De ontwikkelingspotenties van stedelijk werelderfgoed Een voorbeeldproject in Scharloo Abou, Willemstad
Locaties met werelderfgoedstatus in het historische centrum van Willemstad. In de cirkel het gebied van de ontwerpopgave.
2
Voorwoord Op de werelderfgoedlijst staan vele steden. Ze hebben ‘universele’ betekenis en ‘outstanding value’. Tegelijk zijn het ook plaatsen die bestaan bij gratie van dynamiek en gestage verandering - economisch, functioneel, sociaal en ruimtelijk. Dat werelderfgoed en stedelijke dynamiek een spanningsveld opleveren bewijzen de jaarlijkse vergaderingen van het World Heritage Committee, waar ontwikkelingen in tientallen steden ter discussie worden gesteld, zoals in Keulen, Wenen, Sint Petersburg, Londen, Timbuktu, Olinda en Agra. Dresden is onlangs zelfs van de lijst afgevoerd, omdat een controversieel bruggenbouwproject toch werd doorgezet. Er is een tweede spanningsveld bij werelderfgoedsites, namelijk tussen de ambities die vervat zijn in de nominatiedossiers van het werelderfgoed en de opgave om daar lokaal invulling aan te geven. Een werelderfgoedstatus vraagt om geavanceerde sturingsmechanismen, managementplannen en handhaving. Dit is werk voor professionals met draagvlak en maatschappelijke ondersteuning. Veel landen zijn niet goed in staat om hun eigen ambities, vervat in voordrachten voor de werelderfgoedlijst, waar te maken en om te zetten in concreet beleid voor beheer en ontwikkeling. Ook Nederland worstelt hiermee, met name in de grote landschappelijke wereldmonumenten zoals de Stelling van Amsterdam en de Beemster.
kwaliteiten tot uitgangspunt van vernieuwing te maken. Dat is echter gemakkelijk gezegd. Hoe kan de overheid ontwikkelingen sturen en het goede voorbeeld geven, met de beperkte middelen die tot haar beschikking staan? Hoe kunnen private ontwikkelingen elkaar versterken en in samenhang tot stand worden gebracht? Sluiten de Unesco guidelines en de externe betrokkenheid die bij werelderfgoed horen aan op de lokale praktijk? Wordt het hierdoor mogelijk om tot buitengewone daden te komen of blijft het neerslaan van de werelderfgoedstatus in beleid, draagvlak en een vanzelfsprekende lokale manier van doen een onbereikbare utopie? In Willemstad zijn de uitdagingen van de werelderfgoedsteden aanwezig. De ervaring daar zet ons aan het denken over hoe om te gaan met historische steden. Prof. dr. ir. Paul Meurs RMIT - TU Delft
Op dit moment is Willemstad op Curaçao (nog) de enige werelderfgoedstad binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het behoud van de ‘outstanding value’ van de stad staat niet altijd voorop bij ruimtelijke ontwikkelingen. De uitdaging is om die 3
Credits Samenstelling RMIT, Faculteit Bouwkunde TU Delft Onderzoek en tekst Astrid Aarsen, Paul Meurs Teksten onder ‘Studio Werelderfgoed Willemstad’ zijn gebaseerd op eindwerkstukken van de masterstudenten RMIT die zijn beoordeeld door de docenten Lidy Meijers, Ferry Colautti en Alexander Vollebregt. Beeldmateriaal Astrid Aarsen, Lidy Meijers en masterstudenten RMIT, Studio Werelderfgoed Willemstad Eindredactie Isabel van der Zande, Paul Meurs Vormgeving Isabel van der Zande Druk Publikatieburo Bouwkunde TU Delft, Faculty of Architecture tel. 015 2784737 Mail:
[email protected] © 2009 RMIT (www.rmit.tudelft.nl) All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic,mechanical,photocopying,recording,or otherwise, without the prior written permission of the publisher. Printed in The Netherlands. For inquiries regarding photographs in this publication please contact the publisher.
4
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Werelderfgoed op de werkvloer, een experiment in Willemstad
7
De ontwikkelingspotenties van stedelijk werelderfgoed: de vervolgfase
13
Studio Werelderfgoed Willemstad = onderzoek x participatie x ontwerp
29
Dankwoord
55
5
6
Werelderfgoed op de werkvloer, een experiment in Willemstad Werelderfgoed in het ARC Willemstad (Curaçao) is één van de acht werelderfgoederen in het Koninkrijk der Nederlanden die op de Unesco Lijst van het Werelderfgoed staan. De universele waarde van de historische binnenstad is als volgt omschreven: ‘een Europees koloniaal ensemble in het Caribische gebied van opvallende waarde en integriteit, dat de organische groei van een multiculturele samenleving in drie eeuwen weerspiegelt.’ Het project Werelderfgoed Willemstad, Scharloo Abou: de betekenis en toekomstmogelijkheden van werelderfgoed in de dagelijkse praktijk is door de afdeling RMIT van Faculteit Bouwkunde TU Delft geïnitieerd als voorbeeldproject in het kader van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur (ARC). Dit is het uitvoeringsprogramma van de Nota Ruimte voor de periode 2005 - 2008, onder verantwoordelijkheid van het ministerie van OCW. Willemstad is als casus uitgelicht, omdat zich hier vanuit de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling en Volkshuisvesting te Willemstad (DROV) een concrete vraag aandiende over de omgang met werelderfgoed bij interventies. Er was behoefte aan kennisontwikkeling over de betekenis van werelderfgoed in de praktijk. DROV benaderde de TU Delft om vanuit een onafhankelijke positie kennis en kunde in te brengen en het ontwikkelingsproces in de wijk Scharloo Abou te ondersteunen. Dit project is uitgevoerd in de periode oktober 2007 tot en met 31 maart 2009. Om het project goed te kunnen positioneren ten opzichte van de bestaande planningspraktijk en de aanwezige expertise op
Curaçao, is een opdeling gemaakt in twee fasen. De eerste fase omvatte de voorbereiding, een factfinding mission en het ontwikkelen van een uitwerkingsvoorstel. Hierover is reeds verslag gedaan. Fase twee bestond uit een concrete uitwerking in een ontwerpopgave. De afronding van deze fase biedt een goede gelegenheid om op het project terug te kijken. Scharloo Abou De wijk Scharloo Abou ligt tegenover het historische centrum (Punda) aan het Waaigat en vormt een historische woonwijk met een maritiem verleden. De wijk is binnen het werelderfgoedgebied als ‘transmission area’ aangewezen. Het gebied heeft een nauwe functionele en ruimtelijke verwantschap met de binnenstad (Punda) en Otrobanda, die wezenlijk is voor de universele waardering die door Unesco aan de historische binnenstad van Willemstad is toegekend. In de jaren zestig raakte de wijk in verval, met name als woongebied. Vanaf het begin van de jaren negentig, vooruitlopend op de erkenning van Willemstad als werelderfgoed in 1997, zijn onder andere op initiatief van Stichting Monumentenzorg en N.V. Stadsherstel plannen en studies uitgevoerd en investeringen gedaan om Scharloo, waar Scharloo Abou een wezenlijk onderdeel van uit maakt, nieuw leven in te blazen. Die ontwikkeling is nog steeds gaande. Echter, in tegenstelling tot de andere delen van het werelderfgoedgebied, zoals Otrobanda en Pietermaai, verloopt die ontwikkeling traag en speelt de werelderfgoedstatus een onbeduidende rol.
7
Boven: Kaart Curaçao en luchtfoto centrum Willemstad (bron: Google Earth) Rechts: Kaart wijk Fleur de Marie en locatie voor de ontwerpopgave (bron: Google Maps)
8
Wat is hiervan de oorzaak? Het ontbreekt in Scharloo Abou niet aan (individuele) voorstellen en ideeën. De private en publieke inzet op restauratie van solitaire monumenten is groot. Het beschermingsinstrumentarium is aanwezig en er zijn talrijke studies en plannen over deze wijk beschikbaar. Wat echter ontbreekt, zo bleek bij nadere bestudering, zijn gemeenschappelijk gedragen plannen die sturen op samenhang. Na een aantal gesprekken met belangrijke actoren en een oriënterend werkbezoek ontstond het vermoeden dat het ontwikkelingsproces moeizaam verloopt vanwege een tekortschietende onderlinge communicatie over plannen en ambities, alsmede een gebrekkig draagvlak of zelfs onbegrip voor andermans standpunten. Er is onvoldoende synergie tussen private en publieke initiatieven - en daardoor wordt de status van werelderfgoed niet of onvoldoende verzilverd.
ambtelijke diensten (DROV, Dienst Openbare Werken, Secretariaat Stadsvernieuwing, Dienst Werk en Inkomen, Dienst Economische Zaken, Dienst Cultuur en Educatie). De workshops kwamen tot stand in nauwe samenwerking met de DROV. Ze gaven inzicht in de urgente knelpunten, in de onderlinge relaties tussen de actoren en in de dynamiek van het ontwikkelingsproces. Bovendien kon hiermee in een parallel traject inhoudelijk input worden geleverd voor het ontwikkelen van een masterplan, dat in september 2008 in concept werd aangeboden aan het Bestuurscollege. Deze fase is uitvoerig vastgelegd in tekst en beeld in het rapport Project inhoudelijke verdieping masterplan Scharloo Abou. Ontwikkeling van het Werelderfgoed Willemstad (eindverslag eerste fase, 1 oktober 2007 – 31 maart 2008, TU Delft Bouwkunde, RMIT i.s.m. DROV Willemstad, Curaçao).
Tijdens de eerste fase diende de vraag zich aan of individuele ontwikkelingen zodanig op elkaar zijn af te stemmen dat er een meerwaarde ontstaat. Daarbij valt te denken aan een betere beleving van het werelderfgoed of het aanjagen van volgende ontwikkelingen en initiatieven in de wijk. Er werd een workshop georganiseerd rondom drie potentieel verbindende thema’s: (1) infrastructuur en bereikbaarheid, (2) sociale integratie en een integrale aanpak, met bijzondere aandacht voor de volksbuurt Fleur de Marie, en (3) de kernkwaliteiten en ontwikkeling van werelderfgoed. Alle belangrijke actoren waren uitgenodigd deel te nemen en waren ook aanwezig: bestuurders, investeerders, bewoners, belangengroepen en de direct betrokken
J.A.J. Sprockterrein: ontwerpopgave In overleg met het Ministerie van OC&W werd besloten in de tweede fase een concreet project in Scharloo Abou uit te werken, met als inzet het beter begrijpen en mogelijk verbeteren van de wisselwerking tussen publiek en private initiatieven. Op de schaal van een concreet project kon zo worden geëxperimenteerd met mogelijkheden voor gebiedsontwikkeling in combinatie met de uitstraling en het functioneren van Willemstad als werelderfgoed. Er diende zich en belangrijke opgave aan, namelijk het J.A.J. Sprockterrein, een destilleerderij met plannen om te verhuizen. Tijdens het project werd in een ontwerpatelier en in sessies met locale betrokkenen bestudeerd hoe nieuwe ontwikkelingen 9
10
op deze locatie kunnen bijdragen aan het versterken van het werelderfgoed als geheel. Het achterliggend idee is dat de bestaande praktijk, waarbij masterplannen zich moeilijk laten vertalen in concrete projecten, vraagt om een andere aanpak – namelijk om vanuit de incidentele projecten toe te werken naar structurele veranderingen. Van: ‘plan maakt projecten’, naar: ‘projecten maken het plan’. De status van werelderfgoed is ingezet om een proactieve, richtinggevende rol te spelen in het proces van gebiedsontwikkeling. De lokale overheidsinstanties, in het bijzonder de DROV die in de eerste fase een trekkersrol vervulden, kregen in de vervolgfase van het project, vooral een faciliterende en kaderstellende rol. De opzet om fase twee parallel te laten lopen aan de uitvoering van het masterplan kon niet gerealiseerd
worden, omdat de uitwerking van het masterplan stagneerde door een ver-schuiving in bestuurlijke prioriteiten. Wel zijn de bevindingen en resultaten van dit project bruikbaar voor inhoudelijke aanvulling, verfijning en toetsing van zowel het masterplan Scharloo Abou als het Managementplan voor Unesco dat zich eveneens in een voorbereidende fase bevindt. Om de discussie over toekomstige planvorming in Scharloo Abou te voeden zijn vijf uiteenlopende ontwikkelingsscenario’s voor het J.A.J. Sprockterrein uitgewerkt. De ontwerpen bevatten een visie op het hogere schaalniveau (de wijk in de stad) en een uitwerking op het lagere schaalniveau (de locatie in de wijk). De ontwerpen en scenario’s werden uitgewerkt door studenten uit de masterfase van de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft.
11
12
De ontwikkelingspotenties van stedelijk werelderfgoed: de vervolgfase ‘Het feit dat Scharloo Abou deel uitmaakt van het historische beschermde centrum van Willemstad, maakt de taak om tot een integrale ontwikkeling van dit gebied te komen des te uitdagender. Het is van groot belang dat de ontwikkelingen ondersteunend en ten dienste zijn van de historische binnenstad.’ (Masterplan Skarlo Abou (concept), september 2009, 16-17) De interventieopgave als middel Zou het uitgangspunt om ruimtelijke ontwikkeling te gebruiken voor een goed beheer van het werelderfgoed, wellicht ook zijn om te draaien? Kan werelderfgoed iets betekenen voor de gebiedsontwikkeling in Scharloo Abou? Deze vraag vormde het vertrekpunt voor het ontwerpatelier over het J.A.J. Sprockterrrein. De concrete interventieopgave op deze locatie gaf de mogelijkheid om van onderop en vroegtijdig de ‘ontwikkelkracht’ van werelderfgoed te onderzoeken en te concretiseren. Hoe vinden de beheersambities van werelderfgoed en de transformatieambities van gebiedsontwikkeling elkaar? Als uitgangspunten voor de herontwikkeling van dit terrein worden gedacht aan: het versterken van de beleefbaarheid van de historische binnenstad als geheel, het geven van een impuls aan de ontwikkeling van de wijk en het zoeken naar synergie met omringende projecten en initiatieven in de wijk. Participerend ontwerpend onderzoek is ingezet als middel om een gedachtewisseling tot stand te brengen tussen de betrokken publieke en private partijen, inclusief de bewoners van Scharloo Abou. Zo konden ontwikkelingsmogelijkheden
worden gevisualiseerd en gerelateerd aan de context van het wereldmonument Willemstad. Daarmee kan van onderop worden onderzocht hoe de stad zich kan ontwikkelen, in relatie tot de betekenis van het werelderfgoed. De volgende aanbevelingen uit de eerste fase zijn in de uitwerking van de interventieopgave door studenten uit de masterfase meegenomen: verbeter de communicatie en verbinding met aangrenzende, individuele projectontwikkelingen; verbeter het imago en de veiligheidssituatie en bedenk oplossingen voor huidige verstoringen in bereikbaarheid en herkenbaarheid van de wijk. De ontwerpen zijn in dit project niet het doel, maar een middel om draagvlak te vinden bij lokale bestuurders, ontwikkelaars en (wijk)bewoners. In hoofdstuk drie zijn de ontwerpresultaten op een rij gezet. De locatiekeuze Het J.A.J. Sprockterrein ligt centraal in Scharloo Abou, omgeven door het havengebied, het woongebied Fleur de Marie en de Scharlooweg. Vanwege de veiligheid staat de aanwezigheid van de destilleerderij J.A.J. Sprock op deze locatie al langere tijd ter discussie. In het bijzonder de alcoholopslag brengt een verhoogd risico voor de buurt met zich mee. De eigenaar, de heer Donald Henriëtta, onderkent dit probleem en heeft zijn volledige medewerking toegezegd om de fabrieksactiviteiten naar elders te verplaatsen. In het masterplan Scharloo Abou is aan het terrein een culturele bestemming gegeven. Een definitief besluit omtrent verkoop of ontwikkeling in eigen beheer van het terrein moet nog worden genomen. De eigenaar houdt beide opties open, 13
maar heeft wel als voorwaarde gesteld dat de herontwikkeling van het J.A.J. Sprockterrein niet alleen een op zichzelf staande interventie moet opleveren, maar vooral moet bijdragen aan het versterken van de wijk. De keuze om het terrein van de alcoholfabriek J.A.J. Sprock Distilleries N.V. als casus te nemen in de tweede fase is gebaseerd op drie criteria: (1) de ligging aan de Werfstraat, de straat die de historische grens markeert tussen de voormalige eilanden (grote en kleine werf) en het vaste 14
land van Scharloo, (2) de strategische ligging en schakelfunctie van dit terrein tussen de kades aan de Sint Annabaai en het achterliggende gebied, waaronder de volkswijk Fleur de Marie, en (3) de actieve en directe betrokkenheid van de eigenaar de heer D. Henriëtta bij de gebiedsontwikkeling van Scharloo Abou.
Onderzoek, onderwijs en de belangrijkste actoren Het project is gekoppeld aan het masteronderwijs van de afdeling RMIT. Met de vorming van ‘Studio Werelderfgoed Willemstad’ kon een verbinding worden gelegd tussen onderwijs in Nederland en praktijkonderzoek in Willemstad. Bovendien is een derde dimensie toegevoegd: de uitnodiging aan de belangrijkste actoren in het gebied om een interactieve rol te vervullen en gastcolleges te geven, veldonderzoek te ondersteunen en deel te nemen aan een reeks bijeenkomsten en een publiek debat. ‘Studio Werelderfgoed Willemstad’ kon in het project voor meerdere doeleinden worden ingezet. In de uitwerking van de opgave werd de studenten gevraagd expliciet stelling te nemen in het spanningsveld tussen behoud en vernieuwing binnen de context van het werelderfgoed. Om tot een afweging te komen, spraken zij eerst met de belangrijkste actoren uit de publieke en private sector. In de interviews werden deze locale betrokkenen gevraagd zich uit te spreken over hun verwachtingen, ambities en eigen plannen. Met de resultaten gingen de studenten aan de slag in hun ontwerpen. Op een publieke discussiemiddag hebben ze verantwoording afgelegd over hun afwegingen voor het schetsontwerp en toegelicht welke keuzes zij maakten met betrekking tot de locale standpunten. Behalve de eigenaar van het Sprockterrein, de heer Donald Henriëtta, die tevens gastheer was van de ontwerpstudio, is contact tot stand gekomen met de eigenaren van de direct aangrenzende
gebieden, zoals Curacao Port Authority (CPA), de familie Webster en N.V. Stadsherstel. Ook wijkbewoners en de verantwoordelijke overheidsdiensten, waaronder DROV, DOW en SSV, werden betrokken. Dr. Rose Mary Allen gaf een gastcollege over het immaterieel erfgoed van Scharloo Abou, opdat de studenten een bredere, want ook immateriële blik konden ontwikkelingen op erfgoed. In een relatief korte verblijfsperiode was het voor de studenten niet haalbaar om alle actoren te spreken. Om dit te ondervangen werd een publieke discussiemiddag georganiseerd onder leiding van moderator Charles Do Rego, waarin aanvullende bijdragen konden worden ingebracht voor het uitwerken van de ontwerpschetsen en de ambities werden uitgesproken voor het vervolg in Nederland. De schetsontwerpen die in de tweede week van het werkbezoek tot stand kwamen, leverden waardevol beeldmateriaal op voor de afsluitende, publieke discussiemiddag over interventie en gebiedstransformatie in de context van het werelderfgoed. De beoogde samenwerking met de studenten van de Universiteit van de Nederlandse Antillen kon, ondanks meerdere voorbereidende gesprekken voorafgaand aan het nieuwe collegejaar, slechts gedeeltelijk worden verwezenlijkt vanwege discrepantie in het lesrooster en afwijkende onderwijsambities. Wel gaven twee studenten van de UNA aansluitend op de presentaties van de TU Delft studenten hun ontwerpvisie en onderzoeksresultaten voor Fleur de Marie, het gebied aangrenzend aan het J.A.J. Sprockterrein. Ze werden ingeleid door hun docent en onderwijscoördinator Bouwkunde, ir. C. van de Sande. 15
De opgave De ontwerpopgave voor het J.A.J Sprockterrein werd als volgt geformuleerd: ‘Willemstad heeft een bijzondere stedelijke ontwikkeling doorgemaakt die ertoe heeft geleid dat de historische binnenstad is geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed. Op welke wijze kan de stad zich naar de toekomst ontwikkelen en welke betekenis heeft het werelderfgoed hierin?’ De studenten werd gevraagd om te komen met voorstellen voor nieuwe functies. Wel was de randvoorwaarde dat de nieuwe functies moeten aansluiten op het huidige gebruik van de omringende gebieden en lopende projecten. Bovendien moeten de voorstellen een impuls geven aan verdere ontwikkelingen in Scharloo Abou. Ontwikkelingsscenario’s Vijf studenten formuleerden, na overleg met lokale betrokkenen, elk een statement over Willemstad als werelderfgoed. Dit was de opmaat voor vijf verschillende ontwikkelingsscenario’s voor Scharloo Abou, die werden geconcretiseerd voor het J.A.J. Sprockterrein. Behoud en erfgoed hebben in deze uitwerkingen een brede invulling gekregen. De impact van de voorgestelde ontwikkelingen is zichtbaar gemaakt en verschilt per scenario, variërend van maximaal behoud van het bestaande tot radicale ingrepen. De reikwijdte aan ontwikkelingsmogelijkheden, maar ook de ontwerpdilemma’s zijn daardoor inzichtelijk geworden.
16
Gefaseerd: de projectresultaten Aanloop De voorbereidende fase van dit project is van wezenlijk belang geweest.Terugkijkend kan worden gesteld dat juist in deze fase de TU Delft een meer initiërend rol en inhoudelijk adviserende bijdrage had kunnen leveren in plaats van de gekozen ondersteunende en faciliterende rol. De samenwerking met de DROV bleek vruchtbaar, maar leidde in een later stadium tot verwarring en dreigde de onafhankelijkheid van de TU Delft te ondermijnen ten opzichte van de private partijen. Het waarborgen van die onafhankelijkheid is belangrijk gebleken om het doel, het formuleren van een gezamenlijke ambitie over de ontwikkeling van de wijk, te bereiken. Om te voorkomen dat de TU Delft sec als adviseur van de DROV werd beschouwd, is in de tweede fase de samenwerking verbreed naar de belangrijkste actoren: investeerders, eigenaren en bewoners met de DROV als kaderstellende partij. Eerste fase De drie thema’s voor de workshopreeks in januari 2008 waren zodanig gekozen dat ze het sectorale belang overstijgen en als potentiële verbindende thema’s tussen de verschillende belangen (erfgoed, mobiliteit, solidariteit, economie) konden worden ingezet. De workshop over infrastructuur was bedoeld om de toon voor de aanpak te zetten en was daarin succesvol. De aanvankelijk als onoplosbaar aangemerkte knelpunten in de infrastructuur, werden als kansen gepresenteerd door extern mobiliteitsdeskundige en architect Marc Verheijen van Gemeentewerken Rotterdam. Deze paradigmawisseling leidde tot enthousiasme en bood perspectief op nieuwe samenwerkingsverbanden en toekomstscenario’s.
Daar waar geen communicatie meer mogelijk leek tussen belanghebbenden en beleidbepalende instanties, ontstond toenadering en inspiratie om scenario’s te ontwikkelen vanuit de bestaande kwaliteiten. Hoewel de concrete oplossing niet op tafel lag, kon worden aangetoond dat door kleine, nieuwe schakels in de huidige structuur toe te voegen veel van de problemen zijn op te lossen. Bovendien bleek het parkeren geen werkelijk probleem, maar een goed te hanteren opgave. Wel werd duidelijk dat concessies nodig zijn op individuele projectbelangen door niet overal parkeergelegenheid te creëren, maar deze te concentreren en de bestaande parkeermogelijkheden beter te ontsluiten. De workshop over sociale en integrale benadering van Fleur de Marie ten opzichte van de rest van Scharloo Abou verliep moeizamer, omdat feitelijke gegevens over bewoningssamenstelling, sociale problemen en een helder woonwensenprofiel van huidige en toekomstige bewoners ontbreken. De aanwezige investeerders gaven aan te willen bijdragen aan sociale verbeteringen, onder de voorwaarde dat de overheid zorgt voor een goed investeringsklimaat. Het belang van werelderfgoed werd onderschreven door de materiële en immateriële karakteristieken (woongebied, beeldbepalende, veelal in hout gebouwde volkswoningen, hoogteverschillen, levendig volkswijkkarakter, rijke, gemêleerde geschiedenis) mee te nemen in de herontwikkelingsopgave van Fleur de Marie. In de afsluitende workshop over de kernkwaliteiten en ontwikkeling van werelderfgoed bleek dat het thema werelderfgoed nog nauwelijks in breder verband, buiten de direct bij werelderfgoed
betrokken instanties, is verkend. De conclusie van de workshops was dat er behoefte is aan gemeenschappelijkheid en aan het bereiken van overeenstemming over te koesteren kwaliteiten en gewenste ontwikkelingen daarvan. Hoewel er overeenstemming bestaat over wat voor wijk Scharloo Abou zou kunnen of moeten worden, bleek de intentie om ter afsluiting van de workshopreeks met de belangrijkste actoren een convenant te ondertekenen over de realisatie van deze ambitie binnen de gestelde termijn niet realiseerbaar. Tussenfase In juni 2008 is tussentijds overleg gevoerd met het ministerie van OCW, directie Cultureel Erfgoed, over de voortzetting van het project met een tweede fase. De complexiteit van het proces en de onzekerheid over de uitkomsten werden als uitdaging benoemd. Op basis van de resultaten uit de eerste fase is gekozen voor een concrete, strategisch gekozen ontwerpopgave die een impuls kan geven aan het ontwikkelingsproces in Scharloo Abou. Het masterplan voor Scharloo Abou werd in september 2008 aan het Bestuurscollege aangeboden, twee maanden later dan beoogd. Hierdoor werd het niet meer mogelijk om fase twee parallel te laten lopen aan de uitvoering van het masterplan. Het masterplan is pas onlangs, in het voorjaar van 2009, bekrachtigd en was onder embargo beschikbaar voor het uitvoeren van fase twee. Ook het concept van het door Unesco verplicht gestelde Conservation Management Plan is in de zomer van 2008 ingediend bij het Werelderfgoedcentrum in Parijs. Beide plannen 17
kunnen, mits ondersteund door de belangrijkste actoren en breed gedragen, belangrijke instrumenten worden om op het niveau van de wijk respectievelijk de stad gebiedsontwikkeling te sturen. De ambitie om de voorbereiding van beide plannen te koppelen en af te stemmen bleek te hoog gegrepen, wat overigens kruisbestuiving tussen beide plannen in de verdere uitvoering nog steeds niet uitsluit. Fase twee Er is draagvlak in Scharloo Abou voor het masterplan, hoewel niet alle betrokken partijen zich eraan conformeren. Verder bestaat er consensus over de cultuurhistorische kwaliteiten 18
van het gebied – ruimtelijke structuren uit een maritiem verleden (de werven en de nog afleesbare structuur van de loodsen), alsmede het contrast tussen de statige, rijk gedecoreerde neoclassicistische villa’s en de eenvoudige volkswoningen. Toch is de bereidheid tot samenwerking op wijkniveau niet vanzelfsprekend en nog niet geëffectueerd in een convenant tussen de overheid en private partijen. Wel heeft de eigenaar van J.A.J. Sprock Distilleries zich in de tweede fase opgeworpen als trekker om de beoogde samenwerking te bereiken. Fase 2 is vooral ingezet om vanuit werelderfgoedperspectief richting te geven aan de actuele gebiedsontwikkeling en het nader tot elkaar
brengen van de in de eerste fase geïnventariseerde gemeenschappelijke en individuele belangen. Door het uitwerken van uiteenlopende toekomstscenario’s konden de bandbreedtes worden geschetst van de omgang met het fysieke erfgoed en met ontwikkelingsrichtingen voor Willemstad en Scharloo Abou in het bijzonder. Ook kon met deze studies de betekenis van werelderfgoed voor een breder publiek zichtbaar worden gemaakt en heeft het bijgedragen aan de kennisontwikkeling van de betrokken actoren over werelderfgoed. Werelderfgoed is in de praktijk vaak een ongrijpbaar fenomeen. De vraag naar de betekenis van werelderfgoed en hoe dit is op te vatten als een potentie in plaats van beperking, kon op deze wijze een breed publiek bereiken. Visualisatie en statements als middel Het gebruik van visualisaties en ontwikkelingsscenario’s maakt de discussie over hetgeen wel of niet wenselijk is concreet. Hierdoor kunnen vooral bewoners makkelijker in het proces worden betrokken. Er ontstond een grotere mate van gelijkwaardigheid van competentie tussen eigenaren, investeerders en bewoners. Het gebruik van statements die de verschillende visies op erfgoed weergeven bleek een effectief middel om de discussie op gang te brengen en scherp te maken. In de uitwerking grijpen de studenten veelal terug op dezelfde analyses en onderbouwingen. Ze hebben elkaar in de ontwerpfase sterk beïnvloed. Ondanks de uiteenlopende ontwerpresultaten, liggen de onderbouwingen voor de ontwerpen dichter bij elkaar dan de statements doen vermoeden. Hieruit valt af te leiden dat de overgangsfase van
onderzoek naar ontwerp het uitgelezen moment is om de discussie over de ontwikkelingspotentie en het behoud van werelderfgoed te voeren. Het expliciteren van de achterliggende keuzes maakt betrokkenen bewust van de waarden – en helpt ze een standpunt in te nemen over welke waarden behoudenswaardig zijn of potentie hebben voor verdere ontwikkeling. Actoren De belangrijkste actoren zijn grofweg in drie groepen te verdelen: eigenaren/investeerders, (wijk)bewoners en overheidsinstanties. Gebaseerd op de uitkomsten uit de eerste fase was de verwachting dat eigenaren en investeerders richting zouden geven aan het ontwikkelingsproces door samen te werken en initiatief te nemen. Uiteindelijk was deze groep in de tweede fase nagenoeg afwezig in de publieke discussie en bleken veronderstelde relaties niet eenduidig. Ondanks vergelijkbare doelen en uitgesproken gedeelde ambities, beperkt hun betrokkenheid zich tot de individuele projecten, waarin werelderfgoed niet of nauwelijks een rol speelt. Wel zijn er in de tweede fase andere actoren intensiever betrokken geraakt. Met deze opgave kreeg het tot dan toe onderbelichte Sprockterrein een spilfunctie. De eigenaar, de heer Donald Henriëtta, ontpopte zich als gedreven initiator en sleutelfiguur om de samenwerkingsverbanden, zowel met andere private partijen zoals de projectontwikkelaar De Lindengroep die zich samen met de Curacao Port Authority ontfermde over de kades, als met de bewoners en wijkvertegenwoordigers van Unidat di Bario en met DROV verder te brengen.
19
20
Op strategische plekken in Scharloo Abou zijn waardevolle gebouwen in verval. Veelal dwarsboomt de eigenaar ontwikkelingen, hetzij vanwege financiële hetzij emotionele redenen. Deze onwillige eigenaren zijn een vertragende factor in het ontwikkelingsproces, net als de eigenaren die alleen oog hebben voor hun eigenbelang. Ondanks dat deze personen zelf, dan wel vertegenwoordigd, aanwezig waren tijdens de workshops en zijn uitgenodigd te participeren in het ontwerpatelier, is het moeilijk om ze te winnen voor een samenhangende aanpak van de wijk. Het onlangs geasfalteerde en als parkeerplaats geopende terrein van de Vijf Zinnen is hiervan een sprekend voorbeeld. Het individuele statement prevaleert boven het bereiken van synergie en samenhang in de gestelde ambities voor deze wijk. Een als moeilijk te bereiken omschreven doelgroep, de bewoners en vooral de inwoners van Fleur de Marie, die tijdens de workshops in de eerste fase vertegenwoordigd waren via wijkorganisaties, zoals Unidat di Bario, verraste door hun aanwezigheid en betrokkenheid. Tijdens het ontwerpproces en in de discussie was er direct contact met uit de buurt afgevaardigde bewoners. Ze ontdekten tijdens de discussiemiddag de werking van het visualiseren van wensbeelden en ideeën en de mogelijkheid deze, als gelijkwaardige partij, te onderzoeken op haalbaarheid. De overheidsdiensten DROV, DOW en SSV tenslotte waren direct betrokken. Werelderfgoed wordt als een apart beleidsdossier benaderd en nog niet als overkoepelend belang, dat om een samenhangend ruimtelijke beleid vraagt. De belangrijkste vragen die vooral
bij DROV, de ambtelijke dienst die primair verantwoordelijk is voor de uitvoering van het werelderfgoedbeleid, zijn: 1. Hoe om te gaan met werelderfgoed in de dagelijkse beoordeling van sloop- en nieuwbouwplannen, om de authenticiteit en integriteit te bewaken? 2. hoe ruimtelijke veranderingen in de openbare ruimte, infrastructurele ingrepen in de historische binnenstad te monitoren? Deze vragen kwamen tijdens de discussiemiddag prominent aan de orde en sluiten aan bij de evaluatie van het Eilandelijk Ontwikkelingsplan, in het bijzonder van artikel 4 dat ontwerprichtlijnen omvat voor nieuwbouw. Ontwerprichtlijnen in Eilandelijk Ontwikkelingsplan (EOP, artikel 4) Er is met name onder ontwerpers en ontwikkelaars veel onvrede over de huidige ontwerprichtlijnen voor de historische binnenstad. Ze worden als te regulerend en te gedetailleerd beschouwd. Hierdoor dreigt nieuwbouw overwegend historiserend te worden en ontstaat, volgens de critici, middelmatige in plaats van hoogwaardige architectuur. De door de studenten uit Delft gepresenteerde plannen gaven voeding aan deze discussie. De DROV gaf aan geïnteresseerd te zijn in het inzetten van deze plannen voor een vervolgproject dat ingaat op de vraag welke richtlijnen, regels en uitgangspunten nodig zijn om in de toekomst bij een monitoring van het werelderfgoed goed te blijven scoren op de criteria authenticiteit en integriteit. Er hebben vanuit de TU Delft orienterende gesprekken plaatsgevonden met de DROV, dat is uitgewerkt tot een projectvoorstel. Tot op heden is daar vanuit de DROV echter geen vervolg aan gegeven. 21
Conclusie en aanbevelingen Hoe kan de stad zich ontwikkelen en welke betekenis speelt werelderfgoed daarin? Het antwoord op deze vraag lijkt niet zozeer te zijn om werelderfgoed als de primaire opgave te zien, maar juist het ontwikkelingsvraagstuk voorop te stellen. Vanuit de ontwikkelingsdynamiek kan de betekenis van het erfgoed worden geborgd en meer betekenis krijgen. Dit betekent dat inspanningen voor de werelderfgoedstatus groter succes hebben, naarmate ze beter aansluiten op de belangen van private en publieke partijen, alsmede op de ruimtelijke en programmatische opgaven van de stad. Het werelderfgoed heeft 22
alleen toekomst wanneer er lokaal draagvlak voor bestaat en dat vergt specifieke accenten in het erfgoedbeleid, waarvan er enkelen hieronder worden genoemd. - Bewustwording betekenis en potenties. In werelderfgoedsteden bestaat vanzelfsprekend de neiging zich te richten op behoud en bescherming. Maar de status van werelderfgoed brengt sterke functionele veranderingen voor steden met zich mee, bovenop de dynamiek die per definitie bij steden hoort. De bestuurlijke uitdaging in werelderfgoed is daarom om een gepaste gebiedsontwikkeling te realiseren
die het werelderfgoed versterkt in plaats van aantast. Werelderfgoedsteden zijn in hun voortbestaan gebaat bij sturing op samenhang in ontwikkeling. Stedelijk werelderfgoed kan, behalve als openluchtmuseum, niet bestaan zonder toekomstige ontwikkelingen, zonder mensen die in het werelderfgoedgebied wonen en werken, zonder de stad als levend metabolisme. Dat vraagt om een oog voor bredere belangen dan alleen die van het erfgoed. Naast het behoud van de fysieke erfenis, gaat het vooral om de mensen die in een stad leven, die de stad gebruiken en er in investeren. Het is nodig richting te geven aan ontwikkelingen en rekening te houden met alledaagse belangen. Zonder de illusie noch pretentie te hebben dat dit project meer is dan een eerste voorzichtige stap om de gedachtevorming over de betekenis van werelderfgoed aan beide zijden van de Atlantische Oceaan een stap verder te brengen, is geprobeerd een bijdrage te leveren aan de bewustwording van de bijzondere betekenis van het aanwezige erfgoed en een doorkijk te bieden naar de ontwikkelingspotenties op de schaal van de historische stad in een nog overwegend behoudgericht beleid. - Belang individu versus gemeenschappelijk doel De ontwerpopgave is ingezet om een gedachtewisseling op gang te brengen tussen de betrokken publieke partijen, private partijen en de bewoners van Scharloo Abou. Het doel was om met elkaar de wensen en mogelijkheden voor ontwikkelingen van de wijk onder woorden te brengen binnen de context van het werelderfgoed. Werelderfgoed blijkt in de dagelijkse praktijk een lastige opgave, omdat de ambities voor werelderfgoed gemakkelijk
geïsoleerd kunnen raken van de lokale sociaalculturele en economische prioriteiten en het voortdurend veranderende programma van de stad. De behoefte aan directe resultaten en daadkracht bij alle actoren is duidelijk aanwezig en ook expliciet in de beginfase uitgesproken. Vanwege diezelfde actoren is dit echter moeilijk te realiseren door de voortdurende belangenstrijd en wisselende individuele projectbelangen en moedwillige tegenwerking die het bereiken van het gemeenschappelijk doel en het tot stand brengen van onderlinge samenhang vertragen. - Integrale planontwikkeling. Het opstellen van het Management Plan verloopt tot nu toe vrijwel autonoom van overige planontwikkeling en lag gedurende de tweede fase van het project zelfs stil. De beoogde parallel tussen de totstandkoming van het managementplan en dit project en mogelijkheden tot kruisbestuiving is daardoor in fase 2 niet tot stand gebracht. Wat overigens niet wil zeggen, dat de informatie en kennis die dit voorbeeldproject heeft gegenereerd, niet in een later stadium als nog kan worden ingebracht om het managementplan te voltooien. Het masterplan is uiteindelijk in september 2008 tot stand gekomen, maar wordt nog niet door alle actoren gedragen. Het project heeft ertoe bijgedragen dat actoren in een nieuwe setting bij elkaar zijn gekomen en hun individuele belangen en knelpunten kenbaar konden maken. De inzet van studenten maakte het mogelijk om met de afstand van een betrokken buitenstaander met een open blik toekomstscenario’s te schetsen. Deze scenario’s bevatten bruikbaar materiaal voor vervolgprojecten en tonen aan waarom synergie 23
tussen de verschillende initiatieven in het gebied belangrijk is en versterkend kan werken voor alle partijen. De ontwikkelingsmogelijkheden van het J.A.J. Sprockterrein nemen namelijk aanzienlijk toe wanneer daar ook de aangrenzende gebieden, het havengebied en de volkswijk Fleur de Marie, bij betrokken worden. Nieuwe coalities tussen eigenaren en investeerders van deze gebieden bieden nieuwe kansen. - Rolverdeling. De DROV had in de eerste fase van dit werelderfgoedproject een initiërend en coördinerende rol, waarin vanuit de TU Delft Bouwkunde ondersteuning werd geboden. Dit bleek echter vooral bij de private partijen tot misverstanden te leiden, omdat zij dezelfde rol vervulde in de tot stand koming van een masterplan voor Scharloo Abou. De aanwezigen tijdens de workshops spraken de DROV in deze fase expliciet aan als verantwoordelijke die óf zelf de autoriteit moet zijn die het proces om tot een breed gedragen masterplan te komen in goede banen leidt en actoren motiveert hun individuele belangen ondergeschikt te maken aan het tot stand brengen van samenhang óf deze taak delegeert aan een onafhankelijke instantie of persoon. De DROV kon die rol uiteindelijk niet waarmaken, maar slaagde er wel in het masterplan binnen twee maanden na de in gestelde termijn van 1 juli 2008 aan het Bestuurscollege voor te leggen. In de tweede fase van het project heeft de DROV zich in een nevengeschikte positie opgesteld, als een van de direct betrokken partijen. Het was de eigenaar van het J.A.J. Sprockterrein die zich als trekker opwierp om het project verder te concretiseren en de voorbereidingen daartoe ingang te zetten.
24
Ook is de overkoepelende organisatie Unidat di Bario, waarin de bewoners van Fleur de Mari zijn verenigd, momenteel bezig met het inrichten van sociale projecten die gericht zijn op het betrekken van de wijkbewoners bij de ontwikkelingen van Scharloo Abou met extra aandacht voor de historisch fysieke en sociale identiteit van de wijk. De visualisatie van toekomstmogelijkheden heeft bewoners bewust gemaakt van de mogelijkheden en geïnspireerd om ook hun eigen ideeën en wensen in beeld te laten vertalen. Aanbevelingen situatie-specifiek: - Werelderfgoedstatus als stimulator. Grijp de werelderfgoedstatus aan als stimulator om de ontwikkelingen in Scharloo Abou onderling te koppelen en te verbinden aan de ontwikkeling in aangrenzende wijken in de historische binnenstad. Willemstad is een cultuurhistorisch ensemble met meer dan driehonderd jaar afleesbare ontwikkelingsgeschiedenis. Het behoud van dit werelderfgoed gaat prima samen met het doel om een evenwichtige ontwikkeling van de verschillende wijken te borgen en waar nodig te herstellen. Wat in Scharloo Abou wordt gerealiseerd, heeft gevolgen voor Punda, Otrobanda en Pietermaai. De ontwikkelingen in Scharloo Abou moeten het kerngebied van Punda en Otrobanda ontlasten en tegelijkertijd van nieuwe impulsen voorzien. De historische relatie tussen Scharloo Abou en de overige wijken, Punda in het bijzonder, kan bij nieuwe ontwikkelingen versterkt worden. Voor Scharloo Abou is het belangrijk dat de zichtbaarheid en daarmee ook de bereikbaarheid van het gebied vergroot wordt en dat de ruimtelijke structuren gerespecteerd worden.
- Samenwerking met regisseur. Stimuleer intensievere samenwerking tussen de belangrijkste actoren via concrete projecten, waardoor nieuwe coalities kunnen ontstaan en het planningsproces een stap verder kan worden gebracht. Zorg wel voor een duidelijke supervisor of regisseur, die door alle partijen wordt erkend. - Verder kijken dan individuele belangen. Het genereren van inzicht in andermans belangen en het verder kijken dan alleen het individuele belang (vooral onroerend goed posities) is van wezenlijk belang voor het voortbestaan van werelderfgoed Willemstad. De werelderfgoedstatus geeft aan dat behoud voor toekomstige generaties in het belang is van de mensheid. Dit metaperspectief op de historische binnenstad werpt een ander licht op de eigen lokale situatie en leent zich daarom goed om als hoger, gemeenschappelijk belang in te zetten voor gebiedsontwikkeling.
- Visualiseren van toekomstmogelijkheden ten behoeve van de bewustwording. Het visualiseren van toekomstmogelijkheden van een gebied middels ontwerpschetsen is een bruikbaar middel om de belangrijkste actoren, in het bijzonder de bewoners, bewust te maken van de afwegingen en ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Daarbij moet wel de status van de schetsen duidelijk zijn – dit voorbehoud komt goed over door studenten te betrekken in plaats van gearriveerde ontwerpers. in de toekomst zou hier een belangrijke rol kunnen liggen voor studenten van de Universiteit van de Nederlandse Antillen. - Uitgangspunten masterplan met zijn allen onderschrijven. Het huidige masterplan Skarlo Abou is de basis voor verdere ontwikkeling van het werelderfgoedgebied Scharloo Abou. Het werkt echter alleen goed wanneer de belangrijkste actoren de uitgangspunten onderschrijven en dat is nu niet het geval. Wat dat betreft zou het masterplan aan kracht kunnen winnen door sterker in te zetten op het mogelijk maken van concrete projecten en initiatieven (bottom up perspectief). Daartegenover kan tegelijkertijd van marktpartijen en andere initiatiefnemers worden gevraagd om hun ambities te relateren aan de grotere context en hun ambities te effectueren in samenwerkingsovereenkomsten, gericht op de totstandkoming van samenhang in ontwikkeling, zowel op wijk- als stadsniveau. Dit kan gerealiseerd worden door een onafhankelijke, verantwoordelijke, publieke en/of private instantie aan te wijzen of in te stellen die met autoriteit als mediator tussen de actoren kan op te treden en het proces continuïteit en richting kan geven.
25
Werelderfgoed, dat in Willemstad tot nu toe overwegend een van het alledaagse leven geïsoleerde, bestuurlijke verantwoordelijkheid is gebleken, kan veel meer een belang worden van private partijen, wanneer ze zich bewust zijn van het verbindende, hogere belang van werelderfgoed en de potenties daarvan. - Draagvlak vergroten door meer kennis. Zet vanuit werelderfgoedbeleid in op kennisontwikkeling en -ontsluiting over de bijzondere waarden van de historische binnenstad. Meer kennis over werelderfgoed vergroot niet alleen de 26
kennis over de historische waarden, maar ook het inzicht in de potenties ervan. Meer bekendheid met het werelderfgoed kan worden bereikt door specialistische cursussen, voorlichting en publicaties gericht op specifieke doelgroepen, alsmede door het organiseren van publieke debatten, zoals de georganiseerde discussiemiddag aan de hand van concrete ontwerpvoorstellen, en discussies over de toekomstige ambities. Zo kan het draagvlak voor werelderfgoed worden vergroot. Het materiaal dat tijdens het voorbeeldproject ontwikkeld is en als laatste onderdeel van deze
publicatie is opgenomen, leent zich goed als inzet voor vervolgdiscussies. Aanbevelingen algemeen: - Inzicht in krachtenveld. Een substantiële, voorbereidende fase is belangrijk om inzicht te krijgen in het krachtenveld en zal zodanig moeten worden ingericht dat per actor inzichtelijk wordt gemaakt wat de belangen zijn, waar tegenwerking is of valt te verwachten en welke actuele vraagstukken zich lenen om synergie tot stand te brengen. Dat betekent dat in de strategieontwikkeling voor stedelijk werelderfgoed het erfgoed in een bredere context geplaatst moet worden en dus ook bredere belangen meegewogen moeten worden. - Procesmatige sturing. De ambities voor het behoud en beheer van werelderfgoed kunnen succesvol worden ingebracht via procesmatige sturing, mits de procesmatige verantwoordelijkheid en de inhoudelijke ambities duidelijk van elkaar worden onderscheiden. Belangrijk daarbij is dat vanuit werelderfgoed niet gestuurd wordt op basis van vooropgestelde inhoudelijke resultaten, maar dat (bouw)historisch onderzoek en wijkstudies tijdens het ontwikkelingsproces operationeel worden gemaakt. Stedelijk werelderfgoed, dat het lokale gebouwde en immateriële erfgoed in internationaal perspectief plaatst, kan een extra dimensie aan gebiedsontwikkeling geven door te sturen op het bereiken van een afleesbare samenhang tussen de fysieke erfenis van bebouwing, overgeleverde ruimtelijke structuren en eigentijdse toevoegingen in de stad.
- Inzet participerend ontwerpend onderzoek. Participerend ontwerpend onderzoek is een adequaat middel voor het integreren van werelderfgoedambities in gebiedsontwikkeling. Het biedt de mogelijkheid om tijdens het proces inhoudelijke discussies te voeden en te visualiseren, draagvlak te vergroten en de actoren direct te betrekken bij de inhoudelijke keuzes (ontwerpdilemma’s in de keuze tussen behoud en ontwikkeling) die gemaakt moeten worden. - Statements en visualisaties. Door statements in te zetten en als ontwerpvisie uit te werken tot concrete ontwerpen kan de bandbreedte aan keuzes tussen behoud en ontwikkeling goed in beeld worden gebracht. Het is daarbij wel belangrijk om de consistentie in de vertaling van visie naar ontwerp goed te bewaken en de ontwerpen permanent te relativeren (het zijn visualisaties, geen bouwplannen). Niet de resultaten, maar het ontwerpproces is het belangrijkste. Daarin vindt de operationalisering van de onderzochte waarden plaats en komen de ontwerpdilemma’s aan het licht die de discussie over werelderfgoed veelzijdig en levendig houden. - Verbinden onderzoek en onderwijs. Door onderzoek naar werelderfgoed en bouwkundeonderwijs met elkaar te verbinden, kunnen de resultaten uit historisch en veldonderzoek direct operationeel worden gemaakt en in het planningsproces worden ingezet. Bovendien ontwikkelen studenten op deze manier tijdens hun opleiding kennis over werelderfgoed en doen ze ervaring op hoe ze hiermee en met belanghebbenden kunnen omgaan.
27
28
Studio Werelderfgoed Willemstad = onderzoek x participatie x ontwerp Onderwijsprogramma Het onderwijsprogramma is uitgevoerd door de Afdeling RMIT van Faculteit Bouwkunde TU Delft. Het project werd onder eindverantwoordelijkheid van prof. dr. ir. Paul Meurs gecoördineerd en begeleid door onderzoeksdocente drs. Astrid Aarsen, in samenwerking met de vakdocenten ir. Lidy Meijers (docent ontwerpen), ir. Ferry Colautti (docent bouwtechniek) en ir. Alexander Vollebregt (docent Urbanism / Space Lab). Tijdens de voorbereiding in Delft kregen de studenten gastcolleges van prof. dr. ir. Rob van Hees (lokale materiaalkennis) en twee (wereld) erfgoedspecialisten uit Curaçao: ir. Michael Newton van de Stichting Monumentenfonds en tevens lid van ICOMOS en de directeur van NV Stadsherstel, dr. ir. Frans Brugman. Als opdracht om zich bewust te maken van de impact van hun reis kregen de studenten voorafgaand aan hun vertrek naar Curaçao de opdracht om een outside-in visie voor de locatie te maken, die later naast de inside-out visie kon worden gezet die ze bij terugkomst in Nederland moesten inleveren. Tijdens het tweede deel van het werkbezoek werden de studenten in hun ontwerpproces begeleid door CAS Architects (Carlos Weeber en Sophie Saavedra). J.A.J. Sprockterrein Het J.A.J. Sprockterrein ligt in Scharloo Abou met de entree aan de Werfstraat 8. Het beslaat een groot deel van het bouwblok dat ligt ingeklemd tussen de Werfstraat, de Bargestraat, de Van Raderstraat en de Bitterstraat. De kenmerkende oriëntatie van de stegen en de bebouwing op de voormalige
werven en de St.Annabaai is historisch gegroeid. De historische stedenbouwkundige situatie is hier nog steeds goed afleesbaar. Het gebied is een schakel tussen het havengebied en de achterliggende volkswijk Fleur de Marie. Sinds 1929 is op dit terrein een alcoholfabriek gevestigd die bekend is geworden met de productie van de Caribische crèmelikeur Ponche Kuba (vanaf 1942). Het J.A.J. Sprockterrein bevat een zevental gebouwen die in verschillende periodes gedurende de negentiende en twintigste eeuw zijn gebouwd. Het hoofdgebouw dateert uit 1929 en heeft later wel een aantal aanpassingen ondergaan. In dit gebouw is de destilleerderij gevestigd.Ten zuiden staat parallel aan de Werfstraat een voormalig woonhuis met daarachter bijgebouwen. Het woonhuis is met de bijgebouwen aangewezen als monument, maar bevindt zich in zeer slechte bouwkundige staat. Het pand staat al jaren leeg. Verder zijn er drie loodsen aanwezig die dateren uit de naoorlogse periode. De loods parallel aan de Bargestraat is in 1975 gebouwd en is in gebruik als goederenopslag. Met een smalle steeg haaks op de Bargestraat wordt deze loods gescheiden van de aangrenzende hoekperceel Bargestraat/Van Raderstraat, waarop een negentiende eeuwse, neoclassicistische villa staat dat in het bezit is van de familie Webster. Uitgangspunten en ontwikkelingsscenario’s Het versterken van gebiedskwaliteiten (ge-bouwen, structuren, patronen) bij ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijk werelderfgoed kan op uiteenlopende manieren en is mede afhankelijk van de invalshoek die gekozen wordt en de keuzes die lokaal worden gemaakt door de eigenaren, investeerders, de bevolking en de overheid. 29
De in dit hoofdstuk gepresenteerde ontwerpen van de studenten bieden concrete voorstellen voor hergebruik van het J.A.J. Sprockterrein met respect voor de historische context. Door de expliciete statements, zowel over de geschiedenis als over de toekomst, geven ze bovendien input voor de bredere discussie over de wenselijke ontwikkeling van Scharloo Abou en de positionering van de wijk in het gehele werelderfgoedgebied. Wanneer het behoudsstreven zich niet beperkt tot de beeldbepalende en als monumenten aangewezen gebouwen, maar ook bestaande 30
bebouwing als betekenisvol wordt meegenomen, zoals in het scenario van Harriën van Dijk, wordt de potentie van ieder gebouw afzonderlijk belangrijk. In zijn toekomstscenario is de bestaande structuur aangegrepen voor ontwikkeling ter versterking van het aanwezige cultureel erfgoed. In het ontwerp van Lillian Brinks daarentegen is vooral gekeken naar het heden, de publieke ruimte en de sociaalculturele identiteit van het gebied. Door zich af te vragen wat voor impuls de wijk nodig heeft, komt zij in haar ontwerp tot de keuze om herkenbaarheid en bereikbaarheid
van de wijk als centrale thema’s te nemen. Dit is uitgewerkt in haar voorstel om een icoon te maken. De bestaande bebouwing van het J.A.J. Sprockterrein wordt volledig opgeofferd, maar wat daarvoor in de plaats komt, versterkt de kwaliteiten op de hogere schaal, namelijk die van de historische binnenstad. Vanuit het standpunt ‘geschiedenis is contiNU’ markeert haar ontwerp vanuit de actuele situatie een bewuste nieuwe stap in de toekomstige geschiedenis van Scharloo Abou. Zowel Lodewijk van der Veen als Chris Karelse hebben de aanwezige ruimtelijke structuur als vertrekpunt voor hun ontwerp genomen. In het scenario van Lodewijk is vanuit het respect voor de bestaande structuur gezocht naar inpassing van een nieuwe functie die de structuur versterkt en nieuwe ontwikkelingen initieert op wijkniveau: een universiteitscomplex. In het scenario van Chris is vooral gekeken naar de ruimtelijke structuur van de totale historische binnenstad en de positie en het potentieel van Scharloo Abou daarin.
Statements en resultaten Stedelijke ontwikkeling is in alle voorstellen het uitgangspunt geweest, maar is in verschillende richtingen uitgezet. Alle gekozen ontwikkelingsrichtingen verhouden zich tot het aanwezige erfgoed en de historisch verankerde identiteit van Scharloo Abou. De resultaten laten zien dat werelderfgoed niet gaat om een statisch gegeven, maar om keuzes die in interactie met de realiteit tot stand komen. Het gaat om het operationeel maken van interpretaties van het verleden die maatschappelijk, politiek dan wel wetenschappelijk onderbouwd zijn. .
Tot slot heeft Erik van Rooijen in zijn ontwerp de gebruiker expliciet als uitgangspunt gekozen. Met een overdekt, centraal plein als bindend element neemt hij de onbebouwde, overgebleven ruimte als uitgangspunt en maakt hij deze via een kapconstructie diapositief en richtinggevend voor zijn ontwerp.
31
SCHARLOO ABOU
FERRY ROUTE HALTING-PLACE
J.A.J. SPROCK AREA FERRY STOP
32
• MAIN STRUCTURE OF SCHARLOO WITH THE HOUSES FACING TO THE STREETS • SHIPYARD - OPEN PUBLIC SPACE • RECENT STRUCTURE OF THE HIGHWAY
ONTWIKKELEN = OPTIMAAL BENUTTEN VAN BESTAAND ERFGOED Harriën van Dijk SKARLOO ABOU TIN NÉ KABA! Uit de analyse van Scharloo Abou blijkt dat de wijk voldoende aanleiding geeft om op de bestaande structuur aan te haken. Met relatief kleine ingrepen zijn de bestaande karakteristieken ‘beleefbaar’ te maken, waardoor een nieuwe impuls aan het geheel wordt gegeven. Kort samengevat in een statement: ‘Scharloo Abou heeft het al.’ Het her te ontwikkelen J.A.J. Sprockterrein ligt in het bouwblok op de kop van Scharloo, naast de haven. Op dit moment is er geen directe relatie tussen de twee gebieden. De nabijheid van de haven heeft echter grote potentie met betrekking tot herontwikkeling. Door deze te ontwikkelen, kan het havengebied uitgroeien tot een ontmoetingsplek voor zowel toeristen als voor de lokale bevolking en symbool worden voor de nieuwe ontwikkeling van Scharloo Abou. De randvoorwaarden voor dit scenario zijn dat de haven openbaar toegankelijk wordt en er een verbinding tot stand wordt gebracht met de andere wijken van Willemstad. De meest geëigende manier om dit te bereiken is door de pontjes, die al tussen Punda en Otrobanda varen als de brug open is, ook naar de haven van Scharloo en bijvoorbeeld naar Otrobanda-Noord te laten varen. Volgend uit de waardestelling van de verschillende gebieden van Scharloo Abou zal enerzijds de herontwikkeling moeten aansluiten bij de huidige
woonfunctie van Fleur de Marie. Anderzijds moet deze aansluiten bij de ontwikkeling van het havengebied en toerisme een plaats geven. Dit heeft geleid tot een bottom-up benadering, met kleinschalige ingrepen, die de subtiele en gedifferentieerde verhoudingen die Scharloo Abou kenmerken in tact laten en waar mogelijk versterken. Om de woonfunctie van Scharloo te versterken, is gezocht naar functies die het wonen ondersteunen. Met alleen wonen en werken vanuit de buurt zal Scharloo Abou echter niet tot de beoogde ontwikkeling komen. Hiervoor zijn extra impulsen nodig; een gedifferentieerd functioneel programma, met een bedrijfsverzamelgebouw, een minimarkt, een markthal, een winkelgebouw en hotel en een herbestemming van het monument tot museum dat als architectuurcentrum kan dienen. Het uitgangspunt alle bebouwing te handhaven, draagt het risico in zich dat het ontwerp onsamenhangend kan worden. De structuur van de loodsen is daarom als uitgangspunt genomen. Naast de hoofdstructuur, die dus al in de bestaande structuur aanwezig is, is het in de huidige situatie (af)gesloten bouwblok van het Sprockterrein op verschillende manieren (visueel) doorsneden. Via routes die de loodsen doorkruisen en langs de verschillende functies leiden die zich in de verschillende loodsen bevinden, zijn alle gebouwen met elkaar verbonden. Zo leiden enkele routes dwars door alle loodsen, verbindt een route het havengebied, via het museum, door het winkelgebouw en de markthal met Fleur de Marie of lopen routes van de ene loods naar de andere. Aan de oostzijde wordt in het verlengde van de
33
34
RRY ROUTE
LTING-PLACE centrale ‘straat’ door middel van een overdekte doorgang door de minimarkt het terrein ontsloten. Aan de zuidzijde wordt het terrein ontsloten door een bestaande steeg openbaar toegankelijk te maken. Op verschillende plekken kruisen de ‘straten’ van de hoofdstructuur de secundaire routes, zodat van richting veranderd kan worden en ontmoeting plaatsvindt. Om ontmoeting te bevorderen zijn op verschillende kruispunten ‘pleintjes’ vrijgehouden. Ook is geprobeerd een verbinding tussen verkeerstromen te leggen
SPROCK AREA
CHARLOO WITH THE STREETS IC SPACE F THE HIGHWAY OUND WAAIGAT
tussen de haven en de achterliggende gebieden, zodat ontmoeting en menging kan plaatsvinden en gestimuleerd wordt. Dit ontwerp onderstreept dat werelderfgoed niet betekent beeldbepalende monumenten te verbijzonderen, maar betrekking heeft op het behoud van het hele scala aan gebouwd erfgoed. Met dit uitgangspunt heeft de loods uit 1975 dezelfde waarde gekregen als de loods uit 1929 en het monument uit de negentiende eeuw.
CO SC
TO O
THE
FERRY STOP
35
36
GESCHIEDENIS = CONTI NU Lillian Brink HISTORIA TA KONTINUIDAD We leven in een nieuw millennium en moeten niet krampachtig met werelderfgoed omgaan. Het is een uitdaging om Willemstad als stedelijk erfgoed opnieuw tot leven te brengen in plaats van een slaapstad te creëren. Historie staat niet stil. Je moet op een architectonische wijze, zowel in functie als in uitstraling, kunnen laten zien dat er een nieuwe generatie en tijd is. Historie leeft en transformatie speelt hierin een belangrijke rol. De ruimtelijke condities binnen het publieke domein zijn van groot belang om meer roering te krijgen in het werelderfgoedgebied. Juist Scharloo Abou gaat hierbij een integrale rol spelen binnen het veranderingsproces. Doordat deze wijk een transmission zone is, kan juist dit gebied een ondersteunende werking krijgen. De eens zo vooraanstaande rijke Joodse wijk Scharloo Abou ligt er geïsoleerd en desolaat bij. Wat kan de invloed van een gebouw en zijn vormgeving bieden voor Scharloo Abou, zodat deze transmision zone weer ondersteunend kan zijn aan het kerngebied van Willemstad: Punda en Otrobanda? Mijn doel is dat deze wijken weer als een geheel gaan functioneren, als één Willemstad. De centrale vragen zijn: Hoe is de oude glorie van deze wijk terug te brengen? En hoe kunnen mensen opnieuw bezit nemen van de openbare ruimte? Het ontwerp omvat een parkeergarage welke veel huidige parkeerplaatsen vervangt en de
mogelijkheid biedt het Waaigat terug te brengen naar zijn oorspronkelijke grootte. De kades, die nu overwegend als parkeerplaats functioneren, worden weer aantrekkelijk gemaakt. Herkenbaarheid genereert bereikbaarheid. Daarom introduceert dit ontwerp een icoongebouw dat tegelijkertijd de angst voor hoogbouw en schaalvergroting wegneemt. Juist door de schaalvergroting, zoals de hoogbouw van het Plaza Hotel en de Julianabrug, is Willemstad herkenbaar. Deze uitschieters geven reliëf aan de stad. Ook de cruiseschepen vergroten de schaal van de stad. Alleen wordt deze schaalvergroting, vanwege de tijdelijkheid, niet als bedreiging ervaren. De schepen varen dezelfde dag of hooguit een dag later weer uit. De publieke ruimte is de slagader van het gebied. De straat wordt weer van de voetganger. Het publieke domein van de straat is doorgevoerd in het icoongebouw, zodat er een wisselwerking ontstaat tussen tijd en gebruik. De gekozen functie van parkeergarage bied niet alleen een oplossing voor de parkeerproblemen, maar geeft ook meer zichtbaarheid aan Scharloo Abou en voegt een publieke ruimte toe voor heel Willemstad. Het is naast parkeergarage ook een ontmoetingsplek voor lokale bewoners, een uitdaging om nieuwe mensen te ontmoeten. Het gaat om zien en gezien worden. Er is hoog ingezet op ruimtelijkheid en transparantie. Het uitzicht vormt tegelijkertijd het oriëntatiepunt voor het terugvinden van de parkeerplaats. De open gevels maken natuurlijke ventilatie mogelijk en optimale daglichttoetreding. Binnen het hele gebouw kan men zich oriënteren waar men zich bevindt in het gebouw. De vorm van het gebouw wordt bepaald door de hellingbanen. Elke hellingbaan staat in verbinding met de andere. 37
38
De beleving van de helling is gestimuleerd door de oriëntatiepunten. ‘s Avonds wordt het licht een bepalend element voor de zichtbaarheid van het gebouwen en daarmee van de wijk, wanneer het licht van de koplampen door de openingen naar buiten schijnt. Niet alle bestaande parkeergelegenheden zullen verdwijnen, maar wel diegene welke gelegen zijn aan een plein of aan de waterzijde. Willemstad zal worden ingeklemd tussen twee parkeergarages,
die bij het Riffort aan de Otrobandazijde en die in Scharloo Abou. Hierdoor ondersteunen de drie stadsdelen elkaar functioneel en blijft de circulatie van mensen binnen de historische kern. Er zal met deze interventie meer variatie komen in de routing tussen Scharloo Abou, Punda en Otrobanda, wat levendigheid in het historische centrum brengt.
39
40
ERFGOED = RUIMTELIJKE STRUCTUUR Lodewijk van der Veen SCHARLOO FUTURO SERKANO Scharloo Abou onderscheidt zich van de andere wijken door haar ruimtelijke structuur die wordt gevormd door de gebouwen, de structuur van de straten en het water. In het blok waarin het terrein van J.A.J. Sprock Distilleries is gelegen komen deze drie structuren samen. De kaden, die dienst deden als werf en opslagplaats, zorgden ervoor dat in dit gebied de huizen naar het water waren georiënteerd en niet naar de Bargestraat of de Scharlooweg. Ook de huidige bebouwing is nog steeds georiënteerd op het water. Hoewel de gebouwen meerdere malen zijn herbestemd, is de ruimtelijke structuur van het maritieme verleden overeind gebleven. De kade met zijn loodsen is bepalend voor de sterke ruimtelijke structuur van het gebied. De woonfunctie en Scharloo Abou zijn nog steeds onafscheidelijk van elkaar. De nieuwe functie moet er voor zorgen dat de huidige bewoners in Scharloo Abou blijven wonen, dat verder verval uitblijft en dat nieuwe generaties worden aangetrokken. De functie die op de plek van het huidige Sprockterrein gaat komen moet een katalysator zijn voor Scharloo Abou. Dit wil zeggen dat bewoners gestimuleerd worden om in Scharloo Abou te blijven, dat verder verval uitblijft en Scharloo Abou weer zal opbloeien. Met referentie aan het Masterplan ‘UNA 2010’ is in deze ontwerpvisie gekozen voor een faculteit met campuswoningen van de Universiteit van de Antillen (UNA). In het Masterplan 2010
staat onder andere dat de UNA zich meer dan voorheen gaat toeleggen op curricula en leergangen op internationaal niveau, om meer buitenlandse studenten aan te trekken. Dit versterkt het kenniscentrum idee en verbreedt de loopbaanperspectieven voor lokale studenten. Het ontwerp voor een universiteitscomplex stimuleert meer mensen om naar Scharloo Abou te komen, waardoor ook het draagvlak voor winkels of een supermarkt in de wijk groter wordt. Door de toenemende hoeveelheid kantoorfuncties en bedrijven in de voormalige neoclassicistische herenhuizen van Scharloo is het na kantooruren nagenoeg uitgestorven op straat. Met de introductie van een 24 uurs functie wordt de leefbaarheid van dit gebied vergroot. Het toekomstige universiteitsgebouw is zo ontworpen dat het in directe relatie staat met zijn omgeving en hierdoor wezenlijk onderdeel gaat uitmaken van Scharloo Abou. Een universiteitsfaculteit in Scharloo Abou zal veel nieuwe ontwikkelingen met zich meebrengen. Omdat er behalve een faculteit ook studentenwoningen gerealiseerd zullen worden, zal de buurt verjongen en zal Scharloo Abou een levendige wijk worden. Er is slechts een kleine hoeveelheid nieuwe studentenwoningen gerealiseerd binnen het terrein van de faculteit. Scharloo Abou heeft namelijk genoeg leegstaande woonhuizen die te groot zijn voor een enkel gezin, maar ideaal zijn voor studentenhuisvesting. De bestaande gebouwen die zo bepalend zijn voor het werelderfgoed zullen weer nieuwe functies krijgen, zonder dat de ruimtelijke structuur veranderd en daardoor het werelderfgoed veilig wordt gesteld.
41
42
Het Sprockterrein bevindt zich op een overgang tussen twee ruimtelijke structuren, die van de Kleine Werf en van de Bargestraat. Deze structuren komen terug in het faculteitsgebouw. Behalve het monument met de bijgebouwen op Werfstraat 8, wordt het huis op de hoek van de Bargestraat met de Van Raderstraat ook bij de faculteit betrokken. Het ontwerp voor de faculteit van de UNA is ingepast in de ruimtelijke structuur en zal deze versterken. Het biedt plaats aan minimaal 500 studenten. De voorzieningen die deze faculteit biedt zijn: collegezalen, aula, kantine, bibliotheek, sanitaire voorzieningen en een sportruimte.
43
44
ERFGOED = RUIMTE VOOR DE MENS Chris Karelse SKARLOO TA DI BO TEM BE! Terwijl het kerngebied als een openluchtmuseum kan worden gezien, waarbij het historische karakter van elk individueel gebouw streng wordt gehandhaafd voor de toerist, kunnen de ‘transmission zones’, waar Scharloo Abou er een van is, worden opgevat als gebieden die primair bedoeld zijn voor de Curaçaose mensen. Ondanks de nabijheid van het stadscentrum en de economische potentie die plaatsing op de werelderfgoedlijst met zich mee brengt, heeft de wijk Scharloo Abou, een negatief imago bij het overgrote gedeelte van de Curaçaose bevolking vanwege een hoge concentratie kansarmen (immigranten en chollers). Zij zijn, in tegenstelling tot de oorspronkelijke bewoners van Fleur de Marie, vaak niet erg betrokken bij hun wijk. De gebruikers van Scharloo beperken zich tot werknemers van aanwezige bedrijven, die buiten werkuren geen gebruik maken van de functies in Scharloo Abou. Incidentele bezoekers, dagjesmensen en toeristen maken vrijwel geen gebruik van deze wijk. Scharloo Abou is slechts via twee wegen bereikbaar, die beide niet direct zijn aangesloten op de ringweg. Binnen de wijk zorgt een stelsel van eenrichtingswegen voor een onoverzichtelijke routing. Door het gebrek aan bereikbaarheid is de wijk nauwelijks interessant als investeerdersplek voor ondernemers en blijft economische ontwikkeling uit. De openbare en semi-openbare ruimten, die een groot oppervlakte omvatten,
worden nu beperkt gebruikt. Gebrek aan schaduw en onaantrekkelijke inrichting zijn belangrijke redenen hiervoor. Scharloo Abou kent een hoge diversiteit in stedelijke structuur. Het wervengebied kent grootschalige, vrijstaande bebouwing direct grenzend aan de openbare weg met gesloten gevels. De bebouwingszone daar direct achter kenmerkt zich door middelgrote bebouwing met aaneengesloten gevels, soms met een voorterrein afgeschermd door een hek. De oostkant van Scharloo Abou bestaat uit grote kavels omkaderd door een ingerichte wegenstructuur en hekwerk. Hier domineren grote, vrijstaande villa’s met een achterverblijf. Op de heuvelhelling van Fleur de Marie is de bebouwing ook vrijstaand, maar kleinschalig en zonder afgebakende kavels, waardoor een chaotisch straatbeeld ontstaat. De planontwikkeling voor het terrein van Sprock Distilleries N.V. is gebaseerd op een minimum aan grootschalige ingrepen in de bestaande stedenbouwkundige structuur, inclusief oriëntatie en versterking van de stegenstructuur door deze in te richten als openbare ruimte.Verder is behoud van de gesloten gevelwanden langs de randen van belang, evenals het behoud van de oorspronkelijke bouwkundige opzet door hergebruik en restauratie van bestaande monumenten. Ook het vergroten van de bereikbaarheid en het aantrekken van nieuwe gebruikers en bewoners zijn belangrijke uitgangspunten. Centraal staat behoud en uitbreiding van de aanwezige stegenstructuur en omvorming ervan tot aantrekkelijke voetgangersroutes. Twee simpele en doeltreffende manieren zijn autovrije stegen en gebruikmaking van omliggende 45
46
bebouwing om schaduw toe te voegen. Om het gesloten bouwblok te kunnen behouden, kunnen de randen voor grootschalige functies gebruikt worden, terwijl het binnenterrein een kleinschalige ontwikkeling krijgt. Door de koppeling van het binnenterrein van het J.A.J. Sprockterrein via stegen met omliggende woningen van Fleur de Marie is dit gebied zeer geschikt voor kleinschalige openbare ruimte met daarin sport- en spelactiviteiten en toevoeging van kleinschalige woningbouw. Zo kan dit terrein ook voor bestaande bewoners van Fleur de Marie een gebruikersplek worden en wordt de kans op
interactie met andere gebruikersgroepen van Scharloo Abou vergroot. Het ontwerp biedt onderdak aan een theaterzaal met foyer en workshop-ruimte. Het hoogteaccent van de gevel fungeert als billboard voor het theater en is schuin ten opzichte van de rest van het gebouw geplaatst, zodat deze gevel beter te zien is vanuit het Brionplein en de Handelskade. Door hergebruik van het voormalige Sprock kantoorgebouw in combinatie met de toevoeging van een modern hoogteaccent wordt een nieuw boegbeeld gecreëerd voor de ontwikkelingen binnen Scharloo Abou.
47
48
WERELDERFGOED ZONDER GEBRUIKER = KUNSTOBJECT Erik van Rooijen SCHARLOO TIN BIDA De historische binnenstad is niet overal geschikt voor het moderne stadsleven. De status van werelderfgoed geeft aan dat er een bepaalde kwaliteit is die behouden moet blijven. Ze kan daarentegen dode steden veroorzaken wanneer er teveel op behoud gericht wordt in plaats van ontwikkeling. De huidige cultuur, waarbij zoveel mogelijk gebouwen als monument aangewezen worden om zo de structuur van de stad te bewaren roept veel weerstand op. De monumenten worden eerder als een knelpunt in de ontwikkeling van de stad dan als een potentie beschouwd. Toch moet men zich wel terdege beseffen dat er veel van waarde aanwezig is en dat daarop voortgeborduurd kan worden. De stad vertelt een verhaal en gelukkig is daar nog veel van overeind gebleven. Met goede ontwikkelingen en het terugbrengen van de gebruikers in de wijk kan niet alleen het verhaal van Willemstad overeind blijven. Er kunnen ook weer nieuwe hoofdstukken aan worden toegevoegd.Vanuit zijn eigen identiteit kan de stad doorgroeien. De historische wijk Scharloo Abou biedt talrijke ontwikkelingsmogelijkheden die aangegrepen kunnen worden om van de historische binnenstad weer een multifunctioneel en levendig centrum te maken. Veel mensen kennen deze wijk, die nota bene pal naast Punda ligt, echter niet. De oorzaak hiervoor ligt, naast de slechte bereikbaarheid, in
de afwezige visuele verbinding met de overige wijken in de historische binnenstad. Vanaf Punda en Otrobanda is er slechts zicht op massieve bruggen, parkeerplaatsen en lege kades. In de wijk is de verbinding met de kade verloren gegaan. De status van werelderfgoed geeft aan dat er een bepaalde kwaliteit is die behouden moet blijven. In het ontwerp staat de moderne gebruiker centraal. Het bouwblok keert zich binnenste buiten. De binnenkant wordt de nieuwe voorgevel. Hier is meer leven, meer contact tussen binnen en buiten en een modernere uitstraling. Door het slopen van de oude loods en het halveren van het huidige kantoorgebouw van J.A.J. Sprock ontstaat een nieuwe structuur. Het binnenplein is toegankelijk gemaakt en een centrale, overkapte ontmoetingsplek geworden. Het plein is niet alleen gevangen in de routing van de wijk, maar is ook vanaf afstand zichtbaar dankzij de gekozen structuur van de overkapping. De functies zijn onderverdeeld in blokken. Blok 1 en 2, grenzend aan de Bargestraat, zijn bestemd als kunstateliers en muziekscholen om de mensen opleidingen aan te beiden om zich vanuit hun talent verder te ontwikkelen. Blok 3, 4, en 5 richten zich op de Scharlooweg en vormen samen een zakencentrum. Hier kunnen congressen plaatsvinden, zakenlieden kunnen er verblijven en er is ruimte voor kantoren. Blokken 6, 7 en 8 richten zich op de kades en de ontwikkelingen daar, waar vooral de toeristen zullen uitkomen. Het monument aan de Werfstraat is herbestemd als proeverij met een pleincafe. De gevel aan de zuidzijde is transparant gemaakt en afgesloten
49
50
met horizontale shutters. Omdat vrijwel niemand loopt en autorijdt, is niet gekozen voor een oplossing met centraal parkeren. Op het terrein zelf is een blok gereserveerd voor parkeren. De overkapping is bedoeld om het plein te voorzien van een prettig klimaat; zon- en regenwering. De opvallende vorm is ontstaan om de oostpassaat optimaal toe te laten voor extra koeling, om de zon te weren, om een wijk overstijgende uitstraling te verkrijgen en volgt de bestaande
bebouwing van het blok. Het werkt als een soort windtunnel. De wind wordt niet alleen langs de open gebouwen geleid, maar wordt plaatselijk ook omgezet in energie door windmolens. Het dak is ondersteund door kolommen die vanuit het plein overgaan in het dak. Deze kolommen benadrukken de structuur binnen het blok. De hoeken zijn opgelicht en vormen de entrees vanaf de straten.
51
52
Bruikbaar materiaal voor vervolgstappen De inzet van de tussentijdse resultaten van deze workshop waren onderdeel van het experiment om te onderzoeken of deze door de kracht van visualisatie een impuls kunnen geven aan de bewustwording van de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van Scharloo Abou en van deze wijk in relatie tot het overige deel van het werelderfgoedgebied. Het ging dan ook niet om de schetsontwerpen zelf, maar om het produceren van visuele beelden, als materiaal voor de publieke discussiemiddag op vrijdag 24 oktober 2008. Onder leiding van moderator Charles do Rego werd ervoor gewaakt dat de discussie niet over de ontwerpen zelf zou gaan, maar over toekomstmogelijkheden voor ontwikkeling van Scharloo Abou aan de hand van het J.A.J. Sprockterrein als concrete casus. Het verder concretiseren en visualiseren van de verschillende ambities van de direct betrokken actoren in deze wijk en de meerwaarde tonen van samenwerking op een hoger schaalniveau waren de belangrijkste doelen. De presentaties ontlokten enerzijds een ferme discussie over het artikel 4 in het Eilandelijk Ontwikkelingsplan, het toetsingskader voor nieuwbouw in het werelderfgoedgebied. Dit zou volgens sommigen te beperkend werken en ten koste gaan van de kwaliteit van de nieuwbouw. Anderen verdedigden het artikel 4 en benadrukten dat het kind niet met het badwater moest worden weggegooid. Het heeft uiteindelijk bij DROV de ambitie opgeleverd om in de geplande evaluatie van dit artikel onder andere de studentenplannen als casus
te gebruiken om artikel 4 te toetsen en waar noodzakelijk actualiseren. Anderzijds ontdekten de aanwezige actoren nieuwe mogelijkheden doordat ze nieuwe ideeën gepresenteerd kregen die verder gingen dan wat ze tot dan toe voor mogelijk hadden gehouden: het idee om in Scharloo Abou een universiteitsdependance te realiseren, of de kracht van een parkeergarage, waarbij het parkeren behalve als icoon die de wijk zichtbaar maakt, als meerwaarde en sociaalbindend element is ingezet. De extremiteiten in deze ontwerpen nodigden uit om met een frisse blik opnieuw naar de wijk en al haar kwaliteiten te kijken. Helaas bleek één discussiemiddag onvoldoende om echt diep in te kunnen gaan op alle reacties. Echter, het was ook de intentie niet meer dan een bescheiden bijdrage te leveren vanuit werelderfgoedbelang in de voortdurende gebieds-ontwikkeling, die door de actoren ter plaatse verder gebracht en gedragen moet worden. En dat gebeurde. De heer Donald Henriëtta wierp zich ter afsluiting van de discussiemiddag op als trekker van het vervolgtraject en kondigde aan een team van actoren samen te stellen die het ontwikkelingsproces richting gaan geven. Om ook in vervolgdiscussies over de ontwikkeling van deze wijk en voor eventuele projecten concreet materiaal aan te leveren, zijn de eindresultaten via deze publicatie expliciet opgenomen en voor dat doel beschikbaar gesteld. Of de gestelde ambities daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden, is een interessante vraag die nu nog te vroeg is gesteld, maar die zeker de moeite van het onderzoeken waard is. 53
54
Dankwoord MASHA DANKI! Aan dit voorbeeldproject is inhoud gegeven door veel betrokken instanties en personen die ieder op een eigen en in intensiteit variërende wijze, hun tijd, kennis en ervaring beschikbaar hebben gesteld. Mede mogelijk gemaakt door: Ministerie van OCW, Directie Cultureel Erfgoed in het kader van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur.
Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling enVolkshuisvesting (DROV) die mede initiator was van dit project, Dienst Openbare Werken, het Secretariaat Stadsvernieuwing, Domein Beheer, Dienst Cultuur en Educatie, Dienst Economische Zaken, Bureau Dienst Werk en Inkomen, Dito Abbad (Plan’ D2), Rose Mary Allen, Bank van de Nederlandse Antillen, CAS Architects, CHATA, Curaçao Port Authorities, Curaçao Tourism Board, DARE, de Directie Cultureel Erfgoed van het Ministerie van OCW (Jean-Paul Corten, Dré van Marrewijk en Gerda de Bruijn), Charles Do Rego, Downtown Management Organization, Federashon Otrobanda, de heer F. da Costa Gomez, Fundashon Kas di Kultura, Fundashion Kas Popular, Fundashon pa Maneho di Adikshon, FRESA, gedeputeerde sector ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en openbare voorzieningen Anthony Godett, Grupa Skarlista, Rob van Hees (Hoogleraar Conserveringstechnieken TU Delft Bouwkunde, RMIT), de heer en mevrouw Henriëtta en Runny Lobo van Sprock Distilleries N.V., Hotel Scharloo, Maup Lanjouw (Island Design), De Lindengroep, Maduro & Curiel’s Bank N.V., Maritiem Museum, Plataforma Punda, Reda Sosial, Ronny Lobo (Atelier Lobo & Raymann Architects), Ben en Jennifer Smit, Maarten Smit (Nevada Advies), Sentro Pro Arte, Stichting Monumentenfonds Curaçao, Stichting Monumentenzorg Curaçao, N.V. Stadsherstel, de heer Tauber, Marjory van Twist (Archimedium), Unidat di Bario, de studenten en hun docenten Cees van de Sande, Lyongo Juliana aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen, afdeling Bouwkunde en Civiele Techniek, Marc Verheijen (Gemeente Rotterdam), Villa Maria, Alexander Vollebregt, fam. Webster, Anko van de Woude (IMD Design), de bewoners van Scharloo Abou en in het bijzonder in Fleur de Marie en Rosanna.
55
RMIT is een afdeling van Faculteit Bouwkunde, TU Delft. Het doel van de afdeling is het bevorderen van multidisciplinair onderzoek en kennisuitwisseling op het gebied van modificatie, interventie en transformatie van de gebouwde omgeving. RMIT beoogt een impuls te geven aan de vernieuwing van onderwijs en onderzoek en acht het verbeteren van de relatie tussen wetenschap en de beroepspraktijk daarvoor noodzakelijk. Het onderzoek van RMIT is ingebed in de lopende onderzoeksportfolio binnen de leerstoel Restauratie en bevat daarmee belangrijke inhoudelijke koppelingen. Met RMIT treedt de TU Delft pro-actief naar buiten. Zij laat haar maatschappelijke relevantie zien en speelt in op de actualiteit. Via RMIT wendt de TU Delft zichtbaar haar know-how aan voor het algemeen belang en gaat hierbij vraaggericht te werk. RMIT, Faculteit Bouwkunde, TU Delft Julianalaan 134 2628 BL Delft Postbus 5043 2600 GA Delft 015-278 1116 www.RMIT.tudelft.nl
56