelijkheden voor overnachtingen in chambres d'hôte (zie op Internet), en tevens is er een camping "de la Toupe" langs het water die open is van 1 april tot eind september. tel 0033 384 446316 of GSM 0033 643 420613 van de camping. 47 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
Om U een idee te geven van afstanden : naar Dyon : 90 km - naar Besançon : 70 km - naar Bourg-en Bresse : 80 km - naar Lyon : 140 km Geniet ervan zoals mijn vrouw en ikzelf. Pieter-André Melis.
WEETJES
UIT DE GESCHIEDENIS
De volgende keer dat je je handen wast, en je vindt de temperatuur van het water niet echt aangenaam, denk er dan eens aan hoe het er ooit aan toeging... Hier volgen een aantal feiten uit de jaren 1500 : *De meeste mensen huwden in juni, omdat ze hun jaarlijks bad namen in mei,en dus in juni nog redelijk fris roken. Tegen die tijd begon men echter toch al lichtelijk te stinken, en dus droeg de bruid een boeketje bloemen om haar lichaamsgeur te verbergen. Daar komt dus het gebruik van dat ook vandaag nog de bruid een bruidsboeket draagt. *Een bad bestond uit een grote kuip die gevuld werd met heet water.De heer des huizes genoot het privilege van het schone water, daarna volgden de zoons en andere mannen die deel uitmaakten van het huishouden,dan de vrouwen, en tenslotte de kinderen. De baby's waren als laatsten aan de beurt. Tegen dan was het water zo vuil dat je er makkelijk iemand in kon kwijtraken... Vandaar de uitdrukking "de baby met het badwater weggooien". *Huizen hadden in die tijd strooien daken, zonder houten gebinte. Het was de enige plek waar de dieren zich warm konden houden, en dus leefden de katten en kleinere dieren (muizen, ongedierte) in het dak. Als het regende werd het daar glibberig, en soms gleden de dieren dan uit en vielen van het dak. Vandaar het Engelse gezegde "It's raining cats and dogs". *Niets kon verhinderen dat er dingen in het huis vielen. Dit was een echt probleem in de slaapkamer, waar ongedierte en uitwerpselen je schone beddengoed konden bederven. Daarom werden bedden voorzien van grote palen om een laken over te hangen dat dan toch een beetje bescherming bood. Zo is het gebruik van hemelbedden ontstaan.
48 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010
*In die tijd kookte men in de keuken in een grote ketel die altijd boven het vuur hing. Elke dag werd het vuur aangestoken, en werden er ingrediënten toegevoegd aan de ketel. Men at meestal groenten, en weinig vlees. Men at deze stoofpot 's avonds, en liet het overschot in de ketel. Dit werd dan 's nachts koud, en 's anderendaags begon men gewoon opnieuw. Zo zaten er in hun stoofpot vaak dingen die er al heel lang inzaten... *Wie geld had, kon zich tinnen borden veroorloven. Voedsel met een hoge zuurtegraad zorgde er voor dat een beetje van het lood in het voedsel terecht kwam, wat vaak tot een loodvergiftiging en de dood leidde. Dit gebeurde het meest met tomaten, waardoor tomaten de volgende ± 400 jaar als giftig werden beschouwd. Brood werd verdeeld volgens je sociale status. Arbeiders kregen de aangebrande bodem van het brood, het gezin at het middendeel op en gasten kregen de bovenste, krokante korst. *Men gebruikte loden bekers om bier of whisky te drinken. Die combinatie zorgde er soms voor dat de drinker een aantal dagen buiten westen was! Als de dronkaard dan bewusteloos gevonden werd langs de straat, werd hij vaak gereed gemaakt om begraven te worden. Hij werd een aantal dagen op de keukentafel gelegd,en de familie at en dronk aan diezelfde tafel, en wachtte af of hij nog wakker zou worden. Vandaar het gebruik van de doodswake. *Engeland is oud en klein, en de bevolking vond geen plaats meer om de doden te begraven, dus werden er kisten uitgegraven en de beenderen naar een beenderhuis overgebracht, zodat ze de graven konden hergebruiken. Bij het heropenen van deze kisten, ontdekten ze dat er bij 1 op 25 aan de binnenkant gekrabd was, en ze beseften dat ze levenden hadden begraven. Van toen af werd er een touwtje rond de pols van een lijk gebonden,dat omhoogleidde en verbonden was met een belletje boven de grond. Iemand moest dan heel de nacht op het kerkhof zitten om te horen of de bel rinkelde. En zo werd er wel eens iemand "gered door de bel". Wie zei er ook alweer dat geschiedenis saai was...?
49 Kempensche Tydinghen nr 60 | Juli – Augustus – September 2010