De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat Een Evaluatie van de Bachelor- en Masteropleidingen in de Rechten en de master na masteropleidingen Rechten en Notariaat aan de Vlaamse universiteiten
[Brussel - september 2006]
De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLIR-secretariaat. Egmontstraat 5 1000 Brussel T 02 550 15 94 F 02 512 29 96
[email protected] Dit rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlir.be Wettelijk depot: D/2006/2939/3
|
|
|
Voorwoord van de voorzitter van de VLIR Dit rapport geeft de visie weer van de visitatiecommissie die de academische opleidingen Rechten en Notariaat aan de Vlaamse universiteiten evalueerde. De commissie verrichtte haar onderzoek en bezocht die opleidingen in oktober 2005-januari 2006. Dit initiatief kadert in de opdracht die de Vlaamse overheid gaf aan de Vlaamse universiteiten en aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) wat betreft de externe kwaliteitszorg van het academisch onderwijs. De visitatiecommissie heeft hierbij de vernieuwde visitatieprocedure gevolgd, waarin zij – naast de zeer belangrijk geachte suggesties en aanbevelingen in het kader van de continue verbetering van het academisch onderwijs – ook een oordeel en evaluatiescore geeft over de zes onderwerpen en onderliggende facetten van het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Deze evaluatiescores zullen een belangrijk element zijn in de accreditatiebesluiten van de NVAO. Het visitatierapport is in de eerste plaats bedoeld voor de betrokken opleidingen en is vooral gericht op kwaliteitshandhaving en -verbetering. Daarnaast wil het rapport ook de buitenwereld objectief inlichten over de kwaliteit van de geëvalueerde opleidingen. Daarom worden de visitatierapporten op de webstek van de VLIR geplaatst (www.vlir.be). De lezer moet er echter rekening mee houden dat dit visitatierapport slechts een momentopname is en slechts één fase is in het proces van blijvende zorg voor onderwijskwaliteit. Al na korte tijd kunnen de opleidingen immers grondig zijn gewijzigd en verbeterd, mede als antwoord op de resultaten van interne onderwijsevaluaties door de universiteiten zelf of als reactie op terecht geformuleerde aanbevelingen van visitatiecommissies. Graag dank ik op de eerste plaats de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor de geïnvesteerde tijd en voor de grote deskundigheid waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Voorwoord |
Deze visitatie was enkel mogelijk dankzij de inzet van velen die binnen de universiteiten betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Oprecht wil ik hen daarvoor danken. Hopelijk ervaren zij in de positieve opmerkingen van de visitatiecommissie een bevestiging voor hun inspanningen en vinden zij in terecht geformuleerde aanbevelingen tevens een bijkomende stimulans om de kwaliteit van hun academisch onderwijs nog te verbeteren.
Prof. dr. B. Van Camp voorzitter VLIR
| Voorwoord
|
inhoud Voorwoord van de voorzitter van de VLIR
5
Deel 1: Algemeen deel
11
I. De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat
13
1. Inleiding 2. De betrokken opleidingen 3. De visitatiecommissie 4. Korte terugblik op de visitatie 5. Opzet en indeling van het rapport
II. Het referentiekader 1. De doelstellingen a. De bacheloropleiding b. De masteropleiding c. De master na masteropleiding d. Het notariaat 2. Het programma 3. De inzet van personeel 4. De voorzieningen 5. De interne kwaliteitszorg 6. De resultaten
III. Algemene aandachtspunten IV. De opleidingen in vergelijkend perspectief
13 13 15 18 19
21 22 23 23 23 24 24 25 25 26 26
27 33
1. Onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding 2. Onderwerp 2: programma 3. Onderwerp 3: inzet van personeel 4. Onderwerp 4: voorzieningen 5. Onderwerp 5: interne kwaliteitszorg 6. Onderwerp 6: resultaten
34 35 44 45 47 50
V. Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten
53
| Inhoud
Deel 2: Opleidingsrapporten Vooraf I. De basisopleidingen
59 61 63
Bachelor en Master in de Rechten, K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk Bachelor en Master in de Rechten, Universiteit Antwerpen Bachelor in de Rechten, Katholieke Universiteit Brussel Bachelor en Master in de Rechten, Vrije Universiteit Brussel Bachelor en Master in de Rechten, Universiteit Gent
64 97 127 151 187
II. De gespecialiseerde opleidingen
217
Master in het Notariaat, K.U.Leuven Master in het Notariaat, Universiteit Gent Master in het Notariaat, Vrije Universiteit Brussel Master in het Sociaal recht, Vrije Universiteit Brussel Master in het Vennootschapsrecht, K.U.Brussel en K.U.Leuven Master in het Ondernemingsrecht, Universiteit Antwerpen Master in het Bedrijfsrecht, Universiteit Gent Master in het Economisch recht, Vrije Universiteit Brussel Master in de Intellectuele rechten, K.U.Brussel en K.U.Leuven Master in de Fiscaliteit, K.U.Leuven Master in het Fiscaal recht, Universiteit Antwerpen Master in de Fiscaliteit, Universiteit Gent Master in het Fiscaal recht, Vrije Universiteit Brussel Master in het Milieurecht, Universiteit Gent Master in het Europees recht, Universiteit Gent Master in het Internationaal en Europees recht, Vrije Universiteit Brussel
219 231 243 255 269 281 295 309 323 337 351 367 381 393 405 417
Bijlagen Bijlage 1: Personalia van de leden van de visitatiecommissie Bijlage 2: De bezoekschema’s Bijlage 3: Reactie van de opleidingen
431 433 436 445
Inhoud |
10 |
DEEL 1 ALGEMEEN DEEL
| 11
12 |
I. De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat
1. Inleiding In dit rapport brengt de visitatiecommissie Rechten - Notariaat verslag uit van haar bevindingen over de academische opleidingen in het domein van de Rechten en het Notariaat aan de Vlaamse universiteiten, die zij in de periode oktober 2005 - januari 2006, in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) heeft bezocht. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de VLIR op het vlak van de externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteit gevolg geven aan de decretale verplichtingen terzake.
2. De betrokken opleidingen Ingevolge haar opdracht heeft de visitatiecommissie bezocht : - van 24 oktober t.e.m. 26 oktober 2005: Katholieke Universiteit Leuven - Bachelor in de Rechten - Master in de Rechten - Master na Master in het Notariaat - Master na Master in de Fiscaliteit - van 21 november t.e.m. 23 november 2005: Universiteit Antwerpen - Bachelor in de Rechten - Master in de Rechten - Master na Master in het Fiscaal Recht - Master na Master in het Ondernemingsrecht
De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat | 13
- van 5 december t.e.m. 6 december 2005: K.U.Leuven Campus Kortrijk - Bachelor in de Rechten - van 14 december t.e.m. 15 december 2005: Katholieke Universiteit Brussel - Bachelor in de Rechten - Master na Master in de Intellectuele rechten - Master na Master in het Vennootschapsrecht - van 20 december t.e.m. 23 december 2005: Vrije Universiteit Brussel - Bachelor in de Rechten - Master in de Rechten - Master na Master in het Notariaat - Master na Master in het Economisch recht - Master na Master in het Fiscaal recht - Master na Master in het Internationaal en Europees recht - Master na Master in het Sociaal recht - van 9 januari t.e.m. 12 januari 2006: Universiteit Gent - Bachelor in de Rechten - Master in de Rechten - Master na Master in het Notariaat - Master na Master in het Bedrijfsrecht - Master na Master in het Europees recht - Master na Master in de Fiscaliteit - Master na Master in het Milieurecht
De volgorde van de bezoeken werd louter bepaald door overwegingen van pragmatisch-organisatorische aard. De commissie is er zich van bewust dat deze volgorde, zij het impliciet, een invloed kan hebben gehad op de visitatie. Ze heeft er evenwel zorgvuldig over gewaakt dat in alle opzichten vergelijkbare beoordelingen en adviezen tot stand kwamen.
14 | De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat
3. De visitatiecommissie 3.1. Samenstelling De visitatiecommissie Rechten - Notariaat werd op 16 september 2005 bekrachtigd door de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs1. De visitatiecommissie werd ingesteld door de VLIR bij besluit van 21 september 2005. De commissie had de volgende samenstelling : Voorzitter: - Prof. Baron J. du Jardin, emeritus Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, Ere-Eerste advocaat- generaal bij het Benelux-Gerechtshof, emeritus hoogleraar, Université Catholique de Louvain en Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix de Namur Leden: - Mr. P. Marchal, emeritus Eerste Voorzitter van het Hof van Cassatie, Ere-Voorzitter van het BeneluxGerechtshof - Prof. Y. Merchiers, emeritus gewoon hoogleraar, Universiteit Gent - Prof. H.J. Snijders, hoogleraar burgerlijk recht, Universiteit Leiden - Prof. P. Smeyers, gewoon hoogleraar, K.U.Leuven - Dhr. F. de Grave, student Rechten, K.U.Leuven - Mevr. V. Hemelaer, studente Rechten, UGent Specifiek ten behoeve van de visitatie van de Master na Masteropleidingen in de Fiscaliteit en het Fiscaal recht werd aan de commissie toegevoegd: - Prof. J. Malherbe, emeritus hoogleraar commercieel en fiscaal recht, Université Catholique de Louvain Specifiek ten behoeve van de visitatie van de Master na Master-opleiding Intellectuele rechten wordt benoemd: - Prof. D.W.F. Verkade, hoogleraar Universiteit Leiden, expertise auteursrechten en intellectuele eigendomsrechten Specifiek ten behoeve van de visitatie van de Master na Masteropleidingen Europees recht en Internationaal en Europees recht wordt benoemd: - Prof. J.A. Winter, hoogleraar Europees recht, Universiteit Leiden
1
Decretaal is bepaald dat het voorstel voor de samenstelling van de visitatiecommissie, zoals vastgelegd door het bestuur van de VLIR ter bekrachtiging aan de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs moet worden voorgelegd. Met de bekrachtiging geeft de Erkenningscommissie aan dat de leden van de visitatiecommissie in onafhankelijk de hen opgedragen opdrachten kunnen vervullen.
De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat | 15
Specifiek ten behoeve van de visitatie van de Master na Masteropleidingen Milieurecht wordt benoemd: - Mr. Th. Drupsteen, gewezen hoogleraar milieurecht Universiteit Leiden, lid van de Nederlandse Raad van State
3.2. Taakomschrijving De opdracht aan de visitatiecommissie, die in het instellingsbesluit is omschreven, luidde als volgt: a. op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken, zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de opleiding (inclusief de kwaliteit van de afgestudeerden) en over de kwaliteit van het onderwijsproces (inclusief de kwaliteit van de onderwijsorganisatie), mede gelet op de eisen/verwachtingen die voortvloeien uit de facultaire taak iedere student voor te bereiden op de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis; b. het formuleren van aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering; c. het beoordelen of de kwaliteit van de opleiding voldoet aan de beoordelingscriteria van het accreditatiekader en het geven van een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie.
3.3. Werkwijze 3.3.1.Voorbereiding Ter voorbereiding van de visitatie werd aan de instellingen gevraagd een uitgebreid zelfevaluatierapport op te stellen. De Cel Kwaliteitszorg van de VLIR heeft hiervoor een visitatieprotocol2 ter beschikking gesteld, waarin de verwachtingen ten aanzien van de inhoud van het zelfevaluatierapport uitgebreid zijn beschreven. Het zelfevaluatierapport volgt het accreditatiekader. Naast feitelijke beschrijvingen per onderwerp en per facet van het accreditatiekader wordt aan de opleidingen ook gevraagd hun toekomstperspectieven kenbaar te maken en een kritische sterkte-zwakte analyse op te nemen in het zelfevaluatierapport. Daarnaast wordt een aantal verplichte bijlagen opgenomen, o.a. een beschrijving van het programma, cursusbeschrijvingen, examenvragen, studenten- en personeelstabellen, enz. De commissie ontvangt de zelfevaluatierapporten een aantal maanden voor het eigenlijke bezoek, waardoor zij de gelegenheid krijgt deze documenten vooraf te bestuderen en het bezoek voor te bereiden.
http://www.vlir.be/07documenten/download/visitatie.pdf
2
16 | De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat
De commissieleden worden bovendien verzocht per opleiding een tweetal eindverhandelingen te selecteren uit een lijst van recente eindverhandelingen. De geselecteerde eindverhandelingen worden eveneens een aantal weken vooraleer het bezoek plaatsvindt door de Cel Kwaliteitszorg aan de commissieleden bezorgd. De visitatiecommissie hield haar installatievergadering op 3 oktober 2005. Op dit moment hadden de commissieleden het visitatieprotocol en de zelfevaluatierapporten reeds in hun bezit. Tijdens deze vergadering werden de commissieleden verder ingelicht over het visitatieproces en hebben zij zich concreet voorbereid op de af te leggen bezoeken. Verder heeft de commissie op deze vergadering haar referentiekader geformuleerd (zie hoofdstuk II). Daarnaast werd het programma van de bezoeken opgesteld (zie bijlage 2) en werd een eerste bespreking gehouden van de zelfevaluatierapporten. 3.3.2. Bezoek aan de instellingen De tweede bron van informatie wordt gevormd door de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoeken aan de opleidingen heeft gevoerd met alle geledingen die zijn betrokken bij het onderwijs van de betrokken opleidingen. Ook wordt aan de instellingen gevraagd - als een derde bron van informatie – om een veelheid aan documenten ter inzage te leggen ten behoeve van de commissie. Tijdens de bezoeken is voldoende tijd uitgetrokken om de commissie de gelegenheid te geven deze documenten grondig te bestuderen. De documenten die typisch ter inzage van de commissie worden gelegd zijn: het leermateriaal (cursussen, handboeken, syllabi), verslagen van de belangrijke beleidsvormende of beleidsopvolgende organen (faculteitsraad,onderwijscommissies,departementsraden,…),documenten die betrekking hebben op de interne kwaliteitszorg (enquêteformulieren, niet-persoonsgebonden evaluatie van het onderwijs, …), documenten aangaande de procedures van curriculumherzieningen, c.q. de omvorming naar de bachelor-masterstructuur, voorbeelden van informatieverstrekking aan aspirant-studenten, etc. Bovendien worden nog enkele tientallen eindverhandelingen bijkomend ter inzage gelegd. Het bezoekschema voorziet - naast gesprekken met het bestuur van de faculteit, de opleidingsverantwoordelijken, de studenten, de assistenten, de docenten en de facultaire en opleidingsgebonden beleidsmedewerkers - steeds in een bezoek aan de voorzieningen (inclusief bibliotheek, practicalokalen, computerfaciliteiten), een gesprek met de afgestudeerden van de opleidingen en een spreekuur waarop de commissie bijkomend leden van de opleiding kan uitnodigen of waarop personen op een vertrouwelijke wijze door de commissie kunnen worden gehoord. De gesprekken die de commissie heeft gevoerd, waren zeer openhartig en verhelderend en vormden
De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat | 17
een goede aanvulling bij de lectuur van het zelfevaluatierapport. Aan het einde van het bezoek werden, na intern beraad van de visitatiecommissie, de voorlopige bevindingen mondeling aan de gevisiteerde opleidingen medegedeeld. 3.3.3. Rapportering Als laatste stap in het visitatieproces heeft de commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. Bovendien geeft zij, overeenkomstig het accreditatiekader, een oordeel over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader volgens een binaire beoordelingsschaal voldoende/onvoldoende en een integraal oordeel over de betrokken opleidingen. De opleidingsverantwoordelijken van de betrokken opleidingen werden in de gelegenheid gesteld om op het concept van het rapport te reageren.
4. Korte terugblik op de visitatie De commissie heeft de haar toegekende opdracht met veel belangstelling uitgevoerd. De visitatie heeft de leden van de commissie niet alleen de kans geboden om het academisch onderwijs in de opleidingen Rechten en Notariaat in Vlaanderen van naderbij te bekijken, maar het was voor haar tevens een unieke gelegenheid om onder vakgenoten te reflecteren en te debatteren over de aard, de kwaliteit en de toekomst van dit onderwijs. Deze reflectie en dit debat situeren zich op een duidelijk scharnierpunt in de externe kwaliteitszorg van het Vlaamse hoger onderwijs. De visitatie Rechten - Notariaat zit mee in de reeks van ‘eerste’ visitaties waarbij het nieuwe VLIR-VLHORA-visitatieprotocol dat is afgestemd op de accreditatievereisten, wordt gehanteerd. Het visitatierapport zal ook worden gehanteerd voor de accreditatieaanvraag van de betreffende opleidingen. De commissie is er zich van bewust dat de visitatie ook voor de opleidingen op een scharniermoment plaatsvond. De Bologna-verklaring die in 1999 werd ondertekend vormde de aanzet tot een fundamentele hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Het juridisch kader hiervoor wordt gevormd door het Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, kortweg het Structuurdecreet genoemd. Op basis van dit decreet werden de bacheloropleidingen rechten gradueel geïmplementeerd vanaf het academiejaar 2004-2005. Vervolgens worden de masteropleidingen gradueel ingevoerd vanaf 2007-2008. Tegelijkertijd worden de oude kandidaturen en licenties afgebouwd.
18 | De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat
Ondanks de hervormingen die op het moment van de visitatie nog in volle gang waren, is de commissie van oordeel dat deze visitatie uitermate relevant en leerrijk is: door de vroegere situatie met de merites en tekorten in de respectieve opleidingen te beschrijven, kunnen de opleidingen hun plannen met betrekking tot de opleidingen in de nieuwe bachelor/ master-structuur waar nodig nog bijsturen. De commissie heeft tijdens de discussies steeds getracht om, vanuit een kritische ingesteldheid, op een constructieve wijze bij te dragen tot de toekomstige hervormingen. Ze heeft bij haar beoordeling de eigenheid van elke universiteit en elke opleiding in acht genomen en de oordelen en suggesties steeds gesitueerd binnen de context van de opleidingen. Met het voorliggend rapport hoopt de commissie dan ook een bijdrage te leveren tot de verdere positieve ontwikkeling van het onderwijs in de Rechten en het Notariaat in Vlaanderen. De commissie wenst met het rapport in de eerste plaats een discussie op gang te brengen binnen de betrokken faculteiten met de bedoeling na te gaan op welke punten verbetering nodig is en in welke mate dit binnen de gegeven randvoorwaarden te verwezenlijken is. Verder hoopt de visitatiecommissie dat voorliggend rapport in zijn geheel ook aan de buitenwereld nuttige informatie verschaft en een goed inzicht geeft in de eigenheid en de kwaliteit van de gevisiteerde opleidingen. Tot slot dankt de visitatiecommissie de decanen, bestuurders, medewerkers, studenten en afgestudeerden van de betrokken opleidingen die door hun inspanningen tijdens de voorbereiding en de open dialoog tijdens de bezoeken hebben bijgedragen aan het welslagen van deze visitatie.
5. Opzet en indeling van het rapport Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk II het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In hoofdstuk III worden de algemene bevindingen van de commissie besproken en in hoofdstuk IV worden de belangrijkste conclusies met betrekking tot de bachelor- en masteropleidingen in de Rechten van de commissie per thema vergelijkenderwijs weergegeven. In hoofdstuk V worden de toegekende scores in tabelvorm samengevat. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de verschillende opleidingen die zij heeft gevisiteerd. De aanbevelingen die de commissie doet ten aanzien van de afzonderlijke universiteiten worden in deze deelrapporten achteraan opgenomen. De deelrapporten werden geordend naar de chronologische volgorde van de bezoeken.
De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat | 19
20 | De onderwijsvisitatie Rechten - Notariaat
II. Het referentiekader Inleidende beschouwingen De visitatiecommissie zal tijdens haar bezoeken en voor de beoordeling van de opleidingen, gebruik maken van onderhavig referentiekader, waarin de vereisten voor een opleiding in de Rechten door de bezochte faculteiten summier omschreven zijn (voor meer duidelijkheid, zie de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR/VLHORA, Brussel, februari 2005 zelf). Dit referentiekader dient bij de bezoeken als leidraad voor de evaluatie. Het is in zekere mate geïnspireerd door de vorige visitatie (1997). Het merkelijk verschil met dit verleden ligt evenwel in een meer prospectieve aanpak van de evaluatie, gelet op het in voege treden van de nieuwe bachelor/ master-structuur. De beoordeling zal dus slaan op de omgevormde opleiding, zij het dat deze nog voor een deel is gebaseerd op kenmerken van de vorige opleiding. Rekening moet ook worden gehouden met de evolutie van een steeds complexer wordende samenleving, gekenmerkt door de toename van: - de conflictsituaties, - de rechtsregels (wetsinflatie en juridisering van de maatschappij), - het beroep op het gerecht (judicisering van de conflicten), - de internationalisering van de juridische problematiek, - de nood aan juristen, niet enkel in de traditionele beroepen, als magistraat, advocaat en notaris, maar ook in andere werkvelden, als het openbare sector, de bedrijfswereld, enz... Het referentiekader omsluit in zijn beoordeling de competenties die een afgestudeerde moet hebben verworven, met name de integratie van vakkennis met redeneer-, taal- en communicatievaardigheden (zie infra). Dit houdt algemene en domeinspecifieke kenmerken in. De algemene kenmerken hebben betrekking op de primaire vorming aan de kandidaat-jurist verstrekt door een universitaire rechtsfaculteit. De domeinspecifieke kenmerken houden verband met bepaalde beroepen en rechtsdisciplines die uiteraard specifieke vereisten veronderstellen.
Het referentiekader | 21
De visitatiecommissie zal haar werk verrichten met respect voor de eigenheid van elke opleiding. Zij verwacht geen ideale opleiding, wel een opleiding die voldoet aan een aantal basisvoorwaarden. Zes onderwerpen worden bij deze evaluatie in aanmerking genomen.
1. De doelstellingen Een rechtsfaculteit moet duidelijk d.i. inzichtelijk aan haar studenten – en ook aan haar professoren – te kennen geven welke doelstellingen zij nastreeft, en in hoeverre die doelstellingen concreet aansluiten bij de actuele eisen van de relevante beroepsvelden. In dit opzicht veronderstelt de opleiding in de rechten : - bij prioriteit de kennis van de basisprincipes van het recht, - inzicht in de totstandkoming van het recht en in de samenhang tussen de verschillende disciplines, - specifieke vaardigheden tot communicatie om mondeling en schriftelijk te rapporteren, waar nodig in meer dan de eigen taal, - attitudes om over rechtsproblemen analytisch-kritisch te redeneren en te argumenteren. Hiermee wordt bedoeld een wijze van benadering van het recht om de kloof tussen, enerzijds een rationaliserend en statisch denken van het recht en, anderzijds de meerduidige dynamische realiteit te overbruggen. De student moet in staat worden gesteld om eindkwalificaties te bereiken. De doelstellingen moeten in dit verband voldoende afgestemd zijn op de zogen. eindtermen, begrepen als de concrete normen waarin is vastgelegd welke kennis de afgestudeerde jurist aan het einde van zijn opleiding moet bezitten om aan de behoeften van de arbeidsmarkt of van de academische wereld een aangepast antwoord te bieden. De rechtsfaculteit moet bij de uitstroom van zijn studenten en dank zij nauwe contacten met de buitenwereld inzicht hebben in de noden aan juristen. Aan die doelstellingen moet een adequate bekendheid worden gegeven t.a.v. de studenten, bij de aanvang, alsmede tijdens het hele verloop van de studies. Informatie moet dus gepaard gaan met begeleiding, waarbij de docenten nauw betrokken moeten zijn. Follow-up t.a.v.de afgestudeerden is in dit verband aan te raden, om de efficiëntie van de doelstellingen te meten. De doelstellingen worden uiteraard aan de niveaus van de opleidingen aangepast.
22 | Het referentiekader
1.a. de bacheloropleiding De bacheloropleiding heeft als eerste voorwerp het aanbrengen van basiskennis van de fundamentele principes van het recht, in zijn onderscheiden aspecten van : - civiel recht en -procesrecht, - strafrecht en -procesrecht, - grondwettelijk recht en bestuursrecht, - internationaal recht. Hier wordt niet gestreefd naar encyclopedische volledigheid, maar naar inzicht in de plaats van het recht in de samenleving. De aanpak is niet louter gericht op het aanbrengen van positiefrechterlijke kennis maar eveneens op het aanbrengen van de wetenschappelijke rechtsmethodiek en heeft daarenboven aandacht voor de integratie van de relevante aspecten van de humane wetenschappen.
1.b. de masteropleiding Het opzet moet hier zijn het bereiken van niveau in kennis, inzicht en vaardigheden, dat hoger is dan in de bacheloropleiding, door het uitdiepen van een aantal materies, met een bijzondere aandacht voor : - de multidisciplinariteit van het recht, - zijn internationale dimensie, - een aanpak die de analytisch-kritisch ingesteldheid van de student bevordert, nodig om autonoom een probleem juridisch te analyseren en op te lossen, en om juridisch te argumenteren. De student moet ertoe gebracht worden algemeen en specifiek beroepsgerichte competenties te beheersen om zijn kennis en vaardigheden zelfstandig aan te wenden op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.c. de master na masteropleiding De master na masteropleiding dient opgevat te worden als een verdere uitdieping van de masteropleiding met als doel een grondige beheersing van een specifiek domein van het recht door de afgestudeerde. Tevens is het belangrijk dat een dergelijke opleiding zich duidelijk positioneert binnen het universitaire landschap. De eindverhandeling/masterproef vertoont in dit verband een uitzonderlijk belang, omdat zij als noodzakelijk sluitstuk van de opleiding zicht moet geven op het niveau dat de afgestudeerde bereikt heeft. De student dient hiermee aan te tonen dat hij bekwaam is autonoom een probleem op een wetenschappelijke wijze te onderzoeken, kritisch te doorgronden en creatief te rapporteren op een wijze die in een juridisch tijdschrift kan worden gepubliceerd. De begeleider draagt hier een belangrijke verantwoordelijkheid.
Het referentiekader | 23
1.d. het notariaat Deze opleiding is opgevat als een aanvullende academische opleiding, die volgt op de opleiding in de rechten. De eindtermen van de opleiding notariaat beogen een specifieke vorming toe te kennen, afgestemd op: - de specifieke behoeften van het hedendaagse notariaat, - een uitgediepte kennis van en inzicht in o.m. familie-, successie-, huwelijks- en fiscaal recht. In de opleiding speelt de kennismaking met de praktijk een belangrijke rol.
2. Het programma De programma’s van de opleidingen moeten in rechtstreekse relatie staan met en concreet vorm geven aan de algemene en domeinspecifieke doelstellingen. De programma’s moeten rekening houden met de kwalificaties van de instromende studenten zodat zij snel een duidelijk zicht verkrijgen op hun doelwit, d.i. de eindkwalificaties die zij wensen te bekomen. De programma’s moeten ook methodologisch en inhoudelijk opgebouwd worden in evenredigheid met de specificiteit van de rechtsdisciplines waarop zij betrekking hebben. De programma’s moeten aansluiten bij de relevante ontwikkeling in de rechtswetenschap en in de beroepspraktijken. Een goed programma veronderstelt daarbij : - een interne samenhang in de opleidingsonderdelen, die op elkaar moeten aansluiten, - een effectieve studeerbaarheid, (dit betreft o.m. de studietijd en -omvang), - voorbereiding en begeleiding, niet enkel van de eerstejaarsstudent, maar ook tijdens het verloop van de hele opleiding (didactisch component bij het doceren, zie infra). Het operationaliseren van de programma’s veronderstelt specifieke middelen om de vorming van de student op adequate wijze te beoordelen, met specifieke vereisten en moeilijkheidsgraden, aangepast aan elk niveau van de opleiding, m.n.: - de hoorcolleges (niet meer enkel ex cathedra, maar ook interactief), - seminaries, - practica, - toetsingen door tentamens en examens, - scripties en masterproeven (zie supra).
24 | Het referentiekader
3. De inzet van personeel Hier wordt bedoeld de actieve rol van het academisch personeel in de vormgeving en in de uitvoering van de opleidingen. Inzet impliceert : - vakinhoudelijke kennis : de juridische opleiding heeft behoeften aan : o generalisten, maar ook en vooral aan civilisten, penalisten, fiscalisten enz., o aan full-time en part-timedocenten (die meestal uit de beroepsmilieus afkomstig zijn). Er moet interactie zijn tussen die verschillende docenten, gelet op de samenhang tussen de rechtsdisciplines, waarin de student een duidelijk inzicht moet verkrijgen, om een oogkleppen-aanpak van het recht te voorkomen. - onderwijskundige kennis, dwz een specifieke pedagogische vaardigheid tot academisch onderwijs, die moet gemeten worden, niet alleen bij de aanwerving, maar ook en vooral in
continuo. - relationele en communicatievaardigheden : in dit verband moeten de opleidingen in contact blijven met de buitenwereld (de nationale en internationale beroeps- en universitaire wereld). De contacten die de opleidingsverantwoordelijken onderhouden met het beroepenveld (onder meer via alumni en part time-docenten) laten toe na te gaan in hoeverre de opleiding voldoende praktijkgericht is. De docenten moeten ook hun onderzoeksgerichtheid blijven cultiveren. Het academisch personeel moet bijzonder instaan voor de kwaliteit van : - het onthaal van de nieuwe studenten, - hun begeleiding, niet enkel in het eerste jaar (of eerste semester), maar ook gedurende het hele verloop van de studies (bv via de nodige aandacht voor de doorstroom van bachelor naar master). Aandacht moet worden besteed aan organisatorische aspecten als: de samenstelling van het personeelbestand, zijn omvang, zijn leeftijd, enz. Functioneringsgesprekken moeten periodiek worden gehouden, om voeling te houden met structurele of conjuncturele problemen.
4. De voorzieningen De opleidingen moeten op een adequate manier ondersteund worden door voorzieningen, zoals de infrastructuur van de faculteit, die aangepast moet zijn aan de actuele en de toekomstige voorspelbare noden. Men denke ook aan de specifieke noden van de student (syllabi, P.C., didactisch materiaal, bibliotheek, openingsuren, beschikbaarheid van het personeel, enz…). Daarnaast moet in een aanbod van studie- en studentenbegeleiding voorzien worden.
Het referentiekader | 25
5. De interne kwaliteitszorg De kwaliteitszorg vormt een cruciaal punt in het evaluatieproces. Dit criterium omvat alle activiteiten van de opleiding zelf die gericht zijn op de kwaliteitshandhaving en -verbetering. Die zorg moet tot uiting komen in de kritische analyse van de sterke en zwakke punten van het eigen onderwijs. Hierbij is de betrokkenheid van het personeel en van de studenten belangrijk. Het zelfevaluatierapport moet de schakel vormen tussen de interne- en externe kwaliteitszorg. De visitatiecommissie zal in dit verband haar aandacht vestigen op : - de periodiciteit van de interne en externe evaluatie van de opleiding, - de verbetermaatregelen die genomen werden ingevolge de uitkomsten van deze periodieke evaluatie, - de realisatie van de streefdoelen, - de bevindingen van de vorige visitatie, en de opvolging die aan de aanbevelingen werd gegeven.
6. De resultaten De geformuleerde eindtermen moeten door alle studenten bereikt worden bij het afstuderen. Tevens moeten de studenten de geformuleerde eindkwalificaties binnen de voorziene studieduur kunnen bereiken.
26 | Het referentiekader
III. Algemene aandachtspunten De commissie diende haar opdracht uit te voeren op een scharniermoment van de hervorming van de rechtenstudie, dat ook voor de opleidingen de aanzet is tot een grondige en vooral voort te zetten zelfevaluatie en een vernieuwende reflectie over het academisch onderwijs. De opzet van de huidige visitatie verschilt dan ook wezenlijk van deze van de visitatie van 1997, mede omdat haar oordeel als basis zal gebruikt worden voor de accreditatie van de betrokken opleidingen. De commissie wenst niet de talrijke punten aan te halen die haar aandacht hebben getrokken, maar signalen te geven die, in de context van de Bologna-verklaring en van de (r)evolutie van het academisch leermodel, bijzonder noodzakelijk blijken te zijn voor het handhaven van een hoog academisch en wetenschappelijk niveau, op een moment van uitbreiding van hooggeschoolde beroepen in een steeds complexer geworden samenleving, waarin wetten en reglementen een groeiende plaats nemen - geen element van het maatschappelijk gebeuren is nog wettelijk onverschillig - en waarin ook steeds meer juristen met specifieke opleidingen gevraagd worden. De moderne jurist moet casusgedreven, interactief en interdisciplinair gevormd worden. Gelet op het snel evoluerend recht moet derhalve, prioritair op het passief vergaren van rechtskennis, voorkeur gegeven worden aan een dynamische en inventieve rechtscultuur die de student toelaat om door zelfstudie de maatschappelijke complexiteit te ontleden en op te volgen. De signalen die de commissie in dit opzicht wenst te geven hebben betrekking op:
1. De nieuwe nood aan juristen Naast de zogenaamde togaberoepen, staat de arbeidsmarkt meer en meer open voor andere gespecialiseerde juristen. Dit vergt vanwege de rechtsfaculteiten nauwe en georganiseerde banden met het beroepenveld, om de opleidingen op de verwachtingen van de arbeidsmarkt af te stemmen. Dit mag er evenwel niet toe leiden dat de rechtenstudie enkel een beroepsopleiding zou worden. Het academisch karakter moet prioritair blijven.
Algemene aandachtspunten | 27
2. De nieuwe bachelor/master-structuur De traditionele kandidatuur/licentiaat-structuur wordt door een leermodel van drie bachelorjaren en twee masterjaren vervangen. Een element waarmee rekening zal moeten worden gehouden is de mogelijke uitstroom van de bachelor, na een leertraject van drie jaren. De vraag zal zich overigens zeer concreet stellen na het academisch jaar 2006-2007. De commissie acht het niet ondenkbaar dat de bachelorgraad vooral als een doorstroomkwalificatie zal worden beschouwd, maar zij kan ook een uitstroommogelijkheid zijn naar de arbeidsmarkt die in house‑training zal aanbieden. Ligt het inderdaad niet in de lijn van de Bologna-verklaring dat meer dan vroeger gevraagd wordt naar een grotere praktische toepasbaarheid van de rechtenopleiding en naar een snellere inzetbaarheid van de afgestudeerden? Momenteel kan niet ingeschat worden hoe groot de uitstroom naar de arbeidsmarkt zal zijn na de drie bachelorjaren omdat er nog geen duidelijkheid is over de effectieve waarde van het bachelordiploma als einddiploma en over de reactie en de verwachtingen van de arbeidsmarkt. De commissie beseft dat de dualiteit ‘uitstroom- en doorstroom mogelijkheid’, inhoudelijk en organisatorisch, de realisatie van de bachelor/master-hervorming bemoeilijkt. In zoverre de bachelor na drie jaren voldoende kennis en vaardigheden zal moeten hebben opgedaan om te kunnen werken, minstens in ondersteunende functies, moet hij tijdens die relatief korte opleiding een nuttig overzicht gekregen hebben, niet van het ganse recht, maar alleszins van alle basisopleidingsonderdelen die in de kandidatuur/licentiaats-structuur, dus vóór de bachelor/masterhervorming, gedoceerd werden. Die basisvorming, die onvermijdelijk in een gecomprimeerde versie zal worden gegeven, moet een minimale omvang hebben om toch enige diepgang te bieden. Dit vergt vanwege de opleidingen: - meer dan een aanpassing, een vernieuwing van de curricula, wat de meeste rechtsfaculteiten overigens reeds gedaan hebben; - een zorgvuldige feedback en follow-up, in nauwe samenwerking met alle geledingen van de faculteit die betrokken zijn bij de opleiding (het bestuur, zelfstandig academisch personeel (ZAP), assisterend academisch personeel (AAP), praktijkassistenten, studenten en afgestudeerden, vertegenwoordigd in de organen van de faculteit).
3. De vernieuwde curricula Een evenwichtige en coherente spreiding van de materies over de drie bachelorjaren en de twee masterjaren is essentieel. Door het feit dat in het nieuwe stelsel de studenten alle belangrijke basisregels van het recht in drie jaren moeten gedoceerd krijgen, bestaat het risico op versnippering van de gedoceerde materies in te kleine en gecomprimeerde opleidingsonderdelen.
28 | Algemene aandachtspunten
Om dit te verhelpen, is het noodzakelijk de opleidingsonderdelen zorgvuldig op elkaar af te stemmen, zodat de noodzakelijke samenhang tussen de verschillende materies van het recht gewaarborgd wordt. Die samenhang is belangrijk om de bewustwording van de interdisciplinariteit eigen aan het recht te bevorderen, en dit onder twee vormen: - De interne juridische interdisciplinariteit, waarbinnen elke juridisch vak met andere juridische vakken aanknopingspunten heeft. De commissie is in dit verband van mening dat gedurende het hele studietraject een bijzondere aandacht moet gaan naar de rechtsmethodiek en de juridische argumentatieleer. De student moet er geleidelijk toe komen de rechtsproblemen op een consistente wijze te identificeren en op te lossen door de ontwikkeling van vaardigheden als interpreteren, kwalificeren, redeneren, afwegen, argumenteren en beslissen. - De contacten van het recht met niet-juridische opleidingsonderdelen. Nu het recht, omwille van zijn maatschappelijke functie, een voorname plaats in de samenleving inneemt, is het belang van algemene vormende en metajuridische opleidingsonderdelen zeker niet te onderschatten. Die opleidingsonderdelen moeten op het recht toegespitst worden en over het ganse leertraject gespreid worden. De samenhang, waaraan de commissie veel belang hecht, moet bestaan, niet enkel op het niveau van de leerinhouden, maar ook tussen alle organen van de opleiding die bij het leertraject betrokken zijn. Dit impliceert gestructureerde contacten in het kader en onder het toezicht van commissies waar niet enkel het zelfstandig academisch personeel en het assisterend academisch personeel aanwezig zijn, maar ook vertegenwoordigers van studenten en afgestudeerden.
4. De vaardigheden die de moderne jurist moet aanleren Taalvaardigheden: van de hedendaagse Vlaamse jurist wordt ten minste verwacht dat hij zich in het Nederlands mondeling en schriftelijk correct kan uitdrukken, maar ook in het Frans en in minstens een vreemde taal, het Engels bij voorkeur, gelet op de internationalisering van de maatschappij en tevens van het recht, en ook op het feit dat de arbeidsmarkt met aandrang hierom verzoekt. De commissie heeft evenwel begrip voor het standpunt van de rechtsfaculteiten dat het niet tot hun opdracht behoort om het gebrek aan talenkennis van de aankomende studenten te ondervangen. Maar zij moeten alleszins voldoende mogelijkheden bieden aan de studenten die daar behoefte aan hebben. Voorts zouden maatregelen kunnen worden overwogen om te waarborgen dat slechts studenten in het Vlaamse rechtenonderwijs instromen die over een voldoende actieve kennis van het Nederlands en over een passieve kennis van het Frans en het Engels beschikken. Andere vaardigheden verdienen ook een bijzondere aandacht , m.n.: - de reeds vermelde rechtsmethodische en argumentatievaardigheden; - de vaardigheid om de rechtsbronnen op te zoeken; - de informaticavaardigheid toegespitst op het juridische.
Algemene aandachtspunten | 29
5. Het specifiek probleem van de begeleiding De begeleiding is noodzakelijk niet enkel t.o.v. eerstejaarsstudenten, maar ook gedurende het ganse leertraject. De modaliteiten hiervan moeten evolueren naar mate het juridisch denken van de studenten zelf evolueert.
6. De didactische werkvormen Variatie in de didactisch werkvormen moet behoren tot de specificiteit van de academische opleiding (hoorcolleges, met of zonder interactiviteit, werkcolleges, begeleiding, practica, seminarie, enz..). Bepaalde werkvormen, die in een weinig bevolkte opleiding kunnen gebruikt worden, zijn voor grote groepen niet mogelijk, zonder meer middelen en voorzieningen.
7. De toetsingsvormen Wat de toetsingsvormen betreft kan men zich moeilijk van de indruk ontdoen dat dit veelal wordt gezien als de exclusieve verantwoordelijkheid van de desbetreffende docent, waardoor de verscheidenheid van examenvormen, die volgens de commissie wenselijk is, uit het oog wordt verloren. De toetsingsvormen moeten niet enkel beoordeeld worden vanuit het oogpunt van de docent, die de kennis en het inzicht van de student moet kunnen meten, maar ook - en waarschijnlijk vooral - van uit het oogpunt van de student zelf, die op elk moment van zijn leertraject, de evolutie van zijn juridisch denken moet kunnen beoordelen (“Ben ik op de goede weg¸ om als jurist in het beroeps- of academisch leven te treden ?”). De betrokkenheid van de student bij de toetsingsproblematiek is aldus belangrijk.
8. De interne kwaliteitszorg De commissie hecht groot belang aan de interne kwaliteitszorg van de opleidingen. Deze moet op een gestructureerde en permanente manier georganiseerd worden en alle geledingen moeten hierbij betrokken worden. Nog al te veel wordt ervan uitgegaan dat eventuele problemen wat de opleiding betreft spontaan zullen aangepakt worden en vanzelf zullen opgelost worden. Al is dit begrijpelijk waar het om kleinere groepen van studenten gaat, het is toch niet goed te veel aan het spontane initiatief over te laten. Een illustratie daarvan is het frequent ontbreken van variatie van examenvormen.Te veel hoorde de commissie dat er veel communicatie is tussen studenten, personeel en beleidsverantwoordelijken, maar moest ze vaststellen dat de zogenaamde open sfeer onvoldoende borg staat voor het aankaarten van bepaalde problemen.
30 | Algemene aandachtspunten
9. Het academisch personeel De taken van het academisch personeel zijn zwaar en zeer verscheiden geworden. De verdeling van die taken moet evenwichtig zijn om te vermijden, bvb, dat zelfstandig academisch personeel en assisterend academisch personeel overbelast zouden zijn, ten koste van hun onderzoeksopdracht. Er moet ook gestreefd worden naar een goed evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse docenten met beroepservaring. De inzet van praktijkassistenten is eveneens bijzonder belangrijk; hun ervaring is onontbeerlijk en wordt overigens door de studenten hoog gewaardeerd.
10. De materiele voorzieningen De nadruk komt meer en meer te liggen op de zelfstandige inbreng van de studenten in hun leertraject. Zij moeten dan ook beschikken over een goed uitgebouwd en geactualiseerd documentatiecentrum (bibliotheek en andere informatiebronnen) en de fysieke plaats om deze inbreng voor te bereiden en uit te werken..
11. Het master na master-niveau Gelet op de diffuser geworden profilering van de hedendaagse jurist en de verwachtingen van de arbeidsmarkt naar meer en meer gespecialiseerde juristen, zijn de rechtsfaculteiten genoopt daarbij aansluitende opleidingen aan te bieden: de master na masteropleidingen. Deze moeten meer dan een loutere bijscholing geven. Zij moeten ook een eigen profiel ontwikkelen, waardoor zij zich niet alleen onderscheiden van de master (geen cursussen die ook in de master worden gedoceerd), maar ook van soortgelijke opleidingen in andere faculteiten. Verder moeten zij aan de specifieke noden van de arbeidsmarkt een steeds weer geactualiseerd antwoord bieden. In dit opzicht zijn contacten, niet slechts informele maar georganiseerde contacten, met representatieve afgestudeerden en met het beroepenveld noodzakelijk geworden. Het groot aantal specialisatieopleidingen die thans door de rechtsfaculteiten aangeboden worden, met soms een gering aantal studenten, hebben bij de commissie twijfel opgeroepen. Nu in de geest van de Bologna-verklaring wordt gestreefd naar een harmonisering binnen de Europese Hogeronderwijsruimte, rijst de vraag of er in Vlaanderen plaats is voor zoveel gespecialiseerde opleidingen, die soms scherp concurrerend zijn of zullen zijn. In dezelfde gedachtegang is ook gebleken dat de soms extreme kleinschaligheid van de master na masteropleidingen op zich geen waarborg is voor een betere opleidingsniveau, voor betere slaagpercentages of voor een meer stimulerende leer- en intellectuele omgeving. Het aanbod van zoveel speciale opleidingen vergt tevens een voldoende aantal docenten van hoog academisch en praktijkgericht niveau. De kleinschaligheid van die opleidingen, de onontbeerlijke hoge eisen aan een gekwalificeerd
Algemene aandachtspunten | 31
professorenkorps en de even onontbeerlijke aan de specialiteit aangepaste materiele voorzieningen, moeten, naar de mening van de commissie, de rechtsfaculteiten ertoe brengen na te denken in termen van synergie, waardoor het effect van de samenwerking of van de combinatie groter of beter is dan de effecten van elk van die opleidingen afzonderlijk.
12. De masterproef De masterproef moet aan strenge vereisten beantwoorden, die een uniforme waardering van niveau moeten mogelijk maken; men denke aan schriftelijke maatstaven, begeleiding tijdens de voorbereiding, bespreking van de student met zijn promotor, toetsing door een medelezer, mondelinge verdediging en mogelijks publiceerbaarheid. Dit zijn overigens factoren die bijdragen tot het aanleren van de nodige vaardigheden. Dit alles vergt een bijzondere inzet vanwege het academisch personeel.
32 | Algemene aandachtspunten
IV. De opleidingen in vergelijkend perspectief De bacheloropleiding rechten aan de Katholieke Universiteit Brussel en de K.U.Leuven Campus Kortrijk en de bachelor- en masteropleidingen rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit Antwerpen, de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Woord vooraf In dit hoofdstuk geeft de visitatiecommissie in vergelijkend perspectief een overzicht van haar bevindingen over de bachelor- en masteropleidingen in de rechten. De master na masteropleidingen die bij deze visitatie betrokken zijn, worden niet in het vergelijkend perspectief betrokken omwille van hun uiteenlopend karakter. Het is niet de bedoeling van de commissie om de individuele deelrapporten van de verschillende instellingen in detail te herhalen. De commissie besteedt bij haar vergelijking voornamelijk aandacht aan elementen die haar het meest in het oog zijn gesprongen of die zij belangrijk acht, en aan vaststellingen die zij in meerdere opleidingen heeft gedaan. De K.U.Leuven, de Universiteit Antwerpen, de UGent en de Vrije Universiteit Brussel bieden een bachelor- en aansluitende masteropleiding. De Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel bieden deze opleidingen zowel in dag- als in avondonderwijs aan. De K.U.Brussel biedt enkel de bacheloropleiding aan. De K.U.Leuven Campus Kortrijk biedt alleen de eerste twee jaren aan, waarna de studenten in de regel doorstromen naar de moederfaculteit in Leuven voor het vervolg van hun opleiding. Ten tijde van de visitatie werd het eerste bachelorjaar voor de tweede maal en het tweede bachelorjaar voor de eerste maal aangeboden. De gedetailleerde programma’s van het derde bachelorjaar en de masteropleiding werden ten tijde van de visitatie uitgewerkt. Ondanks deze periode van mutaties heeft de commissie een goed beeld gekregen van het lopende eerste en tweede bachelorjaar en van de plannen voor de rest van de opleiding. De commissie heeft de lopende licentiaatsprogramma’s slechts in die mate beoordeeld dat het dienend is voor de beoordeling van de nieuwe bachelor- en masterprogramma’s.
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 33
ONDERWERP 1: DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
1.1. Niveau en oriëntatie De commissie bevindt het niveau en de oriëntatie van de verschillende opleidingen als voldoende voor alle instellingen. De doelstellingen komen over het algemeen overeen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte bachelor- of masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De commissie heeft vastgesteld dat in de doelstellingen van de bacheloropleiding overal voldoende aandacht besteed wordt aan algemene competenties, aan algemeen-wetenschappelijke competenties en aan juridisch-wetenschappelijke basiskennis. De commissie waardeert verder dat de opleidingsverantwoordelijken van alle gevisiteerde opleidingen nagedacht hebben over de bacheloropleiding als eigenstandige opleiding met een eigen uitstroomprofiel. Ook al zullen vermoedelijk de meeste studenten onmiddellijk aansluitend op de bacheloropleiding een masteropleiding in de rechten volgen, toch vindt de commissie het positief dat rekening gehouden werd met andere mogelijkheden. In de doelstellingen van de masteropleiding wordt ook overal voldoende aandacht besteed aan het beheersen van algemene en algemeen-wetenschappelijke competenties. Tevens wordt er gestreefd naar grondiger kennis van en inzicht in de rechtswetenschap. Overal wordt de master voorts opgeleid tot het zelfstandig aanwenden van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van alle gevisiteerde opleidingen als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen overal overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de rechten stellen en dat deze ook internationale vergelijkingen kunnen doorstaan. De commissie vindt het inzicht in de relaties tussen het recht en de maatschappelijke context belangrijk. Zij vindt het dan ook goed dat hieraan in de doelstellingen van zowel de bachelor- als de masteropleidingen heel wat aandacht besteed wordt. Zo leren studenten het recht in de maatschappelijke realiteit kennen.
34 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
De commissie hecht veel belang aan communicatieve vaardigheden, zowel mondeling als schriftelijk, en dit niet alleen in de eigen taal. Zij stelt het dan ook op prijs dat hieraan in de meeste instellingen expliciet aandacht wordt besteed, zowel in de doelstellingen van de bachelor- als in die van de masteropleidingen. Aan alle instellingen wordt gebruik gemaakt van de beroepservaring van deeltijdse professoren en praktijkassistenten met het oog op het afstemmen van de doelstellingen op de wensen van het afnemend beroepenveld. Aan de UGent worden daarenboven alumni regelmatig bevraagd en aan de Vrije Universiteit Brussel zijn vertegenwoordigers van de alumni opgenomen in facultaire organen.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma Bachelor De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de bachelorprogramma’s als goed voor de UGent, als voldoende voor de K.U.Leuven (beide campussen), de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel en als onvoldoende voor de K.U.Brussel. De commissie heeft vastgesteld dat in de bacheloropleidingen gekozen wordt voor een programma dat de student een basiskennis in alle hoofddomeinen van het recht en inzicht in de plaats van het recht in de maatschappij verschaft. Daartoe werden bij de bachelor/master-hervorming overal opleidingsonderdelen samengevoegd en het aantal contacturen verminderd. De commissie is van mening dat dit aan alle instellingen op een bedachte wijze gebeurd is. Aan de K.U.Brussel is er evenwel te weinig ruimte voor het positieve recht in het programma. Oorzaak hiervan zou kunnen zijn dat er onvoldoende ZAP aanwezig is met positiefrechtelijke expertise om alle hoofddomeinen van het recht op een goede manier aan te bieden. Vooral het burgerlijk en het gerechtelijk recht zijn in te beperkte mate geprogrammeerd. Aan de UGent en de Vrije Universiteit Brussel is er een bijzondere aandacht voor de algemene en wetenschappelijke vaardigheden. Aan de Vrije Universiteit Brussel wordt doorheen de volledige bacheloropleiding het vaardigheden- en methodologie-onderwijs gegroepeerd in een specifiek opleidingsonderdeel. Voor de eerste twee jaren, vindt de commissie het gerechtvaardigd om dit op een dergelijke gestructureerde manier te doen. Zeker vanaf het derde bachelorjaar is het echter noodzakelijk het vaardighedenonderwijs in de vakinhoudelijke vorming te integreren. Aan de UGent is dit het geval. Ook aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk wordt een bijzondere aandacht besteed aan het ontwikkelen van vaardigheden in kleine groepen. Aan de K.U.Leuven en de Universiteit Antwerpen
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 35
wordt het vaardighedenonderwijs daarentegen minder op een interactieve manier en in kleine groepen georganiseerd. De commissie apprecieert dat er in alle bachelorprogramma’s voldoende ruimte is voor een brede algemene vorming die de student moet toelaten om het recht te situeren in zijn maatschappelijke context. Dit is essentieel voor de vorming als jurist. De commissie waardeert de goede spreiding van de algemeen vormende opleidingsonderdelen over de hele duur van de bacheloropleiding aan de UGent en de K.U.Leuven. Aan de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel zijn deze opleidingsonderdelen nog te veel geconcentreerd in het eerste bachelorjaar. De commissie vindt het verder belangrijk dat deze hulpwetenschappen toegespitst worden op het recht. Dit gebeurt in een aantal gevallen goed aan de UGent. Aan de andere instellingen kan dit echter beter. Aan de K.U.Brussel waar deze opleidingsonderdelen vaak aan meerdere opleidingen tegelijkertijd aangeboden worden schept dit een probleem voor de specifieke vorming van de basisjurist. De taal is een essentieel instrument van de jurist. Daarom is de commissie ervan overtuigd dat, naast de beheersing van de Nederlandse taal, een goede kennis van andere talen en minstens het Frans essentieel is voor de Vlaamse jurist. De commissie heeft wel begrip voor de optie van de opleidingen om het talenonderwijs slechts in beperkte mate in het verplichte curriculum op te nemen. De commissie vindt het echter in dat geval noodzakelijk om de taalkennis van de studenten toch goed op te volgen. Ook vindt ze het nodig om het extracurriculair volgen van cursussen Juridisch Frans, Engels en Duits te stimuleren. Hiertoe kan een (goedkoop) aanbod gecreëerd worden in samenwerking met een ‘talencentrum’ van de universiteit. Zo kunnen studenten die hier nood aan hebben de nodige taalkennis verwerven. Een dergelijk aanbod aan de UGent wordt door de commissie als voorbeeldstellend gezien. Ook binnen het programma zijn er uiteraard mogelijkheden om de taalkennis te versterken. Zo bieden meerdere instellingen opleidingsonderdelen in een andere taal dan het Nederlands aan, worden anderstalige teksten bestudeerd of wordt de juridische terminologie in de les of in het studiemateriaal steeds ook in het Frans en/of Engels vermeld. Het zou goed zijn de talenkennis te toetsen bij de aanvang van de rechtenstudies en te evalueren bij het beëindigen daarvan. De commissie is geen voorstander van internationale studentenuitwisselingen binnen het curriculum van de bacheloropleiding, zoals deze mogelijk zijn aan de Universiteit Antwerpen en de K.U.Brussel. De commissie vindt namelijk dat er hiervoor geen ruimte is in de bacheloropleiding waarin een basiskennis van de hoofddomeinen van het Belgisch recht door alle studenten moet verworven worden. Wel kan er geopteerd worden voor het laten volgen van enkele opleidingsonderdelen aan een Franstalige Belgische universiteit, zoals het bvb. gebeurt aan de K.U.Brussel en aan de Vrije Universiteit Brussel. De commissie waardeert dat bij alle opleidingen voldoende aandacht voor de samenhang tussen de nationale, Europese en internationale rechtsorde aanwezig is.
36 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
Master De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het masterprogramma als goed voor de UGent en als voldoende voor de andere opleidingen. De masterprogramma’s zijn een adequate vertaling van de doelstellingen. Ze bieden goede mogelijkheden om de eindkwalificaties te bereiken. Dit gebeurt door verdere verdieping en integratie van de juridische kennis in een aantal plichtvakken; daarnaast krijgen de studenten bij alle opleidingen de kans om zich te verdiepen in een of meerdere domeinen van het recht dankzij een gestructureerde keuze. De concrete invulling van deze keuzemogelijkheden varieert sterk tussen de instellingen. Aan de K.U.Leuven kiezen de studenten twee van de zeven aangeboden “klemtonen”, aan de Vrije Universiteit Brussel een van de acht “profielen” en aan de UGent een van de drie “opties”. Aan de Universiteit Antwerpen kiezen de studenten drie maal een module uit zes “rechtsgebieden”. Zij kunnen zowel modules uit verschillende rechtsgebieden als meerdere modules uit hetzelfde rechtsgebied kiezen. Op die manier biedt de Universiteit Antwerpen de mogelijkheid om in de masteropleiding reeds een meer diepgaande specialisatie in een rechtsgebied te bereiken. Wel betreurt de commissie dat de modules aan de Universiteit Antwerpen een te ruime keuze toelaten zodat er weinig sturing mogelijk is. De andere opleidingen kiezen voor een beperkte specialisatie en leggen aldus meer de nadruk op het opleiden van generalisten. De commissie waardeert dat in de masteropleidingen de verdiepende juridische opleidingsonderdelen in kleine groepen met veel interactie worden aangeboden. Zo kunnen studenten hun vaardigheden oefenen. De commissie heeft vastgesteld dat de K.U.Leuven de grootste openheid tegenover internationale studentenuitwisselingen heeft. De andere instellingen hebben recentelijk de nodige inspanningen gedaan om studenten meer te stimuleren om deel te nemen aan deze uitwisselingen. Met de invoering van de masteropleiding wordt hiervoor ook in de programma’s meer flexibiliteit ingebouwd (zie onder 6.1.). De commissie vindt ten slotte de wetenschappelijk invulling van de masterproef goed. Dit is een goede aanleiding voor de student om zowel zijn wetenschappelijke als zijn communicatieve vaardigheden verder te ontwikkelen. De mondelinge verdediging van de masterproef komt ook de mondelinge taalvaardigheid ten goede.
2.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de eisen van academische gerichtheid als goed voor de K.U.Leuven Campus Kortrijk, de UGent en de Vrije Universiteit Brussel en als voldoende voor de K.U.Brussel, de K.U.Leuven en de Universiteit Antwerpen.
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 37
Alle opleidingen besteden in de bachelor voldoende aandacht aan kennisontwikkeling, op het positieve recht aan de K.U.Brussel na, zoals hoger vermeld. De aandacht voor onderzoeksvaardigheden daarentegen varieert tussen de instellingen. Aan de K.U.Brussel, de K.U.Leuven Campus Kortrijk, de UGent en de Vrije Universiteit Brussel wordt vanaf het eerste bachelorjaar in kleine groepen veel aandacht besteed aan het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en -attitude. Aan de K.U.Leuven en de Universiteit Antwerpen worden minder oefeningen in kleine groepen aangeboden waardoor de vaardigheden minder geoefend worden. In de bachelorfase worden de recente ontwikkelingen in de juridische praktijk in het programma vertaald. Verdiepende opleidingsonderdelen in de masteropleiding laten toe daarop verder in te gaan.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van de programma’s als goed voor de K.U.Leuven (beide campussen), de UGent en de master aan de Vrije Universiteit Brussel, als voldoende voor de Universiteit Antwerpen en de bachelor aan de Vrije Universiteit Brussel en als onvoldoende voor de bachelor van de K.U.Brussel. Aan de K.U.Leuven en de UGent heeft de commissie zowel een goede horizontale als verticale coherentie in het bachelor- en masterprogramma vastgesteld. De juridische opleidingsonderdelen worden logisch opgebouwd. Er is tevens een goede verhouding tussen de juridische en niet-juridische opleidingsonderdelen doorheen de volledige opleiding. Ook aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk is er een goede opbouw van het programma. Aan de K.U.Leuven en de K.U.Leuven Campus Kortrijk wordt de onderlinge coherentie tussen de opleidingsonderdelen bovendien van nabij opgevolgd door een ‘bewakingscommissie’. Dit vindt de commissie een goed initiatief. De juridische opleidingsonderdelen en het methodologie- en vaardighedenonderwijs zijn logisch opgebouwd aan de Vrije Universiteit Brussel, maar de spreiding van de niet-juridische opleidingsonderdelen over de hele bacheloropleiding is niet optimaal. Aan de Universiteit Antwerpen is de opeenvolging van juridische opleidingsonderdelen in een aantal gevallen niet optimaal en zou de spreiding van de niet-juridische opleidingsonderdelen over de bacheloropleiding, ondanks de reeds gedane inspanningen, nog kunnen verbeterd worden. Aan de K.U.Brussel zijn de programma’s van de drie afstudeerrichtingen grotendeels opgebouwd op basis van de beschikbare expertise. Heel wat opleidingsonderdelen worden daarbij samen aan meerdere opleidingen aangeboden. Daardoor is het niet mogelijk om een logische opbouw van het programma te verkrijgen. Bovendien bestaat er in het vijfde semester een te grote en niet voldoende gestuurde keuzevrijheid voor de studenten, waardoor de samenhang van de individuele studietrajecten nauwelijks gewaarborgd kan worden.
38 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
Zoals eerder vermeld bieden alle opleidingen in de masterfase heel wat keuzeruimte voor de studenten. De commissie vindt het belangrijk dat de keuzes van de studenten coherent zouden zijn. Zij is verheugd dat met het oog hierop aan alle instellingen keuzeopleidingsonderdelen gegroepeerd werden. Omwille van de te grote keuze binnen de modules aan de Universiteit Antwerpen, meent de commissie dat de individuele keuzes van de studenten te weinig kunnen gestuurd worden.
2.4. Studieomvang Alle opleidingen voldoen aan de decretale eisen met betrekking tot de studieomvang, uitgedrukt in studiepunten. De bacheloropleidingen tellen 180 studiepunten. De commissie betreurt wel dat aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk slechts twee jaar en dus 120 studiepunten van de bachelor aangeboden worden en de studenten er dus geen volledig bachelorprogramma kunnen volgen. De masteropleidingen tellen er 120 studiepunten.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt de studietijd voor alle instellingen als voldoende. Alle opleidingen hebben de invoering van de bama-structuur aangegrepen om het curriculum grondig te herzien. Het beeld van de commissie, en van de opleidingsverantwoordelijken, op de studietijd van de bacheloropleiding is bijgevolg, gelet op de huidige overgangsperiode, onvolledig en voorlopig. Enkel aan de Vrije Universiteit Brussel werd reeds voorafgaande aan de bachelor-masterhervorming jaarlijks de studietijd gemeten. Aan de K.U.Brussel, de Universiteit Antwerpen en de UGent werd recent een systeem van studietijdmeting opgestart. Op het moment van het bezoek van de visitatiecommissie aan de K.U.Leuven werd op beide campussen de studietijd niet structureel opgevolgd, maar waren er wel plannen om dit te doen van zodra de bacheloropleiding volledig geïmplementeerd is. Bovendien wordt er in de ‘bewakingscommissie’, die het studiemateriaal opvolgt, aandacht besteed aan mogelijke problemen met betrekking tot de studietijd. Over het algemeen komen de begrote en de reële studietijd op opleidingsniveau goed met elkaar overeen. Op het niveau van de opleidingsonderdelen blijken wel in een aantal gevallen verschillen te bestaan tussen de begrote en de reële studietijd. De commissie herinnert eraan dat het decretaal verplicht is studietijdmetingen structureel uit te voeren. Bij de invoering van de bachelor en de master vindt de commissie het essentieel om de studietijd van nabij op te volgen en zo snel mogelijk bij te sturen indien de reële en de begrote studietijd niet overeen komen. De commissie heeft met genoegen vastgesteld dat er over het algemeen snel maatregelen genomen worden om onevenwichten te remediëren.
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 39
2.6. Afstemming vormgeving en inhoud De afstemming tussen de vormgeving en de inhoud van de programma’s wordt als goed beoordeeld aan de UGent en de K.U.Leuven Campus Kortrijk, en als voldoende voor de andere opleidingen. De commissie heeft vastgesteld dat in de opleidingen met veel studenten in de bachelor voornamelijk hoorcolleges worden aangeboden en dat deze slechts in beperkte mate interactief zijn. In de kleinere faculteiten wordt gebruik gemaakt van de kleinschaligheid, om vanaf het begin van de opleiding in de hoorcolleges vaker gebruik te maken van interactieve onderwijsvormen. De K.U.Leuven Campus Kortrijk is hier een goed voorbeeld van. Het vaardighedenonderwijs wordt verschillend ingevuld. De Vrije Universiteit Brussel profileert zich door het consequent groeperen van het vaardigheden- en methodologieonderwijs in een geïntegreerd opleidingsonderdeel per jaar. De commissie acht de invulling hiervan in de eerste bachelorjaren gerechtvaardigd, maar vindt zeker vanaf het derde bachelorjaar een betere koppeling tussen het vaardighedenonderwijs en de vakinhoudelijke vorming noodzakelijk. Aan de andere instellingen wordt het vaardighedenonderwijs gedeeltelijk aangeboden in afzonderlijke opleidingsonderdelen en deels gekoppeld aan andere opleidingsonderdelen. Aan de UGent en de K.U.Leuven Campus Kortrijk worden heel wat oefeningen in kleine groepen aangeboden. Aan de K.U.Leuven worden de studenten van nabij begeleid in het eerste jaar dankzij de monitoraten, maar zijn er verder te weinig op vaardigheden gerichte oefeningen in kleine groepen. Ook aan de K.U.Brussel worden monitoraten georganiseerd. Aan de Universiteit Antwerpen is het aantal opleidingsonderdelen waarbij oefeningen in kleine groepen aangeboden worden volgens de commissie te klein. In de masterfase wordt op alle instellingen meer in kleine groepen gewerkt en is vooral in grondige studies en seminaries de interactie groot. Vooral in deze opleidingsonderdelen ontwikkelen de studenten het best hun wetenschappelijke vaardigheden. De K.U.Leuven, de Universiteit Antwerpen en de UGent bieden hun studenten de kans om facultatief zomerstages te volgen. Op die manier kunnen studenten kennis maken met het afnemend beroepenveld. De commissie vindt dat goed. Aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk worden er ook korte stages georganiseerd binnen het curriculum om de student enige voeling te laten krijgen met latere beroepsmogelijkheden. De voorbije jaren hebben de elektronisch leerplatforms een prominente plaats verworven. Deze platformen worden gebruikt om informatie ter beschikking te stellen en vaak ook (bijkomend) studiemateriaal. Aan de UGent en de Vrije Universiteit Brussel heeft de commissie een aantal voorbeelden gezien van wijze waarop het elektronisch leerplatform ingezet wordt om de interactie tussen studenten te verhogen aan de hand van discussiefora. Enkel aan de K.U.Brussel wordt geen
40 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
elektronisch leerplatform gebruikt, maar wordt wel via websites en discussiefora actief gebruik gemaakt van beschikbare technologie om informatie ter beschikking te stellen en interactie tussen studenten te stimuleren. Ten slotte is het studiemateriaal aan alle instellingen van goede kwaliteit en voldoet het aan de eisen van de commissie. De commissie vindt het een goed initiatief van de K.U.Brussel om jaarlijks een lijst te maken van het benodigde studiemateriaal per studiejaar.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie evalueert de beoordeling en toetsing als goed aan de K.U.Brussel, de K.U.Leuven Campus Kortrijk en de UGent en als voldoende aan de andere instellingen. De commissie heeft examenvragen ingekeken en hierover met de opleidingsverantwoordelijken en de studenten van gedachten kunnen wisselen. De commissie waardeert dat de examens over het algemeen zowel gericht zijn op kennisverwerving als op inzicht en vaardigheden. Ze betreurt wel dat sommige examens aan de Universiteit Antwerpen en Vrije Universiteit Brussel voornamelijk kennis bevragen. De commissie waardeert de variatie in examenvormen die aan de verschillende opleidingen gebruikt worden, maar betreurt dat aan de K.U.Leuven te sterk de nadruk ligt op schriftelijke examens, waaronder veel meerkeuzevragen. De commissie is geen voorstander van zo een nadruk op examens met meerkeuzevragen. De commissie meent dat het beter zou zijn om vanaf het eerste jaar alleszins enkele mondelinge examens te organiseren, zoals ook vrij algemeen gewenst door de studenten. Deze examens laten toe de studenten te testen op een aantal vaardigheden die essentieel zijn voor iedere jurist. Over het algemeen zijn de studenten tevreden over de transparantie van de examens. Enkel aan de Universiteit Antwerpen is deze transparantie te beperkt. Aan de K.U.Brussel wordt daarentegen in bijzonder uitgebreide informatie voorzien in “het contract met de student”. De commissie vindt bovendien goed dat alle instellingen proefexamens organiseren. Aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk worden hiervoor bijzondere inspanningen gedaan en worden zelfs mondeling proefexamens georganiseerd. Op deze manier krijgen de studenten beter zicht op wat van hen verwacht wordt. Het aantal conflicten tussen student en examinator is aan alle instellingen zeer beperkt.
2.8. De Masterproef De masterproef is nieuw voor de rechtenopleidingen. De commissie heeft bijgevolg enkel plannen kunnen beoordelen die pas, vanaf 2007-2008, bij de invoering van de masteropleiding,
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 41
geïmplementeerd zullen worden. De commissie beoordeelt de masterproef als goed voor de UGent, de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel en vooralsnog als voldoende voor de K.U.Leuven. Aan de UGent en de Vrije Universiteit Brussel zal de masterproef vooral gericht zijn op het diepgaand uitwerken van een wetenschappelijk juridisch werkstuk, gevolgd door een mondelinge verdediging. Het geschreven werkstuk dient het niveau van een bijdrage in een wetenschappelijk tijdschrift te benaderen. De commissie waardeert deze eisen voor de masterproef. Aan de Universiteit Antwerpen richt de masterproef zich zowel op een wetenschappelijke studie van het recht als op het vermogen om de opgedane kennis als professioneel jurist in de praktijk te brengen. Daartoe volgt de student een stage van minimaal twee weken die vervolgens wordt uitgediept tot een wetenschappelijk scriptie die mondeling verdedigd wordt. De commissie waardeert hierbij het evenwicht van een wetenschappelijk werkstuk met de kennismaking met de juridische praktijk. Aan de K.U.Leuven wordt de masterproef opgesplitst in twee delen. De eerste 10 studiepunten omvatten twee werkcolleges en een seminarie die in het eerste masterjaar worden georganiseerd. Pas in het tweede gedeelte wordt een schriftelijk werkstuk en een mondelinge verdediging gepland. Over de concrete eisen die aan dit werkstuk gesteld zullen worden, was nog geen duidelijkheid op het moment van het bezoek aan de opleiding. De masterproef wordt over het algemeen begeleid door een promotor en medebeoordeeld door één of twee andere lezers. De commissie vindt het voor de student noodzakelijk dat in zijn intensieve begeleiding voorzien wordt.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De toelatingsvoorwaarden worden voor de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel als goed beoordeeld en voor alle overige opleidingen als voldoende. De opleidingen van de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel kunnen inderdaad ook volledig in avondonderwijs gevolgd worden. De commissie waardeert deze flexibiliteit die werkende studenten toelaat de opleidingen te volgen. Op deze manier kunnen zij-instromers een diploma in de rechten behalen. De toelatingsvoorwaarden voor de bachelor rechten zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs worden toegepast voor bijna alle opleidingen. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over:
42 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
- een diploma van het secundair onderwijs; - een bachelordiploma; - een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of - een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. Grafiek 1 toont een overzicht van het gemiddeld aantal generatiestudenten in het eerste jaar rechten over de voorbije 10 jaar. Uit deze grafiek blijkt dat de K.U.Leuven en de UGent ongeveer evenveel generatiestudenten aantrekken, m.n. ongeveer 400 per jaar. De Universiteit Antwerpen trekt gemiddeld iets meer dan 300 generatiestudenten rechten aan. Daarna volgen de Vrije Universiteit Brussel, de K.U.Leuven Campus Kortrijk en de K.U.Brussel met respectievelijk 131, 101 en 71 generatiestudenten per jaar. De meerderheid van deze studenten heeft een diploma van het Algemeen Secundair Onderwijs en start de rechtenopleiding onmiddellijk na het behalen van dat diploma. De opleidingen blijken goed aan te sluiten bij het ASO.
Grafiek 1: Overzicht van het gemiddeld aantal generatiestudenten in het eerste jaar rechten over de voorbije 10 jaar .
400
300
200
100
71
101
397
301
406
131
K.U.Brussel
K.U.Leuven (campus Kortrijk)
K.U.Leuven (campus Leuven)
Universiteit Antwerpen
UGent
Vrije Universiteit Brussel
0
Op basis van de beschikbare informatie verwacht de commissie dat er geen problemen zullen zijn met de aansluiting tussen de bachelor- en de masteropleidingen. Enkel voor de bachelors van de K.U.Brussel verwacht zij hierbij wel problemen omdat de bacheloropleiding te weinig positief recht inhoudt.
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 43
ONDERWERP 3: INZET VAN PERSONEEL
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt het facet kwaliteit van het personeel, zoals gedefinieerd in het accreditatieprotocol, als goed voor de UGent en de Vrije Universiteit Brussel en als voldoende voor de K.U.Brussel, de K.U.Leuven (beide campussen) en de Universiteit Antwerpen. De onderwijskundige kwaliteit van de individuele lesgevers is over het algemeen aan alle instellingen goed. Het ZAP en het AAP zijn gemotiveerd en gedreven om kwaliteitsvol onderwijs aan te bieden. In het personeelsbeleid wordt over het algemeen de nodige aandacht besteed aan de didactische kwaliteiten van het ZAP. Bij aanstelling of benoeming wordt aan de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel een proefles opgelegd. Aan de andere instellingen gebeurt de evaluatie van de didactische kwaliteiten bij de aanstelling op basis van de beschikbare informeel vergaarde informatie. Bij bevorderingen en evaluaties wordt aan alle instellingen rekening gehouden met didactische kwaliteiten. Aan de UGent en de Vrije Universiteit Brussel is dit het meest uitgesproken. Bij de aanstelling van AAP-leden wordt over het algemeen weinig aandacht besteed aan didactische kwaliteiten, behalve aan de Vrije Universiteit Brussel. Bij de verlenging van mandaten wordt over het algemeen wel rekening gehouden met de didactische kwaliteiten van de betrokkene. De commissie waardeert het aanbod van initiatieven met het oog op onderwijsprofessionalisering dat de K.U.Leuven, de UGent en de Vrije Universiteit Brussel aanbieden aan hun ZAP-leden. Aan de Universiteit Antwerpen is het aanbod naar de mening van het ZAP weinig aangepast aan de noden in de faculteit Rechtsgeleerdheid en wordt er bijgevolg weinig gebruik van gemaakt. Ook aan de K.U.Leuven blijkt de deelname aan onderwijsprofessionalisering beperkt te zijn. Aan de K.U.Brussel bestaat geen eigen aanbod van onderwijskundige professionalisering. AP-leden moeten dergelijke opleidingen bijgevolg extern volgen. Over het algemeen volgen vooral jonge docenten een didactische opleiding. De lesgevers met een grotere anciënniteit daarentegen nemen slechts daaraan deel ten gevolge van een negatieve onderwijsevaluatie.
3.2. Eisen academische gerichtheid De academische gerichtheid van het personeel wordt als goed beoordeeld voor de K.U.Leuven, de UGent en de Vrije Universiteit Brussel en als voldoende voor de K.U.Brussel, de K.U.Leuven Campus Kortrijk en de Universiteit Antwerpen. De commissie heeft met genoegen vastgesteld dat de K.U.Leuven, de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel over een breed gamma van goede onderzoeksgroepen beschikken met
44 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
relatief veel uitmuntende onderzoekers. Aan de Universiteit Antwerpen is er eveneens een goede vertegenwoordiging van nagenoeg alle domeinen van het recht in de personeelsbezetting, maar is de variatie in wetenschappelijke kwaliteit groter. De K.U.Leuven Campus Kortrijk en de K.U.Brussel beschikken over een beperkter eigen academisch kader waardoor de waaier aan onderzoeksexpertises smaller is. Aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk wordt de ter plaatse beschikbare expertise aangevuld met pendelende ZAP-leden van de campus Leuven. Aan de K.U.Brussel gebeurt dit zeer beperkt door het inschakelen van gastprofessoren. Aan alle instellingen bestaat er een goede verhouding tussen voltijdse ZAP-leden en deeltijdse die naast hun academische taak actief zijn in de juridische praktijk. Er worden tevens voldoende praktijkassistenten ingeschakeld. De commissie vindt dit essentieel voor de band van de opleiding met de juridische praktijk.
3.3. Kwantiteit van het personeel De kwantiteit van het personeel wordt als voldoende beoordeeld voor alle instellingen, behalve voor de K.U.Brussel, die als onvoldoende beoordeeld wordt. De commissie betreurt dat, ondanks afspraken hieromtrent met de VLIR, de gegevens met betrekking tot de kwantiteit van het personeel op uiteenlopende wijze werden weergegeven, waardoor zij de cijfers niet in detail heeft kunnen vergelijken. Toch heeft ze kunnen vaststellen dat alle instellingen over een beperkte academische omkadering beschikken in verhouding tot het aantal studenten, zeker in vergelijking met andere universitaire opleidingen. Bij de opleidingen met veel studenten leidt dit tot moeilijkheden om voldoende interactieve oefeningensessies en werkcolleges aan te bieden. Aan de K.U.Brussel is het ZAP-kader met expertise in het positieve recht te beperkt; de commissie meent dat dit een ernstige belemmering vormt voor het aanbieden van een volwaardige bacheloropleiding.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als goed voor de K.U.Leuven (beide campussen), als voldoende voor de Universiteit Antwerpen, de UGent en de Vrije Universiteit Brussel en als onvoldoende voor de K.U.Brussel. Over het algemeen beschikken de leslokalen en de auditoria over de nodige multimediale uitrusting. Ook de pc-infrastructuur voldoet aan alle instellingen. De commissie vindt het zeer goed dat de opleiding
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 45
aan de Universiteit Antwerpen vanaf 2007 volledig zal aangeboden worden op een enige campus, waar deze nu nog over twee campussen verspreid is. Behalve de K.U.Brussel beschikken alle opleidingen over een geïntegreerd elektronisch leerplatform met veel mogelijkheden voor communicatie tussen studenten en academisch personeel, tussen studenten onderling en voor discussiefora of het zelfstandig oplossen van oefeningen. De kwaliteit van de bibliotheken verschilt zeer sterk van instelling tot instelling. Zowel aan de K.U.Leuven als aan de UGent beschikken de bibliotheken over kwalitatief zeer goede collecties. Wel heeft de commissie vastgesteld dat aan de UGent de toegankelijkheid van de collectie niet optimaal is. Er is te weinig plaats om de werken te raadplegen, kopiëren is duur en de werken mogen niet uitgeleend worden. Ook bestaan nog verschillende goede deelbibliotheken die echter minder geopend zijn dan de facultaire bibliotheek. De commissie apprecieert de plannen voor de uitbreiding van de bibliotheek en hoopt dat dit meer studieruimte zal bieden, een betere aansluiting van de tijdschriftenen boekenbibliotheek en de integratie van alle deelbibliotheken zal mogelijk maken zonder dat de kwaliteit van de deelbibliotheken daardoor vermindert. De Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel beschikken over een minder uitgebreide collectie. Aan de Universiteit Antwerpen biedt het samenvoegen van beide campusbibliotheken veel kansen om de collectie uit te breiden en te verbeteren. Aan beide instellingen wordt er wel geïnvesteerd in het verbeteren van de bibliotheken. De bibliotheek van de K.U.Leuven Campus Kortrijk voldoet ruimschoots voor de eerste twee bachelorjaren. De bibliotheek van de K.U.Brussel beschikt over een te beperkte juridische collectie om een bacheloropleiding te ondersteunen; het aanbod dient zowel uitgebreid als geactualiseerd te worden.
4.2. Studiebegeleiding De studiebegeleiding wordt door de commissie als goed beoordeeld voor alle instellingen. Over het algemeen worden de nieuwe studenten goed opgevangen. Aan de K.U.Brussel wordt alle relevante informatie samen gebracht in het “contract met de student”. Dit wordt door de studenten veelvuldig gebruikt en door de commissie gewaardeerd. Andere initiatieven die overal genomen worden zijn onthaaldagen of een introductieweek. Studenten kunnen met studiegerelateerde problemen over het algemeen terecht bij AAP-leden, en zeker in de kleinere opleidingen rechtstreeks bij de ZAP-leden. In het eerste jaar kunnen de studenten aan de K.U.Leuven op beide campussen terecht bij een monitoraat dat bijkomende begeleiding biedt.
46 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
Het facultair secretariaat staat in voor praktische informatie en allerlei administratieve taken. Aan de UGent en de Vrije Universiteit Brussel is er een studietrajectbegeleider beschikbaar voor individuele begeleiding van studenten. Aan de K.U.Brussel gebeurt de studietrajectbegeleiding tijdens zogenaamde ‘stroomgesprekken’ waarvoor de studenten uitgenodigd worden. Aan de Universiteit Antwerpen wordt aan iedere student een mentor toegewezen en is er een studieadviseur. Aan de Vrije Universiteit Brussel kunnen studenten voor een soortgelijke begeleiding terecht in het Zelfstudiecentrum voor de Humane Wetenschappen. De studiebegeleiding moet evenwel met de jaren geleidelijk afgebouwd worden, om de student te leren autonoom functioneren. Aan de meeste instellingen staat een aantal centrale en facultaire diensten in voor het begeleiden van studenten met niet-studiegebonden problemen. De taakinvulling en de wijze van aanstelling van de ombudspersonen verschillen sterk van opleiding tot opleiding. Aan de Universiteit Antwerpen en de UGent worden de ombudspersonen voorgedragen door de studenten. Aan de UGent wordt deze functie opgenomen door een ZAP-lid, dat het hele academiejaar beschikbaar is voor de studenten. Aan de Universiteit Antwerpen wordt er onder het AAP per studiejaar een ombudspersoon aangeduid. Aan de K.U.Brussel wordt de ombudspersoon eveneens onder het AAP aangeduid. Aan de K.U.Leuven (beide campussen) is er enkel een examenombudspersoon per studiejaar. De commissie waardeert dat er plannen zijn om de ombudsfunctie ook buiten de examenperiodes beschikbaar te maken. Aan de Vrije Universiteit Brussel is er enkel een ombudspersoon voor de hele universiteit. Ondanks het feit dat de studenten weten wie deze ombudspersoon is, blijkt de drempel toch hoger om deze te benaderen dan in het geval van een ombudspersoon per faculteit.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG
5.1. Evaluatie van resultaten De evaluatie van de resultaten wordt voor de UGent als goed beoordeeld en voor de andere instellingen als voldoende. Aan de UGent bestaat een sterk uitgewerkte systeem van interne kwaliteitszorg dat onder meer gebaseerd is op regelmatige studentenbevragingen en een intensieve opvolging hiervan. Hiertoe heeft zij een facultaire Kwaliteitscel Onderwijs die instaat voor de evaluatie van het onderwijs en hierover rapporteert aan de opleidingscommissie die instaat voor het opstellen en eventueel aanpassen van de opleidingsprogramma’s.
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 47
De Vrije Universiteit Brussel hanteert een systeem van semesteriële studentenbevragingen (met aanmeldingsplicht, maar geen deelnameplicht). De commissie heeft hierbij echter wel vastgesteld dat de vragenlijst kan verbeterd worden. Door de kleinschaligheid van de opleidingen komen problemen wel snel langs informele weg aan de orde. De K.U.Brussel organiseert eveneens regelmatige docentenevaluaties. De verschillende systemen van interne kwaliteitszorg aan de Universiteit Antwerpen werden recentelijk geïntegreerd tot één systeem. De commissie vindt dit een positieve ontwikkeling. Ook de oprichting van een Cel voor innovatie en de kwaliteitszorg in het onderwijs wordt door de commissie gewaardeerd. De resultaten van deze initiatieven zijn nog niet duidelijk. Op het moment van de visitatie was aan de K.U.Leuven (beide campussen) geen systeem in voege dat systematisch de kwaliteit de opleidingsonderdelen controleert. Het instellingsbrede JaDe-systeem werd afgeschaft. Er wordt wel gewerkt aan een nieuw systeem. De commissie vindt het essentieel dat op korte termijn opnieuw een systeem van jaarlijkse docentenevaluaties wordt ingevoerd om iedere lesgever feedback te garanderen bij zijn onderwijs en mogelijke problemen te kunnen opsporen. Zoals reeds eerder vermeld, vindt de commissie de invoering van de bewakingscommissie verheugend. Deze commissie volgt de kwaliteit en de omvang van het studiemateriaal. Ook aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk worden problemen bovendien vaak langs informele behandeld. De commissie waardeert de grote openheid en de goede zelfkritische ingesteldheid die blijken uit het zelfevaluatierapport van de UGent. Ook de zelfevaluatierapporten van de K.U.Leuven en de Vrije Universiteit Brussel zijn voldoende zelfkritisch en informatief. De zelfevaluatie van de K.U.Leuven Campus Kortrijk is geïntegreerd in het globale rapport van de K.U.Leuven, waardoor heel wat facetten onvoldoende uit de verf komen wat specifiek de Campus Kortrijk betreft. Het zelfevaluatierapport van de K.U.Brussel ten slotte is wel informatief, maar soms onvoldoende zelfkritisch. De bezoeken aan de opleidingen boden overal een goede en noodzakelijke aanvulling op de zelfevaluatierapporten.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als goed voor de UGent en voldoende voor de andere opleidingen. Aan de UGent werden nagenoeg alle aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie snel opgevolgd en wordt er op basis van de jaarlijkse docentenevaluaties goed bijgestuurd. Ook aan de andere instellingen worden over het algemeen voldoende verbetermaatregelen genomen op basis van interne evaluaties en van het vorig visitatierapport. Aan de K.U.Leuven (beide campussen) worden omwille van het ontbreken van regelmatige studentenbevragingen eerder op occasionele basis verbetermaatregelen genomen. Aan de Vrije Universiteit Brussel en aan de Universiteit Antwerpen werden een aantal problemen die door de vorige visitatiecommissie aan de orde gesteld werden nog niet opgelost of gebeurde dat pas recent.
48 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van de medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld voor de K.U.Leuven (beide campussen), de UGent en de Vrije Universiteit Brussel als goed en als voldoende voor de andere instellingen. De betrokkenheid van het academisch personeel is over het algemeen goed. Zowel het ZAP als het AAP is goed vertegenwoordigd op alle niveaus. De commissie heeft nergens grote problemen vastgesteld in de werking van de facultaire organen voor onderwijskundig overleg. De betrokkenheid van de studenten is over het algemeen goed. Zij zijn op de meeste niveaus vertegenwoordigd en hebben het gevoel dat er goed naar hen geluisterd wordt. Aan de K.U.Leuven, de UGent en de Vrije Universiteit Brussel zijn de studentenvertegenwoordigers sterk georganiseerd. Aan de Universiteit Antwerpen blijkt het daarentegen moeilijk om een gestructureerde studentenvertegenwoordiging te betrekken bij de interne kwaliteitszorg. Aan een aantal instellingen worden initiatieven genomen om de alumni te betrekken bij de kwaliteitszorg van de opleidingen. Aan de K.U.Brussel, de Universiteit Antwerpen en de UGent werd een grote groep alumni naar aanleiding van de visitatie bevraagd over de kwaliteit van de opleiding. Aan de K.U.Leuven, de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel worden alumni bevraagd bij belangrijke curriculumhervormingen. De K.U.Brussel heeft een alumniwerkgroep die betrokken wordt bij de interne kwaliteitszorg. De betrokkenheid van het afnemend veld bij de interne kwaliteitszorg is bij alle opleidingen vrij beperkt. Deze wordt voornamelijk gewaarborgd dankzij de deeltijdse ZAP-leden en praktijkassistenten. Ook contacten in het kader van (zomer)stages worden soms informeel bevraagd over de kwaliteit van de opleiding en mogelijke verbeteringen. Algemeen vindt de commissie het belangrijk om alumni en het afnemend beroepenveld beter te betrekken bij de interne kwaliteitszorg. De commissie vindt namelijk dat hun mening een belangrijke toegevoegde waarde kan bieden voor de opleiding.
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 49
ONDERWERP 6: RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed aan de K.U.Leuven (beide campussen), de UGent en de Vrije Universiteit Brussel, als voldoende aan de Universiteit Antwerpen en als onvoldoende aan de K.U.Brussel. Alle opleidingen hebben als doelstelling om in de bacheloropleiding een veelzijdige jurist op te leiden met basiskennis in de verschillende rechtsgebieden en de nodige juridische en wetenschappelijke vaardigheden. Daartoe wordt gebruik gemaakt van beginselenonderwijs met nadruk op de belangrijke principes en grote lijnen en minder op encyclopedische kennis. Noch de commissie, noch de opleidingsverantwoordelijken kunnen op het moment van de visitatie echter inschatten welke uitstroom naar de arbeidsmarkt er na de bachelor zal ontstaan. De commissie meent op basis van de resultaten uit het verleden en het bachelorprogramma zoals het uitgewerkt is, dat aan de K.U.Leuven, de UGent en de Vrije Universiteit Brussel deze doelstelling goed zal bereikt worden. Ook aan de Universiteit Antwerpen wordt de student voldoende basiskennis in de verschillende rechtsgebieden bijgebracht. De aandacht voor vaardighedenonderwijs is echter beperkter. Aan de K.U.Brussel bevat het bachelorprogramma te weinig opleidingsonderdelen in het positieve recht. Hierdoor kan volgens de commissie de vooropgestelde doelstelling van de bacheloropleiding niet bereikt worden door middel van het voorgestelde programma. In de masteropleiding wordt verder gebouwd op de in de bacheloropleiding verworven kennis en vaardigheden. Alle opleidingen laten de student toe om in mindere of meerdere mate zelf te kiezen in welke domeinen van het recht hij zich verdiept. Aan de Universiteit Antwerpen wordt er gekozen voor relatief veel vrijheid voor de student. Dit tast de basiskwaliteit van de masteropleiding niet aan, maar laat niet toe om een zeer goede kwaliteit van alle afgestudeerden te garanderen. De masterproef aan de UGent en de Vrije Universiteit Brussel zal duidelijk sterk wetenschappelijk gericht zijn, waar die aan de Universiteit Antwerpen meer neigt naar een evenwicht tussen professionele en wetenschappelijke vaardigheden. De afgestudeerden zijn over het algemeen tevreden over de genoten opleiding. De grootste groep komt snel na de opleiding terecht in de advocatuur. Ook het openbaar ambt, de bedrijfswereld, de consultancywereld en het wetenschappelijk onderzoek trekken grotere groepen afgestudeerden aan. De deelname aan internationale uitwisselingen verschilt sterk van instelling tot instelling. De K.U.Leuven is hierbij een voortrekker. Ongeveer een derde van de studenten neemt daaraan deel.
50 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
De andere opleidingen halen veel lagere deelnamepercentages. De Universiteit Antwerpen haalt de voorbije jaar gemiddeld 16%, de UGent 12% en de Vrije Universiteit Brussel 7%. Recentelijk hebben deze opleidingen wel inspanningen gedaan om de participatiegraad te verhogen. De invulling van de masteropleiding biedt bij de verschillende opleidingen meer flexibiliteit voor de studenten. De drempel om deel te nemen aan internationale uitwisselingen kan hierdoor verlagen. Aan de K.U.Brussel en de Universiteit Antwerpen wordt de mogelijkheid geboden om reeds in de bacheloropleiding deel te nemen aan internationale uitwisselingen. De visitatiecommissie vindt dit minder opportuun omdat in de bacheloropleiding alle beschikbare ruimte noodzakelijk is om een goede basisopleiding in het Belgisch recht te bieden.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als goed voor de K.U.Leuven Campus Kortrijk en als voldoende voor de andere opleidingen.
Grafiek 2: Onderwijsrendement van de generatiestudenten, uitgemiddeld over de voorbije 10 jaar. 60
40
20
51
42
51
46
46
42
0 K.U.Brussel
K.U.Leuven
K.U.Leuven Campus Kortrijk
Universiteit Antwerpen
UGent
Vrije Universiteit Brussel
Een schematisch overzicht van het onderwijsrendement van de generatiestudenten, uitgemiddeld over de voorbije 10 jaar, is weergegeven in Grafiek 2. De slaagcijfers bevinden zich alle binnen dezelfde grootteorde. De K.U.Brussel en de K.U.Leuven Campus Kortrijk hebben een gemiddeld slaagpercentage net boven 50%. De andere opleidingen hebben een gemiddeld slaagpercentage tussen 40% en 50%. In het tweede en derde jaar van de opleiding is er meer variatie in de slaagpercentages. In de tweede kandidatuur slaagde de voorbije 10 jaar gemiddeld 89% aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk. Dit is minstens 10% meer dan aan de andere instellingen. In de eerste licentie ligt het gemiddeld slaagpercentage aan de UGent rond 90%, aan de K.U.Leuven rond 83% en aan de andere twee instellingen rond 70%. Daarna slagen zo goed als alle studenten.
De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief | 51
Bij de kandidaatsopleidingen behaalt aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk meer dan 80% van de studenten op tijd zijn diploma. Dit ligt duidelijk hoger dan aan de Universiteit Antwerpen1 en de K.U.Brussel. Bij de volledige opleidingen haalt de UGent de beste doorstroomcijfers. Afgestudeerden hebben ongeveer vijf en een half jaar nodig en twee derden van de studenten behalen hun diploma op tijd. Aan de K.U.Leuven en de Vrije Universiteit Brussel is dat ongeveer 60%.
1
Aangezien de Universiteit Antwerpen pas in 2003 officieel ontstaan is uit de UFSIA en de UIA beschikt zij niet over geïntegreerde doorstroomcijfers over de kandidaats- en licentieopleiding. Bijgevolg kunnen de ter beschikking gestelde cijfers door de commissie enkel vergeleken worden met de cijfers van de instellingen die enkel een kandidaatsopleiding aangeboden hebben in dezelfde periode, m.n. de K.U.Brussel en de K.U.Leuven Campus Kortrijk.
52 | De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief
V. Vergelijkende tabellen kwaliteitsaspecten In de hierna volgende tabellen wordt het oordeel van de commissie op de zes onderwerpen van het accreditatiekader en de onderliggende facetten weergegeven. Voor het toekennen van de scores heeft de commissie zich gebaseerd op de minimale eisen die aan een bachelor- of masteropleiding mogen worden gesteld, zoals beschreven in de Dublin-descriptoren en vertaald naar de Vlaamse situatie in het structuurdecreet van het hoger onderwijs (2003) en het toetsingskader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie organisatie (2004). Bovendien heeft de visitatiecommissie een referentiekader opgesteld, waarin o.a. de domeinspecifieke eisen worden geëxpliciteerd. Het referentiekader van de commissie is beschreven in hoofdstuk II van Deel 1 van het visitatierapport. De commissie wil er op wijzen dat de toegekende score per onderwerp of per facet een samenvatting inhoudt van een groter aantal aandachtspunten en criteria. Achter elk facet zitten dus diverse (zeer goede, goede en minder goede) aandachtspunten die meespelen in de beoordeling, hetgeen uiteraard duidelijker tot uiting komt in de tekst dan in de ‘scoretabel’. Bij het toekennen van de scores heeft de commissie een gewogen gemiddelde gemaakt van haar beoordeling van deze aandachtspunten. Vanzelfsprekend moeten de tabellen en de daar in opgenomen scores gelezen en geïnterpreteerd worden in samenhang met de oordelen die in de tekst van het rapport zelf (vergelijking en de deelrapporten) gemaakt worden. Het is de bedoeling om, door de opleidingen naast elkaar te plaatsen, een beter zicht te geven op de diversiteit in kwaliteit. De beoordeling van facetten – Verklaring van de scores. De visitatiecommissie heeft zich geschikt naar de voorschriften van de Handleiding Onderwijsvisitatie (3.2.1, p.44). Aan elk facet wordt aldus een score toegekend, die een waardering (onvoldoende, voldoende, goed, excellent) inhoudt. De waarderingen ‘onvoldoende’ en ‘voldoende’ zijn de eerste markeringspunten voor die beoordeling.
Vergelijkende tabellen kwaliteitsaspecten | 53
OV - ‘Onvoldoende’ wijst er op dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is. V - ‘Voldoende’ houdt in dat het facet in zijn meeste aspecten aan de basisstandaard of basisnorm beantwoordt; sommige elementen kunnen evenwel nog voor verbetering vatbaar zijn, zonder dat essentiële gebreken werden vastgesteld . De waarderingen ‘goed’ en ‘excellent’ laten zien dat het beoordeelde facet boven de basiskwaliteit uitstijgt. G - ‘Goed’ wijst er op dat de opleiding zich behoorlijk inspant voor alle aspecten van het facet, en er geen tekorten werden vastgesteld. E - ‘Excellent’ houdt in dat een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel in Vlaanderen, in België als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren. NVT – Niet van toepassing Het facet ‘studieomvang’ wordt gescoord met ‘OK’, indien de opleiding voldoet aan de decretale eisen m.b.t. de studieomvang, uitgedrukt in studiepunten. De beoordeling van onderwerpen – Verklaring van de scores. + : Positief : voldoet ten minste aan de minimumeisen voor basiskwaliteit; er is geen verdere schaalverdeling om verdere graden van excellentie aan te duiden. - : Negatief : voldoet niet aan de minimumeisen voor basiskwaliteit.
Tabel 1 geeft vergelijkenderwijs de oordelen van de visitatiecommissie per onderwerp en de bijbehorende facetten weer over de bachelor en waar aanwezig de aansluitende masteropleidingen rechten aan de Katholieke Universiteit Brussel, de Katholieke Universiteit Leuven, de K.U.Leuven Campus Kortrijk, de Universiteit Gent, en de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel.
Tabel 2 geeft de oordelen van de visitatiecommissie per onderwerp en de bijbehorende facetten weer over de beoordeelde master na masteropleidingen.
54 | Vergelijkende tabellen kwaliteitsaspecten
K.U. Brussel: Bachelor*
K.U. Leuven Campus Leuven: Bachelor
K.U. Leuven Campus Kortrijk: Bachelor
K.U. Leuven: Master
Universiteit Antwerpen: Bachelor
Universiteit Antwerpen: Master
UGent: Bachelor
UGent: Master
Vrije Universiteit Brussel: Bachelor
Vrije Universiteit Brussel: Master
Tabel 1: overzicht van de oordelen van de visitatiecommissie per onderwerp en de bijbehorende facetten weer over de bachelor en waar aanwezig de aansluitende masteropleidingen rechten
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Facet 1.1 : Niveau en oriëntatie
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
Facet 1.2.: Domeinspecifieke eisen
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
-
+
+
+
+
+
+
+
+
+
O
V
V
V
V
V
G
G
V
V
Onderwerp 1 : Doelstellingen
Onderwerp 2 : Programma Facet 2.1.: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2.: Eisen academische gerichtheid
V
V
G
V
V
V
G
G
G
G
Facet 2.3.: Samenhang van het programma
O
G
G
G
V
V
G
G
V
G
Facet 2.4.: Studieomvang
OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK
Facet 2.5.: Studietijd
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
Facet 2.6.: Afstemming vormgeving en inhoud
V
V
G
V
V
V
G
G
V
V
Facet 2.7.: Beoordeling en toetsing
G
V
G
V
V
V
G
G
V
V
Facet 2.8.: Masterproef
/
/
/
V
/
G
/
G
/
G
Facet 2.9.: Toelatingsvoorwaarden
V
V
V
V
G
G
V
V
G
G
-
+
+
+
+
+
+
+
+
+
V
V
V
V
V
V
G
G
G
G
Facet 3.2.: Eisen academische gerichtheid
V
G
V
G
V
V
G
G
G
G
Facet 3.3.: Kwantiteit personeel
O
V
V
V
V
V
V
V
V
V
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
O
G
G
G
V
V
V
V
V
V
Onderwerp 3 : Personeel Facet 3.1.: Kwaliteit personeel
Onderwerp 4 : Voorzieningen Facet 4.1.: Materiële voorziening Facet 4.2.: Studiebegeleiding
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Facet 5.1. : Evaluatie van de resultaten
V
V
V
V
V
V
G
G
V
V
Facet 5.2.: Maatregelen tot verbetering
V
V
V
V
V
V
G
G
V
V
Facet 5.3.: Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
V
G
G
G
V
V
G
G
G
G
Onderwerp 5 : Interne kwaliteitszorg
-
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Facet 6.1.: Gerealiseerd niveau
O
G
G
G
V
V
G
G
G
G
Facet 6.2.: Onderwijsrendement
V
V
G
V
V
V
V
V
V
V
Onderwerp 6: Resultaten
* de commissie heeft de drie afstudeerrichtingen op alle facetten hetzelfde oordeel toegekend
Vergelijkende tabellen kwaliteitsaspecten | 55
+
V
V
V
V
V
V
V
G
V
V
V
V
VUB: Internationaal en Europees recht
+
UGent: Europees recht
+
UGent: Milieurecht
+
VUB: Fiscaal recht
+
UGent: Fiscaliteit
G
+
UA: Fiscaal recht
V
V
KUL: Fiscaliteit
V
KUB en KUL: Intellectuele rechten
V
VUB: Economisch recht
V
V
UGent: Bedrijfsrecht
V
Facet 1.2.: Domeinspecifieke eisen
+
UA: Ondernemingsrecht
Facet 1.1 : Niveau en oriëntatie
+
KUB en KUL: Vennootschapsrecht
+
VUB: Sociaal Recht
UGent: Notariaat
+
Onderwerp 1 : Doelstellingen
VUB: Notariaat
KUL: Notariaat
Tabel 2: overzicht van de oordelen van de visitatiecommissie per onderwerp en de bijbehorende facetten weer over de beoordeelde master na masteropleidingen
+
+
+
+
+
+
V
V
V
V
V
V
G
G
V
V
V
V
+
+
+
+
+
+
+
-
+
+
+
+
+
+
+
+
Facet 2.1.: Relatie doelstelling en inhoud
G
V
G
G
V
G
V
O
G
G
V
E
V
V
G
V
Facet 2.2.: Eisen academische gerichtheid
V
G
O
G
V
G
V
O
G
G
V
G
V
V
G
V
Facet 2.3.: Samenhang van het programma
G
G
G
G
V
G
V
O
G
G
V
G
V
V
V
V
Facet 2.4.: Studieomvang
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
Facet 2.5.: Studietijd
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
O
V
Facet 2.6.: Afstemming vormgeving en inhoud
G
V
G
V
V
G
V
V
V
G
V
G
V
G
V
V
Facet 2.7.: Beoordeling en toetsing
G
G
G
G
G
E
G
V
G
V
G
V
G
G
G
G
Facet 2.8.: Masterproef
V
G
V
G
V
V
V
V
V
V
V
G
G
V
V
G
Facet 2.9.: Toelatingsvoorwaarden
V
V
V
G
V
G
G
V
G
V
G
V
V
V
V
V
Onderwerp 2 : Programma
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Facet 3.1.: Kwaliteit personeel
G
G
G
G
V
G
G
G
V
G
V
G
V
G
G
G
Facet 3.2.: Eisen academische gerichtheid
G
G
G
G
V
V
G
G
G
G
G
G
V
G
G
G
Onderwerp 3 : Personeel
Facet 3.3.: Kwantiteit personeel
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Facet 4.1.: Materiële voorziening
G
O
V
V
V
V
V
V
V
V
V
G
V
G
G
G
Facet 4.2.: Studiebegeleiding
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
Onderwerp 4 : Voorzieningen
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Facet 5.1. : Evaluatie van de resultaten
V
G
V
V
V
V
G
V
V
V
V
G
V
G
V
V
Facet 5.2.: Maatregelen tot verbetering
G
G
G
V
V
V
G
V
V
V
V
V
V
V
O
V
Facet 5.3.: Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni, beroepenveld
V
G
G
G
V
V
G
V
G
V
V
G
V
V
V
V
Onderwerp 5 : Interne kwaliteitszorg
+
+
+
+
+
+
+
-
+
+
+
+
+
+
+
+
Facet 6.1.: Gerealiseerd niveau
G
G
G
G
V
V
G
O
G
G
V
E
V
V
G
G
Facet 6.2.: Onderwijsrendement
G
V
V
V
V
G
V
V
G
V
V
G
V
V
V
V
Onderwerp 6: Resultaten
56 | Vergelijkende tabellen kwaliteitsaspecten
| 57
58 |
DEEL 2 OPLEIDINGSRAPPORTEN
| 59
60 |
Vooraf Conform haar opdracht geeft de visitatiecommissie in dit rapport enerzijds een oordeel over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader en een integraal oordeel over de opleidingen waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie. Anderzijds heeft de visitatiecommissie in het rapport in functie van de verbeterfunctie van de kwaliteitszorg punten aangegeven die volgens haar kunnen worden verbeterd en doet zij daarbij aanbevelingen om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering. De beoordeling van de onderwerpen is, conform de vereisten, gebeurd aan de hand van de facetten en bijbehorende beoordelingscriteria uit het VLIR-beoordelingskader dat is afgestemd op de accreditatievereisten. Het oordeel van de commissie betreft de situatie zoals die was op het moment van haar bezoek aan de opleiding en de plannen die op dat moment bij de commissie bekend waren. Per facet geeft de commissie aan of de opleiding hierop onvoldoende, voldoende, goed of excellent scoort (cfr. supra, p.53).
| 61
62 |
I. De basisopleidingen Rechten
| 63
Katholieke Universiteit Leuven & K.U.Leuven Campus Kortrijk De opleiding Rechten
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen worden vanaf 2004-2005 de bestaande kandidaturen en licenties gradueel omgevormd naar de bachelor/master-structuur. De bacheloropleiding rechten van de K.U.Leuven wordt op twee locaties aangeboden: in Leuven en in Kortrijk. De K.U.Leuven Campus Kortrijk zal echter – als bewuste keuze – slechts de eerste twee jaren van de bacheloropleiding aanbieden. Terwijl in de oude structuur de studenten na die twee jaar een kandidaatsdiploma in Kortrijk konden verwerven, zullen ze in de toekomst het laatste jaar van de bachelor op een andere locatie moeten volgen. Het programma in Kortrijk is vergelijkbaar met dat van de moederfaculteit in Leuven, maar wordt deels verzorgd door andere docenten. De commissie bezocht de opleiding rechten aan de campus Leuven van 24 tot en met 26 oktober 2005. Het bezoek aan de campus Kortrijk vond plaats op 5 en 6 december 2005. Het bachelorprogramma liep op dat moment voor het tweede jaar. De masteropleiding zal vanaf het academiejaar 2007-2008 van start gaan. Het oordeel over het tweede semester van het tweede en het volledige derde bachelorjaar en van de masteropleiding is gebaseerd op de doelstellingen, de eindtermen en het programma van de bacheloropleiding, de individuele doelstellingen en beschrijving van elk opleidingsonderdeel en – bij extrapolatie – op de feitelijke gegevens (syllabi, cursussen, handboeken, examenopgaven, slaagpercentages, rendementen en personeel) en de ervaringen van studenten en staf over de kandidaats- en licentieopleiding. Ondanks deze beperkingen heeft de commissie een goed beeld gekregen van de bacheloropleidingen rechten op beide campussen en de masteropleiding.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Het zelfevaluatierapport beschrijft de doelstellingen van de bachelor (zowel voor Kortrijk als voor Leuven), de master en de licentieopleiding rechten in het zelfevaluatierapport als volgt.
De bachelor De bachelor in de rechten: a. beschikt over een basiskennis van het Belgische, het Europese en het internationale recht en heeft een algemeen inzicht in de onderlinge verhouding tussen deze drie rechtsordes;
64 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
b. is in staat het recht te situeren in zijn maatschappelijke, historische en geografische context en het aan een kritisch, reflexief onderzoek te onderwerpen; c. heeft zijn abstractievermogen en zijn vermogen tot synthese en analyse ingeoefend en voldoende uitgebreid om zelf creatief en rechtsvormend te kunnen denken; d. heeft zich de juridische redeneer- en argumentatiewijze eigen gemaakt; e. kent zijn weg in de vakeigen bronnen; f. beschikt over een goede vaardigheid in schriftelijke en mondelinge expressie in het Nederlands, en een basisvaardigheid in het Frans en het Engels.
De master De master in de rechten: a. bezit naast een basiskennis van het recht, ook een grondige, geïntegreerde kennis van het Belgische, Europese en internationale recht van bepaalde samenhangende rechtsdomeinen en heeft een duidelijk inzicht in de wisselwerking van deze drie rechtsordes voor de oplossing van concrete problemen; b. bezit niet alleen gespecialiseerde kennis en vaardigheden op een welbepaald rechtsdomein, maar heeft bovendien ook diepgaande kennis van belangrijke transversale vakgebieden, zodat de samenhang tussen de verschillende rechtsgebieden steeds expliciet in de vakbeoefening aan de orde blijft; c. heeft een kritische en reflexieve grondhouding ten aanzien van recht en het functioneren van het recht in de samenleving, die hem in staat stelt juridische argumenten en redeneringen te kaderen in een niet-(strikt)juridisch maatschappelijke context en/of waardenkader; d. is in staat zich in nieuwe rechtsdomeinen in te werken en in de eigen rechtsdomeinen bij te scholen; e. kan feitelijke (probleem)situaties juridisch kwalificeren en/of conceptualiseren en beschikt over het methodologische en argumentatieve vermogen om aanvaardbare oplossingen aan te dragen en te legitimeren; f. is een ervaren gebruiker van de vakeigen bronnen; g. kan zowel voor leken als voor juristen heldere teksten opstellen en uiteenzettingen brengen; h. beschikt over een ruime mens- en gedragswetenschappelijke basiskennis;
De licentiaat De licentiaat in de rechten: a. beheerst de basisstructuren van het recht in de verschillende rechtsdomeinen; b. beschikt over een voldoende parate juridische kennis om de eerste confrontatie met de beroepspraktijk aan te kunnen;
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 65
c. beschikt over de nodige vaardigheden om met het juridische bronnenmateriaal in al zijn vormen om te gaan; d. beschikt over de nodige taalvaardigheid, vooral over schriftelijke verwoordingskracht; ook in andere talen; e. beschikt over een eerste elementaire vaardigheid om concrete problemen te benaderen en tot een oplossing te brengen; is bereid te leren vanuit de ervaring; f. neemt de attitude aan en beschikt over de vaardigheid om nieuwe problemen en nieuwe juridische kennis zelfstandig te integreren; g. beschikt over een ruime mens- en gedragswetenschappelijke basiskennis; h. is in staat tot een kritische-reflectieve benadering van het recht en het functioneren van het recht.
1.1. Niveau en oriëntatie Bachelor De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de bachelor (Leuven en Kortrijk) als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte bacheloropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De commissie waardeert de aandacht die besteed wordt aan algemene competenties in de doelstellingen. De commissie betreurt wel dat het concept “levenslang leren” pas in de masteropleiding nagestreefd wordt. De algemene wetenschappelijke competenties zijn zeer ambitieus opgesteld. Er wordt nagestreefd dat de bachelor creatief en rechtsvormend kan denken. Rechtsvormend denken vindt de commissie eerder een doelstelling voor de master. Kennis en toepassing van onderzoeksmethoden- en technieken lijken de commissie een meer realistische doelstelling voor de bachelor. De doelstellingen van de bachelor zijn duidelijk gericht op het aanbrengen van de juridischwetenschappelijke basiskennis in de verschillende domeinen die relevant zijn voor de jurist. De commissie beveelt wel aan om aandacht voor de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied in de doelstellingen op te nemen. De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken voldoende grondig nagedacht hebben over de bachelor als eigenstandige opleiding met een eigen uitstroomprofiel. Ook al zullen
66 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
vermoedelijk een meerderheid van de studenten onmiddellijk aansluitend op de bacheloropleiding de masteropleiding in de rechten aan de eigen instelling volgen, toch vindt de commissie het positief dat ook rekening gehouden werd met andere mogelijkheden. De doelstellingen zijn helder geformuleerd. Ze worden verder geconcretiseerd in eindtermen op het niveau van elk opleidingsonderdeel, die terug te vinden zijn in de syllabi van de betrokken opleidingsonderdelen.
Master De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de masteropleiding als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen van de masteropleiding zijn wel ambitieuzer dan de doelstellingen van de licenties, die de commissie te bescheiden vindt. Het beheersen van algemene competenties wordt in de master verder nagestreefd. Aan de algemeen wetenschappelijk competenties wordt in de doelstellingen van de master relatief weinig aandacht besteed. De commissie beveelt aan om het creatief en rechtsvormend denken, dat nu in de bachelor nagestreefd wordt, als masterdoelstelling op te nemen. De commissie stelt vast dat er in de doelstellingen van de licentiaatsopleiding niet voldoende verwezen wordt naar de Europese en internationale dimensie van het recht, wat in een hedendaagse rechtenopleiding een noodzaak is. Hierop wordt echter geremedieerd in de doelstellingen van de masteropleiding waar een gevorderd inzicht in de juridisch wetenschappelijke kennis van het vakgebied voldoende aandacht krijgt. De commissie waardeert dat er gestreefd wordt naar een grondige, geïntegreerde kennis van het Belgische, Europese en internationale recht van bepaalde samenhangende domeinen en naar inzicht in de wisselwerking tussen die drie rechtsordes. In de doelstellingen voor de masteropleiding wordt voorts voldoende aandacht besteed aan het beheersen van de algemene en beroepsgerichte competenties die nodig zijn voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Dit is een duidelijke verbetering t.o.v. de licentiaatsopleiding. De commissie beveelt wel aan om expliciet aandacht te hebben voor competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek.
1.2. Domeinspecifieke eisen Globaal beoordeelt de commissie de domeinspecifieke eisen van zowel de bachelor (Leuven en Kortrijk) als de master, als voldoende.
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 67
De commissie hecht veel belang aan het inzicht in het recht, de relaties tussen de rechtsdisciplines en de relaties tussen het recht en de maatschappelijke context. Zij vindt het dan ook positief dat hieraan in de doelstellingen van zowel de bachelor als de master heel wat meer aandacht besteed wordt dan in de uitdovende licentiaatsopleiding. Zo leren studenten het recht in de context van de maatschappelijke realiteit kennen. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de bachelor en de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de rechten stellen en dat deze ook internationale vergelijkingen kunnen doorstaan. De commissie hecht eveneens veel belang aan communicatieve vaardigheden, zowel mondeling als schriftelijk en dit niet alleen in de eigen taal. De commissie vindt het dan ook goed dat hieraan expliciet aandacht wordt besteed in de doelstellingen van zowel de bachelor als de master. De commissie waardeert het feit dat in de masteropleiding veel aandacht besteed wordt aan de multidisciplinariteit van het recht, zijn internationale dimensie, de kritische ingesteldheid van de student, het autonoom oplossen van een juridisch probleem en het juridisch argumenteren. Ten slotte betreurt de commissie dat er, met betrekking tot de doelstellingen van de opleidingen, geen structurele contacten zijn met het afnemend veld, buiten de deeltijdse personeelsleden. Het afnemend veld heeft namelijk waardevolle kennis over hoe de afgestudeerden functioneren in hun professionele loopbaan en welke kennis en vaardigheden zij daarbij nodig hebben.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van zowel de bachelor (Kortrijk en Leuven) als de master als positief. De opleidingsverantwoordelijken hebben grondig nagedacht over de doelstellingen van de bacheloropleiding. De doelstellingen voor de masteropleiding zijn ambitieuzer dan die voor de uitdovende licentieopleiding. De nieuwe doelstellingen sluiten beter aan bij wat een moderne opleiding van academisch niveau in de rechten moet nastreven. Er is voldoende aandacht voor juridisch-wetenschappelijke basiskennis en algemene competenties, zowel in de bachelor als in de master. Het rechtsvormend denken dat in de bachelor nagestreefd wordt, is te ambitieus en past beter in de doelstellingen van de master.
68 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
Verder is er grote aandacht voor de samenhang tussen de onderscheiden rechtsdisciplines en tussen het recht en zijn maatschappelijke context. Ook wordt veel belang gehecht aan communicatieve vaardigheden. Ten slotte zijn er met het oog op het bepalen van de doelstellingen te weinig structurele contacten met het afnemend beroepenveld, dat hiertoe nochtans een waardevolle bijdrage kan leveren.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma voor de eerste twee bachelorjaren is gemeenschappelijk voor de campussen Leuven en Kortrijk. Enkel de invulling van opleidingsonderdelen verschilt naargelang van de beschikbare lesgevers en de groepsgrootte. Bij de BaMa-hervorming werden de actuele acht semesters (de twee kandidaturen, de eerste licentie en telkens een semester in de laatste twee jaren) met enkel verplichte opleidingsonderdelen in een driejarig programma van de bachelor ingebed, waarbij een meer directe en omvangrijke confrontatie met de techniciteit van het positieve recht van bij de aanvang van de opleiding nagestreefd wordt. Zowel de juridische als niet-juridische opleidingsonderdelen worden beperkt met het oog op het vormen van volwaardige ‘basisjuristen’. Dit betekent voor de opleidingsverantwoordelijken: (i) praktijkgerichte openheid van het begrippenapparaat; (ii) een coherent beginselendenken; (iii) aandacht voor interdisciplinaire contextualiteit; (iv) ontwikkeling van maatschappelijke reflexiviteit; (v) inzicht in de Europese-internationale verwevenheid. Dit beginselenonderwijs wordt versterkt om de academische bachelor ook als een uitstroomgraad te kunnen beschouwen. Hiervoor werd een aantal basisopleidingsonderdelen samengevoegd en het aantal uren contactonderwijs per basisopleidingsonderdeel gereduceerd (bv. contracten- en zakenrecht werden samengevoegd, net zoals handels- en vennootschapsrecht). Door het programmeren van grote opleidingsonderdelen wordt een conceptie van recht nagestreefd die openstaat voor reflectie en contextualisering. Naast de juridische basisopleidingsonderdelen, worden in de bachelor ongeveer 60 studiepunten besteed aan algemeen vormende opleidingsonderdelen zoals psychologie en sociologie. Deze opleidingsonderdelen zijn als hulpwetenschap gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de studenten en op de voor inductief leren noodzakelijke kennis en vaardigheden. Er wordt op die manier naar gestreefd de responsiviteit van het recht te leren zien t.a.v. levens- en wereldbeschouwelijke, maatschappelijke en economische processen en problemen.
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 69
In het masterprogramma wordt in een aantal verplichte opleidingsonderdelen over de methodologische en transversale samenhang tussen de verschillende rechtsdomeinen voorzien (‘Insolventierecht’, ‘Rechten van de mens’, ‘Europees sociaaleconomisch recht’ en ‘Internationaal privaatrecht’). De grotere keuzemogelijkheden worden gestuurd door het “maior-minor” systeem rond zeven “klemtonen”: burgerlijk recht, strafrecht, publiekrecht, economisch recht, fiscaal recht, sociaal recht, internationaal en Europees recht. Verdere specialisatie in de strikte zin van het woord gebeurt, zoals voorheen, in aanvullende opleidingen. Er wordt gestreefd de gedoceerde stof steeds te plaatsen in het dynamische perspectief van de rechtsontwikkeling (niet-Statelijke rechtsbronnen, Europees en mondiaal perspectief). Zowel in het bachelor- als in het masterprogramma wordt aandacht besteed aan de internationale en de Europese dimensies van het recht. In de masterfase gebeurt dit in het perspectief van meer interdisciplinaire en complexere materies. Bij de BaMa-hervorming werd de specifieke taalopleiding beperkt, omdat er meer dan vroeger gerekend wordt op de begintermen van het bachelorprogramma, waartoe een voldoende kennis van Nederlands, Frans en Engels behoort. Niettemin worden nog werkcolleges Frans en Engels georganiseerd in het tweede bachelorjaar. Taalvaardigheid in de eigen taal wordt in de tweede bachelor nagestreefd in de werkcolleges ‘Rechtsmethodiek’. Daarnaast blijven de werkcolleges ‘Nederlandse rechtstaal’ bestaan. Verder moet de Franse en Engelse juridische terminologie toegevoegd worden aan de leerboeken van de Belgische, respectievelijk de internationaal- en Europeesrechtelijke positiefrechtelijke basisopleidingsonderdelen. Ten slotte kunnen studenten op de Campus Kortrijk als keuzeopleidingsonderdeel ‘Introduction to Common Law’ of ‘Introduction au droit Français’ volgen, die beide door visiting professors in hun taal gedoceerd worden.
2.1. Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma Bachelor Globaal beoordeelt de commissie de relatie tussen de doelstellingen en het programma van de bachelor voor beide campussen als voldoende. Het programma biedt over het algemeen goede mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Zoals onder 1.1. vermeld, vindt de commissie de doelstelling dat de bachelor zelf rechtsvormend kan denken te hoog gegrepen en ziet zij dit eerder als een doelstelling voor de masteropleiding. Zij heeft vastgesteld dat deze visie ondersteund wordt door de inhoud van het programma, in zoverre in de bachelor weinig aandacht besteed wordt aan het ontwikkelen van deze vaardigheden.
70 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
De commissie waardeert dat de bachelor opgebouwd is als een afgerond geheel, waarbinnen het de bedoeling is om volwaardige ‘basisjuristen’ te vormen. Zij heeft bovendien vastgesteld dat de eindtermen die ze voor deze ‘basisjuristen’ heeft geformuleerd ook goed in het programma worden vertaald. De commissie vindt de keuze om door het samenvoegen van opleidingsonderdelen ruimere deeldomeinen van het recht samen te doceren goed. Op die manier ontstaat meer ruimte voor het streven naar inzicht en wordt een al te grote mate van detailkennis in de bachelorfase vermeden. De commissie apprecieert eveneens het feit dat er in het bachelorprogramma meer ruimte geschapen wordt voor een brede algemene vorming die de student moet toelaten om het recht te situeren in zijn maatschappelijke context. Dit is voor de commissie een essentieel onderdeel van de vorming als jurist. Zij betreurt nochtans dat deze algemeen vormende opleidingsonderdelen te weinig toegespitst zijn op het recht, ook al worden daartoe inspanningen geleverd. De commissie betreurt dat, ondanks de vaststelling dat de taalvaardigheid van de beginnende studenten vrij zwak is, er op de Campus Leuven toch voor gekozen werd om de aandacht aan taalvaardigheid in de bacheloropleiding te beperken. Daarentegen worden op de Campus Kortrijk lovenswaardige inspanningen geleverd om de taalvaardigheid van de studenten te verbeteren. Men denkt hier aan de anderstalige gastprofessoren en aan het talencentrum. Ten slotte apprecieert de commissie dat reeds vanaf de bachelorfase aandacht wordt besteed aan de samenhang tussen de nationale, Europese en internationale rechtsordes. In het huidige recht is het inderdaad niet meer mogelijk deze drie rechtsordes los van elkaar te bestuderen.
Master De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma als voldoende voor de masteropleiding. De commissie waardeert de expliciete keuze van de opleidingsverantwoordelijken om binnen de master in de rechten geen diepgaande specialisatie te voorzien. Zij vindt het de juiste optie om juristen met een brede achtergrond op te leiden, die pas in een master na masteropleiding, of door een stage, zich nader kunnen specialiseren. Ook wordt terecht gekozen voor “exemplatieve specialisatie” door het groeperen van keuzeopleidingsonderdelen rond zeven klemtonen, waarvan de studenten er twee moeten kiezen. Op die manier krijgt de keuze van de student een betere coherentie. De commissie heeft vastgesteld dat er soms problemen zijn met het toewijzen van seminaries en werkcolleges. De commissie geeft als aanbeveling dat voorts inspanningen geleverd worden om de
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 71
toegewezen onderwerpen beter te laten aansluiten bij de wensen van de studenten. Zeker in het geval van de in te voeren masterproef is het essentieel dat de studenten een onderwerp kunnen kiezen waarin ze sterk geïnteresseerd zijn. De commissie betreurt dat aan mondelinge vaardigheden weinig gestructureerd aandacht besteed wordt in het verplichte programma van de opleiding. Wel moet in principe iedere student in de werkcolleges en seminaries zijn onderzoek mondeling voorstellen en eventueel verdedigen, zij het dat de regel niet altijd wordt nageleefd. De student die dit wenst kan deze vaardigheid extra-curriculair ontwikkelen dankzij pleitoefeningen. Ook een aantal keuzeopleidingsonderdelen in kleinere groep biedt gelegenheid tot mondelinge rapportering en discussie. De masterproef biedt de student de kans om zowel zijn wetenschappelijke als zijn communicatieve vaardigheden beter te ontwikkelen dan dat het geval was in de licentieopleiding. De commissie vindt het bijvoorbeeld goed dat dankzij de verdediging van de masterproef ook de mondelinge taalvaardigheid verplicht aan bod komt. De commissie waardeert ten slotte de flexibele manier waarop omgegaan wordt met Europese en internationale uitwisselingen. Ze vindt het ook goed dat studenten worden gestimuleerd om deel te nemen aan internationale pleitwedstrijden.
2.2. Academische gerichtheid van het programma Campus Leuven De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als voldoende voor de bachelor en voor de master. In het programma wordt ruime aandacht besteed aan kennisontwikkeling, zonder dat hierbij encyclopedische volledigheid nagestreefd wordt. De nadruk wordt gelegd op het ontwikkelen van inzicht in de beginselen van het recht. In de bachelor is er aandacht in het programma voor het ontwikkelen van een onderzoeksattitude en onderzoeksvaardigheden. De commissie betreurt wel dat studenten pas in hun tweede jaar binnen het opleidingsprogramma kennismaken met de bibliotheek. Wel vindt ze het goed dat de werkcolleges telkens het semester na het theoretisch opleidingsonderdeel geprogrammeerd wordt. Op die manier is de leerstof reeds verwerkt en wordt er extra aandacht besteed aan het ontwikkelen van wetenschappelijke vaardigheden. In de licentiejaren werd de ontwikkeling van wetenschappelijke
72 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
vaardigheden vooral gerealiseerd door seminariewerken. In de masteropleiding zal dit aspect dankzij de masterproef versterkt worden. De aansluiting van de opleiding bij de recente ontwikkelingen in het rechtsgebied wordt vooral in de masteropleiding in de keuzeopleidingsonderdelen gewaarborgd. In de bacheloropleiding wordt de inhoud van de juridische opleidingsonderdelen regelmatig geactualiseerd en aangepast aan de recente evoluties van de wetenschap. Door het grote aandeel deeltijdse professoren, die naast hun academische opdracht ook in de juridische praktijk werkzaam zijn, worden de studenten best op de hoogte gehouden van de recente evoluties van de juridische praktijk.
Campus Kortrijk De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als goed voor de bachelor. In het programma wordt ruime aandacht besteed aan kennisontwikkeling. De commissie waardeert het feit dat hierbij geen encyclopedische volledigheid nagestreefd wordt, maar de nadruk gelegd wordt op het ontwikkelen van inzicht in de beginselen van het recht. Op de Campus Kortrijk kan, mede dankzij de kleine groepen, reeds in de eerste twee jaren van de bachelor veel aandacht besteed worden aan het ontwikkelen van een onderzoeksattitude en onderzoeksvaardigheden. Zo wordt vanaf het eerste jaar uitgebreid kennis gemaakt met de bibliotheek. Ook tijdens de hoorcolleges is er veel mogelijkheid tot interactiviteit wat de mondelinge vaardigheden van de studenten bevordert. Ten slotte kunnen de studenten een anderstalig keuzeopleidingsonderdeel kiezen over het Franse of het Engelse recht. Ten slotte wordt, net als op de Campus Leuven, de aansluiting met de recente evoluties in het rechtsgebied verzorgd door het regelmatig actualiseren van het cursusmateriaal en de inbreng van deeltijdse ZAP-leden.
2.3. Samenhang van het programma Bachelor Globaal beoordeelt de commissie de samenhang van het programma van de bacheloropleiding zowel in Leuven als in Kortrijk als goed. Het gaat om grotendeels hetzelfde programma op beide campussen. De commissie schat op zijn waarde dat de samenhang van het programma bewaakt wordt door de methode van het beginselenonderwijs en door het tegengaan van versnippering in vele kleine
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 73
opleidingsonderdelen door het samenvoegen ervan. De commissie waardeert dit. Tevens wordt het aantal uren contactonderwijs per basisopleidingsonderdeel gereduceerd (bv. contracten- en zakenrecht werden samengevoegd, net zoals handels- en vennootschapsrecht). Door het programmeren van grote opleidingsonderdelen wordt een conceptie van recht mogelijk die openstaat voor reflectie en contextualisering. Aangezien de samengevoegde basisopleidingsonderdelen gedoceerd worden door de titularissen van de aparte basisopleidingsonderdelen waaruit de nieuwe opleidingsonderdelen zijn samengesteld, vereist de invulling van de samengevoegde opleidingsonderdelen veel overleg. De afstemming tussen de onderdelen blijkt nog niet altijd goed te zijn. Het ‘streven om de juridische basisopleidingsonderdelen toe te spitsen op beginselen en minder op encyclopedische volledigheid’ wordt door de opleidingsverantwoordelijken als doelstelling algemeen gedeeld. De commissie heeft vastgesteld dat de implementatie nog verbetering behoeft. De minimumgrens van wat aan parate kennis in elk van de vakgebieden noodzakelijk is, blijkt moeilijk te bepalen. De commissie waardeert verder de goede spreiding van de niet-juridische en metajuridische opleidingsonderdelen over de bacheloropleiding. Om de interne samenhang van de samengevoegde opleidingsonderdelen en de samenhang tussen de opleidingsonderdelen te optimaliseren werd een bewakingscommissie opgericht die per semester het cursusmateriaal van de opleidingsonderdelen in de bachelor doorneemt en bijstuurt waar nodig, met betrekking tot zowel de omvang ervan als de inhoud. Dit vindt de commissie een goed initiatief. Voorts heeft de commissie vastgesteld dat er inspanningen gedaan worden om de algemeen vormende opleidingsonderdelen op de Campus Leuven meer toe te spitsen op de juridische opleiding. Op de Campus Kortrijk blijkt dit echter minder te gebeuren.
Master De commissie beoordeelt de samenhang van de master als goed. Na de bachelor waarin de beginselen van het recht aangeleerd worden, krijgt de student in de masterfase de kans tot zogenaamde “exemplatieve specialisatie”. Hiertoe wordt in veel keuzeruimte voorzien in de masteropleiding. Naast de verplichte opleidingsonderdelen die aandacht besteden aan de samenhang tussen verschillende rechtsdomeinen (Insolventierecht, Rechten van de mens, Europees sociaal-economisch recht en Internationaal privaatrecht), moet de student een major en een minor kiezen. Zowel voor de major als voor de minor wordt gekozen uit zeven “klemtonen”(cfr. supra2). Daarnaast worden de aanvullende keuzeopleidingsonderdelen en reflectieopleidingsonderdelen vrij
74 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
gekozen. Het blijft expliciet de bedoeling om in de masteropleiding breed georiënteerde juristen op te leiden. Verdere specialisatie in de strikte zin van het woord gebeurt in aanvullende opleidingen. De commissie waardeert de doordachte opbouw van het masterprogramma. Ze vindt het goed dat de samenhang van de masteropleiding dankzij het major-minorsysteem gestuurd zal worden. In de huidige licentieopleiding was er veel keuzeruimte, wat een zeer flexibel leertraject mogelijk maakte, maar de samenhang ervan in het gedrang bracht.
2.4. Studieomvang De bacheloropleiding telt 180 studiepunten. Wel dient opgemerkt te worden dat op de campus Kortrijk slechts 120 van de 180 studiepunten aangeboden worden. De commissie betreurt dat er in Kortrijk geen volledige bacheloropleiding aangeboden wordt, maar kan begrip opbrengen voor de argumenten van de K.U.Leuven (o.a. de kostprijs om voldoende gespecialiseerde opleidingsonderdelen aan te bieden en de bibliotheek aan te passen aan de behoeften van derdejaarsstudenten) om dit niet te doen. Ten gevolge van de structuur van het programma zou de inrichting van voldoende keuzeopleidingsonderdelen namelijk een grote meerkost betekenen. Aangezien ook voor de studenten die in Kortrijk studeren het diploma pas na het vervolledigen van de 180 studiepunten in Leuven wordt uitgereikt, voldoet de opleiding echter op beide campussen aan de decretale bepalingen. De masteropleiding telt 120 studiepunten en voldoet dus aan het decretaal kader met betrekking tot de omvang van een masteropleiding.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd van de betrokken opleidingen als voldoende. In het zelfevaluatierapport werden geen resultaten van een studietijdmeting weergegeven omwille van de overgangsperiode van kandidaturen en licenties naar bachelor en master. Wel werden groepsinterviews uitgevoerd bij studenten. Hieruit bleek de studietijd volgens het zelfevaluatierapport aanvaardbaar. Eens het bachelor-masterprogramma op kruissnelheid, engageert de faculteit zich wel expliciet om studietijdmetingen uit te voeren. Uit de gesprekken, de analyse van het programma, de examenopgaven en de cursusinhouden heeft de commissie geen onevenwichtige verhouding tussen de reële en de geplande studietijd kunnen vaststellen. Zij vindt het goed dat de ‘bewakingscommissie’ erop toeziet dat het cursusmateriaal niet onevenredig groot is in vergelijking tot het toegekende aantal studiepunten toe. De commissie beveelt aan om de studiebelasting van de nieuwe bachelor- en masterprogramma’s nauwgezet te blijven opvolgen en zo snel mogelijk jaarlijks studietijdmetingen uit te voeren, teneinde tijdig gesignaleerde tekorten te kunnen verhelpen.
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 75
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Campus Leuven De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende voor zowel de bachelor als de master. Ondanks het relatief grote aandeel van de opleidingsonderdelen die in de vorm van hoorcolleges worden aangeboden, waardeert de commissie de inspanningen van de faculteit om diverse werkvormen aan te bieden aan de studenten. Zij vindt de manier waarop in Verbintenissenrecht het onderwijs op een vernieuwende manier wordt ingevuld voorbeeldig. Om de studenten op het examen voor te bereiden worden bij ieder juridisch plichtvak oefeningen georganiseerd. De commissie betreurt wel dat deze oefeningen aan de volledige groep tegelijkertijd aangeboden worden en weinig interactief zijn. Verder worden er bij alle juridische basisopleidingsonderdelen werkcolleges in groepen van ten hoogste 20 studenten georganiseerd, zij het dat de studenten slechts een beperkt aantal van deze werkcolleges moeten volgen. Daarnaast kunnen de studenten uit de eerste bachelor eveneens een beroep doen op het monitoraat voor methodologische en inhoudelijke ondersteuning en begeleiding bij het verwerken van de opleidingsonderdelen. In de tweede en derde licentie moest de student telkens één seminarie volgen. Deze seminaries moeten een rol blijven spelen in het aanleren van zelfstandig opzoeken, het uitdiepen van een probleemstelling, de synthetische reconstructie van een grotere hoeveelheid gegevens en het schriftelijk en mondeling rapporteren van het gedane onderzoek. De commissie waardeert deze seminaries, maar betreurt, zoals hoger vermeld, dat er bij de keuze van de seminaries nog steeds studenten zijn die geen enkele van hun keuze toegewezen krijgen. De commissie is van oordeel dat er naar zou moeten gestreefd worden om iedere student toe te laten tot het seminarie van zijn keuze. Voorts vindt de commissie het goed dat er facultatief zomerstages aangeboden worden. Op die manier kunnen studenten tijdens hun opleiding reeds, zij het in beperkte mate, relevante werkervaring opdoen en meer voeling verkrijgen met potentiële toekomstige werkgevers. De aangeboden handboeken en cursussen zijn over het algemeen van hoge kwaliteit en voldoen aan de verwachtingen van de commissie. De commissie waardeert in dit kader de inspanningen van de bewakingscommissie die ervoor zorgt dat het cursusmateriaal in lijn is met de keuzes van de opleidingsverantwoordelijken.
76 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
TOLEDO, het elektronisch leerplatform, wordt door een aantal ZAP-leden gebruikt, voornamelijk om de communicatie met de studenten te bevorderen. De commissie vindt dit goed, maar deze initiatieven zijn nog te zeer afhankelijk van de individuele lesgevers en de commissie vindt dat de mogelijkheden beter benut kunnen worden. Vaak wordt Toledo gebruikt om teksten in elektronische vorm ter beschikking te stellen. Discussiefora of voorbereidende toetsen zouden een meerwaarde kunnen betekenen met betrekking tot het zelfstandig en kritisch leren.
Campus Kortrijk Globaal beoordeelt de commissie de afstemming tussen vormgeving en inhoud als goed. De Campus Kortrijk maakt optimaal gebruik van de voordelen die het werken met een relatief kleine groep biedt. In de meeste opleidingsonderdelen wordt op een interactieve manier lesgegeven. Daarnaast bestaan er ook monitoraten die intensiever en aan nog kleinere groepen gegeven worden dan op de Campus Leuven. Tijdens deze monitoraten wordt de leerstof ingeoefend en leren de studenten de theorie toepassen. Ondanks het feit dat de monitoraten vrijblijvend zijn, nemen toch bijna alle studenten daaraan deel. De studenten met wie de commissie sprak waren bovendien enthousiast over de monitoraten. Voorts waardeert de commissie de inspanningen van de opleiding om door een aantal initiatieven de studenten reeds vroeg in hun opleiding in contact te brengen met de juridische praktijk en met maatschappelijke situaties, zoals bv. de deurwaarderstage, waarbij de student bv. gedurende een dag op stap gaat met een gerechtsdeurwaarder, of de behandeling van een dossier door een vrederechter of door een notaris volgt.
2.7. Beoordeling en toetsing Campus Leuven Globaal beoordeelt de commissie de vorm en de inhoud van de beoordeling en toetsing voor zowel de bachelor als de master als voldoende. De commissie heeft examenopgaven kunnen inkijken en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. Ze waardeert de variatie in examenvormen, maar heeft toch een gebrek aan mondelinge examens zij het met schriftelijke voorbereiding en een teveel aan examens met meerkeuzevragen vastgesteld. Uit de gesprekken met de studenten en alumni die de commissie heeft gevoerd, leidt zij af dat de studenten vragende partij zijn voor meer mondelinge examens. Een aantal
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 77
voor de jurist belangrijke vaardigheden worden namelijk minder getest bij een schriftelijk dan bij een mondeling examen. De commissie heeft begrip voor het feit dat het grote aantal studenten het mondeling ondervragen tot een zware taak maakt, maar toch pleit zij ervoor om vanaf het eerste bachelorjaar meer mondelinge examens af te nemen. Eventueel kan er hierbij gekozen worden voor een beurtrol waarbij het ene jaar over bepaalde en het volgend jaar over andere opleidingsonderdelen mondeling ondervraagd wordt. In de latere jaren klagen de studenten volgens het zelfevaluatierapport soms terecht over het feit dat zij onvoldoende voorbereid zijn op de graad van inzicht die het examen van hen vergt. De commissie schat op zijn waarde dat gepoogd wordt om dit met oefeningen te remediëren. De commissie betreurt dat er geen voldoende beleid gevoerd wordt met betrekking tot de examenvormen. Er moet namelijk voor gezorgd worden dat de verschillende examenvormen die aangeboden worden alle nagestreefde competenties ook voldoende toetsen. De commissie heeft gewaardeerd dat proefexamens ingericht worden in het eerste bachelorjaar, die de studenten helpen zich te positioneren en eventueel tijdig te heroriënteren.
Campus Kortrijk De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en toetsing als goed. De commissie heeft ook op de Campus Kortrijk een veelheid van examenopgaven kunnen nakijken om vast te stellen dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. Ze waardeert de variatie in examenvormen. Het is positief dat heel wat examens mondeling afgenomen worden. De commissie heeft tenslotte ook op de Campus Kortrijk waardering voor de proefexamens die in het eerste bachelorjaar afgenomen worden. De proefexamens nemen dezelfde vorm aan als de definitieve examens, ook wanneer het om mondelinge examens gaat. Dit wordt door de studenten bijzonder geapprecieerd.
2.8. Masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. Bij de omvorming naar de bachelor/masterstructuur wordt, zoals decretaal verplicht, een masterproef gepland. De in het zelfevaluatierapport beschreven plannen moeten nog bevestigd worden tijdens het academiejaar 2006-2007. Indien de plannen niet veranderen zal de masterproef uit twee delen
78 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
bestaan. Het eerste deel omvat twee werkcolleges en een seminarie die in het eerste masterjaar moeten gevolgd worden. Zij tellen samen voor 10 studiepunten. De oplossing van een rechtsvraag maakt deel uit van die werkcolleges. Het tweede gedeelte van de masterproef zou 14 à 15 studiepunten tellen en moet een aanvang nemen in het eerste masterjaar. De onderwerpen zullen uit een twintigtal domeinen van het recht gekozen worden. Gedurende het eerste semester van het eerste masterjaar zullen in seminarievorm de methode en de bronnen van het gekozen vakgebied aangebracht worden alsook het gezamenlijk onderwerp van de masterproeven dat voor dat jaar gekozen werd. Bij de aanvang van het tweede semester van het eerste masterjaar, zouden de individuele onderwerpen van de masterproef worden vastgesteld. Om de keuzevrijheid van de studenten te maximaliseren, zou er gepoogd worden de studenten zoveel mogelijk hun eerste keuze te geven, met dien verstande dat elk vakgebied minimaal 10 studenten en maximaal 25 studenten zou herbergen. Uiterlijk half mei van het eerste masterjaar, zou de student een uitvoerige bronnenstudie, een formulering van onderzoeksvraag en -methode en een ontwerp van inhoudstafel moeten voorleggen. Tijdens het tweede masterjaar zou de student telkens een derde van zijn masterproef volledig moeten beëindigd hebben eind oktober, eind januari en eind april. In mei zou de student zijn masterproef mondeling verdedigen voor een jury van drie personen (de promotor en twee lezers gekozen uit het academisch personeel, met ten minste vier jaar onderzoekservaring) die het werk gezamenlijk beoordelen. Een promotor zou gemiddeld 1 masterproef per 10%-aanstelling begeleiden (dus 10 masterproeven per full time ZAP-lid). De begeleiding van de individuele student zou gebeuren door middel van een aantal diepgaande gesprekken die ingaan op de voortgangsrapportering van de betrokken student. De mogelijkheid zou bestaan om de masterproef te vervangen door deelname aan een door de POC aanvaarde (meestal internationale) pleitcompetitie. De commissie vindt dit enkel goed in de mate dat de resultaten van het onderzoek hiervoor in een document neergeschreven worden en er een mondelinge verdediging in het kader van de pleitcompetitie is. De commissie waardeert dat het tijdsschema al in detail is uitgewerkt. Ze vindt het goed dat het schriftelijk werkstuk gekoppeld wordt aan een mondelinge verdediging. De commissie betreurt wel dat over de inhoudelijke eisen nog weinig duidelijkheid bestaat. Ze vraagt zich af hoe de werkcolleges en het seminarie in het eerste masterjaar zullen ingevuld worden en hoe die in de doelstellingen van de masterproef zullen ingepast worden.
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 79
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor bachelor (Leuven en Kortrijk) en master als voldoende. Grafiek 1 toont de instroom van de generatiestudenten in de eerste kandidatuur Rechten aan beide campussen over de voorbije 10 jaar. Samen gaat het gemiddeld om bijna 500 studenten.
Grafiek 1 : Aantal generatiestudenten per academiejaar aan de opleiding Rechten van de K.U.Leuven (beide campussen) 700 campus Kortrijk
600
campus Leuven
114 500
103
109
103
119
97
400
116 85
300
80
82
483 437
200
448
424
405
402
100
367 332
325
99-00
00-01
346
0 94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
01-02
02-03
03-04
De toelatingsvoorwaarden voor de bachelor Rechten zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs worden toegepast voor bijna alle opleidingen. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over: - een diploma van het secundair onderwijs; - een bachelordiploma; - een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie; - een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. De rechtenopleiding biedt als voordeel dat ze geen specifieke vooropleiding noodzakelijk maakt. Dit blijkt ook duidelijk uit de instroom uit alle richtingen van het Algemeen Secundair Onderwijs en in beperkte mate uit technische richtingen. De commissie heeft vastgesteld dat het programma over het algemeen goed aansluit bij de algemene vaardigheden die in het secundair onderwijs worden aangeleerd. De studenten kiezen voor de campus Kortrijk vooral omwille van geografische redenen en de kleinschaligheid van de instelling. Ook het uitstekende contact met de docenten, de goede opvolging
80 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
en de vele contacten met studenten uit andere richtingen worden als duidelijke troeven van de Campus Kortrijk vermeld. De commissie waardeert voorts het feit dat op beide campussen voor studenten die reeds een andere universitaire opleiding gevolgd hebben, de mogelijkheid bestaat om een verkorte bachelor van twee jaar te volgen, waarbij zij vrijgesteld worden van de niet-juridische opleidingsonderdelen. Voor de professionele bachelors in de rechtspraktijk werd een schakelprogramma van 90 studiepunten ontwikkeld. Gelet op de overgang van de tweede kandidatuur in Kortrijk naar de eerste licentie in Leuven waarbij zich voor de studenten geen problemen stellen, meent de commissie dat ook de overgang tussen het twee bachelorjaar in Kortrijk en het derde bachelorjaar in Leuven geen problemen zal opleveren. Zij voelen zich hierop goed voorbereid en de commissie heeft vernomen dat hun slaagcijfers hoger liggen dan het gemiddelde slaagpercentage van de eerste licentie op de campus Leuven. Voorts sluiten de eindtermen van de bacheloropleiding goed aan bij de begintermen van de masteropleiding. De commissie verwacht bijgevolg geen problemen voor de studenten bij deze overgangen.
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het programma van zowel de bachelor (Kortrijk en Leuven) als de master als positief. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties te bereiken dankzij een samenhangend en studeerbaar programma. Wel moet er meer aandacht besteed worden aan taalvaardigheid. Het bachelorprogramma legt sterk de nadruk op het verwerven van de beginselen van de verschillende rechtsdomeinen. In de masterfase is een “exemplatieve specialisatie” mogelijk door de opties. De opleidingen zijn van academisch niveau. De afstemming van de vormgeving op de inhoud is voldoende in Leuven. Interactieve werkvormen moeten wel nog meer gestimuleerd worden op de campus Leuven. In Kortrijk is de afstemming tussen de vormgeving en de inhoud goed. De beoordeling en toetsing voldoen op de campus Leuven en zijn goed op de campus Kortrijk. Er wordt op een goede manier gebruik gemaakt van de relatieve kleinschaligheid van de campus Kortrijk. Verder voldoen de plannen voor de masterproef. De bacheloropleiding voorziet een adequate aansluiting op het secundair onderwijs.Ten slotte is de aansluiting tussen de bachelor en de master goed.
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 81
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als voldoende voor zowel de campus Leuven als de campus Kortrijk. Het personeelsbeleid is namelijk voldoende onderwijsgericht. Onderwijskundige kwaliteiten worden bij een eerste aanstelling als ZAP-lid slechts op basis van informeel vergaarde informatie in aanmerking genomen. Bij benoeming of bevordering wordt er in principe rekening gehouden met de resultaten van onderwijsevaluaties. Het is dan ook essentieel dat dergelijke onderwijsevaluaties op regelmatige tijdstippen gebeuren, wat vooralsnog niet gebeurt. Sinds kort worden er eveneens lessen van te evalueren of te bevorderen kandidaten bijgewoond door leden van de betrokken beoordelingscommissie. Bij AAP-leden worden onderwijskundige kwaliteiten niet in aanmerking genomen bij aanstelling en benoeming, maar worden deze wel beoordeeld bij de verlenging van mandaten. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geeft blijk van veel inzet voor zijn onderwijsopdrachten. De deskundigheid en de onderwijsbetrokkenheid van de staf zijn goed. De commissie heeft geen klachten vernomen over de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel. Het is de verantwoordelijkheid van het ZAP-lid of diensthoofd bij wie het AAP-lid werkzaam is om hem te begeleiden en te helpen bij diens onderwijstaken. Daarnaast waardeert de commissie de op centraal niveau door DUO (Dienst Universitair Onderwijs) georganiseerde begeleiding en ondersteuning van assistenten en beginnende docenten. Hiervan wordt door een deel van de AAP-leden en een aantal ZAP-leden gebruik gemaakt.
3.2. Eisen academische gerichtheid Campus Leuven De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat nagenoeg alle domeinen van het recht goed vertegenwoordigd zijn in de huidige personeelsbezetting. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de verschillende vakgroepen bestudeerd en stelt vast dat een aanzienlijk aandeel van deze vakgroepen een goede wetenschappelijke output in hoogstaande tijdschriften genereert. De commissie vindt het goed dat onderzoekers die bijdragen aan deze output bij het onderwijs betrokken zijn. Er zijn bovendien goede internationale contacten en uitwisselingen op het vlak van onderzoek.
82 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
Het grote aantal deeltijdse ZAP- en AAP-leden binnen de opleiding aan de K.U.Leuven garandeert een goede band met en kennis van de beroepspraktijk, vooral van magistratuur, notariaat en advocatuur en in mindere mate van de ondernemingen of de openbare sector. Daarenboven worden praktijklectoren aangesteld die hun specifieke expertise ter beschikking stellen aan de opleiding.
Campus Kortrijk De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de onderzoeksgerichtheid van de in Kortrijk residerende staf, gelet op de randvoorwaarden, minder uitgesproken is dan in Leuven. Ondanks de beperkte omvang van de onderzoeksgroepen, heeft de commissie evenwel kunnen vaststellen dat sommige onderzoekers uit Kortrijk relatief veel publiceren. Waar de nodige expertise in bepaalde vakgebieden ontbreekt, wordt deze aangeleverd vanuit Leuven. Ten slotte wordt er ook beroep gedaan op buitenlandse gastdocenten en op praktijkassistenten.
3.3. Kwantiteit van het personeel Campus Leuven De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel globaal als voldoende. De cijfers die met betrekking tot de kwantiteit van het personeel in het zelfevaluatierapport opgenomen werden, hebben steeds betrekking op de volledige faculteit Rechtsgeleerdheid, met inbegrip van de afdeling strafrecht en criminologie. Het totaal aantal ZAP-leden in Leuven bedroeg 71 (van wie 33 voltijds) op 1 januari 2004. Daarnaast zijn er 137 AAP-leden (41 voltijds) die gefinancierd worden met werkingsmiddelen. Daarenboven zijn er 130 BAP-leden (51 voltijds) (Bijzonder Academisch Personeel) verbonden aan de faculteit. Uit deze cijfers blijkt dat de faculteit een relatief groot aantal deeltijdse personeelsleden heeft. Dit heeft uiteraard als voordeel dat veel betrokkenen een goede kennis van de beroepspraktijk hebben omdat ze naast hun opdracht aan de K.U.Leuven nog andere functies uitoefenen. Evenwel beperkt dit de beschikbaarheid t.o.v de studenten. Eveneens kan dit onevenwicht ertoe leiden dat de voltijdse personeelsleden zwaarder belast worden met intern-organisatorisch en administratieve taken. Verder heeft de commissie vernomen dat er relatief veel ZAP-leden ouder dan 55 jaar aan de opleiding verbonden zijn (28 op 71 en meer dan de helft van de voltijdse ZAP-leden). Deze ZAP-leden zullen de komende 10 jaar allen met emeritaat gaan. Hierdoor verliest de opleiding heel wat dragende personen met ervaring. In het algemeen beschikt de faculteit over voldoende AAP-leden. Zij hebben blijkbaar geen problemen om voldoende tijd te besteden aan wetenschappelijk onderzoek. De vooropgestelde 2/3 van de totale arbeidstijd blijkt voor zo goed als alle AAP-leden haalbaar.Wel blijkt dat omwille van de personeelscapaciteit
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 83
in bepaalde vakgroepen het aantal seminaries beperkt moet worden en dat bijgevolg niet steeds op de wensen van de studenten kan worden ingegaan. Ten slotte geeft de student/staf-ratio aan dat de bestaffing in de faculteit eerder beperkt te noemen valt in vergelijking met andere faculteiten. Er zijn 69 studenten per voltijds equivalent ZAP-lid. Indien al het academisch personeel in rekening gebracht wordt, dan komt men tot 25,44 studenten per voltijds equivalent AP-lid.
Campus Kortrijk De commissie beoordeelt de personeelsbezetting als voldoende. Het onderwijs wordt enerzijds gegeven door in Kortrijk residerende docenten die de Kortrijkse subfaculteit dragen, alsook door docenten die hun hoofdopdracht in Leuven hebben. Voor de financiering van het residerend personeel bestaat een forfait dat na onderhandeling met de academische overheid voor een langere periode wordt vastgelegd. Door de pendelende lesgevers wordt extra expertise aangeleverd. Ook de Kortrijkse residenten hebben in beginsel een beperkte leeropdracht in Leuven zodat er een band is tussen de twee campussen. Per 30 juni 2005 bestaat de staf van het residerend ZAP uit vier residerende ZAP-leden. Daarnaast beschikt de subfaculteit Rechtsgeleerdheid momenteel over 5,5 AAP-leden. Aangezien in het zelfevaluatierapport geen cijfers worden weergegeven over de onderwijsinbreng van pendelende ZAP-leden, is het niet mogelijk een student/ZAP-ratio te bepalen. Het aantal residerende ZAP-leden is echter volgens de commissie vrij beperkt. De verantwoordelijkheden komen dan ook steeds bij dezelfde ZAP-leden terecht.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel zowel op de campus Leuven (bachelor en master) als op de campus Kortrijk als positief. De omvang van het personeelsbestand op de campus Leuven voldoet om de opleiding aan te bieden. Ook de didactische kwaliteit lijkt geen problemen te stellen. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn goed en worden gestimuleerd door het evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse professoren. De omvang van het personeel op de Campus Kortrijk voldoet globaal eveneens. Een uitbreiding van de residerende staf is echter aangewezen. Een aantal onderzoekers behaalt relatief goede resultaten. De didactische kwaliteit van het personeel is goed.
84 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN
4.1. Materiële voorzieningen Campus Leuven De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen voor de studenten in Leuven als goed. De faculteit Rechtsgeleerdheid heeft haar faciliteiten in het centrum van Leuven. Voor lesactiviteiten wordt naast de eigen auditoria gebruik gemaakt van de faciliteiten van andere faculteiten. De auditoria en leslokalen voldoen zonder meer aan de verwachtingen van de commissie. Zowel de auditoria als de leslokalen, die de commissie bezocht, zijn goed uitgerust met alle nodige voorzieningen. Er is tevens een pleitzaal die over het nodige audiovisuele opnamemateriaal beschikt, zodat feedback kan gegeven worden. De facultaire bibliotheek wordt als zeer goed beoordeeld. Zij geeft toegang tot een uitgebreide collectie van zo’n 65000 boeken en evenveel banden tijdschriften. De volledige collectie is vrij raadpleegbaar in open rekken. De bibliotheek heeft ruime openingsuren. De elektronische tijdschriften kunnen bovendien door middel van KUL-net en “kotnet” in full text worden geconsulteerd. Papieren versies van de tijdschriften staan in een leeszaal uitgestald. Verder zijn een aantal basis- en naslagwerken voor de bachelorstudenten gegroepeerd. De ICT voorzieningen voldoen. Naast een beperkte pc-infrastructuur in de faculteit, biedt LUDIT, het Leuvense Universitaire Dienstencentrum voor Informatica en Telematica, een aantal centraal gelegen lokalen met ongeveer 300 recente computers aan die 24 uur op 24 open zijn.
Campus Kortrijk Globaal beoordeelt de commissie de materiële voorzieningen aan de fraaie en groene Campus Kortrijk als goed. De auditoria en de leslokalen beschikken over de nodige faciliteiten, zoals beamer, internet-aansluiting, vaste computer, overhead projector, enz. Ze liggen bovendien in de onmiddellijke omgeving van de bureaus van het academisch personeel. Dit bevordert het informeel contact tussen de studenten en het academisch personeel. De commissie oordeelt dat het aanbod in de bibliotheek ruim volstaat voor de studenten uit de eerste twee bachelorjaren. Dankzij het aanbod van elektronische bronnen van de K.U.Leuven, hebben de studenten ook aan de campus Kortrijk toegang tot een uitgebreide collectie wetenschappelijke
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 85
bronnen. Er zijn ten slotte een aantal pc-klassen die door de studenten kunnen gebruikt worden en in de centrale hal A is draadloos internet beschikbaar. De commissie waardeert het Talencentrum van de campus Kortrijk. Dit is een digitale en multimediale computerklas gericht op het zelfstandig en begeleid leren van Frans, Engels, Duits en Spaans. Er staan 30 pc’s ter beschikking van de studenten met alle functies van het vroegere talenpracticum (talenpractica oefeningen, teksten beluisteren en inspreken en correcties door de docent). Naast de klassieke functie van een talenpracticum, is er ook integratie van multimediale applicaties (bijvoorbeeld: cd, dvd, gedigitaliseerde geluidsbestanden op de server, videobeelden). Wel beveelt de commissie aan hierbij meer aandacht te besteden aan het ontwikkelen van juridische talenkennis.
4.2. Studiebegeleiding Campus Leuven Globaal beoordeelt de commissie de studiebegeleiding als goed voor de bachelor en de master. De bacheloropleiding beschikt over een monitoraatswerking voor de studenten van de eerste bachelor. Het monitoraat bestaat uit acht voltijdse assistenten (die voor 1/3 van hun tijd beschikbaar zijn voor onderwijsactiviteiten) en vier halftijdse assistenten (die zich voornamelijk aan onderwijstaken kunnen wijden). Het monitoraat staat in voor het verstrekken van informatie aan toekomstige en nieuwe studenten, vakinhoudelijke begeleiding, leertrajectbegeleiding en eerstelijnszorg bij psycho-sociale problemen. De commissie waardeert deze inspanning om de eerstejaarsstudenten te ondersteunen. Ze betreurt wel dat na de zeer intensieve begeleiding in het eerste jaar, deze begeleiding niet geleidelijk aan afgebouwd wordt, maar plots wegvalt in het tweede jaar. Sommige studenten ervaren dit als een probleem. De commissie beveelt aan om de begeleiding meer geleidelijk af te bouwen. Naast het monitoraat kunnen de studenten rechtstreeks terecht bij assistenten en professoren met vakinhoudelijke vragen. Ook de facultaire studentenadministratie is goed uigebouwd. De centrale Dienst Studieadvies helpt studenten met niet-opleidingsgebonden problemen. De afdeling Studiebegeleiding geeft begeleiding rond studiegerelateerde problemen, studiemethode en studieplanning. Zij geeft ook advies bij niet slagen en bij heroriëntering. Dit gebeurt zowel door allerlei publicaties als door individuele begeleiding. Verder wordt ook hulp geboden bij persoonlijke, psychosociale en financiële problemen. De faculteit beschikt ook over een ombudspersoon per studiejaar, die bemiddelt bij conflicten over examenresultaten en studenten helpt die wegens ziekte of andere dringende omstandigheden niet
86 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
kunnen deelnemen aan een examen. De commissie waardeert het feit dat de ombudspersoon voor de eerste bachelor tot het monitoraat behoort. Zij vindt het goed dat de thans beperkte ombudsfunctie (enkel tijdens de examens) zal uitgebreid worden tot een permanente ombudsfunctie. Ten slotte biedt het VRG (Vlaams Rechtsgenootschap) opvang voor nieuwe en buitenlandse studenten. Het VRG heeft een eigen cursusdienst die cursusmateriaal verzamelt en onder de studenten verspreidt. Voorts organiseert het VRG heel wat activiteiten die voor alle studenten open staan.
Campus Kortrijk De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als goed. De centrale dienst Studieadvies biedt dezelfde diensten aan als op de Campus Leuven. De vakinhoudelijke begeleiding gebeurt door middel van een monitoraatswerking en door de verantwoordelijke ZAP- en AAP-leden. Het monitoraat is sterk uitgebouwd. Naast vier voltijdse en twee halftijdse monitoren, zijn er ook nog een praktijklector (70%) en vijf deeltijdse BAP-leden (telkens 10%) betrokken bij de monitoraatswerking. Voor de meeste opleidingsonderdelen in het eerste bachelorjaar worden oefeningensessies georganiseerd in groepen van 7 tot 15 studenten. De commissie heeft met tevredenheid vastgesteld dat de interactie tussen de docenten en de studenten bovendien zeer goed is, en dat de studenten niet aarzelen om bij problemen bij de staf aan te kloppen. Net als in Leuven beschikt ieder jaar over een eigen ombudspersoon. De commissie waardeert dat deze ombudspersonen bij de studenten goed gekend zijn.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen zowel in Kortrijk als in Leuven (bachelor en master) als positief. De materiële voorzieningen zijn goed. In Leuven beschikt de bibliotheek over een zeer goede collectie. De bibliotheek op de campus Kortrijk voldoet ruimschoots voor het daar aangeboden deel van de bacheloropleiding. De auditoria zijn op beide campussen goed uitgerust. Ook de informatica-infrastructuur voldoet aan de verwachtingen van de commissie. De studiebegeleiding is op beide campussen goed. Het monitoraat zorgt in Leuven voor een goede ondersteuning van de eerstejaarsstudenten. Daarna is de begeleiding echter veel beperkter. Ook in Kortrijk bestaat er een monitoraatswerking in eerste bachelor en worden de studenten zeer sterk door alle medewerkers opgevolgd.
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 87
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG De Faculteit Rechtsgeleerdheid is verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma op beide locaties (Leuven en Kortrijk). Zij wordt hierin geadviseerd door de Permanente Onderwijscommissies (POC) rechten. De POC is samengesteld uit onderwijzend personeel (ZAP), assisterend academisch personeel (AAP/BAP) en studenten uit de betrokken opleiding. Er zijn ook vertegenwoordigers uit Kortrijk in de POC opgenomen. De POC rechten komt maandelijks bijeen. De taak van de POC bestaat erin het onderwijs te bewaken en permanent toe te zien op de kwaliteit van de opleiding. Concreet betekent dit dat de POC verantwoordelijk is voor de uitbouw van een curriculum dat inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch coherent is, de vakspecialisatie overstijgt en de nodige aandacht besteedt aan waardevorming. Essentieel is het opstellen van een onderwijskundig referentiekader waarin onder meer de doelen van de opleiding worden geëxpliciteerd, alsook de wijze waarop aan de onderwijsleeromgeving gestalte wordt gegeven. Daarnaast zijn syllabi voor alle opleidingsonderdelen beschikbaar. Eens een curriculum is uitgetekend en geïmplementeerd, volgt de POC de uitvoering ervan permanent op. Zij vervult tevens een sleutelrol in initiatieven die gericht zijn op onderwijsvernieuwing. De POC doet voorstellen en verleent adviezen aan de Faculteitsraad en aan het Faculteitsbureau over de opleidingsprogramma’s. De POC is ook verantwoordelijk voor de permanente kwaliteitszorg ten aanzien van de opleiding. De POC zelf of een door haar samengestelde subcommissie organiseert en coördineert de periodieke evaluatie van het curriculum als geheel en van de afzonderlijke opleidingsonderdelen Verder werd bij de invoering van het eerste bachelorjaar een bewakingscommissie opgericht. Deze subcommissie van de POC Rechten ziet er structureel op toe dat de studiedruk voor de opleidingsonderdelen in het nieuwe programma niet te hoog wordt, dat de vooropgestelde vakdoelstellingen ook daadwerkelijk nagestreefd worden, en dat het evenwicht tussen de semesters en tussen de jaren bewaard blijft. Zij doet dit o.m. door een kwantitatieve toets en door de te kennen leerstof inhoudelijk te toetsen aan hetgeen opgenomen is in het profiel van het opleidingsonderdeel. In Kortrijk bestaat een Onderwijs Management Team (OMT), dat instaat voor de permanente kwaliteitszorg. Dit OMT bestaat uit docenten, assistenten en studenten. De voorzitter van het OMT is tevens lid van de POC. De OMT-werking karakteriseert zich door een permanente evaluatie van de opleiding van de Campus Kortrijk en daaropvolgende remediëring. Impulsen kunnen hierbij uitgaan van studenten, docenten en de POC. Een andere belangrijke taak van het OMT is het nemen van onderwijsvernieuwende initiatieven. Hiervoor wordt er gestreefd naar een breed draagvlak bij de lesgevers. Het OMT werkt ook beleidsvoorbereidend. Het OMT vergadert een viertal keer per jaar.
88 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
5.1. Evaluatie van de resultaten Campus Leuven Globaal beoordeelt de commissie de evaluatie van resultaten voor zowel de bachelor als de master als voldoende. Op het moment dat de visitatiecommissie de opleiding in Leuven bezocht, was er geen systeem om de kwaliteit van het verstrekte onderwijs door veralgemeende bevraging van de studenten te meten. Er werd begin 2003 een centrale Jaarlijkse DocentenEvaluatie (JaDe) ingevoerd, maar dit systeem werd na een jaar afgeschaft. Er zijn plannen voor het invoeren van een nieuw systeem dat de kwaliteit van het onderwijs systematisch moet bewaken. De commissie vindt het essentieel dat dit zo snel mogelijk ingevoerd wordt, zodat iedere lesgever regelmatig feedback krijgt over zijn didactische prestaties en waar nodig op basis hiervan kan bijsturen. De visitatiecommissie waardeert de oprichting van de bewakingscommissie die de inhoud van de opleidingsonderdelen bewaakt en nagaat of deze in overeenstemming is met de doelstellingen van de POC. Door deze commissie beschikt de POC over een sturingsmechanisme dat belangrijk is voor de invulling van de opleiding. De visitatiecommissie waardeert de goede werking van de POC, waar zowel studenten als andere betrokkenen problemen aan de orde kunnen stellen. De commissie beoordeelt het zelfevaluatierapport als vrij volledig, goed leesbaar en voldoende kritisch.
Campus Kortrijk De commissie beoordeelt ook op de Campus Kortrijk de evaluatie van de resultaten als voldoende. Ook op de Campus Kortrijk ontbreekt een systeem van periodieke docentenevaluaties door studenten over de kwaliteit van het onderwijs van het ZAP en AAP. De commissie heeft wel vastgesteld dat dit gebrek enigszins wordt gecompenseerd door de vele informele contacten tussen studenten en lesgevers, waardoor problemen snel informeel aangebracht worden. De Leuvense bewakingscommissie volgt eveneens het cursusmateriaal dat op de Campus Kortrijk gebruikt wordt op. Het OMT krijgt vrijheid om onderwijsvormen te kiezen en hiermee te experimenteren. De commissie suggereert de K.U.Leuven om ook op andere vlakken de Campus Kortrijk meer ruimte te geven om
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 89
onderwijsvernieuwingen uit te proberen. Ze beveelt bovendien aan om deze initiatieven nauwgezet op te volgen en wanneer dit in Kortrijk goede resultaten oplevert, ook in Leuven te implementeren. Om te kunnen experimenteren moet het OMT volgens de commissie nog meer vrijheid krijgen met als enige voorwaarde dat de studenten na het tweede jaar op hetzelfde niveau staan als de studenten in Leuven. Uiteraard betekent dit voor de commissie niet dat op de campus Leuven geen vernieuwende initiatieven zouden kunnen genomen worden. De zelfevaluatie is opgenomen in het globale rapport van de K.U.Leuven, maar daardoor komen heel wat facetten onvoldoende uit de verf specifiek wat betreft de campus Kortrijk. Tijdens het bezoek ter plaatse werd het beeld bij de commissie wel vervolledigd. Toch had de commissie liever voor de Campus Kortrijk een eigen zelfevaluatierapport of een vollediger beschrijving in het gemeenschappelijk rapport gelezen.
5.2. Maatregelen tot verbetering Campus Leuven De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering globaal als voldoende voor zowel de bachelor als de master in Leuven. Bij het ontwerpen van de bachelor- en masteropleiding werd in voldoende mate rekening gehouden met de resultaten van evaluaties van het vroegere programma. Bij de implementatie van het bachelor/ master-programma stuurt de ‘bewakingscommissie’ bovendien bij waar de omvang of de inhoud van het cursusmateriaal niet in overeenstemming is met de verwachtingen. Dit kan niet steeds onmiddellijk gebeuren, maar de visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat er duidelijke verbeteringen optreden of in het vooruitzicht zijn gesteld. De commissie apprecieert de manier waarop de bemerkingen van de vorige visitatiecommissie werden opgevolgd. Ze heeft kunnen vaststellen dat de aanbevelingen over het algemeen goed werden geïmplementeerd. De POC neemt, in de visie van de commissie, haar taak ernstig op. Binnen haar bevoegdheden neemt de POC de nodige maatregelen om gesignaleerde problemen te remediëren. Omwille van het ontbreken van een degelijk kwaliteitszorgsysteem gebeurt dit momenteel voornamelijk op occasionele basis.
90 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
Campus Kortrijk De commissie beoordeelt de maatregelen ter verbetering als voldoende. Ondanks het gebrek aan periodieke studentenbevragingen over alle AAP- en ZAP-leden, worden vooral door middel van de goede informele contacten tussen studenten en personeel de meeste problemen op tijd aangebracht. Ook het OMT neemt haar rol ernstig op. De nodige initiatieven worden genomen om de gesignaleerde problemen op te lossen.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Campus Leuven De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als goed voor de bachelor en de master. De medewerkers zijn in alle facultaire commissies goed vertegenwoordigd. De visitatiecommissie heeft geen signalen opgevangen over eventuele problemen met betrekking tot de participatie van het personeel en ze schat de betrokkenheid van de medewerkers. De betrokkenheid van de studenten is goed. Zij zijn vertegenwoordigd in de faculteitsraad en in de POC. De studenten uit de POC, met wie de commissie heeft gesproken, gaven aan dat zij in de POC de bezorgdheden van de studenten goed kunnen verwoorden. De visitatiecommissie heeft de indruk dat de POC de bezorgdheden en opmerkingen van de studenten ernstig neemt, maar ze betreurt het gebrek aan gestructureerde studentenbevragingen. De studenten zijn georganiseerd binnen de studentenkring VRG. De commissie waardeert bijzonder de inspanningen die deze vereniging doet om de studenten te raadplegen en hun meningen in de facultaire organen te vertalen. De betrokkenheid van alumni bij de interne kwaliteitszorg wordt vooral dankzij informele contacten gerealiseerd. Zij worden bovendien bevraagd bij curriculumevaluaties.Volgens de commissie zouden zij nog beter moeten betrokken worden. De commissie vindt namelijk dat de mening van afgestudeerden over de genoten opleidingen een belangrijke toegevoegde waarde biedt bij het evalueren van het curriculum. Het afnemend beroepenveld wordt voornamelijk betrokken bij de opleiding langs de deeltijdse lesgevers die hun beroepservaring ter beschikking stellen. Toch acht de commissie het wenselijk meer
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 91
structurele contacten met het afnemend veld uit te bouwen om te garanderen dat de opleiding goed blijft aansluiten bij de wensen of noden van de arbeidsmarkt.
Campus Kortrijk Globaal beoordeelt de commissie de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als goed. De betrokkenheid van medewerkers bij de opleiding is zeer goed. Zowel langs het OMT als informeel zijn zij sterk betrokken bij de opleiding en bij de kwaliteitszorg. Heel wat contacten tussen studenten(vertegenwoordigers) en de opleidingsverantwoordelijken gebeuren informeel. De studentenvertegenwoordigers van de Campus Kortrijk zijn vertegenwoordigd in het OMT, maar niet in de POC, waar de belangrijke beslissingen genomen worden. De commissie heeft tevens vastgesteld dat de studentenvertegenwoordigers zich niet formeel organiseren om hun achterban op een meer gestructureerde manier te vertegenwoordigen. De commissie beveelt hen aan om zich te beraden over de voordelen van een dergelijke formele organisatie. De betrokkenheid van de alumni en het beroepenveld is beperkt en enkel informeel geregeld. Dit is mede het gevolg van de structuur van de opleiding die geen rechtstreekse uitstroom naar de arbeidsmarkt heeft. De opleiding organiseert sinds het academiejaar 2004-2005 wel een aantal initiatieven om de studenten in contact te laten komen met beroepsmogelijkheden. Op deze manier worden heel wat informele contacten gelegd met het afnemend veld.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Op het moment van de visitatie liep noch op de campus Leuven, noch op de campus Kortrijk een georganiseerd systeem van docentenevaluaties.Wel bestaan concrete plannen om de studenten opnieuw op een gestructureerde manier te bevragen over de opleidingen en in het bijzonder over de nieuwe bachelorprogramma’s. De aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie werden over het algemeen in voldoende mate opgevolgd. Ook eigen gesignaleerde problemen worden opgelost. De bewakingscommissie heeft een positieve impact op de kwaliteit en de inhoud van het cursusmateriaal. De betrokkenheid en de inspraak van de studenten zijn sterk. Ook de medewerkers worden goed betrokken bij de interne kwaliteitszorg. De betrokkenheid van afgestudeerden beperkt zich grotendeels tot informele contacten. Het beroepenveld wordt vertegenwoordigd door deeltijdse APleden. Op de campus Kortrijk wordt vooral dankzij informele contacten door de verschillende betrokkenen geparticipeerd.
92 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau van de huidige opleiding als goed. Wanneer de bachelor en de master volledig geïmplementeerd zullen worden zoals in het zelfevaluatierapport beschreven werd, verwacht de commissie dat het gerealiseerd niveau nog zal kunnen stijgen. Op basis van het niveau van de seminariewerken, waarvan er jaarlijks een aantal gepubliceerd worden, en de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, waren tevreden over de opleiding. Zij worden over het algemeen gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. De commissie betreurt dat de opleiding niet over betrouwbare uitstroomgegevens beschikt, zoals zij zelf vermeldt in het zelfevaluatierapport. Wel blijkt uit een alumnibevraging in aanloop naar de visitatie dat zo goed als alle bevraagden aangeven tewerkgesteld te zijn. Ongeveer 1/3 van de afgestudeerden wordt zelfstandige. 15 tot 20% wordt tewerkgesteld in de overheidssector en 20 tot 25% in de privésector. Ongeveer 14% van de bevraagde afgestudeerden geeft aan in een niet-juridische functie terecht te komen. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding veel aandacht besteedt aan Europese en internationale uitwisselingen. Ongeveer een derde van alle afgestudeerden heeft deelgenomen aan Erasmus of andere internationale uitwisseling. Ook worden studenten sterk gestimuleerd om deel te nemen aan internationale pleitwedstrijden. Deze uitwisselingen blijken een meerwaarde te betekenen met betrekking tot toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. De studenten, die de eerste twee bachelorjaren aan de Campus Kortrijk gestudeerd hebben, geven aan dat ze op academisch vlak geen overgangsproblemen ondervinden. De commissie, noch de opleiding kunnen op het moment van de visitatie inschatten welke uitstroom naar de arbeidsmarkt er na de bachelor zal ontstaan. Op basis van de resultaten uit het verleden en de opbouw van de bacheloropleiding meent de commissie dat de afgestudeerde bachelor een jurist met basiskennis in de verschillende rechtsgebieden zal zijn.
Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 93
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende voor Leuven en goed voor Kortrijk. De slaagpercentages van de generatiestudenten rechten op de Campus Leuven en de Campus Kortrijk zijn weergegeven in Grafiek 2. Deze zijn de voorbije 10 jaar gestegen van 40% in 1994-1995 tot 53% in 2002-2003 en 2003-2004 in Leuven en 41% tot 63% in Kortrijk. Voor de Campus Leuven is dit nog steeds vrij laag. Het slaagpercentage van de tweede kandidatuur is eveneens gestegen. In 1994-1995 was dit 74% aan de K.U.Leuven en 77% aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk, waar dit in 2003-2004 respectievelijk 81% en 94% was. De commissie vindt deze ontwikkeling positief. Dit is een hoog slaagcijfer in vergelijking met andere rechtenopleidingen in Vlaanderen. In de eerste licentie schommelt het slaagpercentage tussen 77% en 89%. In de tweede en derde licentie ligt het slaagpercentage steeds boven 95%, wat als goed beoordeeld wordt.
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de generatiestudenten in het eerste jaar Rechten in Leuven en Kortrijk. 100%
campus Leuven
campus Kortrijk
80%
62% 53%
60%
41% 40%
39%
43%
40%
38%
39%
94-95
95-96
96-97
49%
36%
37%
97-98
98-99
49% 40%
64%
63%
53%
53%
53% 46% 38%
20%
0% 99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
In tabel 1 en 2 worden de doorstroomanalyses van de opleidingen rechten aan de K.U.Leuven en de K.U.Leuven Campus Kortrijk voorgesteld. Deze tabellen geven per afstudeerjaar weer hoeveel tijd de studenten nodig hebben om hun opleiding met succes te voltooien. Gemiddeld heeft een afgestudeerde van de K.U.Leuven ongeveer 5 jaar en 7 maanden nodig om de studie tot licentiaat in de rechten af te ronden. 60% van de afgestudeerden voltooit de studie binnen de voorziene termijn van 5 jaar. Dit voldoet voor de commissie. Op de Campus Kortrijk heeft een kandidaat in de rechten gemiddeld 2 jaar en 2 maanden over de opleiding gedaan. Dit is volgens de commissie een goed gemiddelde.
94 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
Tabel 1: Doorstroomanalyse van de opleiding rechten voor de studenten die afgestudeerd zijn als licentiaat aan de K.U.Leuven Afstudeerjaar
Op tijd + 1 jaar + 2 jaar + 3 jaar
+ ≥ 3 jaar
Totaal
Gem
243
5,50
5
6
227
5,56
5
7
215
5,63
5
8
5
208
5,68
5
8
2
219
5,58
5
7
3
3
205
5,50
5
6
7
1
260
5,48
5
6
17
9
4
205
5,61
5
7
21
5
3
230
5,61
5
7
1994-1995
153
59
31
1995-1996
133
69
18
7
1996-1997
119
63
27
5
1
1997-1998
116
58
24
5
1998-1999
138
48
21
10
1999 - 2000
134
49
16
2000 - 2001
173
59
20
2001 - 2002
127
48
2002 - 2003
129
72
2003 - 2004 Totaal Procentueel
Jaren Maanden
111
41
24
6
4
186
5,66
5
8
1333
566
219
57
23
2198
5,58
5
7
60,6%
25,8%
10,0%
2,6%
1,0%
100,0%
Tabel 2: Doorstroomanalyse van de opleiding rechten voor de studenten die afgestudeerd zijn als kandidaat aan de K.U.Leuven Campus Kortrijk. Afstudeerjaar
Op tijd + 1 jaar + 2 jaar + 3 jaar
+ ≥ 3 jaar
Totaal
Gem
Jaren Maanden
1994-1995
31
17
48
2,35
2
4
1995-1996
41
14
55
2,25
2
3
1996-1997
32
9
42
2,26
2
3
1997-1998
43
12
55
2,22
2
3
1998-1999
51
11
62
2,18
2
2
1999 - 2000
46
11
57
2,19
2
2
2000 - 2001
40
5
45
2,11
2
1
2001 - 2002
36
7
43
2,16
2
2
2002 - 2003
47
11
58
2,19
2
2
2003 - 2004
71
8
79
2,10
2
1
544
2,20
2
2
Totaal Procentueel
1
438
105
1
80,5%
19,3%
0,2%
0,0%
0,0%
100,0%
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de opleidingen rechten als positief. De licentiaatsopleiding profileert zich als een opleiding die een brede basisopleiding biedt en dus voorbereidt op het hele spectrum van juridische beroepen. De resultaten die zij hiermee boekt worden door de commissie als goed beoordeeld.Vanzelfsprekend is voor een aantal beroepen (advocaat, magistraat, notaris) een bijkomende stage of een aanvullende opleiding noodzakelijk. Er wordt verder veel aandacht besteed aan internationale uitwisselingen en ongeveer een derde van de studenten studeert minstens een semester in het buitenland. Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk | 95
Het onderwijsrendement voldoet over het algemeen op de campus Leuven. Het slaagcijfer van zowel de generatiestudenten als de tweedekandidatuursstudenten is de voorbije 10 jaar gestegen. Dit vindt de commissie bemoedigend.Toch blijft het slaagcijfer in het eerste jaar nog vrij laag. De slaagcijfers op de Campus Kortrijk zijn goed.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de bachelor- en masteropleiding rechten in Leuven en de bacheloropleiding in Kortrijk voldoende generieke kwaliteitswaarborgen bieden en haar eindoordeel is bijgevolg positief. Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - meer oefeningen en werkcolleges in kleine groep aan te bieden in de bachelor; - een systeem van regelmatige docentenevaluaties in te voeren; - rechtsvormend denken als een doelstelling voor de masteropleiding op te nemen in plaats van voor de bacheloropleiding; - bij de seminaries en masterproeven blijvend inspanningen te leveren om de studenten het onderwerp van hun keuze toe te wijzen; - de studenten vanaf het eerste jaar te laten kennis maken met de bibliotheek; - meer aandacht te besteden aan de taalopleiding, eventueel in de vorm van een extra-curriculair aanbod van juridisch talenonderwijs; - studietijdmetingen uit te voeren om de studiebelasting van de bachelor- en masteropleiding van nabij op te kunnen volgen; - vanaf het eerste jaar enkele mondelinge examens af te nemen; - de begeleiding van de student na het eerste bachelorjaar geleidelijk af te bouwen; - aandacht te hebben voor een evenwichtige leeftijdspiramide van het ZAP; - alumni en het afnemend beroepenveld beter te betrekken bij de interne kwaliteitszorg.
96 | Bachelor en Master in de Rechten K.U.Leuven en K.U.Leuven Campus Kortrijk
Universiteit Antwerpen Bachelor en Master Rechten
Inleiding Tot 1 oktober 2003 werden de kandidaturen rechten ingericht door de UFSIA en de licenties door de Universitaire Instelling Antwerpen (UIA). Met het decreet ter oprichting van de Universiteit Antwerpen werden beide universiteiten en dus ook de rechtsfaculteiten verenigd in werking en in structuren. Tot op heden is de faculteit echter nog verspreid over twee campussen, de vroegere UFSIA-campus in het stadscentrum en de UIA-campus Drie Eiken in Wilrijk. Er wordt naar gestreefd om in 2007 naar de nieuwe gebouwen op de stadscampus verhuisd te zijn. In het kader van de Bologna-hervormingen worden vanaf 2004-2005 de bestaande kandidaturen en licenties gradueel omgevormd naar de bachelor/master-structuur. Aldus wordt de opleiding geconfronteerd met een belangrijke dubbele uitdaging: de implementatie van de bachelor en de masteropleiding en de integratie van de twee vroegere faculteiten. De commissie bezocht de opleidingen rechten aan de Universiteit Antwerpen van 21 tot 23 november 2005. Het bachelorprogramma liep op dat moment voor het tweede jaar. De masteropleiding zal vanaf het academiejaar 2007-2008 van start gaan. Het oordeel over het tweede semester van het tweede en het volledige derde bachelorjaar en van de masteropleiding is dus gebaseerd op de doelstellingen, eindtermen en geformuleerde programma’s van de bacheloropleiding, de individuele doelstellingen en beschrijving van elk opleidingsonderdeel en – bij extrapolatie – op de feitelijke gegevens (syllabi, cursussen, handboeken, examenopgaven, slaagpercentages, rendementen en personeel) en op de ervaringen van studenten en staf over de kandidaats- en licentieopleiding. Ondanks deze beperkingen heeft de commissie een goed beeld van de opleidingen rechten aan de Universiteit Antwerpen gekregen.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De Universiteit Antwerpen heeft op instellingsniveau gekozen voor “studentgecentreerd onderwijs”. Studentgecentreerd onderwijs als concept impliceert dat de nadruk in het onderwijs niet langer ligt op het overdragen van kennis, maar veeleer op het ontwikkelen van competenties als geïntegreerde gehelen van kennis, vaardigheden en attitudes. De Universiteit Antwerpen beschouwt het ontwerpen van competentiegericht onderwijs dan ook als een essentieel onderdeel van de vernieuwing van
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 97
haar onderwijs en heeft aan de onderwijscommissies en faculteiten concrete richtlijnen gegeven met betrekking tot de ontwikkeling van competentiegerichte onderwijsprogramma’s. Ook internationalisering wordt als een van de strategische doelstellingen van het onderwijs van de Universiteit Antwerpen beschouwd.
Bachelor De doelstellingen van de bacheloropleiding in de rechten worden in het zelfevaluatierapport als volgt beschreven. In de eerste plaats beoogt deze opleiding de studenten een basiskennis van het recht bij te brengen. Dit houdt in dat het de bedoeling is studenten te vormen die vertrouwd zijn met het juridische begrippenarsenaal en de juridische redeneerwijzen, en die kennis hebben van en inzicht in alle juridische basisdisciplines. De bacheloropleiding heeft in de tweede plaats tot doel de studenten een ruime kijk te bieden op de mens en de samenleving en op de plaats van het recht daarin. Beoogd wordt studenten te vormen die in staat zijn het recht te begrijpen als een instrument ten dienste van de mens en van de samenleving en die overtuigd zijn van de maatschappelijke en wetenschappelijke verantwoordelijkheid van de jurist daarin. In samenhang hiermee wordt met de bacheloropleiding in de derde plaats beoogd de studenten een attitude bij te brengen die de spanning tussen recht en ethiek voortdurend bevraagt. Hiermee wordt bedoeld dat er in de opleiding naar gestreefd wordt om de studenten er toe te brengen op een maatschappelijk verantwoorde wijze met het recht om te gaan. Deze doelstelling wordt nagestreefd in overeenstemming met het actief pluralisme dat in de opdrachtverklaring van de UA staat geschreven. In de vierde plaats heeft de bacheloropleiding tot doel studenten te vormen die in staat zijn om het recht te plaatsen in een ruimere juridische context, met aandacht o.m. voor de internationale en Europese dimensie. De bacheloropleiding streeft er in de vijfde plaats naar om de studenten een aantal vaardigheden bij te brengen. Het gaat zowel om algemene intellectuele vaardigheden, zoals analyse en synthese van teksten en een behoorlijke talenkennis, als om typisch juridische vaardigheden, zoals het redigeren van een beknopte juridische tekst en het juridisch argumenteren, zowel mondeling als schriftelijk. Ten slotte beoogt de bacheloropleiding de studenten een wetenschappelijke attitude en benadering van het recht bij te brengen. Hierin verschilt de academische opleiding van de professionele opleiding.
98 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
Met academisch onderwijs wordt bedoeld dat het door de professoren verstrekte onderwijs zoveel mogelijk gebaseerd is op eigen wetenschappelijk onderzoek, dat het recht op een systematische en kritische wijze wordt benaderd en dat de studenten vertrouwd worden gemaakt met het consulteren en het correct weergeven van de bronnen van het recht. Ook leren levenslang leren ligt in deze doelstelling vervat.
Master De doelstellingen van de masteropleiding in de rechten worden als volgt omschreven in het zelfevaluatierapport. De masteropleiding heeft in de eerste plaats tot doel de basiskennis in de juridische disciplines, die de studenten in de bacheloropleiding hebben verworven, te verruimen en te verdiepen. De tweede doelstelling van de masteropleiding is de studenten aanzetten om te reflecteren over het recht vanuit een bredere maatschappelijke, sociaaleconomische, historische en filosofische context. In samenhang hiermee beoogt de masteropleiding om de studenten een attitude bij te brengen die de spanning tussen recht en ethiek voortdurend bevraagt. Deze derde doelstelling die reeds aanwezig is in de bacheloropleiding, dient in de masteropleiding sterker en diepgaander te worden nagestreefd omdat de studenten op dat niveau alle juridische basisdisciplines gedoceerd hebben gekregen. De masteropleiding beoogt op de vierde plaats om de studenten verder bewust te maken van de internationale en vooral de Europese context waarbinnen het recht functioneert, om hen aldus de contextgebondenheid in tijd en ruimte van het eigen rechtssysteem te doen inzien. De vijfde doelstelling van de masteropleiding is het aanscherpen van het juridische redeneervermogen en van het probleemoplossend vermogen van de student, zodat hij in staat is om autonoom en creatief met het recht om te gaan. De rechtenopleiding aan de Universiteit Antwerpen heeft naar eigen zeggen steeds sterk de nadruk gelegd op de zelfwerkzaamheid van de student. Vanuit deze doelstelling dienen de studenten zelfstandig te leren werken met juridische teksten in het Nederlands, Frans, Engels en Duits. Tenslotte heeft de masteropleiding tot doel om de wetenschappelijke attitude en vaardigheden, die in de bacheloropleiding werden bijgebracht, verder te versterken en in te oefenen, zodat de afgestudeerde master in de rechten in staat is om zelfstandig wetenschappelijk werk te verrichten. Deze doelstellingen worden in het zelfevaluatierapport verder geconcretiseerd in de eindtermen en in de doelstellingen per opleidingsonderdeel.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 99
1.1. Niveau en oriëntatie van de academische opleiding Bachelor De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de bachelor als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen goed overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte bacheloropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De commissie waardeert de aandacht die besteed wordt aan algemene competenties zoals het verwerven en verwerken van informatie en aan schriftelijke en mondelinge vaardigheden. Ze vindt verder dat de eindtermen van de bachelordoelstellingen voldoende verwijzen naar het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties. De commissie geeft als aanbeveling dat de nodige aandacht zou worden besteed aan het aanleren en toepassen van onderzoeksmethoden en technieken. Ten slotte wordt ook aan de juridisch-wetenschappelijke basiskennis voldoende aandacht besteed. De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken nagedacht hebben over de bachelor als eigenstandige opleiding met een eigen uitstroomprofiel. Ook al zullen vermoedelijk de meeste studenten onmiddellijk aansluitend op de bacheloropleiding de masteropleiding in de rechten aan de eigen instelling volgen, toch vindt de commissie het positief dat ook rekening gehouden werd met andere mogelijkheden. De commissie apprecieert ten slotte het feit dat de doelstellingen helder geformuleerd zijn. Ze worden bovendien goed geconcretiseerd in algemene eindtermen en eindtermen op het niveau van de opleidingsonderdelen, die in de ECTS-fiches van de betrokken opleidingsonderdelen terug te vinden zijn.
Master De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de masteropleiding als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen goed overeenkomen met de eindkwalificaties van een masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. Het beheersen van algemene competenties wordt in de master goed nagestreefd. De doelstellingen verwijzen voldoende naar het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau. In de doelstellingen van de masteropleiding wordt verder voldoende aandacht
100 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
besteed aan een gevorderd begrip van en inzicht in de juridisch-wetenschappelijke kennis. Er wordt gestreefd naar een grondige kennis van de grondslagen, structuren, methodologie en systematiek van het nationaal, het Europese en het internationale recht. In enkele domeinen van het recht is een meer diepgaande kennis het doel. In de doelstellingen voor de masteropleiding wordt verder veel aandacht besteed aan het beheersen van de algemene en beroepsgerichte competenties die nodig zijn voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.2. Domeinspecifieke eisen Globaal beoordeelt de commissie de domeinspecifieke eisen van zowel de bachelor als de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de bachelor en de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de rechten stellen en dat deze ook internationale vergelijkingen kunnen doorstaan. De commissie hecht veel belang aan het inzicht in de relaties tussen het recht en de maatschappelijke context. Zij vindt het dan ook goed dat in de doelstellingen van zowel de bachelor als de master heel wat aandacht aan besteed wordt. Zo leren studenten het recht in de maatschappelijke realiteit kennen. De commissie hecht eveneens veel belang aan communicatieve vaardigheden, zowel mondeling als schriftelijk, en dit niet alleen in de eigen taal. De commissie stelt het dan ook op prijs dat hieraan expliciet aandacht wordt besteed, zowel in de doelstellingen van de bachelor als in die van de master. De commissie betreurt de beperkte contacten met alumni en met het afnemend veld, met het oog op het afstemmen van de doelstellingen en de verwachtingen van het afnemend veld. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de ervaring van deeltijdse professoren en praktijkassistenten.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van zowel de bachelor als de master als positief. Het niveau en de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen voldoen voor beide opleidingen. Er is een goede aandacht voor juridische wetenschappelijke basiskennis en algemene competenties, zowel in de bachelor als in de master. De aandacht voor algemeen wetenschappelijke competenties is eveneens aanwezig. Verder is er in de doelstellingen grote aandacht voor de samenhang tussen het recht en zijn maatschappelijke context en wordt veel belang gehecht aan communicatieve vaardigheden. Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 101
De doelstellingen sluiten aan bij de verwachtingen van vakgenoten, maar regelmatige contacten met het afnemend veld ontbreken.Voornamelijk dankzij de deeltijdse professoren en de praktijkassistenten kunnen de doelstellingen aan de verwachtingen van het afnemend veld getoetst worden.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma van de bachelor-masteropleiding is als één geheel geconcipieerd, met in elk opleidingsjaar drie types van opleidingsonderdelen: grondslagen en hulpwetenschappen, juridische opleidingsonderdelen en vaardigheden. In de eerste bachelor worden inleidende juridische opleidingsonderdelen geprogrammeerd, waarna in de tweede en derde bachelor de kernleerstof uit de verschillende rechtstakken aan bod komt. In de masterjaren wordt ruimte geboden voor verdere uitdieping en, indien gewenst, specialisatie.
Bachelor De bacheloropleiding is erop gericht de student een basisvorming over het hele rechtssysteem te verschaffen. Deze doelstelling wordt in twee stappen gerealiseerd. In het eerste bachelorjaar wordt nagestreefd een globaal inzicht in en overzicht over het recht over te brengen. Ook de eigenheid en de relativiteit van het eigen rechtssysteem worden benadrukt. Er worden daartoe drie opleidingsonderdelen aangeboden: ‘Bronnen en beginselen van het recht’ (6 stp), ‘Algemene inleiding tot het privaatrecht’ (6 stp) en ‘Inleiding tot de buitenlandse rechtsstelsels aan de hand van Franse, Engelse en Duitse juridische teksten’ (9 stp). Pas nadien wordt de student geconfronteerd met de onderscheiden basisdisciplines van het recht. Bij elk van deze opleidingsonderdelen is het slechts de bedoeling basisbeginselen van de betrokken rechtstak aan te bieden. Naast de juridische opleidingsonderdelen, worden in het programma van de bachelor 51 studiepunten besteed aan de mens en de samenleving, en aan de plaats van het recht in de samenleving. Het ethisch aspect van de rechtsbeoefening wordt in het licht gesteld. De internationale en Europese dimensie van het recht wordt voornamelijk belicht in de opleidingsonderdelen ‘Volkenrecht en volkenrechtelijke instellingen’ (5 stp) en ‘Recht van de Europese Unie’ (5 stp). De aandacht voor het Europese kader wordt voorts geconcretiseerd door de mogelijkheid om reeds in de tweede en/of de derde bachelor aan het Erasmusprogramma deel te nemen. Ook zijn er een aantal opleidingsonderdelen waarin de kennis van het Frans, Engels en Duits aan bod komt. In het verleden werd in de tweede kandidatuur een keuzeopleidingsonderdeel in het Frans aangeboden in het kader van een uitwisselingsprogramma met de Facultés Universitaires Notre-Dame de la Paix (Namen). Het is echter niet duidelijk hoe die samenwerking zich verder zal ontwikkelen in de bachelor-masterstructuur.
102 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
Met het oog op het ontwikkelen van algemeen wetenschappelijke en juridische vaardigheden zoals het opzoeken van juridische teksten, het lezen en schrijven van juridische teksten, het hanteren van een correcte juridische taal, het juridisch argumenteren, het voeren van een juridisch debat, het boekhouden en rapporteren, worden doorheen de bacheloropleiding diverse opleidingsonderdelen aangeboden.
Master Het masterprogramma bestaat enerzijds uit een beperkt aantal verplichte opleidingsonderdelen, en anderzijds uit door de student te kiezen opleidingsonderdelen. De plichtvakken zijn een grondslagenvak (‘Ethiek’, eerste masterjaar) en vier rechtsdisciplines die kennis van de overige rechtsdisciplines vooronderstellen (‘Fundamentele rechten en vrijheden’, ‘Rechtsrelativiteit en rechtsvergelijking’, ‘Insolventierecht met inbegrip van zekerheden’ en ‘I.P.R.’, eerste masterjaar). Voor het overige bestaat het programma van de twee masterjaren uit tal van keuzeopleidingsonderdelen die in modules gegroepeerd zijn, over de volgende zes rechtsgebieden: - Burgerlijk recht, strafrecht en rechtshandhaving - Ondernemingsrecht - Publiekrecht - Internationaal en Europees recht - Fiscaal recht - Sociaal recht In elke module worden vier types opleidingsonderdelen aangeboden. Elke module staat voor 21 studiepunten en houdt telkens een grondslagen- of hulpwetenschapopleidingsonderdeel (betrokken op de module) en vijf juridische opleidingsonderdelen in: - Grondslagen en hulpwetenschappen: 1 opleidingsonderdeel naar keuze - Grondige studies en practica: 2 opleidingsonderdelen naar keuze - Vergelijkende en internationale studie: 1 opleidingsonderdeel naar keuze - Bijzondere studies: 2 opleidingsonderdelen naar keuze Grondige studies en practica zijn opleidingsonderdelen waarbij in groepen van ongeveer 30 studenten een belangrijk onderdeel van een juridische discipline grondig wordt uitgediept, door enkele inleidende hoorcolleges gevolgd door een actieve inbreng van de studenten. De grondige studies en practica hebben als bedoeling om, naast verruiming en verdieping van de basiskennis, ook de zelfwerkzaamheid van de student aan te scherpen. Bijzondere studies, die aansluiten bij een basisvak (bijvoorbeeld bewijsrecht, verzekeringsrecht, publiek procesrecht) of waarin zgn. “functionele rechtsgebieden” aan bod komen (bijvoorbeeld mediarecht, medisch recht, vreemdelingenrecht)
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 103
worden gebruikt om basiskennis te verruimen en te verdiepen, om vanuit een bepaald perspectief (bijvoorbeeld de media) een dwarsdoorsnede door het recht te maken en om de samenhang van de verschillende rechtsvragen aan te geven. De student kiest in het eerste jaar van de masteropleiding het rechtsgebied en de concrete samenstelling van een eerste module en in het tweede jaar het rechtsgebied en de concrete samenstelling van een tweede module. Daarenboven kiest hij in dit tweede jaar een derde ‘vrije’ module, die hij vrij mag samenstellen binnen één module, of over verschillende modules heen. Het systeem heeft twee oogmerken: - De keuzevrijheid van de student binnen bepaalde perken waarborgen. De student bepaalt zelf het rechtsgebied van twee verplichte modules en binnen die modules kiest hij zelf het grondslagenen hulpwetenschapvak, de grondige studies en practica, de vergelijkende en internationale studies en de bijzondere studies. Daarenboven mag de student een ‘vrije’ module samenstellen. De keuzevrijheid is dus enerzijds ruim gewaarborgd, maar anderzijds ook beperkt door het modulesysteem en dit om coherente keuzes te stimuleren en oneigenlijke keuzes (in functie van dag en uur waarop het opleidingsonderdeel wordt gegeven, zwaarte en moeilijkheidsgraad, quotering, enz.) tegen te gaan. - Specialisatie mogelijk maken, zonder deze op te leggen: in zoverre de student door de basisvakken een algemene vorming als jurist heeft genoten, laat het systeem van modules hem toe ofwel die algemene vorming verder aan te houden (keuze van twee verschillende verplichte modules, een gevarieerd samengestelde ‘vrije’ module), ofwel zich te specialiseren. Studenten kunnen er ook voor opteren om drie modules binnen eenzelfde rechtsgebied te kiezen. Dit zal op het diplomasupplement vermeld worden.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma Bachelor De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de bachelor als voldoende en dit zowel voor het dagonderwijs als voor het avondonderwijs. Het programma biedt over het algemeen voldoende mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het vormt een adequate concretisering van de doelstellingen zowel in de inhoud van het programma als geheel, als in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. De commissie vindt het goed dat het programma van de bachelor opgebouwd is als een afgerond geheel, waarbinnen het de bedoeling is om volwaardige ‘basisjuristen’ te vormen die kennis hebben
104 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
van alle basisdisciplines van het recht. Ze betreurt echter dat het bachelorprogramma nog te veel de nadruk legt op het overbrengen van theoretische kennis. Slechts vijf uur oefeningen bij sommige opleidingsonderdelen is te weinig om kennis en vaardigheden op een evenwichtige manier op te bouwen. Enkel in een aantal opleidingsonderdelen die specifiek gericht zijn op het ontwikkelen van vaardigheden wordt op een interactieve manier gewerkt. De commissie betreurt verder de beperkte aandacht voor de ontwikkeling van mondelinge vaardigheden in de bacheloropleiding. De commissie stelt op prijs dat er in het bachelorprogramma voldoende ruimte is voor een brede algemene vorming die de student moet toelaten om het recht te situeren in zijn maatschappelijke context. De commissie meent dat dit voor vorming als jurist essentieel is. Zij meent echter dat de algemeen vormende hulpwetenschappen vanaf het begin van de opleiding meer op het recht toegespitst zouden kunnen worden. Verder is de commissie ervan overtuigd dat naast het beheersen van de moedertaal een goede beheersing van minstens het Frans essentieel is voor een jurist. Het is dan ook belangrijk dat er in een degelijk aanbod van juridisch talenonderwijs wordt voorzien. Zij heeft er wel begrip voor dat de opleidingsverantwoordelijken menen dat hiervoor te weinig ruimte is om dit binnen het verplichte curriculum aan te bieden, maar ze pleit er toch voor om de studenten die daar behoefte aan hebben een goede omkadering te bieden. Hierbij denkt de commissie aan het toetsen van het aanvangsniveau van de beginnende student, het aanbieden van een specifiek extracurriculair aanbod van taallessen voor juristen in opleiding, en het evalueren van het eindniveau om na te gaan of de studenten effectief het nagestreefde eindniveau bereiken. De commissie vindt het niet aangewezen om studenten reeds in de bacheloropleiding te laten deelnemen aan Erasmusuitwisselingen. Het is namelijk van groter belang dat de studenten op het einde van de bacheloropleiding de verschillende takken van het Belgisch recht beheersen. Dit is moeilijk te waarborgen wanneer een student gedurende een semester in het buitenland studeert. Het volgen van een keuzeopleidingsonderdeel aan een Belgische Franstalige rechtsfaculteit of de deelname aan een uitwisseling in het kader van Erasmus Belgica tijdens de bacheloropleiding kunnen waardevolle ervaringen zijn.
Master De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma als voldoende voor de masteropleiding en dit zowel voor het dagonderwijs als voor het avondonderwijs. Het programma biedt over het algemeen voldoende mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het vormt een adequate concretisering van de doelstellingen zowel in de inhoud van het programma als geheel, als in de afzonderlijke opleidingsonderdelen.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 105
De commissie apprecieert dat vier belangrijke plichtvakken die een integratie van de in de bachelor verworven juridische kennis vereisen, in de master aangeboden worden. Ook stelt zij het op prijs dat het metajuridisch opleidingsonderdeel ‘Ethiek’ als plichtvak in de masteropleiding voorzien wordt. De commissie waardeert de optie van de opleidingsverantwoordelijken om in de master zowel brede juridische trajecten als specialisatietrajecten mogelijk te maken. Ze is echter van mening dat binnen iedere module de keuze voor de student meer beperkt moet zijn om op die manier de student beter naar coherente onderwijspakketten te sturen. De commissie stelt het op prijs dat inspanningen worden gedaan om Europese en internationale studentenuitwisselingen te stimuleren. De commissie vindt het verder positief dat studenten worden gestimuleerd om deel te nemen aan internationale pleitwedstrijden. Op die manier krijgen zij de kans om hun blik te verruimen en soms ook om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma voor zowel de bachelor- als de masteropleiding als voldoende. In het programma is er een sterke nadruk op kennisontwikkeling waarbij evenwel, tot waardering van de commissie, geen encyclopedische volledigheid nagestreefd wordt, maar de nadruk eerder gelegd wordt op de beginselen van het recht. De inspanningen om de aandacht voor de ontwikkeling van juridische vaardigheden te versterken, hebben deze nadruk op kennisontwikkeling niet veranderd. In het bachelorprogramma is de aandacht voor het ontwikkelen van een onderzoeksattitude en onderzoeksvaardigheden te beperkt. De commissie waardeert wel dat de studenten in het eerste bachelorjaar uitgebreid kennis maken met de bibliotheek in het kader van het opleidingsonderdeel heuristiek. Ze heeft begrip voor de keuze om deze kennismaking in een voor bachelorstudenten toegankelijke seminariebibliotheek te laten plaatsvinden, maar vindt het belangrijk dat de studenten ook zo snel mogelijk in contact komen met de volledige bibliotheek. De aansluiting van de opleiding bij de recente ontwikkelingen in het rechtsgebied wordt vooral in de masteropleiding dankzij ‘grondige studies’ gewaarborgd. In de bacheloropleiding wordt deze aansluiting in beperktere mate in de praktijk gebracht door het verband dat in de opleidingsonderdelen met het onderzoek wordt gelegd. De commissie heeft waardering voor het systeem van aspirant-assistenten waarbij studenten uit het laatste jaar meer betrokken worden bij het wetenschappelijk onderzoek.
106 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
2.3. De samenhang van het programma Bachelor De commissie beoordeelt de samenhang van het programma van de bacheloropleiding als voldoende. De commissie stelde vast dat inspanningen werden geleverd om de algemeen vormende opleidingsonderdelen te spreiden over de volledige opleiding en zo de horizontale opbouw te versterken. Toch vindt ze dat er in het eerste bachelorjaar nog steeds een te groot overwicht van niet-juridische opleidingsonderdelen blijft bestaan. Doordat de studenten op dat moment in de opleiding nog weinig juridische kennis hebben, is het moeilijk om in deze algemeen vormende opleidingsonderdelen verbanden met het recht te leggen.Tevens bestaat het risico dat studenten afhaken omwille van een foute inschatting van het verdere programma of dat door de examens studenten vooral op niet-juridische criteria geselecteerd worden. De commissie beveelt dan ook aan om deze algemeen vormende opleidingsonderdelen nog beter te spreiden over de verschillende bachelorjaren en ze daarbij meer op de juridische opleiding toe te spitsen. De verticale samenhang van de juridische opleidingsonderdelen voldoet. De commissie beveelt wel aan om de volgorde van een aantal opleidingsonderdelen aan te passen om de logische kennisopbouw verder te verbeteren. Zo vindt de commissie het aanbieden van ‘Inleiding tot buitenlandse rechtsstelsels’ in het eerste bachelorjaar wat vroeg. Ook zou ze ‘Handels en Economisch recht’ en ‘Vennootschappen, verenigingen en stichtingen’ programmeren vóór ‘Fiscaal recht’. Die opleidingsonderdelen worden nu in hetzelfde semester aangeboden.
Master De commissie beoordeelt de samenhang van het programma van de master als voldoende. De masteropleiding wordt grotendeels ingevuld met drie modules die de studenten moeten kiezen. Op zich vindt de commissie dit een goed systeem om de keuze van de studenten te structureren en de samenhang binnen hun programma te garanderen. De commissie heeft echter vastgesteld dat binnen iedere module een te lange lijst van keuzemogelijkheden aangeboden wordt. Hierdoor kan de student, op een aantal plichtvakken na, zijn masteropleiding zeer vrij invullen. De commissie vindt deze keuzevrijheid te groot en ziet weinig mogelijkheden voor de opleidingsverantwoordelijken om de samenhang van de door de individuele student gekozen pakketten onder toezicht te houden. Door de zeer ruime keuzemogelijkheden binnen de modules en de optie om de derde module over de rechtstakken vrij te laten invullen, kan de student heel diverse combinaties van opleidingsonderdelen
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 107
kiezen die weinig coherent zouden kunnen zijn ondanks het bestaan van modules. De commissie beveelt aan het aantal opleidingsonderdelen te reduceren. Dit zou bovendien extra ruimte kunnen creëren voor de begeleiding van de masterproef of voor wetenschappelijk onderzoek.
2.4. Studieomvang De bachelor- en de masteropleiding voldoen aan het decretaal kader met betrekking tot de studieomvang. De bacheloropleiding telt 180 studiepunten en de masteropleiding telt 120 studiepunten.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt de studietijd van de bachelor- en masteropleiding als voldoende. De commissie heeft op basis van gesprekken met de studenten en alumni vastgesteld dat de studeerbaarheid van de uitdovende kandidatuur- en licentieprogramma’s geen probleem vormt. Bij de invulling van het bachelorprogramma werd voor een belangrijk aantal opleidingsonderdelen het aantal uren hoorcollege verminderd t.o.v. het vroegere programma. Pas in het academiejaar 2004-2005 werd gestart met studietijdmeting in het eerste bachelorjaar. Naarmate de bachelor- en masterprogramma’s verder worden ingevoerd, zal de methodiek worden uitgebreid naar de andere studiejaren, zodat er tijdig zal kunnen bijgestuurd worden als er afwijkingen van de begrote studietijd opduiken. De commissie waardeert de inspanningen die gedaan worden om de studeerbaarheid van het programma op te volgen. Een goede opvolging maakt het mogelijk om snel op eventuele problemen te reageren. Wat betreft het bachelorprogramma meent de commissie dat de studeerbaarheid nog verbeterd kan worden. Ze heeft van de studenten vernomen dat de studeerbaarheid van het eerste bachelorjaar aan de verwachtingen beantwoordt. In het tweede bachelorjaar ligt de studiedruk echter zeer hoog. De commissie heeft vernomen dat de opleidingsverantwoordelijken reeds op het moment van haar bezoek een programmahervorming planden teneinde dit euvel te verhelpen. In het kader van het streven naar een evenwichtiger opgebouwd programma (zie ook onder 2.1. en 2.3.), geeft de commissie als aanbeveling dat een of meerdere juridische opleidingsonderdelen naar het eerste bachelorjaar zouden worden verschoven. Hierdoor wordt in het tweede bachelorjaar ruimte gecreëerd voor een of meerdere niet-juridische opleidingsonderdelen, die een beperktere studietijd vergen. Dit kan ook de studeerbaarheid van het tweede bachelorjaar verbeteren.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen de vormgeving en de inhoud als voldoende voor de bachelor en de master.
108 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
De commissie heeft waardering voor het instellingsbrede concept ‘competentiegericht en studentgecentreerd onderwijs’. Dit concept is evenwel nog maar in beperkte mate in de rechtenopleiding ingesijpeld. In de bachelor wordt voornamelijk gebruik gemaakt van hoorcolleges. Bij de meeste juridische opleidingsonderdelen in de bachelor wordt slechts vijf uur oefeningen voorzien, wat de commissie te weinig vindt. Ze vernam dat deze oefeningen heel verschillend ingevuld worden en over het algemeen aan de volledige studentengroep tegelijk gegeven worden. Ook wordt in de eerste bachelor in collectieve repetities voorzien bij een vijftal opleidingsonderdelen en in de tweede bachelor bij‘Verbintenissenrecht’. Alleen enkele aparte opleidingsonderdelen in het kader van het vaardighedenonderwijs, zoals ‘Lezen van juridische teksten’, ‘Heuristiek’ en ‘Debatklas’, en ‘Boekhouden en rapporteren’ worden in kleinere groepen georganiseerd. De commissie waardeert wel deze initiatieven, maar vindt het noodzakelijk dat er veel meer in kleine groepen wordt gewerkt om meer interactie mogelijk te maken en alle studenten aan bod te laten komen. Op die manier kunnen een aantal doelstellingen zoals mondelinge vaardigheden beter bereikt worden. De commissie vindt het raadzaam dat aan de assistenten van de faculteit een meer belangrijke rol zou worden gegeven bij het begeleiden van deze oefeningen. Op die manier kunnen zij onderwijservaring opdoen en tevens de studenten laten delen in hun opgedane onderzoekservaring. In de master wordt, veel meer dan in de bachelor, gedoceerd in kleine groepen. Zo wordt in de ‘Grondige studies en practica’ steeds les gegeven aan kleine groepen en is interactie een essentieel aspect van het onderwijs. Vaak moeten de studenten hierbij ook praktische opdrachten vervullen en daar schriftelijk of mondeling over rapporteren. Verder worden er ook meerdere keuzeopleidingsonderdelen zoals ‘Bemiddelen en onderhandelen’ (eerste master),‘Opstellen van privaatrechtelijke akten’,‘Pleitoefening’ en ‘Internationale pleitwedstrijd’ (eerste en tweede master) aangeboden waarin vaardigheden in kleine groepen ingeoefend worden. De organisatie van zomerstages biedt de studenten de mogelijkheid om tijdens hun opleiding al vertrouwd te geraken met verschillende beroepsmogelijkheden. Studenten die deze ervaring tijdens de opleiding zelf willen opdoen, kunnen bovendien het keuzevak ‘Juridische kliniek’ volgen. Op basis van het cursusmateriaal dat de commissie heeft kunnen inkijken, beoordeelt zij het gebruikte studiemateriaal als voldoende. Het elektronische leerplatform Blackboard biedt heel wat mogelijkheden. Naast de meer triviale functie als elektronische valven, maken meer en meer ZAP-leden gebruik van het systeem om bijkomende studie-informatie (slides, presentaties) ter beschikking te stellen en kan het leerplatform fungeren
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 109
als discussieforum. Eind 2004 werd voor 26% van de opleidingsonderdelen gebruik gemaakt van Blackboard voor informatieuitwisseling en voor 12 opleidingsonderdelen voor interactiemogelijkheden zoals discussiefora. De commissie waardeert de initiatieven die reeds genomen werden, maar er is wel nog groeipotentieel.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie kwalificeert de beoordeling en toetsing als voldoende voor de bachelor en de master. De commissie heeft examenopgaven ingekeken en studenten bevraagd over de vorm en inhoud van de examens. De commissie waardeert de grote inspanningen om ondanks de grote studentenaantallen mondelinge examens met schriftelijke voorbereiding te organiseren. Zij vindt dit een geschikte examenvorm die veel mogelijkheden biedt om kennis, inzicht en toepassing te evalueren. Niettemin heeft ze vastgesteld dat in de toetsing nog te veel de nadruk wordt gelegd op kennis. Wel vindt ze het goed dat de faculteit meer aandacht wil besteden aan inzicht en toepassing. Ze kan de opleidingsverantwoordelijken aanraden hierop te blijven toezien. Voor het opleidingsonderdeel ‘Bronnen en beginselen van het recht’ wordt een proefexamen georganiseerd. De commissie suggereert dat er nog meer transparantie zou nagestreefd met betrekking tot de examenvormen en beoordelingscriteria en dat er meer aandacht zou worden besteed aan de mededeling van de beoordelingscriteria. Niettemin hebben de studenten de indruk dat zij niet voor verrassingen komen te staan.
2.8. Masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als goed. Pas bij de implementatie van de masteropleiding vanaf het academiejaar 2007-2008 zal ook een masterproef voorzien worden. De commissie heeft haar oordeel bijgevolg enkel kunnen baseren op de beschrijving van de plannen en niet op ervaringen van studenten of resultaten van vroeger gemaakte oefeningen. De faculteit wil van de masterproef het ‘koninginnenstuk’ van haar rechtenopleiding maken. De masterproef wordt gespreid over beide masterjaren. Er worden 24 studiepunten aan toegekend. De masterproef zal zowel gericht zijn op een wetenschappelijke studie van het recht als het vermogen om de opgedane kennis als professioneel jurist in de praktijk te brengen. Met de masterproef wil de faculteit een brug slaan tussen de theorie en de praktijk. De masterproef zal uit drie componenten bestaan: 1. De studenten doen gedurende minimum twee weken een stage - een juridische ‘exposure’ - in een onderneming, een bestuur, een advocatenkantoor, een notariaat, een rechtbank, enz. In
110 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
overleg tussen de promotor (een ZAP-lid van de faculteit) en de stagemeester (een advocaat, magistraat, notaris, parketmagistraat, enz.) wordt een ‘ervaringstraject’ uitgetekend. De stage heeft plaats tijdens het eerste masterjaar of het eerste semester van het tweede jaar. Over deze stage schrijft de student een stagerapport. 2. Aansluitend op de stage wordt in het tweede masterjaar een thema, dat in overleg met de promotor is gekozen, in een wetenschappelijke scriptie uitgediept. 3. Ten slotte verdedigen de studenten hun werk mondeling voor de promotor en een assessor. De verdediging bestaat uit een toelichting over de scriptie en de stage en het beantwoorden van vragen van de juryleden. De commissie vindt het goed dat de masterproef praktische en wetenschappelijke componenten combineert. De commissie geeft als aanbeveling dat het onderwerp van de stage en de scriptie sterk op elkaar zouden aansluiten. Ze waardeert eveneens de plannen om een mondelinge verdediging te organiseren. De faculteit heeft een ZAP-lid halftijds aangesteld voor de organisatie van de masterproef. Dit ZAP-lid moet de concrete invulling van de masterproef nog verder uitwerken. Er wordt tevens een project gefinancierd door de Universiteit Antwerpen om de masterproef conceptueel verder uit te werken, waarbij onder meer voorzien wordt om de mogelijkheden van een portfolio na te gaan. Vooral het uitbouwen van een aanbod van interessante stageplaatsen lijkt de commissie een grote uitdaging. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een kwalitatieve invulling van dit concept voor de masterproef De commissie wenst er ten slotte op te wijzen dat een kwalitatief hoogstaande begeleiding van de masterproef van het ZAP heel wat inspanningen zal vragen en dat het dus noodzakelijk is om te onderzoeken op welke manier voor deze begeleiding de nodige tijd kan vrijgemaakt worden.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor de bachelor en de master rechten als goed. Grafiek 1 toont de instroom van de generatiestudenten sinds 1993-1994. Gemiddeld schrijven zich 300 voltijdse generatiestudenten per jaar in aan de rechtenopleiding van de Universiteit Antwerpen. De laatste vier jaar lag de instroom iets lager.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 111
Grafiek 1: Aantal voltijdse generatiestudenten per academiejaar aan de opleiding rechten van de Universiteit Antwerpen. 400 350 300 250 200
305
311
350
331
327
322
274
249
275
266
19931994
19941995
19951996
19961997
19971998
19981999
19992000
20002001
20012002
20022003
150 100 50 0
De commissie heeft waardering voor de actieve promotie van de mogelijkheid om een deeltijds traject te volgen. Slechts enkele generatiestudenten kiezen voor deze mogelijkheid. Gemiddeld zaten er de voorbije tien jaar een tiental deeltijdse studenten in het eerste jaar. De toelatingsvoorwaarden voor de bachelor zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs voor bijna alle opleidingen toegepast worden. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over: - een diploma van het secundair onderwijs; - een bachelordiploma; - een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie; - een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. Voor de opleiding rechten is geen specifieke voorkennis vereist, behoudens een behoorlijke talenkennis, die geacht wordt in het secundair onderwijs verworven te zijn. Ongeveer alle studenten hebben algemeen secundair onderwijs gevolgd. Een groot deel van de studenten heeft moderne talen gevolgd in het secundair onderwijs. De taalkennis zou dus voldoende moeten zijn. De commissie is van mening dat de aansluiting van de bacheloropleiding op het secundair onderwijs adequaat is. De commissie heeft verder vastgesteld dat de Universiteit Antwerpen vooral regionaal rekruteert. Voor studenten die reeds een andere universitaire opleiding gevolgd hebben, bestaat de mogelijkheid om een verkort bachelorprogramma te volgen. Voor de professionele bachelors in de rechtspraktijk werd een verkort bachelorprogramma en een schakelprogramma ontwikkeld.
112 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
Als toelatingsvoorwaarde voor de masteropleiding wordt het bezit van een academisch bachelordiploma in de rechten of het met succes volbrengen van een schakel- of brugprogramma geëist. De commissie is van mening dat het masterprogramma op een adequate manier aansluit bij het bachelorprogramma en bij de verkorte programma’s. De commissie waardeert het feit dat de rechtenopleiding aan de Universiteit Antwerpen volledig in avondonderwijs kan gevolgd worden. Op die manier biedt zij zij-instromers de kans om een juridisch diploma te behalen naast een eventuele beroepsactiviteit.
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt de programma’s van de bachelor en de master als positief. De programma’s vormen een adequate vertaling van de doelstellingen. Het programma sluit voldoende aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Naast het dagprogramma wordt een avondprogramma aangeboden voor zij-instromers. De bachelor brengt de studenten een brede basis bij van de essentiële disciplines van het recht. Er wordt voldoende aandacht besteed aan de onderlinge samenhang en de Europese en internationale aspecten ervan. In de master wordt hierop verder gebouwd en kunnen studenten zich in één rechtstak specialiseren of in een brede waaier van opleidingsonderdelen verdiepen. Het programma is van academisch niveau. De logische opbouw van het programma kan echter nog verbeterd worden door een betere spreiding van juridische en algemeen vormende opleidingsonderdelen doorheen de volledige bacheloropleiding. De al te brede invulling van de modules in de master laat weinig plaats voor sturing van de individuele keuzes van de student. De omvang van de programma’s voldoet aan de decretale eisen. De studeerbaarheid van de programma’s wordt sinds kort opgevolgd en waar nodig bijgestuurd. In de bachelor krijgen de hoorcolleges nog een centrale rol. Er worden gewaardeerde inspanningen gedaan om ook mondelinge examens af te nemen. Bij de examinering in de bachelor blijkt de nadruk wel te veel op kennisreproductie te liggen. In de master zijn de gebruikte werkvormen en examens in voldoende mate afgestemd op de doelstellingen. De masterproef moet nog uitgewerkt worden, maar de reeds geschetste contouren overtuigen de commissie dat de masterproef de vooropgestelde doelstellingen zal bereiken.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als voldoende zowel voor de bachelor als voor de master. De commissie vindt de individuele didactische kwaliteit en de onderwijsbetrokkenheid van het ZAP goed. De commissie heeft van de studenten vernomen dat het onderwijzend personeel de opleidingsonderdelen over het algemeen goed verzorgt.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 113
De commissie waardeert het feit dat bij de aanstelling van ZAP-leden de kandidaten een proefles moeten geven waarop zowel de faculteitsraad als de studenten uitgenodigd worden. Op die manier kunnen de onderwijskwaliteiten van de betrokkene geëvalueerd worden. De Universiteit Antwerpen kiest er bovendien voor om ZAP-leden aan te stellen met een proefperiode van drie jaar alvorens hen na een evaluatie definitief te benoemen. Dit versterkt de mogelijkheden om de onderwijskwaliteiten van het betrokken ZAP-lid te toetsen. Ook bij evaluaties en bevorderingen maken onderwijsevaluaties deel uit van het dossier. Bij het aanstellen van AAP wordt de nadruk gelegd op wetenschappelijk interesse. Zij worden immers zeer beperkt ingeschakeld in het onderwijs. De commissie betreurt die beperkte inschakeling van het AAP in het onderwijs. Het Expertisecentrum Hoger Onderwijs (ECHO) van de Universiteit Antwerpen biedt een opleiding voor beginnende docenten en bijscholing op diverse gebieden aan. De commissie betreurt dat deze initiatieven naar de mening van het ZAP weinig aangepast zijn aan de noden en mogelijkheden van het ZAP en er bijgevolg weinig interesse voor blijkt. De commissie vindt het goed dat de facultaire Cel voor de innovatie en de kwaliteitszorg in het onderwijs (zie verder) de permanente bijscholing als belangrijk actiepunt opneemt, want ze vindt het belangrijk dat docenten die daar nood aan hebben een kwalitatief hoogstaande docentenopleiding kunnen volgen en daartoe gestimuleerd worden. Ook voor AAP-leden kan het nuttig zijn om een didactische opleiding te volgen.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het personeel als voldoende voor de bachelor en de master. De commissie heeft waardering voor de academische kwalificaties van het personeel. De faculteit beschikt inderdaad over een voldoende brede waaier van onderzoeksexpertises. Zo goed als alle domeinen van het recht zijn in de huidige personeelsbezetting vertegenwoordigd. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de verschillende vakgroepen bestudeerd, in zoverre relevant voor het geboden onderwijs, om vast te stellen dat de kwaliteit van de wetenschappelijke resultaten die de onderzoekers boeken variabel is. De meeste onderzoekers beschikken over een uitgebreid netwerk van internationale contacten. De inbreng van kennis en ervaring uit de praktijk gebeurt voornamelijk door deeltijdse ZAP- en AAPleden die een juridische praktijk hebben. Daarenboven worden praktijkassistenten aangesteld die hun specifieke expertise ter beschikking stellen. De commissie pleit ervoor om meer gebruik te maken van praktijkassistenten voor de begeleiding van praktische oefeningen. Hun praktijkervaring biedt bij die oefeningen vaak een meerwaarde.
114 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt het huidige personeelsbestand in de opleiding rechten als voldoende, zowel voor de bachelor als voor de master. Op dit moment zijn 50 ZAP-leden, onder wie 26 voltijdse, verbonden aan de faculteit Rechten. Zij worden aangevuld met 33 ZAP-leden van buiten de faculteit, die ook onderwijs verzorgen aan de opleiding. Tot 2010-2011 zijn tien voltijds equivalenten ZAP extra door het universiteitsbestuur aan de faculteit toegezegd. Van deze bijkomende mandaten zijn tot op heden drie voltijds equivalenten ingevuld. De commissie stelt deze uitbreidingsmogelijkheden op prijs. Dankzij de extra kaderruimte kan de faculteit de onderwijslast van de ZAP-leden enigszins reduceren en wordt er tevens ruimte gecreëerd voor de begeleiding van de masterproef. De faculteit moet zich ook beraden over het beperken van het aantal keuzeopleidingsonderdelen om de onderwijslast van het ZAP te verminderen. Er zijn 30,3 voltijds equivalenten AAP verbonden aan de faculteit. Uit het zelfevaluatierapport en de gesprekken tijdens de visitatie blijkt echter dat het AAP nagenoeg niet bij het onderwijs wordt betrokken. Als gevolg van deze beleidsoptie zijn er, zoals hoger vermeld, weinig mogelijkheden om onderwijs in kleine groepen te organiseren. Bovendien kunnen de AAP-leden op die manier slechts een zeer beperkte onderwijservaring opdoen. De commissie vindt het dan ook raadzaam om het AAP nauwer bij het onderwijs te betrekken. De student/ZAP-ratio in de faculteit Rechten bedraagt 39. Dit is vergelijkbaar met de andere Vlaamse universiteiten. Gezien de keuze van de Universiteit Antwerpen om naast het dagprogramma ook een avondprogramma aan te bieden, is een verdere uitbreiding van het kader noodzakelijk voor een kwalitatief hoogstaande begeleiding van de masterproef.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De individuele didactische kwaliteiten van de stafleden zijn goed.Een aantal onderzoekers levert wetenschappelijk werk van hoog niveau. Met haar personeelsbeleid biedt de faculteit voldoende aandacht voor didactische prestaties. De onderwijslast van het ZAP ligt hoog, terwijl het AAP in een te beperkte mate betrokken wordt bij het onderwijs. De kwantiteit van het personeel is op dit moment voldoende.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 115
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen voor de bachelor en voor de master als voldoende. De opleiding rechten was op het moment van het bezoek nog verspreid over twee campussen. De eerste jaren van de opleiding worden voornamelijk verzorgd op de stadscampus, de latere jaren op campus Drie Eiken. Het is echter de bedoeling om alle onderwijsactiviteiten van de opleiding rechten uiterlijk in het academiejaar 2007-2008 op de stadscampus te concentreren. De commissie vindt dit een zeer positieve ontwikkeling. Zowel op de campus Drie Eiken als de Stadscampus zijn de grote auditoria voorzien van alle multimediale hulpmiddelen. De kleinere leslokalen zijn in een meer beperkte mate uitgerust, maar de mogelijkheid bestaat om projectieapparatuur en loopmicrofoons bij de audiovisuele dienst of het secretariaat van de faculteit te lenen. De huidige bibliotheek vormt een knelpunt. Een bibliotheek is bij uitstek het werkinstrument van de jurist. Naast de spreiding over twee campussen, vormt het onvolledige aanbod van boeken en tijdschriften een groot probleem voor de opleiding. Slechts recent werd een budgettaire verhoging bekomen die de noodzakelijke inhaalbeweging mogelijk moet maken. De commissie vindt dit goed, maar wijst op de noodzaak om de optimalisering van het aanbod nog te versnellen. Het integreren van de twee campusbibliotheken in de nieuwe Bibliotheek Humane en Sociale wetenschappen op de stadscampus is gepland tegen oktober 2007. De commissie staat zeer gunstig tegenover deze integratie. Op de stadscampus is verder een oefenbibliotheek aanwezig De commissie waardeert dit, maar pleit ervoor dat de studenten ook zo snel mogelijk leren werken met de eigenlijke bibliotheek. De pc-infrastructuur voldoet. Het elektronische leerplatform Blackboard biedt heel wat mogelijkheden. Dit elektronisch leerplatform kan bovendien een oplossing bieden voor de centralisatie van de informatie voor studenten.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als goed voor de bachelor en voor de master.
116 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
De nieuwe studenten worden volgens de commissie goed opgevangen. Zowel het departement studentgerichte diensten als de faculteit en de opleiding organiseren een aantal activiteiten inzake studiebegeleiding en -advies. Aan het begin van het academiejaar organiseert de opleiding een introductieweek waarin de nieuwe studenten wegwijs gemaakt worden in de faculteit en informatie ontvangen over alle vormen van studiebegeleiding waarin wordt voorzien. Aan deze onthaaldag werken zowel lesgevers als studenten mee. Universiteitsbreed kunnen instromende studenten sessies rond studiemethoden en studieplanning volgen, en leren omgaan met examenstress. Verder bestaat sinds 1994-1995 in het eerste jaar een ‘mentorship’. Doel van dit mentorship is de studenten ondersteuning te bieden bij de overgang van secundair naar universitair onderwijs. Het scheppen van een vertrouwensband tussen studenten en een mentor, die lid is van het academisch personeel (ZAP of AAP), maakt dat studenten beter geïnformeerd worden en waar nodig begeleid. Het mentorship bestaat uit twee gesprekken. In het eerste gesprek (in november) speelt de mentor een actieve rol door vragen te stellen en de student in zijn zoektocht naar een goede studiemethode te begeleiden. In februari heeft een tweede vertrouwelijk gesprek plaats, met de bedoeling de resultaten van de semesteriële examens te bespreken. Indien nodig verwijst de mentor de student door naar de studieadviseur, het departement studentgerichte diensten en/of de examinatoren. De deelname aan het mentorship is verplicht. De commissie is van oordeel dat deze inspanningen het onderwijs ten goede komen. Vakinhoudelijke begeleiding wordt aangeboden door het academisch personeel dat betrokken is bij de respectieve opleidingsonderdelen. Daarenboven nemen een aantal leden van het ZAP algemene informatie- en begeleidingstaken op. Zo is er per campus een studieadviseur, die een eerstelijnsverantwoordelijke is in de informatieverstrekking en adviesverlening aan de studenten. De avondstudenten kunnen zich met hun vragen steeds richten tot de coördinator voor het avondstudentenprogramma. De Erasmuscoördinator staat in voor informatie over studentenuitwisselingen. Praktische problemen van studenten worden vaak ook door de studentensecretariaten opgevangen, tot tevredenheid van studenten en alumni. De commissie waardeert verder de inspanningen om avond- en werkstudenten op te vangen. Er worden door de faculteit informatieavonden georganiseerd op voor avondstudenten aangepaste uren. Er wordt gezorgd voor studiebegeleiding op maat. Zowel de docenten als assistenten spelen hierin een rol. In het eerste bachelorjaar en voor de studenten van de verkorte bachelor is de coördinator van het avondprogramma de aanspreekpersoon. Voorts stelt de commissie de inspanningen op prijs die gedaan worden om de overgang van de studenten naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Vacatures worden bekendgemaakt op de website of doorgestuurd naar de studenten. Er worden een UA-bedrijvendag (waar verschillende werkvelden aan bod komen) en een Sofia-bedrijvendag (exclusief voor de faculteit rechten) georganiseerd.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 117
Per opleidingsjaar neemt een assistent de ombudsfunctie waar. De ombudspersoon treedt op als contactpersoon en bemiddelaar voor onderwijs- en examenproblemen. In het bijzonder is hij de aangewezen bemiddelaar tussen de examinatoren en examinandi. De commissie stelt het werk van de ombudspersonen op prijs en keurt het goed dat ze in overleg met de studentenvertegenwoordigers worden aangeduid. De ombudspersonen wisselen echter vaak, waardoor ze weinig ervaring kunnen opbouwen en de commissie betreurt ook dat ze weinig bekend zijn bij de studenten.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen De commissie beoordeelt de voorzieningen als positief. De les- en pc-lokalen voldoen aan de noden van het onderwijs. De bibliotheken zijn nog verspreid over de twee campussen en hebben daarbij een beperkte collectie boeken en tijdschriften. Het is dan ook verheugend dat deze bibliotheken in 2007 in één bibliotheek Humane en Sociale wetenschappen geïntegreerd zullen worden en dat er extra middelen vrijgemaakt zijn voor het op peil brengen van de collectie. Ook de onderwijsactiviteiten zullen dan op de Stadscampus gegroepeerd worden. De studiebegeleiding is goed. Er is zowel op centraal als op facultair vlak een voldoende aanbod. Door het mentorship worden de studenten individueel opgevolgd. De ombudspersonen leveren goed werk, maar blijken niet voldoende bekend bij de studenten te zijn.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Sinds 1997 heeft de UA een formeel systeem van interne kwaliteitszorg. Systematische en periodieke curriculumherzieningen worden aan de visitatiecyclus gekoppeld. Per opleiding is er in een kwaliteitszorgcyclus met een totale tijdsduur van acht jaar voorzien. Een algemene reflectie over het curriculum, ondersteund door een grondige programma-evaluatie begon twee jaar voor de onderwijsvisitatie en ging aan het opstellen van het zelfevaluatierapport vooraf. Grote curriculumwijzigingen gebeuren in principe één of twee jaar na de onderwijsvisitatie. De curriculumherziening wordt gebaseerd op bevindingen uit de eigen kritische reflectie en uit de visitatie. Beperkte tussentijdse curriculumwijzigingen zijn eveneens mogelijk op initiatief van de onderwijscommissie. Deze wijzigingen zijn gericht op de aanpassing van een deel van het onderwijsprogramma aan feitelijk veranderde situaties of op het fijner afstellen van het nieuwe onderwijsprogramma op basis van de opgedane ervaringen. Om snel te kunnen reageren op kansen of problemen is de invoering van dergelijke beperkte wijzigingen niet gebonden aan een bepaald jaar in de herzieningscyclus.
118 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
Oorspronkelijk vielen de onderwijsevaluaties van het ZAP in het kader van de ZAP-evaluatie buiten het systeem van geïntegreerde interne kwaliteitszorg. Aangezien het bestaan van verschillende systemen aanleiding gaf tot onduidelijkheid en overbevraging, werden de verschillende systemen recent geïntegreerd. De 8-jaarlijkse programma-evaluatie blijft bestaan, maar er werd wel een nieuwe vragenlijst ontwikkeld voor de evaluatie van de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Elk opleidingsonderdelen zal minstens 4-jaarlijks aan de hand van deze vragenlijst geëvalueerd worden. De vragenlijst bestaat uit een aantal standaardvragen m.b.t. het doel, de inhoud, de structuur en de opbouw van het opleidingsonderdeel. Daarnaast wordt de vragenlijst aangevuld met een beperkt aantal open vragen. De docent beslist zelf welke modules aan de standaardvragen worden toegevoegd. Het initiëren, opvolgen en uitvoeren van de interne kwaliteitszorg behoort tot de opdracht van verschillende organen van het decentrale tot het centrale niveau. De faculteitsraad legt de algemene principes van het onderwijsbeleid vast. De onderwijscommissie heeft beslissingsbevoegdheid op het gebied van het onderwijs in de opleidingen. Zij legt de opleidingsdoelen en competenties vast, werkt een coherent curriculum uit, bepaalt de leerinhouden en staat in voor de optimale organisatie en de kwaliteitsbewaking van het onderwijs. De onderwijscommissie rechten heeft dezelfde samenstelling als de faculteitsraad. Zij bestaat uit alle voltijdse ZAP-leden die aan de faculteit rechten verbonden zijn, evenals een aantal verkozen AAP-, ATP- en deeltijdse ZAP-leden. Ook vijf studentenafgevaardigden (1 per studiejaar) zijn lid van de commissie. Bij de grondige wijziging van bestaande opleidingsprogramma’s wordt de onderwijscommissie uitgebreid met de ZAP-leden die een leeropdracht hebben hetzij in de bachelor-, hetzij in de masteropleiding, naar gelang het opleidingsprogramma waarop het voorstel tot wijziging betrekking heeft. Bij het bepalen van prioriteiten op het vlak van het onderwijs en bij de grondige wijziging van bestaande en nieuwe opleidingsprogramma’s wordt de onderwijscommissie Om de onderwijscommissies bij hun opdracht inzake kwaliteitszorg en onderwijsinnovatie te ondersteunen, werd recent in elke faculteit een Cel voor de innovatie en de kwaliteitszorg in het onderwijs (CIKO) opgericht. De CIKO bestaat uit een vertegenwoordiging van de verschillende geledingen en de stafmedewerker onderwijs van de faculteit. De CIKO ondersteunt en adviseert de onderwijscommissie op het gebied van kwaliteitszorg en onderwijsinnovatie. Met betrekking tot de kwaliteitszorg en de innovatie zorgt de Onderwijsraad ten behoeve van de faculteiten voor expertise-ontwikkeling, het op gang brengen van discussie en reflectie en inhoudelijke en materiële ondersteuning. De Onderwijsraad laat zich hiervoor bijstaan door de Werkgroep innovatie en kwaliteitszorg in het onderwijs. Deze werkgroep is samengesteld uit de CIKO-coördinatoren van de verschillende faculteiten. Bij de fusie van de UA in oktober 2003 werd het Departement Onderwijs opgericht. De negen (staf)medewerkers en het hoofd van dit departement staan de Onderwijsraad bij in het uitvoeren van zijn beleidsvoorbereidende, ondersteunende en coördinerende opdrachten ten aanzien van het universiteitsbestuur en de faculteiten.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 119
5.1. De evaluatie van de resultaten De commissie beoordeelt de evaluatie van de resultaten als voldoende voor de bachelor en de master. De commissie heeft waardering voor de recent verhoogde aandacht voor kwaliteitszorg binnen de Universiteit Antwerpen. Het geïntegreerde systeem dat werd uitgewerkt om de kwaliteit van het onderwijs op te volgen, is een vooruitgang tegenover het vorige dubbele systeem. Ook de oprichting van de CIKO’s en het (centrale) departement Onderwijs, ter ondersteuning van de kwaliteitszorg, worden op hun waarde geschat. Door de recente implementatie van het nieuwe systeem kan de commissie de werking en de resultaten ervan nog niet beoordelen. De commissie stelt op prijs dat de resultaten van de docentenevaluaties door studenten opgenomen zullen worden in het onderwijsdossier van de betrokken docent. Ze ondersteunt de inspanningen van de faculteit en de instelling om ook andere elementen in verband met het onderwijs bij de evaluatie van de onderwijsprestaties van het ZAP in aanmerking te nemen. Studentenperceptie is hierin een belangrijk element, maar ook inzet voor het onderwijs en deelname aan onderwijsprofessionalisering kunnen hierin bijvoorbeeld een rol spelen. Het zelfevaluatierapport is informatief en vrij volledig, maar niet steeds even zelfkritisch. De gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek had met alle betrokkenen vormen een goede aanvulling op het zelfevaluatierapport.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering voor de bachelor en de master als voldoende. De opleiding heeft de aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie behoorlijk opgevolgd. De commissie heeft waardering voor de integratie van de opleidingen en het verbeteren van de computerinfrastructuur. Er wordt ook een uitbreiding van het personeelskader voorzien, hoewel de commissie vastgesteld heeft dat de fusie hieromtrent slechts beperkte ruimte laat. Ook voor de bibliotheek werd een aanzienlijke budgetverhoging verwezenlijkt. Het kwaliteitszorgsysteem ten slotte ook recent geïntegreerd. De resultaten van onderwijsevaluaties en studietijdmetingen worden van nabij opgevolgd en resulteren in aanpassingen waar nodig. Zo heeft de visitatiecommissie bv. kunnen vaststellen dat een te hoge studiedruk in het tweede bachelorjaar reeds ten tijde van haar bezoek in november, geleid had tot een voorstel van programmahervorming.
120 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Globaal beoordeelt de commissie de betrokkenheid van studenten, medewerkers, alumni en beroepenveld als voldoende. De commissie vindt de betrokkenheid van de medewerkers goed. Alle voltijdse ZAP-leden maken zowel deel uit van de faculteitsraad als van de onderwijscommissie. Het AAP heeft eveneens een afvaardiging in de verschillende facultaire organen. Er wordt bovendien over gewaakt dat alle AAP-leden binnen de faculteit een taak van algemeen belang opnemen. De faculteit onderneemt inspanningen om de studenten sterk te betrekken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Studentenvertegenwoordigers zijn opgenomen in bijna alle advies- en beslissingsorganen. In de praktijk blijkt het echter niet eenvoudig om voldoende gemotiveerde studentenvertegenwoordigers te vinden. De commissie geeft als raad aan de studentenvertegenwoordigers dat zij zich beter zouden organiseren en meer aandacht zouden besteden aan communicatie onderling en met de bredere studentenpopulatie. Op die manier kan een hoogstaande studentenparticipatie beter gegarandeerd worden. De betrokkenheid van de alumni en het afnemend beroepenveld zijn beperkter. Er worden twee alumni opgenomen in de onderwijscommissie bij belangrijke programmahervormingen. Naar aanleiding van de visitatie werd een uitgebreide alumnibevraging uitgevoerd bij recent afgestudeerden (voorbije vijf jaar, cfr infra). De betrokkenheid van het afnemend veld wordt vooral gewaarborgd door de deeltijdse ZAP-leden. De commissie meent dat het goed ware dat de opleiding meer aandacht zou besteden aan de uitbouw van de contacten met het bredere afnemend veld. Die contacten kunnen ook van pas komen bij het organiseren van de masterproef.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg De commissie beoordeelt de interne kwaliteitszorg als positief. Er werden recent heel wat inspanningen gedaan om een geïntegreerd systeem van interne kwaliteitszorg op te bouwen. In dit kader werden CIKO’s opgericht en de bevragingen op elkaar afgestemd. De opleiding heeft rekening gehouden met de aanbevelingen van de vorige visitatie en reageert snel op problemen die blijken uit studietijdmetingen of docentenevaluaties. De betrokkenheid van het ZAP en het AAP bij de opleiding is goed. De studenten worden eveneens sterk betrokken, maar het blijkt moeilijk om voldoende gemotiveerde en representatieve studentenvertegenwoordigers aan te trekken. De alumni en vertegenwoordigers van het beroepenveld worden in beperkte mate betrokken bij de opleiding. Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 121
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau van de bachelor en de master als voldoende. De commissie vindt dat de beoogde competenties door middel van de programma’s kunnen bereikt worden. De resultaten van de huidige opleidingen zijn adequaat. Op basis van het niveau van de examenvragen die de commissie ingekeken heeft, van de gesprekken die zij met afgestudeerden heeft gevoerd en van de resultaten van de alumnibevraging die door de opleiding werd uitgevoerd, meent de commissie dat de doelstellingen van de opleiding over het algemeen bereikt worden. Mondelinge vaardigheden blijken echter onvoldoende in de opleiding aan bod te komen. De commissie heeft ook bij de alumni met wie zij sprak over de opleiding globaal een grote tevredenheid vastgesteld en de alumni worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. De commissie waardeert het feit dat een uitgebreide alumnibevraging door de faculteit werd georganiseerd. Hieruit blijkt dat zo goed als alle alumni reeds tijdens hun laatste studiejaar of kort na het afstuderen werk gevonden hebben, al dan niet na een bijkomende (specialisatie)opleiding. 98% van de respondenten is bovendien tevreden tot zeer tevreden over de huidige werksituatie. Ongeveer 37% van de respondenten werkt in de advocatuur. Daarna volgen het openbaar ambt, de bedrijfswereld en de consultancysector met elk ongeveer 13% van de afgestudeerden die de enquête invulden. Op basis van de resultaten uit het verleden en de opbouw van de bacheloropleiding meent de commissie dat de afgestudeerde bachelor een jurist met basiskennis in de verschillende rechtsgebieden zal zijn. Toch blijkt de nadruk nog steeds sterk op kennisverwerving te liggen. Op basis van de huidige licentieopleiding en de plannen voor de masteropleiding is de commissie overtuigd dat de resultaten zullen voldoen. Toch pleit zij ervoor om de keuzes van de studenten in de master beter te sturen binnen de modules om coherente opleidingstrajecten te waarborden. Met betrekking tot internationale studentenmobiliteit worden heel wat inspanningen gedaan. Zowel in de tweede kandidatuur als in de derde licentie kunnen studenten deelnemen aan het Erasmusuitwisselingsprogramma. Ongeveer 16% van de laatstejaars en 1% van de tweede studenten uit de tweede kandidatuur nemen hieraan effectief deel. Met de invoering van het masterprogramma wordt de drempel voor studenten verder verlaagd. De commissie waardeert dit en oordeelt dat Erasmusuitwisselingen niet in de bachelor moet gebeuren.
122 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement van de bachelor en master als voldoende. De slaagpercentages van de generatiestudenten in het eerste jaar zijn weergegeven in Grafiek 2. Het slaagpercentage van de voltijdse generatiestudenten in de eerste kandidatuur schommelt de voorbije 10 jaar tussen 40% en 52%. Dit is een met andere Vlaamse opleidingen vergelijkbaar slaagpercentage in het eerste jaar. De commissie betreurt echter dat ondanks dit selectiejaar ook daarna nog een relatief groot aandeel van de voltijdse studenten niet slaagt. In de tweede kandidatuur is het slaagpercentage gemiddeld 67%, in de eerste licentie ongeveer 76% en in de tweede licentie ongeveer 80%. Pas in het laatste jaar ligt het slaagpercentage boven 90%. De commissie vindt het nuttig dat een grondige inen uitstroomanalyse zou worden uitgevoerd om beter zicht te krijgen op de instroom en mogelijke studiebelemmerende factoren. Op die manier kunnen de nodige initiatieven ontwikkeld worden om het studierendement, zeker vanaf het tweede jaar, te verhogen. Bij de deeltijdse studenten en de avondstudenten blijkt dat een relatief groot deel van de studenten niet deelneemt aan (alle) examens of niet afstudeert, maar dat de slaagpercentages van degenen die wel aan alle examens deelnemen, over het algemeen hoger ligt dan dat van hun medestudenten die voltijds dagonderwijs volgen.
Grafiek 2: Slaagpercentages van de generatiestudenten rechten aan de Universiteit Antwerpen.
51,6% 50,6%
46,9% 45,1%
46,6%
45,9%
45,6%
43,6%
43,5% 41,0%
De gemiddelde studieduur van voltijdse studenten in de periode 1994-2004 bedraagt 2 jaar en 5 maanden voor de kandidaatsopleiding wat op zich voldoende is; voor de licentieopleiding is dat 3 jaar en 4 maanden. De commissie betreurt dat er geen gegevens beschikbaar zijn voor de volledige opleiding, waardoor de cijfers niet vergelijkbaar zijn met die van de andere Vlaamse universiteiten.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 123
De doorstroomanalyse van de voltijdse studenten in de kandidaatsopleiding wordt per afstudeerjaar weergegeven in Tabel 1. Bijna 70% van degenen die een kandidaatsdiploma halen, doen dat binnen de voorziene studietijd.
Tabel 1 : Doorstroomanalyse van de voltijdse studenten in de kandidaatsopleiding aan de Universiteit Antwerpen. Afstudeerjaar
Op tijd + 1 jaar + 2 jaar + 3 jaar
+ ≥ 3 jaar
Totaal
Gem
Jaren Maanden
1994-1995
129
52
19
2
0
202
2,48
2
6
1995-1996
131
57
13
3
0
204
2,45
2
5
1996-1997
138
34
6
3
0
181
2,30
2
4
1997-1998
156
40
14
2
0
212
2,35
2
4
1998-1999
148
42
11
4
0
205
2,37
2
4
1999 - 2000
128
44
10
0
2
184
2,39
2
5
2000 - 2001
132
38
10
1
0
181
2,34
2
4
2001 - 2002
112
44
7
0
3
166
2,42
2
5
2002 - 2003
111
37
10
3
5
166
2,52
2
6
2003 - 2004 Totaal Procentueel
122
36
12
4
2
176
2,45
2
5
1307
424
112
22
12
1877
2,39
2
5
69,6%
22,6%
6,0%
1,2%
0,6%
100,0%
Tabel 2 geeft de doorstroomanalyse van de voltijdse studenten in de licentieopleiding weer. Bijna driekwart van de studenten die een licentiediploma halen ronden de licenties binnen de voorziene studietijd van drie jaar af.
Tabel 2 : Doorstroomanalyse van de voltijdse studenten in de licentieopleiding aan de Universiteit Antwerpen. Afstudeerjaar
Op tijd + 1 jaar + 2 jaar + 3 jaar
+ ≥ 3 jaar
Totaal
Gem
Jaren Maanden
1994-1995
92
34
10
1
0
137
3,42
3
5
1995-1996
70
43
8
2
0
123
3,53
3
6
1996-1997
80
29
12
3
0
124
3,50
3
6
1997-1998
92
21
8
2
0
123
3,35
3
4
1998-1999
113
34
10
2
0
159
3,38
3
5
1999 - 2000
125
28
4
5
0
162
3,31
3
4
2000 - 2001
157
20
5
1
0
183
3,18
3
2
2001 - 2002
141
22
8
2
0
173
3,25
3
3
2002 - 2003
132
35
6
1
0
174
3,29
3
3
2003 - 2004 Totaal Procentueel
111
29
8
1
0
149
3,32
3
4
1113
295
79
20
0
1507
3,35
3
4
73,9%
19,6%
5,2%
1,3%
0,0%
100,0%
124 | Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten als positief. De opleidingen bereiken over het algemeen de nagestreefde eindkwalificaties. De afgestudeerde licentiaten zijn
tevreden over de opleiding en vinden vrij snel werk. Op het vlak van internationale studentenmobiliteit worden voldoende inspanningen gedaan. Het slaagpercentage bij de generatiestudenten schommelt rond 50%. Dit is aanvaardbaar voor een selectiejaar.
Voor de volgende jaren van de opleiding is dit voldoende, maar het ligt wel relatief laag. De gemiddelde studieduur bedraagt in de kandidaturen twee jaar en vijf maanden en in de licenties drie jaar en vier maanden Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de bachelor- en masteropleiding rechten van de Universiteit Antwerpen voldoende generieke kwaliteitswaarborgen bieden en haar eindoordeel is bijgevolg positief. Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie voor de bachelor en de master rechten aan: - de twee facultaire bibliotheken samen te voegen en de collectie uit te breiden; - de keuze binnen de modules in de masteropleiding te beperken; - meer juridische opleidingsonderdelen te programmeren in het eerste bachelorjaar en een betere spreiding te waarborgen van de niet-juridische opleidingsonderdelen in het programma: - een betere spreiding van de studielast over de bachelorjaren nastreven; - meer praktische oefeningen met beperkte groepen studenten in de bacheloropleiding te voorzien; - de AAP-leden meer te betrekken bij die oefeningen en bij de studiebegeleiding; - meer aandacht te besteden aan de taalopleiding; - bij de examens en toetsing minder de nadruk op kennisreproductie te leggen; - naast docentenevaluaties andere onderwijsparameters op te nemen in het onderwijsdossier van de ZAP-leden; - het afnemend veld beter te betrekken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding; - een grondige instroom- en uitstroomanalyse uit te voeren om na te gaan wat de oorzaken zijn van de relatief lage slaagpercentages.
Bachelor en Master in de Rechten - Universiteit Antwerpen | 125
126 |
Katholieke Universiteit Brussel Bachelor Rechten
Inleiding De K.U.Brussel biedt sinds haar oprichting in 1969 de kandidaturen in de rechten aan. Bij de omvorming naar de bachelor-masterstructuur heeft ze deze tweejarige kandidaatsopleiding omgevormd tot een driejarige bacheloropleiding. Deze omvorming gebeurt gradueel vanaf 2004-2005. Binnen de bacheloropleiding zullen drie afstudeerrichtingen aangeboden worden: ‘Recht Algemeen’, ‘Recht & Economie’ en ‘Recht & Politiek’. De commissie bezocht de opleiding rechten aan de K.U.Brussel op 14 en 15 december 2005. Het bachelorprogramma liep op dat moment voor het tweede jaar. Het oordeel over het tweede semester van het tweede en het volledige derde bachelorjaar, die nog niet worden aangeboden, is gebaseerd op de doelstellingen, de eindtermen en de programma’s van de bacheloropleiding, de individuele doelstellingen en beschrijving van elk opleidingsonderdeel en – bij extrapolatie – op de feitelijke gegevens (syllabi, cursussen, handboeken, examenopgaven, slaagpercentages, studierendementen en personeel) en op de ervaringen van studenten en staf over de kandidaatsopleiding. Ondanks deze beperkingen heeft de commissie een goed beeld gekregen van de bacheloropleiding aan de K.U.Brussel.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Het zelfevaluatierapport beschrijft de doelstellingen van de bacheloropleiding rechten als volgt: De rechtsfaculteit van de K.U.Brussel streeft in de drie afstudeerrichtingen de vorming na van een bachelor-basisjurist die beschikt over een basiskennis van het recht en deze kennis kan situeren in zijn normatieve en maatschappelijke context, die een bepaalde graad van abstractievermogen en van vermogen tot synthese en analyse heeft bereikt, die de juridische redeneer- en argumenteerwijze beheerst en die zowel schriftelijk als mondeling helder kan communiceren. De opleiding wil een coherente juridische basisvorming bieden, die een uitstroom naar de beroepswereld in zekere mate toestaat, maar die voor een volwaardige juridische scholing de doorstroming naar de masteropleiding vraagt. Twee afstudeerrichtingen (‘Recht & Economie’ en ‘Recht & Politiek’) beogen de essentiële onderdelen van deze vorming te combineren met de essentiële onderdelen van een aanverwante wetenschap. Deze richtingen bieden een juridische en, respectievelijk, economische of politicologische basisvorming die eveneens een uitstroom naar de beroepswereld toestaat maar vooral een basis biedt voor een ruimere academische vorming, die op masterniveau vervolledigd zal kunnen worden.
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 127
Deze algemene doelstellingen worden vertaald in concrete eindkwalificaties: De bachelor - Afstudeerrichting ‘Recht Algemeen’ De bachelor: 1. beschikt over een basiskennis van het Belgische, het Europese en het internationale recht en heeft een algemeen inzicht in de onderlinge verhouding tussen deze drie rechtsordes; 2. is in staat het recht te situeren in zijn maatschappelijke, historische en geografische context en het aan een kritisch, reflexief onderzoek te onderwerpen; 3. bezit voldoende abstractievermogen en vermogen tot synthese en analyse om zelf creatief en rechtsvormend te kunnen denken; 4. heeft zich de juridische redeneer- en argumentatiewijzen eigen gemaakt; 5. is wegwijs in de relevante juridische bronnen; 6. beschikt over een basisvaardigheid in schriftelijke en mondelinge expressie, zowel in het Nederlands, het Frans als het Engels. De bachelor - Afstudeerrichting ‘Recht & Economie’ De bachelor: 1. beschikt over een basiskennis van het Belgische, het Europese en het internationale recht en heeft een algemeen inzicht in de onderlinge verhouding tussen deze drie rechtsordes; 2. beschikt over een basiskennis van, en inzicht in, de economische wetenschappen; 3. is in staat het recht te situeren in zijn maatschappelijke, historische en vooral economische context en het aan een kritisch, reflexief onderzoek te onderwerpen; 4. bezit voldoende abstractievermogen en vermogen tot synthese en analyse om zelf creatief, rechtsvormend en economisch-wetenschappelijk te kunnen denken; 5. heeft zich de juridische en economische redeneer- en argumentatiewijzen eigen gemaakt; 6. is wegwijs in de relevante juridische en economische bronnen; 7. beschikt over een basisvaardigheid in schriftelijke en mondelinge expressie, zowel in het Nederlands, het Frans als het Engels. De bachelor - Afstudeerrichting ‘Recht & Politiek’ De bachelor: 1. beschikt over een basiskennis van het Belgische, het Europese en het internationale recht, met een nadruk op het publiek recht, en heeft een algemeen inzicht in de onderlinge verhouding tussen deze drie rechtsordes; 2. beschikt over een basiskennis van de structuren, processen en ontwikkelingen die samenlevingen
128 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
- ook de internationale samenleving - vorm geven; is in staat deze kennis te kaderen binnen de sociaal-wetenschappelijke en politicologische theorieën die de analyse, beschrijving en verklaring van machts-, gezags- en invloedsuitoefening mogelijk maken en sturen, en kan de relevantie van juridische, sociale, culturele of economische aspecten voor besluitvormingsprocessen en voor machts-, gezags- en invloedsuitoefening onderkennen en plaatsen, in het bijzonder in internationaal perspectief; 3. is in staat het recht te situeren in zijn maatschappelijke, historische en vooral politieke context en het aan een kritisch, reflexief onderzoek te onderwerpen; 4. bezit voldoende abstractievermogen en vermogen tot synthese en analyse om zelf creatief, rechtsvormend en politiek-wetenschappelijk te kunnen denken; 5. heeft zich de juridische en politiek-wetenschappelijke redeneer- en argumentatiewijzen eigen gemaakt; 6. is wegwijs in juridische en politicologische bronnen; 7. beschikt over een basisvaardigheid in schriftelijke en mondelinge expressie, zowel in het Nederlands, het Frans als het Engels.
1.1. Niveau en oriëntatie De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de doelstellingen van de bachelor rechten voor de drie afstudeerrichtingen als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte bacheloropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De commissie waardeert de aandacht die besteed wordt aan algemene competenties in de doelstellingen. Ze beveelt wel aan om ook aandacht te besteden aan levenslang leren. De algemene wetenschappelijke competenties zijn zeer ambitieus geformuleerd. Er wordt met name aangehaald dat de bachelor creatief en rechtsvormend moet kunnen denken. De commissie meent dat het rechtsvormend denken eerder een doelstelling is die binnen een master dient nagestreefd, terwijl kennis en toepassing van onderzoeksmethoden- en technieken een meer realistische doelstelling voor de bachelor is. Uit het bachelorprogramma blijkt dat die ambitieuze doelstelling niet wordt bereikt. De doelstellingen van de bachelor zijn duidelijk gericht op het aanbrengen van de juridischwetenschappelijk basiskennis in de verschillende domeinen die relevant zijn voor de jurist. De commissie beveelt wel aan om aandacht voor de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied in de doelstellingen op te nemen.
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 129
Het verwondert de commissie dat de juridische eindkwalificaties voor de afstudeerrichting Recht Algemeen identiek zijn aan die van de andere afstudeerrichtingen, terwijl de afstudeerrichtingen Recht & Economie en Recht & Politiek wel een aantal extra doelstellingen hebben met betrekking tot respectievelijk economisch en politieke gerichte kennis en vaardigheden. In principe zou de afstudeerrichting Recht Algemeen een eigen profiel moeten hebben door meer nadruk te leggen op de juridische vorming dan de andere afstudeerrichtingen. De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken voldoende nagedacht hebben over de bachelor als eigenstandige opleiding met een eigen uitstroomprofiel. Ook al zal een meerderheid van studenten onmiddellijk aansluitend op de bacheloropleiding de masteropleiding in de rechten volgen, toch vindt de commissie het positief dat ook rekening gehouden werd met andere mogelijkheden. De doelstellingen zijn bovendien helder geformuleerd. Ze worden verder geconcretiseerd in eindtermen op het niveau van de opleidingsonderdelen, die terug te vinden zijn in het “contract met de student”.
1.2. Domeinspecifieke eisen Globaal beoordeelt de commissie de domeinspecifieke eisen van de bachelor als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de bachelor overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de rechten stellen en dat deze ook internationale vergelijkingen kunnen doorstaan. De commissie hecht veel belang aan het inzicht in het recht, de relaties tussen de rechtsdisciplines onderling en de relaties tussen het recht en zijn maatschappelijke context. Zij vindt het dan ook goed dat hier in de doelstellingen heel wat aandacht voor is. Zo leren studenten de maatschappelijke realiteit van het recht kennen. De commissie hecht tevens veel belang aan taal- en communicatievaardigheden, m.n. het communiceren van de verworven kennis en inzichten, zowel mondeling als schriftelijk en dit niet alleen in de eigen taal. De commissie apprecieert de expliciete aandacht hiervoor in de doelstellingen. De commissie stelt op prijs dat er heel wat, zij het informele, contacten zijn met het afnemend veld met betrekking tot de doelstellingen van de opleidingen. Het afnemend veld weet immers hoe de afgestudeerden functioneren in hun professionele loopbaan en welke kennis en vaardigheden zij daarbij nodig hebben.
130 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de bachelor als positief. Het niveau en de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen voldoen. Er is een goede aandacht voor juridisch-wetenschappelijke basiskennis en algemene competenties. De doelstellingen met betrekking tot de algemeen wetenschappelijke competenties zijn zeer ambitieus. Het rechtsvormend denken past beter in de doelstellingen voor een masteropleiding. Verder is er veel aandacht voor de samenhang tussen het recht en zijn maatschappelijke context en wordt veel belang gehecht aan communicatieve vaardigheden. De doelstellingen sluiten aan bij de verwachtingen van vakgenoten en worden door informele contacten met het afnemend veld getoetst aan de verwachtingen van het afnemend veld.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het is de ambitie van de opleidingsverantwoordelijken om een volwaardig maar origineel bachelorprogramma aan te bieden. Er werd gekozen om hierbinnen drie afstudeerrichtingen op te richten: ‘Recht Algemeen’, ‘Recht & Economie’ en ‘Recht & Politiek’. De opleiding start met een gemeenschappelijk eerste semester, waarbij drie faculteiten (Rechten, Letteren en wijsbegeerte en Politieke, sociale en communicatiewetenschappen) en acht afstudeerrichtingen betrokken zijn. Dit gemeenschappelijke eerste semester impliceert niet dat studenten een volledig identiek, maar wel een sterk overlappend programma volgen. Afhankelijk van de richtingen die interesse opwekken bij de student, dient de student een aantal disciplinegerichte basisopleidingsonderdelen in zijn programma op te nemen. In de afstudeerrichting ‘Recht Algemeen’ gaat het om één verplicht opleidingsonderdeel (‘Inleiding tot het Recht’), in ‘Recht & Economie’ om twee en in ‘Recht & Politiek’ om drie verplichte opleidingsonderdelen. Uit de overige algemeen vormende opleidingsonderdelen, kan de student vrij kiezen. In totaal dient de student zes opleidingsonderdelen te volgen tijdens dit eerste semester. Het gemeenschappelijke eerste semester werd geconcipieerd vanuit de vaststelling dat de meeste studenten tijdens het secundair onderwijs nog geen kennis gemaakt hebben met vakgebieden zoals recht, economie, sociologie, politieke wetenschap en communicatiewetenschappen. Het gemeenschappelijke eerste semester biedt de student de mogelijkheid met elk van deze disciplines kennis te maken. Indien gewenst kan de studiekeuze aan het einde van het eerste semester nog bijgestuurd worden.
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 131
Tijdens het tweede semester volgt de student basisopleidingsonderdelen die essentieel zijn om de gekozen richting verder te kunnen zetten. Voor de afstudeerrichting Recht Algemeen gaat het over opleidingsonderdelen zoals‘Juridische vaardigheden’ en‘Verbintenissenrecht’.Voor de afstudeerrichting Recht & Economie wordt in diezelfde opleidingsonderdelen voorzien, maar ook in opleidingsonderdelen als ‘Wiskunde’, ‘Statistiek’ en ‘Boekhouden’. Deze laatste drie opleidingsonderdelen worden in de richting Recht & Politiek dan weer vervangen door opleidingsonderdelen met een accent op de politieke wetenschappen, alsook door taalvakken. In het derde semester, d.i. het eerste semester van het tweede bachelorjaar, worden in de richting Recht Algemeen zowel algemeen vormende als juridische opleidingsonderdelen aangeboden. In de afstudeerrichting Recht & Economie worden er, op één algemeen vormend (keuze)opleidingsonderdeel na, enkel juridische en economische opleidingsonderdelen aangeboden. Dit heeft te maken met het feit dat beide disciplines voldoende aan bod moeten komen omdat pas na dit semester voor een welbepaald zwaartepunt wordt gekozen. In de afstudeerrichting Recht & Politiek wordt naast de opleidingsonderdelen uit beide disciplines, ook in keuzeopleidingsonderdelen voorzien. Het einde van het derde semester betekent een scharniermoment voor studenten Recht & Economie en studenten Recht & Politiek. Zij dienen immers een keuze te maken tussen het zwaartepunt recht, het zwaartepunt economie en het zwaartepunt politieke wetenschap. Vanaf het vierde semester, d.i. het tweede semester van het tweede bachelorjaar, worden de verschillende richtingen gekenmerkt door opleidingsonderdelen die juridische deeldisciplines bestrijken of verder uitdiepen. Zo wordt er verder aandacht besteed aan het privaatrecht (met inbegrip van het procesrecht, vermogensrecht en familierecht), staats- en bestuursrecht (in Recht Algemeen staat dit reeds in het tweede semester geprogrammeerd), het economisch recht, het juridisch taalgebruik (Frans, Engels en Duits), rechtstheorie, rechtsvergelijking, Europees recht, internationaal recht, fiscaal recht, sociaal recht en strafrecht. In de zwaartepunten Economie en Politieke wetenschap moeten sommige van de hierboven opgesomde disciplines wijken voor economische of politiek wetenschappelijke opleidingsonderdelen, zoals ‘Wiskunde II’, ‘Statistiek II’, ‘Algemeen beleid in de onderneming’ of resp. ‘Maatschappelijke problemen en structuren’, ‘Politiek in de Lage Landen’, ‘Politieke geschiedenis van België’. Dit is immers noodzakelijk om de doorstroom naar aansluitende masteropleidingen te garanderen. Het vijfde semester, d.i. het eerste semester van het derde bachelorjaar, wordt als een “blokvakvrij” semester ingevuld. Er wordt geen ex cathedra-onderwijs voorzien. Er zullen enkel opleidingsonderdelen aangeboden worden die permanent geëvalueerd worden en die bestaan uit o.m. werkcolleges, seminaries, het schrijven van een scriptie, een stage en interactieve groepssessies. Door het volledig “blokvakvrij” maken van dit semester hoeft niet in een blok- en examenperiode te worden voorzien.
132 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
Daardoor kunnen meer weken voor onderwijs benut worden. Tijdens het derde bachelorjaar wordt in een pakket van opleidingsonderdelen voorzien dat als geheel te nemen of te laten is (het zogenaamde ‘FUSL-traject’, d.i het traject aan de Facultés Universitaires Saint-Louis). In dat traject gaan studenten gedurende het hele vijfde semester les volgen aan de FUSL. In het zesde en dus laatste semester moeten ze nog een aantal opleidingsonderdelen volgen aan de FUSL, naast enkele opleidingsonderdelen aan de K.U.Brussel. Ook studenten in de afstudeerrichting Recht Algemeen die niet opteren voor het FUSL-traject, worden aangemoedigd om in het vijfde semester de K.U.Brussel te verlaten. Doordat in het vijfde semester geen kernopleidingsonderdelen Belgisch recht op het programma staan, menen de opleidingsverantwoordelijken dat voor de studenten de drempel naar een Erasmusverblijf in het buitenland tijdens dat semester verlaagd wordt. Er zijn verder nog andere mogelijkheden een deel van de opleiding in het Frans aan de FUSL te volgen, bv. één opleidingsonderdeel per semester, ter vervanging van overeenstemmende opleidingsonderdelen in het reguliere programma. Studenten kiezen zelf hoeveel van die aangeboden Franstalige opleidingsonderdelen ze in hun programma wensen op te nemen. Ze kunnen gedurende een bepaalde (proef)periode op hun keuze terugkomen.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma van de drie afstudeerrichtingen als onvoldoende en dit om verschillende redenen. De programma’s zijn grotendeels opgebouwd op basis van de beschikbare expertise bij het ZAP. Aangezien deze expertise niet uitgebreid genoeg is om alle in een bacheloropleiding in de rechten noodzakelijke opleidingsonderdelen aan te bieden, inzonderheid in het positief recht, bieden de programma’s, volgens de commissie, onvoldoende garanties dat de studenten de nodige eindkwalificaties kunnen bereiken om goed voorbereid een masteropleiding aan een andere universiteit te starten of als basisjurist naar de arbeidsmarkt uit te stromen. De K.U.Brussel koos ervoor om het gewicht van het burgerlijk recht in de bacheloropleiding sterk te beperken. De commissie betreurt in dit opzicht dat opleidingsonderdelen zoals‘Zakenrecht’,‘Voorrechten en hypotheken’, ‘Familierecht’, ‘Huwelijksvermogensrecht’, ‘Erfrecht’ en ‘Gerechtelijk recht’ niet als afzonderlijke opleidingsonderdelen voorkomen. De inhoud van sommige van die opleidingsonderdelen komt wel enigszins aan bod in de ‘Inleiding tot het recht’ in het gemeenschappelijke eerste semester, in de ‘Leerstukken van privaatrechtelijk vermogensrecht’ in het vierde semester en in de (optionele) ‘Geïntegreerde werkcolleges privaatrecht’ in het vijfde semester. De commissie heeft het beperkt
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 133
beschikbare cursusmateriaal en de inhoud en doelstellingen van deze opleidingsonderdelen grondig nagezien en vindt de inhoud niet voldoende diepgaand. De commissie meent bijgevolg dat niet wordt gegarandeerd dat de bachelor op het vlak van positief recht en inzonderheid het burgerlijk recht en het gerechtelijk recht beschikt over een voldoende ‘basiskennis van het Belgische, het Europese en het internationale recht en een algemeen inzicht in de onderlinge verhouding tussen (de diverse) rechtsordes’. Dit wordt nochtans expliciet door de opleiding als doelstelling van de bacheloropleiding geformuleerd. De commissie meent dat dit onontbeerlijk is voor het opleiden van een basisjurist. De beperking van het burgerlijk recht brengt ook het inzicht in de interdisciplinariteit in het gedrang, wegens een onvoldoende basiskennis. De commissie heeft vastgesteld dat in de drie afstudeerrichtingen veel algemeen vormende opleidingsonderdelen op het programma staan. Zoals hoger reeds beschreven vindt zij het noodzakelijk dat het recht in de bredere maatschappelijke context gekaderd wordt. Daartoe vindt zij het nuttig om enkele algemeen vormende opleidingsonderdelen aan te bieden. Vooral belangrijk is echter om metajuridische, specifiek op de reflectie over het recht gerichte opleidingsonderdelen te programmeren om de band tussen het recht en zijn maatschappelijke context duidelijk te maken. Die opleidingsonderdelen mogen echter niet de plaats van essentiële positiefrechtelijke opleidingsonderdelen innemen. In het programma zoals het voorlag tijdens het bezoek van de visitatiecommissie volgen de studenten in het gemeenschappelijk eerste semester maar één juridisch opleidingsonderdeel naast vijf niet-juridische opleidingsonderdelen, die samen gevolgd worden met de studenten van andere opleidingen. Ook in het derde semester worden nog drie niet-juridische opleidingsonderdelen aangeboden. Hoezeer de commissie ook waardering heeft voor het belang van niet-juridische opleidingsonderdelen, mag dit niet in die mate het geval zijn dat er onvoldoende ruimte overblijft voor specifieke juridische opleidingsonderdelen. Dit is echter wel het geval in het programma dat sterk de nadruk legt op wijsgerige en ethische aspecten van het recht en aldus eerder een rechtsfilosofische vorming beoogt te geven. De commissie heeft vastgesteld dat er heel wat opleidingsonderdelen aan meerdere opleidingen tegelijkertijd aangeboden worden. Enerzijds kan dit de uitwisseling tussen studenten met verschillende interesses bevorderen, maar anderzijds heeft dit wel als nadeel dat die opleidingsonderdelen weinig op de specifieke noden van de rechtenstudenten kunnen toegespitst worden. De commissie beveelt aan om waar mogelijk opleidingsonderdelen op te splitsen en voor de rechtenopleiding afzonderlijk aan te bieden. Verder bieden de verschillende afstudeerrichtingen en de brede keuzemogelijkheden de student ruimte om zijn eigen programma in te vullen. De al te grote keuzevrijheid voor de studenten die het vijfde semester aan de K.U.Brussel volgen, de verschillen met de invulling in het programma van de FUSL en het feit dat de studenten die in het vijfde semester deelnemen aan een Erasmus-
134 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
uitwisseling veel vrijheid zullen krijgen over de invulling van hun programma, leiden ertoe dat de opleidingsverantwoordelijken weinig zicht hebben op de kennis en competenties die de studenten in het vijfde semester zullen verwerven. De commissie waardeert de mogelijkheid tot uitwisseling met de FUSL, maar betwijfelt het nut van internationale uitwisselingen in de bachelorfase. De commissie meent dat basisopleidingsonderdelen in het Belgisch recht in België moeten gevolgd worden. Naar het oordeel van de commissie kan het “blokvakvrij” houden van het vijfde semester slechts verantwoord zijn voor zover dit semester gewijd wordt aan een permanente evaluatie van de opgedane kennis in de daarin onderwezen juridische opleidingsonderdelen en voor zover alle studenten daaraan onderworpen zijn. De commissie heeft echter vastgesteld dat dit niet het geval is in de plannen zoals beschreven in het zelfevaluatierapport en tijdens het bezoek. De commissie waardeert de mogelijkheden die aan de studenten geboden worden om hun taalkennis te verbeteren. In de eerste plaats zijn er de verplichte opleidingsonderdelen Juridisch Frans en Engels. Daarnaast krijgen de studenten heel wat mogelijkheden om opleidingsonderdelen aan de FUSL in het Frans te volgen. Globaal beveelt de commissie aan om meer juridische opleidingsonderdelen en specifiek voor de rechtenstudenten gerichte metajuridische opleidingsonderdelen aan te bieden en het aantal algemeen vormende opleidingsonderdelen sterk te beperken, om zo tot een evenwichtige invulling van het programma te komen. Ook beveelt de commissie aan om de verschillen met het FUSL-traject te beperken en de studenten die deelnemen aan Erasmus-uitwisselingen in hun keuze voor bepaalde opleidingsonderdelen sterker te sturen.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma van de drie afstudeerrichtingen als voldoende. In de programma’s wordt aandacht besteed aan kennisontwikkeling, zowel in juridische als algemeen vormende opleidingsonderdelen. De commissie mist echter, zoals reeds onder 2.1. beschreven, een voldoende diepgaande studie van het burgerlijk recht en van het gerechtelijk recht in de bacheloropleiding. De commissie waardeert de aandacht in de programma’s voor het bijbrengen van onderzoeksattitudes en onderzoeksvaardigheden. Dit gebeurt in het kader van de opleidingsonderdelen Juridische
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 135
vaardigheden I en II en in de werkcolleges, die omwille van de kleinschaligheid van de instelling in kleine groepen kunnen aangeboden worden. De commissie vindt het goed dat de werkcolleges telkens het semester na het theoretisch opleidingsonderdeel geprogrammeerd wordt. Op die manier is de leerstof reeds verwerkt en kan er extra aandacht besteed worden aan het ontwikkelen van wetenschappelijke vaardigheden. De aansluiting van de opleiding bij de recente ontwikkelingen in het recht wordt gewaarborgd dankzij de deeltijdse professoren, die naast hun academische opdracht ook daadwerkelijk in de juridische praktijk werkzaam zijn.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma van de drie afstudeerrichtingen als onvoldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de opbouw van de programma’s grotendeels gebeurd is op basis van de aan de K.U.Brussel beschikbare expertise. Heel wat opleidingsonderdelen worden aan meerdere opleidingen tegelijkertijd aangeboden (bv. rechten en politieke wetenschappen). Daardoor is het vaak niet mogelijk om een logische opbouw en een voldoende horizontale en verticale samenhang te verkrijgen. Het gemeenschappelijk eerste en het derde semester zijn zeer sterk op de algemene vorming van de student gericht zonder dat hierbij voldoende de koppeling gemaakt wordt met juridische kennis. Doordat bovendien gekozen wordt om het volledige vijfde semester ‘blokvakvrij’ te maken en uitwisselingen te stimuleren, blijft te weinig ruimte over voor verplichte juridische opleidingsonderdelen. In het tweede, vierde en vooral zesde semester worden daardoor vooral juridische opleidingsonderdelen aangeboden. Hierdoor ontbreekt het in grote mate aan horizontale coherentie in het programma. De verticale coherentie is evenmin optimaal. Gelet op het ontbreken van een voldoende juridisch kader, maakt het grote aantal ondersteunende opleidingsonderdelen bij het begin van de opleiding integratie met de juridische kennis moeilijk. Ook ontbreekt een duidelijke visie op de opbouw van de juridische opleidingsonderdelen. Zo beveelt de commissie aan om rechtsvergelijking in het laatste jaar van de bacheloropleiding te organiseren. De vijf belangrijke juridische basisopleidingsonderdelen die nu gegroepeerd worden in het laatste semester van de afstudeerrichting Recht Algemeen, zouden daarentegen vroeger in de opleiding kunnen geprogrammeerd worden. In de afstudeerrichtingen Recht & Politiek en Recht & Economie volgen de studenten heel wat opleidingsonderdelen samen met de studenten Politieke of Economische wetenschappen. Op zich
136 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
leidt dit tot een waardevolle uitwisseling, maar het zorgt er wel voor dat een opeenvolging van de opleidingsonderdelen niet steeds logisch is. Er moet bij de invulling van het programma namelijk soms rekening gehouden worden met de plaats van het opleidingsonderdeel in andere opleidingen. Verder betreurt de commissie de beperkte sturing van de inhoud van het vijfde semester. Hierdoor kan de samenhang van dit semester met de rest van de opleiding ook niet steeds, zeker in het geval van Erasmus-uitwisselingen, gewaarborgd worden. Globaal beveelt de commissie aan om de samenhang van de programma’s van de drie afstudeerrichtingen grondig aan te passen, om een goede horizontale coherentie (met evenwichtig samengestelde semesters) en een goede verticale coherentie (logische sequentiële opbouw) te bereiken.
2.4. Studieomvang De bacheloropleiding voldoet aan het decretaal kader met betrekking tot de studieomvang. De bacheloropleiding telt 180 studiepunten.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd van de betrokken opleidingen als voldoende. In het verleden werden geen studietijdmetingen uitgevoerd. Vanaf het moment dat het bachelorprogramma ingevoerd werd, worden er ieder semester studietijdmetingen uitgevoerd. De resultaten hiervan geven aan dat de begrote en de reële studietijd weinig van elkaar verschillen. De studenten met wie de commissie gesproken heeft, hebben deze resultaten bevestigd. De resultaten van de studietijdmetingen worden door de opleidingscommissie besproken, wanneer er zich betekenisvolle afwijkingen voordoen. De resultaten worden bovendien besproken binnen de faculteitsraad. Er wordt desgevallend overlopen hoe het probleem een oplossing zou kunnen krijgen. Nadien bespreekt de decaan de vastgestelde afwijkingen met de betrokken professoren en/ of assistenten. Ten slotte is het de faculteit die beslist de studiepunten al dan niet aan te passen en dit motiveert. De commissie waardeert deze procedure, die garandeert dat problemen snel kunnen aangepakt worden.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. De commissie waardeert de variatie aan gebruikte werkvormen. Zowel in hoorcolleges als in practica en werkcolleges wordt bovendien, mede dankzij het beperkte aantal studenten, een grote mate van
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 137
interactiviteit bereikt. De commissie apprecieert eveneens de monitoraten in het eerste jaar. Deze zijn gericht op herhaling, toelichting en desgevallend oefeningen bij de hoorcolleges, hetgeen de vlotte overgang van het secundair naar het universitair onderwijs mee helpt bewerkstelligen. De commissie is tot de bevinding gekomen dat de kwaliteit van de aangeboden handboeken en cursussen goed is en aan de verwachtingen van de commissie voldoet. De commissie keurt het ook goed dat voor de studenten per studiejaar een boekenlijst opgesteld wordt waarop alle studiemateriaal wordt geïnventariseerd. De opleiding maakt geen gebruik van een elektronisch leerplatform zoals de andere instellingen, maar maakt wel gebruik van websites en discussiefora.
2.7. Beoordeling en toetsing Globaal beoordeelt de commissie de beoordeling en toetsing als goed. De commissie heeft examenopgaven kunnen inkijken en heeft vastgesteld dat het niveau aan de doelgroep aangepast is. Ze waardeert dat mondelinge examens de regel zijn. Op die manier kunnen studenten de mondelinge vaardigheden die ze tijdens de interactieve lessen hebben verworven ook op het examen bewijzen. Daarnaast zijn er ook voldoende schriftelijke examens en bestaat er permanente evaluatie voor een aantal opleidingsonderdelen. De commissie heeft waardering voor de uitgebreide informatie met betrekking tot de examens die opgenomen is in het “contract met de student” dat bij het begin van het academiejaar uitgereikt en toegelicht wordt. De eindkwalificaties, de beoordelingscriteria en -wijze worden, met een concreet voorbeeld van examenvragen, duidelijk en per opleidingsonderdeel vermeld. De deliberatiecriteria worden ad valvas bekend gemaakt. Ook de proefexamens die sommige professoren of assistenten tijdens hun hoorcollege of tijdens de monitoraten organiseren in het eerste bachelorjaar, helpen de studenten om zich goed op de examens voor te bereiden. De commissie keurt het ten slotte goed dat de studentenvertegenwoordigers betrokken worden bij het opstellen van de examenroosters.
2.8. Masterproef Aangezien de K.U.Brussel enkel de bacheloropleiding organiseert, is dit facet niet van toepassing.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als voldoende.
138 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
Grafiek 1 toont de instroom van de generatiestudenten in de eerste kandidatuur Rechten over de voorbije 10 jaar. De instroom vertoonde tot 2003-2004 een dalende trend. Waar in 1997-1998 voorlopig voor de laatste keer honderd generatiestudenten zich inschreven in de opleiding, is dit sindsdien gemiddeld 57 generatiestudenten per jaar. Bij de start van de bacheloropleiding was echter opnieuw een beperkte stijging in het aantal studenten te merken.
Grafiek 1 : Aantal generatiestudenten per academiejaar aan de opleiding Rechten van de K.U.Brussel
108
71
84
100
54
75
54
66
42
51
De toelatingsvoorwaarden voor de bachelor Rechten zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs voor bijna alle opleidingen worden toegepast. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over: - een diploma van het secundair onderwijs; - een bachelordiploma; - een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie; - een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. De rechtenopleiding biedt als voordeel dat ze geen specifieke vooropleiding noodzakelijk maakt. Dit blijkt ook duidelijk uit de diverse instroom uit alle richtingen van het algemeen secundair onderwijs en in beperkte mate uit technische richtingen. In de zomer worden cursussen wiskunde en talen aangeboden aan de studenten die daarvoor interesse hebben. De commissie meent dat de aansluiting tussen de bacheloropleiding en het secundair onderwijs adequaat is. De studenten kiezen naar eigen zeggen vaak voor de K.U.Brussel omwille van de goede opvolging en begeleiding. Ook de mogelijkheden om een deel van de opleiding aan de FUSL te volgen trekt een aantal studenten aan.
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 139
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het bachelorprogramma globaal als negatief. De bacheloropleiding omvat te weinig positiefrechtelijke opleidingsonderdelen om de door de opleiding geformuleerde doelstellingen te bereiken en inzonderheid om een volwaardige basisjurist te kunnen opleiden, die voorbereid is op het volgen van een masteropleiding of op het presteren op de arbeidsmarkt. Specifiek is de invulling en de omvang van de (verplichte) opleidingsonderdelen met betrekking tot het positief recht en inzonderheid het burgerlijk recht en het gerechtelijk recht te beperkt om de studenten toe te laten de gestelde doelstellingen door middel van het bachelorprogramma te bereiken. Het programma vertoont daarbij onvoldoende samenhang. Opleidingsonderdelen worden soms zo geprogrammeerd dat hun logische opbouw en onderlinge afstemming in het gedrang komen. De academische gerichtheid van de aangeboden opleidingsonderdelen voldoet wel. Ook de studietijd en studeerbaarheid voldoen. De studietijd wordt sinds kort van nabij opgevolgd. De afstemming van vormgeving en inhoud is voldoende. De K.U.Brussel maakt gebruik van haar relatief lage studentenaantal om in kleine groepen interactief met de studenten te werken. De beoordeling en toetsing van de aangeboden opleidingsonderdelen zijn goed. Er worden veel mondelinge examens georganiseerd en het niveau van de examenvragen is goed. De toelatingsvoorwaarden voldoen eveneens.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als voldoende. De vakinhoudelijke, onderwijskundige en didactische deskundigheid en de onderwijsbetrokkenheid van de staf voldoen. De commissie heeft geen klachten vernomen over de didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel. Zowel het ZAP als het AAP geeft blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten. Onderwijskundige professionalisering wordt in de regel extern gevolgd. De K.U.Brussel organiseert geen eigen aanbod. Toch neemt een deel van het academisch personeel deel aan dergelijke bijscholingen. De onderwijsdeskundigheid speelt ten slotte een duidelijke rol in het benoemings- en bevorderingsbeleid.
140 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als voldoende. Bij het bestuderen van de wetenschappelijke output van de verschillende vakgroepen stelt de commissie vast dat deze voldoende is. De jongere ZAP-leden die aan de opleiding verbonden zijn, moeten hun wetenschappelijke loopbaan wel nog verder uitbouwen. De commissie meent dat de waaier van onderzoeksdomeinen te beperkt is om de volledige bacheloropleiding goed in te vullen (zie ook onder 3.3.). De commissie heeft vastgesteld dat een aantal ZAP- en AAP-leden naast de academische carrière ook in de juridische praktijk actief is. Zij vindt dit goed.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel globaal als onvoldoende. De commissie is van mening dat dit personeelsbestand onvoldoende is om de juridische opleidingsonderdelen aan te bieden die nodig zijn om de doelstellingen van de bacheloropleiding te kunnen verwezenlijken. Zoals hierboven reeds vermeld (cfr. 2.1), blijkt uit het programma van de bachelor dat het positief recht en inzonderheid burgerlijk en het gerechtelijk recht onvoldoende aan bod komen. Een belangrijke oorzaak hiervan is volgens de commissie het gebrek aan academisch personeel in deze rechtsdisciplines. Per 1 juni 2005 telde de faculteit Rechten vijf voltijdse ZAP-leden (twee gewoon hoogleraren, één hoogleraar, één hoofddocent en één docent) en twee assistenten die elk voor 80% verbonden zijn aan de faculteit. Daarnaast zijn er nog drie deeltijdse docenten en zes deeltijdse assistenten. Omwille van de uitbreiding van het onderwijsaanbod, wordt het personeelskader tegen 1 februari 2007 uitgebreid met 2,05 voltijds equivalent ZAP en drie voltijdse AAP-mandaten. Het onderwijs van een aantal niet-positiefrechtelijke opleidingsonderdelen (in totaal 83 studiepunten) wordt aangeleverd vanuit andere faculteiten. Dit uitgebreide aanbod van deze opleidingsonderdelen in de bachelor geeft volgens de commissie aan dat de omvang van het personeel in deze disciplines wel voldoet.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als negatief. Er is onvoldoende personeel om de nodige positiefrechtelijke opleidingsonderdelen aan te bieden die noodzakelijk zijn om een volwaardige bacheloropleiding in de rechten aan te kunnen bieden. Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 141
De academische gerichtheid van het personeel en de vakinhoudelijke, onderwijskundige en didactische kwaliteit van het aanwezige personeel voldoet wel voor de aangeboden opleidingsonderdelen. Het personeel toont bovendien een grote betrokkenheid bij de opleiding.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als onvoldoende. In de bibliotheek van de K.U.Brussel worden de beschikbare werken over de vakgebieden heen aangeboden. Deze geïntegreerde universiteitsbibliotheek wordt op zich door de commissie gewaardeerd, maar ze betreurt dat de juridische collectie, ondanks de inspanningen die de voorbije jaren gedaan zijn om deze uit te breiden, nog steeds niet beantwoordt aan de eisen voor een bacheloropleiding in de rechten. Het aanbod dient zowel geactualiseerd als uitgebreid te worden. De commissie vindt het wel goed dat de bibliotheek ruime openingsuren aanbiedt. De faculteit Rechten bevindt zich in het gebouw van de K.U.Brussel. Alle onderwijsfaciliteiten bevinden zich in datzelfde gebouw. Er zijn voldoende en goed uitgeruste auditoria en leslokalen met de nodige audiovisuele infrastructuur. De ICT voorzieningen voldoen. De K.U.Brussel beschikt over 2 pc-lokalen voor de studenten. Zij kunnen eveneens gebruik maken van een aanbod inzake internetaansluiting, mobiele en vaste telefonie. Ook voordelige laptop en PC-configuraties zijn mogelijk.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als goed. Vlak voor de opening van het academiejaar kunnen de nieuwe studenten aan de startdagen deelnemen. Ook tijdens de openingsweek van het academiejaar wordt er nog informatie aan de studenten gegeven. De commissie waardeert deze inspanningen. Het “contract met de student” wordt hen van in het begin uitgedeeld. Dit contract biedt een uitgebreid overzicht van het komende academiejaar, somt op waar de student terecht kan voor vragen of problemen en vermeldt welke zijn rechten en plichten zijn. De commissie heeft vastgesteld dat dit een nuttig instrument is dat ook door de studenten effectief gebruikt en gewaardeerd wordt. De commissie vindt de inspanningen qua vakinhoudelijke begeleiding goed. Voor vakgerichte problemen kunnen de studenten terecht bij de betrokken docent en diens eventuele medewerkers.
142 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
De commissie heeft vernomen dat de drempel voor de studenten laag is om contact op te nemen met een ZAP- of AAP-lid. Om de studenten te helpen met het verwerken van de stof worden er bovendien monitoraten georganiseerd. Studenten krijgen er extra uitleg, de stof wordt zo nodig herhaald en er kunnen vragen gesteld worden. De commissie waardeert de inspanningen die gedaan worden om het studietraject van de student zo goed mogelijk te laten verlopen. Alle studenten worden tijdens het academiejaar aangemoedigd om deel te nemen aan de studietrajectbegeleiding. Dit houdt in dat de studenten in de loop van het academiejaar drie keer uitgenodigd worden op een individueel gesprek (“stroomgesprek”) met een assistent, die de student individueel opvolgt en de gegevens bijhoudt in een geïndividualiseerd dossier. De “stroomgesprekken” beogen een anticipatie op mogelijke (leer)problemen en het tijdig bijsturen, een individuele begeleiding bij evaluatiemomenten en ten slotte ook een individuele begeleiding inzake flexibele leertrajecten. Vooraleer het eerste “stroomgesprek” in het begin van het academiejaar plaatsvindt, leggen de studenten de LASSI-test (Learning And Study Strategies Inventory) af. De resultaten hiervan worden tijdens het eerste gesprek met de assistent besproken. Dit eerste gesprek dient als een kennismaking. De commissie beveelt evenwel aan om na die intensieve begeleiding van de instroom en doorstroom van de studenten ook in uitstroombegeleiding te voorzien. De overgrote meerderheid van de studenten studeert namelijk verder aan een andere Vlaamse universiteit en wordt in die keuze weinig begeleid. Na de bacheloropleiding zal die keuze voor de student nog belangrijker worden omdat ook de arbeidsmarkt duidelijk als finaliteit kan nagestreefd worden. De commissie meent evenwel dat een doorlopende begeleiding niet tot overbegeleiding of betutteling mag leiden. Ten slotte waardeert de commissie de aanwezigheid van een permanente ombudspersoon, die een assistent is. De studenten kunnen er met al hun vragen en problemen, van eender welke aard, terecht. Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen De commissie beoordeelt de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen zijn onvoldoende voor de opleiding rechten omwille van de te beperkte juridische
collectie van de bibliotheek. De leslokalen en auditoria zijn goed uitgerust en ook de informatica-infrastructuur voldoet aan de verwachtingen van de commissie.
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 143
De studiebegeleiding is goed, in het bijzonder ten aanzien van de instroom van studenten. Ook tijdens hun
studietraject worden de studenten goed opgevolgd door middel van “stroomgesprekken” en is er verder zowel bij vakinhoudelijk als bij persoonlijke problemen een uitgebreid aanbod aan begeleiding. De goede studiebegeleiding en de overige goede voorzieningen, wegen voor de commissie iets meer door dan de
te beperkte collectie van de bibliotheek.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Curriculumherziening is als dusdanig een bevoegdheid van de faculteitsraad, het hoogste orgaan op facultair niveau. De decaan zit de faculteitsraad voor. Hij wordt bijgestaan door een faculteitsbureau. Omwille van het gemeenschappelijke eerste semester en andere overlappingen tussen programma’s van verschillende faculteiten speelt de academische raad een belangrijke coördinerende rol. Sinds eind 2004 werden er opleidingscommissies ingesteld, die vanaf 2005 ook toezien op de voorbereiding en ondersteuning van het beleid, en in het bijzonder het onderwijsbeleid. Deze commissies bestaan uit alle leden van het academisch personeel die in de desbetreffende opleidingen onderwijs verstrekken en zijn bijgestaan door een vertegenwoordiging van de studenten. Met het oog op het beoordelen van de kwaliteit van de opleidingen zijn er studentenevaluaties en studietijdmeting. De evaluatie-instrumenten werden na de docentenevaluatie van 2002 verfijnd. De standaardisering en efficiëntie van de enquêtes werden opgevoerd voor de bevraging van 2004-2005. De meetresultaten worden voorgelegd aan de betrokkenen en in gedepersonaliseerde vorm neergelegd bij de bestuursorganen van de K.U.Brussel. De kwaliteitsbeheersing en -verbetering gebeuren door evaluatie en bespreking in de opleidingscommissies en in overleg met de decaan en het faculteitsbureau. Instrumenten tot verbetering bestaan in beslissingen tot aanpassing van de bovenvermelde objecten en in functioneringsgesprekken tussen de decaan en het betrokken personeelslid.
5.1. Evaluatie van de resultaten De commissie beoordeelt de evaluatie van de resultaten als voldoende. De commissie waardeert het feit dat er jaarlijks docentenevaluaties worden georganiseerd. De kwaliteit van het onderwijs wordt volgens de commissie nauwgezet opgevolgd. Ze apprecieert ook de procedure voor de opvolging van de resultaten. De commissie beoordeelt het zelfevaluatierapport als volledig en goed leesbaar is. Het is tevens goed
144 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
gestructureerd en informatief, maar soms onvoldoende zelfkritisch. De gesprekken waren evenwel een goede aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering globaal als voldoende. Bij het ontwerpen van de bacheloropleiding werd in voldoende mate rekening gehouden met de resultaten van evaluaties van het vroegere programma. De commissie apprecieert verder de manier waarop de bemerkingen van de vorige visitatiecommissie werden opgevolgd. Ze heeft kunnen vaststellen dat een groot deel van de aanbevelingen werden geïmplementeerd. Zo werden de doelstellingen duidelijker geformuleerd en werd de studietijdmeting grondiger aangepakt. Met betrekking tot de benoemingen van nieuwe ZAP-leden wordt in stijgende mate rekening gehouden met de didactische kwaliteiten van de kandidaten.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. Zowel het ZAP, het AAP als de studenten hebben een vertegenwoordiging in de raad van bestuur van de K.U.Brussel, in de faculteitsraad en in de opleidingscommissies. Uit de gesprekken met de verschillende betrokkenen bij de opleiding is gebleken dat de recent opgerichte opleidingscommissie nog niet optimaal werkt. Ze komt weinig samen en de studenten blijken zelfs niet op de hoogte te zijn van haar bestaan of werking. Gezien de kleine omvang van de faculteit, is het mogelijk om door informele contacten heel wat problemen op te vangen. De commissie heeft van de studenten vernomen dat er door docenten en assistenten in voldoende mate rekening gehouden wordt met hun opmerkingen. Om de kwaliteitszorg structureel te verankeren, beveelt de commissie echter aan om een goed werkende structuur uit te bouwen. De commissie waardeert het feit dat de betrokkenheid van de alumni groot is. In 2003 werden alle oud-studenten aangeschreven met de uitnodiging om deel te nemen aan de alumniwerkgroep, momenteel bestaande uit een tiental externe leden, naast de interne vertegenwoordigers. Voor de invulling en uitwerking van het nieuwe bachelorprogramma werd een beroep gedaan op alumni uit het beroepenveld ter toetsing van het voorgestelde programma. Bij de drie afstudeerrichtingen zal in de loop van het academiejaar 2005-2006 telkens een ‘stuurgroep’ worden ingesteld om de bestaande informele contacten meer te institutionaliseren en de faculteit bij te staan bij de uitwerking van de programma’s, de organisatie van stages e.d.
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 145
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. De K.U.Brussel is een kleine instelling met een grote (informele) betrokkenheid bij de opleiding van het personeel, de studenten en de alumni en het beroepenveld. Studenten worden regelmatig over het genoten onderwijs bevraagd en ze geven aan dat het onderwijs voldoet. De problemen worden over het algemeen adequaat opgelost. Het structurele overleg met studenten en medewerkers in het kader van de interne kwaliteitszorg werkt echter nog niet optimaal.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau van de bacheloropleiding als onvoldoende. Wanneer de bachelor volledig zal geïmplementeerd worden zoals in het zelfevaluatierapport beschreven werd, verwacht de commissie dat het gerealiseerd niveau van de bachelor niet zal overeenkomen met de doelstellingen. De bachelor zou over een te beperkte kennis van het positief recht, en in het bijzonder van het burgerlijk recht en het gerechtelijk recht beschikken, om als volwaardige basisjurist een masteropleiding aan te vatten of uit te stromen naar de arbeidsmarkt. Het gerealiseerd niveau van de huidige kandidaatsopleiding voldoet volgens de commissie wel aan de verwachtingen. Het niveau van de examenvragen die door de commissieleden ingekeken werden, voldoet voor de commissie. Uit de cijfers in Tabel 1 en uit de gesprekken met de alumni blijkt dat heel wat studenten in de eerste licentie aan een andere instelling aanpassingsproblemen hebben. Dit kan vele oorzaken hebben, met name het wegvallen van begeleiding, een ander studentenleven, de anonimiteit in de grote groepen, andere examenvormen, de onbekendheid met de werkwijze van docenten die men nog niet eerder gehad heeft. Toch vindt de commissie dit een belangrijk blijvend aandachtspunt voor de opleiding.
146 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
Tabel 1: Slaagcijfers van oud K.U.Brussel-studenten in de eerste licentie Slaagcijfers in de eerste licentie
Aantal studenten
2001 - 2002
41 (waarvan 28 KUL, 4 VUB, 9 UA) 42 (waarvan 38 KUL, 3 VUB, 1 UA) 57 (waarvan 49 KUL, 3 VUB, 5 UA)
2002 - 2003 2003 - 2004
Slaagcijfer 1e zittijd 16 studenten 39.0% 19 studenten 45.2% 19 studenten 33.3%
Slaagcijfer 2e zittijd 12 studenten 29.3% 12 studenten 28.60% 15 studenten 26.3%
Totaal 28 studenten 68.3% 31 studenten 73.8% 34 studenten 59.6%
Op het vlak van internationale uitwisselingen werd in de kandidaatsopleiding in het kader van keuzeopleidingsonderdelen geopteerd voor korte uitwisselingen met universiteiten in Nederland, Engeland en Frankrijk. In de bacheloropleiding willen de opleidingsverantwoordelijken wel verder werk maken van uitwisselingen. Er werd een volwaardig traject aan de FUSL uitgewerkt en op het moment van het bezoek van de visitatiecommissie had de opleiding reeds contacten voor internationale uitwisselingen met een tiental buitenlandse universiteiten. Zoals hoger aangegeven (zie 2.1.), is de commissie geen voorstander van internationale studentenuitwisselingen in de bacheloropleiding. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de opleiding. De overgang naar de licentieopleiding is echter niet voor allen vlot verlopen.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de generatiestudenten rechten worden weergegeven in Grafiek 2. Gemiddeld slaagt ongeveer 50% van de generatiestudenten. Het slaagpercentage vertoont de voorbije tien jaar gemiddeld een lichte stijging. In de tweede kandidatuur is het slaagpercentage gemiddeld 76% over de voorbije 10 jaar. Rekening gehouden met de intensieve begeleiding die aangeboden wordt, vindt de commissie vindt deze slaagcijfers vrij laag.
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 147
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de generatiestudenten in het eerste jaar Rechten
65%
49% 41%
44%
50%
50%
48%
50%
52%
57%
In Tabel 2 wordt de doorstroomanalyse van de opleiding rechten voorgesteld. Deze tabel geeft per afstudeerjaar weer hoe lang de studenten nodig hebben om hun opleiding met succes te voltooien. Gemiddeld heeft een student ongeveer 2 jaar en 5 maanden nodig om de studie tot kandidaat in de rechten af te ronden. 66% van de studenten voltooit de studie binnen de voorziene termijn van 2 jaar. De commissie vindt dit relatief laag gezien de zeer intensieve begeleiding waarin voorzien wordt.
Tabel 2: Doorstroomanalyse van de opleiding Rechten aan de K.U.Brussel voor de studenten die afgestudeerd zijn als kandidaat Afstudeerjaar
Op tijd
+ 1 jaar
1994 - 1995
39
15
1995 - 1996
46
12
1996 - 1997
27
18
1997 - 1998
31
8
2
1998 - 1999
48
17
8
1999 - 2000
28
19
3
2000 - 2001
29
12
2
2001 - 2002
28
9
2
2002 - 2003
37
17
2
2003 - 2004 Totaal Procentueel
+ 2 jaar
+ 3 jaar
+ ≥ 3 jaar
Totaal
Jaren Maanden
54
2
3
1
59
2
3
5
50
2
7
1
42
2
4
1
74
2
6
51
2
7
43
2
4
2
41
2
6
1
57
2
5
1
25
13
2
40
2
5
338
140
27
5
1
1507
2
5
66,1%
27,4%
5,3%
1,0%
0,2%
100,0%
148 | Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de opleiding rechten als negatief. De commissie meent dat de bacheloropleiding zoals voorgesteld ter gelegenheid van de visitatie onvoldoende
ruimte biedt voor positiefrechtelijke opleidingsonderdelen om volwaardige basisjuristen af te leveren. Het onderwijsrendement is vrij laag, ondanks de geboden zeer intensieve begeleiding van de studenten, maar voldoet op zich wel. Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de bacheloropleiding rechten onvoldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg negatief. Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - om het bachelorprogramma grondig bij te sturen zodat het toelaat om de nagestreefde doelstellingen te bereiken, in het bijzonder door het versterken van de plaats van het positief recht in de opleiding en het specifieker toespitsen van de algemeen vormende opleidingsonderdelen op de juridische vorming; - de samenhang van het programma te verhogen door een logische opbouw, een goede verhoudingen tussen juridische en niet-juridische opleidingsonderdelen en een goede sturing van de individuele studieprogramma’s van de studenten; - het ZAP-bestand uit te breiden met bijkomende expertise op het vlak van het positief recht en inzonderheid het burgerlijk en het gerechtelijk recht zodat een volwaardige juridische bacheloropleiding kan aangeboden worden; - de juridische collectie van de bibliotheek te actualiseren en uit te breiden; - zich te beraden over de verschillen tussen de doelstellingen voor de verschillende afstudeerrichtingen en na te gaan of in de afstudeerrichting Rechten Algemeen hogere eisen kunnen gesteld worden aan de juridische kennis dan in andere afstudeerrichtingen; - na de intense begeleiding bij de instroom van studenten en tijdens de opleiding ook de nodige aandacht besteden aan uitstroombegeleiding van de studenten op het einde van de bacheloropleiding; - de werking van de opleidingscommissie te verbeteren.
Bachelor in de Rechten - K.U.Brussel | 149
150 |
Vrije Universiteit Brussel Bachelor en Master Rechten
Inleiding De visitatiecommissie bezocht de Vrije Universiteit Brussel van 20 tot 23 december 2005. In het kader van de Bologna-hervormingen worden vanaf 2004-2005 de bestaande kandidaturen en licenties gradueel omgevormd naar de bachelor/master-structuur. Het bachelorprogramma liep op het moment van het bezoek nog maar voor het tweede jaar. Het masterprogramma zal vanaf het academiejaar 20072008 van start gaan. Het oordeel over een deel van het tweede en het volledige derde bachelorjaar en van de masteropleiding is dus gebaseerd op de doelstellingen, eindtermen en de beschrijving van het programma van de bacheloropleiding, de individuele doelstellingen en beschrijving van elk opleidingsonderdeel en – bij extrapolatie – op de feitelijke gegevens (syllabi, cursussen, handboeken, examenopgaven, slaagpercentages, studierendementen en personeel) en de ervaringen van studenten en staf over de kandidaats- en licentieopleiding. Ondanks deze beperkingen heeft de commissie een goed beeld gekregen van de bachelor- en masteropleiding rechten van de Vrije Universiteit Brussel.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De Vrije Universiteit Brussel baseert haar onderwijs en onderzoek op het beginsel van het “Vrij Onderzoek ten bate van de vooruitgang van de mensheid”. Dit houdt de verwerping in van elk louter gezagsargument en de waarborg van vrije oordeelsvorming, nodig voor de maatschappelijke inschakeling van dit basisbeginsel. De universiteit beschouwt de keuze voor verscheidenheid uitdrukkelijk als een kwestie van rechtvaardigheid en democratie. Evenals de vroegere kandidaturen en de uitdovende licenties streven de bachelor- en masteropleiding de algemene en brede juridische vorming van de student in de rechten, na. Blijkens het zelfevaluatierapport zijn de doelstellingen van de bachelor- en masteropleiding rechten als volgt omschreven:
Bachelor De bacheloropleiding strekt ertoe de studenten voor te bereiden op het doorstromen naar de master in de rechten en, als aanvullende doelstelling, op een eventueel uitstromen naar een gedeelte van de arbeidsmarkt.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 151
De bacheloropleiding in de rechten wil de studenten in het algemeen brengen tot een niveau van kennis en competenties eigen aan het wetenschappelijk functioneren. Studenten leren informatie vergaren, kritisch erover reflecteren, rekening houdend met bestaande onzekerheden, standpunten innemen en hierover communiceren met leken en specialisten. Zij zijn creatief en kunnen eenvoudige managementtaken uitvoeren. Zij hebben een ingesteldheid tot levenslang leren. Zij hebben kennis van onderzoeksmethoden en technieken die zij adequaat kunnen toepassen en bezitten de vaardigheid tot het probleemgestuurde initiëren van onderzoek. De bacheloropleiding brengt de studenten in het bijzonder tot het vereiste niveau voor het doorstromen naar de masteropleiding in de rechten en in het notariaat en, in tweede instantie, voor een gebeurlijk uitstromen naar gedeelten van de arbeidsmarkt. De studenten die de bacheloropleiding hebben voltooid, moeten over een goed inzicht in de structuren van het recht, een grondige kennis van de voornaamste rechtsbegrippen en -figuren en van de basisregels van alle deelgebieden van het recht beschikken. Zij verwerven tevens al een gevorderde kennis en begrip van enkele bijzondere rechtsgebieden. De studenten hebben inzicht in de totstandkoming van rechtsregels, in de factoren die de evolutie daarvan mede bepalen en in de samenhang van het recht met andere disciplines (sociologie, geschiedenis, economie, psychologie, filosofie). Zij kunnen het recht in zijn menselijke, maatschappelijke en politieke context plaatsen. Studenten maken zich een juridische denk- en redeneervaardigheid en een kritische onderzoekende houding eigen. Zij kunnen probleemsituaties ontleden en in juridische termen omzetten, juridische teksten opsporen, begrijpen en redigeren en schriftelijk en mondeling toelichting geven over het recht of een rechtsvraag aan collegae en leken. Zij kunnen een juridische argumentatie opbouwen en zich een mening vormen over niet te complexe juridische vragen.
Master De master in de rechten brengt de studenten in het algemeen tot een gevorderd niveau van kennis en competenties eigen aan het wetenschappelijk functioneren. Studenten ontwikkelen verder een actieve studiehouding, kunnen denken en handelen op een wetenschappelijke wijze en omgaan met complexe problemen en een onzekere context. Studenten verwerven tevens een handelend vermogen in contextrijke situaties en de capaciteit om bij te dragen tot de formulering van maatschappelijk verantwoorde oplossingen voor geanalyseerde problemen. Zij reflecteren over het eigen werk en formuleren daardoor meer adequate oplossingen. De alumni hebben inzicht in de verschillende fasen en de doelstellingen van het wetenschappelijk onderzoek. Zij kennen de eisen die gelden voor wetenschappelijk onderzoek en de verslaggeving ervan. Zij kunnen onderzoeksmethoden en -technieken gebruiken. Zij kunnen daarover met vakgenoten en leken communiceren en zij kunnen samenwerken in een multidisciplinaire omgeving. In het bijzonder brengt de masteropleiding de studenten tot het niveau van kennis en competenties, dat vereist is hetzij voor de zelfstandige uitoefening van een juridisch beroep of de zelfstandige aanwending van juridische kennis bij de
152 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
beroepsuitoefening, hetzij voor de autonome beoefening van de rechtswetenschap op het niveau van een beginnende onderzoeker. De studenten die de masteropleiding hebben voltooid, moeten naast de competenties van de bachelor beschikken over het gevorderde begrip van en inzicht in alle deelgebieden van het recht en zijn in staat om de wijze waarop het recht beweegt, te volgen en te interpreteren. Door een verdere verdieping in een gekozen deelgebied van het recht kunnen zij omgaan met complexe juridischmaatschappelijke problemen die zij kunnen terugplaatsen in het algemene rechtsbestel. Zij leren daarover ook multidisciplinair en rechtsvergelijkend nadenken. De afgestudeerden ontwikkelen een kritische ingesteldheid, gesteund op de principes van het Vrij Onderzoek en van het universitaire diversiteitsbeleid.
1.1. Niveau en oriëntatie Bachelor De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de bachelor als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen goed overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte bacheloropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet (04/04/2003) geformuleerd zijn. De commissie waardeert de aandacht die besteed wordt aan algemene competenties zoals het verwerven en verwerken van informatie en aan schriftelijke en mondelinge vaardigheden. Ze vindt verder dat de doelstellingen goed verwijzen naar het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties. Ten slotte wordt ook aan de juridisch-wetenschappelijke basiskennis voldoende aandacht besteed. De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken nagedacht hebben over de bachelor als eigenstandige opleiding met een eigen uitstroomprofiel. Ook al zullen vermoedelijk heel wat studenten, onmiddellijk aansluitend op de bacheloropleiding, de masteropleiding in de rechten aan de eigen instelling volgen, toch vindt de commissie het positief dat ook rekening gehouden werd met andere mogelijkheden. De commissie stelt vast dat de doelstellingen voor de opleiding als geheel verder worden geconcretiseerd in eindtermen. Voor de formulering van doelstellingen op het niveau van de opleidingsonderdelen is de lesgever verantwoordelijk; dit blijkt evenwel niet steeds goed te gebeuren.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 153
Master De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de masteropleiding als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen goed overeenkomen met de eindkwalificaties van een masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet (04/04/2003) geformuleerd zijn. Het beheersen van algemene competenties wordt in de master goed nagestreefd. De doelstellingen verwijzen naar het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau. De master moet beschikken over de ‘competenties die nodig zijn voor het zelfstandig verrichten van rechtswetenschappelijk onderzoek op het niveau van een beginnend onderzoek’. De commissie beveelt wel aan dit te concretiseren in de doelstellingen. Er wordt verder aandacht besteed aan het beheersen van de algemene en beroepsgerichte competenties die nodig zijn voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. In de doelstellingen van de masteropleiding wordt eveneens de nodige aandacht besteed aan een gevorderd begrip van en inzicht in de juridisch-wetenschappelijke kennis eigen aan de rechtswetenschap. Evenals bij de bacheloropleiding stelt de commissie vast dat de algemene opleidingsdoelstellingen voor de opleiding als geheel verder worden geconcretiseerd in eindtermen. Voor de formulering van doelstellingen op het niveau van de opleidingsonderdelen is de lesgever verantwoordelijk; dit blijkt evenwel niet steeds goed te gebeuren.
1.2. Domeinspecifieke eisen Globaal beoordeelt de commissie de domeinspecifieke eisen van zowel de bachelor als de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de bachelor en de master over het algemeen overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de rechten stellen en dat deze ook internationale vergelijkingen kunnen doorstaan. De commissie hecht verder veel belang aan het inzicht in de relaties tussen het recht en zijn maatschappelijke context. Zij vindt het dan ook goed dat er in de doelstellingen van zowel de bachelor als de master heel wat aandacht aan besteed wordt. Zo leren studenten het recht in de context van de maatschappelijke realiteit kennen.
154 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
De commissie hecht ook veel belang aan communicatieve vaardigheden, zowel mondeling als schriftelijk, en dit niet alleen in de eigen taal. Daarom apprecieert ze de expliciete aandacht in de doelstellingen van zowel de bachelor als de master voor communicatievaardigheden in de eigen taal. Wel betreurt zij het dat er niet voldoende expliciet verwezen wordt naar het beheersen van andere talen. Het komt haar voor dat de bacheloropleiding op zijn minst een goede passieve kennis van het Frans, en de masteropleiding een goede passieve kennis van het Engels dienen na te streven. Ten slotte wordt de afstemming van de doelstellingen met het afnemend veld beperkt tot de ervaring van deeltijdse professoren en praktijkassistenten. Wel worden vertegenwoordigers van de alumni opgenomen in de facultaire organen.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van zowel de bachelor als de master als positief. Het niveau en de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen voldoen voor beide opleidingen. Er is een goede aandacht voor juridisch-wetenschappelijke basiskennis en algemene competenties, zowel in de bachelor als in de master. De aandacht voor algemeen wetenschappelijke competenties is eveneens aanwezig. De doelstellingen voor de bacheloropleiding besteden hier uitgebreid aandacht aan, terwijl dit in de doelstellingen voor de masteropleiding in vrij algemene termen gebeurt. Verder is er aandacht voor de samenhang tussen het recht en zijn maatschappelijke context. Er wordt in de doelstellingen veel belang gehecht aan communicatieve vaardigheden in het Nederlands, maar niet expliciet in het Frans en in andere talen. De doelstellingen sluiten aan bij de verwachtingen van vakgenoten, maar worden vooral informeel door de
deeltijdse professoren en praktijkassistenten getoetst aan de verwachtingen van het afnemend veld. Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de bacheloropleidingen positief. Zowel niveau, oriëntatie als domeinspecifieke doelstellingen van de opleiding worden als goed beoordeeld. De
commissie waardeert de systematische en concrete uitwerking van de doelstellingen, en is enthousiast over het onderwijsconcept.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 155
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Beschrijving van het programma Naar aanleiding van de bachelor-masterhervorming werd het programma herschikt op basis van de volgende vier uitgangspunten: 1° de bacheloropleiding geeft aan de studenten in de rechten een op de master voorbereidende vorming, al beoogt zij als aanvullende doelstelling al reële uitstroommogelijkheden te bieden; 2° de hele opleiding steunt op een concentrisch leermodel, zodat de studenten eerst de basisbeginselen van het recht onder de knie krijgen, vervolgens een gevorderde kennis van elk deelgebied verwerven en zich ten slotte verder verdiepen in een deelgebied van keuze; 3° de bachelor- en de masteropleiding brengen de studenten jaar na jaar tot een steeds hoger niveau van beheersing van de vereiste professionele en academische competenties met een gelaagd methodologie- en vaardighedenonderwijs; 4° een evenwichtig aandeel van elk deelgebied van het recht in het geheel van de basisopleiding wordt nagestreefd. Deze principes werden uitgewerkt in een programma dat schematisch is weergegeven in Schema 1. In het eerste bachelorjaar worden de opleidingsonderdelen ‘Algemene inleiding tot het recht’, ‘Historische inleiding tot het recht’ en ‘Inleiding tot het internationaal en Europees recht’ gegeven. Daarnaast worden zes niet-juridische opleidingsonderdelen aangeboden (‘Politieke geschiedenis van België’, ‘Sociologie’, ‘Inleiding voornaamste moderne staten’, ‘Economie en economische beleidsvoering’, ‘Psychologie’ en ‘Hedendaagse Cultuurfilosofie’). In het tweede bachelorjaar wordt de kennis van de structuur van het recht aangevuld in de opleidingsonderdelen ‘Grondwettelijk recht’, ‘Verbintenissenrecht’ en ‘Contractenrecht’ en moeten de studenten een systematische kennis van de voornaamste rechtsbegrippen opbouwen. Er wordt eveneens een grondige kennis van de basisregels van de deelgebieden van het recht nagestreefd in de opleidingsonderdelen ‘Inleiding tot het strafrecht’, ‘Inleiding tot het sociaal recht’, ‘Inleiding tot het fiscaal recht’, ‘Inleiding tot het ondernemingsrecht’ en ‘Inleiding tot het personen- en rechtspersonenrecht’.
156 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
Schema 1: structuur van de bachelor- en masteropleiding Inleiding tot het fiscaal rechtinleiding tot het recht
Gezinsfiscaliteit Ondernemingsfiscaliteit
Inleiding tot het strafrecht
Strafrecht Strafvorderingsrecht
Profiel Fiscaal recht
Profiel Criminologie
Profiel Strafrecht
Algemene inleiding tot het recht Historische inleiding tot het recht
Inleiding tot het internationaal en Europees recht
Internationaal recht I Europees recht I
Grondwettelijk recht
Bestuursrecht Rechtsbescherming tegen de overheid
Verbintenissen- en contractenrecht
Inleiding tot het personen- en rechtspersonenrecht
Profiel Internationaal en Europees recht
Profiel Publiekrecht
Gezins- en familiaal vermogensrecht Zakenrecht en zekerheidsrecht Internationaal privaatrecht Profiel Privaatrecht Gerechtelijk recht
Niet-juridische Opleidings-onderdelen
Inleiding tot het sociaal recht
Arbeidsrecht Socialezekerheidsrecht
Profiel Sociaal recht
Inleiding tot het ondernemingsrecht
Vennootschapsrecht Financieel en economisch recht
Profiel Economisch recht
Inleiding rechtswetenschappelijk onderzoek
Rechtsvergelijking Masterproef Reflectievakken
Methodologie- en vaardighedenonderwijs gedurende vier jaar
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 157
In het derde bachelorjaar verwerven de studenten een gevorderde kennis van een aantal bijzondere rechtsgebieden die zij gedeeltelijk mogen kiezen, met het oog op een gebeurlijke uitstroom. De studenten verwerven voorts inzicht in het recht als maatschappelijk fenomeen en in de relatie tussen het recht en andere wetenschappen door middel van het opleidingsonderdeel ‘Inleiding tot rechtswetenschappelijk onderzoek’. Verder kunnen de studenten op een systematische wijze relevante competenties ontwikkelen door middel van het jaaropleidingsonderdeel ‘Rechtsmethodologie’ dat in elk jaar van de bacheloropleiding aangeboden wordt. Over de bachelorjaren heen wordt hiervoor in 33 studiepunten voorzien. In het eerste bachelorjaar wordt de studenten aangeleerd relevante rechtsbronnen te selecteren, op te zoeken en te analyseren en de erin vervatte informatie te synthetiseren. In het tweede bachelorjaar wordt de studenten aangeleerd de uit geanalyseerde bronnen geputte informatie te verwerken, samen met de nodige taal- en communicatievaardigheden om hun resultaat schriftelijk en mondeling te kunnen toelichten. In het derde bachelorjaar leren de studenten, vertrekkende van eenvoudige feitelijke gevallen, een juridisch betoog op te bouwen. Zij verwerven daarbij de bereidheid tot het onderzoeken van andere meningen en een kritische ingesteldheid ten opzichte van andere standpunten. Zij leren de eigen oplossing schriftelijk en mondeling formuleren en verdedigen. Daarenboven wordt in oefeningensessies en seminaries voorzien bij een aantal opleidingsonderdelen. In het eerste bachelorjaar worden herhalingsoefeningen aan de opleidingsonderdelen ‘Algemene inleiding tot het recht’ en ‘Inleiding voornaamste moderne staten’ gekoppeld. De studenten worden daartoe in kleinere groepen ingedeeld en moeten voor elke oefening een gedeelte van de stof voorbereiden. Verder worden in het kader van elk van de zogenoemde ‘procedurevakken’, met name ‘Gerechtelijk recht’, ‘Strafprocesrecht’ en ‘Rechtsbescherming tegen de overheid’, seminaries ingericht. In de masteropleiding verwerven de studenten een gevorderde kennis van een aantal bijzondere rechtsgebieden. Het gaat om de opleidingsonderdelen die ze in het derde bachelorjaar niet gevolgd hebben. De studenten leren omgaan met complexe juridische problemen, deze terugplaatsen in het algemene rechtsbestel en daarover multidisciplinair en rechtsvergelijkend redeneren door middel van het opleidingsonderdeel ‘Rechtsvergelijking’ en twee ‘reflectievakken’ in het eerste masterjaar (te kiezen uit ‘Rechtssociologie’, ‘Rechtsfilosofie’, ‘Geschillenbeheersing’, ‘Law and Economics’ en ‘Rechtstheorie’) en de verdere verdieping van een gekozen deelgebied van het recht in het tweede masterjaar (te kiezen uit de profielen ‘Fiscaal recht’, ‘Economisch recht’, ‘Sociaal recht’, ‘Strafrecht’, ‘Burgerlijk recht’, ‘Publiekrecht’, ‘Criminologie’ en ‘Internationaal en Europees recht’). In het eerste masterjaar leren studenten complexere juridische problemen analyseren en op lossen en worden zij vertrouwd met de vereisten van de zelfstandige beoefening van de rechtswetenschap.
158 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
In het tweede masterjaar worden tenslotte alle vaardigheden geïntegreerd in de vorm van een masterproef en moeten de studenten blijk geven van zowel het vermogen om juridische problemen te analyseren en te synthetiseren, het vermogen om zelfstandig juridische problemen op academisch niveau op te lossen, als een algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of onderzoeksingesteldheid te hebben verworven.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma van de bachelor en de master als voldoende. Ze vindt dat de doelstellingen en eindtermen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Dit geldt zowel voor het dagprogramma als voor het avondprogramma. De commissie waardeert de inspanningen om de doelstellingen op een doordachte manier te vertalen in het programma volgens het concentrisch leermodel. Ook waardeert zij de geleidelijke toename aan diepgang van de leerstof en hoe gedetailleerd deze onderwezen wordt. De commissie betreurt wel dat de algemeen vormende opleidingsonderdelen in het tweede semester van het eerste bachelorjaar geconcentreerd worden aangeboden. Een betere spreiding zou ervoor kunnen zorgen dat studenten reeds vanaf het eerste jaar een beter zicht krijgen op de inhoud van de opleiding. De commissie waardeert de opbouw van het onderwijs van de rechtsmethodiek in de eerste twee bachelorjaren. Op deze manier krijgen belangrijke vaardigheden, zoals het leren opzoeken en schriftelijk rapporteren, voldoende aandacht. De concrete invulling van rechtsmethodologie in het derde bachelorjaar en het eerste masterjaar vereist echter nog verduidelijking. De commissie hoopt dat de opleiding daarbij niet uit het oog zal verliezen dat de vakinhoudelijke vorming het aanleren van die competenties inhoudt. De commissie heeft een gunstig oordeel wat betreft de keuzeruimte die in het derde bachelorjaar de studenten die wensen uit te stromen na het behalen van het bachelordiploma toelaat hun curriculum gericht in te vullen. Ook waardeert zij de gestructureerde keuze die er in het tweede masterjaar voor zorgt dat de studenten een zekere mate van specialisatie kunnen bereiken zonder dat dit leidt tot lacunes in de juridische opleiding en een verzwakking van het zicht op de totaliteit van het recht. De commissie heeft met genoegen vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken in het programma een bijzondere nadruk hebben gelegd op de internationale dimensie van het recht. Verder is de commissie ervan overtuigd dat een goede beheersing van minstens het Frans essentieel is voor een Vlaamse jurist. De commissie vindt het dan ook van belang dat er een degelijk aanbod van juridisch
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 159
talenonderwijs zou bestaan. Hoewel ze er begrip voor heeft dat de opleidingsverantwoordelijken hiervoor weinig ruimte kunnen laten binnen het verplichte curriculum, pleit ze er dan wel voor dat een aan de noden van juristen in opleiding aangepast extracurriculair aanbod zou bestaan voor de studenten die daar behoefte aan hebben. De commissie heeft tenslotte vastgesteld dat de deelname aan Erasmus-uitwisselingen, ondanks de recente sterke stijging, nog lager ligt dan aan andere instellingen. Zij meent dat een zorgvuldige opbouw van het masterprogramma met de nodige aandacht voor het groeperen van eenvoudig in het buitenland te volgen opleidingsonderdelen in combinatie met de nodige flexibiliteit de deelname aan internationale studentenuitwisselingen nog kan vergroten.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de bachelor en de master als goed. Zowel het bachelor- als het masterprogramma besteden voldoende aandacht aan kennisontwikkeling. De commissie waardeert de gestructureerde aandacht voor het bijbrengen van onderzoeksattitude en onderzoeksvaardigheden in de opleidingsonderdelen rechtmethodologie in het eerste en tweede bachelorjaar en de sterk wetenschappelijk gerichte masterproef. Verder vindt de commissie dat er in het programma voldoende aandacht besteed wordt aan de recente ontwikkelingen in de rechtswetenschap. Het aanbieden van een opleidingsonderdeel ‘Internationaal en Europees recht’ in het eerste bachelorjaar is in dit kader zeker een pluspunt. Ook het betrekken van praktijkdocenten bij het methodologieonderwijs wordt op zijn waarde geschat.
2.3. De samenhang van het programma Bachelor De commissie beoordeelt de samenhang van het programma van de bachelor als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken grondig hebben nagedacht over de invulling van de opleiding bij de bachelor-masterhervorming en dat zij een goed opgebouwde bacheloropleiding hebben uitgewerkt. De commissie waardeert de verticale coherentie van het programma. Reeds vanaf het begin van de opleiding worden juridische opleidingsonderdelen aangeboden. Op deze opleidingsonderdelen wordt in het tweede jaar verder gebouwd in inleidingen in de verschillende rechtstakken. In het derde bachelorjaar worden deze rechtstakken verder uitgediept. Dit biedt de bachelorstudent die wil uitstromen na de bachelor de mogelijkheid om zelf te bepalen welke rechtstakken hij evenwel in de
160 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
bachelor verder wil uitdiepen. Hierdoor verliezen de opleidingsverantwoordelijken gedeeltelijk de controle over welke essentiële rechtstakken de student in de bachelorfase al dan niet zal bestudeerd hebben. Voor de studenten die verder de masteropleiding volgen aan de Vrije Universiteit Brussel vormt dit geen probleem, omdat zij in de master de nog niet gevolgde opleidingsonderdelen moeten volgen. Ook het onderwijs “methodologie en vaardigheden” wordt doordacht opgebouwd doorheen de bacheloropleiding De horizontale coherentie van de opleiding kan echter verbeterd worden. In het eerste bachelorjaar, en dan vooral in het tweede semester worden alle algemeen vormende niet-juridische opleidingsonderdelen gegroepeerd. De commissie is de mening toegedaan dat deze opleidingsonderdelen beter gespreid worden over de volledige bacheloropleiding. De commissie vindt het wel goed dat in de eerste twee bachelorjaren het vaardighedenonderwijs gegroepeerd wordt in één groot opleidingsonderdeel ‘Rechtsmethodologie’. Toch meent ze dat vanaf het derde bachelorjaar naar een goede koppeling van dit vaardighedenonderwijs met de vakinhoudelijke juridische vorming in de vorm van praktische oefeningen moet gestreefd worden. Dit zou bereikt kunnen worden door dit vaardighedenonderwijs door de vakdocenten te laten onderwijzen. De commissie heeft tijdens het bezoek aan de opleiding beseft dat dit een thema is waar nog geen volledige duidelijkheid over bestaat.
Master De commissie beoordeelt de samenhang van het programma van de master als goed. Ze heeft vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken grondig hebben nagedacht over de invulling van de opleiding bij de bachelor-masterhervorming en dat zij een goed opgebouwde masteropleiding hebben uitgewerkt. De commissie waardeert verder het feit dat in de master heel wat gestructureerde keuzeruimte bestaat in de vorm van profielen, zodat de student zich kan verdiepen in een juridische discipline, zonder afbreuk te doen aan de doelstelling om generalisten op te leiden. De commissie vindt het verder positief dat de masterproef gekoppeld wordt aan het methodologie- en vaardighedenonderwijs. Zowel de verworven vaardigheden als de opgedane kennis worden hierdoor in de masterproef geïntegreerd.
2.4. Studieomvang De bachelor- en de masteropleiding voldoen aan het decretaal kader met betrekking tot de studieomvang. De bacheloropleiding telt 180 studiepunten en de masteropleiding telt 120 studiepunten.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 161
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt de studietijd als voldoende voor zowel de bachelor als de master. De studeerbaarheid van het programma voldoet. Uit gesprekken met studenten leidt de commissie af dat de reële studietijd globaal voldoende in overeenstemming is met de begrote studietijd. Deze beoordeling wordt bevestigd door de recente studietijdervaringen van studenten die worden geregistreerd in het kader van de jaarlijkse evaluatie van het onderwijs door de studenten. Wel heeft de commissie vastgesteld dat op het niveau van de opleidingsonderdelen de toegekende studiepunten en de reële studietijd niet steeds overeen komen. Ze beveelt aan om dit te verhelpen met het oog op een betere vergelijkbaarheid met andere instellingen in binnen- en buitenland.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud voor de bachelor en de master als voldoende. De commissie waardeert de variatie in de gebruikte werkvormen, die in voldoende mate op de doelstellingen afgestemd zijn. Zowel bij de hoorcolleges als bij andere werkvormen is er ruimte voor interactiviteit. De commissie apprecieert de manier waarop het vaardigheden en methodologieonderwijs in de eerste twee bachelorjaren werd ingevoerd. Zij is wel van mening dat het voor een aantal rechtsdisciplines nuttig kan zijn om praktische oefeningen aan de hoorcolleges te koppelen om de geziene leerstof meer praktijkgericht in te oefenen. Dergelijke koppeling kan bv. zeer nuttig zijn bij het opleidingsonderdeel ‘Verbintenissenrecht’ dat in het tweede bachelorjaar aangeboden wordt. De commissie hecht veel belang aan een evenwichtige invulling van het opleidingsonderdeel rechtsmethodologie in het derde bachelorjaar. Vaardigheden kunnen in die fase van de opleiding niet aangeleerd worden los van rechtsdisciplinaire leerstof. De ontkoppeling van de rechtsmethodologie van de vakinhoudelijke opleidingsonderdelen lijkt de commissie niet aangewezen. Op het moment van het bezoek van de commissie was er nog geen duidelijkheid over de toekomstige concrete invulling van ‘Rechtsmethodologie III’. In de master wordt vaak in kleine groepen gewerkt waarin nog meer aandacht kan gaan naar interactiviteit, zelfwerkzaamheid van de student en het verder ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden. De commissie vindt dit goed. De ontwikkeling van het elektronisch leerplatform PointCarré biedt heel wat mogelijkheden om te komen tot zelfwerkzaamheid bij de student. Het leerplatform wordt voornamelijk gebruikt om teksten in elektronische vorm ter beschikking te stellen. Ook discussiefora en voorbereidende toetsen bieden een meerwaarde met betrekking tot het zelfstandig en kritisch leren.
162 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de inhoud en de vorm van de examens voor zowel de bachelor als de master als voldoende. De commissie heeft in het kader van de visitatie examenopgaven ingekeken. In het algemeen is er een goed evenwicht tussen de toetsing van kennis, inzicht en vaardigheden. Wel is volgens de commissie een aantal examens nog te veel gericht op pure kennisreproductie en te weinig op inzicht. Zij pleit er voor om bij de schriftelijke examens meer openboek-examens te gebruiken. Dit stimuleert de studenten om inzichtelijk te studeren en is minder gericht op kennisreproductie. De commissie schat op zijn waarde dat er veel mondelinge examens afgenomen worden. De commissie stelt ook op prijs dat de rechtsmethodologie en een aantal praktisch gerichte opleidingsonderdelen door permanente evaluatie worden beoordeeld. De studenten zijn tevreden over de transparantie van de evaluatie bij de examens. De examenvormen worden in de opleidingsonderdeelfiches bekend gemaakt en in het onderwijs- en examenreglement vastgelegd. Vaak worden ook voorbeeldvragen bekend gemaakt tijdens de lessen en voor een aantal opleidingsonderdelen zijn deze ook beschikbaar in het Zelfstudiecentrum. Er worden proefexamens voorzien om studenten een beter op de examens voor te bereiden. Ook de ombudspersoon bevestigde dat er heel weinig klachten ingediend worden in verband met de examens.
2.8. Masterproef De masterproef wordt beoordeeld als goed. Deze zal slechts in 2008-2009 ingevoerd worden. De commissie heeft haar oordeel enkel op de plannen van de opleiding zoals beschreven in het zelfevaluatierapport en tijdens het bezoek, kunnen baseren. De masterproef zal 24 studiepunten omvatten. Hij neemt de vorm aan van een rechtswetenschappelijke verhandeling (van 10.000 tot 15.000 woorden) waarmee de student aantoont op een zelfstandige en wetenschappelijke wijze een juridisch onderwerp te kunnen behandelen en uitdiepen. De masterproef dient het niveau van een bijdrage in een wetenschappelijk tijdschrift na te streven. De studenten kiezen zelf het onderwerp van hun masterproef, met dien verstande dat de docenten goed afgebakende onderwerpen voorstellen, maar de studenten behouden de vrijheid om zelf een eigen voorstel te doen. De promotor is een ZAP-lid of is aangesteld als onderwijsprofessor. Hij verplicht zich ertoe de student regelmatig te begeleiden en de student verplicht zich ertoe om de promotor regelmatig in te lichten
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 163
over de vorderingen van zijn onderzoek. Bij niet naleving kan dit leiden tot verandering van promotor of verzaking van het promotorschap. Naast de promotor worden twee commissarissen aangeduid, die in principe leden van het eigen academisch personeel zijn. Eventueel kan één commissaris extern aan de instelling aangeduid worden onder deskundigen. Voor elke masterproef wordt door de promotor en de twee aangeduide commissarissen een schriftelijk verslag opgesteld waarvan de student uiterlijk drie dagen vóór de mondelinge verdediging van de masterproef kennis moet kunnen nemen. Deze verslagen bevatten een voorlopige quotering van de hand van de promotor en commissarissen. De definitieve quotering moet tevens rekening houden met de wijze waarop de kandidaat zijn masterproef verdedigd heeft. De masterproef wordt getoetst aan de hand van volgende criteria waaraan de beoordeling expliciet in de verslagen wordt vermeld: kennis van het onderwerp en van de juridische beginselen die erop van toepassing zijn, heldere analyse van de problematiek, omvang en diepgang van het onderzoek, blijk van oorspronkelijke redenering en kritische zin, logische opbouw en indeling, synthesegeest, gebruikte bronnen, grammatica, spelling en stijl, juiste en consequente wijze van citeren. Het toegekende voorlopige of definitieve cijfer drukt, samengevat, de beoordeling van promotor en de commissaris, respectievelijk de commissarissen, uit over het vermogen van de desbetreffende student om zelfstandig de wetenschap in het domein van het recht te beoefenen. Hoog gequoteerde masterproeven zijn naar het oordeel van de promotor en de commissarissen vatbaar voor wetenschappelijke publicatie. De bovenstaande principes werden op basis van vroegere ervaringen in aanvullende opleidingen bepaald. Evenwel wordt in andere faculteiten van de Vrije Universiteit Brussel naast de promotor één commissaris aangeduid en is de mondelinge verdediging slechts verplicht in de gevallen waarin het desbetreffende facultaire reglement voorziet. De faculteit zal zich daarom nog verder beraden over het aantal commissarissen en over het verplichte karakter van de verdediging van de masterproef alvorens de bepalingen met betrekking tot de masterproef in het facultaire examenreglement op te nemen. De commissie waardeert de bovenstaande principes en stelt op prijs dat de opleidingsverantwoordelijken nu reeds een duidelijke visie op de wetenschappelijk invulling van en de eisen voor de masterproef hebben uitgewerkt. De commissie vindt het ook goed dat de masterproef expliciet gekoppeld wordt aan het methodologie- en vaardighedenonderwijs en inhoudelijk aan het gekozen profiel. Voorts is het opleggen van een mondelinge verdediging volgens haar een voortreffelijke maatregel. Ten slotte wil de commissie er op wijzen dat de begeleiding van de masterproeven een arbeidsintensieve aangelegenheid is die een sterke begeleiding impliceert.
164 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor de bachelor en de master in de rechten als goed. Grafiek 1 toont de instroom van de generatiestudenten in de eerste kandidatuur rechten over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld starten 131 generatiestudenten de opleiding. Deze groepsgrootte laat een goede begeleiding van de studenten toe.
Grafiek 1: Instroom van de generatiestudenten jaar rechten aan de Vrije Universiteit Brussel (1994-2004) 200
150
100
142
133
135
157
144
104
112
112
134
137
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
50
0
De toelatingsvoorwaarden voor de bachelor rechten zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs voor bijna alle opleidingen worden toegepast. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over: - een diploma van het secundair onderwijs; - een bachelordiploma; - een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of - een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. De aansluiting van de bacheloropleiding op het secundair onderwijs en van de master op de bachelor zijn goed. Er worden veel inspanningen gedaan om nieuwe studenten goed op te vangen (zie ook onder 4.2.). De commissie verheugt zich over het feit dat de Vrije Universiteit Brussel de bachelor en de master in de rechten zowel in dag- als in avondonderwijs aanbiedt. De opleiding geeft op die manier de kans
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 165
aan mensen die reeds professioneel actief zijn om op een flexibele manier een bachelor of master in de rechten te behalen.
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt de programma’s van de bachelor en de master als positief. Ze vormen beide een adequate vertaling van de doelstellingen. De programma’s zijn van academisch niveau. Het bachelorprogramma brengt de studenten een brede basis bij van de essentiële disciplines van het recht en kadert deze in de maatschappelijke context. Het masterprogramma bouwt hierop verder. Het laat de studenten toe zich te verdiepen in één van de aangeboden “profielen” en leidt ze tevens op tot degelijke generalisten. Het bachelorprogramma is op een goed doordachte manier volgens het concentrisch leermodel opgebouwd. De concentratie van niet-juridische opleidingsonderdelen in het tweede semester van het eerste bachelorjaar is echter niet optimaal. De tijd die de studenten nodig hebben om de doelstellingen door dit programma te bereiken ligt binnen de decretale marges. Er is een goede variatie in de gebruikte werkvormen. Deze zijn bovendien vaak interactief. Een aantal examens zijn nog te veel op kennis gericht en te weinig op vaardigheden. De masterproef blijkt duidelijk gericht te zijn op de vooropgestelde doelstellingen. De toelatingsvoorwaarden zijn goed. Er worden bijzondere inspanningen gedaan om door avondonderwijs zij-instromers aan te trekken.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL
3.1. Kwaliteit van het personeel Globaal beoordeelt de commissie de kwaliteit van het personeel zowel voor de bachelor als voor de master als goed. De commissie beoordeelt de individuele didactische kwaliteit en de onderwijsbetrokkenheid van de onderwijzende staf als goed. De commissie heeft van de studenten vernomen dat het onderwijzend personeel de opleidingsonderdelen over het algemeen goed verzorgt en goed bereikbaar en aanspreekbaar is. De commissie waardeert de aandacht voor onderwijskwaliteiten binnen het aanstellingsbeleid. Bij een eerste aanstelling of benoeming als ZAP-lid of onderwijsprofessor wordt steeds een proefles gegeven. Ook bij de aanstelling van assistenten wordt rekening gehouden met de didactische kwaliteiten van de kandidaten. De evaluatie van het ZAP geschiedt naar aanleiding van bevorderingen, hernieuwingen of ten laatste drie jaar na de vorige evaluatie. De toetsing van het academische dossier geschiedt, met betrekking tot onderwijstaken, op grond van de begeleiding van substantiële werken, scripties, papers of, vanaf
166 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
het academiejaar 2004-05, masterproeven, de resultaten van onderwijsevaluaties door studenten, de onderwijskundige professionalisering en de visie van de betrokkene op zijn onderwijsopdracht e.a. De commissie waardeert de aandacht voor onderwijsprestaties bij de evaluatie van het ZAP en juicht toe dat deze evaluatie gebeurt op basis van diverse onderwijsparameters. Ook bij de evaluatie van AAPleden wordt rekening gehouden met het geleverde onderwijs. De commissie waardeert de onderwijskundige vorming van het Interfacultair Departement Lerarenopleiding en het Onderwijsvernieuwing & Onderwijs Service Centrum (OSC) die zowel AAP als ZAP-leden op vrijwillige basis kunnen volgen. Het OSC geeft zowel cursussen over praktische ICTvaardigheden als over onderwijsmethodieken en evaluatievormen. Van nieuw aangestelde docenten en assistenten wordt verwacht dat zij deelnemen aan een vierdaagse cursus onderwijsprofessionalisering van het OSC.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed voor de bachelor en voor de master. De commissie vindt de academische kwalificaties van het personeel goed. Ze is van oordeel dat nagenoeg alle domeinen van het recht in de huidige personeelsbezetting goed vertegenwoordigd zijn. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de verschillende vakgroepen nagegaan en vastgesteld dat de onderzoekers over het algemeen een goede wetenschappelijke output genereren in hoogstaande tijdschriften. De meeste onderzoekers beschikken tevens over een uitgebreid netwerk van internationale contacten. De inbreng van kennis en ervaring uit de praktijk gebeurt voornamelijk door deeltijdse ZAP- en AAPleden die naast hun academische opdracht ook een juridische praktijk hebben. Daarenboven worden praktijkassistenten aangesteld die hun specifieke expertise ter beschikking stellen aan de opleiding. De commissie waardeert het goede evenwicht dat in de faculteit bereikt wordt tussen voltijdse en deeltijdse ZAP-leden met ruime praktijkervaring.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van de staf als voldoende voor de bachelor- en de masteropleiding. Op 1 februari 2005 was het aantal voltijdse eenheden ZAP verbonden aan de opleiding rechten 28,8. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het inkomend, noch het uitgaand service-onderwijs. Dit leidt tot een student/ZAP-ratio van 27. De commissie beoordeelt deze ratio als hoog, maar heeft
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 167
vastgesteld dat de opleiding dankzij de grote inzet van de betrokken ZAP-leden een kwalitatieve opleiding kan aanbieden. Aan de basisopleiding rechten zijn tevens 21,3 voltijds equivalenten AAP verbonden. Het betreft 28 assistenten (van wie 13 voltijds en 15 deeltijds), 21 praktijkassistenten (allen deeltijds) en 5 doctorassistenten (van wie 1 voltijds en 4 deeltijds). De commissie vindt het positief dat een groot aantal praktijkassistenten komende van verschillende sectoren bij de opleiding betrokken zijn. De commissie verheugt zich erover dat naar aanleiding van de bachelor-masterhervorming de onderwijsdruk van het academisch personeel gereduceerd werd, zodat meer tijd vrijkomt voor het wetenschappelijk onderzoek. Het aantal vrouwelijke ZAP-leden bedraagt 27%. Dit ligt duidelijk hoger dan in andere Vlaamse opleidingen.
Algemene conclusie bij onderwerp 3: Inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel zowel voor de bachelor als voor de master als positief. De onderwijskundige kwaliteit van de staf is goed en haar inzet om deze blijvend op een hoog niveau te houden is groot. Onderwijskundige parameters spelen een belangrijke rol in het benoemings- en bevorderingsbeleid binnen de faculteit. Er is een goed aanbod van initiatieven in het kader van onderwijsprofessionalisering. Het onderwijs wordt gegeven door goede onderzoekers en praktijkmensen komende uit een brede waaier van rechtsdomeinen. De kwantiteit van het academisch personeel is voldoende. Dankzij hun grote inzet wordt onderwijs van goede kwaliteit aangeboden. Bij de bachelor-masterhervorming werd terecht de onderwijsdruk van het academisch personeel verminderd.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende voor de bachelor en de master. De opleiding rechten wordt gegeven op de campus Etterbeek van de Vrije Universiteit Brussel. De commissie heeft vastgesteld dat er voldoende leslokalen zijn en dat deze over de nodige multimediauitrusting beschikken.
168 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
De commissie heeft kunnen vaststellen dat de Centrale bibliotheek, waarin de collectie juridische werken is geïntegreerd ondanks recente inspanningen nog altijd over een te beperkte collectie boeken en tijdschriften beschikt. Bovendien is de kwaliteit van het aanwezige materiaal vaak problematisch. Er blijkt tevens te weinig personeel in de leeszalen aanwezig te zijn, zeker op piekmomenten. De bibliotheek beschikt wel over ruime openingsuren. Er bevinden zich een aantal gereputeerde juridische bibliotheken in de omgeving van de faculteit, maar de commissie vindt dit onvoldoende om de gebreken van de juridische collectie in de Centrale bibliotheek van de Vrije Universiteit Brussel op te vangen. Er is voldoende computerinfrastructuur beschikbaar. Naast netwerktoegang worden er ook bestands‑, printer- en informatiediensten aangeboden langs de facultaire netwerkservers en een veilige bewaarplaats voor documenten. Daarnaast zijn er computerlokalen voor lessen. De cursusdienst biedt enerzijds door docenten uitgegeven cursussen aan de studenten tegen democratische prijzen en aan de generatiestudenten gratis. Anderzijds biedt de cursusdienst ook door de docenten aangeraden handboeken aan.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding voor zowel de bachelor als de master als goed. De eerste week van het academiejaar vormt een ‘Onthaalweek’, waarin praktische en organisatorische informatie aan de nieuwe studenten wordt verstrekt. Daarna kunnen studenten steeds terecht in het Zelfstudiecentrum voor de Humane Wetenschappen (ZSCA) van de faculteit. Het ZSCA begeleidt de studenten bij hun overgang tussen het secundair en het universitair onderwijs en biedt ondersteuning bij didactische noden van studenten. Er worden cursussen, transparanten, oefeningen en voorbeelden van examenvragen ter beschikking gesteld. Tevens heeft het ZSCA een aantal pakketten uitgewerkt die de studenten toelaten om hun startbekwaamheid voor een aantal academische vaardigheden in kaart te brengen. De commissie waardeert deze initiatieven en heeft vernomen dat de studenten die beroep doen op het ZSCA tevreden zijn over de ondersteuning die ze er krijgen. Door de kleinschaligheid en het gemakkelijke contact tussen studenten en docenten verloopt de begeleiding voor een groot deel door rechtstreekse persoonlijke contacten en wordt er weinig gebruik gemaakt van de formele aanspreekpunten. Studenten en alumni zijn zeer tevreden over de bereikbaarheid van het personeel. Deze goede contacten zijn zeer gunstig. Met het oog op het opvolgen van alle studenten werd een studietrajectbegeleider aangesteld, die instaat voor advies bij een eventuele (her)oriëntatie van studietrajecten of studierichtingen en bij schakel- en voorbereidingsprogramma’s.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 169
Voor psychosociale begeleiding kunnen studenten terecht bij de welzijnsdiensten en de Sociale dienst, de Dienst Studieadvies en de dienst Handicap en Studie. De Dienst Studieadvies van de Vrije Universiteit Brussel houdt zich bezig met studiemethoden, verwerken van leerstof, studiekeuze, voorbereiding van examens, remediëring na tentamens, heroriëntering van studies. Deze dienst verstrekt tevens informatie over studeren in het buitenland. Studenten kunnen zich ingeval van problemen wenden tot de voorzitter van de examencommissie, de Decaan of de universitaire ombudspersoon. Deze laatste is een vastbenoemd voltijds lid van het ZAP. Zijn of haar naam en kantoor worden gedurende het ganse academiejaar bekendgemaakt. De studenten blijken de ombudspersoon te kennen, maar er weinig beroep op te doen. Ondanks de door de opleiding aangehaalde redenen, vindt de commissie het toch aangewezen om een ombudspersoon per opleiding aan te duiden om de drempel voor studenten om contact op te nemen met de ombudspersoon te verlagen. Ze heeft begrip voor de visie van AAP-leden dat een AAP-lid dichter bij de studenten staat en dus mogelijks meer vertrouwen geniet van de studenten, maar anderzijds kan een ZAP-lid in grotere onafhankelijkheid bemiddelen ingeval van problemen.
Conclusie bij onderwerp 4 : Voorzieningen De commissie beoordeelt de voorzieningen als positief voor de bachelor en de master. De infrastructuur, leslokalen en pc-infrastructuur voldoen aan de verwachtingen van de commissie. De bibliotheek beschikt echter over een te beperkte basale juridische collectie. Door de kleinschaligheid van de opleidingen wordt de studiebegeleiding voornamelijk door de lesgevers verzorgd. Het Zelfstudiecentrum neemt ook heel wat initiatieven met betrekking tot studiebegeleiding en de studietrajectbegeleider vangt studenten met individuele opleidingsprogramma’s op. Ook de centrale diensten hebben een goed uitgewerkt aanbod.
ONDERWERP 5: INTERNE KWALITEITSZORG Op universitair niveau is de Centrale Cel Kwaliteitszorg en Accreditatie verantwoordelijk voor de semesteriële anonieme bevraging van de studenten over alle aangeboden opleidingsonderdelen, waarbij gebruik gemaakt wordt van een elektronisch evaluatiesysteem. De student is verplicht zich voor de bevraging te registreren, maar niet om de vragen te beantwoorden. De volledige resultaten worden meegedeeld aan de verantwoordelijke lesgever, aan de decaan en aan de vice-rector. De resultaten maken deel uit van het personeelsdossier van de lesgever en spelen een rol bij de procedure tot bevordering.
170 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
Per opleidingsjaar en ook globaal per opleiding wordt een histogram gemaakt waarin de gemiddelde resultaten van de geëvalueerde opleidingsonderdelen worden weergegeven. Dit is gericht op het detecteren en uitfilteren van problemen die zich in het onderwijsproces van een bepaalde opleiding kunnen voordoen. Van een ‘probleemsignaal’ is sprake, wanneer voor één of meer van de geëvalueerde aspecten van een opleidingsonderdeel ten minste 1/3 van de participerende studenten de beoordeling ‘zeer slecht’ of ‘slecht’ geven. De Faculteitsraad bespreekt de resultaten van de evaluatie van het onderwijs door de studenten, de voorbereiding en de opvolging van visitaties en alle andere facultaire aangelegenheden die met het onderwijs en de kwaliteitsbewaking daarvan te maken hebben. De raad is samengesteld uit alle voltijdse ZAP-leden van de faculteit en uit verkozen vertegenwoordigers van de deeltijdse ZAP-leden, van de AAPleden, van de ATP-leden en van de studenten. De Opleidingsraad rechten geeft aan de Faculteitsraad een voorbereidend advies inzake belangrijke onderwijsaangelegenheden, zoals curriculumherzieningen. Tot de Opleidingsraad behoren ook alle docenten en assistenten die niet in de Faculteitsraad zijn vertegenwoordigd en vertegenwoordigers van de Oudstudentenbond. Het Faculteitscollege dat bestaat uit de voltijdse ZAP-leden en de verkozen vertegenwoordigers van de deeltijdse ZAP-leden, formuleert voorstellingen inzake aanstellingen, benoemingen, hernieuwingen, bevorderingen en evaluaties van de leden van het academisch personeel. Het beleid van de faculteit inzake onderwijsaangelegenheden wordt voorbereid door het Faculteitsbestuur dat bestaat uit de Decaan, de Vice-decaan, de oud-decaan, de voorzitter van de Opleidingsraad Criminologie, de Academische Secretaris, de vertegenwoordigers van de Faculteit in de Onderzoeksraad, de Onderwijsraad en de Raad van Bestuur, een vertegenwoordiger van het AAP en van de studenten en de Administratieve Secretaris. De Onderwijsraad vervult permanent een adviserende, coördinerende en ondersteunende functie inzake alle onderwijsaangelegenheden. Iedere faculteit heeft één vertegenwoordiger van het ZAP, het AAP en de studenten. De Raad van Bestuur waarin de studenten zijn vertegenwoordigd, bespreekt jaarlijks het verslag van de Onderwijsraad en keurt formeel de voorstellen van beslissing van de Onderwijsraad goed.
5.1. Evaluatie resultaten De commissie beoordeelt de evaluatie van de resultaten voor de bachelor en de master als voldoende. De commissie staat zeer gunstig tegenover de systematische elektronische bevragingen van opleidingsonderdelen die van op het centraal niveau worden uitgevoerd. Ze heeft vastgesteld dat de deelname hoog ligt. Ze vindt dergelijke bevragingen een zeer belangrijk middel om aan alle lesgevers de nodige feedback te geven bij hun onderwijsprestaties. Goed is ook dat gesignaleerde problemen zorgvuldig opgevolgd worden. Een dergelijke regelmatige bevraging levert bovendien relevante informatie op voor het onderwijsdossier van het zelfstandig academisch personeel. De visitatiecommissie
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 171
vindt het goed dat de resultaten van onderwijsevaluaties opgenomen worden in het onderwijsdossier. Volgens haar is het aanbevelenswaardig ook rekening te houden met andere onderwijsparameters zoals inzet voor het onderwijs, deelname aan onderwijsprofessionalisering en het gebruik van goede leerboeken. Een verdere verbetering van het evaluatiesysteem zou eveneens kunnen bestaan in een meer gerichte bevraging naar de onderwijsprestaties van het AAP in de onderwijsevaluaties. De commissie heeft vernomen dat de vragenlijsten uitgebreid zijn en dat enkel voor negatieve oordelen bijkomende vragen moeten beantwoord worden. De commissie heeft begrip voor deze optie, maar om kritiek te vermijden, als zouden de resultaten beïnvloed worden doordat sommige studenten uit gemakzucht een positieve score toekennen om geen bijkomende vragen te moeten formuleren, stelt de commissie voor om deze bijkomende vragen eenduidig toe te passen zowel voor positieve als negatieve oordelen. De commissie heeft vastgesteld dat eenvoudige problemen, gelet op de kleinschaligheid van de opleiding en de vele rechtstreekse contacten tussen studenten en academisch personeel, rechtstreeks met de betrokken lesgever besproken worden, zonder dat de formele administratieve weg moet worden doorlopen. De commissie vindt dit goed. Het zelfevaluatierapport geeft een correct beeld van de opleidingen en getuigt van een goede zelfkritische ingesteldheid. De gesprekken tijdens het bezoek aan de opleidingen vormden bovendien een waardevolle aanvulling op het zelfevaluatierapport.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering die worden genomen als voldoende voor de bachelor- en de masteropleiding. Vaak worden door de studenten of andere geledingen informeel aangebrachte problemen snel opgelost. De semesteriële elektronische onderwijsevaluaties worden eveneens nauwgezet opgevolgd en leiden over het algemeen tot duidelijke verbetering. De recente oprichting van een opleidingsraad kan bovendien bijdragen tot de versterking van de formele structuren voor de opvolging van het onderwijs. De commissie heeft vastgesteld dat er de voorbije jaren heel wat inspanningen werden geleverd om de aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie te implementeren. Vooral bij de bachelormasterhervorming werd een aantal knelpunten zoals de zware onderwijsdruk van het ZAP en het AAP en de beperkte keuzeruimte voor de student in het programma, aangepakt. Nog niet alle verbeterpunten zijn volledig opgelost. Zo is de beperkte juridische collectie van de bibliotheek nog steeds een probleem.
172 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld voor de bachelor en de master als goed. De commissie schat op zijn waarde dat binnen de Vrije Universiteit Brussel zowel het personeel als de studenten op alle niveaus sterk vertegenwoordigd zijn. Op opleidingsniveau is de opleidingsraad het belangrijkste overlegforum. De studenten zijn tevreden met de bespreekbaarheid van alle relevante thema’s in die opleidingsraad. Studenten kunnen zelf problemen en voorstellen ter bespreking voorleggen. Naast deze formele betrokkenheid spreken studenten vaak de betrokken lesgever rechtstreeks aan en worden problemen dan ook dikwijls in onderling overleg opgelost. De alumni worden bij belangrijke curriculumhervormingen bevraagd. Ook langs de Oudstudentenbond zijn er regelmatig contacten met alumni. De commissie waardeert de inspanningen van de Vrije Universiteit Brussel om deze betrokkenheid in de toekomst nog te vergroten. De contacten met het afnemend veld verlopen vooral door de directe contacten van deeltijdse ZAP- en AAP-leden in hun dagelijkse praktijk.
Conclusie bij onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg De commissie beoordeelt de interne kwaliteitszorg als positief. De kwaliteit van het onderwijs wordt opgevolgd door semesteriële onderwijsevaluaties waarbij de participatiegraad hoog ligt. Problemen worden meestal adequaat opgelost. In het zelfevaluatierapport en tijdens het bezoek ter plaatse bleek een goede zelfkritische ingesteldheid. De studenten en het personeel voelen zich en zijn ook effectief betrokken bij de opleiding.Alumni worden betrokken bij belangrijke curriculumhervormingen. De contacten met het beroepenveld verlopen voornamelijk door de contacten van de deeltijdse ZAP-leden en praktijkassistenten.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 173
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau van de bachelor en de master als goed. De commissie vindt dat de beoogde competenties door middel van het programma kunnen bereikt worden. De resultaten van de kandidaturen en licenties zijn goed. Wanneer de bachelor en de master volledig geïmplementeerd worden zoals in het zelfevaluatierapport beschreven werd, verwacht de commissie dat het gerealiseerd niveau nog zal stijgen. Op basis van de resultaten uit het verleden en de opbouw van de bacheloropleiding, meent de commissie dat de afgestudeerde bachelor een jurist met basiskennis in de verschillende rechtsgebieden zal zijn. De opleiding als geheel profileert zich als een opleiding die een brede basis biedt en dus op het hele spectrum van juridische beroepen voorbereidt. Op basis van het niveau van de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn. De commissie heeft ook bij de alumni met wie zij over de opleiding sprak globaal een grote tevredenheid vastgesteld. De alumni worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. Vanzelfsprekend is voor een aantal beroepen een bijkomende stage of een aanvullende opleiding noodzakelijk. Op basis van een alumnibevraging in 2001 blijkt dat ongeveer 37% van de afgestudeerden in een klassiek juridisch beroep terecht komt, ongeveer 14% in de private sector, 10% in de publieke sector en 11% in het universitair en hoger onderwijs. Met betrekking tot internationale studentenmobiliteit is de voorbije jaren een positieve evolutie merkbaar, maar blijkt nog steeds een veel lagere participatiegraad (7% van de laatstejaars in de periode 2002-2005) te bestaan dan aan de andere Vlaamse rechtenopleidingen. De commissie is ervan overtuigd dat met de invoering van het masterprogramma de drempel voor studenten verder verlaagd kan worden.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende, zowel voor de bachelor als de master. De slaagpercentages van de generatiestudenten rechten aan de Vrije Universiteit Brussel zijn weergegeven in Grafiek 2. Het slaagpercentage bij de generatiestudenten schommelt tussen 30 en 48%. Dit slaagcijfer is vrij laag in vergelijking met de andere Vlaamse universiteiten.
174 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
Grafiek 2: evolutie slaagpercentages generatiestudenten eerste jaar Rechten – Vrije Universiteit Brussel 60%
50%
47,1% 43,7%
48,2% 45,8%
44,6%
46,3%
42,3%
40,1%
40%
30,3%
30,1%
94-95
95-96
30%
20% 96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
Het gemiddeld slaagpercentage van zowel de tweede kandidatuur als de eerste licentie bedraagt over de voorbije 10 jaar ongeveer 70%. In de tweede kandidatuur is dat vergelijkbaar met andere Vlaamse opleidingen. Het slaagcijfer voor de eerste licentie is daarentegen wel lager dan aan andere Vlaamse instellingen. De opleidingsverantwoordelijken hebben hier bij de bachelor-masterhervorming rekening mee gehouden en de commissie hoopt dat in het derde bachelorjaar de slaagcijfers hoger zullen liggen. In de tweede en derde licentie liggen de slaagcijfers gemiddeld respectievelijk rond 90% en 96%. Deze slaagcijfers voor de latere jaren van een rechtenopleiding zijn volgens de commissie goed. Tabel 1 geeft de doorstroomanalyse van de opleiding over de voorbije 10 jaar weer. Gemiddeld slaagt slechts iets meer dan 60% van de afgestudeerden erin om het diploma binnen de voorziene studietijd af te ronden. De commissie vindt dat dit vrij laag is. Gemiddeld heeft de afgestudeerde vijf jaar en acht maanden nodig om de volledige kandidaats- en licentieopleiding af te ronden.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 175
Tabel 1 : Doorstroomanalyse van de opleiding rechten aan de Vrije Universiteit Brussel. Afstudeerjaar 1994 - 1995
Op tijd + 1 jaar + 2 jaar + 3 jaar 53 20 7 3
+ ≥ 3 jaar
Totaal
Gem
0
83
5,52
Jaren Maanden 5
6
1995 - 1996
53
20
8
1
1
83
5,52
5
6
1996 - 1997
42
14
7
2
3
68
5,68
5
8
1997 - 1998
31
18
15
1
4
69
5,97
5
0
1998 - 1999
40
23
8
5
1
77
5,75
5
9
1999 - 2000
39
16
6
4
1
66
5,67
5
8
2000 - 2001
65
16
9
1
1
92
5,45
5
5
2001 - 2002
60
16
7
5
5
93
5,70
5
8
2002 - 2003
62
21
5
0
0
88
5,35
5
4
2003 - 2004
39
18
5
3
1
66
5,62
5
7
484
182
77
25
17
785
5,64
5
8
61,7%
23,2%
9,8%
3,2%
2,2%
100,0%
Totaal Procentueel
Conclusie bij onderwerp 6: Resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de opleidingen als positief. De opleiding levert goede resultaten af en het bachelor-masterprogramma zal deze kwaliteit nog verhogen. Het studierendement voldoet. De slaagcijfers zijn, op de eerste licentie na, aanvaardbaar en dit weegt meer door dan de relatief lage doorstroom binnen de voorziene studietijd.
176 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
Bijzondere kwaliteitskenmerken
I.
Concentrisch leermodel
Motivering door de opleiding De Vrije Universiteit Brussel heeft enige tijd geleden resoluut gekozen voor ‘Competentiegericht leren in flexibel onderwijs’ dat betrekking heeft op activerend en studentgericht onderwijs, op het zelfstandig organiseren van de studieloopbaan en op het verwerven van academische competenties. Naast kennisverwerving staan het bijbrengen van de inzichten en vaardigheden voor verdere zelfstudie en de ontwikkeling van het vermogen om handelend op te treden op basis van de opgedane kennis en inzichten centraal als onderwijsdoelstellingen. Bij de conceptie van de curricula van de bacheloren masteropleiding heeft de faculteit daarom aan kennisontwikkeling geen groter aandeel in haar studieprogramma’s willen geven. Niettemin blijft het verwerven van kennis en inzicht een belangrijke onderwijsdoelstelling. Inzicht in de structuren van het recht, een goed begrip van de basisconcepten van het recht en een gedegen kennis van de basisregels van de diverse deelgebieden van het recht blijven immers een onontbeerlijke premisse voor een efficiënte zelfstudie van het recht en een noodzakelijke voedingsbodem voor een verhoogde creativiteit bij het omspringen met rechtsregels. Docenten stelden vast dat eerder opgedane kennis niet altijd ‘beklijft’ en dat verbanden met vroeger opgedane kennis niet altijd meer worden gelegd. Bij de recente overgang van de Kandidaturen en Licenties naar de Bachelor en de Master in de Rechten heeft de Faculteit der Rechtsgeleerdheid dan ook de verbetering van het proces van kennisverwerving veeleer dan de uitbreiding van de verworven kennis beschouwd als een belangrijke doelstelling van de programmaherziening. De faculteit heeft met dat oogmerk haar nieuwe programma’s consistent opgebouwd aan de hand van een concentrisch leermodel, op grond van het onderwijskundige argument dat het leerproces het best gedijt in een context waarin de studenten een relatie met hun voorkennis kunnen leggen. Studenten worden niet onmiddellijk vertrouwd gemaakt met alles wat zij over elk deelgebied van het recht moeten weten, maar krijgen een gelaagd rechtsonderwijs waarbij zij eerst worden ingeleid in de verschillende deelgebieden van het recht en pas in een tweede stadium, voortbouwende op die inleiding, een gevorderde kennis van elk deelgebied van het recht opdoen. Het onderwijs in deze tweede laag herneemt de student bijgevolg de basiskennis die in de diverse inleidende opleidingsonderdelen is opgedaan, en breidt ze, per deelgebied van het recht, uit tot een gevorderde kennis. Daarenboven worden verbanden gelegd met opleidingsonderdelen die een ander deelgebied van het recht bestrijken. De studenten leren aldus de bestudeerde rechtsregels terugplaatsen in het algemene rechtsbestel en toetsen aan hogere rechtsnormen. Aan die gevorderde kennis geeft elke student, voor een door hem gekozen deelgebied van het recht, nog meer diepgang in het laatste jaar van zijn masteropleiding met het oog op het volbrengen van de masterproef en een zekere profilering naar de arbeidsmarkt.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 177
Het concentrische leermodel wordt doorheen de hele opleiding aangehouden: het geldt zowel voor het onderwijs van de eigenlijke rechtsvakken, als voor de overgang van niet-juridische opleidingsonderdelen naar reflectievakken en voor het methodologie- en vaardighedenonderwijs. In het eerste jaar van de bacheloropleiding krijgen de studenten een algemene en historische inleiding tot het recht en een algemene vorming. In het tweede jaar krijgen zij een inleiding tot de grote deelgebieden van het recht en een grondigere studie van zowel het grondwettelijke recht, als het verbintenissen- en contractenrecht. Deze grondigere studies zijn in het eerste bachelorjaar voorbereid in de ‘Algemene inleiding tot het recht’ en komen al in dit stadium van de opleiding voor, omdat een kennis van deze rechtsvakken een noodzakelijke basis vormt voor de studie van vele daaropvolgende opleidingsonderdelen. De ‘Historische inleiding tot het recht’ en de ‘Inleiding voornaamste moderne staten’ vormen samen met de studie van het grondwettelijke recht en de inleidingen tot het internationaal en Europees recht en tot het strafrecht de basis voor het opleidingsonderdeel ‘Internationale bescherming van de rechten van de mens’ dat de studenten al aan het einde van de bacheloropleiding confronteert met de onderlinge samenhang tussen de diverse rechtsorden en tussen de deelgebieden van het recht. Eveneens in het derde jaar van de bacheloropleiding legt het opleidingsonderdeel ‘Inleiding tot het rechtswetenschappelijk onderzoek’ de brug tussen de niet-juridische opleidingsonderdelen in het eerste bachelorjaar en de zogenoemde ‘reflectievakken’ in het eerste masterjaar. Tijdens het derde bachelorjaar en het eerste masterjaar verwerven de studenten voorts een gevorderde kennis van alle deelgebieden van het recht. In het tweede masterjaar verdiept elke student zich in de studie van een door hem gekozen deelgebied van het recht. De invoering van inleidingen tot diverse deelgebieden van het recht noopte tot het samenvoegen van voordien afzonderlijk bestaande rechtshistorische opleidingsonderdelen (zo verdwijnt ‘Romeins recht’ als een afzonderlijk opleidingsonderdeel en wordt deze materie geïntegreerd in het opleidingsonderdeel ‘Historische inleiding tot het recht’), algemene inleidende juridische opleidingsonderdelen (zo worden ‘Bronnen en beginselen van het recht’ en ‘Inleidend overzicht van het Belgisch recht’ samengevoegd tot ‘Algemene inleiding tot het recht’) en tot het opheffen van de mogelijkheid om een tweetal keuzeopleidingsonderdelen te kiezen in het tweede jaar van de opleiding.
Oordeel van de commissie Differentiatie en profilering De commissie beoordeelt het concentrisch leermodel als een essentieel kenmerk van een goede opbouw van een programma van een opleiding. Zij heeft echter vastgesteld dat een soortgelijke opbouw van het programma in meerdere instellingen in Vlaanderen toegepast wordt en dat het concentrisch leermodel als dusdanig niet bijdraagt tot de differentiatie en profilering van de opleidingen tegenover de andere Vlaamse rechtenopleidingen.
178 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
Kwaliteit De commissie meent dat een goed doordachte opbouw van de opleidingsprogramma’s bijdraagt tot de kwaliteit van de opleiding als geheel.
Concretisering De concretisering van het concentrisch leermodel is pas bij de omvorming naar de bachelor/masterstructuur gestart, waardoor de commissie slechts de concrete resultaten van het eerste en een deel van het tweede bachelorjaar heeft kunnen beoordelen. Zij heeft dan ook nog niet concreet kunnen vaststellen welke effecten het concentrisch leermodel heeft. In het deel van het programma dat reeds operationeel was ten tijde van het bezoek door de commissie aan de opleiding betreurt de commissie dat het tweede semester van het eerste bachelorjaar bijna uitsluitend bestaat uit algemeen vormende opleidingsonderdelen en weinig juridisch is. Hierdoor wordt de concentrische opbouw van de juridische kennis in dit semester niet verdergezet.
Globaal oordeel De commissie meent dat het concentrisch leermodel in se niet voldoet aan de eisen van een bijzonder kwaliteitskenmerk.
II.
Methodologie- en vaardighedenonderwijs
Motivering door de opleiding 1° Ratio De faculteit heeft steeds veel belang gehecht aan de praktische vorming van de studenten. Het vroegere systeem van praktische oefeningen werd echter in vraag gesteld. Daarbij werd rekening gehouden met de bemerkingen van de vorige visitatiecommissie, met het resultaat van de in 2001 bij personeel, studenten en afgestudeerden gehouden enquête en met de bepalingen van artikel 58 van het Structuurdecreet. Het onderwijs van uitsluitend per opleidingsonderdeel ingerichte oefeningen bracht de studenten in contact met de rechtspraktijk en werd door vele afgestudeerden erg gewaardeerd, maar volstond niet om de juridische vaardigheden op een geïntegreerde wijze bij te brengen. De vorige visitatiecommissie en een aantal afgestudeerden waren van oordeel dat ook meer aandacht diende te worden besteed aan het bijbrengen van schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid. De programma’s van de nieuwe Bachelor en Master in de Rechten maken ruimte voor een geïntegreerd methodologie- en vaardighedenonderwijs in elk semester van de drie bachelorjaren en het eerste masterjaar. In het tweede masterjaar wordt die vorming afgerond en bekroond met het volbrengen
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 179
van de masterproef. Met deze vernieuwing van het onderwijs sluit de faculteit aan bij de politiek van de universiteit die een “competentiegericht leren in flexibel onderwijs” wenst door te voeren en bij de wil van de Vlaamse decreetgever die het onderwijs van methodologie, vaardigheden en competenties in uitdrukkelijke bewoordingen beschouwt als een onderdeel van het academische onderwijs. Om ruimte te creëren in het studieprogramma en om een gedeelte van de staf vrij te maken voor de begeleiding van het nieuwe methodologie- en vaardighedenonderwijs werden de vele praktische oefeningen bij de juridische vakken als zodanig verwijderd uit het programma. Docenten behouden uiteraard de gelegenheid om hun onderricht te verrijken met praktische toepassingen van de theorie, maar doen dat binnen het kader van het hun toegewezen onderwijs. Er worden nog alleen afzonderlijke seminaries ingericht in het kader van elk van de zogenoemde ‘procedurevakken’.
2° Concept De academische gerichtheid van de rechtenopleiding houdt in dat de opleiding onder meer gericht is op de verwerving van academische competenties die eigen zijn aan het functioneren in het domein van de rechtswetenschap. Het door de faculteit ingevoerde methodologie- en vaardighedenonderwijs streeft, zoals bij decreet is voorgeschreven, naar de ontwikkeling van die algemene en juridische methodes, vaardigheden en competenties die de afgestudeerde moet beheersen voor de zelfstandige beoefening van de rechtspraktijk of de aanwending van juridische kennis in een beroep en voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het niveau van een beginnende onderzoeker. Na het volgen van de bacheloropleiding beheersen de studenten algemene competenties, zoals denken redeneervaardigheid, de vaardigheid tot het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren met specialisten en leken en een ingesteldheid tot levenslang leren. Daarnaast bezitten de studenten algemene wetenschappelijke competenties, zoals een onderzoekende houding, kennis van onderzoeksmethoden en -technieken en de kunde om deze adequaat toe te passen, het vermogen om relevante data te verzamelen en de grenzen van kennis en onzekerheid te appreciëren en het vermogen om probleemgestuurd onderzoek te initiëren. Na het afronden van de masteropleiding bezitten de studenten algemene competenties op een gevorderd niveau, zoals denken en handelen op een wetenschappelijke wijze, het vermogen om te gaan met complexe problemen en het vermogen om te reflecteren op het eigen denken en werken, het kunnen ontwikkelen van meer adequate oplossingen en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context. De studenten beheersen ook algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau zoals het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma’s in het domein van de wetenschappen en het kunnen aanduiden van de grenzen ervan, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het op de voortdurende uitbreiding van de kennis en inzichten en het samen kunnen
180 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
werken in een multidisciplinaire omgeving. De studenten beheersen ten slotte hetzij de competenties die nodig zijn voor het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het niveau van een beginnende onderzoeker, hetzij de algemene en beroepsgerichte competenties die nodig zijn voor de zelfstandige aanwending van rechtswetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het competentiegericht onderwijs steunt op een concentrisch leermodel en gaat ervan uit dat de studenten de vereiste methodologie, vaardigheden en competenties gedurende de gehele basisopleiding stap voor stap aanleren. Verworven competenties worden in het onderwijs van latere opleidingsjaren geïntegreerd en verder ontwikkeld. In elke fase leren de studenten mondeling en schriftelijk rapporteren en reflecteren op eigen en andermans denken en werken. De doelstellingen en eindcompetenties worden hierna per opleidingsjaar geformuleerd:
1ste jaar Bachelor (zie schema 1 onder onderwerp 2) - Doelstelling: de studenten leren relevante rechtsbronnen selecteren, opzoeken en analyseren en de erin vervatte informatie synthetiseren. - Eindcompetenties: de studenten kunnen wetgeving, rechtspraak, rechtsleer en andere bronnen opzoeken, zoekstrategieën formuleren en de bronnen over een bepaald onderwerp verzamelen. De studenten zijn vertrouwd met de lectuur van in andere talen, inzonderheid het Frans en Engels, opgestelde bronnen. De studenten kunnen voorts de inhoud van de geraadpleegde bronnen reconstrueren en de eruit geputte informatie synthetiseren. De studenten kunnen op een juiste wijze verwijzen naar de geraadpleegde bronnen.
2de jaar Bachelor - Doelstelling: de studenten leren de uit geanalyseerde bronnen geputte informatie verwerken en verwerven de nodige taal- en communicatievaardigheden om hun resultaat schriftelijk en mondeling te kunnen toelichten. - Eindcompetenties: de studenten onderkennen in hoeverre een geanalyseerde bron kan bijdragen tot het antwoord op een gestelde vraag, kunnen de ingewonnen informatie verwerken en van commentaar voorzien en kunnen hierover schriftelijk en mondeling rapporteren. Voorts hebben de studenten inzicht in het bestaan en de doeltreffendheid van diverse vormen van communicatie en in de wijze waarop mondelinge tussenkomsten worden voorbereid, presentaties worden gehouden en interactie met de toehoorders ontstaat. Studenten kunnen schriftelijke stukken opstellen in een heldere en correcte taal.
3de jaar Bachelor - Doelstelling: de studenten leren, vertrekkende van eenvoudige feitelijke gevallen, een juridisch betoog opbouwen. Zij verwerven daarbij de bereidheid tot het onderzoeken van andere meningen
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 181
en een kritische ingesteldheid ten opzichte van andere standpunten. Zij leren de eigen oplossing schriftelijk en mondeling formuleren en verdedigen. - Eindcompetenties: studenten kunnen eenvoudige feitelijke gevallen in juridische termen omzetten, de hierop toepasselijke rechtsregels detecteren en selecteren. Studenten kunnen die rechtsregels analyseren, interpreteren, de geïnterpreteerde abstracte regel op een eenvoudig concreet geval toepassen en het passende juridische gevolg hieruit trekken. Studenten kunnen op basis van die methode een juridische argumentatie ontwikkelen die leidt tot een gemotiveerde oplossing van het voorgelegde probleem of tot de verdediging van een welbepaald belang ten aanzien van het voorgelegde probleem. Zij kunnen de voorgestelde oplossing of een welbepaald belang schriftelijk en mondeling formuleren en verdedigen. Zij erkennen het mogelijke bestaan en de mogelijke gevolgen van afwijkende meningen.
1ste jaar Master - Doelstelling: studenten leren complexere juridische problemen analyseren en oplossen en zijn vertrouwd met de vereisten van de zelfstandige beoefening van de rechtswetenschap. - Eindcompetenties: studenten kunnen complexere problemen situeren in het algemeen rechtsbestel en hebben de reflex verworven om uit bepaalde rechtsnormen gedistilleerde oplossingen van juridische problemen te toetsen aan hogere rechtsnormen. Studenten kunnen alternatieve oplossingen tegen elkaar afwegen zowel de lege lata als de lege ferenda. Studenten hebben inzicht in de verschillende fasen van het rechtswetenschappelijk onderzoek en hun onderlinge samenhang, met inbegrip van de wijze waarop onderzoeksvragen ontstaan, en in de doelstellingen waarmee onderzoek wordt verricht. Studenten kennen de eisen die gelden voor wetenschappelijk onderzoek en voor de verslaggeving ervan.
2de jaar Master - Doelstelling: studenten geven blijk ervan zowel het vermogen om juridische problemen te analyseren en te synthetiseren of het vermogen om zelfstandig juridische problemen op academisch niveau op te lossen, als een algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of onderzoeksingesteldheid te hebben verworven. - Eindcompetenties: studenten kunnen op een zelfstandige en wetenschappelijke wijze een juridisch onderwerp behandelen en uitdiepen op het niveau van een beginnende onderzoeker. De nadruk ligt op het aanleren van de methode en het bijbrengen van vaardigheden en competenties, maar deze vorm van onderwijs veronderstelt uiteraard een vakinhoudelijke achtergrond waarmee oefeningen en taken gestalte worden gegeven. Een consensus bestaat over de opvatting dat het competentiegericht onderwijs daartoe inspiratie zoekt in de opleidingsonderdelen die studenten al hebben gevolgd of eventueel volgen in het semester waarin het desbetreffende onderdeel van het competentiegericht onderwijs aan bod komt. De groep der afgestudeerden spreekt de hoop uit dat
182 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
van deze gelegenheid gebruik zal worden gemaakt om ook in vakoverschrijdende oefeningen te voorzien. De aangewende onderwijsvormen moeten geschikt zijn voor het bereiken van de met dit onderwijs nagestreefde onderwijsdoelstellingen en eindcompetenties. Niet zozeer de kennis van een bepaald onderwerp of het inzicht in een bepaalde problematiek dan wel de competenties om die kennis of dat inzicht te verwerven moeten in het kader van het competentiegericht onderwijs worden bijgebracht. De evaluatievormen moeten erop gericht zijn na te gaan of de studenten de voor het competentiegericht onderwijs vastgestelde doelstellingen en eindcompetenties bereiken.
3° Organisatie en opvolging In elk opleidingsjaar wordt het methodologie- en vaardighedenonderwijs gebundeld in één opleidingsonderdeel dat als een jaaropleidingsonderdeel wordt georganiseerd en de benaming draagt van Rechtsmethodologie I, Rechtsmethodologie II, Rechtsmethodologie III, Rechtsmethodologie IV respectievelijk Masterproef. Het ZAP moet instaan voor de coördinatie van deze werkzaamheden, voor de kwaliteitsbewaking en, op langere termijn, voor het aantrekken van onderzoek met betrekking tot competentiegericht onderwijs. Het aan te stellen ZAP draagt de verantwoordelijkheid voor de keuze van geschikte onderwijsvormen en voor de aanmaak van het studiemateriaal, inzonderheid voor de theoretische gedeelten. Het ZAP geeft toelichting bij de wijze waarop oefeningen worden gemaakt en geëvalueerd. Het ZAP draagt de verantwoordelijkheid voor de opleiding of vervolmaking van het AAP in deze nieuwe vorm van onderwijs. Het ZAP waakt over de bewaring van het concept dat door vele medewerkers wordt verwezenlijkt en over de eenvormigheid van de evaluatie der studenten door het AAP. Het ZAP neemt deel aan de deliberaties. Het ZAP fungeert in het tweede masterjaar als promotor van de masterproef. Het AAP staat in voor de toewijzing van concrete opdrachten aan studenten of groepen van studenten, voor demonstraties van de wijzen waarop methoden kunnen worden toegepast of ingeoefend, voor de begeleiding bij de vervulling van de taken, voor de tussentijdse en eindevaluatie van elke student en voor het geven van feedback ook na de evaluatie. Het AAP rapporteert over het verloop van het onderwijs aan het ZAP. Het AAP kan als verslaggever of begeleider worden betrokken bij de masterproeven. Het methodologie- en vaardighedenonderwijs wordt nu jaar na jaar opgebouwd, terwijl tezelfdertijd het concentrische leermodel jaar na jaar wordt ingevoerd. Vroegere cursussen en praktische oefeningen worden jaar na jaar afgebouwd. De faculteit besliste een halftijds ZAP-mandaat vrij te maken voor de progressieve conceptualisering, implementatie en evaluatie van een gecoördineerd en structureel competentiegericht onderwijs. De
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 183
opdracht van een aantal leden van het AAP wordt gewijzigd ten einde in de nodige ondersteuning te voorzien. De herschikking van de opdrachten wordt jaar na jaar doorgevoerd, omdat de opdracht van een aantal assistenten ten einde loopt in deze overgangsfase.
Oordeel van de commissie Differentiatie en profilering De commissie waardeert het methodologie- en vaardighedenonderwijs in het programma van de bachelor- en de masteropleiding. Zij heeft vastgesteld dat een dergelijke consequente groepering van het methodologie- en vaardighedenonderwijs over alle jaren heen uniek is. Als dusdanig leidt dit tot differentiatie en profilering tegenover de andere Vlaamse rechtenopleidingen.
Kwaliteit De commissie meent dat een goed doordachte opbouw en implementatie van het methodologie- en vaardighedenonderwijs kan bijdragen tot de kwaliteit van de opleiding in de eerste bachelorjaren. De commissie vindt het echter niet opportuun om het methodologie- en vaardighedenonderwijs ook in de latere jaren van de opleiding los te koppelen van het onderwijs in de respectieve vakgebieden.
Concretisering De concretisering van het methodologie- en vaardighedenonderwijs is pas gestart bij de omvorming naar de bachelor/master-structuur, waardoor de commissie slechts de concrete resultaten van het eerste bachelorjaar en een deel van het tweede bachelorjaar heeft kunnen beoordelen. Aangezien de invulling van het methodologie- en vaardighedenonderwijs voor het derde bachelorjaar en de masteropleiding nog niet volledig uitgewerkt is, heeft de commissie ook nog niet concreet kunnen vaststellen welke effecten het methodologie- en vaardighedenonderwijs heeft. Uiteraard kan de commissie evenmin al oordelen over de invloed van de nieuwe invulling van het methodologie- en vaardighedenonderwijs op de kwaliteit van de afgestudeerden.
Globaal oordeel De commissie is van mening dat het methodologie- en vaardighedenonderwijs in se niet voldoet aan de eisen van een bijzonder kwaliteitskenmerk.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de bachelor- en masteropleiding rechten van de Vrije Universiteit Brussel voldoende generieke kwaliteitswaarborgen bieden en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
184 | Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie voor de bachelor en master rechten aan: - de collectie van de bibliotheek te vernieuwen en uit te breiden; - de niet-juridische opleidingsonderdelen beter te spreiden over de bacheloropleiding; - het methodologie- en vaardighedenonderwijs zeker vanaf het derde bachelorjaar niet los te koppelen van de vakinhoudelijke vorming; - meer aandacht te besteden aan de talenopleiding, eventueel in de vorm van een extra-curriculair aanbod van juridisch talenonderwijs; - zowel de positieve als de negatieve oordelen in het kader van de onderwijsevaluaties door de studenten te laten motiveren; - het afnemend veld beter te betrekken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding.
Bachelor en Master in de Rechten - Vrije Universiteit Brussel | 185
186 |
Universiteit Gent Bachelor en Master in de Rechten
Inleiding De visitatiecommissie bezocht de Universiteit Gent (UGent) van 9 tot 12 januari 2006. In het kader van de Bologna-hervormingen worden vanaf 2004-2005 de bestaande kandidaturen en licenties gradueel omgevormd naar de bachelor/master-structuur. Het bachelorprogramma liep op het moment van het bezoek dus nog maar voor het tweede jaar. Het masterprogramma zal vanaf het academiejaar 20072008 van start gaan. Het oordeel over een deel van het tweede en het volledige derde bachelorjaar en van de masteropleiding is dus gebaseerd op de doelstellingen, eindtermen en de beschrijving van het programma van de bacheloropleiding, de individuele doelstellingen en beschrijving van elk opleidingsonderdeel en – bij extrapolatie – op de feitelijke gegevens (syllabi, cursussen, handboeken, examenopgaven, slaagpercentages, studierendementen en personeel) en de ervaringen van studenten en staf over de kandidaats- en licentieopleiding. Ondanks deze beperkingen heeft de commissie een goed beeld gekregen van de bachelor- en masteropleiding rechten van de UGent. Samen met de bachelor-masterstructuur werd het traditionele jaarsysteem, met examens in juni, vervangen door het semestersysteem met examens na ieder semester. De faculteit was hier geen voorstander van, maar heeft de universiteitsbrede evolutie moeten volgen. Deze omvorming heeft een grote invloed gehad op de organisatie van het onderwijs. Opleidingsonderdelen moeten afgerond worden binnen een semester wat minder flexibiliteit in de onderwijsorganisatie toelaat en de studenten minder tijd laat om soms complexe leerstof te verwerken voor het examen. De commissie betreurt dat praktisch-organisatorische argumenten (een uniform systeem) hierbij de bovenhand hebben gehaald op pedagogische argumenten.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN De centrale doelstelling van de opleiding rechten (bachelor en master) is volgens het zelfevaluatierapport de vorming van vakbekwame, zelfstandige en kritische juristen die veelzijdig inzetbaar zijn. De vorming tot “vakbekwaamheid” wordt zeer expliciet vooropgesteld. De studenten krijgen een technischjuridische opleiding waarbij reeds vanaf de eerste jaren de intensieve ontwikkeling van juridische kennis en vaardigheden nagestreefd wordt. Daartoe worden in eerste instantie de basisbegrippen en structuren van het recht aangeleerd, evenals een vrij grondige kennis van een aantal belangrijke delen
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 187
van het actuele recht, nl. deze die betrekking hebben op de morele, sociale, economische, en politieke fundamenten van de samenleving. Een tweede belangrijke vaardigheid die nagestreefd wordt is “zelfstandigheid”. De opleiding kiest daarbij “niet voor een schoolse aanpak maar voor een emancipatorisch opleidingsconcept”, wil de onafhankelijkheid en zelfwerkzaamheid van de studenten stimuleren en hen uitdagen door confrontatie met levensechte problemen die ze zelfstandig dienen te analyseren en te onderzoeken. Op die wijze komen studenten autonoom tot de toepassing van kennis en de ontwikkeling van hun competenties. Er wordt gestreefd naar de vorming van studenten tot zelfstandige personen die gedurende hun beroepsloopbaan verantwoordelijkheid durven nemen en zich blijven ontplooien en ontwikkelen. Ten derde wordt vooropgesteld “kritische” juristen af te leveren die getuigen van analytische zin, met oog voor de maatschappelijke context waarbinnen het recht functioneert en die doordrongen zijn van een maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Ten slotte wordt het belang van de “veelzijdigheid” van de afgestudeerden benadrukt. Wetgeving, rechtspraak en rechtsleer zijn continu in ontwikkeling en juristen dienen in staat te zijn voortdurend op deze ontwikkelingen in te spelen. Er wordt nagestreefd om polyvalente juristen op te leiden die in verschillende sectoren inzetbaar zijn. Juristen dienen meer dan vroeger op zeer uiteenlopende beroepen te worden voorbereid. Sommige afgestudeerden komen terecht in een juridisch-technische omgeving die een sterk specialistische vakkennis vereist; anderen vervullen leidinggevende functies die nopen tot een generalistische instelling en een brede achtergrond. Daartoe wordt naar een juist evenwicht in het spanningsveld tussen gespecialiseerd en generalistisch onderwijs gestreefd. Het zelfevaluatierapport beschrijft de doelstellingen van de bachelor- en masteropleiding rechten als volgt:
De bacheloropleiding rechten De bachelor in de rechten is een academische opleiding, die tot doel heeft aan de student een basisopleiding te geven over het nationaal, Europees en internationaal recht. Naast het bijbrengen van basisbegrippen en structuren worden de historische, filosofische, economische en politieke achtergronden van het recht geschetst. Er wordt naar gestreefd dat de student een grondige kennis verwerft van de rechtsbronnen en van de rechtsmethodiek, en dat de nodige communicatievaardigheden worden bijgebracht. Na zijn driejarige studie moet de bachelor voldoende kennis en vaardigheden opgedaan hebben om een betrekking uit te oefenen waarbij hij ondersteuning verleent aan een zelfstandige jurist (b.v. als paralegal in verzekeringsfirma’s, advocatenkantoren, enz.). Het hoofddoel van de bachelor is de student voor te bereiden op een master.
188 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
Eindtermen van de bachelor Kennis en inzicht - een uitgebreide basiskennis hebben van de grondslagen en structuren van het in België geldend recht; - kennis hebben van en inzicht verworven hebben in de historische achtergronden van het recht en in de basisbeginselen en de filosofische grondslagen van het recht; - een grondige kennis hebben van de onderzoeksmethodes gehanteerd in de rechtswetenschappen; - een basisinzicht hebben in de economische, sociale en politieke factoren die het recht beïnvloeden en mee vorm geven aan de samenleving.
Vaardigheden - kunnen werken met juridische teksten en bronnen en deze naar waarde kunnen schatten; - juridische informatie kunnen opsporen, deze op een wetenschappelijk verantwoorde manier kunnen verwerken, en nieuwe of evoluerende rechtsregels door middel van zelfstudie kunnen assimileren; - rechtsregels en -problemen kunnen identificeren en deze kunnen toepassen op eenvoudige concrete situaties; - beschikken over adequate schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden die toelaten eenvoudige juridische teksten en/of rapporten op een gestructureerde en accurate wijze te redigeren; - beschikken over mondelinge uitdrukkingsvaardigheden die toelaten juridische begrippen en ideeën correct te kunnen verwoorden en een juridische argumentatie te kunnen formuleren.
Attitudes - bereid zijn om kritisch te reflecteren over recht en samenleving; - bereid zijn tot zelfstudie en levenslang leren; - blijk geven van een wetenschappelijke ingesteldheid, zodat op een zinvolle manier kan worden deelgenomen aan wetenschappelijke activiteiten van de discipline; - openstaan voor nieuwe rechtsconcepten en rechtsconcepten uit een ander rechtssysteem; - bereid zijn tot het uitbreiden van de eigen kennis buiten de grenzen van de rechtswetenschap.
De masteropleiding rechten De master in de rechten is een academische opleiding, die als doel heeft de student wetenschappelijke kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes bij te brengen die hem in staat moeten stellen om in concrete situaties zelfstandig het nationale, het Europese en het internationale recht te vinden, te begrijpen, toe te passen en te vergelijken. Dit impliceert o.m. dat de student in staat is om andere dan Nederlandstalige bronnen te consulteren. De uitdieping van een aantal onderdelen van het recht leidt tot een meer specialistische en wetenschappelijke kennis van het recht. In deze optiek wordt
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 189
het verwerven van de nodige communicatievaardigheden vooropgesteld, net als de mogelijkheid om kritisch te reflecteren over rechtsregels en rechtssystemen.
Eindtermen master Kennis en inzicht - een grondige kennis hebben van de grondslagen, structuren, methodologie en systematiek van het nationale, het Europese en het internationale recht; - een meer diepgaande en wetenschappelijke kennis hebben van een of meer domeinen van het recht; - kennis hebben van en inzicht hebben in de filosofische grondslagen van het recht en van de economische, sociale en politieke factoren die op het recht inwerken en mee vorm geven aan de huidige samenleving; - kennis en inzicht hebben in de historische achtergrond van het recht.
Vaardigheden - juridische teksten - ook in een andere taal dan het Nederlands - kunnen analyseren en naar waarde schatten; - juridische problemen kunnen duiden, hiervoor oplossingen zowel mondeling als schriftelijk kunnen formuleren en dit alles met het nodige gevoel voor synthese; - rechtsregels kunnen identificeren en toepassen in concrete situaties, evenals zich nieuwe of evoluerende rechtsregels d.m.v. zelfstudie eigen kunnen maken; - beschikken over schriftelijke vaardigheden die toelaten zelfstandig een rechtswetenschappelijke tekst op te stellen met gebruik van een correcte taal, kernachtige rapporteringsstijl en het duidelijk kunnen verwoorden van de eigen stellingen; - beschikken over mondelinge vaardigheden die toelaten om op basis van een correcte argumentatie een wetenschappelijk onderbouwd standpunt in te nemen en te verdedigen.
Attitudes - bereid zijn tot zelfstudie en levenslang leren; - een kritische houding ontwikkelen ten opzichte van het recht en zijn werking; - een wetenschappelijke ingesteldheid verwerven gericht op een actieve deelname aan academische activiteiten binnen de discipline; - openstaan voor concepten uit andere rechtssystemen; - oog hebben voor pluridisciplinariteit, i.e. bereidheid tot het uitbreiden van de eigen kennis buiten de grenzen van de rechtswetenschap.
190 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
1.1. Niveau en oriëntatie van de academische opleiding in de rechten Bachelor De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de bachelor als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeen komen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte bacheloropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De commissie waardeert de aandacht die besteed wordt aan algemene competenties zoals het verwerven en verwerken van informatie en van schriftelijke en mondelinge vaardigheden. Ze vindt verder dat de eindtermen van de bachelordoelstellingen voldoende verwijzen naar het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties. De commissie acht dat de nodige aandacht besteed wordt aan het toepassen van de aangeleerde onderzoeksmethoden en technieken en aan de juridisch-wetenschappelijke basiskennis. De doelstellingen zijn helder geformuleerd. Ze worden verder geconcretiseerd in eindtermen op het niveau van de opleidingsonderdelen, die terug te vinden zijn in de ECTS-fiches van de betrokken opleidingsonderdelen. De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken nagedacht hebben over de bachelor als eigenstandige opleiding met een eigen uitstroomprofiel. Ook al zullen vermoedelijk heel wat studenten onmiddellijk aansluitend op de bacheloropleiding de masteropleiding in de rechten aan de eigen instelling volgen, toch vindt de commissie het positief dat ook rekening gehouden werd met andere mogelijkheden.
Master De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de masteropleiding als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. Het beheersen van algemene en algemene wetenschappelijke competenties wordt in de master voldoende nagestreefd. Ook wordt er veel aandacht besteed aan een gevorderd begrip van en inzicht in de juridisch-wetenschappelijke kennis. Er wordt gestreefd naar een grondige kennis van de grondslagen, structuren, methodologie en systematiek van het nationaal, het Europees en het internationaal recht. In de domeinen van het recht die in de opties (zie 2. Programma) bestudeerd worden, is een meer diepgaande en wetenschappelijke kennis het doel. In de doelstellingen voor de masteropleiding wordt verder voldoende aandacht besteed aan het beheersen van de algemene en beroepsgerichte competenties die nodig zijn voor de zelfstandige
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 191
aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De commissie vindt dat de eindtermen van de master voldoende aandacht besteden aan de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek.
1.2. Domeinspecifieke eisen Globaal beoordeelt de commissie de domeinspecifieke eisen van zowel bachelor als master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de bachelor en de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de rechten stellen en dat deze ook internationale vergelijkingen doorstaan. De commissie hecht verder belang aan het inzicht in de relaties tussen het recht en zijn maatschappelijke context. Zij vindt het dan ook positief dat in de doelstellingen van zowel de bachelor als de master heel wat aandacht hieraan besteed wordt. Zo leren studenten het recht in de context van de maatschappelijke realiteit kennen. De commissie hecht eveneens belang aan het leren communiceren, zowel mondeling als schriftelijk, van de opgedane kennis en het verworven inzicht en dit niet alleen in de eigen taal. De commissie is dan ook zeer positief over de expliciete aandacht hieraan in de doelstellingen van zowel de bachelor als de master. Ten slotte waardeert de commissie de afstemming van de doelstellingen met de feedback van alumni en afnemend veld. Daartoe werd in de aanloop naar de visitatie een uitgebreide bevraging van 500 alumni uitgevoerd en werden er gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het afnemend veld. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de ervaring van deeltijdse professoren en praktijkassistenten.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van zowel de bachelor als de master als positief. Het niveau en de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen voldoen voor beide opleidingen. De aandacht voor algemene en algemene wetenschappelijke competenties en voor juridisch-wetenschappelijke basiskennis voldoet, zowel in de bachelor als in de master.Verder is er bijzondere aandacht voor de samenhang tussen het recht en zijn maatschappelijke context en voor communicatieve vaardigheden.
192 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
De doelstellingen sluiten aan bij de verwachtingen van vakgenoten. Zij worden ook getoetst aan de verwachtingen van het afnemend veld door een uitgebreide bevraging van de alumni en regelmatige contacten met het afnemend veld en dankzij de deeltijdse ZAP-leden en de praktijkassistenten.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA De Universiteit Gent heeft de bachelor-masterhervorming aangegrepen om het programma grondig te hervormen. Daar nagestreefd wordt dat de bachelor tijdens de drie jaren studie voldoende kennis en vaardigheden opdoet om te kunnen werken in ondersteunende functies, wordt hem tijdens zijn opleiding een overzicht gegeven van het ganse recht. Met het oog hierop zijn de meeste verplichte opleidingsonderdelen die voor de hervorming in de kandidaturen en in de eerste twee licenties werden gegeven in de bachelor geconcentreerd. De bachelor moet echter meer zijn dan een gecomprimeerde versie van de kandidaturen en de eerste twee licenties.
Het bachelorprogramma In het bachelorprogramma wordt onderscheid gemaakt tussen: - algemene juridische basisopleidingsonderdelen; - tweede-generatie opleidingsonderdelen, m.a.w. meer gespecialiseerde juridische opleidingsonderdelen; - hulpwetenschappen, m.a.w. algemeen-vormende opleidingsonderdelen specifiek afgestemd op het recht - metajuridische opleidingsonderdelen als achtergronden van het recht; - vaardigheden en oefeningen. De bachelor is opgevat als een “gelaagde studie”. In het begin van de opleiding wordt veel aandacht besteed aan algemeen juridische opleidingsonderdelen en aan hulpwetenschappen. Ook wordt er vanaf het eerste jaar reeds aandacht besteed aan metajuridische opleidingsonderdelen en aan vaardigheden en oefeningen. Vanaf het tweede jaar worden geleidelijk meer gespecialiseerde juridische opleidingsonderdelen aangeboden. De hulpwetenschappen worden deels vervangen door metajuridische opleidingsonderdelen. In het derde jaar worden de metajuridische en de algemeen juridische opleidingsonderdelen afgebouwd ten voordele van tweede-generatie opleidingsonderdelen, vaardighedentraining en oefeningen. Deze opbouw van het programma is weergegeven in grafiek 1
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 193
100% Grafiek 1: opbouw van de bacheloropleiding 90%
105
30
80% 70%
75
90
180
105 45
60%
90 50% vaardigheden en oefeningen hulpwetenschappen meta-juridische vakken tweede-generatievakken algemene rechtsvakken In de staaf wordt het aantal geprogrammeerde uren genoteerd
75 225
40% 30% 20%
255
240 120
10% 0% 1° bachelor
2° bachelor
3° bachelor
Het masterprogramma Het programma van de master is opgebouwd rond een aantal principes:
Beperkte specialisatie en gestructureerde keuze: de faculteit heeft hiervoor geopteerd om studenten af te leveren met een algemene juridische vorming, maar er wordt in de mogelijkheid van een beperkte specialisatie voorzien. In dit opzicht kiest de student niet uit “afstudeerrichtingen”, maar wel uit 3 opties: - de optie nationaal en internationaal recht, die zich richt tot diegenen die een baan in de administratie, de diplomatieke wereld of internationale organisaties ambiëren; - de optie burgerlijk en strafrecht, voor toekomstige advocaten en magistraten; - de optie sociaal en economisch recht, voor toekomstige advocaten, magistraten en bedrijfsjuristen.
Flexibiliteit: met de curriculumherziening beschikt de student vanaf de master over maximale keuzemogelijkheden om zelf zijn programma samen te stellen.
Ruimer aanbod aan vaardigheden: in de oude structuur werden uitsluitend in gemeenschappelijke plichtvakken voorzien tot en met de tweede licentie. In de derde licentie konden de studenten binnen hun optie kiezen voor drie grondige studies en een aantal keuzeopleidingsonderdelen. In de nieuwe structuur kan de student reeds een jaar vroeger in de opleiding een optie kiezen. Dit impliceert dat studenten reeds in het vierde jaar de mogelijkheid krijgen om in kleine groepen samen te werken. Dit betekent een verdubbeling van het aantal grondige studies (van drie naar zes – zie verder). Hierdoor
194 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
komt er meer ruimte voor het ontwikkelen van vaardigheden. Integratie van de vaardigheden: in de bachelor is er niet noodzakelijk een band tussen de aangeleerde vaardigheden en de opleidingsonderdelen. Schrijfvaardigheidsoefeningen b.v. worden niet gekoppeld aan een specifiek college, behalve in de derde bachelor. In de master worden vaardigheden gedoceerd in het kader van een opleidingsonderdeel. De vaardigheden maken aldus een integraal deel uit van de doelstellingen van het betrokken opleidingsonderdeel. In het programma zijn er vijf verplichte opleidingsonderdelen, die “derde generatieopleidingsonderdelen” genoemd worden en die als te gespecialiseerd worden gezien om als basiskennis gekwalificeerd te kunnen worden. Daarnaast moet de student kiezen voor zes “grondige studies”, waarvan minimaal vier uit de gekozen optie, voor vijf “bijzondere studies” waarvan minimaal drie uit de gekozen optie en ten slotte voor een aantal “vrije bijzondere studies” ten beloop van zes studiepunten. In de “grondige studies” (GS) worden bepaalde belangrijke aspecten uitgediept van een rechtstak die eerder als verplicht opleidingsonderdeel werd bestudeerd. Zo kan de student b.v. zijn basiskennis over het ‘Arbeidsrecht’ (derde bachelor) aanscherpen in de ‘GS Arbeidsrecht’ (i.e. individueel arbeidsrecht), ‘GS Collectief Arbeidsrecht’ en ‘GS Europees Arbeidsrecht’. In tegenstelling tot de bachelor waar de studenten vooral basiskennis gedoceerd krijgen, ligt in de grondige studies de nadruk op het analyseren van problemen, eventueel aan de hand van gevallenstudies. Daarnaast worden mondelinge en schriftelijke vaardigheden verder ontwikkeld. Studenten moeten rapporteren, presentaties verzorgen, korte papers schrijven, enz. Bij twee grondige studies - naar keuze van de student - wordt een scriptie opgelegd. Het betreft verhandelingen waarbij een thema uit de rechtstak wordt uitgediept. Idealiter beantwoordt dit werkstuk aan de kwaliteitseisen die worden gesteld voor de publicatie van kleine artikels (of uitgebreide noten) in een juridisch vaktijdschrift. Aan de studenten die een scriptie hebben geschreven wordt ook gevraagd deze te verdedigen. In de optiegebonden “bijzondere studies” komen deelaspecten van één rechtstak aan bod. De desbetreffende colleges kunnen zowel het karakter hebben van een hoor- en werkcollege, als van een ex-cathedra college. De “vrije bijzondere studies” zijn zeer heterogeen samengesteld. Sommige behandelen een thema uit het positieve recht en hebben aansluiting met één of meer opties; bvb. ‘Privaatrechtelijke geschillen in de internationale handel’ kan studenten uit alle opties interesseren. Andere opleidingsonderdelen in deze groep overstijgen het positieve recht; bvb. ‘Vraagstukken van hedendaagse rechtsfilosofie’. In nog andere vrije bijzondere studies worden door niet-juristen problemen besproken die interessant zijn voor de jurist uit één of meer opties. Zo richt ‘Forensische psychiatrie’ zich voornamelijk tot studenten uit de optie burgerlijk en strafrecht. Het opleidingsonderdeel ‘Private politiestudies’ daarentegen kan
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 195
zowel penalisten-in-spe als studenten uit de optie sociaaleconomisch recht interesseren. Ten slotte kan men in sommige bijzondere studies specifieke vaardigheden ontwikkelen, b.v. ‘Oefenrechtbank m.i.v. bemiddeling’.
Grafiek 2: algemene structuur van de masteropleiding (in aantal uren per jaar) 1200
1000
1080
870 750
800
720
600
400 180 200
0 plichtvakken
optiegebonden grondige studies
optiegebonden bijzondere studies
vrije bijzondere studies
masterproef
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma Bachelor De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de bachelor als goed. Ze vindt dat de doelstellingen en eindtermen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt over het algemeen goede mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. De commissie vindt het positief dat de bachelor opgebouwd is als een afgerond geheel, waarbinnen het de bedoeling is om volwaardige ‘basisjuristen’ te vormen die kennis hebben van alle basisdisciplines van het recht. De commissie heeft bovendien vastgesteld dat de eindtermen die de opleiding voor deze ‘basisjuristen’ heeft geformuleerd ook goed in het programma worden vertaald. Door de samenvoeging van een aantal opleidingsonderdelen in het eerste bachelorjaar wordt een
196 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
groter inleidend opleidingsonderdeel gevormd. Op die manier kan een beter integratie bereikt worden. Daarna wordt gefaseerd een diepergaande kennis van het recht aangebracht. De commissie waardeert ook de manier waarop in het bachelorprogramma de doelstellingen met betrekking tot de algemene en wetenschappelijke vaardigheden worden vertaald. Vanaf het eerste jaar wordt in groepen van maximaal 50 studenten rechtsmethodiek en argumentatieleer aangebracht. Verder in de opleiding worden bij veel opleidingsonderdelen praktische oefeningen aangeboden in kleinere groepen en wordt er in het derde bachelorjaar een oefening in juridische schrijfvaardigheid voorzien. De commissie vindt het eveneens goed dat er in het bachelorprogramma ruimte is voor een brede algemene vorming die de student moet toelaten om het recht te situeren in zijn maatschappelijke context. Dit is een essentieel onderdeel van de vorming als jurist. De commissie waardeert in het bijzonder de geleidelijke opbouw van het programma waarbij in het eerste jaar een aantal algemeen vormende hulpwetenschappen aangeboden worden. Zij apprecieert hierbij in het bijzonder de goede afstemming van het opleidingsonderdeel ‘Filosofie’ op de juridische opleiding. Vanaf het tweede jaar verschuift de nadruk naar metajuridische opleidingsonderdelen. Verder is de commissie ervan overtuigd dat een goede beheersing van minstens de franse taal essentieel is voor de jurist. De commissie beaamt de keuze van de UGent om het talenonderwijs niet in het verplichte curriculum op te nemen, maar naast het curriculum wel een aanbod van cursussen Juridisch Frans, Engels en Duits, aangeboden door het Universitair Centrum voor Talenonderwijs van de UGent, te financieren. Zo kunnen studenten die hier behoefte aan hebben de nodige taalkennis verwerven. De commissie vindt het verder positief dat er in de lessen de nodige aandacht besteed wordt aan de juridische terminologie in het Frans en soms in het Engels. Deze terminologie wordt tevens aan het studiemateriaal toegevoegd en behoort tot de leerstof voor het examen. De commissie vindt dit een goede manier om minstens de kennis van het juridisch Frans te stimuleren. Eveneens wordt er in meerdere opleidingsonderdelen gebruik gemaakt van anderstalige teksten. Wel pleit de commissie voor het toetsen van het aanvangsniveau van de beginnende student en het evalueren van het eindniveau om na te gaan of de aangeboden mogelijkheden gebruikt worden door de studenten die behoefte hebben aan een verbetering van hun taalkennis. Ondanks het feit dat dit niet opgenomen is in de bachelordoelstellingen is er voldoende aandacht voor de samenhang tussen de nationale, Europese en internationale rechtsorde. De commissie waardeert dit aangezien het in het huidig recht niet meer mogelijk is om deze drie rechtsordes los van elkaar te houden.
Master De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma als
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 197
goed. Het masterprogramma blijkt een adequate vertaling van de doelstellingen te zijn. Het biedt goede mogelijkheden om de eindkwalificaties te bereiken. Dit gebeurt door verdere verdieping en integratie van de juridische kennis in een aantal plichtvakken; daarnaast krijgen de studenten de kans om zich enigszins te verdiepen in een domein van het recht dankzij een gestructureerde keuze voor een van de drie aangeboden opties. De commissie vindt het goed dat de opleiding veelzijdige juristen opleidt en dat de opties niet leiden tot een vroegtijdige specialisatie. Het blijkt een goede keuze te zijn om juristen met een brede achtergrond op te leiden, die zich dan in een master na masteropleiding of door een stage in een domein van het recht kunnen specialiseren. De commissie reageert positief op de inspanningen die de voorbije jaren gedaan zijn om Europese en internationale studentenuitwisselingen te stimuleren. Ze vindt het goed dat deelname aan deze uitwisselingen ook in het eerste masterjaar mogelijk zal worden. Op die manier wordt de nodige flexibiliteit gecreëerd om uitwisselingen eenvoudiger en organiseerbaar te maken. De commissie vindt het verder goed dat studenten worden gestimuleerd om deel te nemen aan de georganiseerde pleitoefeningen en internationale pleitwedstrijden. Op die manier krijgen zij de kans hun blik te verruimen en vaak ook hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De commissie is positief over de manier waarop de scripties worden omgevormd tot een masterproef. Dit is een goede aanleiding voor de student om zowel zijn wetenschappelijke als zijn communicatieve vaardigheden verder te ontwikkelen. De mondelinge verdediging komt ook de mondelinge taalvaardigheid ten goede.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het bachelor- en het masterprogramma als goed. Ze stelt vast dat in het bachelorprogramma heel wat aandacht aan kennisontwikkeling besteed wordt. Deze kennis wordt geleidelijk opgebouwd door middel van eerste-, tweede- en derdegeneratie juridische opleidingsonderdelen. De juridische kennis wordt door humane wetenschappen en metajuridische opleidingsonderdelen in zijn bredere maatschappelijke context gekaderd. In de grondige studies wordt de verworven kennis verder uitgediept. De commissie apprecieert de aandacht die besteed wordt aan het ontwikkelen van wetenschappelijke vaardigheden. De onderzoeksvaardigheden van de student worden stelselmatig opgebouwd. De eerste jaren geschiedt dit door oefeningen en schrijfvaardigheidspractica en in de licenties door de grondige studies en het schrijven van scripties. De commissie waardeert dat de studenten vanaf het eerste jaar vertrouwd gemaakt worden met de bibliotheek en argumentatieleer krijgen. De commissie beveelt wel
198 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
aan om dit in kleinere groepen te doen dan nu het geval is. Op die manier kan de interactie versterkt worden. De commissie vindt het positief dat na de bachelorjaren veel aandacht besteed wordt aan het op een wetenschappelijke manier verwoorden van verworven inzichten. De examinering is in vele gevallen op het toepassen van de wetenschappelijke vaardigheden gericht. Alle juridische opleidingsonderdelen worden regelmatig geactualiseerd en aangepast aan de recente evoluties van de wetenschap en de juridische praktijk. De commissie waardeert bovendien dat de scriptieonderwerpen vaak deel uitmaken van lopend onderzoek.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma van zowel de bachelor als de master als goed. Zij heeft vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken grondig hebben nagedacht over de invulling van de opleidingen bij de bachelor-masterhervorming om een goed opgebouwde bacheloren masteropleiding uit te werken. De commissie waardeert de horizontale coherentie van de opleiding. In ieder jaar wordt naar een goede verhouding tussen positiefrechterlijke en andere opleidingsonderdelen gestreefd. Ook de verticale coherentie van het programma is goed. Reeds vanaf het begin van de opleiding worden juridische opleidingsonderdelen aangeboden. Op deze opleidingsonderdelen wordt vanaf het tweede jaar verder gebouwd in zogenaamde ‘tweede generatievakken’, waarin een overzicht van een rechtsdiscipline gegeven wordt. In de masterfase wordt in ‘derde generatievakken’ verder gebouwd op deze ‘tweede generatievakken’ en wordt naar verdieping van de verworven kennis en inzichten gestreefd. Aan een deel van de juridische opleidingsonderdelen wordt praktische oefeningen gekoppeld om wetenschappelijke en juridische vaardigheden te ontwikkelen. Daarnaast wordt vanaf het eerste jaar de nodige aandacht besteed aan ondersteunende menswetenschappelijke opleidingsonderdelen, die vanaf het tweede bachelorjaar door metajuridische opleidingsonderdelen, gericht op reflectie rond de plaats van het recht in de maatschappij, worden vervangen. De commissie waardeert verder dat in de master wordt voorzien in brede gestructureerde keuzeruimte in de vorm van opties, zodat de student zich kan verdiepen in een juridische discipline, zonder evenwel de doelstelling om generalisten op te leiden te verlaten.
2.4. Studieomvang Zowel de oude als de nieuwe opleidingen voldoen aan het decretaal kader met betrekking tot de studieomvang. De kandidaatsopleiding omvat 120 studiepunten en de licentieopleiding 180. De
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 199
bacheloropleiding omvat 180 studiepunten en de masteropleiding 120 studiepunten.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt de studietijd als voldoende. Aan de UGent werd een instrument ontwikkeld om het studeergedrag van studenten nauwgezet in kaart te brengen en op te volgen. In de aanloop naar deze onderwijsvisitatie werd dit instrument voor de eerste keer toegepast in de opleiding rechten. Op basis van de eerste resultaten van deze meting meent de commissie dat zowel het eerste bachelorjaar, de tweede kandidatuur als de licenties rechten in hun geheel goed studeerbaar zijn. De tijd die de studenten nodig hebben om de doelstellingen door middel van dit programma te bereiken ligt over het algemeen binnen de decretale marges. Er zijn een aantal opleidingsonderdelen waarbij zich afwijkingen van de begrote studietijd voordoen. De commissie vindt het positief dat de opleidingsverantwoordelijken een grote bereidheid tonen om deze afwijkingen in de toekomst weg te werken. De gesprekken die de commissie met de studenten en de alumni heeft gevoerd, bevestigen over het algemeen deze resultaten. Enkel de derde licentie blijkt voor heel wat studenten een minder belastend jaar. De commissie heeft met genoegen vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken bij het opstellen van het programma voor de masteropleiding de nodige aandacht aan het beter invullen van het laatste jaar geschonken hebben.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als goed, zowel voor de bachelor als voor de master. Globaal vindt de commissie dat er een goede variatie van werkvormen toegepast wordt. Omwille van de grootte van de groepen wordt in de eerste jaren voornamelijk gebruik gemaakt van hoorcolleges. In een aantal gevallen worden deze hoorcolleges tweemaal aangeboden om het studentenaantal te beperken en aldus de interactiviteit te verbeteren. Bovendien worden reeds vanaf het eerste jaar heel wat praktische oefeningen in kleine groepen aangeboden waarin veel aandacht aan vaardigheden besteed wordt. De commissie betreurt dat deze oefeningen in eerste bachelor wel nog in groepen van ongeveer vijftig studenten aangeboden worden. Deze groepsgrootte is haars inziens te groot om tot optimale interactie te komen. In de master wordt vaak in kleine groepen gewerkt, waardoor meer aandacht kan gaan naar interactiviteit, zelfwerkzaamheid van de student en het verder ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden. De commissie vindt dit goed.
200 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
Verder staat de commissie positief tegenover de vereiste van drie scripties in de derde licentie. Door deze scripties leert de student op een wetenschappelijke manier omgaan met het recht en oefent hij zijn mondelinge en schriftelijke vaardigheden. De commissie keurt de mogelijkheid die voorzien wordt om een zomerstage te volgen na de tweede licentie goed. Er is een uitgebreid aanbod aan stageplaatsen in verschillende sectoren. Op deze manier kunnen studenten kennis maken met de rechtspraktijk. Bij de implementatie van de masteropleiding zal ook de mogelijkheid gecreëerd worden om een stage als keuzeopleidingsonderdeel te volgen. Hieraan zal nog een juridisch werkstuk en een mondelinge bespreking gekoppeld worden. De ontwikkeling van het elektronisch leerplatform Minerva biedt heel wat mogelijkheden om te komen tot zelfwerkzaamheid bij de student. Discussiefora worden door een aantal lesgevers gebruikt. Anderen gebruiken voornamelijk de mogelijkheid om mededelingen te doen en cursusmateriaal aan te bieden. De commissie waardeert het goede niveau van het cursusmateriaal. Zij heeft wel vastgesteld dat het in een aantal gevallen vrij duur is. De commissie waardeert het feit dat de opleidingsverantwoordelijken moeite doen om de kosten te verlagen, maar wenst te benadrukken dat dit een aandachtspunt moet blijven. Zeker moet vermeden worden dat studenten dure boeken moeten aankopen die slechts in beperkte mate gebruikt worden.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de inhoud en de vorm van de examens voor zowel de bachelor als de master als goed. Ze heeft in het kader van de visitatie examenopgaven ingekeken, om vast te stellen dat het niveau van deze examenopgaven hoog is. Ze waardeert dat de examens zowel peilen naar kennis als naar inzicht en toepassing. Er wordt hiertoe vaak gebruik gemaakt van casussen. De commissie waardeert dat slechts zelden gebruik gemaakt van meerkeuzevragen omdat zij deze toetsvorm niet de meest geschikte vindt om juridische kennis en inzicht te testen. De opleiding levert een bijzondere inspanning om reeds vanaf het eerste jaar, ondanks het grote aantal studenten, mondelinge examens te organiseren. De commissie waardeert dit sterk omdat mondelinge vaardigheden voor de jurist van groot belang zijn. Een aantal praktische oefeningen wordt door middel van permanente evaluatie beoordeeld. Hierbij is het echter wel van belang dat de studenten hierover goed ingelicht worden. In het eerste jaar wordt verder een aantal proefexamens voorzien zodat de studenten beter voorbereid
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 201
aan de examens kunnen deelnemen. Alle examinatoren geven na het examen individueel feedback aan de student die hierom verzoekt. Uit de gesprekken die de commissie met de studenten heeft gevoerd, blijkt dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de beoordeling en toetsing. De ombudspersoon geeft aan dat het aantal conflicten of betwistingen in verband met examens uiterst gering is.
2.8. De Masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als goed. De opleiding heeft traditioneel in het laatste jaar steeds met drie scripties gewerkt. Pas bij de implementatie van de masteropleiding vanaf het academiejaar 2007-2008 zal ook een masterproef voorzien worden. Thans worden enkel de contouren van de toekomstige invulling van de masterproef geschetst. De masterproef wordt gezien als het sluitstuk van de academische rechtenopleiding, de “kroon op het werk” van de student, die hiermee moet bewijzen effectief een “zelfstandige”, “vakbekwame” en “kritische” jurist te zijn. De masterproef is een zelfstandig wetenschappelijk werk, waarmee de student getuigt van zijn grondige kennis van de grondslagen, de structuren en de methodiek van het recht. De masterproef bestaat uit een schriftelijk en een mondeling luik. Het schriftelijke luik bestaat uit twee delen: een voorbereidend deel (het “tussentijds rapport”) in het eerste masterjaar en de eigenlijke “masterproef” (het “eindwerk”) in het tweede masterjaar. De bedoeling van beide (vooral van het grote werkstuk in tweede master) is door middel van een schrijfopdracht de juridischwetenschappelijke vaardigheden te releveren en te verbeteren, dit is de capaciteit om een juridisch of metajuridisch vraagstuk op grondige, wetenschappelijke wijze te behandelen bij voorkeur vanuit verschillende juridische en metajuridische disciplines te analyseren, te evalueren en te synthetiseren. De masterproef is het resultaat van een zo exhaustief mogelijke studie van alle relevante bronnen, gevolgd door een synthetiserende beschrijving van de juridische en maatschappelijke deelproblemen, becommentarieerd met wetenschappelijk correcte analyses en verbanden, resulterend in de ontwikkeling van een logisch onderbouwde persoonlijke visie en aangevuld met een volgens de normen opgestelde bibliografie. Het geschreven eindwerk wordt door de student ook mondeling toegelicht. Hiermee wordt gepeild naar de mondelinge vaardigheden en de argumentatiecapaciteit van de student, de inzichten in de behandelde rechtstak(ken) en de vertrouwdheid met de rechtswetenschappelijke methodologie. Aan de masterproef worden in totaal 24 studiepunten toegekend, gespreid over de twee masterjaren. Op het einde van het eerste masterjaar wordt een tussentijds rapport ingeleverd, ter waarde van 5 studiepunten. De overige 19 studiepunten hebben betrekking op het schriftelijke werkstuk van de
202 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
masterproef en de mondelinge verdediging ervan in het tweede masterjaar. Het thema van de masterproef wordt in onderling overleg met de promotor vastgelegd en door de faculteit goedgekeurd. Het kan zowel van juridische als van metajuridische aard zijn. De commissie waardeert dat de inspanningen over de twee jaren van de masteropleiding gespreid worden. Op die manier krijgt de student tijd en ruimte om een onderwerp diepgaand te bestuderen. De commissie vindt het tevens positief dat er hoge eisen zullen gesteld worden aan de masterproef die geschikt moet zijn voor een publicatie in een juridisch tijdschrift en dat de student zijn werk mondeling zal moeten verdedigen.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor de bachelor en de master als voldoende. De toelatingsvoorwaarden voor de bachelor in de rechten zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs voor bijna alle opleidingen worden toegepast. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over: - een diploma van het secundair onderwijs; - een bachelordiploma; - een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie; - een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. Grafiek 3 toont de instroom van de generatiestudenten in het eerste jaar rechten. Het aantal generatiestudenten schommelt rond 400 per jaar. Ongeveer alle studenten hebben algemeen secundair onderwijs gevolgd en starten onmiddellijk daarna een opleiding in de rechten. Die studenten hebben een sterkere vooropleiding inzake talen dan het gemiddelde aan de UGent. Ze hebben daarentegen duidelijk minder uren wiskunde en wetenschappen gevolgd in het secundair onderwijs dan de gemiddelde UGent-student. De taalkennis zou dus voldoende moeten zijn. De algemene vorming van de studenten in het secundair onderwijs moet normaliter voldoende voorbereiden op de bacheloropleiding in de rechten. De commissie meent dat de aansluiting tussen de bacheloropleiding en het secundair onderwijs adequaat is.
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 203
Grafiek 3 : Aantal generatiestudenten per academiejaar aan de opleiding rechten van de UGent 500 400 300 200
446
391
458
480
376
383
362
394
381
385
19941995
19951996
19961997
19971998
19981999
19992000
20002001
20012002
20022003
20032004
100 0
Uit de cijfers die aan de commissie ter beschikking werden gesteld, valt op dat de instroom van studenten sterk regionaal georiënteerd is. Ongeveer twee-derde van de studenten is afkomstig uit de provincie Oost-Vlaanderen. Voor studenten die reeds een andere universitaire opleiding gevolgd hebben, bestaat de mogelijkheid om een verkort bachelorprogramma te volgen, waarbij zij van de niet-juridische opleidingsonderdelen vrijgesteld worden. Voor de professionele bachelors in de rechtspraktijk werd een schakelprogramma ontwikkeld van 85 tot 90 studiepunten. Als toelatingsvoorwaarde voor de masteropleiding wordt het bezit van een academisch bachelordiploma in de rechten of het met succes volbrengen van een schakel- of brugprogramma geëist. Het masterprogramma sluit op een adequate manier aan bij het bachelorprogramma en de voorziene schakel- en brugprogramma’s.
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt de programma’s van de bachelor en de master als positief. Ze vormen beide een adequate vertaling van de doelstellingen. Ze zijn van academisch niveau. De bachelor is op een logische, studeerbare en goed gestructureerde manier opgebouwd en brengt de studenten een brede basis bij van de essentiële disciplines van het recht. Dat recht wordt bovendien gekaderd in de maatschappelijke context door middel van algemeen vormende hulpwetenschappen en metajuridische opleidingsonderdelen. In de master wordt hierop verder gebouwd en kunnen studenten zich verdiepen in één van de drie opties, maar ze worden toch tot degelijke generalisten opgeleid. De tijd die de studenten nodig
204 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
hebben om de doelstellingen door middel van dit programma te bereiken ligt binnen de decretale marges. Zowel in de bachelor als in de master worden kennis en inzicht en wetenschappelijk vaardigheden op een evenwichtige manier gecombineerd; de gebruikte werkvormen en examens zijn goed afgestemd op het bereiken van de doelstellingen. De masterproef moet nog verder uitgewerkt worden, maar de reeds geschetste contouren overtuigen de commissie dat de masterproef de vooropgestelde doelstellingen zal bereiken. De toelatingsvoorwaarden zijn conform met de decretale vereisten en worden bijgevolg als voldoende beoordeeld.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed voor zowel de bachelor als de master. De commissie vindt de individuele didactische kwaliteit en de onderwijsbetrokkenheid van de onderwijzende staf goed. De commissie heeft van de studenten vernomen dat het onderwijzend personeel de opleidingsonderdelen over het algemeen goed verzorgt en dat het onderwijzend personeel goed aanspreekbaar is. De commissie waardeert het aanstellingsbeleid. De aan de faculteit toegewezen middelen worden over de vakgroepen verdeeld volgens een rekenkundig model dat met de nodige flexibiliteit toegepast wordt. Er wordt bewust gekozen voor het aanwerven van jonge ZAP-leden met een hoofdopdracht binnen de faculteit met het oog op een beter evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse professoren. De commissie apprecieert dat er ook deeltijdse ZAP-leden met beroepservaring instaan voor de onmisbare inbreng van praktijkkennis in de opleiding. Ook het evaluatie- en bevorderingsbeleid is goed uitgewerkt. Alle ZAP-leden worden tweejaarlijks geëvalueerd, zowel in het kader van de kwaliteitsbewaking als in het kader van het loopbaanbeleid. Bij deze evaluaties wordt zowel rekening gehouden met het onderwijsdossier (35%) als met onderzoek (45%) en wetenschappelijk dienstverlening. Wel blijkt het moeilijk om kordaat in te grijpen bij problemen. Om beter zicht te krijgen op de onderwijskundige kwaliteiten wordt er door de faculteit voor gepleit om bij de aanwerving van ZAP-leden zonder onderwijservaring de mogelijkheid te creëren om te kiezen voor een aanstelling, bv. van drie jaar, voorafgaand aan een benoeming. Bij het aanstellen van AAP wordt de nadruk gelegd op wetenschappelijk interesse en praktische ervaring in het geval van praktijkassistenten. Bij het verlengen van AAP-mandaten wordt daarentegen wel steeds rekening gehouden met het geleverde onderwijs. De commissie vindt dit een evenwichtig beleid.
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 205
De commissie waardeert de onderwijskundige vorming van de Directie Onderwijs-aangelegenheden die docenten op vrijwillige basis kunnen volgen. Deze training is vooral gericht op de manier van lesgeven. Tevens worden vervolgtrainingen aangeboden die verwante onderwerpen behandelen zoals presentatietechnieken, timemanagement en functioneringsgesprekken. De commissie heeft vernomen dat slechts 29% van de ZAP-leden aan deze activiteiten heeft deelgenomen. Ze pleit ervoor om de jonge docenten sterker te stimuleren om hieraan deel te nemen.
3.2. Academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie vindt de academische kwalificaties van het personeel goed. Ze is van oordeel dat zo goed als alle domeinen van het recht in de huidige personeelsbezetting goed vertegenwoordigd zijn. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de verschillende vakgroepen bestudeerd en stelt vast dat de onderzoekers over het algemeen een goede wetenschappelijke output in hoogstaande tijdschriften genereren. De meeste onderzoekers beschikken tevens over een uitgebreid netwerk van internationale contacten. De inbreng van kennis en ervaring uit de praktijk wordt gewaarborgd door deeltijdse ZAP- en AAP-leden die een actieve juridische praktijk hebben. Daarenboven waardeert de commissie dat praktijkassistenten hun specifieke expertise aan de opleiding ter beschikking stellen.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van de staf globaal als voldoende voor zowel de bachelor als de master. Op 1 oktober 2004 bedroeg het totaal aantal ZAP-leden verbonden aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid, waaronder naast de bachelor en de master rechten ook de opleiding criminologie en een aantal aanvullende opleidingen vallen, 82 (45,40 voltijdse eenheden) en het totaal aantal AAP-leden 95 (59,80 voltijdse eenheden). Dit vormt een duidelijke toename in vergelijking met de vorige visitatie, toen er een zeer beperkte wetenschappelijke staf werd vastgesteld. De commissie waardeert de inhaalbeweging die de voorbije jaren op facultair niveau heeft plaatsgevonden. Aan de opleiding rechten zijn in totaal 44,55 voltijdse eenheden ZAP verbonden, waarvan 7,8 voltijdse eenheden ZAP-leden verbonden aan andere faculteiten. Dit leidt tot een student-ZAP-ratio van 40,36, waar dit in 1999-2000 nog 44,45 was. De commissie beoordeelt deze ratio nog steeds als hoog, maar heeft vastgesteld dat de faculteit met dit kader een kwalitatief hoogstaande opleiding kan aanbieden.
206 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
Aan de basisopleiding rechten zijn tevens 87 AAP-leden verbonden. Het betreft 41 assistenten (waarvan 33 voltijds en 8 deeltijds), 39 praktijkassistenten (allen deeltijds) en 7 doctor-assistenten (waarvan 1 voltijds en 6 deeltijds). De commissie vindt het positief dat een groot aantal praktijkassistenten uit verschillende sectoren bij de opleiding betrokken zijn. Gezien de aanbeveling onder 2.6. om voor praktische oefeningen in het eerste bachelorjaar in voldoende kleine groepen te voorzien, is een verdere uitbreiding van het AAP-kader aangewezen.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De onderwijskundige kwaliteit van de staf is goed en haar inzet om deze blijvend op een hoog niveau te houden is groot. Onderwijskundige parameters spelen een rol in het benoemings- en bevorderingsbeleid binnen de faculteit. Het onderwijs wordt gegeven door onderzoekers en praktijkjuristen uit een brede waaier van rechtsdomeinen. De voorbije jaren werd een uitbreiding in het ZAP- en AAP-kader verwezenlijkt waardoor er voldoende academisch personeel is.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De huisvesting van de Faculteit Rechtsgeleerdheid is gegroepeerd op de Campus VolderstraatUniversiteitsstraat. Aangezien deze campus niet beschikt over een voldoende groot auditorium om alle studenten van het eerste bachelorjaar te herbergen, worden de meeste lessen van het eerste bachelorjaar op andere locaties in de binnenstad gegeven. Dit heeft als nadeel dat de studenten hun eigen campus pas echt leren kennen vanaf het tweede jaar. Het vergt dan ook extra inspanningen om studenten reeds vanaf het begin van hun opleiding de eigen faculteit te leren kennen. Daartoe worden twee opleidingsonderdelen opgesplitst en worden oefeningenlessen steeds in de faculteit georganiseerd. De auditoria en leslokalen die de commissie bezocht heeft, zijn goed uitgerust met alle nodige multimediale voorzieningen. Er zijn voldoende computerlokalen met ruime openingsuren. Er zijn ook aansluitpunten voor draagbare computers in de faculteit. Studenten kunnen eveneens van op hun kot of thuisadres inloggen op het computersysteem van de universiteit. Deze faciliteiten voldoen aan de eisen van het hedendaags juridisch onderwijs. De collectie van de facultaire bibliotheek is van hoog niveau. De bibliotheek heeft tevens een goed uitgeruste tijdschriftenzaal. Ook de wetgevingsdocumentatie wordt uitstekend bijgehouden en betekent een meerwaarde voor de bibliotheek. De toegankelijkheid tot de bibliotheek voor de studenten is
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 207
evenwel niet optimaal. Zo is er in de zalen waar de boeken opgesteld zijn te weinig ruimte om de werken te raadplegen en zijn deze zalen niet in rechtstreekse verbinding met de goed uitgeruste tijdschriftenzaal. De commissie verneemt met genoegen dat er plannen zijn om de bibliotheek uit te breiden met een deel van de te renoveren Braunschool. Een ander pijnpunt dat door studenten aangebracht wordt, is dat er geen boeken kunnen uitgeleend worden. De commissie heeft wel begrip hiervoor wat betreft de basiswerken, maar het lijkt haar nuttig om voor de meer gespecialiseerde werken die minder geraadpleegd worden, ontlening door studenten toe te laten. Verder betreurt de commissie dat werkingsmiddelen voor de bibliotheek moeten gegenereerd worden door een winstmarge op het kopiëren in de bibliotheek, waarbij studenten overigens geen alternatief hebben, nu ze de werken niet kunnen ontlenen. Een bijzondere vermelding verdienen de deelbibliotheken over Europees recht, milieurecht en fiscaal recht. Om de toegankelijkheid van deze specifieke collecties nog te vergroten, pleit de commissie voor een integratie van deze deelbibliotheken in de facultaire bibliotheek van zodra er extra ruimte kan worden gecreëerd. Deze integratie mag echter niet ten koste gaan van de bijzondere aandacht die op heden besteed wordt aan het bijhouden van deze deelbibliotheken. Het in Gent ontwikkelde elektronische leerplatform, Minerva kan een oplossing bieden voor de centralisatie van de informatie voor studenten. Omwille van verspreide valven en het gebruik van meerdere vakgroepwebsites om informatie voor studenten beschikbaar te stellen, is deze informatie momenteel niet steeds even gemakkelijk terug te vinden voor studenten.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als goed. Net voor de aanvang van het academiejaar organiseert de opleiding een onthaaldag waarop de nieuwe studenten wegwijs gemaakt worden in de faculteit en informatie ontvangen over alle vormen van studiebegeleiding die voorzien worden. Aan deze onthaaldag werken zowel lesgevers als studenten mee. Centraal kunnen instromende studenten een ‘Introductiesessie’ en een ‘Workshop Actief Studeren’ volgen die hulp bieden bij het aanpakken van studie- en planningsvaardigheden. Vakinhoudelijke begeleiding wordt voorzien door het academisch personeel dat betrokken is bij de opleidingsonderdelen. Praktische problemen van studenten worden door de Facultaire studentenadministratie opgevangen, tot tevredenheid van studenten en alumni. Ook de studentenvertegenwoordigers en het VRG, de facultaire studentenkring, zijn vaak een aanspreekpunt voor de studenten. Voor vragen in verband met keuzes tijdens de opleiding en niet-opleidingsonderdeelgebonden studieproblemen kunnen studenten steeds terecht bij de studietrajectbegeleider. Ook bij het centrale Adviescentrum kunnen de studenten terecht voor individuele gesprekken met een studieadviseur. Naast de workshops en de individuele begeleiding zijn
208 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
er ook de algemene brochures ‘Blokwijzer’ en ‘Examenwijzer’. Het Adviescentrum biedt voorts advies en begeleiding inzake een nieuwe studieplanning of studieloopbaan (binnen of buiten de universiteit) of een intrede op de arbeidsmarkt. De commissie waardeert deze uitgebreide begeleidingsmogelijkheden tijdens de opleiding. Na het beëindigen van de basisopleiding staat het Adviescentrum ter beschikking voor informatie en advies inzake de verderzetting van de studies in binnen- en buitenland, met inbegrip van de financieringsmogelijkheden. Binnen de faculteit wordt jaarlijks een jobbeurs georganiseerd waar laatstejaarsstudenten contacten kunnen leggen met potentiële werkgevers. De faculteit beschikt ten slotte over een permanent ombudspersoon, die kan bemiddelen bij conflicten over examenresultaten of andere problemen tussen studenten en docenten. De commissie waardeert de inspanningen die deze persoon levert. Het is ook goed dat de ombudspersoon voorgedragen wordt door de studenten. De commissie heeft kunnen vaststellen dat de ombudspersoon bij de studenten goed gekend is.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen De commissie beoordeelt de voorzieningen als positief. De materiele voorzieningen voldoen aan de eisen voor een moderne universiteit. De bibliotheek beschikt over een collectie van hoog niveau, maar de toegankelijkheid voor studenten kan verbeterd worden. De studiebegeleiding wordt als goed beoordeeld. Zowel de centrale als de facultaire en opleidingsdiensten bieden relevante informatie aan op het vlak van instroom en doorstroom. Naast de begeleiding door het academisch personeel, worden de studenten die daar nood aan hebben opgevangen door een studietrajectbegeleider. De ombudspersoon is goed aanspreekbaar en ook de studentenvereniging VRG en de studentenvertegenwoordigers spelen een belangrijke intermediaire rol wanneer studenten met problemen kampen.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG De opleiding rechten maakt samen met de opleiding criminologie en een aantal aanvullende opleidingen deel uit van de faculteit Rechtsgeleerdheid. De opleidingscommissie rechten is een permanent adviesorgaan van de faculteit met betrekking tot het algemeen beleid en de organisatie van het onderwijs. Zij staat in voor het bepalen van de doelstellingen, de vormgeving en de praktische uitwerking van de inhoud van het onderwijs. Zij streeft
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 209
naar een voortgezette optimalisering van de kwaliteit van het onderwijs. In die zin is zij belast met de totale curriculumconstructie (ontwikkeling, implementatie, evaluatie). De opleidingscommissie heeft als voorzitter een lid van het ZAP dat wordt aangeduid door de faculteitsraad. Daarnaast maken 1 ZAP-lid per vakgroep, 4 leden van het AAP en 9 studenten er deel van uit. De onderwijsdirecteur, de beleidsmedewerker en de studietrajectbegeleider nemen deel aan al de vergaderingen. De (facultaire) kwaliteitscel onderwijs (KCO) staat in voor de interne kwaliteitszorg van het onderwijs in de faculteit Rechtsgeleerdheid. Zij neemt volgende functies op: het aanbrengen van methodes, procedures en nieuwe initiatieven inzake de ontwikkeling van onderwijsinhoud en van de onderwijsleerprocessen, de opvolging van de resultaten van het vigerend onderwijs en van de vernieuwing, het kritisch reflecteren over onderwijsinhoud, processen en resultaten. De KCO bestaat uit de onderwijsdirecteur, die tevens voorzitter is, de beleidsmedewerker, de studietrajectbegeleider en een vertegenwoordiger van het ZAP, het AAP en de studenten vanuit elke initiële opleiding Verder werd bij de invoering van de bachelor/master-structuur per opleidingsjaar een onderwijscommissie opgericht waar lesgevers, assistenten en studenten één of twee keer per jaar samen zitten om een aantal praktische problemen te bespreken. In het academiejaar 1993-94 werd aan de UGent een systeem van regelmatige onderwijsevaluaties door de studenten ingevoerd. De evaluatie is specifiek gericht op het leveren van concrete feedback en indicaties, niet alleen aan de lesgevers, maar ook aan de betrokken opleidingscommissie en de KCO. De resultaten van deze onderwijsevaluaties worden bij aanstelling, benoeming en bevordering in rekening gebracht. Onderwijsevaluaties door studenten worden als een essentieel onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem beschouwd. De faculteit is er zich echter van bewust dat onderwijsevaluaties door studenten maar één element vormen in een goede kwaliteitsevaluatie. Zij is dan ook op zoek naar mogelijkheden om ook andere elementen op te nemen in een globaal onderwijsdossier, zoals inspanningen bij het samenstellen van cursusmateriaal, het opstellen en verbeteren van examens, het afnemen van mondelinge examens, de begeleiding van scripties en onderwijsvernieuwing. De ruwe resultaten van de onderwijsevaluaties worden zowel aan de betrokken lesgever als aan de onderwijsdirecteur en de beleidsmedewerker bezorgd. De titularis kan hierop reageren vooraleer de resultaten besproken worden. Vervolgens stelt de onderwijsdirecteur een ontwerp-syntheseverslag op dat door de KCO besproken wordt. Het goedgekeurde syntheseverslag wordt aan de betrokken lesgever en zijn vakgroepvoorzitter bezorgd. Bij minder positieve evaluaties wordt een gesprek tussen de onderwijsdirecteur en de betrokken lesgever gevoerd. In dit gesprek wordt gezocht naar mogelijkheden tot remediëring. Het betrokken opleidingsonderdeel wordt steeds het volgend jaar opnieuw beoordeeld. Ook de opleidingscommissie ontvangt de syntheseverslagen. Zij kan hiermee rekening houden bij het (opnieuw) aanstellen van lesgevers.
210 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
5.1. Evaluatie resultaten De commissie beoordeelt de evaluatie van de resultaten als goed, zowel voor de bachelor als voor de master. De commissie beaamt dat de opleiding en de lesgevers op regelmatige basis geëvalueerd worden door een bevraging van alle studenten. Ze waardeert de vragenlijst die de faculteit daartoe gebruikt en de hoge participatiegraad van de studenten. Ze apprecieert ook de goed uitgewerkte procedure voor de opvolging van de resultaten. De commissie vindt het bovendien zeer positief dat de opleiding andere elementen wenst mee te nemen in het onderwijsdossier. Naar aanleiding van de invoering van de bacheloropleiding wordt een bijzondere evaluatie van de lesgevers en van het programma na ieder semester doorgevoerd. Hieruit blijkt dat de meerderheid van de studenten positief is over het nieuwe programma, maar dat er wel nog enige kinderziekten moesten weggewerkt worden, zoals de onderlinge afstemming van de verschillende opleidingsonderdelen en de verdeling van de studiedruk over het academiejaar. De studenten die in 2005-2006 startten, geven aan dat heel wat van deze problemen reeds opgelost zijn. De visitatiecommissie wenst de opleiding ten slotte te feliciteren voor haar zelfevaluatierapport, dat getuigt van een goed inzicht in de eigen sterktes en zwaktes. Het is voldoende zelfkritisch opgevat en getuigt van een grote openheid tegenover de visitatiecommissie. Het bewijst tevens dat de interne voorbereiding van de visitatie, waarbij alle belanghebbenden betrokken werden, op een zeer grondige en ernstige manier is gebeurd. Ook tijdens het bezoek aan de opleiding heeft de visitatiecommissie diezelfde zelfkritische houding en grote openheid vastgesteld.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als goed voor de bachelor en de master. De commissie heeft vastgesteld dat de docentenevaluaties ernstig worden opgevolgd en dat docenten die een mindere evaluatie kregen hierop worden gewezen door de onderwijsdirecteur, eventueel bijgestaan door de voorzitter van de opleidingscommissie of de decaan. De studenten getuigen dat problemen na rechtstreekse contacten met de lesgevers of, wanneer nodig na bespreking in de opleidingscommissie of met de ombudspersoon, snel geremedieerd worden. Dit blijkt ook het geval te zijn bij de implementatie van de bacheloropleiding, waar snel bijgestuurd wordt. Zo werd reeds een opleidingsonderdeel verschoven naar een ander semester om een logischer opbouw te verkrijgen. Ook heeft de commissie vastgesteld dat veel inspanningen geleverd zijn om de zwakke punten die door de vorige visitatiecommissie gemeld werden te verhelpen. Dit heeft op vele vlakken tot een
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 211
duidelijke verbetering geleid. De uitbreiding van het academisch personeel, de betere formulering van de doelstellingen en het aanpassen van de vragenlijst bij de docentenevaluaties zijn hier goede voorbeelden van.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Globaal beoordeelt de commissie de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld als goed. De commissie beoordeelt de betrokkenheid van de studenten en medewerkers als zeer goed. De studenten zijn vertegenwoordigd op alle beleidsniveaus van universiteit en faculteit en de commissie heeft kunnen vaststellen dat de opleiding effectief rekening houdt met de mening van de studenten. De studenten zijn georganiseerd binnen het Vlaams Rechtsgenootschap (VRG). Ook de studentenvertegenwoordigers zijn goed georganiseerd. De commissie heeft ook waardering voor de grote transparantie waarmee beslissingen tot stand komen. De alumni worden niet rechtstreeks structureel bij de kwaliteitszorg betrokken. Dankzij o.a. de zomerstages zijn er echter wel informele contacten. Met het oog op de visitatie werden ongeveer 1500 alumni (afgestudeerd sinds 1999) aangeschreven met een vragenlijst over de genoten opleiding. Ongeveer 500 alumni hebben hierop gereageerd. Een veertigtal oud-studenten hebben tevens deelgenomen aan een gesprek met de faculteit waarin de resultaten van de alumni-bevraging verder werden besproken. De commissie waardeert deze bijzondere inspanning om de alumni te bevragen. Na de vorige visitatie werd de vzw Gandaius als alumni-vereniging opgericht, die zich in de loop van de tijd vooral op permanente vorming heeft toegelegd. Die permanente vorming is in 2000 onder de vleugels van de rechtsfaculteit gebracht. Nu uit die bevraging van de alumni blijkt dat een grote meerderheid onder hen achter de idee van een alumniwerking staat, vindt de faculteit dat de tijd rijp is om de vzw Gandaius nieuw leven in te blazen. Contacten met het beroepenveld verlopen naast de directe contacten van deeltijdse ZAP- en AAP-leden in hun dagelijkse praktijk, vooral langs de contacten in het kader van de zomerstages. In de toekomst wenst de faculteit ook de mogelijkheid te onderzoeken om personen uit het beroepenveld bij de masterproef te betrekken.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg De commissie beoordeelt de interne kwaliteitszorg globaal als positief. De opleiding beschikt over een stevig intern kwaliteitszorgsysteem dat resulteert in snelle verbetermaatregelen waar dit nodig blijkt. In het zelfevaluatierapport en tijdens de visitatie bleek een goede zelfkritische ingesteldheid en een grote openheid voor kwaliteitsverbetering. De studenten, assistenten en ZAP-leden voelen zich en zijn ook effectief betrokken 212 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
bij de opleiding en ook de alumni werden uitgebreid bevraagd in de aanloop naar de visitatie. De contacten met het beroepenveld worden voornamelijk gewaarborgd door de contacten van de deeltijdse personeelsleden en door de contacten voor de zomerstages.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau van de bachelor en de master als goed. De commissie vindt dat de beoogde competenties door middel van het programma kunnen bereikt worden. De resultaten van de huidige opleiding zijn goed. Wanneer de bachelor en de master volledig geïmplementeerd worden zoals in het zelfevaluatierapport beschreven werd, verwacht de commissie dat het gerealiseerd niveau nog zal stijgen. Op basis van de resultaten uit het verleden en de opbouw van de bacheloropleiding meent de commissie dat de afgestudeerde bachelor een jurist met basiskennis in de verschillende rechtsgebieden zal zijn. De opleiding profileert zich als een opleiding die met de bachelor en de master een brede basis biedt en dus goed voorbereidt op het hele spectrum van juridische beroepen. Op basis van het niveau van de scripties, waarvan er jaarlijks een aantal uitmonden in een publicatie, en van de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn. De commissie heeft ook bij de alumni met wie zij sprak globaal een grote tevredenheid vastgesteld en de alumni worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. Vanzelfsprekend is voor een aantal beroepen (m.n. magistraat, advocaat of notaris, enz.) een bijkomende stage of een aanvullende opleiding noodzakelijk. De commissie waardeert dat een uitgebreide alumnibevraging door de faculteit werd georganiseerd. Hieruit blijkt dat zo goed als alle alumni reeds tijdens hun laatste studiejaar, of snel na het afstuderen werk gevonden hebben, al dan niet na een bijkomende (specialisatie)opleiding. Ongeveer 80% van de afgestudeerden is bovendien tevreden tot zeer tevreden over de huidige werksituatie. Ongeveer 39% van de respondenten werkt in de advocatuur (van wie ongeveer 25% als stagiair-advocaat). Op de tweede plaats komt de bedrijfswereld met 13%. Het openbaar ambt is ook goed vertegenwoordigd met 12% van de afgestudeerden die de enquête invulden. De sector van het universitair onderwijs/ onderzoek is slechts beperkt vertegenwoordigd met ongeveer 9% van de respondenten. Met betrekking tot internationale studentenmobiliteit is de voorbije jaren een positieve evolutie merkbaar, maar blijkt nog steeds een vrij lage participatiegraad (12% van de laatstejaars). Met de invoering van het semestersysteem en een grotere flexibiliteit in het masterprogramma wordt de
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 213
drempel voor studenten verder verlaagd. De commissie heeft echter geen bijzonder enthousiasme over studentenuitwisselingen vastgesteld bij de Gentse faculteit, wat onder andere blijkt uit de gesprekken die zij met de opleidingsverantwoordelijken heeft gevoerd. De commissie hoopt dan ook dat samen met de invoering van de masteropleiding de faculteit internationale studentenuitwisselingen meer zal stimuleren.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende, zowel voor de bachelor als de master. De slaagpercentages van de generatiestudenten rechten aan de UGent zijn weergegeven in Grafiek 4. Het slaagpercentage bij de generatiestudenten schommelt tussen 40 en 53%. Bij de invoering van de bacheloropleiding werd een vrij laag slaagpercentage vastgesteld van ongeveer 40%. Deze daling in vergelijking met de vorige jaren kan, naast de invoering van de bacheloropleiding, echter verschillende oorzaken hebben zoals o.a. de invoering van het semestersysteem.
Grafiek 4 : Slaagpercentages van de generatiestudenten rechten aan de UGent
52,1% 50,0%
46,3%
40,4%
45,2%
47,0%
46,7% 44,4%
44,6%
41,7%
Het gemiddeld slaagpercentage van de tweede kandidatuur bedraagt over de voorbije 10 jaar ongeveer 70%. In de eerste en tweede licentie bedraagt het slaagcijfer ongeveer 90% en in de derde licentie is het minimaal 96%. Deze cijfers geven geen aanleiding tot bezorgdheid bij de commissie. De commissie waardeert het feit dat de slaagpercentages, zowel op het niveau van de opleidingsonderdelen als op het niveau van opleidingsjaren, van nabij opgevolgd worden. Op deze manier is het mogelijk om onregelmatigheden waar nodig bij te sturen.
214 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
Tabel 1 geeft de doorstroomanalyse van de opleiding over de voorbije 10 jaar weer. Gemiddeld slaagt twee derden van de studenten erin om de studie af te ronden binnen de voorziene studietijd. De commissie vindt dit goed. Gemiddeld heeft de afgestudeerde vijf en een half jaar nodig om de studie af te ronden.
Tabel 1 : Doorstroomanalyse van de opleiding rechten aan de Universiteit Gent. Afstudeerjaar
+ ≥ 3 jaar
Totaal
Gem
Jaren
Maanden
1994 - 1995
111
38
9
2
2
162
5,43
5
5
1995 - 1996
116
39
14
9
0
178
5,53
5
6
1997 - 1998
117
52
13
5
3
190
5,55
5
7
1997 - 1998
121
24
6
5
0
156
5,33
5
4
1998 - 1999
123
39
11
6
0
179
5,44
5
5
1999 - 2000
133
76
17
5
1
232
5,56
5
7
2000 - 2001
172
49
23
7
1
252
5,48
5
6
2001 - 2002
200
63
18
7
3
291
5,45
5
5
2002 - 2003
163
68
15
4
3
253
5,48
5
6
2003 - 2004 Totaal Procentueel
Op tijd + 1 jaar + 2 jaar + 3 jaar
155
49
12
4
1
221
5,40
5
5
1411
497
138
54
14
2114
5,48
5
6
66,7%
23,5%
6,5%
2,6%
0,7%
100,0%
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de opleidingen rechten als positief. De opleiding levert goede resultaten af en de invoering van het bachelor/masterprogramma zal deze kwaliteit nog verhogen. Het studierendement voldoet. De slaagcijfers zijn doorheen de hele opleiding aanvaardbaar.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de bachelor- en masteropleiding rechten van de UGent voldoende generieke kwaliteitswaarborgen bieden en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief suggereert de commissie: - op korte termijn de toegankelijkheid van de collectie in de facultaire bibliotheek te verhogen door meer plaats te voorzien om te werken in de bibliotheek, te overwegen de boeken die minder geraadpleegd worden te laten ontlenen, kopiëren goedkoper te maken en de deelbibliotheken te integreren zonder de aandacht voor die deelgebieden van het recht te verminderen;
Bachelor en Master in de Rechten - UGent | 215
- deelname aan internationale studentenuitwisselingen in de masterfase meer te stimuleren en de deelname aan Erasmus Belgica aan te moedigen; - de groepsgrootte bij oefeningen en werkcolleges in het eerste bachelorjaar te beperken; - jonge docenten meer te stimuleren om deel te nemen aan didactische opleidingen; - een toets in te voeren om het startniveau op vlak van talenkennis van de beginnende studenten te testen.
216 | Bachelor en Master in de Rechten - UGent
II. De gespecialiseerde opleidingen Rechten en Notariaat
| 217
218 |
Katholieke Universiteit Leuven De master Notariaat
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd vanaf 2004-2005 de Licentieopleiding in het Notariaat omgevormd tot een eenjarige masteropleiding. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 24 tot en met 26 oktober 2005. Het masterprogramma liep op dat moment voor de tweede keer.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Het doel van de opleiding Notariaat is volgens het zelfevaluatierapport afgestudeerde juristen toe te laten zich te specialiseren in het notariële recht, met de nodige aandacht voor de praktijk en voor de wetenschappelijke en professionele evoluties op Europees vlak. Op het einde van de opleiding heeft de Master in het Notariaat : - voldoende wetenschappelijke kennis en reeds een zekere professionele competentie om het beroep van notaris uit te oefenen en een doorgedreven vaardigheid om contracten en clausules op te stellen in de sfeer van het privaat- en ondernemingsrecht, met aandacht voor de fiscale en sociale consequenties; - voldoende kennis en vaardigheid om verder aan wetenschappelijk onderzoek op dit terrein te kunnen deelnemen.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in het Notariaat als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeen komen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn voornamelijk gericht op het verder ontwikkelen van wetenschappelijk kennis in het notariaat en het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op het niveau van een beginnend onderzoeker en het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De commissie mist daarentegen in de doelstellingen een beschrijving van de algemene en algemeen wetenschappelijke competenties die nagestreefd worden. Globaal vindt de commissie dat de doelstellingen zeer algemeen omschreven zijn.
Master in het Notariaat - K.U.Leuven | 219
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in het Notariaat stellen. De doelstellingen voldoen bovendien aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld. Verder speelt de kennismaking met de praktijk een belangrijke rol. De commissie waardeert verder de goede contacten tussen de opleiding en het afnemend veld. Gezien de eigenheid en sterke nationale gerichtheid van de opleiding werden de doelstellingen niet onderworpen aan een internationale vergelijking. Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in het Notariaat als positief. Het niveau en de
oriëntatie van de opleiding wordt als voldoende beoordeeld, ook al zouden de doelstellingen gedetailleerder kunnen uitgewerkt worden. Aan de domeinspecifieke eisen wordt voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemende veld verwachten van de opleiding Notariaat.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA In het programma zijn er naast de meer theoretische, ook de meer praktische colleges ‘opstellen van akten’. De colleges worden aangevuld met een verplichte stage van 40 dagen, tijdens dewelke de studenten een eerst contact met de notariële praktijk leggen. De omvang van de stage werd ingekort van 50 naar 40 dagen om de studenten meer ruimte te bieden om aan zelfstudie te doen, en hun masterproef voor te bereiden. De masterproef zal gestoeld worden op onderwerpen die door de student ontmoet werden in dossiers tijdens de stage. Het programma bestaat uit volgende opleidingsonderdelen: - Notariële inrichting, boekhouding en deontologie - Notarieel kredietwezen - Notarieel procesrecht en zekerheden- en executierecht - Notarieel internationaal privaatrecht - Notarieel administratief recht - Notarieel contracten- en zakenrecht - Notarieel familie- en familiaal vermogensrecht - Notarieel fiscaal recht - Notarieel vennootschapsrecht - Opstellen van akten en notariële praktijk: a. contracten- en zakenrecht
220 | Master in het Notariaat - K.U.Leuven
b. familie- en familiaal vermogensrecht c. vennootschapsrecht - Notariële studiestage – masterproef in de notariële wetenschap Alle opleidingsonderdelen dienen gevolgd te worden.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als goed. De doelstellingen zijn adequaat vertaald in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt over het algemeen goede mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het omvat alle rechtstakken die noodzakelijk zijn voor de notaris. De commissie stelt op prijs dat de studenten bovendien een stage dienen te volgen waarbij zij de verworven kennis leren toepassen in de praktijk. In de masterproef worden ten slotte een aantal problemen waarmee de student tijdens de stage werd geconfronteerd verder uitgewerkt op wetenschappelijke wijze.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als voldoende. In het programma is er binnen de diverse plichtvakken voldoende aandacht voor kennisontwikkeling in de rechtstakken die relevant zijn voor de notariële praktijk. Er is een bijzondere nadruk op het opstellen van notariële akten in verband met de voornaamste takken van de notariële praktijk. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied en de beroepspraktijk wordt gegarandeerd door een goed evenwicht tussen de voltijdse en deeltijdse ZAP-leden. Ook tijdens de stage komen de studenten in contact met de recente ontwikkelingen in het notariaat. Voornamelijk in het kader van de masterproef worden de onderzoeksattitude en -vaardigheden van de studenten verder ontwikkeld.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als goed. Het programma is sequentieel en inhoudelijk goed opgebouwd: de fundamentele rechtstakken die essentieel zijn voor het notariaat worden in het eerste semester onderwezen en in het tweede semester wordt daarop voortgebouwd; anderzijds hebben de theoretische opleidingen meestal een praktische opleiding als tegenhanger. De commissie waardeert de goede inhoudelijke afstemming tussen de individuele opleidingsonderdelen. De praktische vaardigheden worden gegroepeerd in de drie opleidingsonderdelen ‘opstellen van akten en de notariële praktijk’. Doorheen het academiejaar worden drie dagen per week voorzien voor de stage en na afloop van de stage voor de masterproef, die inhoudelijk verbonden is met de stage. Op deze manier wordt een goede wisselwerking tussen de theorie en de praktijk bereikt.
Master in het Notariaat - K.U.Leuven | 221
2.4. Studieomvang De Masteropleiding in het Notariaat telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd van de betrokken opleidingen als voldoende. De combinatie van de theoretische opleidingsonderdelen met de stage vergt veel inspanningen van de studenten, maar zij vinden dit geen probleem. De commissie vindt het positief dat bij de invoering van de masterproef de omvang van de stage werd verminderd om de nodige ruimte te creëren voor de studenten om de masterproef te maken. Op basis van haar gesprekken met studenten en alumni meent de commissie dat de studietijd zich globaal op een aanvaardbaar niveau bevindt. Wel beveelt zij aan om regelmatige studietijdmetingen uit te voeren om de studietijd te kunnen opvolgen.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als goed. De commissie stelt de variatie in gebruikte werkvormen op prijs. De werkvormen zijn afgestemd op de nagestreefde doelstellingen. De lessen worden over het algemeen aan een vrij kleine groep gegeven en verlopen vaak interactief. De commissie waardeert de drie opleidingsonderdelen ‘Opstellen van akten en notariële praktijk’ waarin de theoretische concepten ingeoefend worden. Het fiscaal recht wordt vanuit de notariële akten bestudeerd. Het opleidingsonderdeel ‘Notarieel vennootschapsrecht’ wordt, benevens in hoorcolleges, ook in praktijkcolleges gedoceerd. ‘Notarieel kredietwezen’ wordt geïllustreerd door gastlezingen over de laatste ontwikkelingen in Europees en nationaal financieel recht. Tijdens de stage maken de studenten kennis met de notariële praktijk en ontwikkelen zij de nodige professionele vaardigheden. Ten slotte ontwikkelen de studenten hun wetenschappelijke vaardigheden verder in het kader van de masterproef. Voorts is de commissie positief over de aangeboden handboeken en cursussen. Deze zijn over het algemeen van hoge kwaliteit en voldoen aan de verwachtingen van de commissie.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en de toetsing als goed. De commissie heeft een veelheid van examenopgaven ingekeken en vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. Zowel kennis en inzicht als vaardigheden en attitudes worden getoetst. Ze waardeert het grote aantal mondelinge examens met schriftelijke voorbereiding. Ze vindt het ook positief dat een groot deel van de examens sterk praktijkgericht is. In de syllabi wordt informatie gegeven over de
222 | Master in het Notariaat - K.U.Leuven
gebruikte examenvormen. Over het algemeen blijken de studenten tevreden over de transparantie met betrekking tot de examenvormen en over de manier waarop zij beoordeeld worden.
2.8. De masterproef en de stage De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. Bij de bachelor-masterhervorming wordt het vroegere stageverslag omgevormd tot een masterproef. Deze masterproef omvat een theoretisch uitdieping van één tot drie thema’s, behandeld naar aanleiding van de tijdens de stage ingestudeerde dossiers. De masterproef moet het niveau hebben van een publicatie in een nationaal of internationaal tijdschrift. Om hiervoor de nodige ruimte te voorzien in het programma werd de stage teruggebracht van 50 tot 40 dagen. De commissie waardeert dit. De stage heeft tot doel de student vertrouwd te maken met de notariële praktijk. Aan de notarissenstagemeesters wordt gevraagd de student in het begin besprekingen en voorlezingen van akten te laten meemaken, en vervolgens dossiers en akten te laten opstellen in zoveel mogelijk gevarieerde sectoren van het notariële recht. Op basis van de stageverslagen en de gesprekken met studenten en alumni meent de commissie dat de stage haar doel bereikt. Wel heeft ze vernomen dat de kwaliteit van de begeleiding door de stagemeesters variabel is. Ze waardeert dat stagemeesters die onvoldoende begeleiding geven van de keuzelijst geschrapt worden. De stage wordt georganiseerd tijdens de laatste drie dagen van de week, ongeveer vanaf 1 november tot aan de paasvakantie, in een notariskantoor naar keuze van de student, en mits goedkeuring van de stageplaats door de verantwoordelijke voor de stage van het Instituut Notarieel Recht.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor master als voldoende. Een diploma van licentiaat in de rechten biedt rechtstreekse toegang tot de opleiding. De commissie heeft bovendien vastgesteld dat de Master in het Notariaat goed aansluit op de kwalificaties van licentiaten rechten. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding Notariaat over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld gaat het om bijna 50 studenten per jaar. Hiermee is de opleiding de grootste in Vlaanderen.
Master in het Notariaat - K.U.Leuven | 223
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Notariaat van de K.U.Leuven
63
57
54
60
32
49
36
36
48
49
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het programma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties binnen de voorziene studietijd te bereiken via een samenhangend programma. De afstemming van de vormgeving en de inhoud is goed. De hoorcolleges verlopen interactief en de stage laat de studenten toe de theoretische kennis aan de praktijk te toetsen. De masterproef zal daar nog een wetenschappelijke uitdieping aan toevoegen. Ook het studiemateriaal is van goede kwaliteit. Het niveau van de beoordeling en toetsing is goed en de vele mondelinge examens worden gewaardeerd. De toelatingsvoorwaarden voldoen en de opleiding sluit goed aan bij de kwalificaties van de Licentiaten in de Rechten.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De deskundigheid en de onderwijsbetrokkenheid van de staf is goed. De commissie heeft geen klachten vernomen over de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geeft blijk van veel inzet voor haar onderwijsopdrachten.
224 | Master in het Notariaat - K.U.Leuven
In het personeelsbeleid wordt de nodige aandacht besteed aan onderwijskundige kwaliteiten. De commissie betreurt wel dat bij een eerste aanstelling dit aspect slechts in beperkte mate in rekening gebracht wordt. De commissie waardeert de onderwijskundige professionalisering voor AAP-leden en beginnende docenten die aangeboden wordt door de centrale Dienst Universitair Onderwijs.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat alle domeinen van het notariële recht goed vertegenwoordigd zijn in de huidige personeelsbezetting. Ze heeft de wetenschappelijke resultaten van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat zij over het algemeen een goede wetenschappelijke output genereren in hoogstaande tijdschriften. Er zijn bovendien goede internationale contacten en uitwisselingen op het vlak van onderzoek. Het grote aantal deeltijdse ZAP- en AAP-leden binnen de opleiding garandeert een goede band met en kennis van de beroepspraktijk.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. De opleiding kan rekenen op de diensten van 7 ZAP-leden. Op basis van de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek had met de betrokkenen bij de opleiding, kan zij afleiden dat dit voldoende is om de opleiding op een goede manier aan te bieden. De commissie waardeert het goede evenwicht in de opleiding tussen voltijdse ZAP-leden en deeltijdse die naast hun academische taken ook actief zijn in het notariaat.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten zijn goed. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn eveneens goed en worden gestimuleerd door het evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse professoren.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als goed. De faculteit Rechtsgeleerdheid beschikt over voldoende en goed uitgeruste leslokalen en auditoria. De facultaire bibliotheek wordt door de
Master in het Notariaat - K.U.Leuven | 225
commissie als zeer goed beoordeeld. Deze bibliotheek geeft toegang tot een uitgebreide collectie van voor het notariaat relevante werken en is vrij raadpleegbaar in open rekken. Ook de ICT-voorzieningen voldoen. Het elektronische leerplatform biedt veel kansen voor communicatie met de studenten en voor interactie. Dit platform kan echter nog meer en beter gebruikt worden, inzonderheid als didactisch instrument.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door het AAP en het ZAP dat betrokken is bij de opleiding en is goed volgens de commissie. Waar nodig biedt het faculteitssecretariaat de nodige ondersteuning en helpt de centrale Dienst Studieadvies studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen. Ook de studievoorlichting voldoet. Deze wordt door de faculteit en door de centrale Dienst Studieadvies verzorgd.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen zijn goed en de studiebegeleiding voldoet.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de K.U.Leuven dat ook binnen de faculteit Rechtsgeleerdheid, waaronder de opleiding Notariaat valt, wordt toegepast, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Notariaat beschikt over een eigen POC (Permanente Onderwijscommissie), die instaat voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten voor de Master in het Notariaat als voldoende. Op het moment dat de visitatiecommissie de opleiding in Leuven bezocht, was er geen systeem in voege dat de kwaliteit van het verstrekte onderwijs meet door veralgemeende bevraging van alle studenten. Er zijn plannen voor een nieuw systeem dat de kwaliteit van het onderwijs systematisch moet bewaken. De commissie vindt het essentieel dat dit zo snel mogelijk ingevoerd wordt, zodat iedere lesgever op regelmatige basis feedback krijgt over zijn didactische prestaties en zich waar nodig
226 | Master in het Notariaat - K.U.Leuven
op basis hiervan kan aanpassen. De commissie apprecieert wel dat de kwaliteit van de stagemeesters nauwkeurig opgevolgd wordt door middel van een jaarlijkse bevraging van de studenten. De visitatiecommissie waardeert de goede werking van de POC, waar zowel studenten als andere betrokkenen problemen kunnen aanbrengen en dit ook effectief doen. Ook informeel worden problemen snel aangebracht. Dankzij de kleinschaligheid van de opleiding is dit op korte termijn voldoende voor de commissie. De zelfevaluatie is opgenomen in het globale rapport van de K.U.Leuven, maar daardoor komen heel wat facetten niet voldoende te voorschijn wat betreft de opleiding Notariaat. De commissie vond de beschikbare tekst ook niet steeds duidelijk en had liever meer aandacht voor de opleiding Notariaat gezien in het zelfevaluatierapport. Tijdens het bezoek ter plaatse werd evenwel het beeld bij de commissie gecorrigeerd en vervolledigd.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering voor de Master in het Notariaat als goed. Kleine problemen worden snel opgelost. Ook vindt de commissie de invoering van de verplichte stage goed. Deze stage vormt een duidelijke meerwaarde voor de opleiding. Zij waardeert voorts dat stagemeesters die onvoldoende begeleiding bieden niet langer studenten mogen begeleiden. Ten slotte werden ook de aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie over het algemeen goed geïmplementeerd.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. De medewerkers zijn goed vertegenwoordigd in de POC. Wel zou het nuttig zijn om de programmadirecteur steeds op te nemen in de faculteitsraad om een structurele band tussen de opleiding en de faculteitsbestuur te verzekeren. Ook de studenten nemen actief deel aan de besprekingen in de POC. Verder worden studenten vooral informeel bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken. De commissie betreurt dat de betrokkenheid van alumni enkel door middel van informele contacten wordt gerealiseerd. Het afnemende beroepenveld wordt betrokken bij de opleiding door de deeltijdse lesgevers die hun ervaring ter beschikking stellen. Voorts zijn er ook heel wat informele contacten met de stagemeesters.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg positief. Regelmatige studentenbevragingen ontbreken, maar problemen worden wel informeel aangekaart en de POC lost deze over het algemeen adequaat Master in het Notariaat - K.U.Leuven | 227
op. De betrokkenheid van medewerkers en studenten gebeurt zowel in de POC als informeel. De alumni en het afnemende veld worden enkel informeel betrokken. Het zelfevaluatierapport werd geïntegreerd in dat van de basisopleiding, waardoor de opleiding Notariaat soms te beperkt aan bod komt.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de genoten opleiding. Ze vinden over het algemeen snel een notarieel kantoor waar zij gewaardeerd worden. Ook op basis van het niveau van de stageverslagen en de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. Dankzij de verplichte stage verwerven de studenten bovendien de nodige praktische kennis en vaardigheden. Internationale studentenuitwisselingen worden niet georganiseerd omwille van het sterk op het Belgische recht gerichte programma. De commissie beaamt deze keuze. De commissie betreurt wel dat de opleiding niet over voldoende uitstroomgegevens beschikt.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als goed. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Deze liggen hoog en zijn steeds hoger dan 90%. Over de gemiddelde studieduur die de afgestudeerden nodig hebben om de opleiding af te ronden, werden geen gegevens ter beschikking gesteld van de visitatiecommissie.
228 | Master in het Notariaat - K.U.Leuven
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Notariaat.
100% 97%
97%
96%
96% 95%
95%
92%
92%
91%
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master in het Notariaat als positief. Dankzij een goed evenwicht tussen theorie en stage bereidt de opleiding haar studenten goed voor op de notariële praktijk. Ondanks de hoge, maar aanvaardbare studiedruk, ligt het studierendement bovendien zeer hoog.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master Notariaat voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - duidelijker te beschrijven welke algemene en algemeen wetenschappelijke doelstellingen nagestreefd worden; - de begeleiding door de stagemeesters goed te blijven opvolgen; - alumni en vertegenwoordigers van het beroepenveld beter te betrekken bij de interne kwaliteitszorg.
Master in het Notariaat - K.U.Leuven | 229
230 |
Universiteit Gent Master in het Notariaat
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd de Licentieopleiding in het Notariaat in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een masteropleiding. In datzelfde jaar werd het semestersysteem ingevoerd. Voordien kende de opleiding een jaarsysteem. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 9 tot en met 12 januari 2006. Het masterprogramma liep op dat moment voor de tweede keer.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De masteropleiding heeft volgens het zelfevaluatierapport tot doel juristen de wetenschappelijke kennis, inzichten en vaardigheden bij te brengen die vereist zijn met het oog op de uitoefening van de functie van kandidaat-notaris en van notaris, notaristitularis of geassocieerd notaris. In die optiek wordt de kennis van de rechtstakken die in het notariaat gehanteerd worden, uitgediept en wordt de nodige voorbereidende kennis verschaft met betrekking tot de eigenheid van de rechtsbeoefening in het notariaat. De Masteropleiding in het Notariaat biedt de Master in de Rechten een bijkomende specifieke juridische bagage die niet alleen voor de uitoefening van voormelde functie of ambt noodzakelijk is, maar ook met het oog op een gespecialiseerde loopbaan als jurist in het bank- of verzekeringswezen, in de magistratuur of advocatuur, in de sector van de juridische consultancy, in de ambtenarij of in de vastgoedsector.
Kennis en inzicht - Een grondige, diepgaande en wetenschappelijke kennis van de structuren, methodologie en systematiek van het Belgische notariaat, het privaatrecht, de directe en de indirecte belastingen, bijzondere delen van het administratief recht, het internationaal privaatrecht, alsook de implicaties van het Europees en het internationaal recht op deze nationale rechtstakken.
Vaardigheden - het opstellen van notariële akten en onderhandse akten, die behoren tot de notariële praktijk; - vaardigheid om juridische teksten en bronnen – ook in een andere taal dan het Nederlands – te kunnen analyseren en naar waarde te kunnen schatten; - vaardigheid om juridische problemen te duiden, hiervoor oplossingen – zowel mondeling als schriftelijk – te formuleren, dit alles met het nodige gevoel voor synthese;
Master in het Notariat - Universiteit Gent | 231
- vaardigheid om rechtsregels te identificeren en toe te passen in concrete situaties, alsmede om zich nieuwe of evoluerende rechtsregels – d.m.v. zelfstudie – eigen te maken en de opgedane kennis te assimileren; - schriftelijke expressie, d.w.z. het schrijven van een juridische tekst; hetgeen een correct taalgebruik impliceert, alsook de mogelijkheid om kernachtig te rapporteren en eigen stellingen duidelijk te verwoorden; - mondelinge expressie, d.w.z. het verdedigen van eigen standpunten in een discussie en mits een correcte argumentatie een wetenschappelijk onderbouwd standpunt in te nemen en te verdedigen.
Attitudes - bereidheid tot zelfstudie en levenslang leren uit ervaring; - een kritische houding ten opzichte van het recht en zijn werking, doch met het inzicht dat in het notariaat de toepassing van het positief recht essentieel is met het oog op de dienstverlening naar de maatschappij toe; - discretie i.v.m. het behandelen van notariële dossiers; - een wetenschappelijke ingesteldheid, gericht op een actieve deelname aan academische activiteiten binnen de discipline; - openstaan voor concepten uit andere rechtssystemen; - pluridisciplinariteit, d.w.z. de bereidheid tot het uitbreiden van de eigen kennis buiten de grenzen van de rechtswetenschap (psychologie, economie, sociologie, politieke wetenschappen).
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in het Notariaat als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet (04/04/2003) geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn voornamelijk gericht op het verder ontwikkelen van kennis van het notarieel recht en het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar, zowel in het notariaat als in andere juridische beroepen. De doelstellingen van de opleiding richten zich minder op het zelfstandig wetenschappelijk onderzoek.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. Zij heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de Master Notariaat overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in het Notariaat stellen. De doelstellingen voldoen bovendien aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld. Gezien de eigenheid en de sterke nationale gerichtheid van de opleiding werden de doelstellingen niet onderworpen aan een internationale vergelijking.
232 | Master in het Notariat - Universiteit Gent
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in het Notariaat als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding wordt als voldoende beoordeeld. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemende veld verwachten van de opleiding Notariaat.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA De uitoefening van de notariële functie vraagt van de betrokkene een grondige kennis van de structuren, de methodologie en de systematiek van het Belgische notariaat, evenals van het familierecht en het familiaal vermogensrecht, van het zakenrecht, het verbintenissenrecht en een aantal belangrijke bijzondere overeenkomsten, van het vennootschaps- en kredietrecht, van bijzondere delen van het administratief recht en van het gerechtelijk privaatrecht, van het internationaal privaatrecht, en van het registratie- en successierecht. Deze materies zijn in de opleidingsonderdelen begrepen. In de opleidingsonderdelen ‘Inrichting en deontologie van het notariaat’, ‘Opstellen van akten’ en ‘Notarieel boekhouden’ wordt gestreefd naar een grondige verdieping van de structuren, de methodologie en de systematiek van het Belgische notariaat en van de techniek van het opstellen van notariële akten. In de opleidingsonderdelen ‘Notarieel burgerlijk recht’, ’Notarieel vennootschaps- en kredietrecht’, ‘Notarieel bestuursrecht’ en ‘Burgerlijk procesrecht’ worden de diverse relevante rechtstakken belicht vanuit een notariële invalshoek. In twee afzonderlijke opleidingsonderdelen ‘Registratierechten’ en ‘Successierechten’ wordt aandacht besteed aan een grondige kennis en inzicht in de fiscale materie en in de interactie daarvan met het burgerlijk recht en met het vennootschapsrecht wat onontbeerlijk is voor het behoorlijk professioneel functioneren als notaris. Op het vlak van de registratierechten en de successierechten heeft de notaris zowel als ambtenaar naar de overheid toe als in zijn hoedanigheid van raadgever van de partijen een bijzondere rol te vervullen en de bedoeling is dat deze wordt bijgebracht in de genoemde opleidingsonderdelen. De masterproef heeft, door het interdisciplinaire karakter van het werkstuk voorop te stellen, fundamenteel tot doel in sterke mate bij te dragen tot het vermogen om de diverse rechtstakken samen toe te passen met het oog op het bieden van oplossingen voor een concrete probleemstelling.
Master in het Notariat - Universiteit Gent | 233
De nagestreefde vaardigheden en attitudes komen aan bod in meerdere opleidingsonderdelen en moeten geïntegreerd toegepast worden in de masterproef. De opleidingsverantwoordelijken hebben er voor geopteerd om geen verplichte stage op te nemen in het programma. Zij zijn van oordeel dat wegens de doelstellingen op het vlak van de kennisen inzichtontwikkeling en van de vaardigheden, evenals wegens de decretale verplichting om 15 studiepunten te reserveren voor de masterproef het niet wenselijk is studiepunten te reserveren voor een verplichte stage. Aan de studenten wordt de vrije keuze gelaten al dan niet reeds ervaring in het beroepenveld zelf op te doen doordat de lessen en oefeningen op drie dagen georganiseerd worden, wat geïnteresseerde studenten de mogelijkheid biedt om op woensdag en/of donderdag reeds een vrijwillige praktijkstage te volgen.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als voldoende. De commissie vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt over het algemeen adequate mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het programma omvat alle rechtstakken die noodzakelijk zijn voor de notariële praktijk. Hierbij wordt telkens de nodige aandacht besteed aan voorbeelden uit de praktijk. Ook waardeert de commissie de aandacht voor deontologie en kritische reflectie in het programma. De commissie stelt op prijs dat het programma zo wordt opgebouwd dat de studenten een vrijwillige stage kunnen volgen. Door de studiedruk van het verplichte programma blijkt het echter moeilijk om gedurende langere tijd een vrijwillige stage te volgen. Ten slotte zal het verminderen van de aandacht voor zekerheden in de masteropleiding in de rechten het noodzakelijk maken om vanaf 2009-2010 dit te verhelpen in de masteropleiding Notariaat.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als goed. In het programma is er binnen de diverse opleidingsonderdelen veel aandacht voor kennisontwikkeling in de rechtstakken die relevant zijn voor het notariaat. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied en de beroepspraktijk wordt gegarandeerd door een goed evenwicht tussen de voltijdse en deeltijdse ZAP-leden die naast hun academische taak ook actief zijn in de notariële praktijk. Het verder ontwikkelen van de onderzoeksattitude en -vaardigheden wordt vooral in het kader van de masterproef verder nagestreefd. Het programma besteedt ten slotte de nodige aandacht aan de aansluiting met het notariële beroep.
234 | Master in het Notariat - Universiteit Gent
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als goed. De commissie waardeert de inhoudelijke afstemming tussen de individuele opleidingsonderdelen. Zij meent dat de spreiding van de opleidingsonderdelen over de semesters, en voor de studenten die de opleiding deeltijds volgen, over de jaren, doordacht is gebeurd. Voorts stelt de commissie op prijs dat doorheen het academiejaar twee dagen per week worden vrijgehouden voor een eventuele vrijwillige stage of voor de masterproef.
2.4. Studieomvang De opleiding in het Notariaat omvat 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd van de betrokken opleidingen als voldoende. De studiedruk ligt hoog maar is haalbaar, volgens de studenten. Studietijdmetingen die de universiteit organiseert bevestigen deze vaststelling. De commissie waardeert deze studietijdmeting.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. Ze stelt de variatie in gebruikte werkvormen op prijs. De werkvormen zijn afgestemd op de nagestreefde doelstellingen. De hoorcolleges worden over het algemeen aan kleine groepen gegeven en verlopen in een aantal gevallen interactief. De commissie beveelt echter aan om de interactiviteit verder te verhogen. De commissie waardeert dat de hoorcolleges worden aangevuld met praktijkgerichte cases en voor ‘Notarieel boekhouden’ met een verhandeling. Een deel van de studenten klaagt wel over de begeleiding bij sommige praktische oefeningen. De commissie beveelt aan om deze begeleiding van nabij op te volgen. Voorts stelt de commissie de kwaliteit van de aangeboden handboeken en cursussen op prijs.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en de toetsing als goed. De commissie heeft examenopgaven ingekeken en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. Zowel kennis en inzicht als vaardigheden en attitudes worden getoetst. De commissie waardeert de goede variatie in examenvormen. Zowel mondelinge als schriftelijke examens worden afgenomen. Er wordt tevens voor meerdere opleidingsonderdelen gebruik gemaakt van permanente evaluatie. In de ECTS-fiches wordt de examenvorm vermeld. Ook in de lessen wordt hierover over het algemeen de nodige informatie gegeven, zodat deze gekend zijn bij de studenten.
Master in het Notariat - Universiteit Gent | 235
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als goed. De masterproef omvat 15 studiepunten. De masterproef is een grondige schriftelijke behandeling in ongeveer 30 bladzijden van een probleem of van een problematiek uit de voor de notariële praktijk relevante rechtstakken, interdisciplinair uitgewerkt, op het niveau van een publiceerbaar artikel, kritisch, eventueel rechtsvergelijkend, gevolgd door een openbare mondelinge verdediging voor de door de examencommissie aangeduide jury en het beantwoorden van vragen gesteld door deze jury. De masterproef sluit inhoudelijk aan bij een in de Master in het Notariaat gedoceerd opleidingsonderdeel. De doelstelling van het schriftelijke deel van de masterproef is een publiceerbaar tijdschriftartikel. De masterproef heeft, door het interdisciplinaire karakter van het werkstuk voorop te stellen, fundamenteel tot doel in sterke mate bij te dragen tot het vermogen om de diverse rechtstakken samen toe te passen met het oog op het bieden van oplossingen voor een concrete probleemstelling. Bij de beoordeling wordt getoetst of de examinandus een grondige, diepgaande en gespecialiseerde kennis en inzicht heeft verworven betreffende een juridisch onderwerp, wetenschappelijk correcte en praktisch gerichte associatieverbanden weet te leggen tussen de verschillende disciplines en facetten van het notariële recht en voor de opleiding kenmerkende, diepgaande en gespecialiseerde kennis heeft verkregen van de denk-, opzoekings-, uitvoerings- en werkmethoden, zowel bij de planning als bij de uitvoering en toelichting. Tevens wordt beoordeeld de geschiktheid om als gespecialiseerde, kritische en zelfstandige intellectueel het notariële recht te beheersen, het vermogen tot het verstrekken van doeltreffende adviezen gecombineerd met een rechtsgetrouwe stellingname, de vaardigheid van zelfstandig onderzoek, evenals het in staat zijn om de evoluerende rechtsregels te identificeren, te begrijpen en toe te passen in uiteenlopende concrete situaties, gezien het recht waarmee de notariële jurist werkt complex is en snel wijzigt, de mogelijkheid om zelfstandig een stelling conform de actuele stand van het notariële recht zowel schriftelijk als mondeling kernachtig en duidelijk te verwoorden, te hertalen in een toelichting en te verdedigen, de vaardigheid om op een diepgaande wijze de zaken systematisch te structureren en te anticiperen op mogelijke toekomstige problemen, op korte termijn een grondige kennis van een aantal relevante rechtsregels met betrekking tot een item weten te vergaren en te verwerken tot een bruikbare oplossing, evenals de mogelijkheid om zelfstandig juridisch geschreven teksten op een duidelijke en bevattelijke manier te hertalen in een mondelinge toelichting. De commissie heeft waardering voor het hierboven beschreven concept voor de masterproef, waarbij de ontwikkeling van vakinhoudelijke kennis en wetenschappelijke vaardigheden centraal staat. De commissie stelt op prijs dat er in een mondelinge verdediging voorzien wordt zodat de student
236 | Master in het Notariat - Universiteit Gent
naast zijn schriftelijke vaardigheden ook beoordeeld worden op zijn mondelinge vaardigheden. De masterproeven die zij ingekeken heeft, zijn bovendien van goed niveau.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor master als voldoende. Een diploma van “Licentiaat in de Rechten” is de noodzakelijke voorwaarde voor toegang tot de opleiding. De commissie heeft vastgesteld dat de Master Notariaat goed aansluit op de kwalificaties van Licentiaten Rechten. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding Notariaat over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld gaat het om 26 studenten per jaar in de periode 1994-2003.
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Notariaat 40
30
20
33
22
25
31
20
28
17
24
20
39
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
10
0
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het
programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties binnen de voorziene studietijd te bereiken via een samenhangend programma. De afstemming van de vormgeving op de inhoud voldoet. Ook het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. Het niveau van de beoordeling en de toetsing zijn goed en de examenvormen zijn gevarieerd. Het concept van de masterproef is goed. De toelatingsvoorwaarden voldoen en de opleiding sluit goed aan bij de kwalificaties van de Licentiaten in de Rechten.
Master in het Notariat - Universiteit Gent | 237
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. Uit de regelmatige docentenevaluaties en het gesprek met de studenten blijkt dat de onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel goed zijn. De commissie waardeert voorts de grote betrokkenheid van het academisch personeel bij de opleiding. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geven blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten. In het personeelsbeleid wordt veel aandacht besteed aan onderwijskundige kwaliteiten. De commissie waardeert ook de onderwijskundige professionalisering voor ZAP- en AAP-leden die door de centrale diensten wordt aangeboden.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat alle domeinen van het notarieel recht goed vertegenwoordigd zijn in de huidige personeelsbezetting. Ze heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn geverifieerd en vastgesteld dat een aantal onder hen een goede wetenschappelijke output genereert in hoogstaande tijdschriften. Er zijn bovendien goede internationale contacten en uitwisselingen op het vlak van onderzoek. Het goede evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse ZAPleden binnen de opleiding garandeert een goede band met en kennis van de beroepspraktijk.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. Er zijn 5 voltijdse en 4 deeltijdse ZAP-leden, 2 voltijdse assistenten, en 3 deeltijdse praktijkassistenten deeltijds aan de opleiding verbonden. In totaal zijn zo’n 1,77 voltijdse eenheden ZAP en 1,78 voltijdse eenheden AAP ter beschikking staat van de opleiding. De commissie meent dat deze staf, bij gelijkblijvende studentenaantallen, voldoet. De commissie waardeert het goede evenwicht in de opleiding tussen voltijdse ZAP-leden en deeltijdse, die naast hun academische taken ook actief zijn in het notariaat.
238 | Master in het Notariat - Universiteit Gent
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteit van het academisch personeel is goed. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn eveneens goed en worden gestimuleerd door het evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse professoren.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als nipt onvoldoende. De aan de opleiding toegewezen onderwijsruimten zijn volgens het zelfevaluatierapport niet voldoende uitgerust met de technische apparatuur om moderne onderwijstechnieken te kunnen toepassen. Door de recente toename van het aantal studenten, is het leslokaal dat ter beschikking staat van de opleiding bovendien te klein. De commissie beveelt de faculteit aan om een groter en beter uitgerust lokaal te voorzien voor de opleiding Notariaat. De facultaire bibliotheek beschikt over een goede collectie van notariële werken, maar deze is weinig toegankelijk. De ICT voorzieningen voldoen. Het elektronisch leerplatform Minerva is zeer gebruiksvriendelijk en biedt veel kansen voor communicatie met de studenten, maar kan ook, en meer dan nu het geval is, gebruikt worden als instrument voor interactief onderwijs.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeurt door het ZAP en AAP dat betrokken is bij de opleiding en is goed volgens de commissie.Waar nodig biedt de facultaire studentenadministratie de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen. De studievoorlichting voldoet. Deze wordt door de faculteit en door het centrale Adviescentrum verzorgd.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen voldoen niet. Het aan de opleiding toegewezen lokaal is onvoldoende uitgerust om alle moderne onderwijsmethoden te kunnen toepassen. De facultaire bibliotheek beschikt over een goede, maar weinig toegankelijke collectie. De informaticainfrastructuur is wel goed. De studiebegeleiding gebeurt door het ZAP en AAP dat betrokken Master in het Notariat - Universiteit Gent | 239
is bij de opleiding. Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als voldoende. De gewaardeerde studiebegeleiding compenseert de gebreken aan de materiele voorzieningen. Deze tekorten hebben namelijk geen doorslaggevend effect op de kwaliteit van het onderwijs.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de faculteit Rechtsgeleerdheid, waar ook de opleiding Notariaat onder valt, en de Universiteit Gent, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Notariaat beschikt over een eigen opleidingscommissie, die instaat voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten voor de opleiding Notariaat als goed. De commissie waardeert dat de opleiding Notariaat regelmatig geëvalueerd wordt door de studenten. De visitatiecommissie apprecieert tevens het bestaan van een aparte opleidingscommissie voor de Master Notariaat. Daarnaast worden veel problemen dankzij de kleinschaligheid van de opleiding informeel aan de orde gesteld. De commissie waardeert het zelfevaluatierapport dat bondig maar zeer duidelijk geschreven is. Het getuigt bovendien van een goed zelfkritisch vermogen. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde, boden bovendien een waardevolle aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering voor de opleiding Notariaat als goed. De meeste problemen worden snel opgelost en er wordt bij programmahervormingen rekening gehouden met bemerkingen van de betrokkenen. Ook de aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie werden over het algemeen goed opgevolgd. Zo kwam er bv. meer aandacht voor de fiscaliteit en voor de procedures, werd het herhalen van stof die reeds in de basisopleiding ruim aan bod gekomen is (bv. internationaal privaatrecht) vermeden, werden minder ex-cathedra en meer interactieve colleges ingericht en werd meer aandacht besteed aan mondelinge vaardigheden.
240 | Master in het Notariat - Universiteit Gent
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als goed. De studenten en medewerkers zijn in alle organen uitgebreid vertegenwoordigd. Jaarlijks wordt bovendien een vergadering georganiseerd met de alumni om de bevindingen van de afgestudeerden met betrekking tot het programma te vernemen en de overgang naar het beroep te evalueren. Het beroepenveld wordt voornamelijk op informele manier betrokken bij de opleiding tijdens de navorming ‘Rechtskroniek voor het notariaat’ en via de deeltijdse ZAP- en AAP-leden die naast hun academische taken actief zijn in de juridische prakrijk.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt van nabij opgevolgd, onder andere door regelmatige studentenbevragingen. Ook langs informele weg worden problemen snel aangebracht. Het zelfevaluatierapport is beknopt maar duidelijk en voldoende zelfkritisch. Bij problemen worden de nodige verbetermaatregelen genomen. De betrokkenheid van medewerkers, studenten en alumni is goed. Het afnemend beroepenveld wordt eerder informeel en door middel van de tussenkomst van de deeltijdse ZAP- en AAP-leden betrokken.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de genoten opleiding. De studenten verwerven tijdens de opleiding een diepgaande academische kennis van het notarieel recht, wat onder andere ook blijkt uit het niveau van de masterproeven. Ze vinden over het algemeen snel een notarieel kantoor waar zij gewaardeerd worden. Ook op basis van het niveau van de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. Internationale studentenuitwisselingen worden niet georganiseerd omwille van het sterk op het Belgische recht gerichte programma. De commissie beaamt deze keuze. De commissie betreurt wel dat de opleiding niet over betrouwbare uitstroomgegevens beschikt.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Deze schommelen tussen 64% en 85%, met een gemiddelde van ongeveer 76%. Van de geslaagden doet 90,4 % er één jaar over, 8,6 % 2 jaar en 1 % meer dan 2 jaar. Van de niet-geslaagden heeft 6,6 % niet aan de examens deelgenomen. Over de gemiddelde
Master in het Notariat - Universiteit Gent | 241
studieduur die de studenten nodig hebben om de opleiding af te ronden, werden geen gegevens ter beschikking gesteld van de visitatiecommissie.
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Notariaat.
85%
82%
79%
77%
79%
79% 75%
74%
68%
64%
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master Notariaat als positief. Dankzij een diepgaande academische vorming bereidt de opleiding haar studenten goed voor op de notariële praktijk. Ondanks de hoge studiedruk, ligt het studierendement bovendien vrij hoog.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master Notariaat voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - de interactiviteit tijdens de hoorcolleges verder te verhogen; - te voorzien in meer aangepaste onderwijsruimten; - de toegankelijkheid van de collectie in de bibliotheek te verbeteren.
242 | Master in het Notariat - Universiteit Gent
Vrije Universiteit Brussel Master in het Notariaat
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen zal pas vanaf 2009-2010 de Licentieopleiding in het Notariaat omgevormd worden tot een masteropleiding. De opleidingsverantwoordelijken hebben gekozen om deze omvorming zo laat mogelijk door te voeren om maximale duidelijkheid over de toekomstige randvoorwaarden te hebben op het moment van de omvorming. In het zelfevaluatierapport worden de volgende overwegingen aangegeven:
Vooreerst is er de vaststelling dat het Structuurdecreet de voorwaarde van het vooraf behalen van een masterdiploma in de rechten niet handhaaft. Vervolgens is er onduidelijkheid over de wijze waarop de federale wetgever – die inzake de toegang tot notariële beroepen bevoegd is – de actuele eisen omtrent deze toegang zal aanpassen aan de hervormingen in de rechtenopleiding, die in Vlaanderen en in de Franstalige gemeenschap niet gelijk lopen. De Organieke wet op het Notarisambt vereist immers enkel een diploma van ‘Licentiaat in het Notariaat’ en vermeldt de voorafgaande opleiding in de rechten niet. Het behalen van het diploma van licentiaat in het Notariaat wordt overigens enkel vermeld als een voorwaarde om de wettelijk voorgeschreven stage van drie jaar – art. 36 § 1 en 2 van de Organieke wet op het Notarisambt – te laten ingaan. Uit overleg dat tijdens het academiejaar 2003-2004 gevoerd is met notariële instanties (Nationale Kamer van Notarissen en Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat) waaraan alle universiteiten, die aan beide kanten van de taalgrens en in Brussel, een notariële opleiding aanbieden, deelnamen, is evenmin duidelijkheid gebleken over de totale studietijd die voor een dergelijke opleiding best geschikt zou zijn: behoud van de eenjarige master na master na een tweejarige Master in de Rechten, of tweejarige Master in het Notariaat na een Bachelor in de Rechten. In het goedgekeurde omvormingsvoorstel van de Opleiding Notariaat is er (voorlopig) uitgegaan van een ongewijzigde diploma-eis voor de toegang tot notariële beroepen, maar is er wel rekening gehouden met de masterproef die voortaan als onderdeel van de opleiding zal worden opgelegd. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 20 tot en met 23 december 2005.
Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel | 243
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De opleiding Notariaat strekt er volgens het zelfevaluatierapport in hoofdzaak toe de wettelijke titel toe te kennen die toegang verleent tot de uitoefening van een notariële functie of van een autonome activiteit binnen een notariskantoor of notariële instelling. Ze biedt een aanvulling op de opleiding rechten, en vormt notariële juristen. Een notarieel jurist beheerst op een gevorderd niveau algemene en algemeen wetenschappelijke competenties binnen de verschillende deelgebieden van de notariële activiteit. Studenten van deze opleiding ontwikkelen een actieve studiehouding, kunnen denken en handelen op een wetenschappelijke wijze en omgaan met complexe problemen in een onzekere context. Zij hebben inzicht in de verschillende fasen van het wetenschappelijk onderzoek en in de doelstellingen waarmee onderzoek wordt verricht. Zij kennen de eisen die gelden voor wetenschappelijk onderzoek en de verslaggeving ervan. Zij kunnen onderzoeksmethoden en -technieken gebruiken, meer adequate oplossingen formuleren door de reflectie over het eigen werk, daarover communiceren met vakgenoten en leken, en samenwerken in een multidisciplinaire omgeving. Studenten ontwikkelen een handelend vermogen in contextrijke situaties en de capaciteit om bij te dragen tot de formulering van maatschappelijk verantwoorde oplossingen voor de geanalyseerde problemen. Studenten worden daartoe gewapend met een uitgebreide parate kennis van de diverse aspecten van het notarieel recht. Zij kunnen de theorievorming in elk van deze deelgebieden volgen en zijn in staat om op creatieve wijze bijdragen te leveren tot de kennis van het notariële recht en tot de uitoefening ervan ten dienste van individuen, vennootschappen, verenigingen of overheidsinstellingen die daarop een beroep doen. De opleiding Notariaat beoogt de studenten een bijzondere deskundigheid bij te brengen, die op een adequate wijze theorie en praktijk samen brengt.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in het Notariaat als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeen komen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn zowel gericht op het verder ontwikkelen van notariële wetenschappelijke kennis in de diverse onderdelen van het notariële recht als op het beheersen van relevante algemene en algemene wetenschappelijke competenties. De master moet zowel zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten als over de nodige algemene en specifieke beroepsgerichte competenties beschikken om de verworven wetenschappelijke kennis zelfstandig te kunnen aanwenden op het niveau van een beginnend notaris.
244 | Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in het Notariaat stellen. De doelstellingen voldoen bovendien aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld. Verder speelt de kennismaking met de praktijk een belangrijke rol. De commissie waardeert verder de goede contacten tussen de opleiding en het afnemend veld. Gezien de eigenheid en sterke nationale gerichtheid van de opleiding werden de doelstellingen niet onderworpen aan een internationale vergelijking.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in het Notariaat als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding voldoen. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van de opleiding Notariaat.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA De opleiding Notariaat is opgevat als een éénjarige opleiding; die ook deeltijds, gespreid over twee jaren, kan worden gevolgd. Het programma bevat een aanbod van verplichte opleidingsonderdelen, aan te vullen met een vooralsnog niet verplichte studiestage. Wie kiest om geen stage te volgen, moet een keuze maken voor keuzeopleidingsonderdelen voor een totaal van 15 studiepunten (te kiezen uit een aanbod van vier opleidingsonderdelen). De diepgaande kennis en het inzicht in de verschillende facetten van het notariële recht komen in elk van de opleidingsonderdelen aan bod: ‘Notarieel vermogensrecht’, ‘Notarieel familierecht’, ‘Notarieel vennootschapsrecht’, ‘Ruimtelijke ordening’, ‘Registratierechten successierechten en bijzondere vraagstukken van de personenbelasting’, ‘Notarieel internationaal privaatrecht’ en ‘Notarieel gerechtelijk recht’. In het opleidingsonderdeel ‘Inrichting van het notariaat, deontologie en notariële boekhouding’ wil de opleiding aanzetten tot kritische reflectie. Hier wordt immers naast aandacht voor de organieke structuur van het ambt en de ambtsbeoefening, ook aandacht geschonken aan de deontologische beginselen en de daaruit afgeleide aansprakelijkheid (die niet beperkt is tot een aansprakelijkheid wegens fout of een strafrechtelijke aansprakelijkheid). Hierdoor verkrijgen de studenten de reflex om de hun voorgelegde vragen en de overwogen oplossingen niet alleen aan rechtsnormen, maar ook aan de specifieke deontologische normen van het notariële beroep te toetsen. In het opleidingsonderdeel ‘Notariële praktijk’ worden de studenten vertrouwd gemaakt met enkele
Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel | 245
essentiële aspecten van de notariële praktijk. Een belangrijk onderdeel van de vereffening en verdeling bestaat uit een lessenreeks die in de computerklas wordt gedoceerd om de studenten vertrouwd te maken met een wetenschappelijk gefundeerde methode van vereffening verdeling. Vooralsnog wordt in de opleiding Notariaat geen masterproef opgelegd. Wel bestaat de verplichting voor hen die een stage volgen om een stageverslag op te stellen. Het ligt in de bedoeling van de opleiding Notariaat om bij de omvorming tot master na masteropleiding de verplichtingen rond het stageverslag uit te bouwen tot de verplichting om een masterproef op te stellen (zie verder). De meeste van deze opleidingsonderdelen worden specifiek en exclusief aan de studenten van de opleiding Notariaat aangeboden. Alleen de opleidingsonderdelen ‘Ruimtelijke ordening’ en ‘Registratierechten successierechten en bijzondere vraagstukken van de personenbelasting’ worden ook door andere studenten gevolgd, maar ook voor deze beide opleidingsonderdelen worden specifieke maatregelen genomen om ze voldoende toe te spitsen op de studenten uit de opleiding Notariaat.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als goed. Ze vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt over het algemeen goede mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het programma omvat alle rechtstakken die noodzakelijk zijn voor de notariële praktijk. Hierbij wordt telkens de nodige aandacht besteed aan voorbeelden uit de praktijk. Het opstellen van notariële akten wordt geïntegreerd in elk rechtsvak. Ook waardeert de commissie de aandacht voor deontologie en kritische reflectie in het programma. De commissie vindt het goed dat de studenten bovendien een stage kunnen volgen die toelaat om de verworven kennis ook te leren toepassen in de praktijk. Er werd gekozen om de stage niet verplicht te maken omdat niet alle studenten noodzakelijk voornemens zijn actief te worden in de notariële praktijk, maar zich wel willen specialiseren in de aangeboden rechtstakken. Voor deze studenten is het in een aantal gevallen interessanter om een aantal opleidingsonderdelen meer te volgen in plaats van de stage. In feite kiezen bijna alle studenten voor de stage.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als onvoldoende. In het programma is er binnen de diverse plichtvakken voldoende aandacht voor kennisontwikkeling in de rechtstakken die met het notarieel recht aanverwant zijn. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied en de beroepspraktijk wordt gegarandeerd door een goed evenwicht tussen de voltijdse en deeltijdse ZAP-leden. Ook tijdens de stage komen de studenten in contact met de recente ontwikkelingen. Het verder ontwikkelen van de in de doelstellingen
246 | Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel
geformuleerde onderzoeksattitude en -vaardigheden van de studenten, ontbreekt echter grotendeels. Dit zal verholpen worden door de invoering van de masterproef bij de omvorming naar een masteropleiding. Het programma besteedt wel veel aandacht aan het ontwikkelen van de relevante beroepsvaardigheden.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als goed. De commissie waardeert de inhoudelijke afstemming tussen de individuele opleidingsonderdelen. Deze samenhang wordt van nabij opgevolgd met studenten en alumni en bijgestuurd waar nodig. Zo werd het opstellen van notariële akten geïntegreerd in de diverse opleidingsonderdelen om een betere afstemming met de vakinhoudelijke kennis te garanderen. Doorheen het academiejaar worden twee dagen per week vrijgehouden voor de stage. Op deze manier wordt een goede wisselwerking tussen de theorie en de praktijk bereikt.
2.4. Studieomvang De opleiding in het Notariaat telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. De combinatie van de theoretische opleidingsonderdelen met de stage vergt veel inspanningen van de studenten, maar zij vinden dit geen probleem. Zij zien dit als een goede voorbereiding op de notariële praktijk. Uit de regelmatige studietijdmetingen die de universiteit organiseert blijkt dat de studietijd ook per opleidingsonderdeel in overeenstemming is met de begrote studietijd.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als goed. De commissie stelt de variatie in gebruikte werkvormen op prijs. De werkvormen zijn afgestemd op de nagestreefde doelstellingen. De hoorcolleges worden over het algemeen aan kleine groepen gegeven en verlopen vaak interactief. Ze worden aangevuld met gastcolleges, taken of praktische oefeningen of praktische lessen. De commissie waardeert het goede evenwicht tussen theorie en praktijk in de verschillende opleidingsonderdelen. De commissie waardeert in het bijzonder de oefeningen voor het onderdeel vereffening-verdeling in het opleidingsonderdeel notariële praktijk die door middel van het rekenprogramma Excel aangeboden worden. Ook de studenten zijn hierover enthousiast. Tijdens de stage maken de studenten kennis met de notariële praktijk en ontwikkelen zij de nodige professionele vaardigheden. Voorts is de commissie positief over de aangeboden handboeken en cursussen. Deze zijn
Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel | 247
over het algemeen van hoge kwaliteit en voldoen aan de verwachtingen van de commissie.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en toetsing als goed. De commissie heeft examenopgaven ingekeken en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. Zowel kennis en inzicht als vaardigheden en attitudes worden getoetst. De commissie waardeert het grote aantal mondelinge examens, al dan niet met schriftelijke voorbereiding. Ze vindt het ook positief dat een groot deel van de examens sterk praktijkgericht is. In de opleidingsonderdeelfiches wordt de examenvorm vermeld. Over het algemeen blijken de studenten tevreden over de transparantie met betrekking tot de examenvormen en over de manier waarop zij beoordeeld worden.
2.8. De masterproef en de stage De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende op basis van de plannen om deze te koppelen aan een verplichte stage en ook op grond van de invulling van de huidige stage. Volgens deze plannen zullen de studenten moeten aantonen dat ze zelfstandig, grondig en wetenschappelijk een onderwerp kunnen behandelen en dat ze in staat zijn om uitleg en advies te verschaffen. Uiteraard vereist de masterproef een verdere uitwerking wanneer deze zal ingevoerd worden. In de Licentieopleiding Notariaat wordt geen masterproef ingericht. Pas in 2009-2010 zal deze masterproef opgelegd worden, wanneer de opleiding omgevormd wordt tot een master na masteropleiding. Het is de bedoeling om de huidige stage om te vormen tot een masterproef. De opleiding beschikt wel reeds over een, vooralsnog niet verplichte stage. Hieraan worden 15 studiepunten toegekend. De stage loopt over beide semesters en in totaal over 40 werkdagen. De studenten kiezen zelf voor de spreiding ervan, in overleg met de stagemeester. In elk semester worden twee dagen per week lesvrij gehouden, zodat de student gedurende die dagen op een notariskantoor zijn stagewerkzaamheden kan laten verlopen. De studiestage houdt de aanwezigheid van de student in op een notariskantoor om actief deel te nemen aan het leven en werken op het kantoor volgens de instructies van zijn stagemeester. De stage heeft tot doel de student toe te laten de theoretische kennis te toetsen aan de praktische ervaring en daardoor die kennis te verdiepen. Het is de bedoeling om de student doorheen zijn stage wegwijs te maken in de volledige werking van een notariskantoor, gaande van de meest eenvoudige taken om te evolueren naar moeilijkere opdrachten. De student moet ook de kans krijgen om complexere dossiers, zoals inzake een nalatenschap, een echtscheiding, een oprichting van een vennootschap of een statutenwijziging, in te kijken en voor zoveel als mogelijk mee op te volgen. De student dient vóór het einde van de colleges een stageverslag in te dienen waarin de uitgevoerde werkzaamheden worden beschreven, en
248 | Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel
eventuele juridische problemen waarmede de student geconfronteerd is, worden uitgediept. De commissie waardeert de stage en de invulling ervan. Ze laat de student toe om zijn theoretische kennis te toetsen aan de notariële praktijk.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als voldoende. Een diploma van Licentiaat in de Rechten is de noodzakelijke voorwaarde voor toegang tot de opleiding. De commissie heeft vastgesteld dat de Master Notariaat goed aansluit op de kwalificaties van afgestudeerden in de Rechten. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding Notariaat over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld gaat het om 16 studenten per jaar in de periode 1994-2003. Daarmee is deze opleiding de kleinste notariaatsopleiding in Vlaanderen. In 2003-2004 was er wel een duidelijke groei merkbaar tot 35 studenten.
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Notariaat 40
30
20
10
19
24
17
12
12
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
14
16
15
15
35
00-01
01-02
02-03
03-04
0
99-00
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het programma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is over het algemeen adequaat. De academische gerichtheid van de huidige opleiding is te beperkt omwille van de zeer beperkte aandacht voor het verder ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden. Dit zal verholpen worden bij de invoering van de masterproef. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties binnen de
Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel | 249
voorziene studietijd te bereiken door een samenhangend programma. De afstemming van de vormgeving en de inhoud is goed. De hoorcolleges verlopen interactief en de stage laat de studenten toe de theoretische kennis aan de praktijk te toetsen. De kwaliteit van de stage voldoet. De masterproef zal gekoppeld worden aan de stage. Ook het studiemateriaal is van goede kwaliteit. Het niveau van de beoordeling en toetsing is goed en de vele mondelinge examens worden gewaardeerd. De toelatingsvoorwaarden voldoen en de opleiding sluit goed aan bij de kwalificaties van de afgestudeerden in de Rechten. Globaal weegt de huidige onvoldoende academische gerichtheid, die kan verholpen worden bij de omvorming tot masteropleiding, voor de commissie niet zwaar genoeg om het globaal goede programma als negatief te beoordelen.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed De onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel zijn volgens de commissie goed. De commissie waardeert voorts de grote betrokkenheid van het academisch personeel bij de opleiding. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geven blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten. In het personeelsbeleid wordt veel aandacht besteed aan onderwijskundige kwaliteiten. De commissie waardeert ook de onderwijskundige professionalisering voor ZAP- en AAP-leden die door de centrale diensten en het Onderwijsservicecentrum wordt aangeboden.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat alle domeinen van het notariële recht en de aanverwante rechtstakken goed vertegenwoordigd zijn in de huidige personeelsbezetting. Ze heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn geverifieerd en vastgesteld dat een aantal onder hen een goede wetenschappelijke output genereert in hoogstaande tijdschriften. Uit het zelfevaluatierapport blijkt bovendien dat er goede internationale contacten en uitwisselingen zijn op het vlak van onderzoek. Het grote aantal deeltijdse ZAP- en AAP-leden binnen de opleiding garandeert een goede band met en kennis van de beroepspraktijk.
250 | Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. Er zijn 4 ZAP-leden en 2 onderwijsprofessoren deeltijds aan de opleiding verbonden. In totaal staan zo’n 1,35 voltijdse eenheden ZAP ter beschikking van de opleiding. Er werden recent twee 10%-mandaten ingevuld door praktijkassistenten en twee vrijwillige medewerksters verlenen bijstand bij het onderwijs. De commissie meent dat deze staf, bij gelijkblijvende studentenaantallen, voldoet. De commissie waardeert het goede evenwicht in de opleiding tussen voltijdse ZAP-leden en deeltijdse, die naast hun academische taken ook actief zijn in het notariaat.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten stellen geen problemen. Ook het personeelsbeleid heeft voldoende aandacht voor onderwijskundige kwaliteiten. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn goed en worden gestimuleerd door het evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse professoren.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De faculteit Rechtsgeleerdheid beschikt over voldoende en goed uitgeruste leslokalen en auditoria. De facultaire bibliotheek beschikt over een te beperkte collectie met betrekking tot het notariaat. Deze collectie wordt echter aangevuld met de persoonlijke collectie van de directeur van de opleiding, waardoor de collectie op peil gebracht werd. Het zou verkieslijk zijn dat de opleiding voor haar bibliotheek niet afhankelijk is van schenkingen. De commissie beveelt aan om meer te investeren in een goede collectie voor de bibliotheek. De ICT voorzieningen voldoen en worden door de opleiding vooral op zaterdag gebruikt. Het elektronisch leerplatform PointCarré biedt veel kansen voor communicatie met de studenten en voor interactie. Dit platform kan echter nog meer gebruikt worden.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door de vrijwillige medewerksters en het ZAP dat betrokken is bij de opleiding en blijkt goed te zijn. Waar nodig biedt de faculteitssecretariaat de nodige ondersteuning en
Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel | 251
helpt de centrale Dienst Studieadvies studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen. Ook de studievoorlichting voldoet. Deze wordt door de faculteit en door de centrale Dienst Studieadvies verzorgd.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. Zowel de materiële voorzieningen als de studiebegeleiding voldoen.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Vrije Universiteit Brussel en de faculteit Rechten en Criminologie, waar ook de opleiding Notariaat onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Notariaat beschikt sinds kort over een eigen opleidingsraad, die instaat voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten voor de opleiding Notariaat als voldoende. De commissie waardeert dat de opleiding Notariaat sinds 1998-1999 regelmatig wordt geëvalueerd door de studenten via semesteriële onderwijsevaluaties, maar ze vindt dat de vragenlijst kan verbeterd worden (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten, facet 5.1.). De visitatiecommissie apprecieert tevens de oprichting van de opleidingsraad. Ook al worden veel problemen dankzij de kleinschaligheid van de opleiding informeel aangebracht, toch vindt de commissie het goed dat er ook een formeel orgaan werd opgericht om de opleiding op een gestructureerde manier op te volgen. De commissie waardeert het zelfevaluatierapport dat bondig maar zeer duidelijk geschreven is. Het getuigt bovendien van een goed zelfkritisch vermogen. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde boden bovendien een waardevolle aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering voor de opleiding Notariaat als goed. Kleine problemen worden snel opgelost. Ook de resultaten van onderwijsevaluaties en de aanbevelingen van de vorige visitatie werden over het algemeen in goed opgevolgd. Zo werd een grondige programmawijziging doorgevoerd en kreeg de stage een belangrijkere plaats in de opleiding.
252 | Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als goed. De verschillende geledingen worden over het algemeen goed betrokken bij de opleiding. Bij curriculumhervormingen worden zowel medewerkers en studenten als alumni en het afnemende veld bevraagd. Ook de deeltijdse ZAP- en AAP-leden die naast hun academische taken actief zijn in de juridische praktijk brengen signalen uit het afnemend beroepenveld over. De recent opgerichte opleidingsraad heeft nog niet tot zichtbare resultaten geleid. Gezien de open sfeer die in de opleiding heerst, verwacht de commissie wel dat de opleidingsraad tot goede resultaten kan leiden.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg positief. Het onderwijs wordt van nabij opgevolgd, onder andere door regelmatige studentenbevragingen. Ook langs informele weg worden problemen snel aangebracht. Het zelfevaluatierapport is beknopt maar duidelijk en zelfkritisch. Bij problemen worden de nodige verbetermaatregelen genomen. Ook de vorige visitatie werd goed opgevolgd. De betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en afnemend veld is goed.Via de recent opgerichte opleidingsraad kan deze betrokkenheid verder gestructureerd worden.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de genoten opleiding. Ze vinden over het algemeen snel een notarieel kantoor waar zij gewaardeerd worden. Ook op basis van het niveau van de stageverslagen en de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. Dankzij de stage verwerven de meeste studenten bovendien de nodige praktische kennis en vaardigheden. Internationale studentenuitwisselingen worden niet georganiseerd omwille van het sterk op het Belgische recht gerichte programma. De commissie beaamt deze keuze. De commissie betreurt wel dat de opleiding niet over uitstroomgegevens beschikt.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Gemiddeld slaagt zo’n 72% van de studenten. Dit is volgens de commissie vrij laag in vergelijking met andere Vlaamse opleidingen Notariaat, maar er is een stijgende trend. De commissie hoopt dat die trend verder kan aangehouden worden zonder het niveau te verlagen. Van de studenten die het diploma behalen doet ongeveer 92% dit binnen de voorziene studieduur. Dit vindt de commissie goed.
Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel | 253
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Notariaat. 93%
80%
76%
75% 71%
73%
67%
67%
63%
50%
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Licentie in het Notariaat als positief. Dankzij een goed evenwicht tussen theorie en stage bereidt de opleiding haar studenten goed voor op de notariële praktijk. Het studierendement vertoont een stijgende evolutie en de meeste afgestudeerden halen hun diploma binnen de voorziene studietijd.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Notariaat voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - Aandacht te besteden aan de vertaling van de in de doelstellingen geformuleerde onderzoeksattitude en –vaardigheden van de studenten met het oog op de omvorming naar een masteropleiding; - de nodige middelen te voorzien voor het actueel houden van de bibliotheek; - verbeteren van de vragenlijst van de semesteriële onderwijsevaluaties (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten, facet 5.1.).
254 | Master in het Notariaat - Vrije Universiteit Brussel
Vrije Universiteit Brussel De master na master in Sociaal recht
Inleiding De thans gevisiteerde opleiding werd als ‘Bijzondere licentie in het Sociaal recht’ (1962-1991) opgericht en later als ‘Gespecialiseerde studie van het Sociaal recht’ (1991-2004) aangeboden. In het kader van de Bologna-hervormingen werd zij in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot de master na masteropleiding Sociaal Recht. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 20 tot en met 23 december 2005.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De Master in het Sociaal recht streeft naar volgende doelstellingen en eindtermen.
De Master in het Sociaal recht beoogt studenten met een voorkennis van sociaal recht en arbeidsverhoudingen te brengen tot het gevorderd niveau van kennis en competenties dat noodzakelijk is voor de autonome beoefening van het wetenschappelijke onderzoek en de creatie van nieuwe wetenschappelijke kennis in het domein van het sociaal recht of voor de autonome aanwending van hun kennis van het sociaal recht in de zelfstandige uitoefening van beroepen die een gespecialiseerde kennis van het sociaal recht veronderstellen. Eindtermen Aan het eind van de opleiding dienen de studenten te beschikken over een afdoende parate kennis voor een eerste confrontatie met de gespecialiseerde beroepsuitoefening of voor de aanvatting van gedegen wetenschappelijk onderzoek in het domein van het sociaal recht. De studenten dienen daarenboven een verregaande vaardigheid in het hanteren van de specifieke rechtsbronnen te hebben ontwikkeld en te beschikken over het nodige referentiekader en de vereiste vaardigheden voor het zelfstandig integreren van nieuwe kennis van het sociaal recht. De studenten dienen tevens inzicht te hebben verworven in de ontwikkeling van het sociaal recht, in het proces van totstandkoming van de desbetreffende regels en in de achterliggende maatschappelijke problemen en evoluties. Zij dienen vertrouwd te zijn met de daarbij betrokken actoren. De studenten dienen blijk te geven van een kritisch-reflectieve benadering van het sociaal recht en hun bekwaamheid tot de ontwikkeling van nieuwe sociaalrechtelijke regels of de creatie van nieuwe wetenschappelijke kennis in het domein van het sociaal recht. In het zelfevaluatierapport worden deze doelstellingen en eindtermen nog concreter ingevuld.
Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 255
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de opleiding als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn zowel gericht op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis in het brede domein van het sociaal recht en zijn rechtshistorische ontwikkeling als op het beheersen van relevante algemene en algemene wetenschappelijke competenties. De master moet zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten of over de nodige algemene en specifieke beroepsgerichte competenties beschikken om de verworven wetenschappelijke kennis zelfstandig te kunnen aanwenden op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als goed. De opleiding is uniek in het Vlaamse hoger onderwijs. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een master na masteropleiding in het Sociaal recht stellen. De doelstellingen voldoen bovendien aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld. De commissie waardeert verder de goede contacten tussen de opleiding en het afnemend veld. Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de master als positief. Het niveau en de oriëntatie van de
opleiding voldoen aan de decretale eisen ter zake. De domeinspecifieke eisen worden als goed aangemerkt. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van de opleiding Sociaal recht. Dit wordt goed opgevolgd door nauwe contacten met het afnemend beroepenveld.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA De Master Sociaal recht is opgevat als een éénjarige opleiding, die ook deeltijds, gespreid over twee jaren, kan worden gevolgd. Het programma bevat een aanbod van verplichte opleidingsonderdelen (35 studiepunten), aan te vullen met een keuzeopleidingsonderdelen voor een totaal van ten minste 10 studiepunten. Voor de masterproef worden 15 studiepunten voorbehouden. Diepgaande kennis van en inzicht in het brede domein van het sociaal recht en zijn rechtshistorische ontwikkeling worden nagestreefd door de studie van bijzondere vraagstukken van het sociaal recht (‘Bijzondere vraagstukken uit het arbeidsrecht in Europees perspectief’, ‘Bijzondere vraagstukken uit het socialezekerheidsrecht in Europees perspectief’, ‘Bijzondere juridische vraagstukken inzake
256 | Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel
personeelsbeleid’), door het aanbod van een afzonderlijk rechtshistorisch opleidingsonderdeel (‘Historische ontwikkeling van het arbeids- en socialezekerheidsrecht’) en door de rechtsvergelijkende studie van belangrijke arbeidsrechtelijke themata (‘Vergelijkend arbeidsrecht’). In een aantal verplichte opleidingsonderdelen (‘Welzijn op het werk en arbeidswetgeving’, ‘Grensoverschrijdende tewerkstelling’, ‘Sociaal statuut van de zelfstandigen’) en een aantal keuzeopleidingsonderdelen (‘Rechtspositie van het personeel en de bestuurders van openbare rechtspersonen’, ‘Droit approfondi de la réparation des risques professionnels’, ‘Egalité entre travailleurs féminins et masculins’) wordt een zeer grondige en actuele kennis van deelgebieden van het sociaal recht nagestreefd. In deze opleidingsonderdelen staat de rechtspositie van werkende personen en de juridische organisatie van de onderliggende arbeidsverhoudingen centraal. De opleiding biedt de studenten door middel van een aantal keuzeopleidingsonderdelen de gelegenheid om hun kennis van het sociaal recht aan te vullen met de studie van de arbeidsverhoudingen vanuit een andere invalshoek, met name de geschiedenis (‘Geschiedenis van de arbeidersbeweging vanaf de industriële revolutie’), de sociologie (‘Arbeidssociologie’, ‘Sociologie van het ondernemerschap’) en de psychologie (‘Arbeids- en organisatiepsychologie’, ‘Human Resources Management’). De masterproef en het keuzeopleidingsonderdeel ‘Sociaalrechtelijke stage’ zijn specifiek gericht op de ontwikkeling van vaardigheden en competenties. De masterproef moet de student tot een kritische en reflectieve benadering van het sociaal recht brengen.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als goed. Ze vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt over het algemeen goede mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het programma omvat alle rechtstakken die noodzakelijk zijn voor een Master in Sociaal recht. De verplichte opleidingsonderdelen bieden een verdieping van de kennis uit de masteropleiding rechten en de keuzeopleidingsonderdelen bieden de nodige verbreding zodat de student het sociaal recht in de bredere maatschappelijke en historische context kan kaderen. De commissie meent dat een keuzeopleidingsonderdeel dat de band legt met het fiscaal recht voor een deel van de studenten interessant zou zijn.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als goed. In het programma is er binnen de diverse plichtvakken voldoende aandacht voor kennisontwikkeling in de rechtstakken die relevant zijn voor het sociaal recht. Deze kennisontwikkeling staat echter steeds in functie van de
Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 257
ontwikkeling van de bekwaamheid tot zelfstandig verwerven van kennis, eerder dan het verwerven van encyclopedische kennis op zich die in een bestendig evoluerende rechtstak zoals het sociaal recht weinig nut zou opleveren. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied en de beroepspraktijk wordt niet alleen gegarandeerd door een groot aantal deeltijdse ZAP-leden, maar ook door de opleidingsonderdelen ‘bijzondere vraagstukken’ waarin expliciet aandacht besteed wordt aan recente evoluties. In het kader van de masterproef worden de onderzoeksattitude en -vaardigheden die de studenten reeds in hun basisopleiding hebben verworven, verder ontwikkeld. Zij kunnen voorts ook hun beroepsgerichte juridische vaardigheden verder ontwikkelen door het keuzeopleidingsonderdeel ‘Sociaalrechtelijke stage’ te volgen.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als goed. De commissie waardeert de inhoudelijke afstemming tussen de individuele opleidingsonderdelen. Er is een goede verhouding tussen verplichte en keuzeopleidingsonderdelen, en dus tussen verdieping en verbreding. De keuzeruimte laat de student toe om afhankelijk van zijn vooropleiding en zijn interesse een optimaal programma samen te stellen. De commissie stelt daarbij op prijs dat het aanbod van keuzeopleidingsonderdelen beperkt werd tot opleidingsonderdelen waarin de studie van arbeid en arbeidsverhoudingen centraal staat. Op die manier wordt de inhoudelijke samenhang van het programma bewaakt.
2.4. Studieomvang De Master in het Sociaal recht telt 60 studiepunten Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd van de betrokken opleidingen als voldoende. De studiedruk is volgens de studenten aanvaardbaar. Ook de alumni klagen niet over een overdreven studiedruk. Wel geven zij aan dat de studiedruk voldoende hoog ligt. Heel wat studenten, vooral onder de deeltijdse studenten, blijken om deze reden ook af te haken tijdens de opleiding. De commissie waardeert dat vanaf 2004-2005 de regelmatige studietijdmetingen die de universiteit organiseert ook van toepassing werden op de Master Sociaal recht.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. Er is een goede variatie van gebruikte werkvormen. De hoorcolleges worden over het algemeen aan kleine groepen studenten gegeven, onder wie velen reeds enige beroepservaring hebben, wat toelaat om interactief les te geven. De hoorcolleges worden aangevuld met casussen, individuele en collectieve
258 | Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel
taken of praktische oefeningen. Tijdens de optionele stage kunnen de studenten kennis maken met de sociaalrechtelijke praktijk en ontwikkelen zij de nodige professionele vaardigheden. De masterproef biedt de kans om wetenschappelijke vaardigheden verder te ontwikkelen. Voorts is de commissie positief over de aangeboden handboeken en cursussen. Deze zijn over het algemeen van hoge kwaliteit en voldoen aan de verwachtingen van de commissie.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en de toetsing als goed. De commissie heeft een veelheid van examenopgaven kunnen inkijken en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. De toetsing is zowel gericht op kennis en inzicht als op vaardigheden en attitudes en gaat na of de beoogde doelstellingen bereikt worden. De commissie waardeert het grote aantal mondelinge examens, al dan niet met schriftelijke voorbereiding. Ze vindt ook positief dat een groot deel van de examens sterk praktijkgericht is. Tijdens de eerste of de laatste les of langs het elektronisch leerplatform PointCarré wordt informatie gegeven over de examenvorm en worden voorbeeldexamenvragen bekend gemaakt, zodat de studenten voorbereid zijn voor wat hen te wachten staat op het examen.
2.8. De masterproef en de stage De commissie beoordeelt de masterproef als goed. Sinds de bachelor-masterhervorming wordt een masterproef van 15 studiepunten opgelegd. Voordien bestond reeds een afstudeerwerk dat vergelijkbaar was met de masterproef. Van de studenten wordt verwacht dat zij met hun masterproef aantonen op een zelfstandige en wetenschappelijke wijze een sociaalrechtelijk onderwerp te kunnen behandelen en uitdiepen. Het onderwerp van de masterproef houdt verband met één van de juridische opleidingsonderdelen die worden onderwezen in de opleiding. Masterproeven moeten kunnen leiden tot een wetenschappelijke publicatie. De student kiest zelf het onderwerp van zijn masterproef en de promotor. Daarnaast worden twee commissarissen aangeduid. De promotor verplicht zich ertoe om de student regelmatig te begeleiden en de student verplicht zich ertoe om zijn promotor regelmatig in te lichten over de vorderingen van zijn onderzoek. Niet naleving ervan kan leiden tot verandering van promotor of verzaking van het promotorschap. De beoordeling van de masterproef gebeurt op basis van het schriftelijk verslag dat 25 à 35 bladzijden beslaat, een samenvatting van maximum 2 bladzijden en de mondelinge verdediging. De masterproef
Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 259
wordt beoordeeld aan de hand van volgende criteria: kennis van het onderwerp en van de juridische beginselen die erop van toepassing zijn, duidelijke en heldere analyse van de problematiek, omvang en diepgang van het onderzoek, blijk van oorspronkelijke redenering en kritische zin, logische opbouw en indeling, synthesegeest, gebruikte bronnen, grammatica, spelling en stijl, juiste en consequente wijze van citeren van de gebruikte bronnen. Voor elke masterproef wordt door de promotor en de twee aangeduide commissarissen een schriftelijk verslag opgesteld waarvan de student uiterlijk drie dagen vóór de verdediging van de masterproef kennis moet kunnen nemen. Het toegekende cijfer drukt, samengevat, de beoordeling uit over het vermogen van de desbetreffende student om zelfstandig de wetenschap in het domein van het sociaal recht te beoefenen. De commissie waardeert het goed doordachte concept van de masterproef. Zij stelt de combinatie van een schriftelijk wetenschappelijk verslag, een samenvatting en een mondelinge verdediging op prijs. De commissie apprecieert ook dat de studenten goed begeleid worden en dat zij door de promotor en twee commissarissen beoordeeld worden. De commissie heeft afstudeerwerken en masterproeven nagezien en vastgesteld dat het niveau ervan goed is.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als goed. De master na masteropleiding is rechtstreeks toegankelijk voor houders van een diploma van licentiaat in de rechten, politieke wetenschappen, sociologie en psychologie met afstudeerrichting Arbeids- en organisatiepsychologie of Bedrijfspsychologie en personeelsbeleid. Houders van een hogeschooldiploma van twee cycli in de politieke of sociologische wetenschappen kunnen mits het aantonen van een basiskennis van het sociaal recht, eveneens rechtstreeks instromen in de opleiding. Ook houders van een ander diploma kunnen zich inschrijven voor de opleiding Sociaal recht op voorwaarde dat ze een voorkennis van het sociaal recht en over hetzij een bredere juridische kennis, hetzij een bredere kennis van de arbeid en arbeidsverhoudingen kunnen aantonen. De commissie stelt op prijs dat de opleidingsverantwoordelijken een vrij breed publiek toelaten tot de opleiding, maar wel goed nagaan en opvolgen dat de studenten voldoende voorkennis hebben. Ze heeft vastgesteld dat de Master in het Sociaal recht goed aansluit op de kwalificaties van de instromende studenten. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding Sociaal recht over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld gaat het om 28 studenten per jaar in de periode 1994-2004.
260 | Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar in de opleiding Sociaal recht
31
28
36
24
30
30
31
18
20
36
De commissie waardeert verder het feit dat de opleiding volledig aangeboden wordt in avondonderwijs (17u-20u), waardoor ze goed combineerbaar is met professionele activiteiten. Dit laat werkstudenten toe om zonder te veel moeilijkheden de opleiding te volgen.
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het programma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties binnen de voorziene studietijd te bereiken door een samenhangend programma. De afstemming van de vormgeving en de inhoud voldoet. Er is een goede variatie aan werkvormen. De hoorcolleges verlopen interactief en de stage laat de studenten toe de theoretische kennis aan de praktijk te toetsen. Ook het studiemateriaal is van goede kwaliteit. Het niveau van de beoordeling en van de toetsing is goed en de vele mondelinge examens worden gewaardeerd. De masterproef is goed uitgewerkt. De toelatingsvoorwaarden zijn goed doordacht opgesteld en de opleiding sluit passend aan bij de kwalificaties van de Licentiaten in de Rechten. Bovendien wordt het programma in avondonderwijs aangeboden.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 261
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De commissie heeft waardering voor de onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel. De commissie apprecieert voorts de grote betrokkenheid van het academisch personeel bij de opleiding. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geeft blijk van veel inzet voor zijn onderwijsopdrachten. In het personeelsbeleid wordt er veel belang gehecht aan onderwijskundige kwaliteiten, zowel voor het AAP als voor het ZAP. De commissie stelt tevens het aanbod van onderwijsprofessionalisering dat zowel door het Interfacultair Departement Lerarenopleiding als door het Onderwijsvernieuwing & Onderwijs Service Centrum aangeboden wordt, op prijs.
3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat de vakgroep over de nodige expertise beschikt in de relevante domeinen van het sociaal recht. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat een aantal onder hen een goede wetenschappelijke output genereert in hoogstaande tijdschriften. Er zijn bovendien goede internationale contacten en uitwisselingen op het vlak van onderwijs en onderzoek. Meerdere ZAP-leden geven gastcolleges aan buitenlandse universiteiten of nemen deel aan internationale onderwijsprojecten. Zowel de voltijdse als de deeltijdse ZAP-leden die aan de opleiding verbonden zijn, hebben de nodige praktijkervaring, zodat de academische kennis niet los gedoceerd wordt van de juridische praktijk.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. Er zijn 3 voltijdse en 3 deeltijdse ZAP-leden aan de opleiding verbonden. In totaal staan 4,3 voltijdse eenheden ZAP ter beschikking van de opleiding, die echter ook andere taken binnen de faculteit waarnemen (waarbij abstractie gemaakt wordt van het inkomend service-onderwijs). De commissie betreurt dat de beschikbaarheid van de ZAP-leden voor de opleiding niet afzonderlijk wordt gekwantificeerd. Daarnaast verlenen twee vrijwillige medewerkers bijstand bij het onderwijs en verklaarden een zestigtal beroepsbeoefenaars zich bereid om studenten te begeleiden bij de sociaalrechtelijke stage. De commissie meent dat deze staf, mede dankzij de grote inspanningen van de betrokkenen, voldoet. De commissie waardeert het goede evenwicht in de opleiding tussen voltijdse ZAP-leden en deeltijdse, die naast hun academische taken ook actief zijn in de juridische praktijk.
262 | Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet, mede dankzij de grote inzet van alle betrokkenen. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten stellen geen problemen. In het personeelsbeleid wordt aandacht besteed aan onderwijskundige kwaliteiten en er is een gewaardeerd aanbod van onderwijsprofessionaliseringsinitiatieven. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn goed en er is een evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse ZAP-leden.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De faculteit Rechten en Criminologie waaronder de opleiding valt, beschikt over voldoende en goed uitgeruste leslokalen en auditoria. De facultaire bibliotheek beschikt evenwel over een te beperkte collectie over het sociaal recht. Deze collectie wordt echter aangevuld met een eigen vakgroepbibliotheek van de vakgroep Sociaal recht, die een grote meerwaarde biedt voor de studenten en het academisch personeel. Toch betreurt de commissie dat een opleiding voor haar bibliotheek afhankelijk is van een met eigen middelen opgebouwde collectie. Een geïntegreerde bibliotheek met een kwaliteitsvol aanbod blijft voor de commissie een noodzakelijk streefdoel. Op die manier kunnen de beschikbare boeken en tijdschriften namelijk beter ontsloten worden. De ICT voorzieningen voldoen en worden door de opleiding vooral op zaterdag gebruikt. Het elektronisch leerplatform PointCarré biedt veel kansen voor communicatie met de studenten en voor interactie. Dit platform kan, volgens de commissie, echter nog meer gebruikt worden voor interactie tussen studenten.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door het ZAP dat betrokken is bij de opleiding. Waar nodig biedt de faculteitssecretariaat de nodige ondersteuning en helpt de centrale Dienst Studieadvies studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen. Er wordt ten slotte veel aandacht besteed aan het informeren van potentiële studenten over de opleiding (website, persoonlijke email, informatieavond, affiches en folders, …).
Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 263
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen voldoen. De te beperkte collectie van de centrale bibliotheek wordt deels gecompenseerd door de goede vakgroepbibliotheek. Ook de studiebegeleiding voldoet. Deze wordt vooral door de ZAP-leden van de vakgroep waargenomen.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Vrije Universiteit Brussel en de faculteit Rechten en Criminologie, waar ook de master Sociaal recht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De master Sociaal recht beschikt sinds kort over een eigen opleidingsraad, die instaat voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten als voldoende. De commissie waardeert dat de opleiding sinds kort door de studenten geëvalueerd wordt in het kader van de semesteriële onderwijsevaluaties, maar ze vindt dat de vragenlijst kan verbeterd worden (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten, facet 5.1.). De visitatiecommissie apprecieert tevens de oprichting van de opleidingsraad. Er zijn dankzij de kleinschaligheid van de opleiding ook goed werkende informele communicatiekanalen, waardoor veel problemen snel gesignaleerd worden. Toch vindt de commissie het goed dat er ook een formeel orgaan werd opgericht om de opleiding op een gestructureerde manier op te volgen. De commissie waardeert het zelfevaluatierapport dat bondig maar duidelijk geschreven is. Het getuigt van een goed zelfkritisch vermogen. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde boden bovendien een waardevolle aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Het programma wordt regelmatig aangepast aan nieuwe evoluties; op basis van door studenten gesignaleerde problemen en op basis van de bemerkingen van de alumni en het afnemend veld. Zo werd de onderlinge samenhang van het programma versterkt en de band met het wetenschappelijk onderzoek van de vakgroep vergroot. Voorts werden de doelstellingen geherformuleerd en wordt de algemene evaluatieprocedure nu ook op de master Sociaal recht toegepast. Aangezien de opleiding niet eerder gevisiteerd werd, heeft zij ook geen rekening kunnen houden met eventuele aanbevelingen.
264 | Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als goed. De verschillende geledingen worden nauw bij de opleiding betrokken. Dit blijkt onder andere uit de gesprekken met alle betrokkenen. Bij curriculumhervormingen worden zowel medewerkers en studenten als alumni en het afnemend veld bevraagd. De recent opgerichte opleidingsraad wordt gewaardeerd. In dit orgaan zijn de studenten goed vertegenwoordigd en zetelt eveneens een vertegenwoordiger van de alumni, aangeduid door de Vereniging van VUB-Alumni Sociaal Recht, die ongeveer 150 leden telt. De commissie waardeert de goede werking van deze alumnivereniging. Daarenboven heerst er een open sfeer in de opleiding heerst, waardoor alle betrokkenen ook informeel kunnen participeren in het beleid van de opleiding. Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt van nabij opgevolgd,
onder andere sinds kort door regelmatige studentenbevragingen en in de opleidingsraad. Ook informeel worden problemen snel aangebracht. Bij problemen worden de nodige verbetermaatregelen genomen. De betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en afnemend veld is goed. Door middel van de alumnivereniging kunnen ook de alumni op een gestructureerde manier betrokken worden bij de interne kwaliteitszorg.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. Op basis van het niveau van de masterproeven en de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. Ook de alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn unaniem tevreden over de genoten opleiding en zij worden over het algemeen gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. De opleiding heeft in het verleden geen internationale studentenuitwisselingen georganiseerd. Omwille van de duidelijke Belgische focus van het programma vindt de commissie studentenuitwisselingen niet noodzakelijk in deze opleiding. Ten tijde van de visitatie werd wel onderzocht of een samenwerking met de Universiteit van Tilburg kan leiden tot studentenuitwisselingen.
Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 265
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Deze liggen volgens de commissie vrij laag. Gemiddeld slaagt 56% van de ingeschrevenen. Hierbij moet evenwel rekening gehouden worden met de lage studentenaantallen. Dit lage slaagcijfer is voor een substantieel deel te wijten aan studenten die tijdens de opleiding afhaken. Het gaat hierbij vooral om studenten die de studiedruk onderschatten of tijdens de opleiding werk vinden. Van de studenten die het diploma behalen doet ongeveer 84,5% dit binnen de voorziene studieduur en de gemiddelde doorstroomtijd is 1 jaar en 2 maanden. Dit vindt de commissie goed. Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Sociaal recht 80%
70%
70%
67%
67% 61%
60%
50%
57%
58%
50%
48%
47%
40% 94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten als positief. Het niveau van de examenvragen en de masterproeven is goed. Ook zijn de studenten tevreden over de opleiding en komen zij goed terecht. De slaagcijfers zijn laag en worden beïnvloed door het relatief grote aantal afhakers. Degenen die het diploma halen, doen dat meestal binnen de voorziene studietijd.
266 | Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de master in het Sociaal recht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - een keuzeopleidingsonderdeel aan te bieden dat de band legt met het fiscaal recht; - voldoende middelen te voorzien om de collectie van de bibliotheek op peil te houden; - verbeteren van de vragenlijst van de semesteriële onderwijsevaluaties (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten, facet 5.1.).
Master in het Sociaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 267
268 |
Katholieke Universiteit Brussel en Katholieke Universiteit Leuven De master na master in het Vennootschapsrecht
Inleiding De Master in het Vennootschapsrecht wordt gemeenschappelijk georganiseerd door de K.U.Brussel en de K.U.Leuven. In het kader van de Bologna-hervormingen werd de specialisatieopleiding in het Vennootschapsrecht in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een master na masteropleiding. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit op 14 en 15 december 2005.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De doelstellingen van de Masteropleiding in het Vennootschapsrecht worden in het zelfevaluatierapport als volgt beschreven:
De master in het Vennootschapsrecht: - heeft een grondige kennis van alle belangrijke aspecten van het vennootschapsrecht en van de rechtsbronnen in dat vakdomein; - kan vlot vennootschapsrechtelijke problemen detecteren, analyseren en er juridische oplossingen voor aanreiken; - kan deze problemen interdisciplinair en zo nodig rechtsvergelijkend, ten aanzien van de andere juridische deeldisciplines (fiscaal recht, financieel recht, contractenrecht, familiaal vermogensrecht en faillissementsrecht) situeren en er de implicaties van inschatten; - kan nauwgezette en goed onderbouwde opinies en adviezen m.b.t. het vennootschapsrecht opstellen. Hoofddoel van deze gespecialiseerde studie bestaat erin om juristen en economisten te vormen tot specialisten in het vennootschapsrecht met een degelijke theoretische en praktische kennis en de daarbij horende vaardigheden. De klemtoon ligt op de grondige uitdieping van het vennootschapsrecht in combinatie met een brede kennis van het ondernemingsrecht in het algemeen.Vooreerst wordt dus diepgang nagestreefd: alle facetten van het vennootschapsrecht komen ter sprake, evenals de diepere grondslagen uit het verbintenissen- en het contractenrecht. Dit wordt, daarnaast, in een breder spectrum geplaatst met aanvullende en complementaire vakgebieden.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in het Vennootschapsrecht als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen
Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven | 269
met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. Ze heeft vastgesteld dat de doelstellingen voornamelijk gericht zijn op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis van het vennootschapsrecht en het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van die wetenschappelijke kennis op het niveau van een (beginnend) beroepsbeoefenaar, onafhankelijk van de sector van tewerkstelling. De opleiding richt zich minder op het zelfstandig wetenschappelijk onderzoek.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. De doelstellingen voor de master zijn specifiek gericht op een verdeskundiging, voornamelijk gericht op de praktijkbeoefening, van kennis en inzicht in het domein van het Belgisch vennootschapsrecht. De opleiding houdt, en hoeft volgens het zelfevaluatierapport ook, geen rekening te houden met een specifiek beroepenveld. Dit wordt gemotiveerd met het feit dat de afgestudeerden in een brede variatie van beroepen terecht komen. Toch vindt de commissie dat de opleiding voldoende specifiek is om relevante werkgevers te bevragen om het programma continu te verbeteren. Deze opleiding onderscheidt zich van aanverwante opleidingen doordat ze een verdieping beoogt uitsluitend van een rechtsgebied, m.n. het nationaal vennootschapsrecht en de andere economische of juridische aspecten minder in beschouwing neemt.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in het Vennootschapsrecht als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding worden als voldoende beoordeeld. De opleiding is sterk gericht op het beheersen van een wetenschappelijke kennis van het vennootschapsrecht en minder op het wetenschappelijk onderzoek in dit domein. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten verwachten van een opleiding in het vennootschapsrecht. Er worden geen inspanningen gedaan om het afnemend veld te bevragen.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma bestaat uit twee lagen: een brede theoretische onderlaag en een gespecialiseerde en interdisciplinaire bovenlaag. Aan de studenten wordt in een eerste fase, aansluitend op hun universitaire basisopleiding en in
270 | Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven
voorkomend geval hun praktijkervaring, een onderbouw aangeboden in een aantal algemene opleidingsonderdelen, die de fundamentele grondbeginselen van het vennootschapsrecht ingebed in een breder maatschappelijk en juridisch kader moet aanbrengen. Daarop voortbouwend komen de eerder technische opleidingsonderdelen aan bod die een aantal basismechanismen, vooral uit het recht van de volkomen rechtspersonen, verder uitdiepen. Ook de opleidingsonderdelen die aansluiten bij de belendende rechtsgebieden komen in deze tweede laag aan bod. Er is keuze tussen twee opleidingsonderdelen, hetzij ‘Financieel recht’, hetzij ‘Vennootschapsrecht en familiaal vermogensrecht’. Ten slotte krijgt de masterproef de nodige aandacht. 16 punten worden eraan toegekend en de masterproef moet ingediend worden voordat aan de examens kan deelgenomen worden.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als voldoende. De doelstellingen zijn adequaat vertaald in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt studenten de mogelijkheid om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. De commissie vindt het goed dat het programma start met algemene opleidingsonderdelen die een goede basis moeten leggen en daarna verder bouwt op deze basis met meer technische opleidingsonderdelen. Ze waardeert dat het programma zo samengesteld is dat de verschillende onderdelen van het vennootschapsrecht diepgaand bestudeerd worden. De commissie betreurt wel dat ondanks het feit dat het programma zich daar inhoudelijk toe leent, geen voldoende aandacht besteed wordt aan de internationale dimensie ervan. Ze zou het bijvoorbeeld goed vinden om een aantal opleidingsonderdelen in het Frans of in het Engels aan te bieden.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als voldoende. In het programma is er de nodige aandacht voor diepgaande kennisontwikkeling in het vennootschapsrecht. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied wordt gegarandeerd in de meeste opleidingsonderdelen. ZAP-leden doen actief wetenschappelijk onderzoek in het domein waarover ze onderwijzen en zijn vaak ook actief in de juridische praktijk. Ook de deelname van studenten die reeds beroepservaring hebben stimuleert de aansluiting bij recente ontwikkelingen. Het verder ontwikkelen van de onderzoeksattitude en -vaardigheden wordt vooral in het kader van de masterproef nagestreefd. Aangezien de studenten allen reeds een basisopleiding
Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven | 271
afgewerkt hebben, beschikken zij over een onderzoeksattitude en -vaardigheden. Het programma besteedt ten slotte de nodige aandacht aan de aansluiting met de praktijk van de bedrijfsjurist.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als voldoende. Ze waardeert de grote aandacht voor de opbouw van het programma, zowel voor de deeltijdse als voor de voltijdse studenten. Eerst moeten de studenten een aantal meer algemene opleidingsonderdelen volgen. Pas daarna volgen ze de meer gespecialiseerde opleidingsonderdelen. De commissie stelt tevens de inhoudelijke afstemming tussen de individuele opleidingsonderdelen op prijs. Deze wordt mede gestimuleerd door het geïntegreerde examen (zie onder 2.4.). Zij meent dat de spreiding van de opleidingsonderdelen over de semesters, en voor de studenten die de opleiding deeltijds volgen, over de jaren, doordacht is gebeurd.
2.4. Studieomvang De Master in het Vennootschapsrecht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. In 2004 werd een studietijdmeting uitgevoerd. Deze gaf aan dat de begrote studiedruk enerzijds over het algemeen voor de algemene opleidingsonderdelen enigszins lager ligt dan de reële studiedruk en dat anderzijds de begrote studiedruk voor de meer gespecialiseerde opleidingsonderdelen enigszins hoger ligt dan de reële studiedruk. De commissie waardeert dat er een studietijdmeting werd uitgevoerd en ze apprecieert dat de resultaten ervan aanleiding gegeven hebben tot een betere afstemming tussen de begrote en de reële studietijd.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. Voor de plichtvakken wordt over het algemeen gebruik gemaakt van hoorcolleges; een aantal van deze hoorcolleges wordt echter wel op een interactieve manier gedoceerd. In een aantal opleidingsonderdelen worden ook werksessies georganiseerd. Daarin komen toepassingsgevallen aan bod, die nauw aansluiten bij de praktijk. Voorts stelt de commissie de kwaliteit van het aangeboden studiemateriaal op prijs. Het gaat zelden om klassieke cursussen, maar eerder om documentatiebundels of beknopte cursussen die aangevuld worden in de loop van het jaar.
272 | Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en van de toetsing als goed. Alle examens worden op één dag georganiseerd. Zij hebben een aantal casussen als uitgangspunt. In elke casus komen een aantal bij elkaar aansluitende opleidingsonderdelen aan bod. Van de studenten wordt verwacht dat ze, zoals dat ook in de praktijk moet gebeuren, een juiste analyse maken van de feitelijke situatie waarbij ze ook in staat moeten zijn om hetzij niet-relevante, hetzij ontbrekende gegevens aan te duiden. In het kader van deze feitenanalyse moeten ze op correcte, volledige, gestructureerde en pertinente wijze antwoorden op de gestelde vraag, in een correct Nederlands. Banden met andere bevraagde opleidingsonderdelen mogen uiteraard worden gelegd, maar worden niet noodzakelijk uitgelokt. De commissie waardeert deze manier van examineren die de studenten stimuleert om de leerstof op een geïntegreerde wijze te benaderen. De commissie heeft de examenopgaven nagezien en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. Ze betreurt wel dat er geen mondelinge verdediging van dit examen gebeurt, te meer omwille van het afschaffen van de mondelinge presentatie van de masterproef. Zij vindt namelijk dat een mondelinge verdediging toelaat om zowel mondelinge vaardigheden te toetsen als het inzicht van de student in de materie te testen. De examenvorm wordt omstandig toegelicht in het begin van het academiejaar.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. De opstelling van een persoonlijke bijdrage over een thema dat aansluit bij één van de opleidingsonderdelen, vormt een belangrijk onderdeel van het programma. De masterproef telt 16 studiepunten. Van de studenten wordt een in omvang beperkte (niet determinerend richtsnoer: 30 p.) maar theoretisch grondig onderbouwde en praktisch relevante studie van het door hen geselecteerde onderwerp verwacht. Zij kunnen hierbij rekenen op de persoonlijke begeleiding van de betrokken docent, die hen zowel met het bronnenmateriaal, de analyse als de uiteindelijke conclusie zal bijstaan. De commissie apprecieert deze invulling van de masterproef. Het uiteindelijke streefdoel is een bijdrage die door een Belgisch wetenschappelijk vaktijdschrift goed genoeg wordt bevonden voor publicatie. Dit streefdoel wordt eerder uitzonderlijk behaald. Toch waardeert de commissie dat dit streefdoel aangehouden wordt. Bij aanvang van het academiejaar selecteert de student zelf een onderwerp dat nauw aansluit bij zijn persoonlijke belangstellingssfeer en/of professionele ervaring. Hij stelt dit onderwerp voor aan de promotor van zijn keuze. Deze laatste kan de student eventueel doorverwijzen naar een collega. De begeleiding tijdens het academiejaar gebeurt door de promotor. De quotering gebeurt door de promotor en door een lector. De mondelinge presentatie van de masterproef werd blijkbaar om louter praktische redenen stopgezet. De commissie betreurt dit.
Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven | 273
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor de master als voldoende Zowel juristen als licentiaten in de (toegepaste) economische wetenschappen en handelsingenieurs worden toegelaten tot het programma. Het programma blijkt voor deze studenten adequaat aan te sluiten bij hun vooropleiding. Andere licentiaten kunnen op aanvraag toegelaten worden. In de praktijk blijken vooral juristen in te schrijven voor de opleiding. De opleiding richt zich zowel op beroepsactieve studenten als op net afgestudeerden. Er blijken zich steeds meer net afgestudeerden in te schrijven. De aanwezigheid van een voldoende aandeel beroepsbeoefenaars blijft een streefdoel omdat deze studenten zelf een grotere bijdrage kunnen leveren tot de interactiviteit van het programma. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding gedurende de voorbije 10 jaar. Gemiddeld trekt de opleiding jaarlijks ongeveer 100 studenten aan.
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Vennootschapsrecht 140
120
100
80
60
40
54
85
114
101
100
103
101
95
131
105
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
20
0
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties te bereiken door middel van een samenhangend programma. De studietijd wordt gemeten en blijkt enige bijsturing te vereisen. De afstemming van de vormgeving op de inhoud voldoet. Er wordt evenwel slechts voornamelijk gebruik gemaakt van hoorcolleges, met weliswaar in een aantal gevallen de nodige interactie. Het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. De beoordeling en de toetsing zijn 274 | Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven
goed. Er wordt een geïntegreerd examen afgenomen. Een mondeling examen zou een meerwaarde betekenen. De masterproef voldoet. Een wetenschappelijke publicatie is het streefdoel. Een mondelinge verdediging van de masterproef zou een belangrijke aanvulling zijn. De toelatingsvoorwaarden zijn adequaat uitgewerkt.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bacheloropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als voldoende. De vakinhoudelijke, onderwijskundige en didactische deskundigheid en de onderwijsbetrokkenheid van de staf voldoen. Bij onderwijsevaluaties blijkt dat er ruimte voor verbetering is. De commissie heeft geen klachten vernomen over de kwaliteiten van het onderwijzend personeel. Zowel het ZAP als het enige AAP-lid geven blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten. Onderwijskundige professionalisering wordt in de regel extern gevolgd. De K.U.Brussel organiseert geen eigen aanbod. De onderwijsdeskundigheid speelt ten slotte een duidelijke rol in het benoemings- en bevorderingsbeleid.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als voldoende. De commissie heeft de onderzoeksdomeinen van de bij de opleiding betrokken ZAP-leden nagezien. Ze heeft vastgesteld dat deze het vennootschaprecht in voldoende mate omvatten voor het aanbieden van de opleiding. Vele ZAP-leden zijn naast hun academische opdracht voornamelijk actief in de juridische praktijk. Zo wordt de band met en kennis van de beroepspraktijk gewaarborgd.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende.Volgens het zelfevaluatierapport wordt het programma verzorgd door 11 docenten (onder wie 6 gastdocenten) die allen deeltijds aan de opleiding verbonden zijn. In totaal staan 1,2 voltijdse eenheden ZAP ter beschikking van de opleiding. Er is tevens een AAP-lid voor 0,05 VTE verbonden aan de opleiding. De commissie meent dat deze staf, gezien de relatief hoge studentenaantallen (gemiddeld 100 per jaar), te beperkt is om deze opleiding aan te bieden. Slechts omwille van de grote inzet en betrokkenheid van de betrokken
Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven | 275
personeelsleden wordt de kwaliteit van het onderwijs hierdoor niet geschaad. De commissie meent dan ook dat de academische omkadering voor de opleiding uitgebreid moet worden.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten van het academisch personeel voldoen. Dit is ook het geval voor de onderzoeksdeskundigheid. Het personeel heeft tevens ervaring in de juridische praktijk. De omvang van het personeelsbestand is beperkt. Slechts dankzij de grote inzet en de betrokkenheid van het personeel wordt vermeden dat dit de kwaliteit van de opleiding schaadt.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bacheloropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De opleiding beschikt over een goed uitgerust leslokaal met de nodige voorzieningen. De bibliotheek van de K.U.Brussel beschikt over een beperkte en weinig actuele collectie over vennootschapsrecht. Aangezien de opleiding een samenwerkingsverband tussen de K.U.Leuven en de K.U.Brussel is, kunnen studenten terecht in de bibliotheek van de K.U.Leuven, waar een goede collectie beschikbaar is. De commissie betreurt wel dat de studenten aan de instelling waar ze les volgen geen voldoende kwalitatief hoogstaande collectie ter beschikking hebben. De K.U.Brussel beschikt niet over een elektronisch leerplatform.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door het ZAP en het AAP die betrokken zijn bij de opleiding. Waar nodig biedt de centrale studentenadministratie de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. Zowel de materiële voorzieningen als de studiebegeleiding voldoen.
276 | Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de K.U.Brussel en de faculteit Rechten, waar ook de master in het Vennootschapsrecht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor Rechten. De opleidingscommissie staat in voor de opvolging van de interne kwaliteitszorg.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten voor de opleiding als voldoende. De commissie waardeert dat de opleiding regelmatig geëvalueerd wordt door de studenten. De visitatiecommissie apprecieert tevens het bestaan van een aparte opleidingscommissie voor de Master in het Vennootschapsrecht. Daarnaast worden veel problemen dankzij de kleinschaligheid van de opleiding langs informele weg aangebracht. Het zelfevaluatierapport is bondig maar duidelijk en voldoende zelfkritisch geschreven. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde, boden bovendien een waardevolle aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Problemen worden over het algemeen snel opgelost, voornamelijk langs informele weg. Bij een minder goede evaluatie van een opleidingsonderdeel, wordt met de betrokken lesgever besproken hoe de gesignaleerde problemen kunnen verholpen worden. Het aantal contacturen van enkele opleidingsonderdelen werd recent aangepast op basis van de suggesties van studenten en docenten, met het oog op een evenwichtiger samenstelling van het programma. Meer essentiële aanpassingen (o.a. meer aandacht voor de meer technische opleidingsonderdelen) werden gepland ten tijde van de visitatie. De opleiding werd niet eerder gevisiteerd en kon bijgevolg niet ingaan op geformuleerde aanbevelingen.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. De studenten en medewerkers zijn in de verschillende organen vertegenwoordigd. Zij worden daarnaast ook voornamelijk langs informele weg betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Ook alumni worden voornamelijk informeel bevraagd over mogelijke verbeteringen in het programma. Het beroepenveld wordt slechts op informele manier betrokken bij de opleiding langs de deeltijdse ZAP-leden die naast hun academische taken actief zijn in de juridische prakrijk.
Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven | 277
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt opgevolgd, onder andere door regelmatige studentenbevragingen. Ook langs informele weg worden problemen aangebracht en geremedieerd. Er werden recent een aantal verbetermaatregelen genomen. De betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld is voornamelijk informeel.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als voldoende. De studenten verwerven tijdens de opleiding een diepgaande kennis van het vennootschapsrecht. Dit blijkt onder andere uit het niveau van de examenvragen. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de genoten opleiding. Ze vinden over het algemeen snel werk en worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. De opleiding organiseert geen internationale studentenuitwisselingen. Er wordt wel onderzocht hoe de opleiding kan geïnternationaliseerd worden.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar van de voltijdse studenten worden weergegeven in Grafiek 2 en die van de deeltijdse studenten in het eerste deel in Grafiek 3. Gemiddeld slagen 47% van de deeltijdse studenten in het eerste deel van het programma en zo’n 49% van de voltijdse studenten. Er is in de slaagcijfers wel een stijgende trend waar te nemen; de voorbije 2 jaar slaagt respectievelijk gemiddeld 56% en 73%. Uit de doorstroomanalyse blijkt dat de meeste studenten die het diploma halen, dit ook binnen de voorziene studietijd doen. Bij de deeltijdse studenten is dit 92% en is gemiddeld 2 jaar en 1 maand nodig om het diploma te halen. Bij de voltijdse studenten behaalt 85% van de gediplomeerden het diploma binnen de voorziene tijd en is de gemiddelde studieduur 1 jaar en 2 maanden. De commissie vindt een dergelijk studierendement voldoende binnen een specialisatieopleiding.
278 | Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de voltijdse studenten in de opleiding Vennootschaprecht. academiejaar
aantal
geslaagd
na 1 jaar
tot 98-99 GAS
na 2 jaar
niet geslaagd
na >2 jaar
van 99-00 tem. 03-04 GGS
indicatoren
met examens
zonder examens
slaagcijfer A inschrijvingen
1994 - 1995
33
9
1
23
27%
1995 - 1996
38
7
1
4
26
21%
1996 - 1997
47
25
1
5
16
55%
1997 - 1998
38
17
5
3
13
58%
1998 - 1999
45
15
1
13
16
36%
1999 - 2000
42
16
2
6
18
43%
2000 - 2001
37
14
5
6
12
51%
2001 - 2002
11
5
1
3
2
55%
2002 - 2003
45
28
5
6
5
76%
2003 - 2004
23
12
4
3
4
70%
1
Grafiek 3 : Slaagpercentages van de deeltijdse studenten in het eerste deel van de opleiding Vennootschaprecht. academiejaar
aantal
toegelaten tot het 2de gedeelte
na 1 jaar
tot 98-99 GAS
na 2 jaar
na >2 jaar
van 99-00 tem. 03-04 GGS
niet geslaagd
met examens
indicatoren
zonder examens
slaagcijfer A inschrijvingen
1994 - 1995
21
5
16
24%
1995 - 1996
42
18
24
43%
1996 - 1997
47
19
1
27
40%
1997 - 1998
44
18
7
18
43%
1998 - 1999
33
12
1
19
39%
1999 - 2000
46
26
2
18
57%
2000 - 2001
34
20
2
13
59%
2001 - 2002
60
34
1
8
17
58%
2002 - 2003
45
27
1
2
15
62%
2003 - 2004
52
26
4
22
50%
1 1
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de opleidingVennootschaprecht als positief. De doelstellingen worden
gerealiseerd. De studenten wordt een voldoende diepgaande kennis van het vennootschapsrecht bijgebracht. Zij zijn over het algemeen tevreden over de genoten opleiding. Het studierendement voldoet.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Vennootschapsrecht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven | 279
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - het opbouwen van meer structurele contacten met het afnemend veld; - aandacht te hebben voor de internationale dimensie van de materie, eventueel door het aanbieden opleidingsonderdelen in het Frans of het Engels; - het invoeren van een mondelinge verdediging van het examen en/of de masterproef; - de kwantiteit van het personeel uit te breiden in verhouding
280 | Master in het Vennootschapsrecht - K.U.Brussel - K.U.Leuven
Universiteit Antwerpen De master na master in het Ondernemingsrecht
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd de in 1993-1994 opgerichte specialisatieopleiding in het Ondernemingsrecht in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een master na masteropleiding. Deze opleiding wordt volledig in avond- en weekendonderwijs aangeboden. Ze is enkel toegankelijk voor studenten met minimaal twee jaar beroepservaring. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 21 tot en met 23 november 2005.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De Master in het Ondernemingsrecht wil volgens het zelfevaluatierapport tegemoetkomen aan de behoeften van juristen die reeds enkele jaren aan de slag zijn en die vaststellen dat ze gespecialiseerd zijn in één of meer takken van het recht, maar dat ze het hele domein van het ondernemingsrecht en de verbanden tussen de verschillende hierbij betrokken vakgebieden, niet meer (kunnen) overzien. De doelgroep van de opleiding Ondernemingsrecht wordt dan ook gevormd door juristen die praktijkervaring hebben opgedaan in een juridisch beroep (zoals onder meer advocaat, bedrijfsjurist, consultant, magistraat, ambtenaar, kandidaat-notaris, e.a.). De algemene opleidingsdoelstellingen zijn de volgende:
De Master in het Ondernemingsrecht beoogt de vorming van een jurist die ingevolge zijn eerder afgelegde loopbaan reeds een grondig inzicht heeft in de systematiek en in de methodologie van het ondernemingsrecht. Het is de bedoeling van de opleiding om een specialist te vormen die het ondernemingsrecht op een kritische en reflectieve wijze kan plaatsen in zijn maatschappelijke context. Voorts strekt de opleiding ertoe problemen te onderkennen en juridisch te conceptualiseren met behulp van bestaande begrippenkaders of door aanwending van nieuwe begrippen en/of denkpatronen, die coherent zijn met het bestaande juridische systeem. Ten slotte streeft de opleiding ernaar een jurist te vormen die, terzake het ondernemingsrecht, juridisch onderbouwde stellingen kan innemen en verdedigen, die maatschappelijk en juridisch verdedigbare oplossingen zowel ten aanzien van leken als ten aanzien van vakgenoten helder kan uiteenzetten, zowel mondeling als schriftelijk.
Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen | 281
De afgestudeerde is in staat om als een autonoom en creatief denkend jurist een reeds gestarte succesvolle loopbaan verder uit te bouwen, in het bijzonder in het domein van het ondernemingsrecht. Deze algemene doelstellingen worden in het zelfevaluatierapport verder geconcretiseerd in kerncompetenties.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de master als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de doelstellingen voornamelijk gericht zijn op het verder ontwikkelen van juridisch wetenschappelijke kennis van de rechtsdomeinen die de basis vormen van het ondernemingsrecht en het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een onderneming of in een ondernemingsgebonden juridische functie. De opleiding is ook, maar in beperktere mate, gericht op het zelfstandig wetenschappelijk onderzoek.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als goed. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in het Ondernemingsrecht stellen. De doelstellingen worden bovendien regelmatig getoetst aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld, door de inbreng van de deeltijdse ZAPleden, de studenten en door de bevraging van externe juridische deskundigen en de alumni. Hoewel de opleiding hiertoe geen noodzakelijke voorwaarde is, geeft de opleiding aan dat bv. sommige voorzitters van de Rechtbanken van Koophandel het diploma van de opleiding in aanmerking nemen bij de aanvraag van een advocaat tot opname op de lijst van curatoren. Gezien de sterke nationale gerichtheid van de opleiding werden de doelstellingen niet onderworpen aan een internationale vergelijking.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in het Ondernemingsrecht als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding wordt als voldoende beoordeeld. De opleiding is sterk gericht op de wetenschappelijk onderbouwde toepassing van het ondernemingsrecht en minder op het wetenschappelijk onderzoek in dit domein. Aan de domeinspecifieke eisen wordt goed voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van een opleiding in het ondernemingsrecht.
282 | Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma van de Master in het Ondernemingsrecht vormt één geïntegreerd geheel, bestaande uit drie modules en een masterproef die in elkaar schuiven: - Blok A: de oprichting van de onderneming - Blok B: het bestuur en de werking van de onderneming - Blok C: de beëindiging van de onderneming Per periode (oktober-december, januari-maart, april-juni) wordt één module behandeld. Deze drie modules zijn systematisch opgebouwd rond de vijf vakgebieden die de kern uitmaken van het ondernemingsrecht: - vennootschappenrecht; - fiscaal recht; - sociaal recht; - verbintenissenrecht; - economisch recht (met inbegrip van het publiekrechtelijk kader van de onderneming en het milieurecht en ruimtelijk ordeningsrecht van de onderneming). Het programma draait rond een gevallenstudie, die jaarlijks wordt samengesteld. De gevallenstudie wordt gestoffeerd met uit de ondernemingswereld afkomstige gegevens en situaties. Het betreft een fictieve, maar realistische casus. Per module (de oprichting, het bestuur en de werking, de beëindiging van de onderneming) wordt telkens het respectievelijk bijhorende gedeelte van de gevallenstudie vanuit de vijf hoger vermelde vakgebieden samen met de studenten bestudeerd en geanalyseerd. Aan de hand van de gevallenstudie krijgen de studenten opdrachten. Enerzijds is er per module een opdracht die voor alle studenten dezelfde is. Het betreft de zogenaamde ‘collectieve’ casus. Het is de bedoeling dat deze casussen door de studenten via integratie van de vijf kerngebieden van het ondernemingsrecht in de vorm van drie papers (één per module) worden verwerkt en beantwoord. Anderzijds kiezen de studenten per module een vakgebied waarvoor ze één of meerdere ‘individuele’ vragen/casussen analyseren en beantwoorden. Per module wordt een ander vakgebied gekozen. De ‘individuele’ vragen vloeien meestal eveneens voort uit de gevallenstudie en vormen samen de masterproef. Bij de oplossing van de collectieve en individuele opdrachten worden de studenten op een praktijkgerichte wijze geconfronteerd met alle aspecten van de onderneming en bestuderen ze door de multidisciplinaire en disciplineoverschrijdende aanpak op een geïntegreerde wijze elk stadium van de onderneming. Daar waar het vennootschappenrecht, het fiscaal recht, het sociaal recht, het
Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen | 283
verbintenissenrecht of het economisch recht moeten worden aangevuld, wordt bijsturing voorzien vanuit andere rechtstakken. Over de afzonderlijke opleidingsonderdelen worden er geen examens afgenomen. Studenten worden geëvalueerd op basis van hun schriftelijke rapportering naar aanleiding van de collectieve casussen en de individuele vragen (masterproef). Tevens is er evaluatie op actieve deelname aan de behandeling in groep van de gevallenstudie, de mondelinge toelichting en verdediging van de individuele vragen. Ook de aanwezigheid van de student kan in rekening worden gebracht. Bedoeling van dit onderwijsconcept is op zo efficiënt mogelijke wijze aan te sluiten bij de bedrijfseconomische realiteit. De dynamiek die het bedrijfsleven kenmerkt wordt dan ook weerspiegeld in de opleiding. De docenten vervullen de rol van gids in het leerproces van de studenten.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als goed. De commissie vindt dat de doelstellingen zeer adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt studenten de mogelijkheid om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken door middel van casusgericht onderwijs. De commissie waardeert dat de belangrijke takken van het ondernemingsrecht op een geïntegreerde manier uitgediept worden in een gemeenschappelijke casus. Zij vindt het ook positief dat de studenten moeten samenwerken om deze casus op te lossen. Dankzij het beperken van de groepsgrootte en de vereiste dat de studenten minimaal twee jaar werkervaring hebben alvorens de opleiding te volgen, is een grote mate van interactie mogelijk. De commissie betreurt wel dat het grootste deel van de studenten nog maar enkele jaren in de juridische praktijk actief is. Hierdoor kan het doel van de opleidingsverantwoordelijke, m.n. de uitwisseling van praktijkervaring tussen de studenten onderling, slechts in beperkte mate bereikt worden.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als goed. In het programma is er de nodige aandacht voor diepgaande kennisontwikkeling in domeinen van het recht die essentieel zijn in de ondernemingscontext. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied wordt gewaarborgd door de ZAP-leden die het onderwijs verzorgen. Het programma besteedt veel aandacht aan de aansluiting met de juridische praktijk door de sterke praktijkgerichtheid van de casus die doorheen de volledige opleiding wordt opgelost. De onderzoeksattitude en -vaardigheden worden vooral in het kader van de masterproef verder nagestreefd.
284 | Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als goed. De commissie waardeert de modulaire opbouw van het programma waarbinnen de verschillende relevante domeinen van het recht op een geïntegreerde manier aangeboden worden. De domeinen van het recht worden door verschillende ZAP-leden gedoceerd, maar deze worden steeds gekoppeld aan de centrale casus die doorheen het volledige jaar loopt. De modules worden opgebouwd rond de drie levensfases van een onderneming: de oprichting, de werking en de beëindiging. De commissie heeft van studenten vernomen dat de spreiding van de inhoud en studielast over de trimesters niet optimaal is. Er is te weinig tijd voor de tweede module. Dit blijkt eveneens uit de focusgesprekken die binnen de opleiding georganiseerd werden (zie ook 2.5.).
2.4. Studieomvang De Master in het Ondernemingsrecht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd van de betrokken opleiding als voldoende. In het verleden werden geen formele studietijdmetingen uitgevoerd. Wel werd via informele contacten met de studenten nagegaan of de reële en de begrote studietijd overeen kwamen. Dit bleek over het algemeen goed het geval te zijn, wat werd bevestigd door de alumni met wie de commissie gesproken heeft. Naar aanleiding van de invoering van de bachelor-masterstructuur werden binnen de faculteit initiatieven genomen om de studietijd op een gestructureerde manier op te volgen, beginnende bij het eerste bachelorjaar. De opleidingsverantwoordelijken waren vragende partij om ook vanaf het begin de Masteropleiding in het Ondernemingsrecht hierbij te betrekken. Omwille van het specifieke karakter van de opleiding die enkel in avond- en weekendonderwijs aangeboden wordt en vrij weinig contactmomenten voorziet, werd op het moment van het bezoek van de visitatiecommissie aan de opleiding nog gewerkt aan een specifieke methodologie om de studietijd te meten. Dit bleek moeilijk haalbaar met het beschikbare instrument. Wel werd vanaf het academiejaar 2004-2005 door de Cel voor Innovatie en Kwaliteit in het Onderwijs op het einde van iedere module een evaluatie georganiseerd met focusgroepen. Er werd namelijk een gesprek gehouden met een groep studenten over de studiebevorderende en studiebelemmerende factoren in de opleiding. De commissie waardeert deze initiatieven en hoopt dat deze een nog betere opvolging van de studeerbaarheid van de opleiding kunnen waarborgen.
Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen | 285
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als goed. De commissie waardeert het feit dat gekozen wordt voor een combinatie van interactieve hoorcolleges, zelfstudie en werkcolleges. Deze combinatie laat de student toe om de nagestreefde kennis, vaardigheden en attitudes te verwerven. Tevens kan door de interactie in de hoorcolleges en de samenwerking in de werkcolleges de werkervaring van de studenten uitgewisseld worden. Voorts stelt de commissie de kwaliteit van de aangeboden studiemateriaal op prijs. Het gaat zelden om klassieke cursussen, maar eerder om documentatiebundels die vaak nog tijdens het academiejaar aangevuld worden. Ook de studenten blijken hierover tevreden te zijn. De commissie betreurt wel dat het elektronisch leerplatform Blackboard enkel met betrekking tot de elektronische valven gebruikt wordt. Bij werkende studenten die elkaar relatief weinig fysiek kunnen ontmoeten, bieden de interactiemogelijkheden binnen een elektronische leeromgeving namelijk de grootste toegevoegde waarde.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en van de toetsing als excellent. De commissie heeft voorbeelden van de antwoorden op collectieve en individuele casussen ingekeken. Zij vindt dit een bijzonder geschikte manier om de verworven kennis en vaardigheden van de student te toetsen. Deze examenvorm kan volgens de commissie als een goed voorbeeld voor andere masterna-masteropleidingen dienen. De beoordeling wordt daarenboven in een aantal gevallen gekoppeld aan een mondelinge verdediging en aan permanente evaluatie van de participatie tijdens de lessen. Het niveau van de examenopgaven die de commissie nagezien heeft is zeer goed is. In de ECTSfiches wordt de examenvorm vermeld. Ook in de lessen wordt hierover over het algemeen de nodige informatie gegeven.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. De masterproef werd in het academiejaar 2004-2005 ingevoerd als een bundeling van de individuele casussen die de studenten moesten oplossen. Per module moest de student een individuele vraag oplossen die aansluit bij een van de vijf domeinen van het recht die in de opleiding behandeld worden. In het raam van de masterproef werd een finaal evaluatiegesprek georganiseerd over de drie individuele vragen samen, waarbij kennis, inzicht en vaardigheden van de student over de in de individuele vragen aan bod gekomen domeinen van het ondernemingsrecht werden getoetst door een
286 | Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen
college van twee professoren. Deze masterproef telde 15 studiepunten. Op basis van evaluatiegesprekken met de verschillende betrokkenen, werd ervoor gekozen om het concept van de masterproef reeds vanaf het academiejaar 2005-2006 aan te passen, zodat een beter evenwicht tussen de modules, meer aandacht voor de communicatie naar niet-juristen en een betere aansluiting bij de gebruikelijke wetenschappelijke invulling van een masterproef bereikt worden. Er werd daartoe gekozen voor het loskoppelen van de masterproef van de individuele vragen. Als gevolg hiervan wordt het aantal individuele vragen beperkt tot twee. De aangepaste masterproef telt 16 studiepunten. De masterproef bestaat uit een schriftelijk rapport (tussen 20 en 30 bladzijden). Dit schriftelijk rapport bevat twee delen: - een juridisch onderbouwd rapport van maximum vijf bladzijden, toegankelijk voor nietjuristen, dat als losstaand document de basis kan vormen voor het beslissingsproces van bij het ondernemingsgebeuren betrokken personen (of persoon); - een wetenschappelijke toelichting (tussen 15 en 25 bladzijden), met vermelding van de bronnen in voetnoten en een bibliografie, die het bovenvermelde rapport ondersteunt. Het schriftelijk rapport moet een wetenschappelijk onderbouwd werkstuk zijn waarin de student blijk geeft van zijn kennis, inzicht en vaardigheden om, op grond van zijn analytisch en synthetisch vermogen op academisch niveau, zowel aan niet-juristen als aan juristen schriftelijk te rapporteren over een onderwerp van ondernemingsrecht, waarbij minstens één vakgebied betrokken is, met aandacht voor de praktijkgerichtheid van de analyse en met inachtname van het nut voor personen die hetzij binnen de onderneming beleidsverantwoordelijkheid dragen of personen die buiten de onderneming staan en met aspecten van het ondernemingsgebeuren geconfronteerd worden. Het schriftelijk rapport wordt mondeling toegelicht en verdedigd ten aanzien van de promotor en een andere docent (of AAP-lid). Op deze mondelinge verdediging is een observator (niet-jurist) aanwezig. Indien de observator niet aanwezig kan zijn, moet deze een omstandige nota voorleggen, waarin hij op gemotiveerde wijze zijn oordeel uitspreekt over het schriftelijk werkstuk van de student. De student wordt geëvalueerd door de promotor en de andere docent op grond van de originaliteit van het gekozen onderwerp, het schriftelijk rapport en de mondelinge verdediging. De commissie heeft masterproeven kunnen inkijken en is van mening dat het niveau voldoet. De commissie apprecieert het aangepaste concept van de masterproef dat, haars inziens, een voldoende sterke nadruk legt op de beoordeling van de wetenschappelijke vaardigheden van de student en deze vaardigheden onmiddellijk koppelt aan de toepassing ervan in de ondernemingscontext. De commissie vindt het eveneens goed dat naast het schriftelijk rapport een mondelinge verdediging voorzien wordt.
Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen | 287
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als goed. De opleiding richt zich specifiek op licentiaten in de rechten die minstens twee jaar juridische praktijkervaring hebben opgedaan. Dit wordt beoordeeld op basis van een schriftelijke aanvraag waarin de student eveneens zijn kandidatuur moet motiveren. De aansluiting van de opleiding met de kwalificaties van de afgestudeerden blijkt goed te zijn. De opleiding wordt enkel in avond- en weekendonderwijs aangeboden (op dinsdag van 18u30 tot 21u30 en zaterdag van 9u tot 13u) om het doelpubliek toe te laten de opleiding naast een voltijdse beroepsbezigheid te kunnen volgen. Om de interactiviteit van de lessen te waarborgen, worden nog maximaal 39 studenten per jaar toegelaten. Gemiddeld schreven zich de voorbije 10 jaar 34 studenten per jaar in (zie Grafiek 1). Ongeveer de helft van de studenten is maximaal vijf jaar afgestudeerd.
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Ondernemingsrecht
13
34
21
40
42
41
48
39
37
28
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat. Het onderwijs wordt gegroepeerd rond drie modules. De samenhang van de drie modules wordt gewaarborgd doordat het onderwijs gekoppeld wordt aan een centrale casus. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties te bereiken en de opleiding is van academisch niveau. De studeerbaarheid stelt geen problemen en wordt sinds kort van nabij opgevolgd. De afstemming van de vormgeving op de inhoud is goed. Er is een voldoende variatie in onderwijsvormen. Ook het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. 288 | Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen
De vorm en het niveau van de beoordeling en van de toetsing zijn excellent. Ze zijn zeer goed aangepast aan het onderwijsconcept en het doelpubliek. Er worden geen klassieke examens afgenomen. Er wordt daarentegen gebruik gemaakt van permanente evaluatie en een aantal individuele en collectieve casussen die de student verplichten de verworven kennis te integreren. De toelatingsvoorwaarden zijn adequaat uitgewerkt.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De commissie vindt de individuele vakinhoudelijke en didactische kwaliteit en de onderwijsbetrokkenheid van het ZAP goed. De commissie heeft van de studenten vernomen dat het onderwijzend personeel de opleidingsonderdelen over het algemeen goed verzorgt. Het ZAP geeft blijk van veel inzet voor zijn onderwijsopdrachten. De commissie waardeert dat bij de aanstelling en de evaluatie van ZAP-leden didactische kwaliteiten in rekening gebracht worden. De commissie betreurt dat de initiatieven voor onderwijsprofessionalisering die door het centrale Expertisecentrum Hoger Onderwijs genomen worden naar de mening van het ZAP weinig aangepast zijn aan hun noden en mogelijkheden en er bijgevolg weinig interesse voor blijkt. De commissie vindt het wel goed dat de CIKO initiatieven neemt om zelf in een aangepast aanbod te voorzien.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het personeel als voldoende. De commissie heeft waardering voor de academische kwalificaties van het personeel. De faculteit beschikt over een voldoende brede waaier van onderzoeksexpertises om de Masteropleiding in het Ondernemingsrecht in te vullen. De kwaliteit van de wetenschappelijke resultaten die de onderzoekers boeken is variabel. De commissie heeft er uiteraard begrip voor dat de vele recent aangestelde jonge ZAP-leden hun wetenschappelijke loopbaan nog verder moeten uitbouwen. De commissie betreurt dat er recent voor gekozen werd om een aantal gastdocenten met ruime praktijkervaring te vervangen door jonge ZAP-leden. Dit is gebeurd omwille van de universitaire
Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen | 289
beleidslijn om bij voorkeur voltijdse ZAP-leden met een doctoraat aan te stellen. Voor deze opleiding bieden gastdocenten met veel praktijkervaring een belangrijke meerwaarde. De alumni die les gekregen hebben van de vervangen gastdocenten, bevestigen dit. De commissie beveelt dan ook aan om naast ZAP-leden ook praktijkmensen te blijven betrekken bij de opleiding, zelfs indien zij niet over een doctoraat beschikken.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt het huidige personeelsbestand als voldoende. Voor de Master in het Ondernemingsrecht worden 18 ZAP-leden voor een deel van hun opdracht ingezet. In totaal staan 1,05 voltijds equivalenten ZAP ter beschikking van de opleiding. Dit ZAPkader wordt ondersteund door 1 voltijds AAP-lid, dat echter ook andere opdrachten heeft binnen de faculteit en voor 40% ter beschikking staat van de opleiding. De commissie waardeert de uitbreiding van het ZAP-kader in het academiejaar 2004-2005. Hierdoor wordt de onderwijslast van de ZAP-leden enigszins gereduceerd en wordt er tevens ruimte gecreëerd voor de begeleiding van de masterproef. De commissie meent dat dit ZAP-kader voldoet. Wel lijkt het haar aangewezen om de AAP-ondersteuning uit te breiden.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De individuele didactische kwaliteiten van de stafleden zijn goed. De opleiding beschikt over een voldoende brede waaier aan onderzoeksexpertise. De vervanging van een aantal gastdocenten met grote praktijkervaring door jonge ZAP-leden kan nadelig zijn voor de opleiding. Met haar personeelsbeleid biedt de faculteit aandacht voor didactische prestaties. De kwantiteit van het personeel is voldoende, maar het AAP-kader verdient uitbreiding.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende.
290 | Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen
De opleiding wordt voornamelijk verzorgd op campus Drie Eiken. Het is echter de bedoeling om de onderwijsactiviteiten uiterlijk in het academiejaar 2007-2008 op de stadscampus te concentreren. Zowel op de campus Drie Eiken als de Stadscampus zijn er voldoende auditoria en lokalen met de nodige hulpmiddelen. De huidige bibliotheek vormt een pijnpunt. Omwille van onvoldoende investeringen in het verleden en een spreiding over twee campussen, kampen de twee campusbibliotheken met een onvolledige aanbod van boeken en tijdschriften. Dit is een groot probleem voor de opleiding. Slechts recent werd een budgettaire verhoging bekomen die de noodzakelijke inhaalbeweging mogelijk moet maken. De commissie vindt dit goed, maar wijst op de noodzaak om de optimalisering van het aanbod nog te versnellen. Het integreren van de twee campusbibliotheken in de nieuwe Bibliotheek Humane en Sociale wetenschappen op de stadscampus is gepland tegen oktober 2007. De commissie staat zeer gunstig tegenover deze integratie. De pc-infrastructuur voldoet. Zoals hoger vermeld, biedt het elektronische leerplatform Blackboard heel wat mogelijkheden, maar wordt het nog maar in beperkte mate gebruikt.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeurt door het ZAP of het AAP-lid dat betrokken is bij de opleiding. Hiertoe worden door het AAP-lid en de opleidingscoördinator bijzondere inspanningen gedaan om op dinsdagavond en zaterdagochtend, wanneer de lessen plaatsvinden, beschikbaar te zijn voor de studenten. Waar nodig bieden de facultaire diensten de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De bibliotheek vereist voortgezette verhoogde investeringen om de collectie uit te breiden en te optimaliseren. De overige materiële voorzieningen voldoen. Ook de studiebegeleiding voldoet. De coördinator van de opleiding en het AAP-lid staan steeds ter beschikking van de studenten.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de faculteit en de Universiteit Antwerpen en de faculteit Rechten, waar ook de Master in het Ondernemingsrecht onder
Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen | 291
valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Ondernemingsrecht valt onder de facultaire onderwijscommissie, die beslissingsbevoegdheid heeft op het gebied van het onderwijs in de opleidingen. De stuurgroep van de opleiding bestaat uit drie voltijdse ZAP-leden (onder wie de coördinator). Ze draagt mee de academische verantwoordelijkheid van de opleiding. Op initiatief van de stuurgroep worden programmawijzigingen voorgesteld (o.a. de invoering van het opleidingsonderdeel publiekrechtelijk kader van de onderneming en milieurecht, de omvorming van GGS naar Master, introductie van de masterproef, wijziging masterproef in het academiejaar 2005-2006), innovaties geïntroduceerd (o.a. de toebedeling van de gevallenstudies aan twee docenten) en het personeelsbeleid mee opgevolgd (o.a. de afschaffing van het statuut van gastprofessor ten voordele van een ZAP-statuut). De stuurgroep, i.c. de coördinator, is de communicatieverantwoordelijke van de opleiding, en dit zowel naar de docenten van de opleiding toe, als naar de onderwijscommissie/faculteitsraad. De leden van de stuurgroep maken overigens allen deel uit van de onderwijscommissie/faculteitsraad, waar de genomen initiatieven kunnen worden besproken en beslist.
5.1. Evaluatie van de resultaten De commissie beoordeelt de evaluatie van de resultaten als voldoende. De commissie heeft waardering voor de recent verhoogde aandacht voor kwaliteitszorg binnen de Universiteit Antwerpen. Het nieuwe kwaliteitszorgsysteem wordt gewaardeerd door de commissie. Door de recente implementatie ervan kan ze de werking en de resultaten ervan nog niet beoordelen. Voorts waardeert de commissie de opvolging van de opleiding door de stuurgroep. Daarnaast heeft de commissie vernomen dat via informele kanalen problemen eenvoudig besproken kunnen worden. Het zelfevaluatierapport is informatief en vrij volledig. De gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek had met alle betrokkenen vormen een goede aanvulling op het zelfevaluatierapport.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Gesignaleerde problemen worden adequaat verholpen. De invoeging van het publiekrechtelijk kader van de onderneming en het milieu- en ruimtelijk ordeningsrecht, de bijsturing van de casussen en de betere afstemming tussen de individuele vragen en de masterproef zijn hier voorbeelden van. De opleiding werd niet eerder gevisiteerd en kan dus geen rekening gehouden hebben met vroegere aanbevelingen door visitatiecommissies.
292 | Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. De medewerkers en studenten zijn in alle facultaire organen vertegenwoordigd. De stuurgroep is beperkter samengesteld. Er maken geen studenten deel van uit. Naar aanleiding van de hervorming van de specialisatieopleiding naar de masteropleiding werden externe juridische deskundigen geraadpleegd. Elk jaar wordt getracht om twee of drie afgestudeerden uit te nodigen op een vergadering, maar dit blijkt slechts gedeeltelijk gerealiseerd te worden.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt van nabij opgevolgd, onder meer door een recent geïntegreerd systeem van interne kwaliteitszorg. Ook langs informele weg worden problemen snel aangekaart. Bij problemen worden de nodige verbetermaatregelen genomen. De betrokkenheid van medewerkers, studenten en alumni bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding is over het algemeen vrij beperkt. Het afnemend beroepenveld wordt wel sterk betrokken bij belangrijke programmahervormingen.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als voldoende. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de genoten opleiding. De studenten breiden tijdens de opleiding hun ondernemingsrechtelijke wetenschappelijk kennis uit, wat onder andere ook blijkt uit het niveau van de collectieve en individuele casussen die de commissie heeft kunnen inkijken. Het diploma van de opleiding wordt voor een aantal functies als een meerwaarde beschouwd. Ook op basis van het niveau van de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. De opleiding organiseert geen internationale studentenuitwisselingen.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als goed. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Gemiddeld slagen zo’n 89% van de studenten. Geen enkele student heeft zijn studiejaar over gedaan. De commissie vindt een dergelijk studierendement logisch binnen een specialisatieopleiding.
Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen | 293
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Ondernemingsrecht.
97% 95%
94%
92%
88%
89%
89%
83% 79%
81%
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master Ondernemingsrecht als positief. Dankzij een goede
academische vorming aan de hand van een centrale casus verdiepen en verbreden studenten met minstens twee jaar werkervaring in de juridische praktijk hun kennis van het ondernemingsrecht. Ondanks de soms moeilijke combinatie met werk en gezinsleven, ligt het studierendement bovendien hoog.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Ondernemingsrecht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - een beter evenwicht tussen de inhoud van de modules en de voorziene tijd na te streven; - aandacht te hebben voor het blijven betrekken van gastprofessoren met een wetenschappelijk onderbouwde en grondige praktijkervaring bij de opleiding; - de AAP-ondersteuning uit te breiden; - de collectie van de bibliotheek verder te optimaliseren; - de betrokkenheid van studenten en medewerkers bij de interne kwaliteitszorg te verbeteren.
294 | Master in het Ondernemingsrecht - Universiteit Antwerpen
Universiteit Gent De master na master in het Bedrijfsrecht
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd de specialisatieopleiding in het Bedrijfsrecht in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een eenjarige master na masteropleiding. In datzelfde jaar werd het semestersysteem ingevoerd. Voordien kende de opleiding een jaarsysteem. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 9 tot en met 12 januari 2006.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De masteropleiding heeft volgens het zelfevaluatierapport tot doel juristen de mogelijkheid te bieden zich verder te bekwamen en te specialiseren in de materies die het ondernemingsleven en de daarop betrekking hebbende juridische praktijk aanbelangen. De master biedt de mogelijkheid om de juridische kennis uit de Master in de Rechten hetzij verder te diversifiëren, hetzij specifiek uit te diepen in welbepaalde ondernemingsgerichte juridische disciplines. De master wil daarmee een gerichte voorbereiding vormen op diverse juridische functies binnen of voor het bedrijfsleven, hetzij als bedrijfsjurist in de eigenlijke zin, of in een andere ondernemingsgebonden juridische functie (advocatuur, consultancypraktijk, overheidsinstellingen,…).
Kennisoverdracht - De opleiding moet grondige kennis en inzicht verschaffen in de juridische materies die centraal staan in de ondernemingspraktijk, in een aantal essentiële niet-juridische ondernemingsgeoriënteerde disciplines (financiële analyse en managementtechnieken) en in rechtsmateries die in de Master in de Rechten slechts beperkt aan bod komen maar in de gespecialiseerde ondernemingspraktijk een belangrijke plaats kunnen innemen (milieurecht, intellectuele eigendomsrechten, kapitaalmarktregulering, verzekeringsrecht, …).
Vaardigheden - Het autonoom en probleemoplossend analyseren van juridische vraagstukken aan de hand van verwerking en interpretatie van alle relevante rechtsbronnen; - Het kunnen situeren en toelichten van juridische vraagstukken naar zowel een juridisch als een niet-juridisch onderlegd publiek; - Het leggen van relevante verbanden tussen de verschillende juridische disciplines voor de analyse van complexe juridische problemen binnen de ondernemingspraktijk;
Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent | 295
- Het onderkennen, analyseren en oplossen van nieuwe juridische problemen door middel van zelfstudie.
Attitudes - Bereidheid tot intensieve zelfstudie als aanvulling op klassieke kennisoverdracht; - Kritische en probleemoplossende houding ten aanzien van juridische problemen in het ondernemingsleven; - Analytische en wetenschappelijke ingesteldheid bij de analyse van juridische vraagstukken; - Aandacht voor juridische en niet-juridische pluridisciplinaliteit van problemen; - Aandacht voor adequate schriftelijke en mondelinge expressietechnieken.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in het Bedrijfsrecht als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de doelstellingen voornamelijk gericht zijn op het verder ontwikkelen van bedrijfsjuridische wetenschappelijke kennis en het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar, hetzij als bedrijfsjurist, hetzij in een andere ondernemingsgebonden juridische functie (advocatuur, consultancypraktijk, overheidsinstelling, …). De opleiding richt zich ook op het zelfstandig wetenschappelijk onderzoek, maar in beperktere mate. De commissie keurt dit goed nu deze opleiding beoogt juristen op te leiden met het oog op diverse juridische functies binnen of voor het bedrijfsleven wat een goed evenwicht veronderstelt tussen wetenschappelijk onderzoek en praktisch gerichte en interdisciplinaire aanpak.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in het Bedrijfsrecht stellen. De doelstellingen worden bovendien regelmatig getoetst aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld, via de stagebegeleiders, door de inbreng van deeltijdse ZAP-leden en door bevraging van de alumni. Hoewel de opleiding hiertoe geen noodzakelijke voorwaarde is, is de bij wet beschermde functie van bedrijfsjurist een mogelijke richting voor afgestudeerden van de opleiding. Gezien de sterke nationale gerichtheid van de opleiding werden de doelstellingen niet onderworpen aan een internationale vergelijking. Deze opleiding onderscheidt zich van aanverwante opleidingen door de interdisciplinaire aanpak met een goed evenwicht tussen de juridische en niet-juridische plichtvakken, de aandacht voor theorie én praktijk (o.a. door middel van een stage) en de aandacht voor andere talen (bv. d.m.v. twee opleidingsonderdelen die in het Engels gedoceerd worden)
296 | Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in het Bedrijfsrecht als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding wordt als voldoende beoordeeld. De opleiding is sterk gericht op de praktijk van bedrijfsjurist en minder op het wetenschappelijk onderzoek in dit domein. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van een opleiding in het Bedrijfsrecht.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma van de Master in het Bedrijfsrecht poogt tegemoet te komen aan de variatie in de ondernemingsgerichte juridische functies waartoe de opleiding de student wil voorbereiden. Met name werd, van bij de oprichting van de Specialisatieopleiding Bedrijfsjurist in het academiejaar 1998-99, geoordeeld dat de opleiding zowel de generalistische als de specialistische jurist moet kunnen vormen. Met het oog hierop werd de opleiding onderverdeeld in verschillende opties, die overeenkomen met bepaalde ondernemingsrelevante specialisaties. Daarnaast werd een “vrije keuzerichting” in het leven geroepen, die een meer generalistische uitdieping van ondernemingsrelevante juridische materies biedt. Deze vrije keuzerichting laat toe om opleidingsonderdelen uit de verschillende opties te combineren. De structuur van de opleiding is vijfledig, en poogt in de opbouw de realisatie van de eindtermen van de opleiding te bewerkstelligen: (1) Juridische plichtvakken (2) Niet-juridische plichtvakken (3) Optievakken en keuzeopleidingsonderdelen (4) Stage (5) Masterproef Het programma heeft een aantal belangrijke wijzigingen ondergaan naar aanleiding van de omvorming van een specialisatieopleiding tot een masteropleiding. Zo werd het gemeenschappelijk pakket aan plichtvakken uitgebreid door toevoeging van twee opleidingsonderdelen (Vraagstukken verzekeringsrecht en Economisch Bestuursrecht), terwijl één opleidingsonderdeel uit het pakket van plichtvakken verdween (Bedrijfsfiscaliteit). Om redenen van onderlinge coherentie werd de richting “Sociaal en fiscaal recht” opgesplitst in twee afzonderlijke richtingen. Tot slot werden de niet-juridische plichtvakken omgevormd tot Engelstalige opleidingsonderdelen, en werd de opleiding aangevuld met een masterproef.
Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent | 297
Schematisch kan de structuur van de opleiding als volgt worden voorgesteld:
Juridische plichtvakken 18 studiepunten
Niet-juridische plichtvakken
Optievakken 15 studiepunten
• Sociaal recht in de onderneming • Ondernemingsrecht • Vraagstukken verzekeringsrecht
• Introduction to strategic management • Financial Management Analysis
Optie Financieel Recht
Optie Sociaal Recht
Optie Fiscaal Recht
Optie Milieurecht
Vrije Keuzerichting
Keuzevak 3 studiepunten
Lijst Keuzevakken
Stage 3 studiepunten
Masterproef 15 studiepunten
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als voldoende. Ze vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt studenten de mogelijkheid om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken en dat ongeacht de gekozen optie. De commissie waardeert dat een aantal belangrijke takken van het bedrijfsrecht uitgediept worden in het verplichte deel van de opleiding. Zij stelt ook op prijs dat de studenten in twee Engelstalige opleidingsonderdelen een inleiding in een aantal bedrijfseconomische aspecten krijgen. Verder apprecieert de commissie de grote, maar gestructureerde keuzevrijheid die de studenten geboden wordt om zich in een subdomein van het bedrijfsrecht te specialiseren. Wel betreurt de commissie dat een vrij groot deel van de keuzeopleidingsonderdelen tegelijkertijd aangeboden wordt aan studenten van andere opleidingen. Op die manier is het moeilijk
298 | Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent
om de van een master na masteropleiding gewenste diepgang te bereiken. De commissie juicht toe dat de opleidingsverantwoordelijken zich beraden over de toegevoegde waarde en de invulling van sommige optierichtingen.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als voldoende. In het programma is er de nodige aandacht voor diepgaande kennisontwikkeling in een aantal rechtstakken die weinig aan bod komen binnen de rechtenopleiding. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied wordt gewaarborgd in de meeste opleidingsonderdelen. ZAPleden doen actief wetenschappelijk onderzoek in het domein waarover ze onderwijzen en verwerken dat onderzoek ook vaak in hun onderwijs. Het verder ontwikkelen van de onderzoeksattitude en vaardigheden wordt vooral in het kader van de masterproef nagestreefd. Het programma besteedt ten slotte de nodige aandacht aan de aansluiting bij de praktijk van de bedrijfsjurist. Vooral de stage is in dit kader zeer waardevol.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als voldoende. De commissie waardeert het goede evenwicht tussen verplichte juridische en niet-juridische opleidingsonderdelen, enerzijds, en keuzevrijheid voor de student om zich te specialiseren, anderzijds. Ze stelt tevens de goede inhoudelijke afstemming tussen de individuele opleidingsonderdelen op prijs. Zij meent dat de spreiding van de opleidingsonderdelen over de semesters, en voor de studenten die de opleiding deeltijds volgen, over de jaren, doordacht is gebeurd. Binnen de optierichtingen lijkt de coherentie echter niet steeds optimaal te zijn. Dit is het gevolg van het feit dat in de opties vaak van reeds voor andere opleidingen aangeboden opleidingsonderdelen gebruik gemaakt wordt. De opleidingsverantwoordelijken beseffen terecht dat de bestaande opties misschien herdacht moeten worden.
2.4. Studieomvang De Master in het Bedrijfsrecht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. De opleidingsverantwoordelijken stellen op basis van gesprekken met studenten terecht vast dat de studiepunten van individuele opleidingsonderdelen niet steeds overeenkomen met de reële studiedruk. De commissie beveelt dan ook aan om op korte termijn deze situatie te regulariseren. Globaal ligt de studiedruk hoog, mede ten gevolge van de invoering van de masterproef. De spreiding van de studiedruk over de twee semesters
Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent | 299
was bij de invoering van de masteropleiding onevenwichtig. De commissie waardeert dat dit reeds aanleiding heeft gegeven tot het verschuiven van een aantal opleidingsonderdelen. De opleiding maakt geen gewag van gestructureerde studietijdmetingen. Gezien de vastgestelde problemen met betrekking tot de studietijd van studenten, meent de commissie dat het noodzakelijk is om structureel studietijdmeting in te voeren om een betere opvolging mogelijk te maken.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. De commissie waardeert het feit dat voor de plichtvakken over het algemeen gebruik gemaakt wordt van werkvormen met veel ruimte voor actieve participatie van de studenten. Zo wordt er gebruik gemaakt van rollenspellen bij de analyse van cases, individuele en groepspresentaties en werkbezoeken aan ondernemingen. In de optierichtingen Milieurecht en Fiscaal recht worden wel vaak eerder traditionele hoorcolleges gegeven. Verder stelt de commissie de stage op prijs waarvoor vijf weken in het programma worden uitgetrokken. Deze stage laat de student actief kennismaken met de juridische praktijk die aansluit bij de bedrijfsjuridische opleidingsonderdelen in de opleiding. Ook de alumni zijn enthousiast over deze stage. Voorts stelt de commissie de kwaliteit van de aangeboden studiemateriaal op prijs. Het gaat zelden om klassieke cursussen, maar eerder om documentatiebundels die vaak nog tijdens het academiejaar aangevuld worden met actuele informatie.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en van de toetsing als goed. De commissie heeft een veelheid van examenopgaven kunnen inkijken en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep en overeenkomt met de doelstellingen. Ze waardeert de goede variatie in examenvormen. Zowel mondelinge als schriftelijke examens worden afgenomen. Er wordt tevens voor meerdere opleidingsonderdelen gebruik gemaakt van permanente evaluatie. In de ECTSfiches wordt de examenvorm vermeld. Ook in de lessen wordt hierover over het algemeen de nodige informatie gegeven.
300 | Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent
2.8.
De masterproef
De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. De masterproef telt 15 studiepunten. De masterproef bestaat uit een uitgewerkt schriftelijk werkstuk en een mondelinge verdediging van dit werkstuk voor een jury. Vóór de omvorming tot masteropleiding bevatte het programma geen eindverhandeling. De studenten dienden wel een schriftelijk werkstuk te redigeren, aansluitend bij de stage, maar de eisen hiervoor waren minder hoog. In het academiejaar 2004-2005 werden dus voor het eerst masterproeven ingediend. De gespecialiseerde jurist met een bedrijfsrechtelijke oriëntatie moet in staat zijn om als adviseur binnen of ten behoeve van ondernemingen bepaalde rechtsvragen op een grondige wijze juridisch te analyseren, evenals voor rechtsproblemen oplossingen aan te reiken die in de praktijk werkbaar zijn. In essentie wil de masterproef bijgevolg de vaardigheid aan de studenten bijbrengen om een juridisch vraagstuk op grondige, wetenschappelijk onderbouwde en juridisch multidisciplinaire wijze te analyseren en op heldere wijze te veruitwendigen, zowel schriftelijk als mondeling. Het wetenschappelijke karakter veronderstelt een exhaustieve studie van relevante rechtsbronnen uit verschillende relevante rechtsdisciplines, en de capaciteit om verbanden tussen deze disciplines te leggen met het oog op de analyse van het rechtsprobleem. De praktijkgerichte oriëntatie veronderstelt dat de analyse en voorgestelde oplossing van het rechtsprobleem getoetst worden op hun werkbaarheid in de rechtspraktijk. Het is de bedoeling dat de masterproef gedeeltelijk aansluiting vindt bij de werkzaamheden tijdens de stage. De student wordt in hoofdzaak begeleid door een promotor, doch kan tevens bijkomende ondersteuning worden geboden door commissarissen. Het thema van de masterproef wordt in samenspraak tussen student en promotor gekozen en besproken. De student wordt verondersteld om op geregelde tijdstippen de promotor te informeren over de voortgang van zijn werkzaamheden, en tussentijdse realisaties terzake met de promotor te bespreken (algemeen schema, eerste versie, …). Benevens de contacten met de promotor, wordt de student er ook toe aangezet om voor de praktijkrelevante dimensies van zijn onderzoeksthema in de mate van het mogelijke informatie in te winnen en besprekingen te voeren met personen in het beroepenveld. De commissie waardeert het concept van de masterproef, en o.m. dat het schriftelijk verslag gecombineerd wordt met een mondelinge verdediging. Op die manier kunnen zowel schriftelijke als mondelinge vaardigheden beoordeeld worden. De begeleiding blijkt geen problemen op te leveren. Het niveau van de masterproeven die de commissie ingekeken heeft voldoet. De combinatie van op participatie en voorbereiding gestoelde lesmethodes met een arbeidsintensieve masterproef, heeft er in het academiejaar 2004-2005 toe geleid dat vele studenten de masterproef
Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent | 301
slechts laat op het academiejaar hebben kunnen aanvatten. Aangezien ook de stage nog vijf weken inneemt in het tweede semester, hebben veel studenten hun werkstuk niet tijdig kunnen inleveren in de eerste zittijd. Dit kan eveneens een oorzaak geweest zijn van het feit dat de kwaliteit van de masterproeven die de commissie heeft ingekeken variabel is. De commissie vindt het dan ook positief dat het programma aangepast werd om de studiedruk evenwichtiger te spreiden over het academiejaar. Op die manier kan de kwaliteit van de ingediende masterproeven bovendien stijgen. De praktijk tijdens het academiejaar 2004-2005 heeft aangetoond dat er slechts beperkte synergieën zijn gevonden tussen de stage en de masterproef. Het sterker op elkaar afstemmen van de inhoud van de stage en de masterproef zal een belangrijk aandachtspunt zijn voor de komende jaren.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als goed. Licentiaten in de rechten worden toegelaten op voorwaarde dat ze slagen in de toelatingsproef. Ook andere licentiaten kunnen toegelaten worden na een voorbereidingprogramma. Bij de omvorming tot masteropleiding werd ervoor gekozen om een toelatingsproef in te voeren. Deze proef heeft tot doel om na te gaan of de student, gegeven het belang van actieve studentenparticipatie in het onderwijs, een voldoende kennis heeft van de twee onderwijstalen in de opleiding (Nederlands en Engels). Deze toelatingsproef werd ingevoerd omdat in het verleden werd vastgesteld dat een aantal studenten onvoldoende het Nederlands beheersten om zich met vrucht in de onderwijsmethode te integreren. De commissie waardeert dit initiatief. Voor Licentiaten in de (Toegepaste) Economische Wetenschappen wordt een voorbereidingsprogramma van drie juridische opleidingsonderdelen opgelegd om te waarborgen dat deze studenten over een voldoende juridische voorkennis beschikken bij het aanvangen van de opleiding. De commissie waardeert de adequate toelatingsvoorwaarden waarmee vermeden wordt dat studenten met een gebrek aan juridische voorkennis resp. taalkennis aan de opleiding beginnen. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding sinds de oprichting in 1998-1999. In de eerste drie jaar na de oprichting, schreven zich telkens iets meer dan 20 studenten in. De drie daaropvolgende jaren kende de opleiding een duidelijk grotere aantrekkingskracht met gemiddeld 39 studenten per jaar. Mede omwille van de invoering van de toelatingsproef daalde het studentenaantal in 2004-2005 plots tot 16. Gemiddeld gaat het om 26 studenten per jaar in de periode 1994-2003.
302 | Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent
50
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Bedrijfsrecht 40
30
20
24
23
23
42
31
44
16
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
04-05
10
0
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het
programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties te bereiken door een samenhangend programma binnen de voorziene studietijd. De afstemming van de vormgeving op de inhoud is voldoet. Er is een voldoende variatie in onderwijsvormen. De stage biedt de studenten een kans om actief kennis te maken met het afnemend veld. Ook het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. Het niveau van de beoordeling en van de toetsing zijn goed en de examenvormen gevarieerd. De toelatingsvoorwaarden zijn adequaat uitgewerkt.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel zijn goed. De commissie waardeert voorts de grote betrokkenheid van het academisch personeel bij de opleiding. Zowel het ZAP als het AAP geeft blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten.
Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent | 303
In het personeelsbeleid wordt er veel belang gehecht aan onderwijskundige kwaliteiten, zowel voor het AAP als voor het ZAP. De commissie stelt tevens het aanbod van onderwijsprofessionalisering dat door de Directie Onderwijsaangelegenheden aangeboden wordt, op prijs.
3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat alle domeinen van het bedrijfsrecht goed vertegenwoordigd zijn in de huidige personeelsbezetting. Ze heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat een groot aantal onder hen een zeer goede wetenschappelijke output genereert in hoogstaande tijdschriften. Er zijn bovendien goede internationale contacten en uitwisselingen op het vlak van onderzoek. Het evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse ZAP-leden, actief in de beroepspraktijk binnen de opleiding garandeert een passende band met en kennis van de beroepspraktijk. Ook het feit dat regelmatig gastsprekers uitgenodigd worden draagt hiertoe bij.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. Gezien de verschillende optierichtingen zijn 13 ZAP-leden voor een deel van hun opdracht betrokken bij de opleiding. In totaal staan zo’n 1,78 voltijdse eenheden ZAP ter beschikking van de opleiding. De commissie meent dat deze staf, bij gelijkblijvende studentenaantallen, voldoet.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteit van het academisch personeel is goed. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn eveneens goed dankzij het evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse professoren en de gastsprekers die regelmatig uitgenodigd worden.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De faculteit beschikt over een aantal leslokalen met de nodige voorzieningen. De facultaire bibliotheek beschikt over een goede,
304 | Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent
maar weinig toegankelijke collectie. Aangezien binnen de Master Bedrijfsrecht vele opdrachten in de bibliotheek moeten gemaakt worden, is dit een prioritair aandachtspunt. De commissie hoopt dat de geplande verbouwing (zie rapport opleiding rechten) van de bibliotheek een oplossing zal bieden tenminste voor het plaatsgebrek. Het elektronisch leerplatform Minerva is zeer gebruiksvriendelijk en biedt veel kansen voor communicatie met de studenten.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeurt door het ZAP of het AAP dat betrokken is bij de opleiding. De studenten zijn hier tevreden over. Waar nodig biedt de facultaire studentenadministratie de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen zijn over het algemeen goed, maar de goede collectie van de bibliotheek is weinig toegankelijk. De studiebegeleiding voldoet. Ze verloopt vooral informeel.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Universiteit Gent en de faculteit Rechtsgeleerdheid, waar ook de Master in het Bedrijfsrecht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Bedrijfsrecht beschikt over een eigen opleidingscommissie, die instaat voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten als goed. De commissie waardeert dat de opleiding Bedrijfsrecht regelmatig geëvalueerd wordt door de studenten. De visitatiecommissie apprecieert tevens het bestaan van een aparte opleidingscommissie voor de Master in het Bedrijfsrecht. Dankzij de goed functionerende informele contacten worden veel problemen gesignaleerd. Het zelfevaluatierapport is bondig maar duidelijk geschreven. Het getuigt bovendien van een goede zelfkritische ingesteldheid. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde, boden een waardevolle aanvulling hierop.
Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent | 305
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als goed. Problemen worden snel opgelost. Zo wordt bij een minder goede evaluatie van een opleidingsonderdeel met de betrokken lesgever besproken hoe de gesignaleerde problemen kunnen verholpen worden en wordt de implementatie van verbetermaatregelen eveneens goed opgevolgd. Algemeen wordt snel op problemen ingespeeld en worden kansen om het programma te verbeteren benut. De toelatingsproef die ingevoerd werd naar aanleiding van een gebrekkige kennis van de onderwijstalen bij een aantal studenten is hier een goed voorbeeld van. De opleiding werd niet vroeger gevisiteerd en kan dus ook geen rekening gehouden hebben met aanbevelingen van een vorige visitatiecommissie.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als goed. De studenten en medewerkers zijn in alle relevante organen uitgebreid vertegenwoordigd en voelen zich betrokken bij de opleiding. Naar aanleiding van de hervorming van de specialisatieopleiding naar de masteropleiding werd bovendien een vergadering georganiseerd met alumni om de bevindingen van de afgestudeerden met betrekking tot het programma te vernemen en de overgang naar het beroep te evalueren. Het beroepenveld wordt voornamelijk op informele manier betrokken bij de opleiding via de stagebegeleiders en via de deeltijdse ZAP- en AAP-leden die naast hun academische taken actief zijn in de juridische prakrijk.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt van nabij opgevolgd, onder andere door regelmatige studentenbevragingen. Ook informeel worden problemen snel aangebracht, en desgevallend de nodige verbetermaatregelen genomen. De betrokkenheid van medewerkers, studenten en alumni is goed. Het afnemend beroepenveld wordt eerder informeel en langs de deeltijdse ZAPen AAP-leden betrokken.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. De studenten verwerven tijdens de opleiding een goede bedrijfsrechtelijke wetenschappelijk kennis, wat onder andere ook blijkt uit het niveau van de masterproeven. Ze vinden over het algemeen snel werk en worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. Ook op basis van het niveau van de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties
306 | Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent
bereiken. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn eveneens tevreden over de genoten opleiding. De opleiding organiseert geen internationale studentenuitwisselingen. Omwille van de duidelijke Belgische focus van het programma vindt de commissie studentenuitwisselingen niet noodzakelijk in deze opleiding.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als goed. De slaagpercentages van de voorbije zes jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Gemiddeld slagen zo’n 87% van de studenten. Geen enkele student heeft zijn studiejaar overgedaan. Wel heeft een aantal studenten de opleiding deeltijds gevolgd. De commissie vindt een dergelijk studierendement logisch binnen een specialisatieopleiding.
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Bedrijfsrecht. 96% 90%
88%
87%
86%
74%
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master in het Bedrijfsrecht als positief. Dankzij een goede
academische vorming, gekoppeld aan een stage van vijf weken bereidt de opleiding haar studenten goed voor op de bedrijfsjuridische praktijk. Ondanks de hoge studiedruk, ligt het studierendement bovendien hoog.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Bedrijfsrecht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent | 307
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - zich te bezinnen over het aantal optierichtingen binnen de opleiding; - doublures met opleidingsonderdelen uit de initiële masteropleiding te vermijden; - keuzeopleidingsonderdelen specifiek in te vullen voor de opleiding Bedrijfsrecht; - de begrote en reële studietijd in overeenstemming te brengen; - bij de geplande verbouwing van de bibliotheek meer werkruimte voor studenten te creëren.
308 | Master in het Bedrijfsrecht - Universiteit Gent
Vrije Universiteit Brussel De master na master in het Economisch recht
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd de in 1969-1970 opgerichte specialisatieopleiding in het Economisch recht in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een master na masteropleiding. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 20 tot 23 december 2005.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De Master in het Economisch recht streeft naar volgende doelstellingen en eindtermen.
Doelstellingen De Master in het Economisch recht beoogt studenten met een voorkennis van het economisch recht op te leiden tot afgestudeerden die voorbereid zijn op het wetenschappelijke onderzoek van economischrechtelijke vraagstukken, in functie van de eigen keuze van de student, toegespitst op de materies van hetzij het financieel en verzekeringsrecht, hetzij het mededingings- en marktrecht en op de integratie van hun kennis van de gekozen materie in de uitoefening van hun beroep. De afgestudeerde moet zowel kunnen doordringen tot de eigenheid van de gekozen materie (hetzij het financieel en verzekeringsrecht, hetzij het mededingings- en marktrecht), als deze materie kunnen terugplaatsen in een bredere context. De afgestudeerde moet de gekozen materie op zijn merites kunnen beoordelen en een actieve rol kunnen spelen in de totstandkoming van nieuw recht in dat verband (zulks via rechtsleer of via een actieve rol in de totstandkoming van wetgeving of rechtspraak). De opleiding beoogt tevens om de student voor te bereiden op de onderscheiden facetten van het beroepsleven als rechtspracticus werkzaam in de domeinen van het economisch en handelsrecht, zij het als advocaat, bank- of bedrijfsjurist, ambtenaar, consulent en dergelijke meer, zodat de nadruk niet uitsluitend op het wetenschappelijk aspect van de opleiding komt te liggen, maar tevens voldoende op de rechtspraktische aspecten.
Eindtermen Aan het eind van de opleiding dienen de studenten te beschikken over een afdoende parate kennis voor een eerste confrontatie met de gespecialiseerde beroepsuitoefening. De studenten dienen daarenboven een verregaande vaardigheid in het hanteren van de specifieke rechtsbronnen te hebben ontwikkeld en te beschikken over het nodige referentiekader en de vereiste vaardigheden voor het zelfstandig
Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel | 309
integreren van nieuwe kennis van het economisch recht. De studenten dienen tevens inzicht te hebben verworven in de ontwikkeling van hetzij het financieel en verzekeringsrecht, hetzij het mededingingsen marktrecht, in het proces van totstandkoming van de desbetreffende regels en in de achterliggende maatschappelijke problemen en evoluties. Zij dienen tevens vertrouwd te zijn met de daarbij betrokken actoren. De studenten dienen blijk te geven van een kritisch-reflectieve benadering van het hetzij het financieel en verzekeringsrecht, hetzij het mededingings- en marktrecht en hun bekwaamheid tot de zelfstandige wetenschappelijke beoefening ervan. In het zelfevaluatierapport worden deze doelstellingen en eindtermen concreter ingevuld.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de opleiding als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in Art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn zowel gericht op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis in het economisch recht, met nadruk op het financieel en verzekeringsrecht of op het mededingings- en marktrecht. De master moet zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten of over de nodige algemene en specifieke beroepsgerichte competenties beschikken om de verworven wetenschappelijke kennis zelfstandig te kunnen aanwenden op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. Met twee opties, m.n. “Marktrecht” en “Financieel en verzekeringsrecht”, wordt geopteerd voor een middenweg tussen de piste waarbij een grote mate van specialisatie wordt geambieerd en die waarbij de vorming van een gespecialiseerd jurist, hetzij bedrijfsjurist, hetzij advocaat, in het economisch recht in meer algemene zin wordt beoogd. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een master na masteropleiding in het Economisch recht stellen. De commissie betreurt evenwel het gebrek aan contacten tussen de opleiding en het afnemend veld met het oog op de afstemming van het beroepenveld. Zij beveelt aan om dergelijke contacten uit te bouwen.
310 | Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de master als positief. Het niveau en de oriëntatie van de
opleiding voldoen aan de decretale eisen ter zake. De domeinspecifieke eisen voldoen eveneens. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van de opleiding Economisch recht.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Binnen de Master in het Economisch recht kan de student een keuze maken tussen twee hoofdbenaderingen: de richting “Marktrecht” of de richting “Financieel en -verzekeringsrecht”. Bij elk van de twee opties is in een vast pakket van opleidingsonderdelen voorzien en moet daarnaast een aantal keuzeopleidingsonderdelen gekozen worden. In de richting “Marktrecht” omvat de stam drie verplichte opleidingsonderdelen (‘Consumentenrecht’, ‘Intellectueel recht’ en ‘Mededingingsrecht’). In de richting “Financieel en verzekeringsrecht” bestaat het verplichte deel uit de opleidingsonderdelen ‘Monetair en financieel recht’, ‘Verzekeringsrecht’ en ‘Vergelijkend financieel economisch recht’. Daarnaast kiest de student een aantal keuzeopleidingsonderdelen. Met deze benadering beoogt de opleiding beter in te spelen op de specialisaties die in de juridische beroepen in het recente verleden zijn ontstaan.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als onvoldoende. Het programma beantwoordt niet aan de doelstellingen zoals ze verwoord zijn in het zelfevaluatierapport. Het programma bestaat voornamelijk uit opleidingsonderdelen die ook in de licentieopleiding aangeboden worden of die voor andere master na masteropleidingen aangeboden worden. Hierdoor is het niet mogelijk om een grotere diepgang na te streven dan in de Masteropleiding in de Rechten, wat volgens de commissie wel een noodzakelijke vereiste is voor een master na masteropleiding. Door de grote en te weinig gestructureerde keuzeruimte in het programma kan evenmin een goede sturing van de keuzes van de studenten gewaarborgd worden. Globaal levert dit een programma op dat te weinig coherent is om de student te brengen tot een diepgaande gestructureerde kennis van en inzicht in het economisch recht. Voorts vindt de commissie het aangewezen om ook in de optie “Financieel en verzekeringsrecht” in het economisch recht een opleidingsonderdeel ‘Mededingingsrecht’ aan te bieden. Dit is, haars
Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel | 311
inziens, een noodzakelijk onderdeel van het economisch recht. De commissie beveelt de opleidingsverantwoordelijken aan om het programma te hervormen. Een eerste mogelijkheid hierbij is het programma samen met een andere universiteit uit te bouwen tot een goed gestructureerd geheel waarin het economisch recht grondig uitgediept wordt en de keuzemogelijkheden voor de student beperkt en meer gestuurd worden. Dit is in lijn met de doelstellingen van de opleiding, zoals ze in het zelfevaluatierapport geformuleerd worden, nl. een programma waarbij “enerzijds een grote mate van specialisatie [kan worden] geambieerd, maar anderzijds tevens de vorming van een gespecialiseerd jurist, hetzij bedrijfsjurist, hetzij advocaat, in het economisch recht in meer algemene zin [kan worden] beoogd”. Een tweede mogelijkheid is de opleiding om te vormen tot een initiële Masteropleiding in Economisch recht. De verantwoordelijke van de opleiding heeft tijdens een gesprek met de visitatiecommissie bevestigd dat het programma mede ontworpen is om te kunnen inspelen op mogelijke latere ontwikkelingen in die zin.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als onvoldoende. In het programma is er binnen de diverse plichtvakken voldoende aandacht voor kennisontwikkeling in rechtstakken die relevant zijn voor het economisch recht, zij het vaak op het niveau van een licentieopleiding maar niet op dat van een master na masteropleiding. Door het weinig gestructureerde programma wordt op het niveau van de opleiding geen geïntegreerde kennis van het economisch recht bereikt. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in de juridische praktijk wordt gewaarborgd door een groot aantal deeltijdse ZAP-leden. Aangezien de meeste opleidingsonderdelen niet specifiek voor het doelpubliek van de opleiding aangeboden worden, wordt de expertise van de ZAP-leden evenwel niet optimaal benut voor een verdieping in het economisch recht. In het kader van de masterproef worden de onderzoeksattitude en -vaardigheden van de studenten, die zij in hun initiële masteropleiding opgebouwd hebben, verder ontwikkeld.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als onvoldoende. De commissie waardeert wel de keuze om met twee ‘richtingen’ te werken, die 14 studiepunten van het programma structureren. Voor de rest is de student echter vrij om zijn programma samen te stellen uit een groot pakket keuzeopleidingsonderdelen waarvan de meesten ook voorkomen op het programma van de Master in de Rechten of van andere master na masteropleidingen. Hierdoor is het voor de opleidingsverantwoordelijken niet mogelijk om de coherentie van de studieprogramma’s van de
312 | Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel
individuele studenten te waarborgen. De commissie beveelt aan meer plichtvakken in het programma op te nemen en de keuzes binnen de beschikbare keuzeruimte te beperken en sterker te sturen.
2.4.
Studieomvang
De Master in het Economisch recht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd van de betrokken opleidingen als voldoende. De studiedruk is volgens de studenten aanvaardbaar. Ook de alumni klagen niet over een overdreven studiedruk. De commissie betreurt echter dat er geen systematische opvolging van de studietijd gebeurt. Zij suggereert dat de opleiding ingeschakeld wordt in het universiteitsbrede systeem van studietijdmetingen, zodat de studietijd van nabij kan opgevolgd worden.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. De hoorcolleges worden over het algemeen aan een vrij kleine groep studenten gegeven, onder wie een aantal al enige beroepservaring heeft, wat toelaat om interactief les te geven. De hoorcolleges worden aangevuld met de collectieve of individuele oplossing van feitelijke casussen, schriftelijke individuele en collectieve taken, en een groepsdebat. De masterproef biedt de kans om de in de licentieopleiding opgebouwde wetenschappelijke vaardigheden verder te ontwikkelen. Voorts is de commissie positief over de aangeboden handboeken en cursussen. Deze zijn over het algemeen van goede kwaliteit en voldoen aan de verwachtingen van de commissie.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en van de toetsing als voldoende. De commissie heeft examenopgaven kunnen inkijken en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelstellingen in de licentieopleiding. De toetsing is zowel gericht op kennis en inzicht als op vaardigheden en attitudes. De commissie waardeert het grote aantal mondelinge examens, al dan niet met schriftelijke voorbereiding.Voor enkele opleidingsonderdelen wordt eveneens gebruik gemaakt van permanente evaluatie. Tijdens de eerste of de laatste les of via het elektronisch leerplatform PointCarré wordt informatie gegeven over de examenvorm en worden voorbeeldexamenvragen bekend gemaakt, zodat de studenten op de hoogte zijn over wat hen te wachten staat op het examen.
Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel | 313
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. Sinds de bachelor-masterhervorming wordt een masterproef van 15 studiepunten opgelegd. Van de studenten wordt verwacht dat zij met hun masterproef aantonen op een zelfstandige en wetenschappelijke wijze een economischrechtelijk onderwerp te kunnen behandelen en uitdiepen. Het onderwerp van de masterproef houdt verband met één van de juridische opleidingsonderdelen die worden onderwezen in de opleiding. Masterproeven kunnen leiden tot een wetenschappelijke publicatie. De beoordeling van de masterproef gebeurt op basis van het schriftelijk verslag dat 25 à 35 bladzijden beslaat, een samenvatting van maximum 2 bladzijden en de mondelinge verdediging. De masterproef wordt beoordeeld aan de hand van volgende criteria: kennis van het onderwerp en van de juridische beginselen die erop van toepassing zijn, duidelijke en heldere analyse van de problematiek, omvang en diepgang van het onderzoek, blijk van oorspronkelijke redenering en kritische zin, logische opbouw en indeling, synthesegeest, gebruikte bronnen, grammatica, spelling en stijl, juiste en consequente wijze van citeren. Voor elke masterproef wordt door de promotor en de twee aangeduide commissarissen een schriftelijk verslag opgesteld waarvan de student uiterlijk drie dagen vóór de verdediging van de masterproef kennis moet kunnen nemen. Het toegekende cijfer drukt de beoordeling uit over het vermogen van de desbetreffende student om zelfstandig de wetenschap in het domein van het economisch recht te beoefenen. De student kiest zelf het onderwerp van zijn masterproef en zijn promotor. De promotor verplicht zich ertoe om de student regelmatig te begeleiden en de student verplicht zich ertoe om de promotor regelmatig in te lichten over de vorderingen van zijn onderzoek. Niet naleving ervan kan leiden tot verandering van promotor of verzaking van het promotorschap. De commissie waardeert het goed doordachte concept van de masterproef. Zij stelt de combinatie van een schriftelijk wetenschappelijk verslag, een samenvatting en de mondelinge verdediging op prijs. De commissie apprecieert ook dat de studenten goed begeleid worden en dat zij door de promotor en twee commissarissen beoordeeld worden. De commissie heeft vastgesteld dat het niveau van de masterproeven voldoende is.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als voldoende. De opleiding is rechtstreeks toegankelijk voor Masters in de Rechten, voor Masters in de Toegepaste Economische Wetenschappen, Economische Wetenschappen en voor Handelsingenieurs, die op basis
314 | Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel
van hun diploma aantonen reeds een basiskennis van economisch recht te hebben verworven. Houders van een ander academische diploma’s kunnen tot de opleiding worden toegelaten, op voorwaarde dat zij aantonen te beschikken over een voldoende basiskennis van het economisch recht en over een brede juridische kennis. De toelating wordt gevraagd aan en verleend door de decaan, op advies van de voorzitter van de examencommissie. Deze procedure laat toe te waarborgen dat alle studenten over de nodige voorkennis beschikken. Het programma sluit voor de studenten bijgevolg goed aan op hun vooropleiding. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding Economisch recht over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld gaat het om 16 studenten per jaar in de periode 1994-2004.
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar in de opleiding Economisch recht 30
20
10
27
13
14
14
94-95
95-96
96-97
97-98
17
9
15
20
18
18
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
0
98-99
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma Globaal zijn de tekortkomingen in het programma van die aard dat het onderwerp ‘Programma’ negatief wordt
beoordeeld. Het programma bestaat voornamelijk uit opleidingsonderdelen die ook in de licentieopleiding en in andere master na masteropleidingen worden aangeboden. Het biedt de student bovendien te veel keuzevrijheid, waardoor er geen voldoende coherentie in de individuele studietrajecten kan gewaarborgd worden. Voorts leidt het samen organiseren van de lessen met licentiestudenten ertoe dat het niet mogelijk is een voldoende academische verdieping na te streven. De studeerbaarheid vormt geen probleem. De afstemming van de vormgeving en de inhoud voldoet. De hoorcolleges verlopen interactief en andere werkvormen laten de studenten toe hun juridische vaardigheden verder te ontwikkelen. Het studiemateriaal is van goede kwaliteit. Het niveau van de beoordeling en toetsing voldoet en de vele mondelinge examens worden gewaardeerd. Het concept van de masterproef is goed uitgewerkt en de kwaliteit van de masterproeven voldoet. De toelatingsvoorwaarden voldoen. Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel | 315
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De commissie heeft waardering voor de onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geeft blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten en ze zijn zeer aanspreekbaar voor de studenten. In het personeelsbeleid wordt veel belang gehecht aan onderwijskundige kwaliteiten, zowel voor het AAP als voor het ZAP. Meerdere elementen van de onderwijsloopbaan worden opgenomen in het academisch dossier. De commissie stelt tevens het aanbod van onderwijsprofessionalisering dat zowel door het Interfacultair Departement Lerarenopleiding als door het Onderwijsvernieuwing & Onderwijs Service Centrum aangeboden wordt, op prijs.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat de vakgroep over de nodige expertise beschikt in de relevante domeinen van het economisch recht. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn kunnen inkijken en stelt vast dat een aantal onder hen een goede wetenschappelijke output genereert in hoogstaande tijdschriften. De deeltijdse ZAP-leden die aan de opleiding verbonden zijn, hebben praktijkervaring in verschillende sectoren, zodat de academische kennis niet los gedoceerd wordt van de juridische praktijk.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. Naast de voltijdse vakgroepvoorzitter zijn er en 6 deeltijdse ZAP-leden aan de opleiding verbonden. In totaal stonden in het academiejaar 2004-2005 4,75 voltijdse eenheden ZAP (waarbij abstractie gemaakt wordt van het inkomend service-onderwijs) ter beschikking van het onderwijs. Hierbij werd echter de totale opdracht van de betrokkenen in rekening gebracht. De commissie betreurt dat de beschikbaarheid van de ZAP-leden voor de opleiding niet afzonderlijk wordt gekwantificeerd. Daarnaast is een voltijds AAPlid verbonden aan de opleiding en zijn drie vrijwillige medewerkers betrokken bij het onderwijs van
316 | Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel
de vakgroep. Op basis van gesprekken met de betrokkenen, meent de commissie dat deze staf voldoet voor het aanbieden van de opleiding. De commissie waardeert het grote aantal deeltijdse ZAP-leden, die naast hun academische taken ook actief zijn in de juridische praktijk.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten zijn goed. In het personeelsbeleid wordt aandacht besteed aan onderwijskundige kwaliteiten en er is een gewaardeerd aanbod van onderwijsprofessionaliseringsinitiatieven. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn eveneens goed.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De faculteit Rechten en Criminologie, waaronder de opleiding valt, beschikt over voldoende en goed uitgeruste leslokalen en auditoria. De facultaire bibliotheek beschikt over een te beperkte collectie. Deze collectie werd enkele jaren geleden aangevuld met de eigen collectie van de vakgroep Economisch recht, maar dit blijkt slechts een deel van de gebreken te hebben opgelost. De ICT voorzieningen voldoen. Het elektronisch leerplatform Pointcarré biedt veel kansen voor communicatie met de studenten en voor interactie. Dit platform kan echter nog meer gebruikt worden.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door het ZAP en het AAP dat betrokken is bij de opleiding. Waar nodig biedt de faculteitssecretariaat de nodige ondersteuning en helpt de centrale Dienst Studieadvies studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen. Het informeren van toekomstige studenten gebeurt voornamelijk door middel van de website en door het verspreiden van folders.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen voldoen. De te beperkte collectie van de centrale bibliotheek wordt deels gecompenseerd door de goede andere materiele Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel | 317
voorzieningen. De bibliotheek blijft evenwel een belangrijk aandachtspunt. De studiebegeleiding voldoet. Deze wordt vooral door de voltijdse AP-leden van de vakgroep waargenomen.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Vrije Universiteit Brussel en de faculteit Rechten en Criminologie, waar ook de Master Economisch recht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De Master Economisch recht beschikt nog niet over een eigen opleidingsraad. In de schoot van de vakgroep wordt deze functie opgenomen.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten als voldoende. De commissie waardeert dat de opleiding sinds kort door de studenten geëvalueerd wordt in het kader van de semesteriële onderwijsevaluaties, maar ze vindt dat de vragenlijst kan verbeterd worden (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten, facet 5.1.). Ook al worden veel problemen dankzij de kleinschaligheid van de opleiding informeel aangekaart, toch vindt de commissie het nuttig om ook voor de opleiding Economisch recht een eigen opleidingsraad op te richten om de opleiding op een gestructureerde manier op te volgen. Het zelfevaluatierapport is informatief maar niet steeds voldoende zelfkritisch. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde boden evenwel een aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Het programma wordt regelmatig aangepast aan nieuwe evoluties en op basis van gesignaleerde problemen. Zo werden twee opties binnen het programma gecreëerd om beter aan te sluiten bij de wensen van de arbeidsmarkt. Ook werden de opleidingsonderdelen herverdeeld over de semesters om de studiedruk beter te spreiden. Aangezien de opleiding voor het eerst gevisiteerd werd, kon de commissie geen rekening houden met de resultaten van vorige visitaties.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. De verschillende geledingen worden goed betrokken op instellingsniveau, maar binnen
318 | Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel
de opleiding is dit slechts in zeer geringe mate het geval. De vakgroep staat in voor het opvolgen van het programma en doet voorstellen aan de faculteitsraad. De alumni worden voornamelijk informeel betrokken bij de opleiding, o.a. tijdens activiteiten van de alumnivereniging. Er wordt in het zelfevaluatierapport ook melding gemaakt van bevragingen van alumni die in het verleden gebeurd zijn. Het afnemend beroepenveld wordt enkel betrokken langs de deeltijdse ZAP-leden. Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg positief. Het onderwijs wordt sinds kort geëvalueerd.
Ook informeel worden problemen aangebracht. Er ontbreekt wel een bevoegd orgaan waarin alle betrokkenen zouden zetelen om het onderwijs structureel op te volgen. Bij gesignaleerde problemen worden de nodige verbetermaatregelen genomen. De betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en afnemend veld is vooral informeel.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als onvoldoende. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de gevolgde opleidingsonderdelen. De opleiding biedt studenten de kans om tamelijk vrij een aantal opleidingsonderdelen te volgen, maar is als geheel niet voldoende coherent. Gezien de opleiding grotendeels bestaat uit opleidingsonderdelen uit de licentiejaren, biedt ze weinig toegevoegde waarde. Ze leidt tot een weinig gerichte verbreding van de in de licenties verworven kennis. Het niveau van de masterproeven en van de examenvragen die de commissie ingekeken heeft, wijst erop dat de opleiding weinig verdiepend werkt tegenover de licentieopleiding. De opleiding heeft in het verleden geen internationale studentenuitwisselingen georganiseerd.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Deze liggen volgens de commissie vrij laag, maar wel voldoende. Gemiddeld slaagt 65% van de ingeschrevenen. Dit lage slaagcijfer is, volgens de opleidingsverantwoordelijken, voor een substantieel deel te wijten aan studenten die tijdens de opleiding afhaken. Het gaat hierbij vooral om studenten die de studiedruk onderschatten of tijdens de opleiding werk vinden. Van de studenten die het diploma behalen doet 92% dit binnen de voorziene studieduur en de gemiddelde doorstroomtijd is 1 jaar en 2 maanden. Dit vindt de commissie goed, gezien de theoretische studieduur van 1 jaar.
Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel | 319
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Economisch recht 100% 89%
90% 82% 79%
80%
72%
70%
67% 61%
60%
55% 52%
50%
50% 46%
40% 30% 94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten als negatief. De opleiding biedt omwille van de invulling van het
programma weinig toegevoegde waarde ten opzichte van de licentieopleiding en leidt tot te weinig coherent gestructureerde kennis en vaardiheden. De slaagcijfers, beïnvloed door het relatief grote aantal afhakers tijdens het jaar, zijn vrij laag. Degenen die het diploma halen, doen dat meestal binnen de voorziene studietijd.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Economisch recht onvoldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg negatief.
320 | Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - het programma te hervormen tot een meer gestructureerd en samenhangend pakket van economischrechtelijke opleidingsonderdelen; - de overlap met opleidingsonderdelen die ook in de rechtenopleiding aangeboden worden tot een minimum te herleiden; - het aantal keuzeopleidingsonderdelen te beperken; - de contacten tussen de opleiding en het afnemend veld op een meer structurele manier uit te bouwen; - de collectie van de bibliotheek verder uit te breiden; - de vragenlijst van de semesteriële onderwijsevaluaties te verbeteren (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten, facet 5.1.).
Master in het Economisch recht - Vrije Universiteit Brussel | 321
322 |
Katholieke Universiteit Brussel en Katholieke Universiteit Leuven De master na master in de Intellectuele Rechten
Inleiding De Master in de Intellectuele rechten wordt gemeenschappelijk georganiseerd door de K.U.Brussel en de K.U.Leuven. De opleiding werd in 1998 gestart als aanvullende opleiding en in 1999 reeds omgevormd tot een specialisatieopleiding. In het kader van de Bologna-hervormingen werd de specialisatieopleiding in het academiejaar 2004-2005 ten slotte omgevormd tot een master na masteropleiding. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit op 14 en 15 december 2005 te Brussel. Op deze locatie worden namelijk alle lesactiviteiten georganiseerd. Het gaat om een opleiding die in avondonderwijs aangeboden wordt. De lesactiviteiten gaan voor de helft in het Nederlands en voor de helft in het Frans door.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De doelstellingen van de Masteropleiding in de Intellectuele rechten worden in het zelfevaluatierapport als volgt beschreven:
Doelstellingen Het programma beoogt de vorming van een specialist die met een kritisch inzicht een complexe materie in een onderling verband situeert en maatschappelijk-juridische oplossingen aandraagt voor de problemen rond de bescherming van innovatie en creatie die zich stellen in de Benelux, in Europa en in de wereld. De masteropleiding is verdiepend en specialiserend, waarbij het geheel van de materie systematisch aan bod komt en de onderlinge verbanden tussen de verschillende uithoeken van de materie duidelijk worden. Het doel is dat de studenten, in lijn met een onderwijs in dialoog, een algemeen overzicht op de materie verwerven, waarbij zij de onderlinge verbanden kunnen leggen, zich kritisch tegenover een complexe problematiek gaan opstellen en zelfstandig onderzoeksvragen en -oplossingen leren formuleren, zowel in het Nederlands als in het Frans. Zij zullen door het afleggen van een masterproef onderzoekscompetentie aantonen. De student kan dan ook zijn/haar tewerkstellingsmogelijkheden in de sector aanzienlijk vergroten.
Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven | 323
Eindkwalificaties De master in de Intellectuele rechten bezit eindkwalificaties die hem/haar in staat stellen: - een grondig inzicht te verwerven in de deelgebieden van de intellectuele rechten - de verbanden tussen de deelgebieden te leggen - complexe probleemstellingen te analyseren en op te lossen - onderzoeksbevindingen zelfstandig te toetsen en in een persoonlijk onderbouwd geheel te plaatsen dat een originele bijdrage tot de kennis levert - kritisch en vernieuwend een gesproken of geschreven standpunt in te nemen, zowel in het Nederlands als in het Frans, ten aanzien van de beschermingsproblematiek rond nieuwe juridisch-technologische ontwikkelingen - hierover naar vakgenoten en leken te communiceren in het Nederlands en in het Frans.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in de Intellectuele rechten als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn zowel gericht op het ontwikkelen van diepgaande wetenschappelijke kennis in het gebied van de Intellectuele rechten en op het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar, onafhankelijk van de sector van tewerkstelling, als op het zelfstandig beoefenen van wetenschappelijk onderzoek.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master gericht zijn op een verdeskundiging in het brede domein van de intellectuele rechten. De doelstellingen komen overeen met de eisen die vakgenoten aan een dergelijke opleiding stellen en doorstaan internationale vergelijkingen. De opleiding is opgestart omwille van het aanvoelen van een duidelijk vraag vanuit het beroepenveld naar in intellectuele rechten gespecialiseerde juristen. De opleidingsverantwoordelijken onderhouden contacten met vertegenwoordigers van het beroepenveld, zij het enkel langs informele weg en dankzij de contacten van de deeltijdse docenten. De commissie beveelt aan om deze contacten met het beroepenveld in de toekomst op een meer structurele manier aan te pakken, bv. door middel van een adviescomité.
324 | Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in de Intellectuele rechten als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding worden als voldoende beoordeeld. De opleiding is zowel gericht op het beheersen van een diepgaande wetenschappelijke kennis in het domein van de intellectuele rechten als op het wetenschappelijk onderzoek in dit domein. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten verwachten van een opleiding in de Intellectuele rechten. Het afnemend veld wordt hierover langs informele weg bevraagd.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA In de opleiding werd er bewust voor gekozen om een verplicht programma aan te bieden zonder keuzeopleidingsonderdelen. Het doel van het programma is immers om aan alle studenten een volledig overzicht van de intellectuele rechten te verschaffen en niet alleen een uitdieping van deelspecialisaties. Voor alle studenten moet het geheel van de materie systematisch aan bod komen, zodat de onderlinge verbanden tussen de verschillende uithoeken van de materie duidelijk worden. Op die manier zullen zij een eenzijdige specialisatie in b.v. alleen auteursrecht, of alleen maar octrooirecht, overstijgen en een algemeen overzicht op de materie verwerven, waarbij zij de onderlinge verbanden zullen kunnen leggen, en zich kritisch tegenover een complexe problematiek zullen kunnen opstellen. Zoals hoger reeds vermeld, wordt de helft van de opleidingsonderdelen in het Nederlands aangeboden en de helft in het Frans. De masterproef wordt in een van beide talen geschreven. In de opbouw van het programma werd er voor de deeltijds studerenden over gewaakt dat het eerste jaar basiselementen aanreikt terwijl het tweede jaar verdere uitbouw beoogt (b.v. ‘Auteursrecht’ in het eerste jaar, ‘Droits voisins du droit d’auteur’ in het tweede jaar).
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als goed. Ze vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt studenten de mogelijkheid om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. De commissie waardeert dat het programma zo samengesteld is dat de verschillende onderdelen van de intellectuele rechten diepgaand bestudeerd worden. De commissie waardeert de unieke combinatie van opleidingsonderdelen in het Nederlands en het Frans. Dit laat de studenten toe om tijdens de opleiding hun kennis van beide talen te oefenen. Dit opzet biedt bovendien mooie kansen voor Franstalige en Nederlandstalige studenten om van elkaar te
Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven | 325
leren. In het kader van het verbeterperspectief zou kunnen nagedacht worden over het aanbieden van keuzeopleidingsonderdelen of opleidingsonderdelen die in het Engels gedoceerd worden.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als goed. In het programma is er de nodige aandacht voor diepgaande kennisontwikkeling in de diverse domeinen van het intellectuele recht. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied wordt over het algemeen goed gewaarborgd door de ZAP-leden die naast hun wetenschappelijk onderzoek in het domein vaak ook actief zijn in de juridische praktijk. Ook de deelname van studenten die reeds beroepservaring hebben, stimuleert de aansluiting bij recente ontwikkelingen. Het verder ontwikkelen van de onderzoeksattitude en -vaardigheden wordt vooral in het kader van de masterproef nagestreefd. Aangezien alle studenten reeds een basisopleiding afgewerkt hebben, beschikken zij reeds over een onderzoeksattitude en -vaardigheden. Het programma besteedt ten slotte de nodige aandacht aan de aansluiting met de praktijk.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als goed. Ze waardeert dat alle relevante deelgebieden aan bod komen in verschillende opleidingsonderdelen. Dit wordt gewaarborgd door het feit dat alle opleidingsonderdelen verplicht zijn. De verdeling van de opleidingsonderdelen over de semesters is adequaat. De commissie beveelt evenwel aan een sterkere integratie van de opleidingsonderdelen te overwegen om tot een nog betere samenhang van het programma te komen.
2.4. Studieomvang De Master in de Intellectuele rechten telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. In 2004 werd een studietijdmeting uitgevoerd. Deze gaf aan dat de begrote studiedruk voor een aantal verplichte opleidingsonderdelen een lichte onderschatting betekent van de reële studietijd. Aan de masterproef wordt daarentegen wat minder tijd besteed dan begroot. Globaal komen de begrote en de reële studietijd vrij goed overeen. De commissie waardeert dat een studietijdmeting werd uitgevoerd en ze hoopt dat de resultaten ervan aanleiding zullen geven tot een nog betere afstemming tussen de begrote en de reële studietijd.
326 | Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van hoorcolleges. Een aantal van deze hoorcolleges wordt op een interactieve manier gedoceerd. Aangezien de meeste studenten over weinig voorkennis van intellectuele rechten beschikken, is dit een efficiënte werkvorm. De commissie pleit er wel voor dat er blijvend inspanningen gedaan worden om de interactiviteit van de hoorcolleges te verhogen. Voorts stelt de commissie de kwaliteit van het aangeboden studiemateriaal op prijs. Er worden zowel cursussen als geactualiseerde presentaties ter beschikking van de studenten gesteld.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en van de toetsing als goed. De commissie heeft een veelheid van examenopgaven ingezien en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep en overeen komt met de doelstellingen. Er wordt zowel naar kennis en inzicht als naar competenties gepeild. De commissie stelt de goede variatie in examenvormen op prijs. Er worden zowel mondelinge als schriftelijke examens afgenomen. Er wordt tevens voor meerdere opleidingsonderdelen gebruik gemaakt van permanente evaluatie aan de hand van discussies, oefeningen en presentaties. De examenvormen worden toegelicht in het begin van het academiejaar.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. De aantal studiepunten van de masterproef is bepaald op 16. De masterproef bestaat uit een scriptie in het Nederlands of in het Frans, die het niveau bereikt van een publiceerbaar wetenschappelijk artikel. Het is de zelfstandige uitdieping van en de geschreven rapportering over een onderzoeksvraag in één van de aspecten van de intellectuele rechten, die zal uitmonden in een tekst met voetnoten en bibliografie van gemiddeld 50 tot 100 bladzijden. De student krijgt geen lijst van mogelijke onderwerpen, maar moet zelf zijn weg zoeken in het ruime gebied van de intellectuele rechten naar een mogelijk onderwerp dat hij voorstelt aan en vooraf bespreekt met mogelijke promotoren, die docent moeten zijn van het programma en die hun principieel akkoord moeten verlenen. Het gekozen onderwerp wordt met ondertekend akkoord van student en docent geregistreerd bij het secretariaat. Na discussie en uitkristalliseren van het onderwerp zal de verantwoordelijke docent de student begeleiden bij het onderzoeken en uitschrijven van zijn masterproef. De masterproef wordt beoordeeld in het licht van de doelstelling van dit opleidingsonderdeel. Die bestaat er in dat de student aantoont een onderzoeksvraag exact te kunnen formuleren en een
Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven | 327
logisch onderzoeksopzet te kunnen uitwerken. Hij is in staat de complexe informatie op basis van actief bronnenonderzoek te verzamelen en te selecteren in een relevante bibliografie. Hij kan de basisinformatie synthetiseren en overzichtelijk presenteren en van daaruit kritisch een gefundeerd en evenwichtig eigen standpunt innemen dat een oplossing van het geformuleerde probleem aanreikt. Hij kan aldus zijn bevindingen en inzichten rapporteren in een masterproef die het niveau bereikt van een publiceerbaar wetenschappelijk artikel. De commissie waardeert de hoge eisen die aan de masterproef gesteld worden. Zij heeft een aantal masterproeven ingekeken en heeft vastgesteld dat het niveau daarvan goed is. In het verleden hebben een aantal eindwerken reeds aanleiding gegeven tot wetenschappelijke publicaties. De commissie waardeert eveneens dat de studenten gestimuleerd worden om zelf een onderwerp te zoeken voor de masterproef en dat in dialoog met mogelijke promotoren af te bakenen. Ze beveelt wel aan om een mondelinge verdediging van de masterproef in te voeren.
2.9.
Toelatingsvoorwaarden
De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor master als goed. Er wordt naar een gediversifieerde studenteninstroom gestreefd, zowel wat het taalregime betreft als wat de vooropleiding aangaat. Masters in de Rechten of in een studierichting die een juridische inleiding omvat van minstens 60 u worden daarom rechtstreeks toegelaten tot de opleiding. Wie geen inleidend opleidingsonderdeel in het recht gevolgd heeft moet het opleidingsonderdeel ‘Inleiding tot het recht’ volgen en tijdens het eerste semester hier een examen over afleggen. In de praktijk blijkt evenwel slechts 6% van de studenten niet over een basisdiploma in de rechten te beschikken. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding sinds de oprichting in 19981999. De trekt gemiddeld opleiding 72 studenten per jaar aan.
328 | Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Intellectuele rechten 100
80
60
40
63
75
87
71
77
64
69
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
04-05
20
0
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties te bereiken door middel van een samenhangend programma. De studietijd wordt gemeten en kan nog beter in overeenstemming gebracht worden met de begrote studietijd. De afstemming van de vormgeving op de inhoud voldoet. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van hoorcolleges, met in een aantal gevallen interactie. Ook het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. De beoordeling en de toetsing is gevarieerd en van goed niveau. De masterproef voldoet. De kwaliteit van de masterproeven is over het algemeen goed. Een mondelinge verdediging zou evenwel een nuttige aanvulling zijn. De toelatingsvoorwaarden zijn adequaat.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bacheloropleiding Rechten van de K.U.Brussel.
Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven | 329
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als voldoende. De vakinhoudelijke, onderwijskundige en didactische deskundigheid en de onderwijsbetrokkenheid van de staf voldoen. Bij onderwijsevaluaties blijken de meeste ZAP-leden positief beoordeeld te worden. De commissie heeft geen klachten vernomen over de kwaliteiten van het onderwijzend personeel. Zowel het ZAP als het enige AAP-lid geven blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten. Onderwijskundige professionalisering wordt in de regel extern gevolgd. De K.U.Brussel organiseert geen eigen aanbod. De onderwijsdeskundigheid speelt ten slotte een rol in het benoemings- en bevorderingsbeleid.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie heeft de onderzoeksdomeinen van de bij de opleiding betrokken ZAP-leden nagezien. Ze heeft vastgesteld dat deze de verschillende onderdelen van de intellectuele rechten goed omvatten. De ZAP-leden blijken over het algemeen de experten in hun domein te zijn binnen België en de Benelux en publiceren in hoogstaande wetenschappelijke tijdschriften. De meeste (deeltijdse) ZAPleden zijn naast hun academische opdracht ook actief in de juridische praktijk. Zo worden de band met en kennis van de beroepspraktijk gewaarborgd. De meeste ZAP-leden beschikken bovendien over goede internationale contacten.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende.Volgens het zelfevaluatierapport wordt het programma verzorgd door 8 ZAP-leden (onder wie 3 gastdocenten) die allen deeltijds aan de opleiding verbonden zijn. Enkel de coördinator is voltijds aan de opleiding verbonden maar neemt naast zijn taken binnen de Master in de Intellectuele rechten ook andere onderwijstaken op. De overige 7 docenten zijn in totaal voor 0,75 VTE verbonden aan de opleiding. Er is tevens een AAP-lid deeltijds verbonden aan de opleiding. De commissie meent dat deze staf net voldoende is om deze opleiding aan te bieden. Zij wenst erop te wijzen dat het voor het behouden van de kwaliteit van de opleiding noodzakelijk is dat er tijdig nagedacht wordt over de opvolging van de coördinator wanneer deze met emeritaat gaat. Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten
van het academisch personeel voldoen. De onderzoeksdeskundigheid van het personeel is goed. De opleiding 330 | Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven
beschikt over gereputeerd academisch personeel dat daarenboven de nodige ervaring met de juridische praktijk heeft. De omvang van het personeelsbestand is net voldoende.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bacheloropleiding Rechten van de K.U.Brussel.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De opleiding beschikt over een goed uitgerust leslokaal met de nodige voorzieningen. De bibliotheek van de K.U.Brussel beschikt over een beperkte en weinig actuele collectie over intellectuele rechten. Het is een bewuste keuze om voornamelijk te investeren in de collectie met betrekking tot intellectuele rechten in de bibliotheek van de K.U.Leuven, waar de studenten terecht kunnen, aangezien de opleiding een samenwerkingsverband tussen de K.U.Leuven en de K.U.Brussel vormt. De collectie aan de K.U.Leuven met betrekking tot intellectuele rechten is de uitgebreidste van België. De commissie betreurt evenwel dat de studenten geen kwalitatief hoogstaande collectie ter beschikking hebben aan de instelling waar ze les volgen (in casu de K.U.Brussel). Aangezien de opleiding een samenwerkingsverband is tussen beide instellingen en een aanvullende opleidingen is, weegt de te beperkte collectie met betrekking tot intellectuele rechten aan de K.U.Brussel minder door dan de goede andere materiële voorzieningen in Brussel en de goede collectie in Leuven.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door het ZAP en het AAP die betrokken zijn bij de opleiding. Dit wordt gewaardeerd door de studenten. Waar nodig biedt de centrale studentenadministratie de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. Zowel de materiële voorzieningen als de studiebegeleiding voldoen.
Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven | 331
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de K.U.Brussel en de faculteit Rechten, waar ook de Master in de Intellectuele rechten onder valt voor wat betreft de interne kwaliteitszorg, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor Rechten van de K.U.Brussel. De opleidingscommissie staat in voor de opvolging van de interne kwaliteitszorg.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten als voldoende. De commissie waardeert dat de opleiding in het verleden een aantal keren door de studenten geëvalueerd is. Zij pleit er wel voor om dit in de toekomst op periodieke basis te doen. De visitatiecommissie apprecieert tevens het bestaan van een aparte opleidingscommissie voor de Master in de Intellectuele rechten. Daarnaast worden veel problemen dankzij de kleinschaligheid van de opleiding via informeel aangekaart. Het zelfevaluatierapport is bondig maar duidelijk en voldoende zelfkritisch geschreven. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde, boden bovendien een waardevolle aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Problemen worden over het algemeen snel opgelost, zowel langs formele als langs informele weg. Zo werd er meer ATPondersteuning voorzien, dan bij de start van de opleiding. Dit was als zwak punt beoordeeld bij een evaluatie door studenten. Ook werd op vraag van de studenten de praktijkgerichtheid van het programma verhoogd door gastcolleges door praktijkmensen te organiseren. De opleiding werd niet eerder gevisiteerd en kon bijgevolg niet ingaan op geformuleerde aanbevelingen.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als goed. De studenten en medewerkers zijn in de verschillende organen vertegenwoordigd. Zij worden daarnaast ook langs informele weg betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Ook alumni werden bevraagd naar aanleiding van de visitatie. Zij worden ook jaarlijks uitgenodigd naar aanleiding van de diploma-uitreiking. Op die gelegenheid wordt ook steeds een vertegenwoordiger van het afnemend beroepenveld uitgenodigd als spreker. Het beroepenveld wordt voorts voornamelijk op informele wijze betrokken bij de opleiding en ook de deeltijdse ZAP-leden die naast hun academische taken actief zijn in de juridische prakrijk, brengen hun expertise in.
332 | Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt opgevolgd, onder andere door studentenbevragingen. Ook informeel worden problemen aangebracht en geremedieerd. Er werden een aantal verbetermaatregelen genomen. De betrokkenheid van medewerkers en studenten wordt georganiseerd in de opleidingscommissie. Alumni en het afnemend beroepenveld worden voornamelijk informeel betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. De studenten verwerven tijdens de opleiding een diepgaande kennis in het gebied van de intellectuele rechten. Dit blijkt onder andere uit het niveau van de examenvragen. De commissie vindt ook het niveau van de masterproeven goed. Een aantal masterproeven heeft in het verleden geleid tot een wetenschappelijke publicatie. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn zeer tevreden over de genoten opleiding. Ze getuigen dat het diploma een duidelijke meerwaarde betekent op de arbeidsmarkt. Ze vinden over het algemeen snel werk en worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. Alumni komen terecht in juridische diensten van bedrijven of in advocatenassociaties die hun expertise op het vlak van intellectuele rechten wensen te versterken. Anderen worden aangeworven in nationale en internationale administraties op het gebied van auteursrecht, merken, modellen of octrooien. Nog anderen vinden hun weg in beroepsfederaties of auteursverenigingen. Ook merken- en modellenbureau’s trekken alumni van de opleiding aan. De opleiding organiseert geen internationale studentenuitwisselingen, maar is in se internationaal gericht omwille van de tweetaligheid van het programma en de intrinsiek internationale gerichtheid van de intellectuele rechten.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages sinds de oprichting van de opleiding van de voltijdse studenten worden weergegeven in Grafiek 2 en die van de deeltijdse studenten in het eerste deel in Grafiek 3. Gemiddeld slagen 61% van de deeltijdse studenten in het eerste deel van het programma en zo’n 52% van de voltijdse studenten. De slaagcijfers schommelen sterk, zeker voor de deeltijdse studenten. Uit de doorstroomanalyse blijkt dat de ongeveer 70% van de studenten die het diploma behalen de opleiding dit binnen de voorziene studietijd doen. De gemiddelde studieduur ligt bij de voltijdse studenten gemiddeld op 1 jaar en 4 maanden en bij de deeltijdse studenten op 2 jaar en 5 maanden. De commissie vindt deze slaagcijfers net voldoende. Ze beveelt wel aan om een grondige analyse uit te voeren naar de oorzaken van het falen van de studenten.
Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven | 333
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de voltijdse studenten in de Master in de Intellectuele rechten. 70%
60%
60% 56%
53%
52% 50%
50%
43%
40% 98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
Grafiek 3 : Slaagpercentages van de deeltijdse studenten in het eerste deel van de Master in de Intellectuele rechten. 100%
80%
76% 70% 65%
63% 58%
60%
40%
35%
20%
0% 98-99
99-00
00-01
01-02
334 | Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven
02-03
03-04
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master in de Intellectuele rechten als positief. De doelstellingen
worden goed gerealiseerd. De studenten wordt een diepgaande kennis van het domein van de intellectuele rechten bijgebracht. Zij zijn over het algemeen tevreden over de genoten opleiding. Het studierendement voldoet.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in de Intellectuele rechten voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - de contacten met het beroepenveld in de toekomst op een meer gestructureerde manier aan te pakken; - een sterkere integratie van de opleidingsonderdelen te overwegen; - te overwegen of er keuzeopleidingsonderdelen kunnen aangeboden worden; - eventueel een of meerdere opleidingsonderdelen in het Engels aan te bieden; - blijvende inspanningen te doen om de interactiviteit van de hoorcolleges te verhogen; - een mondelinge verdediging aan de masterproef te koppelen.
Master in de Intellectuele Rechten - K.U.Brussel – K.U.Leuven | 335
336 |
Katholieke Universiteit Leuven De master na master Fiscaliteit
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd vanaf 2004-2005 de in 1990 opgerichte aanvullende opleiding Fiscaliteit omgevormd tot een eenjarige masteropleiding. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 24 tot en met 26 oktober 2005. Het masterprogramma liep op dat moment voor het tweede jaar.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Doelstelling Het doel van de opleiding Fiscaliteit is volgens het zelfevaluatierapport de studenten op grond van een algemene vorming in recht, economie, bedrijfseconomie of accounting een specialisatie aan te bieden over problemen van fiscaliteit met klemtoon op de nationale context, maar ook met de nodige aandacht voor Europese en internationale ontwikkelingen, met het oog op de uitoefening op hoog niveau van fiscale beroepsbezigheden: als advocaat aan de balie, consulent in de privé-sector, ambtenaar bij de overheid, verantwoordelijke in beleid en/of fiscale planning, of ten slotte lesgever en/of onderzoeker op universitair niveau.
Eindtermen Op het einde van de opleiding beschikt de afgestudeerde over: 1. een algemene wetenschappelijke kennis inzake fiscaliteit; 2. een breed en diep inzicht in belastingen en de belastingpolitiek op nationaal, Europees en internationaal vlak; 3. de professionele competentie om een fiscaal beroep uit te oefenen; 4. de vaardigheid om onderzoek te kunnen doen op dit domein en er de nodige beleidsaanbevelingen te kunnen uit afleiden; 5. de kennis en vaardigheid om diepgaand onderzoekswerk af te leveren gericht op specialisten evenals om vulgariserende publicaties te schrijven; 6. de specifieke kennis om het beroep van belastingadviseur uit te oefenen in België en in Europa; 7. de vaardigheden om zijn kennis op een gepaste manier over te brengen, hetzij in mondelinge, hetzij in geschreven vorm.
Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven | 337
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in de Fiscaliteit als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn zowel gericht op het verder ontwikkelen van fiscaal wetenschappelijke kennis van de fiscaliteit als op het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op het niveau van een beginnend onderzoeker of het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de Fiscaliteit stellen. Ze zijn bovendien specifiek gericht op het beroep van belastingadviseur. De studenten kunnen hun programma zodanig kiezen dat zij door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) volledig vrijgesteld worden van het toelatingsexamen tot de stage.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in de Fiscaliteit als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding wordt als voldoende beoordeeld. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van een opleiding Fiscaliteit.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma wil een ruime waaier van alle fiscale disciplines aanbieden, met uitzondering van douane en accijnzen, dat een zeer gespecialiseerd vakgebied is. Tezelfdertijd wenst het programma de mogelijkheid te bieden om dankzij het diploma van Master in de Fiscaliteit rechtstreekse toegang te verwerven tot de stage van belastingconsulent door een volledige vrijstelling van alle onderdelen van het toelatingsexamen. Om deze doelen te bereiken is het programma opgebouwd uit verschillende soorten opleidingsonderdelen. Er zijn verplichte opleidingsonderdelen, verplichte keuzeopleidingsonderdelen, vrije keuzeopleidingsonderdelen en de masterproef.
338 | Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven
Vooropleidingsonderdelen Alle (rechtstreekse dan wel na bijzondere toelating) toegelaten studenten dienen te voldoen aan een aantal begintermen, die betrekking hebben op bepaalde juridische en economische basisvaardigheden die van bijzonder belang zijn voor de beoefening van de fiscaliteit. Voor zover niet verworven, worden deze vaardigheden aangeleerd in een zogenaamd “vooropleidingsprogramma”, hetwelk gelijktijdig met de andere opleidingsonderdelen uit de masteropleiding wordt gevolgd. Zo leert de student tijdens het academiejaar de noodzakelijke vaardigheden aan. Concreet betreft het de volgende juridische disciplines voor studenten zonder juridische vooropleiding: handelsrecht, vennootschapsrecht en sociaal recht. Indien niet verworven nemen de studenten volgende opleidingsonderdelen als “vooropleidingsprogramma” op: ‘Handels- en faillisementsrecht’ (3 stp.), ‘Vennootschapsrecht’ (4 stp.), ‘Arbeids- en sociaal zekerheidsrecht’ (3 stp.). De economische disciplines, in voorkomend geval op te nemen door de studenten zonder economische vooropleiding, hebben betrekking op accountancy. Indien niet verworven nemen studenten de volgende opleidingsonderdelen in hun vooropleidingsprogramma op: ‘Inleiding tot de accountancy’ (6 stp.), ‘Vennootschapsboekhouden’ (3 stp.).
Verplichte opleidingsonderdelen (22 stp.) Het gaat hier vooral om disciplines die in de vooropleiding meestal niet aan bod komen: - ‘Registratie- en successierechten’ (4 stp.), - ‘Regionale en lokale belastingen’ (4 stp.), - ‘Fiscaal procesrecht’ (4 stp.), - ‘Boekhoudrecht’ (4 stp.) en - ‘Personenbelasting’ (6 stp.).
Verplichte keuzeopleidingsonderdelen (12 stp.) Daarnaast heeft de student de “verplichte keuze” uit twee van de vier volgende opleidingsonderdelen: - ‘Vennootschapsbelasting’ (6 stp.), - ‘BTW’ (6 stp.), - ‘European taxation’ (6 stp.), - ‘International taxation’ (6 stp.)
Vrije keuzeopleidingsonderdelen Het programma dient te worden aangevuld tot 60 studiepunten met keuzeopleidingsonderdelen die kunnen genomen worden uit - de twee nog niet opgenomen fiscale opleidingsonderdelen uit het lijstje “verplichte keuzeopleidingsonderdelen”;
Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven | 339
- opleidingsonderdelen uit de masterprogramma’s van rechten, economische of toegepaste economische wetenschappen. Omdat de vooropleiding zeer gevarieerd kan zijn, wordt hier een ruime keuzemogelijkheid gelaten, die evenwel onderworpen is aan de goedkeuring van het Faculteitsbureau. De bedoeling van deze keuzeopleidingsonderdelen is de student toe te laten zijn kennis te verdiepen, hetzij met gespecialiseerde fiscale opleidingsonderdelen, hetzij met andere juridische opleidingsonderdelen, hetzij met opleidingsonderdelen uit de faculteiten Rechtsgeleerdheid en Economische en toegepaste economische wetenschappen (die daar minimaal op het niveau van een initiële master worden ingericht). Op die manier heeft de faculteit een zo ruim mogelijke keuzevrijheid wensen te vrijwaren.
De masterproef (16 stp.) Voorts wensen de opleidingsverantwoordelijken de belangstelling te wekken voor onderzoek door middel van de masterproef en door een aantal professionele vaardigheden inzake mondelinge en geschreven presentatie bij te brengen via bijkomende eisen in de masterproef (zie 2.8.).
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als goed. De doelstellingen zijn adequaat vertaald in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt over het algemeen goede mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het programma omvat alle rechtstakken die noodzakelijk zijn voor de fiscalist. Wel betreurt de commissie dat de student een traject kan kiezen waarbij hij ‘BTW’ en of ‘Vennootschapsbelasting’ kan ontwijken. Dit zijn, haars inziens, essentiële opleidingsonderdelen voor een fiscalist. In de praktijk volgen evenwel zo goed als alle studenten beide opleidingsonderdelen. In de masterproef worden een aantal wetenschappelijke vaardigheden verder ontwikkeld door de student. Het programma biedt tevens de nodige flexibiliteit om zowel rekening te houden met de voorkennis van de student als met zijn ambities na het beëindigen van de opleiding. Dit wordt door de commissie gewaardeerd. Studenten kunnen door het volgen van een ‘IAB-traject’ een volledige vrijstelling verwerven van het toelatingsexamen tot de stage voor belastingsconsulent.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als goed. Het programma is sterk gericht op het verwerven van een diepgaande wetenschappelijke kennis van de subdomeinen van het fiscaal recht. Omwille van de gerichtheid op de eisen van het IAB, blijft er weinig ruimte over
340 | Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven
in het programma voor het ontwikkelen van wetenschappelijke vaardigheden en attitudes. Dankzij de invoering van de masterproef wordt hieraan wel voldoende aandacht besteed. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het fiscaal recht is goed. Ze wordt gewaarborgd door de expertise van het academisch personeel.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als goed. Het programma werd zodanig opgebouwd dat de studenten afhankelijk van hun vooropleiding en hun ambities na de opleiding hun pakket van opleidingsonderdelen kunnen samenstellen. De commissie waardeert deze grote soepelheid van het programma waardoor rekening gehouden kan worden met alle facetten van de moderne fiscaliteit. De opleidingsverantwoordelijken geven wel terecht aan dat de verdeling van de opleidingsonderdelen in het academiejaar 2004-2005 onevenwichtig was. Bijgevolg werden vanaf het academiejaar 2005-2006 meerdere opleidingsonderdelen in een ander semester geprogrammeerd, zodat de belangrijkste verplichte opleidingsonderdelen nu in het eerste semester moeten gevolgd worden, waarna in het tweede semester de nadruk ligt op keuzeopleidingsonderdelen en de masterproef. Gezien de verplichting voor een deel van de studenten om tijdens het eerste semester naast het programma een aantal ‘vooropleidingsonderdelen’ te volgen en de mogelijkheid om binnen de masterproef een ‘internationaal traject’ te kiezen dat niet enkel in het tweede semester valt, moet nog blijken of het programma zoals het vanaf 2005-2006 georganiseerd wordt, evenwichtig is.
2.4. Studieomvang De Masteropleiding in de Fiscaliteit telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. Uit een bevraging van de studenten blijkt dat in het academiejaar 2004-2005 de studiedruk globaal goed was, maar onevenwichtig gespreid; de studiedruk in het eerste semester was eerder beperkt, terwijl het tweede semester als veel te zwaar bevonden werd. De commissie waardeert dat er inspanningen gedaan werden om dit onevenwicht vanaf het academiejaar 2005-2006 weg te werken. Zij hoopt dat de studietijd van nabij zal opgevold worden om ook in de toekomst eventuele problemen snel op te sporen en te kunnen remediëren.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als goed. De commissie heeft vastgesteld dat er bijna uitsluitend gebruik gemaakt wordt van hoorcolleges.
Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven | 341
Dankzij de relatief kleine groepen studenten is er hierbij wel de nodige interactie mogelijk. De commissie vindt het dan ook geen groot probleem dat er voornamelijk gebruik gemaakt wordt van deze werkvorm. In enkele opleidingsonderdelen wordt tevens gewerkt met literatuur en beoordeling op individuele papers (bv. ‘Regionale en lokale belastingen’). Voorts vindt de commissie het aangeboden cursusmateriaal goed en zeer actueel. Er wordt zowel gebruik gemaakt van cursussen als van readers. In enkele gevallen wordt bijkomende informatie tijdens het academiejaar ter beschikking gesteld langs het elektronisch leerplatform Toledo. Dit leerplatform zou echter intensiever kunnen gebruikt worden.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en toetsing als voldoende. Ze heeft een veelheid van examenopgaven ingekeken en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. Een groot deel van de examens is sterk praktijkgericht. Op die manier wordt getest of de studenten de aangeleerde stof kunnen toepassen in relevante situaties. Zowel kennis en inzicht als vaardigheden en attitudes worden getoetst. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van schriftelijke examens, al dan niet met open boek. Voor enkele opleidingsonderdelen wordt permanente evaluatie toegepast. De studenten met wie de commissie sprak, pleiten wel voor meer mondelinge examens. De commissie steunt deze vraag; mondelinge examens bieden namelijk de kans om een aantal vaardigheden te testen die moeilijker te testen zijn door middel van schriftelijke examens. De studenten worden geïnformeerd over de gebruikte examenvormen via de syllabi.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. De masterproef werd voor het eerst georganiseerd in 2004-2005. Het oude programma kende geen masterproef. Er werd gekozen om verschillende trajecten aan te bieden: een eerder klassiek Nederlandstalig traject in de vorm van een begeleide verhandeling met vrije keuze van de studenten, dan wel een internationaal, Europees en Engelstalig traject. In 2004-2005 hebben 7 studenten op gemiddeld 50 voor het tweede traject gekozen.
Nederlandstalig traject Het Nederlandstalig traject houdt een individueel begeleide verhandeling, met als hoogste doelstelling een tekst die als artikel in een internationaal of landelijk fiscaal tijdschrift kan worden gepubliceerd. Het eerste jaar werden er in totaal 94 onderwerpen verbonden met het onderzoek van het Instituut voor Fiscaal Recht, voorgesteld. Voor het promotorschap wordt uitsluitend een beroep gedaan op ZAP-leden aangevuld met één doctor in het fiscaal recht. Voor de begeleiding wordt een beroep
342 | Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven
gedaan op ZAP’ers, op assistenten met minstens vier jaar anciënniteit, die werken aan een doctoraal proefschrift en in beperkte mate op vrije medewerkers die beroepsmatig bezig zijn in het domein van het bestudeerde onderwerp. Vanaf 2005-2006 wordt een controle van de begeleiding aan de hand van een masterproefkaart ingevoerd. Voor de quotering worden telkens twee personen ingezet van dezelfde categorieën. Principieel worden alle masterproeven afgesloten met een mondelinge verdediging in aanwezigheid van de promotor en de lector. De quotering geschiedt door zowel promotor als lector. De commissie vindt dit klassieke traject goed uitgewerkt. De masterproeven die zij ingekeken heeft, zijn van goede kwaliteit. Wel heeft ze van een aantal studenten vernomen dat de begeleiding niet steeds optimaal is. Ook wordt in het zelfevaluatierapport aangegeven dat omwille van een samenloop van omstandigheden de administratieve ondersteuning in het academiejaar 2004-2005 problematisch verlopen is.
Engelstalig, internationaal traject Binnen het internationaal traject zijn er twee opties. Enerzijds kan deelgenomen worden aan de “Wintercourse”. Anderzijds biedt de opleiding de studenten de kans om deel te nemen aan de “European Tax College Moot Court Competition”. Deelname aan een van beide initiatieven vervangt de traditionele masterproef. Bij de “Winter Course” bestaat de opdracht erin een gemeenschappelijk onderwerp van Europees, internationaal of vergelijkend belastingrecht te bestuderen aan de hand van een vragenlijst die wordt opgesteld door de professoren van verschillende universiteiten. De studenten schrijven individueel een rapport over het onderwerp dat ze toegewezen krijgen, onder begeleiding van een professor en een assistent. Eind maart of begin april worden alle studenten (ongeveer 60) samengebracht gedurende een week, om dan met de studenten van de andere universiteiten die hetzelfde onderwerp bestudeerd hebben een gezamenlijk rapport in te dienen en een voorstel te doen “de lege ferenda” over internationaal of Europees belastingrecht. De professoren begeleiden de discussies en de redactie van de teksten, die op de slotdag ook mondeling worden gepresenteerd. De hele operatie gebeurt in het Engels. Per universiteit kunnen zes studenten aan het seminarie deelnemen. Afhankelijk van de kwaliteit van het geleverde werk wordt er soms in internationale of Europese tijdschriften gerapporteerd. Een tweede mogelijkheid om door een internationale uitwisseling de masterproef in te vullen bestaat in deelname aan de “European Tax College Moot Court Competition”. Vijf studenten kunnen deelnemen aan deze internationale pleitwedstrijd die georganiseerd wordt door het European Tax College. De studenten krijgen een gemeenschappelijke casus die wordt opgesteld door een professional in het internationale en Europese belastingrecht en moeten hierover een memorandum opstellen als eiser (max. twee studenten) en/of als verweerder (max. twee studenten). Eén student mag meedoen als “counsel” van de twee ploegen, hij moet ook een afzonderlijk artikel maken over de beslissing. De
Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven | 343
memoranda worden gequoteerd door twee onafhankelijke buitenlandse professoren. Dan komen de studenten allemaal samen gedurende tien dagen om deel te nemen aan seminaries, studiebezoeken (Hof van Justitie van de EG, Europese Commissie en/of Raad) en tegen elkaar te pleiten voor een internationale rechtbank samengesteld uit professoren, fiscale experten en fiscale rechters. De memoranda en de pleidooien van deze wedstrijd worden in aanmerking genomen als masterproef. De commissie waardeert deze mogelijkheden die de studenten geboden worden om deel te nemen aan internationale initiatieven van hoog niveau.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor master als voldoende. De toelatingsvoorwaarde is een diploma van een academische opleiding van twee cycli of een masteropleiding. De opleiding richt zich wel voornamelijk op studenten met een juridische of economische vooropleiding. Afhankelijk van de vooropleiding moeten de studenten een aantal ‘vooropleidingsonderdelen’ volgen (zie 2.1.). Door middel van deze opleidingsonderdelen wordt gewaarborgd dat alle studenten minimaal over een zelfde basiskennis beschikken. De opleiding blijkt dan ook adequaat aan te sluiten bij de vooropleiding van de studenten. In het verleden is gebleken dat een aantal Franstalige studenten zich inschrijven en deze studenten niet altijd over de noodzakelijke kennis van het Nederlands beschikken. Om dit in de toekomst te vermijden zal een taalproef worden ingevoerd als bijkomende toelatingsvoorwaarde voor studenten die niet over een Nederlandstalig diploma beschikken. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding Fiscaliteit over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld gaat het om 55 studenten per jaar. Hiermee is de opleiding onder vergelijkbare opleidingen de grootste in Vlaanderen.
344 | Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Fiscaliteit van de K.U.Leuven 80
60
40
20
50
53
54
56
94-95
95-96
96-97
97-98
35
51
64
99-00
00-01
52
57
73
0
98-99
01-02
02-03
03-04
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het programma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties binnen de voorziene studietijd te bereiken. De samenhang van het programma is goed. De afstemming van de vormgeving en de inhoud is voldoende. Er zijn voornamelijk hoorcolleges. Gezien de groepsgrootte kunnen die echter interactief verlopen. Het niveau van de beoordeling en van de toetsing voldoet. Er zijn voornamelijk schriftelijke examens. Meer mondelinge examens zouden een meerwaarde kunnen bieden. Het studiemateriaal is actueel en van zeer goede kwaliteit. De masterproef kan zowel ingevuld worden als een klassieke eindverhandeling als in de vorm van een internationale uitwisseling. De toelatingsvoorwaarden voldoen en de opleiding sluit in het algemeen goed aan bij de kwalificaties van de instromende studenten.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als voldoende.
Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven | 345
De deskundigheid en de onderwijsbetrokkenheid van de staf zijn goed. De commissie heeft geen klachten vernomen over de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geeft blijk van veel inzet voor haar onderwijsopdrachten. In het personeelsbeleid wordt relatief weinig aandacht besteed aan onderwijskundige kwaliteiten. De commissie betreurt wel dat bij een eerste aanstelling dit aspect slechts in beperkte mate in rekening gebracht wordt. De commissie waardeert de onderwijskundige professionalisering die aan AAP-leden en beginnende docenten aangeboden wordt door de centrale Dienst Universitair Onderwijs.
3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat alle domeinen van het fiscaal recht goed vertegenwoordigd zijn in de huidige personeelsbezetting. Ze heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat zij over het algemeen een goede wetenschappelijke output genereren in hoogstaande tijdschriften. Er zijn bovendien goede internationale contacten en uitwisselingen op het vlak van onderzoek. Het feit dat zo goed als alle ZAP- en AAP-leden binnen de opleiding ook actief zijn in de fiscale praktijk waarborgt een goede band met en kennis van de beroepspraktijk.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. De cijfers die met betrekking tot de kwantiteit van het personeel in het zelfevaluatierapport opgenomen werden, hebben steeds betrekking op de volledige faculteit Rechtsgeleerdheid. Het is dus niet mogelijk om specifieke cijfers te geven. De commissie betreurt dit. Op basis van de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek had met de betrokkenen bij de opleiding, kan zij echter afleiden dat de opleiding over een vrij beperkte staf beschikt. Dit blijkt een goede individuele begeleiding van de masterproeven moeilijk te maken.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand is vrij beperkt. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten zijn goed. Ook de onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn adequaat en worden gestimuleerd door het feit dat de nagenoeg alle ZAP- en AAP-leden naast hun academische taken ook in de fiscale praktijk actief zijn.
346 | Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De faculteit Rechtsgeleerdheid beschikt over voldoende en goed uitgeruste leslokalen en auditoria. Ook de ICT-voorzieningen voldoen. De facultaire bibliotheek is globaal goed uitgerust. De commissie betreurt evenwel het gebrek aan een goed aanbod aan internationale fiscale boeken en tijdschriften. De studenten worden doorverwezen naar de bibliotheek van het International Bureau for Fiscal Documentation in Amsterdam. Het elektronisch leerplatform biedt veel kansen voor communicatie met de studenten en voor interactie. Dit platform kan echter nog meer gebruikt worden.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. Zowel de instroombegeleiding als de studiebegeleiding gebeurt door een AAP-lid. Deze begeleiding wordt gewaardeerd door de studenten. Er wordt evenwel gepland om de instroombegeleiding in de toekomst door het algemeen faculteitssecretariaat te laten afhandelen en de begeleiding tijdens de studies aan een lid van de afdeling toe te vertrouwen. De commissie betreurt dat de huidige, gewaardeerde, situatie zou veranderd worden. De vakinhoudelijke begeleiding die gebeurt door het ZAP en het AAP dat betrokken zijn bij de opleiding, is goed volgens de commissie. Waar nodig biedt de faculteitssecretariaat de nodige ondersteuning en helpt de centrale Dienst Studieadvies studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen. Ook de studievoorlichting voldoet. Deze wordt door de faculteit en door de centrale Dienst Studieadvies verzorgd.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen zijn voldoende. De bibliotheek is globaal goed uitgerust, maar mist een goede collectie m.b.t. het internationaal fiscaal recht. De studiebegeleiding wordt gewaardeerd, maar zal in de toekomst aangepast worden.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de K.U.Leuven dat ook binnen de faculteit Rechtsgeleerdheid, waaronder de Master in de Fiscaliteit valt, wordt toegepast,
Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven | 347
wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Fiscaliteit beschikt niet over een eigen POC (Permanente OnderwijsCommissie). De POC Rechten staat in voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten voor de Master in de Fiscaliteit als voldoende. Op het moment dat de visitatiecommissie de opleiding in Leuven bezocht, was er geen systeem in voege dat de kwaliteit van het verstrekte onderwijs meet door veralgemeende bevraging van alle studenten. Er zijn plannen voor een nieuw systeem dat de kwaliteit van het onderwijs systematisch moet bewaken. De commissie vindt het essentieel dat dit zo snel mogelijk ingevoerd wordt, zodat iedere lesgever op regelmatige basis feedback krijgt over zijn didactische prestaties en zich waar nodig op basis hiervan kan aanpassen. Zij waardeert evenwel dat er in 2004-2005 occasioneel een elektronisch bevraging werd georganiseerd bij de studenten. Ondanks de beperkte respons, geeft deze bevraging een eerste indruk over de vernieuwde opleiding. De visitatiecommissie betreurt dat de opleiding Fiscaliteit niet over een eigen POC beschikt. De POC Rechten volgt de opleiding wel op, maar wordt niet specifiek samengesteld met het oog op de opleiding Fiscaliteit. Er zijn dan ook vaak geen studenten uit de opleiding lid van dit orgaan. Enkel via informele weg worden problemen aangebracht. De zelfevaluatie is vrij summier, maar wel duidelijk en voldoende informatief over de meeste onderwerpen. Ze is tevens voldoende zelfkritisch. Het bezoek aan de opleiding vormde hierop een waardevolle aanvulling.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering voor de Master in de Fiscaliteit als voldoende. Ondanks het gebrek aan een systeem van interne kwaliteitszorg en het ontbreken van een eigen POC, worden belangrijke problemen, zoals het onevenwicht in de studiebelasting, snel bijgestuurd. Gezien deze visitatiecommissie de eerste is die de opleiding beoordeelt, konden de opleidingsverantwoordelijken geen rekening houden met de aanbevelingen van vorige visitatiecommissies.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. Een aantal ZAP-leden zijn vertegenwoordigd in de POC. Omwille van de gemeenschappelijke POC Rechten, is het moeilijk om studenten van de opleiding hiervoor te vinden. Studenten worden bijgevolg informeel bij de opleiding betrokken. De commissie betreurt dat de betrokkenheid van
348 | Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven
alumni enkel door middel van informele contacten wordt gerealiseerd. Het afnemend beroepenveld wordt betrokken bij de opleiding via de deeltijdse lesgevers die hun ervaring ter beschikking stellen. Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg positief. Regelmatige studentenbevragingen
ontbreken, maar er zijn wel plannen om deze opnieuw in te voeren. Problemen worden wel informeel aangebracht en naar aanleiding van de invoering van de masteropleiding werden de studenten occasioneel bevraagd. De betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het afnemend veld verloopt voornamelijk langs informele contacten. Belangrijke problemen worden evenwel adequaat verholpen. Het zelfevaluatierapport is bondig, maar voldoende zelfkritisch.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de genoten opleiding en de alumni worden over het algemeen gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. Ook op basis van het niveau van de masterproeven en de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. De studenten worden bovendien volledig vrijgesteld van het toelatingsexamen voor de stage als belastingsconsulent. Internationale studentenuitwisselingen worden enkel georganiseerd in het kader van de masterproef. Gezien de inhoud van de opleiding vindt de commissie dit voldoende. De commissie betreurt wel dat de opleiding niet over betrouwbare uitstroomgegevens beschikt.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Gemiddeld liggen die op 79%. Over de gemiddelde studieduur die de afgestudeerden nodig hebben om de opleiding af te ronden, werden geen gegevens ter beschikking gesteld van de visitatiecommissie.
Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven | 349
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Fiscaliteit.
88%
83%
83% 79%
88%
70%
74%
75%
76%
72%
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master in de Fiscaliteit als positief. De afgestudeerden hebben een goede kennis van het fiscaal recht en vinden zeer snel werk. Het studierendement voldoet.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in de Fiscaliteit voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - de opleidingsonderdelen ‘BTW’ en ‘Vennootschapsbelasting’ verplicht op te nemen in het programma; - meer gebruik te maken van mondelinge examens; - de huidige gewaardeerde invulling van de instroombegeleiding te behouden; - de studenten, de medewerkers, de alumni en vertegenwoordigers van het afnemend veld op een meer structurele manier bij de interne kwaliteitszorg te betrekken.
350 | Master in de Fiscaliteit - K.U.Leuven
Universiteit Antwerpen De master na master in het Fiscaal recht
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd de in 1995 opgerichte aanvullende opleiding in het Fiscaal recht in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een master na masteropleiding. Deze opleiding wordt zowel in dag- als in avondonderwijs aangeboden. Wanneer de commissie deze varianten verschillend beoordeelt, zal zij dit expliciet vermelden. De afwezigheid van een verwijzing naar een van beide varianten wijst erop dat beide varianten hetzelfde oordeel krijgen. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 21 tot en met 23 november 2005.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De algemene opleidingsdoelstellingen zijn volgens het zelfevaluatierapport de volgende: De Master in het Fiscaal Recht beoogt de vorming van specialisten in het fiscaal recht. De opleiding wil een diepgaande kennis en onderzoeksvaardigheid verschaffen in de verschillende deelgebieden van het fiscaal recht. Gelet op de vaak onduidelijke en snel evoluerende fiscale wetgeving, wordt bij de opleiding de nadruk gelegd op het bijbrengen van vaardigheden om zelfstandig, creatief en synthesegericht de belastingwetgeving te bestuderen. In dit licht wordt uiteraard aandacht besteed aan de wisselwerking tussen het belastingrecht enerzijds en de andere rechtstakken en de economische disciplines anderzijds. De student moet aldus een grondig inzicht verwerven in de systematiek en in de methodologie van het fiscaal recht. De opleiding moet de student in staat stellen fiscaaljuridische problemen te onderkennen en te conceptualiseren met behulp van bestaande begrippenkaders of door de aanwending van nieuwe begrippen die coherent zijn met het bestaande juridische systeem. Voorts is het de bedoeling van de opleiding om een specialist te vormen die het fiscaal recht op een kritische en reflexieve wijze kan plaatsen in zijn maatschappelijke context. Ten slotte streeft de opleiding ernaar een specialist te vormen die inzake fiscale problemen juridisch onderbouwde stellingen kan innemen en verdedigen en die maatschappelijk en juridisch verdedigbare oplossingen zowel ten aanzien van leken als ten aanzien van vakgenoten helder kan uiteenzetten, zowel mondeling als schriftelijk.
Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen | 351
De afgestudeerde Master in het Fiscaal Recht is in staat om, mede afhankelijk van zijn vooropleiding, als een autonoom en creatief fiscalist door zijn specialisatie in het fiscaal recht een succesvolle beroepsloopbaan uit te bouwen als fiscaal advocaat, belastingconsulent, bedrijfsjurist, fiscaal medewerker in het notariaat, ambtenaar bij de Federale overheidsdienst Financiën of bij de regionale overheidsdiensten, als magistraat, in het onderwijs, of als wetenschappelijk vorser aan een universiteit of hogeschool. Deze algemene doelstellingen worden in het zelfevaluatierapport verder geconcretiseerd in eindtermen.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn gericht op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis in het fiscaal recht. De master moet zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten en over de nodige algemene en specifieke beroepsgerichte competenties beschikken om de verworven wetenschappelijke kennis zelfstandig te kunnen aanwenden op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als goed. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in het Fiscaal recht stellen. Gezien de sterke nationale gerichtheid van de opleiding werden de doelstellingen niet onderworpen aan een internationale vergelijking. De doelstellingen worden bovendien regelmatig getoetst aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld en zijn afgestemd op de toelatingseisen voor verschillende fiscaal juridische functies. De opleiding biedt de afgestudeerden de kans om een aanzienlijk aantal vrijstellingen te behalen voor het toelatingsexamen tot de stage als belastingconsulent bij het IAB. De opleiding speelt ook in op de specifieke vormingsvereisten voor fiscale magistraten. De kandidaatrechter in een fiscale kamer van de rechtbank van eerste aanleg heeft voordeel bij een diploma waaruit een specialisatie in het fiscaal recht blijkt (art. 190 § 2 ter Ger.W.). Hetzelfde geldt voor de substituut-procureur des Konings, gespecialiseerd in fiscale zaken, die blijk moet geven van een bijzondere kennis van het fiscaal recht (art. 190 § 4 juncto art. 357, § 1, 4° en 6° Ger. W.).
352 | Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in het Fiscaal recht als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding worden als voldoende beoordeeld. De opleiding richt zich zowel op de wetenschappelijk onderbouwde toepassing van het fiscaal recht als op het wetenschappelijk onderzoek in dit domein. Aan de domeinspecifieke eisen wordt goed voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van een opleiding in het Fiscaal recht.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma van de specialisatieopleiding Fiscaal recht wordt in twee fases omgevormd tot het nieuwe master na master programma. In 2004-2005 werd een licht aangepast programma ingevoerd (huidig curriculum), dat in 2007-2008 door een definitief programma zal vervangen worden.
Het huidig curriculum Essentieel in de Master in het Fiscaal Recht is het verwerven van een diepgaande kennis van de verschillende onderdelen van het fiscaal recht. Er wordt dan ook veel belang gehecht aan de studie van de basisonderdelen van het fiscaal recht. Het huidige curriculum bestaat uit 11 plichtvakken (41 studiepunten), 1 keuzeopleidingsonderdeel (ten minste 3 studiepunten) en een masterproef (16 studiepunten). De plichtvakken komen overeen met de basisonderdelen van het fiscaal recht: ‘Algemene beginselen van het belastingrecht’, ‘Grondige studie personenbelasting’, ‘Grondige studie vennootschapsbelasting’, ‘Grondige studie BTW’, ‘Grondige studie fiscale taxatieprocedure’, ‘Grondige studie fiscale geschillenprocedure’, ‘Grondige studie fiscaal strafrecht’, ‘Internationaal en vergelijkend fiscaal recht’, ‘Registratie- en successierechten’, ‘Accountancy en fiscaliteit’ en ‘Europees belastingrecht’. Zij vormen de kern van de opleiding. Het onderscheid tussen grondige studies en andere opleidingsonderdelen is voornamelijk te verklaren door historische redenen. In de praktijk is het onderscheid in aanpak tussen de fiscale opleidingsonderdelen die als grondige studie worden aangemerkt en de andere fiscale opleidingsonderdelen niet essentieel. De keuzeopleidingsonderdelen in het huidige curriculum kunnen in twee categorieën worden ingedeeld. Enerzijds zijn er fiscale opleidingsonderdelen die niet tot de sleutelkennis behoren: ‘Douane en accijnzen’ en ‘Lokale en regionale belastingen (m.i.v. milieubelastingen)’. Anderzijds zijn er opleidingsonderdelen die naar gelang van de vooropleiding van de student kunnen dienen als bijkomende ondersteunende opleidingsonderdelen: ‘Financiële wetgeving’, ‘Publieke economie en publieke financiën’, ‘Grondige studie vennootschapsrecht’ en ‘Grondige studie recht van de Europese
Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen | 353
unie’. Studenten met een uitgesproken economische vooropleiding zijn meer geneigd om de ondersteunende juridische opleidingsonderdelen te volgen. Studenten met een juridische opleiding kiezen veelal voor de bijkomende fiscale opleidingsonderdelen. De mogelijkheid bestaat tevens om te Brussel één of meer keuzeopleidingsonderdelen te volgen aan de Ecole Supérieure des Sciences Fiscales (E.S.S.F.). Ten slotte is er de masterproef, die uit drie onderdelen bestaat: eindverhandeling, fiscale planningstrategie (met twee onderdelen: internationaal belastingbeleid en nationaal belastingbeleid) en fiscale rapportering (zie 2.8.).
Het definitieve curriculum Het definitieve curriculum (vanaf 2007-2008) bestaat eveneens uit plichtvakken, keuzeopleidingsonderdelen en een masterproef. Hoewel de opdeling tussen plicht- en keuzeopleidingsonderdelen in het definitieve curriculum verschilt van die van het huidige curriculum, blijft ook in het definitieve curriculum de zorg centraal om alle basisonderdelen van het fiscaal recht aan te bieden. De herschikking in het curriculum is ingegeven door de zorg om beter dan voorheen rekening te houden met de uiteenlopende vooropleidingen van de studenten, met het gewijzigde curriculum van deze vooropleiding en met de diverse uitstroommogelijkheden. Naast de stam van zes plichtvakken voorziet het definitieve curriculum in een stam van vier grondslagenvakken en hulpwetenschappen waarvan minstens één opleidingsonderdeel moet worden gekozen en in een stam van vier fiscale keuzeopleidingsonderdelen. In de praktijk komt dit erop neer dat elke student minstens drie van de vier fiscale keuzeopleidingsonderdelen zal moeten volgen.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als voldoende. De commissie vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt studenten de mogelijkheid om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. De commissie waardeert dat de belangrijke aspecten van het fiscaal recht uitgediept worden in de opleiding. De commissie betreurt wel dat een groot deel van de opleidingsonderdelen ook aan de Master in de Rechten zullen aangeboden worden. Ze is namelijk van mening dat een master na master een verdieping moet bieden van de in de Master in de Rechten opgedane kennis. De commissie vindt het goed dat een samenwerkingsverband met de E.S.S.F. studenten toelaat om een keuzeopleidingsonderdeel in het Frans te volgen. Ze heeft echter vastgesteld dat er weinig gebruik gemaakt wordt van deze mogelijkheid. Ze beveelt de opleidingsverantwoordelijken dan ook aan om de studenten meer te stimuleren om gebruik te maken van deze unieke mogelijkheid. De commissie vindt het voorts positief dat in het ‘definitieve programma’ nog meer aandacht
354 | Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen
besteed wordt aan de afstemming van het programma op de noden van studenten met verschillende vooropleidingen. Ten slotte vindt de commissie het goed dat het programma zo goed mogelijk afgestemd is op de toelatingsvoorwaarden voor fiscale beroepen. Zo blijft een opleidingsonderdeel ‘Ethiek’ of ‘Beroepsdeonthologie’ voor de commissie van wezenlijk belang. Voor de werkstudenten is het programma gebaseerd op zelfstudie met begeleiding. Zij volgen dezelfde opleidingsonderdelen als de dagstudenten, maar er wordt in minder contacturen voorzien.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als voldoende. In het programma is er de nodige aandacht voor diepgaande kennisontwikkeling in de essentiële onderdelen van het fiscaal recht. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied wordt gegarandeerd door de ZAP-leden die het onderwijs verzorgen. Een deel van hen is bovendien actief in de fiscale praktijk. Een aantal studenten vindt dat het programma te te weinig aandacht besteedt aan de aansluiting met de juridische praktijk. De onderzoeksattitude en -vaardigheden worden vooral in het kader van de masterproef verder nagestreefd.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als voldoende. Het grootste deel van de opleidingsonderdelen wordt op semesteriële basis aangeboden. Daarnaast worden ook een aantal jaarvakken georganiseerd. Over de semesterialisering van het ‘definitieve’ programma bestaat nog geen uitsluitsel. De verschillende opleidingsonderdelen vertonen geen overbodige overlappingen. Voor de studenten die de opleiding over twee jaar spreiden ligt de nadruk in het eerste jaar op het materiële fiscaal recht en in het tweede jaar op het formele belastingsrecht.
2.4. Studieomvang De Master in het Fiscaal recht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. In het verleden werden geen formele studietijdmetingen uitgevoerd. Dit zal pas gebeuren wanneer de initiële Master in de Rechten geïmplementeerd is. Er werd wel al een analyse van het curriculum, lessen- en examenroosters op papier uitgevoerd op basis van de begrote studietijd. Op basis van haar gesprekken met de alumni en de studenten, meent de commissie echter te mogen besluiten dat er
Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen | 355
over het algemeen geen grote afwijkingen zijn tussen de begrote en de reële studietijd. Toch dringt de commissie erop aan dat de studietijd meer van nabij zou opgevolgd worden en dat niet gewacht wordt tot de Master in de Rechten ingevoerd is.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van hoorcolleges. Deze worden over het algemeen aan een kleine groep studenten gegeven en kunnen dus vrij interactief aangeboden worden. In het ‘definitieve programma’ zullen aan de belangrijkste opleidingsonderdelen steeds werkcolleges gekoppeld worden die de docent de gelegenheid moeten geven om de kennis te toetsen, te verduidelijken en desgevallend verder uit te diepen aan de hand van concrete praktische casussen. De commissie hoopt dat dit tegemoet kan komen aan de wens van een aantal studenten om de praktijkcomponent in de opleiding te versterken. Voorts moeten de studenten voor meerdere opleidingsonderdelen opdrachten uitvoeren. De masterproef biedt de kans om wetenschappelijke vaardigheden verder te ontwikkelen. Het studiemateriaal bestaat voornamelijk uit syllabi, handboeken en wetboeken. Ook worden teksten en presentaties elektronisch ter beschikking gesteld. Voor de avondstudenten worden tevens lesnotities ter beschikking gesteld. Het studiemateriaal is actueel en van goede kwaliteit.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en toetsing als goed. Ze heeft de ter beschikking gestelde examenopgaven bestudeerd en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. De toetsing is zowel gericht op kennis en inzicht als op vaardigheden en attitudes en gaat na of de beoogde doelstellingen bereikt worden. De commissie waardeert het evenwicht tussen mondelinge examens, al dan niet met schriftelijke voorbereiding, schriftelijke open boek examens en andere schriftelijke examens. In een aantal gevallen wordt ook gebruik gemaakt van permanente evaluatie. In de ECTS-fiches wordt de examenvorm vermeld. Ook in de lessen wordt hierover over het algemeen de nodige informatie gegeven.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. In het huidige curriculum zijn aan de masterproef 16 studiepunten toegekend. Deze bestaat uit drie onderdelen: de eindverhandeling (50%), fiscale planningstrategie (30%), fiscale rapportering (20%).
356 | Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen
De eindverhandeling De eindverhandeling gaat over een specifiek probleem uit een tak van het belastingrecht naar keuze. Het onderwerp wordt gekozen uit een lijst van onderwerpen die in de regel door de docenten van de opleiding worden voorgesteld, maar het onderwerp kan ook door de student zelf voorgelegd worden. In deze verhandeling moet de student het bewijs leveren dat hij in staat is - onder promotorschap van één van de professoren - om zelfstandig over een specifiek fiscaal probleem inzicht te verwerven en helder te rapporteren. Als uitgangspunt wordt vooropgesteld dat de eindverhandeling de omvang en de kwaliteit zou moeten benaderen van een in een fiscaal tijdschrift publiceerbaar artikel. Bij de keuze van het onderwerp van de eindverhandeling wordt ingespeeld op actuele thema’s van en ontwikkelingen in het belastingrecht. De eindverhandeling wordt beoordeeld door de promotor die hierover schriftelijk verslag uitbrengt. In het definitieve curriculum geschiedt de beoordeling door de promotor en een assessor die deel uitmaakt van het docentenkorps van de opleiding Fiscaal recht. Beiden brengen een schriftelijk verslag uit, na een mondelinge verdediging door de student.
Fiscale planningstrategie Een tweede onderdeel van de masterproef bestaat erin een volledige casus te beantwoorden in het raam van het opleidingsonderdeel ‘Fiscale planningstrategie’ dat twee delen heeft, nl. nationaal en internationaal belastingbeleid. De in de praktijk gewaardeerde vaardigheid om de gefractioneerde kennis van de diverse onderdelen van het belastingrecht te bundelen en toe te passen op concrete problemen, wordt in dit onderdeel van de masterproef getoetst.
Fiscale rapportering ‘Fiscale rapportering’ is het derde onderdeel van de masterproef. Hierin maakt de student kennis met de verschillende documenten die natuurlijke personen en rechtspersonen aan de fiscale administraties moeten bezorgen, zowel inzake directe als inzake indirecte belastingen. Aan de hand van een praktijkgeval wordt de inhoud van het betrokken document bestudeerd. In het bijzonder wordt daarbij de nadruk gelegd op het nut van de door de belastingplichtige te verstrekken gegevens en het gebruik ervan door de fiscale administraties. Studenten worden op basis van opdrachten en deelname aan de groepsdiscussies beoordeeld. Voor de werkstudenten wordt voorzien in vervangende opdrachten die door de docent worden toegelicht tijdens een bijeenkomst en door de studenten worden verdedigd op het mondeling examen.
Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen | 357
De commissie waardeert het concept van de eindverhandeling zoals deze beschreven is. Zij vindt het positief dat het niveau van een wetenschappelijke publicatie nagestreefd wordt en dat er een mondelinge verdediging aan gekoppeld wordt. Zij heeft evenwel van de studenten vernomen dat de begeleiding beter gestructureerd zou mogen worden. De argumentatie van de opleidingsverantwoordelijken dat dit moeilijk is omwille van de combinatie van (voltijdse en deeltijdse) werkstudenten en dagstudenten, lijkt haar onvoldoende. De commissie beveelt dan ook aan om de begeleiding bij de masterproef meer gestructureerd te organiseren. De commissie heeft eindverhandelingen kunnen inkijken en is van mening dat het niveau ervan voldoet. De commissie apprecieert de aandacht voor ‘fiscale planningstrategie’ en ‘fiscale rapportering’, maar betwijfelt of de integratie ervan in het opleidingsonderdeel ‘Masterproef’ de meest geschikte oplossing is.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als goed. Licentiaten in de rechten worden rechtstreeks tot de opleiding toegelaten. Licentiaten met een economische vooropleiding worden toegelaten mits het slagen voor een toelatingsexamen waarin nagegaan wordt of ze over voldoende juridische voorkennis beschikken. De aansluiting van de opleiding met de kwalificaties van de afgestudeerden blijkt dan ook goed te zijn. De opleiding wordt zowel in dagonderwijs als in avondonderwijs aangeboden om een breed doelpubliek toe te laten tot de opleiding. Gemiddeld schreven zich sinds de oprichting van de opleiding in 1995 gemiddeld 18 voltijdse studenten per jaar in (zie Grafiek 1). Jaarlijks schrijven zich daarenboven 19 studenten in in het eerste deel van de deeltijdse opleiding (zie Grafiek 2). Bij de dagstudenten gaat het voornamelijk om studenten die de opleiding aansluitend op hun basisopleiding volgen. De avondstudenten zijn vaak vijf tot tien jaar afgestudeerd.
358 | Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen
Grafiek 1 : Aantal voltijdse studenten per academiejaar in de opleiding Fiscaal recht 30
20
10
21
21
18
16
14
17
14
22
18
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
0
Grafiek 2 : Aantal deeltijdse studenten per academiejaar in het eerste deel van de opleiding Fiscaal recht 30
20
10
14
27
21
20
21
19
22
12
13
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
0
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat en dit zowel voor het dag- als voor het avondprogramma. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties te bereiken en de opleiding is van academisch niveau. Het programma is voldoende samenhangend. De studeerbaarheid stelt geen problemen, maar wordt niet structureel opgevolgd. De afstemming van de vormgeving op de inhoud voldoet. Er is een sterke nadruk op hoorcolleges. Ook het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. De vorm en het niveau van de beoordeling en van
Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen | 359
de toetsing zijn aangepast aan het niveau van het doelpubliek. Er worden zowel mondelinge als schriftelijke examens afgenomen. De toelatingsvoorwaarden zijn adequaat uitgewerkt.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als voldoende. De commissie waardeert dat in de selectie van de lesgevers grote aandacht is gegaan naar het aantrekken van deeltijdse ZAP en AAP-leden met een wetenschappelijk profiel en daarenboven een zeer gedegen praktijkervaring, wat een duidelijke meerwaarde betekent voor de opleiding. De commissie vindt de vakinhoudelijke en didactische kwaliteit en de onderwijsbetrokkenheid van de individuele ZAPleden goed. De commissie heeft van de studenten vernomen dat het onderwijzend personeel de opleidingsonderdelen over het algemeen goed verzorgt. Het ZAP geeft blijk van veel inzet voor haar onderwijsopdrachten. De commissie waardeert dat bij de aanstelling en de evaluatie van ZAP-leden didactische kwaliteiten in rekening gebracht worden. Op het vlak van onderwijsprofessionalisering worden door het centrale Expertisecentrum Hoger Onderwijs initiatieven genomen. De commissie vernam evenwel dat deze initiatieven naar de mening van het ZAP weinig aangepast zijn aan hun noden en mogelijkheden en er bijgevolg weinig interesse voor blijkt en ze betreurt dit. De commissie vindt het wel goed dat de facultaire Cel voor de innovatie en de kwaliteitszorg in het onderwijs initiatieven neemt om zelf in een aangepast aanbod te voorzien.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het personeel als goed. De commissie heeft waardering voor de academische kwalificaties van het personeel. De faculteit beschikt over een voldoende brede waaier van onderzoeksexpertises om de Masteropleiding in het Fiscaal recht in te vullen. De kwaliteit van de wetenschappelijke resultaten die de onderzoekers boeken is goed. De commissie heeft er uiteraard begrip voor dat de vele recent aangestelde jonge ZAP-leden hun wetenschappelijke loopbaan nog verder moeten uitbouwen.
360 | Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen
De commissie waardeert dat er heel wat deeltijdse ZAP-leden betrokken bij de opleiding hun praktijkervaring ter beschikking stellen van de opleiding. Zij apprecieert dat ondanks de universitaire beleidslijn om bij voorkeur voltijdse ZAP-leden met een doctoraat aan te stellen, in een aantal gevallen toch gekozen wordt voor deeltijdse ZAP-leden zonder doctoraat omwille van bijzondere professionele expertise. Voor de opleiding bieden deze docenten met veel praktijkervaring een belangrijke meerwaarde.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt het huidige personeelsbestand als voldoende. Voor de Master in het Fiscaal recht worden 14 ZAP-leden (4 voltijdse en 10 deeltijdse) voor een deel van hun opdracht ingezet. In totaal staan 2,25 voltijds equivalenten ZAP ter beschikking van de opleiding. Dit ZAP-kader wordt ondersteund door 1 voltijds AAP-lid, dat echter ook andere opdrachten heeft binnen de faculteit en voor 40% ter beschikking staat van de opleiding. De commissie waardeert de uitbreiding van het ZAP-kader die heeft plaatsgevonden in het academiejaar 2004-2005. Hierdoor werd de onderwijslast van de ZAP-leden gereduceerd. De commissie meent dat het huidige ZAP-kader voldoet. Wel lijkt het haar aangewezen om de AAP-ondersteuning uit te breiden.
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De didactische kwaliteiten van de stafleden zijn goed. Met haar personeelsbeleid biedt de faculteit voldoende aandacht voor didactische prestaties. De opleiding beschikt over een brede waaier aan onderzoeksexpertise in het fiscaal recht. De keuze voor een aantal deeltijdse ZAP-leden met grote praktijkervaring biedt een duidelijke meerwaarde voor de opleiding. De kwantiteit van het personeel is voldoende, maar het AAP-kader verdient uitbreiding.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende.
Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen | 361
De opleiding wordt verzorgd op campus Drie Eiken. Het is echter de bedoeling om de onderwijsactiviteiten uiterlijk in het academiejaar 2007-2008 op de stadscampus te concentreren. Zowel op de campus Drie Eiken als de Stadscampus zijn er voldoende auditoria en lokalen met de nodige hulpmiddelen. De huidige bibliotheek vormt een knelpunt. Omwille van onvoldoende investeringen in het verleden en een spreiding over twee campussen, kampen de twee campusbibliotheken met een onvolledige aanbod van boeken en tijdschriften. Dit is een probleem voor de opleiding Fiscaal recht. Slechts recent werd een budgettaire verhoging bekomen die de noodzakelijke inhaalbeweging mogelijk moet maken. De commissie vindt dit goed, maar wijst op de noodzaak om de optimalisering van het aanbod te versnellen. Het integreren van de twee campusbibliotheken in de nieuwe Bibliotheek Humane en Sociale wetenschappen op de stadscampus is gepland tegen oktober 2007. De commissie staat zeer gunstig tegenover deze integratie. Deze integratie zal bovendien toelaten de werken rond fiscaliteit die zich nu in de bibliotheek van de Toegepaste Economische Wetenschappen bevinden in dezelfde bibliotheek onder te brengen. De commissie betreurt wel dat de verhoogde inschrijvingsgelden moeten gebruikt worden voor het op peil brengen van de collectie van werken in het fiscaal recht. De pc-infrastructuur voldoet. Zoals hoger vermeld, biedt het elektronische leerplatform Blackboard heel wat mogelijkheden, maar wordt het nog maar in beperkte mate gebruikt.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door de ZAP-leden en het AAP-lid die betrokken zijn bij de opleiding. Hiertoe worden door het AAP-lid en de opleidingscoördinator bijzondere inspanningen gedaan om wanneer de lessen voor de avondstudenten plaatsvinden, voor hen beschikbaar te zijn. Waar nodig bieden de facultaire diensten de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De bibliotheek vereist voortgezette verhoogde investeringen om de collectie uit te breiden en te optimaliseren. De overige materiële voorzieningen voldoen. De studiebegeleiding voldoet. De coördinator van de opleiding en het AAP-lid staan steeds ter beschikking van de studenten.
362 | Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de faculteit en de Universiteit Antwerpen en de faculteit Rechten, waar ook de Master in het Fiscaal recht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Fiscaal recht valt onder de facultaire onderwijscommissie, die beslissingsbevoegdheid heeft op het gebied van het onderwijs in de opleidingen. Een wetenschappelijke stuurgroep, bestaande uit 3 ZAPleden, volgt de opleiding van nabij op.
5.1. Evaluatie van de resultaten De commissie beoordeelt de evaluatie van de resultaten als voldoende. De commissie heeft waardering voor de integratie van de afzonderlijke kwaliteitszorgsystemen binnen de Universiteit Antwerpen. Doordat dit nieuwe systeem nog niet geïmplementeerd werd in de opleiding Fiscaal recht, kan de commissie de werking en de resultaten ervan nog niet beoordelen. Voorts waardeert de commissie de opvolging van de opleiding door de stuurgroep. Daarnaast heeft de commissie vernomen dat problemen eenvoudig kunnen besproken worden langs informele weg. Het zelfevaluatierapport is informatief en vrij volledig. De informatie is in een aantal facetten evenwel weinig toegespitst op de opleiding Fiscaal recht. De gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek had met alle betrokkenen vormen een goede aanvulling op het zelfevaluatierapport.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Gesignaleerde problemen worden over het algemeen adequaat verholpen. Zo werd ter gelegenheid van de omvorming van GASnaar GGS-opleiding beslist de opleidingsonderdelen ‘Europees belastingrecht’ en ‘Fiscale rapportering’ als plichtvakken aan het curriculum toe te voegen. Tegelijkertijd werden ‘Accountancy en fiscaliteit’ en ‘Fiscale planningstrategie (nationaal en internationaal belastingbeleid)’ van keuzeopleidingsonderdelen omgevormd tot plichtvakken. Ook werd bij de omvorming van GGS-opleiding naar een master na masteropleiding gekozen voor een geleidelijke overgang om rekening te houden met de deeltijdse studenten. De opleiding werd niet eerder gevisiteerd en kan dus geen rekening gehouden hebben met vroegere aanbevelingen door visitatiecommissies.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende.
Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen | 363
De opvolging van het programma gebeurt voornamelijk door de beperkt samengestelde stuurgroep van de opleiding (3 ZAP-leden). Structureel worden de andere ZAP-leden, de studenten, de alumni en het afnemend veld weinig betrokken bij de interne kwaliteitszorg binnen de opleiding. Dit gebeurt op informele wijze en door middel van de facultaire organen waar geen specifieke vertegenwoordiging vanuit de opleiding Fiscaal recht bestaat. Dit wordt gecompenseerd door de bespreking van het programma met docenten, externe juridische deskundigen en alumni naar aanleiding van de visitatie.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt van nabij opgevolgd, onder meer door een recent geïntegreerd systeem van interne kwaliteitszorg. Ook langs informele weg worden problemen aangebracht. Bij problemen worden de nodige verbetermaatregelen genomen. De structurele betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het afnemend veld bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding is echter vrij beperkt.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als voldoende. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn tevreden over de genoten opleiding. De studenten breiden tijdens de opleiding hun fiscaalrechtelijke wetenschappelijk kennis uit, wat onder andere ook blijkt uit het niveau de examenvragen die de commissie heeft kunnen inkijken. Het diploma van de opleiding wordt volgens de opleidingsverantwoordelijken en de alumni voor een aantal functies als een meerwaarde beschouwd. De opleiding organiseert geen internationale studentenuitwisselingen. Omwille van de duidelijke Belgische gerichtheid van het programma vindt de commissie studentenuitwisselingen niet noodzakelijk in deze opleiding.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages sinds de oprichting van de opleiding in 1995 worden weergegeven in Grafieken 3 en 4. Gemiddeld slagen 85% van de voltijdse studenten en 53% van de deeltijdse studenten in het eerste deel. Geen enkele student heeft zijn studiejaar over gedaan. De commissie vindt het studierendement bij de voltijdse studenten goed en dat van de deeltijdse studenten eerder laag maar toch voldoende.
364 | Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen
Grafiek 3 : Slaagpercentages van de voltijdse studenten in de opleiding Fiscaal recht. 100% 95%
94%
90%
88% 86%
86% 83%
82%
80% 76% 71%
70%
60% 95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
Grafiek 4 : Slaagpercentages van de deeltijdse studenten in de het eerste deel van de opleiding Fiscaal recht. 100% 79%
80% 67%
60%
67%
57%
40%
54%
50%
48% 35%
25%
20%
0% 95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen | 365
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master Fiscaal recht als positief. De doelstellingen worden op adequate wijze bereikt door middel van het programma. De studenten verdiepen hun kennis van het fiscaal recht en vinden snel werk na het beëindigen van de opleiding. Het studierendement voldoet. Het ligt hoog bij de voltijdse studenten en aan de lage kant bij de deeltijdse studenten.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Fiscaal recht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - het opnemen van een keuzeopleidingsonderdeel aan de E.S.S.F. sterker te stimuleren; - de begeleiding bij de masterproef meer gestructureerd te organiseren; - de AAP-ondersteuning uit te breiden; - de collectie van de bibliotheek verder te optimaliseren; - de betrokkenheid van studenten en medewerkers bij de interne kwaliteitszorg te verbeteren.
366 | Master in het Fiscaal recht - Universiteit Antwerpen
Universiteit Gent De master na master in de Fiscaliteit
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd de specialisatieopleiding in de Fiscaliteit in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een master na masteropleiding. Het gaat om een Nederlandstalige opleiding die enkel in dagonderwijs wordt aangeboden. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 9 tot en met 12 januari 2006.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De door de Faculteitsraad in 2003 goedgekeurde doelstellingen zijn als volgt verwoord. De Master in Taxation wil de juridische kennis opgedaan in de initiële masteropleiding gedetailleerder verdiepen en beoogt een verdere ontwikkeling van de interactie met (bedrijfs)economische inzichten. Naast het verkrijgen van vakgerichte fiscale kennis op voortgezet niveau, biedt deze advanced masteropleiding immers aandacht voor aanverwante kennisgebieden zoals onder meer accountancy, bedrijfseconomie en vennootschappenrecht. Deze interdisciplinaire benadering loopt als een rode draad door het programma, waarin fiscaal recht de centrale pijler vormt. Die samenhang moet de student toelaten een attitude van zelfstandig werken, creativiteit en kritische zin te ontwikkelen. Bovendien moeten communicatieve vaardigheden verder ondersteund en ontwikkeld worden middels aangepaste didactische werkvormen. De opleiding Advanced Master in Taxation bereidt voor op een loopbaan als fiscaal advocaat, fiscaal jurist, belastingconsulent of fiscaal raadgever op hoog niveau. Het huidige curriculum van de GS Fiscaliteit is afgestemd op de toelatingsproef van de belastingconsulenten. Van een topfiscalist wordt verwacht een vakspecifieke ondersteuning te verlenen, hetzij onder de vorm van een proactieve inbreng, hetzij als ondersteuning van proceduriële aard. In beide gevallen is zijn vakkennis gebaseerd op een actuele know how. De veranderingen waaraan het beroepsveld onderhevig is, onderlijnen de nood aan fundamenteel juridisch onderzoek, in de eerste plaats op nationaal vlak. Gelet op de internationale en Europese context waarbinnen de ontwikkelingen zich momenteel afspelen, wil het programma deze aspecten accentueren door een samenwerking met het Fiscaal Instituut van de Universiteit van Tilburg.
Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent | 367
In de verschillende opleidingsonderdelen wordt de aandacht van de studenten aangescherpt door oefeningen en middels een bespreking van relevant juridisch onderzoek, waarbij systematisch zal verwezen worden naar fundamentele fiscale principes. Anderzijds zal de klemtoon van de scriptie liggen op het zelfstandig uitvoeren van juridisch onderzoek met multidisciplinaire dimensies. Deze doelstellingen worden nog verder uitgewerkt in eindtermen op het vlak van de kenniselementen, vaardigheden en attitudes waarover de afgestudeerden na het behalen van hun Advanced Mastergraad moeten beschikken.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in de Fiscaliteit als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn goed uitgewerkt en gericht op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis van het fiscaal recht en de aanpalende disciplines op het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis en de competenties noodzakelijk op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar, en op het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het niveau van een beginnend onderzoeker. De opleidingsverantwoordelijken geven in het zelfevaluatierapport terecht aan dat het wenselijk is dat de formulering van de doelstellingen gezuiverd wordt van een verouderde terminologie.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als goed. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de fiscaal recht stellen. Om dit na te gaan werd ter voorbereiding van de visitatie een vergadering georganiseerd met alumni en vertegenwoordigers van het beroepenveld. Door de consequente integratie van de juridische en de meer bedrijfseconomische aspecten van de fiscaliteit biedt de opleiding bovendien een meerwaarde voor zowel economisten als juristen. De doelstellingen zijn in de mate van het mogelijke gericht op het beroep van belastingadviseur. De studenten kunnen na het volgen van de opleiding voor een groot deel vrijgesteld worden van het toelatingsexamen tot de stage van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) (K.B. 8 april 2003).
368 |Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in de Fiscaliteit als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding voldoen. De doelstellingen zijn in detail uitgewerkt, maar de formulering moet wel geactualiseerd worden. Aan de domeinspecifieke eisen wordt goed voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van de opleiding Fiscaliteit. Dit werd naar aanleiding van de visitatie getoetst bij alumni en vertegenwoordigers van het beroepenveld. De opleiding is bovendien afgestemd op het toelatingsexamen van het IAB.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma van de Master in de Fiscaliteit bestaat grotendeels uit verplichte opleidingsonderdelen (41 studiepunten). Daarnaast kunnen de studenten één keuzeopleidingsonderdeel kiezen van 4 studiepunten. De masterproef telt ten slotte 15 studiepunten. De studie van de ‘Personenbelasting’, ‘Vennootschapsbelasting’, de ‘B.T.W.’, de ‘Registratie- en successierechten’, de ‘Fiscale procedure en het fiscaal strafrecht’ en de ‘Lokale en regionale belastingen’ verzekert een grondige kennis van nagenoeg het hele Belgische fiscale stelsel. Aan internationaal en Europees fiscaal recht wordt een afzonderlijk opleidingsonderdeel gewijd. In de opleidingsonderdelen ‘Voortgezette accountancy’ en ‘Wetgeving inzake de jaarrekening’ wordt een grondige kennis nagestreefd van de bedrijfseconomische, boekhoudkundige en boekhoudrechtelijke onderbouw waarop vooral de personenbelasting, de vennootschapsbelasting en de B.T.W. voortbouwen; het keuzeopleidingsonderdeel ‘Vennootschapsboekhouden’ moet de studenten met een juridische vooropleiding toelaten zich op bedrijfseconomisch vlak bijkomend te bekwamen; studenten met een economische vooropleiding vinden in het keuzeopleidingsonderdeel ‘Vennootschaps- en insolventierecht’ de noodzakelijke aanvullende kennis op juridisch gebied. Het opleidingsonderdeel ‘Deontologie’ is in het programma opgenomen met het oog op het bekomen van een vrijstelling voor de toelatingsproef van de belastingconsulenten.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het huidige programma als excellent. Ze vindt dat de doelstellingen zeer adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Alle relevante onderdelen van het fiscaal recht maken deel uit van het programma. De commissie waardeert dat het programma diepgaand ingaat op zowel de bedrijfseconomische als de juridische aspecten van de fiscaliteit en hierbij veel aandacht besteedt aan de interactie tussen de studenten met een juridische en met een economische vooropleiding. Studenten worden doorheen
Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent | 369
de volledige opleiding gestimuleerd om samen problemen op te lossen. Dit gebeurt op een zeer goede manier tijdens het residentieel seminarie en in het kader van de masterproef. Deze nadruk op samenwerking en uitwisseling tussen economisten en juristen creëert een unieke meerwaarde.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als goed. Het programma heeft veel aandacht voor diepgaande kennisontwikkeling in de domeinen van het recht en de bedrijfseconomie die relevant zijn voor de fiscalist. Hierbij wordt een sterke integratie van beide disciplines nagestreefd door veelvuldig te werken in multidisciplinaire groepen met het oog op een goede aansluiting bij de actuele beroepspraktijk. De inhoudelijke uitwerking van het programma is tevens sterk onderzoeksgebonden. Zowel in heel wat oefeningen als in het kader van de masterproef kunnen de studenten hun onderzoeksattitude en -vaardigheden verder ontwikkelen. Ten slotte wordt ook de aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied gewaarborgd in de meeste opleidingsonderdelen. ZAP-leden doen actief wetenschappelijk onderzoek in het domein waarover ze onderwijzen en verwerken dat onderzoek ook vaak in hun onderwijs. Bovendien worden er vaak gastcolleges georganiseerd.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als goed. Ze waardeert de logische opbouw van het programma. De opleidingsonderdelen zijn inhoudelijk goed op elkaar afgestemd. Het programma bestaat voornamelijk uit verplichte opleidingsonderdelen, waardoor de samenhang goed bewaakt kan worden. Het programma kan over twee jaar gespreid worden. Tot het academiejaar 2004-2005 werden een aantal opleidingsonderdelen nog in het jaarsysteem aangeboden. Vanaf 20052006 zullen deze opgesplitst worden met het oog op een volledige semesterialisering.
2.4. Studieomvang De Master in de Fiscaliteit telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. Uit de informatie in het zelfevaluatierapport en uit gesprekken met de studenten is gebleken dat de opleiding een hoge studietijd vereist. De studenten vinden dit evenwel geen probleem. Op het niveau van de opleidingsonderdelen geven de opleidingsverantwoordelijken aan dat ze zich bewust zijn dat de begrote studietijd voor het opleidingsonderdeel‘Internationaal en Europees fiscaal recht’ een onderschatting is van de reële studietijd en dat omgekeerd bij het opleidingsonderdeel ‘Juridische en beroepsnormen inzake accountancy en
370 |Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent
belastingsconsultancy’ de begrote studietijd een overschatting is van de reële studietijd. De commissie heeft begrip voor het feit dat het toekennen van studiepunten een moeilijke oefening is omwille van de combinatie van de decretale bepalingen (minimale omvang opleidingsonderdelen en masterproef) met de eisen van het IAB. Toch betreurt de commissie dat de opleidingsverantwoordelijken het niet nodig achten remediërend op te treden om een betere overeenstemming van de begrote en reële studietijd te bereiken.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als goed. De studenten worden vanaf het begin van het academiejaar onderverdeeld in multidisciplinaire groepen, waardoor sterke leereffecten kunnen ontstaan voor het oplossen van de oefeningen, de gevallenstudies en de masterproef. De commissie waardeert het gevarieerde aanbod van werkvormen. Er zijn klassieke hoorcolleges, interactieve colleges, praktische oefeningen met geleide cases, praktische oefeningen met in teamverband op te lossen cases, zelfstudie en vrijwillig bij te wonen hoorcolleges, in teamverband op te stellen en te presenteren papers, de presentatie van een in teamverband opgesteld seminariewerk, een in teamverband en met begeleiding op te lossen tax game en de presentatie van een in teamverband opgeloste afrondende gevallenstudie. Voorts worden er jaarlijks voor alle studenten twee gezamenlijke residentiële seminaries en één gewoon seminarie georganiseerd, waarop al de gebruikte werkvormen intensief vertegenwoordigd zijn. De studenten nemen deel aan een rollenspel omtrent bepaalde topics van de fiscaliteit (standpunt van de belastingplichtige, standpunt van de fiscus, standpunt van financiële instellingen, enz.). De bedoeling van deze seminaries bestaat erin de studenten een training te geven in onderhandelen, sociale vaardigheden en communicatieve vaardigheden. Deze residentiële seminaries worden door de studenten en alumni sterk geapprecieerd. De commissie meent dat deze werkvormen goed afgestemd zijn op de doelstellingen van de opleiding. Voorts waardeert de commissie de kwaliteit van het aangeboden studiemateriaal. Er wordt gebruik gemaakt van wetboeken, tekst- en rechtspraakbundels, handboeken van de titularissen en uitvoerige syllabi met kopies van wetenschappelijke artikelen en bijdragen van de titularissen. Ook de cases, die meestal uit de reële praktijk komen, zijn een belangrijk onderdeel van de leermiddelen.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en toetsing als voldoende. De commissie heeft een veelheid van examenopgaven ingezien en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep en overeenkomt met de doelstellingen. Er wordt zowel naar kennis en inzicht als naar competenties gepeild. De commissie stelt de goede variatie in examenvormen op prijs. Er wordt veel gebruik gemaakt van permanente evaluatie. Er worden eveneens zowel mondelinge als schriftelijke examens, al dan niet open boek, afgenomen. In de ECTS-fiches wordt de examenvorm
Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent | 371
vermeld, maar toch blijkt er onwetendheid bij de studenten te bestaan over de examenvormen. De commissie beveelt aan om steeds in de lessen de nodige aandacht hieraan te besteden.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als goed. De bedoeling van de masterproef is het stimuleren en verder ontwikkelen bij de studenten van het wetenschappelijk en probleemoplossend denkvermogen betreffende de essentieel evolutieve materie die het fiscaal recht is, alsmede het leren beoefenen van de fiscaliteit als een pluridisciplinaire wetenschap. Voortbouwend op zijn kennis van de verschillende fiscale en randdisciplines, die samen het raakvlak vormen van de fiscale en economische omgeving, worden de student problemen met een brede fiscale inslag voorgelegd. Van de student wordt verwacht dat hij deze onderscheiden aspecten onderkent en dat hij de voorgestelde oplossing fundeert op de fiscale en economische onderzoeksmethodologie, zodat hij ze op een wetenschappelijke basis kan verdedigen. De masterproef wordt opgevat als een bundeling van drie vraagstukken die door elke studentengroep moeten worden opgelost; aan elk vraagstuk zijn bijzondere fiscale aspecten verbonden, die zowel van private aard kunnen zijn als de (fiscale) ondernemingsstrategie kunnen aanbelangen, met zo mogelijk (bedrijfs-)economische kanttekeningen. Het gaat om: - een seminariewerk omtrent een actueel fiscaal probleem dat, gegrondvest op een fiscaal-juridische onderzoeksmethodologie, moet leiden tot een advies; - een boekhoudkundig georiënteerde gevallenstudie, het zgn. “tax game”, gebaseerd op een reële boekhouding, met de bedoeling de fiscale en niet-fiscale gevolgen te doorzien en de fiscale “compliance” te respecteren; - een afsluitende case met de kern binnen de contouren van het fiscaal recht. De opdrachten waaruit de masterproef bestaat, moeten door de studenten binnen het toegemeten tijdsbestek in teamverband tot een goed einde worden gebracht. De studenten worden in multidisciplinaire groepen onderverdeeld, zodat hun benaderingen en invalshoeken, eigen aan hun vooropleidingen, sterke leereffecten genereren, dienstig voor een globale benadering van het probleem. De onderverdeling van de studenten in groepen gebeurt door de programmaverantwoordelijken, in het begin van het academiejaar. Een ZAP- of AAP-lid staat in voor de begeleiding van de groep. Elke student krijgt voor elk onderdeel van de masterproef een individuele quotering die de evaluatie weerspiegelt van zijn kennis van de materie, zijn bijdrage tot de oplossing en zijn vaardigheden
372 |Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent
inzake presentatie en communicatie. Vanwege de promotor is er een doorlopende evaluatie van de tussentijdse resultaten van het lopende onderzoek en van de individuele bijdrage van elk groepslid tot de collectieve inspanning van het team. Er is een evaluatie door een jury, bestaande uit de promotor, twee commissarissen en externe leden, van de schriftelijk gerapporteerde resultaten van het onderzoek van elk team, van de individuele rapporten, van de mondelinge presentatie van elk teamlid en van zijn individuele tussenkomst, die door eender welk jurylid kan worden gevraagd. De inbreng van de externe leden van de jury bestaat in het stellen van vragen en het geven van advies omtrent de evaluatie (raadgevende stem). De commissie waardeert het concept van de masterproef waarbij drie voor de fiscalist relevante opdrachten worden uitgevoerd in multidisciplinaire groepen. De commissie heeft een aantal masterproeven bestudeerd. Ze vindt het niveau van de vraagstelling zeer diepgaand en meent dat ook het niveau van de antwoorden die zij heeft kunnen inkijken over het algemeen zeer goed is. Er wordt duidelijk gestreefd naar integratie van de verworven kennis.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als voldoende. Studenten worden toegelaten tot de opleiding na onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid van de student om de opleiding te volgen (dossieronderzoek, gesprek, geschiktheidstest, ...). Indien daaruit blijkt dat de student over onvoldoende voorkennis beschikt, wordt een voorbereidingsprogramma opgelegd. Dit kan zowel simultaan met de Master in de Fiscaliteit gevolgd worden als daaraan voorafgaan. De student kan een vrijstelling bekomen voor die opleidingsonderdelen waarvan hij kan bewijzen dat hij ze tijdens zijn vooropleiding heeft gevolgd en waarvoor hij het examen met succes heeft afgelegd. In de praktijk blijkt een dergelijk voorbereidingsprogramma evenwel slechts zelden noodzakelijk. Dankzij deze procedure kan gewaarborgd worden dat het programma aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding voor de voorbije 10 jaar. Gemiddeld telt de opleiding 27 studenten per jaar. Zo goed als alle studenten volgen de opleiding onmiddellijk aansluitend op hun basisopleiding. De studenten zijn voornamelijk licentiaten in de rechten (42,7 %) en licentiaten in de toegepaste economische wetenschappen (26,6 %). De laatste jaren zijn daar ook licentiaten in de handelswetenschappen van hogescholen (17,3 %) bijgekomen.
Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent | 373
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Fiscaliteit 50
40
30
20
10
29
24
26
24
17
15
35
21
38
42
19941995
19951996
19961997
19971998
19981999
19992000
20002001
20012002
20022003
20032004
0
Het programma wordt enkel in dagonderwijs aangeboden. Studenten kunnen er wel voor kiezen om het programma over twee academiejaren te spreiden.
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is excellent. De opleiding is zo opgebouwd dat de integratie van de economische en de juridische kennis en de uitwisseling tussen juristen en economisten optimaal verlopen. De opleiding is van academisch niveau. Het samenhangend programma stelt de student in staat de eindkwalificaties te bereiken. De studiedruk is hoog, maar de studenten vinden dit geen probleem. De afstemming van de vormgeving op de inhoud is goed. Er is een goede variatie in onderwijsvormen. Ook het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. Het niveau van de beoordeling en toetsing voldoet en de examenvormen zijn gevarieerd. De toelatingsvoorwaarden zijn adequaat.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
374 |Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel zijn goed. Dit blijkt onder andere uit de gesprekken die de commissie voerde met studenten en alumni. De commissie waardeert voorts de grote betrokkenheid van het academisch personeel bij de opleiding. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geven blijk van veel inzet voor haar onderwijsopdrachten. In het personeelsbeleid wordt het nodige belang gehecht aan onderwijskundige kwaliteiten, zowel voor het AAP als het ZAP. De commissie stelt tevens het aanbod van onderwijsprofessionalisering dat door de Directie Onderwijsaangelegenheden aangeboden wordt op prijs.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat de verschillende deelgebieden van het fiscaal recht goed vertegenwoordigd zijn binnen het academisch kader. Wel heeft ze vastgesteld de bedrijfseconomische opleidingsonderdelen mede gedragen moet worden door gastprofessoren. Op het vlak van douanerechten en accijnzen en sommige aspecten van lokale en regionale belastingen ontbreekt de nodige kennis in de eigen docentenploeg. Dit wordt opgevangen door gastcolleges. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat een goede wetenschappelijke output gerealiseerd wordt. De deeltijdse ZAP- en AAP-leden, gastprofessoren en de academisch consulent waarborgen een goede band met en kennis van de fiscale praktijk. Ook het feit dat regelmatig gastsprekers uitgenodigd worden draagt hiertoe bij.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. In het zelfevaluatierapport worden geen gedetailleerde afzonderlijke cijfergegevens weergegeven over de kwantiteit van het personeel dat betrokken is bij de Master in de Fiscaliteit. Als indicatie voor de grootteorde wordt wel weergegeven hoeveel leden van de vakgroep Publiekrecht en belastingrecht in belangrijke mate betrokken zijn bij de opleiding. Het gaat om drie voltijdse ZAP-leden, twee deeltijdse ZAP-leden (samen 0,6 VTE) en drie deeltijdse gastprofessoren. Daarnaast zijn er een voltijdse assistent, een deeltijdse praktijkassistent en een academisch consulent voor een belangrijk deel van hun opdracht verbonden aan de opleiding. Hoe groot het aandeel van hun opdracht is dat de leden van het academisch personeel aan de opleiding wijden, is echter niet duidelijk. De commissie betreurt dit. Op basis van haar gesprekken met de studenten en ZAP-leden, meent de commissie evenwel dat deze staf voldoet.
Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent | 375
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteit van het academisch personeel zijn goed. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn zeer goed dankzij de uitgebreide expertise van de ZAP-leden en de betrokkenheid van een aantal experten als gastprofessor, academisch consulenten of gastspreker.
ONDERWERP 4 :VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als goed. De opleiding kan gebruik maken van leslokalen met de nodige voorzieningen, maar de opleidingsverantwoordelijken signaleren dat zij graag over een vast lokaal zouden beschikken. De commissie waardeert dat de collectie van de fiscale bibliotheek zeer goed uitgebouwd is en over een ruim aanbod van Belgische, internationale, Europese en rechtsvergelijkende boeken, verzamelwerken en tijdschriften beschikt. Bovenop de facultaire middelen worden vanuit de betrokken vakgroep veel extra middelen vergaard om de collectie op peil te houden. De commissie waardeert bovendien de flexibiliteit van het personeel waardoor studenten ook buiten de openingsuren vaak in de fiscale bibliotheek terecht kunnen. Om de toegankelijkheid van de collectie nog te vergroten, pleit de commissie voor een integratie van deze bibliotheek in de facultaire bibliotheek van zodra er extra ruimte kan worden gecreëerd. Deze integratie mag evenwel niet ten koste gaan van de bijzondere aandacht die op heden besteed wordt aan het bijhouden van de bibliotheek. Het elektronisch leerplatform Minerva is zeer gebruiksvriendelijk en biedt veel kansen voor communicatie met de studenten.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De intensieve vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door de ZAP-leden en de AAP-leden die betrokken zijn bij de opleiding. De studenten zijn hier tevreden over.Waar nodig biedt de facultaire studentenadministratie de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen.
376 |Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen zijn goed. De
vakgroepbibliotheek beschikt over een goede collectie met betrekking tot fiscaliteit. De studiebegeleiding voldoet. Ze wordt voornamelijk verzorgd door de ZAP- en AAP-leden.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Universiteit Gent en de faculteit Rechtsgeleerdheid, waar ook de opleiding Fiscaliteit onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Fiscaliteit beschikt over een eigen opleidingscommissie, die instaat voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten als goed. De commissie waardeert dat de Master in de Fiscaliteit geëvalueerd wordt door de studenten, sinds de opleiding in de faculteit Rechtsgeleerdheid werd ondergebracht in 2003-2004. Jaarlijks worden een aantal opleidingsonderdelen geëvalueerd. De visitatiecommissie waardeert dat de opleiding over een eigen opleidingscommissie beschikt. Voorts zijn er dankzij de kleinschaligheid van de opleiding voldoende informele contacten tussen studenten en de opleidingsverantwoordelijken; zodoende worden problemen snel gesignaleerd. Het zelfevaluatierapport is bondig geschreven, maar bevat wel de nodige basisinformatie. Het is echter weinig zelfkritisch. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde, boden dan ook een waardevolle aanvulling.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Kleine problemen worden over het algemeen vrij snel geremedieerd. Zo werden de beginselen van het fiscaal recht onttrokken aan het opleidingsonderdeel ‘Registratie- en successierechten’ en aangehecht bij ‘Lokale en regionale belastingen’ om de studiebelasting in lijn te brengen met de toegekende studiepunten. Ook de invulling van de masterproef wordt indien nodig bijgestuurd. Aangezien deze visitatie de eerste van deze opleiding is, kunnen geen aanbevelingen van een vorige visitatie opgevolgd zijn.
Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent | 377
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als goed. De medewerkers en studenten zijn vertegenwoordigd in alle relevante organen. Studenten worden, naast de onderwijsevaluaties, in de opleidingscommissie betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Naar aanleiding van de visitatie werden alumni en vertegenwoordigers uitgenodigd voor een vergadering over de kwaliteit van de opleiding. Verder worden zij echter enkel informeel bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Dit gebeurt door de inbreng van gastprofessoren en praktijkassistenten. Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt binnen de
faculteit regelmatig geëvalueerd, onder andere door studentenbevragingen. Kleine problemen worden vrij snel geremedieerd. De betrokkenheid van medewerkers en studenten is goed. Alumni en het afnemend beroepenveld werden naar aanleiding van de visitatie bevraagd, maar worden verder enkel informeel betrokken bij de interne kwaliteitszorg.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als excellent. De studenten verwerven tijdens de opleiding een goede fiscale wetenschappelijk kennis, wat onder andere blijkt uit het niveau van de masterproeven. De meeste afgestudeerden vinden werk met een hoog profiel nog voordat ze afgestudeerd zijn en worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. Ook op basis van het niveau van de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn eveneens zeer tevreden over de genoten opleiding.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als goed. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Gemiddeld slagen zo’n 90% van de studenten. De commissie vindt een dergelijk slaagpercentage goed voor een specialisatieopleiding. Een kleine minderheid van de studenten doet zijn studiejaar over.
378 |Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Fiscaliteit. 100%
100% 97%
100%
96% 92%
90%
89% 87%
86% 84%
80%
79%
70% 19941995
19951996
19961997
19971998
19981999
19992000
20002001
20012002
20022003
20032004
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master in de Fiscaliteit als positief. Dankzij een zeer goede academische vorming worden de studenten uitstekend voorbereid op de fiscale praktijk. De masterproeven zijn van goed niveau. Het studierendement is eveneens goed.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in de Fiscaliteit voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - de formulering van de doelstellingen te actualiseren, zoals reeds aangegeven in het zelfevaluatierapport; - beter te communiceren over de examenvormen; - een integratie van de bibliotheek Fiscaal recht in een uitgebreide facultaire bibliotheek na te streven.
Master in de Fiscaliteit - Universiteit Gent | 379
380 |
Vrije Universiteit Brussel De master na master Fiscaal recht
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd vanaf 2004-2005 de in 1986-1987 opgerichte bijzondere licentie in het Fiscaal recht (later gespecialiseerde studie) omgevormd tot een eenjarige masteropleiding. Deze opleiding wordt enkel in avondonderwijs aangeboden. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 20 tot en met 23 december 2005. Het masterprogramma liep op dat moment voor de tweede keer.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Doelstelling De Master in het Fiscaal recht wil een specifieke voortgezette opleiding bieden met als doel fiscaaljuridische specialisten te vormen. De opleiding beoogt een valorisatie en een uitdieping van de basisopleiding die juristen en bedrijfseconomen reeds genoten hebben. Aldus onderscheidt de opleiding zich van andere fiscale opleidingen die voor een veel ruimer publiek openstaan.
Eindtermen Aan het eind van de opleiding moeten de studenten beschikken over een diepgaande kennis en grensverleggend inzicht in de verschillende deelgebieden van het fiscaal recht. Bij deze kennis- en inzichtverwerving behoort ook de aandacht voor de wisselwerking van het belastingrecht met andere rechtstakken en economische disciplines. Teneinde evenwichtige adviezen te kunnen geven, worden vaardigheden als synthesegeest en flexibel en innoverend denken aangescherpt, zodat de fiscaaljurist over het vermogen beschikt om zelfstandig en analytisch de fiscale problemen op te lossen waarmee hij/zij in het latere beroepsleven geconfronteerd zal worden. De student zal bedreven zijn in zelfstandige research, hetgeen een “must” is in een rechtstak die dagdagelijks wordt geconfronteerd met onduidelijke en snel evoluerende wetteksten. In het zelfevaluatierapport worden deze doelstellingen en eindtermen nog concreter ingevuld.
Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 381
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de opleiding als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn zowel gericht op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis in het domein van de fiscaliteit als op het beheersen van relevante algemene en algemene wetenschappelijke competenties. De master moet zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten en over de nodige algemene en specifieke beroepsgerichte competenties beschikken om de verworven wetenschappelijke kennis zelfstandig te kunnen aanwenden op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de fiscaal recht stellen. Ze zijn bovendien specifiek gericht op het beroep van belastingadviseur. De studenten kunnen hun programma zodanig kiezen dat zij door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) volledig vrijgesteld worden van het toelatingsexamen tot de stage (K.B. 8 april 2003). De opleiding voldoet ook aan de eisen voor de gespecialiseerde opleiding in het Fiscaal recht die vereist wordt voor benoeming tot fiscale magistraat. Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in de Fiscaal recht als positief. Het niveau en de
oriëntatie van de opleiding worden als voldoende beoordeeld. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van de opleiding fiscaliteit. De opleiding is bovendien volledig afgestemd op het toelatingsexamen van het IAB.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA De opleiding is opgevat als een éénjarige masteropleiding. De opleiding kan eveneens over twee jaren worden gespreid, waarbij de volgorde van de opleidingsonderdelen bepaald is. Het programma omvat een verplichte stam van 39 studiepunten. Daarnaast moeten de studenten voor minstens 6 studiepunten keuzeopleidingsonderdelen kiezen. Deze keuzeopleidingsonderdelen laten toe een beperkt onderscheid te maken tussen de ‘volledige’ fiscaaljuridische opleiding enerzijds en anderzijds een curriculum dat meer aansluit bij de voorwaarden om de titel van belastingconsulent te kunnen voeren. De opleiding wordt vervolledigd met de masterproef (15 studiepunten).
382 |Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel
De opleiding wil de studenten een diepgaande kennis van en inzicht in de verschillende takken van het fiscaal recht bijbrengen in een aantal specifiek daartoe gedoceerde opleidingsonderdelen, zoals o.m. de ‘Grondige studie van de BTW en de vennootschapsbelasting’, ‘Registratierechten, successierechten en bijzondere vraagstukken personenbelasting’, ‘Internationaal en europees fiscaal recht’. Het bredere perspectief van het fiscaal recht en zijn rechtshistorische ontwikkeling komt aan bod in het opleidingsonderdeel ‘Bijzondere vraagstukken uit het fiscaal recht’. Ook de opleidingsonderdelen m.b.t. het formeel fiscaal recht (‘Fiscale procedures’ en ‘Fiscaal strafrecht’) vertrekken vanuit het bredere perspectief en bevatten naast het kenniselement ook een belangrijk vergelijkingselement door de procedures in de verschillende fiscale takken naast elkaar te plaatsen. De opleidingsonderdelen ‘Lokale belastingen’ en ’Belgisch internationaal fiscaal recht’ verschaffen niet alleen kennis en inzicht, maar gaan ook in op de grenzen van de fiscale bevoegdheid, de redactie van normatieve fiscale teksten en de problematiek van de eerbiediging van hogere en bevoegdheidsverdelende normen. Zij bieden ook een kader om een aantal fiscale basisprincipes zoals de niet-terugwerkende kracht of het non bis in idem-beginsel in een ruimere context te bestuderen. De reflex om bij de studie van de fiscaaljuridische problematiek aandacht te hebben voor de wisselwerking van het belastingrecht met andere rechtstakken en met economische disciplines komt tot uiting in opleidingsonderdelen als ‘Grondige studie van de BTW en de vennootschapsbelasting’ en ‘Registratierechten, successierechten en bijzondere vraagstukken personenbelasting’, maar wordt ook beklemtoond in het opleidingsonderdeel ‘Tax planning’. De masterproef wil de studenten brengen tot een kritisch-reflectieve benadering van het fiscaal recht en leert hen onderzoeksmethoden en -technieken gebruiken en daarover schriftelijk en mondeling verslag uitbrengen.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als voldoende. De doelstellingen zijn adequaat vertaald in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt over het algemeen goede mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het programma omvat de rechtstakken die noodzakelijk zijn voor de fiscalist. Het biedt bovendien een goede verhouding tussen theoretische kennis en de praktische toepassing ervan. In de masterproef worden een aantal wetenschappelijke vaardigheden verder ontwikkeld door de student. Het programma biedt tevens de nodige flexibiliteit om zowel rekening te houden met de voorkennis van de student als met zijn ambities na het beëindigen van de opleiding. Dit wordt door de commissie
Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 383
gewaardeerd. Studenten kunnen vrijgesteld worden van een aantal plichtvakken en in de plaats opleidingsonderdelen opnemen die relevant zijn voor het verwerven van vrijstellingen voor het toelatingexamen tot de stage voor accountant of belastingsconsulent.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als voldoende. Het programma is zowel gericht op het verwerven van een wetenschappelijke kennis van de subdomeinen van het fiscaal recht, als op de toepassing van deze kennis. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het fiscaal recht voldoet. Deze aansluiting wordt versterkt doordat de onderzoeksdomeinen waarin het academisch personeel zich specialiseert vrij veel aandacht krijgen in het programma. In het kader van de masterproef worden de onderzoeksattitude en -vaardigheden die de studenten reeds in hun basisopleiding hebben verworven, verder ontwikkeld.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als voldoende. Het programma bestaat voornamelijk uit plichtvakken. Hierdoor kan de volgorde waarin de studenten de opleidingsonderdelen volgen goed gestuurd worden. Afhankelijk van hun vooropleiding (vrijstellingen op basis van gevolgde opleidingsonderdelen) en hun ambities na de opleiding kunnen de studenten minstens 6 studiepunten keuzeopleidingsonderdelen volgen. Voor de masterproef wordt zowel in het eerste als in het tweede semester voldoende ruimte voorzien in het programma.
2.4. Studieomvang De masteropleiding in het Fiscaal recht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. Uit een bevraging van de studenten enkele jaren geleden blijkt dat de studiedruk globaal goed was. Dit wordt bevestigd door de studenten en alumni met wie de commissie sprak. Vanaf het academiejaar 2004-2005 wordt de opleiding opgenomen in het universiteitsbrede evaluatiesysteem dat ook de studietijd bevraagt. De commissie waardeert dit.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat er veel gebruik gemaakt wordt van hoorcolleges. Dankzij de kleine groepen
384 |Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel
studenten is er hierbij wel de nodige interactie mogelijk. Daarnaast zijn er klassikale en individuele feitelijke casussen, en individuele en collectieve taken. De commissie vindt de werkcolleges eveneens goed. Voorts vindt de commissie het aangeboden cursusmateriaal goed. Er wordt zowel gebruik gemaakt van readers, syllabi en handboeken als van elektronisch studiemateriaal. Er kan tevens gebruik gemaakt worden van online fiscale programma’s en databestanden.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en van de toetsing als goed. Ze heeft een veelheid van examenopgaven ingekeken en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. Zowel kennis en inzicht als vaardigheden en attitudes worden getoetst. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van mondelinge examens. De commissie waardeert dit. Daarnaast zijn er ook schriftelijke examens al dan niet met open boek. Voor enkele opleidingsonderdelen wordt permanente evaluatie toegepast. De commissie vindt dat er voldoende variatie is in de examenvormen. De studenten worden geïnformeerd over de gebruikte examenvormen door middel van de opleidingsonderdeelfiches.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als goed. De masterproef vertegenwoordigt 15 studiepunten. Van de studenten wordt verwacht dat zij aantonen op een zelfstandige en wetenschappelijke wijze een fiscaaljuridisch onderwerp te kunnen behandelen en uitdiepen. De studenten dienen de nodige aandacht te besteden aan de methodologische aspecten van deze opdracht. Daartoe behoort een gedegen bronnenonderzoek. Masterproeven kunnen leiden tot een wetenschappelijke publicatie. Het onderwerp van de masterproef houdt verband met een van de juridische opleidingsonderdelen die in de opleiding worden onderwezen. De studenten kiezen in beginsel uit een jaarlijks opgestelde en aangevulde lijst. Bedoeling hiervan is de student een keuze te bieden uit een lijst actuele en wetenschappelijk interessante onderwerpen die effectief in een bestek van ca. 30 bladzijden kunnen worden behandeld. Studenten kunnen daarnaast ook zelf een titel kiezen. De promotor is een lid van het zelfstandig academisch personeel of is aangesteld als onderwijsprofessor. Daarnaast worden twee verslaggevers aangesteld, die in principe leden zijn van het academisch personeel. De faculteit kan beslissen één verslaggever aan te duiden onder deskundigen extern aan de instelling. Onder leden van het academisch personeel die als verslaggever kunnen fungeren, worden ook begrepen: leden van het BAP, doctoraatsbursalen en vrijwillige medewerkers die aan de opleidingen verbonden zijn. De promotor verplicht zich ertoe om de student regelmatig te begeleiden
Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 385
en de student verplicht zich ertoe om de promotor regelmatig in te lichten over de vorderingen van zijn onderzoek. De beoordeling van de masterproef gebeurt op basis van het schriftelijk verslag dat 25 à 35 bladzijden beslaat en een samenvatting van maximum 2 bladzijden en de mondelinge verdediging. De masterproef wordt beoordeeld aan de hand van volgende criteria: kennis van het onderwerp en van de juridische beginselen die erop van toepassing zijn, duidelijke en heldere analyse van de problematiek, omvang en diepgang van het onderzoek, blijk van oorspronkelijke redenering en kritische zin, logische opbouw en indeling, synthesegeest, gebruikte bronnen, grammatica, spelling en stijl, juiste en consequente wijze van citeren van de gebruikte bronnen. Het toegekende voorlopige of definitieve cijfer drukt, samengevat, de beoordeling van de verslaggever respectievelijk examencommissie uit over het vermogen van de desbetreffende student om zelfstandig de wetenschap in het domein van het fiscaal recht te beoefenen. De commissie waardeert het goed doordachte concept van de masterproef. Zij stelt de combinatie van een schriftelijk wetenschappelijk verslag, een samenvatting en de mondelinge verdediging op prijs. De commissie apprecieert ook dat de studenten goed begeleid worden en dat zij door de promotor en twee commissarissen beoordeeld worden. De commissie heeft een aantal masterproeven nagezien en vastgesteld dat het niveau ervan goed is.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als voldoende. De master na master in het Fiscaal recht is rechtstreeks toegankelijk voor houders van een licentiaatsdiploma in de rechten en houders van een diploma in de toegepaste economische wetenschappen of van handelsingenieur. Houders van een ander diploma van de tweede cyclus of van een buitenlands diploma van het hoger onderwijs, kunnen worden toegelaten tot de opleiding, op voorwaarde dat zij, op basis van diploma’s of bewezen beroepsopleiding en -ervaring, aantonen te beschikken over een voldoende basiskennis van het fiscaal recht en over hetzij een bredere juridische kennis, hetzij een bredere kennis van boekhouding en economische verrichtingen waarop het belastingrecht geënt is. De opleiding sluit adequaat aan op de kwalificaties van de instromende studenten. De commissie waardeert dat de opleiding in avondonderwijs aangeboden wordt. Dit laat werkstudenten toe de opleiding te combineren met hun dagtaak.
386 |Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel
Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding Fiscaal recht over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld gaat het om 25 studenten per jaar. Evenwel blijkt de instroom de laatste vijf jaar sterk terug gelopen te zijn. De commissie vindt deze beperkte kritische massa een belangrijk aandachtspunt voor de opleiding. Zij is dan ook verheugd dat er tijdens haar bezoek aangegeven werd dat er uitgekeken wordt naar samenwerkingsmogelijkheden met andere universiteiten.
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Fiscaal recht van de Vrije Universiteit Brussel 40
30
20
10
23
35
33
34
34
19
22
21
14
10
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
0
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het programma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het samenhangend programma stelt de student in staat de eindkwalificaties binnen de voorziene studietijd te bereiken. De afstemming van de vormgeving en de inhoud voldoet. Er zijn voornamelijk hoorcolleges die gezien de groepsgrootte interactief kunnen verlopen. Het niveau van de beoordeling en van de toetsing is goed. Er zijn voornamelijk mondelinge examens. Het studiemateriaal is van goede kwaliteit. De masterproef is goed uitgewerkt en de resultaten zijn van goed niveau. De toelatingsvoorwaarden voldoen en de opleiding sluit aan bij de kwalificaties van de instromende studenten.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 387
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als voldoende. De commissie heeft waardering voor de onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel. De commissie apprecieert voorts de grote betrokkenheid van het academisch personeel bij de opleiding. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geven blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten. Dit werd bevestigd door de studenten en alumni met wie de commissie tijdens haar bezoek sprak. In het personeelsbeleid wordt er veel belang gehecht aan onderwijskundige kwaliteiten, zowel voor het AAP als het ZAP. De commissie stelt tevens het aanbod van onderwijsprofessionalisering dat zowel door het Interfacultair Departement Lerarenopleiding als door het Onderwijsvernieuwing & Onderwijs Service Centrum aangeboden wordt, op prijs.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als voldoende. De commissie is van oordeel dat de vakgroep over de nodige expertise beschikt in de relevante domeinen van het fiscaal recht. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat deze variabel is. Er zijn internationale contacten en uitwisselingen op het vlak van onderwijs en onderzoek. De deeltijdse ZAP-leden die aan de opleiding verbonden zijn, hebben de nodige praktijkervaring, zodat de academische kennis niet los gedoceerd wordt van de juridische praktijk.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. Er zijn twee voltijdse en vier deeltijdse ZAP-leden aan de opleiding verbonden. In totaal staan 2,35 voltijdse eenheden ZAP ter beschikking van de opleiding, die echter allen ook andere taken binnen de faculteit waarnemen (waarbij abstractie gemaakt wordt van het inkomend service-onderwijs). De commissie betreurt dat de beschikbaarheid van de ZAP-leden voor de opleiding niet afzonderlijk wordt gekwantificeerd. Daarnaast verlenen vier deeltijdse mandaatassistenten en 3 deeltijdse praktijklectoren ondersteuning bij het onderwijs. De commissie meent dat deze staf voldoet. De commissie waardeert het goede evenwicht in de opleiding tussen voltijdse ZAP-leden en deeltijdse, die naast hun academische taken ook actief zijn in de juridische praktijk.
388 |Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteit stellen geen problemen. In het personeelsbeleid wordt aandacht besteed aan onderwijskundige kwaliteiten en er is een gewaardeerd aanbod van onderwijsprofessionaliseringsinitiatieven. De onderzoeksdeskundigheid is variabel, maar voldoet en de kennis van de professionele praktijk voldoet eveneens. Er is tenslotte een goed evenwicht tussen voltijdse en deeltijdse ZAP-leden.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De faculteit Rechten en Criminologie waaronder de opleiding valt, beschikt over voldoende en goed uitgeruste leslokalen en auditoria. De facultaire bibliotheek beschikt over een te beperkte collectie over het fiscaal recht. Deze collectie wordt echter aangevuld met een eigen vakgroepbibliotheek van de vakgroep Fiscaal recht, die een meerwaarde biedt voor studenten en academisch personeel. Toch betreurt de commissie dat een opleiding voor haar bibliotheek afhankelijk is van een met eigen middelen opbouwde collectie. Eén geïntegreerde bibliotheek met een kwaliteitsvol aanbod blijft voor de commissie een noodzakelijk streefdoel. Op die manier kunnen de beschikbare boeken en tijdschriften namelijk beter ontsloten worden. De ICT voorzieningen voldoen en worden door de opleiding vooral op zaterdag gebruikt. Het elektronisch leerplatform PointCarré biedt veel kansen voor communicatie met de studenten en voor interactie.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren door de ZAP-leden en de AAP-leden die betrokken zijn bij de opleiding. Waar nodig bieden de vakgroep- en faculteitssecretariaten de nodige ondersteuning en helpt de centrale Dienst Studieadvies studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen.
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen voldoen. De te beperkte collectie van de centrale bibliotheek wordt deels gecompenseerd door de vakgroepbibliotheek. Ook de studiebegeleiding voldoet. Deze wordt vooral door de ZAP-leden van de vakgroep waargenomen. Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 389
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Vrije Universiteit Brussel en de faculteit Rechten en Criminologie, waar ook de Master in het Fiscaal recht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten als voldoende. De commissie waardeert dat de opleiding sinds kort door de studenten geëvalueerd wordt in het kader van de semesteriële onderwijsevaluaties, maar ze vindt dat de vragenlijst kan verbeterd worden (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten, facet 5.1.). De resultaten hiervan worden in de vakgroepraad opgevolgd. Bij curriculumwijzigingen worden alle lesgevers uitgenodigd. Er zijn dankzij de kleinschaligheid van de opleiding ook goed werkende informele communicatiekanalen, waardoor veel problemen snel gesignaleerd en opgelost worden. De commissie waardeert het zelfevaluatierapport dat bondig maar duidelijk geschreven is. Het getuigt van een goed zelfkritisch vermogen. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde boden bovendien een waardevolle aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Het programma wordt regelmatig aangepast; op basis van door de studenten gesignaleerde problemen en op basis van de bemerkingen van alumni en het afnemend veld. Zo werden drie afzonderlijke opleidingsonderdelen samengevoegd om de studiedruk te verlichten en het aantal examens te verminderen. Aangezien de opleiding niet eerder gevisiteerd werd, heeft zij ook geen rekening kunnen houden met eventuele aanbevelingen van een vorige commissie.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. De medewerkers worden goed bij de opleiding betrokken binnen de vakgroepraad. Bij curriculumhervormingen worden alle lesgevers betrokken. Om de studenten beter bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding te betrekken wordt de oprichting van een opleidingsraad gepland. De commissie vindt dit goed. In het verleden werden de studenten enkel langs informele weg bevraagd. Alumni en het afnemend veld worden eveneens enkel informeel betrokken. Enkel de deeltijdse ZAPleden en praktijkassistenten worden intensiever betrokken bij de interne kwaliteitszorg.
390 |Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg positief. Het onderwijs wordt binnen de vakgroep opgevolgd. Ook langs informele weg worden problemen snel aangebracht, en worden de nodige verbetermaatregelen genomen. De betrokkenheid van medewerkers is voldoende. Studenten, alumni en afnemend veld worden voornamelijk langs informele kanalen betrokken. De oprichting van een opleidingsraad wordt wel gepland.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als voldoende. Op basis van het niveau van de masterproeven en de examenvragen die zij bestudeerd heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. Ook de alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn over het algemeen tevreden over de genoten opleiding. Zij vinden snel werk en komen terecht in diverse fiscaalrechtelijke functies, waarin ze gewaardeerd worden. De opleiding heeft in het verleden geen internationale studentenuitwisselingen georganiseerd. Omwille van de duidelijke Belgische focus van het programma vindt de commissie studentenuitwisselingen niet noodzakelijk in deze opleiding.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Gemiddeld liggen die op 51%. Dit is voor de commissie nipt voldoende voor een master na masteropleiding. De opleidingsverantwoordelijken wijten deze lage slaagpercentages voornamelijk aan het afhaken van studenten tijdens het academiejaar of voor het indienen van de masterproef. Over de gemiddelde studieduur die de afgestudeerden nodig hebben om de opleiding af te ronden, werden geen gegevens ter beschikking gesteld aan de visitatiecommissie.
Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel | 391
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Fiscaal recht. 80%
70%
70% 65%
60%
57%
56%
50%
55%
52%
47%
45% 43%
42%
40%
30% 94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master in het Fiscaal recht als positief. De afgestudeerden hebben een goede kennis van het fiscaal recht en vinden snel werk. Het studierendement voldoet.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master Fiscaal recht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - bijzondere aandacht te besteden aan de toekomst van de opleiding, o.a. omwille van het lage studentenaantal; - de collectie van de bibliotheek op peil te houden, gelet op de specificiteit van de opleiding; - verbeteren van de vragenlijst van de semesteriële onderwijsevaluaties (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten, facet 5.1.).
392 |Master in het Fiscaal recht - Vrije Universiteit Brussel
Universiteit Gent De master na master in het Milieurecht
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen werd de in 1999-2000 opgerichte specialisatieopleiding in het Milieurecht in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een master na master. Het gaat om een Nederlandstalige opleiding die enkel in dagonderwijs wordt aangeboden. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 9 tot en met 12 januari 2006.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De Masteropleiding in het Milieurecht is een voortgezette opleiding die volgens het zelfevaluatierapport tot doel heeft juristen de mogelijkheid te bieden zich te specialiseren in het milieurecht. De masteropleiding richt zich niet tot een specifieke beroepsgroep maar wil juristen vertrouwd maken met de eigen structuren, methodologie en systematiek van het milieurecht, alsook met bepaalde nietjuridische achtergronden van het milieurecht en het milieubeleid. Op die manier wil de opleiding hen voorbereiden om in hun beroepsleven milieurechtelijke problemen te kunnen oplossen. Het programma is op de eerste plaats gericht op het verwerven van kennis over en inzicht in, alsook op het ontwikkelen van vaardigheden met betrekking tot het milieurecht in België, met inbegrip van de implicaties van het internationaal en Europees milieurecht op het milieurecht in België. Daarbij wordt de term milieurecht ruim opgevat. Gezien de inhoud en functie van het milieurecht mede beïnvloed wordt door niet-juridische elementen, wordt in de opleiding tevens belang gehecht aan het verwerven van een basiskennis en -inzicht in de bedrijfsmilieuzorg en de wetenschappelijke en technologische factoren die het milieurecht en het milieubeleid mee bepalen. Er wordt gestreefd naar een wetenschappelijke en praktijkrelevante opleiding, met aandacht zowel voor beleidsmatige als juridisch-technische facetten. Deze doelstellingen worden nog verder uitgewerkt in eindtermen op het vlak van de kenniselementen, vaardigheden en attitudes waarover de afgestudeerden na het behalen van hun mastergraad moeten beschikken.
Master in het Milieurecht - Universiteit Gent | 393
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Master in het Milieurecht als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeenkomen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in Art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn goed uitgewerkt en zijn gericht op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis van de diverse deeldomeinen van het milieurecht en de maatschappelijke en bedrijfskundige context waarin deze kennis wordt toegepast. Ook het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties worden nagestreefd die nodig zijn voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar en het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het niveau van een beginnend onderzoeker. In het kader van het verbeterperspectief zou de aandacht in de doelstellingen voor de Europese en internationale dimensie van het milieurecht evenwel nog kunnen versterkt worden.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de master als voldoende. De opleiding is uniek in het Vlaamse hoger onderwijs. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de opleiding overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een Masteropleiding in het Milieurecht stellen en internationale vergelijkingen kunnen doorstaan. De doelstellingen voldoen bovendien aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld. De commissie heeft vastgesteld dat de contacten tussen de opleiding en het afnemend veld voornamelijk informeel verlopen. Zij beveelt de opleiding aan om na te gaan of vertegenwoordigers van het beoogde beroepenveld een actievere rol kunnen spelen, bv. door middel van de oprichting van een adviesraad.
Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de Master in het Milieurecht als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding voldoen. De doelstellingen zijn in detail uitgewerkt. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten en het afnemend veld verwachten van een Master in het Milieurecht. Dit wordt evenwel enkel informeel met het beroepenveld opgevolgd.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma van de Master in het Milieurecht bestaat volledig uit verplichte opleidingsonderdelen (45 studiepunten). Daarnaast telt de masterproef 15 studiepunten.
394 |Master in het Milieurecht - Universiteit Gent
Het opleidingsprogramma is opgebouwd: - volgens de diverse - internationaal, Europees, Belgisch en Vlaams - beleidsniveaus (de opleidingsonderdelen ‘Milieurecht’ en ‘Internationaal milieurecht’); - volgens het overheersend raakvlak met een bepaalde ‘traditionele’ rechtstak (de opleidingsonderdelen ‘Milieuprivaatrecht’, ‘Milieubestuursrecht’, ‘Milieufiscaliteit’, en ‘Milieustrafrecht’); - en volgens de diverse sectoren van het milieurecht (de opleidingsonderdelen ‘Milieurecht’, ‘Internationaal milieurecht’ - beide gaan in het bijzonder in op de milieuhygiëne zoals waterverontreiniging, luchtverontreiniging, afvalstoffenbeheer, enz. -, ‘Internationaal natuurbeschermingsrecht’, ‘Natuur- en landschapsbeschermingsrecht’, ‘Ruimtelijke Ordeningsrecht’, en ‘Energierecht’). In het opleidingsonderdeel ‘Milieuwetenschappen en milieumanagement’ (10 studiepunten) wordt onder meer een basis gelegd inzake milieuwetenschappen, milieutechnologieën en bedrijfsmilieuzorg.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het huidige programma als voldoende. Ze vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. De commissie waardeert dat het programma ingaat op de verschillende onderdelen van het milieurecht en bovendien aandacht besteedt aan milieuwetenschappen, milieutechnologieën en bedrijfsmilieuzorg. De commissie waardeert de invulling van het Partim Projectwerk binnen het opleidingsonderdeel ‘Milieuwetenschappen en milieumanagement’. Dit gedeelte beoogt voeling te geven met de dagelijkse milieuwerking in een bedrijfsmilieudienst of milieubureau, en de interpretatie en de toepassing van milieuverplichtingen pragmatisch te leren aanpakken.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als voldoende. Het programma heeft aandacht voor diepgaande kennisontwikkeling in de domeinen van het milieurecht. De inhoudelijke uitwerking van het programma is tevens sterk onderzoeksgebonden. De opleiding is opgebouwd vanuit de onderzoeksexpertise rond milieurecht in meerdere vakgroepen van de UGent. Zowel in een aantal oefeningen als in het kader van de masterproef kunnen de studenten hun onderzoeksattitude en -vaardigheden verder ontwikkelen. Ten slotte wordt ook de aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied gewaarborgd in de meeste opleidingsonderdelen. ZAP-leden doen actief wetenschappelijk onderzoek in het domein
Master in het Milieurecht - Universiteit Gent | 395
waarover ze onderwijzen en verwerken dat onderzoek ook vaak in hun onderwijs. Bovendien worden gastprofessoren ingeschakeld en worden er vaak gastcolleges georganiseerd.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als voldoende. Ze waardeert de logische opbouw van het programma. Het programma bestaat uitsluitend uit verplichte opleidingsonderdelen, waardoor de samenhang goed bewaakt kan worden. In het eerste semester worden de opleidingsonderdelen ‘Milieurecht’ en ‘Internationaal milieurecht’ aangeboden. Deze opleidingsonderdelen zijn noodzakelijk als basis voor andere opleidingsonderdelen die in het tweede semester geprogrammeerd worden. Voorts volgen de studenten in het eerste semester een aantal opleidingsonderdelen die minder voorkennis vereisen. De opleidingsonderdelen zijn inhoudelijk in voldoende mate op elkaar afgestemd. Het programma kan over twee jaar gespreid worden. Ook in dat geval is de volgorde van de opleidingsonderdelen logisch.
2.4. Studieomvang De Master in het Milieurecht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. Op basis van de gesprekken die de commissie voerde met de studenten en de alumni, en van de informatie in het zelfevaluatierapport, blijkt dat de studiedruk vrij hoog, maar haalbaar is. Er worden nog geen structurele studietijdmetingen uitgevoerd in de masteropleiding. Wel wordt jaarlijks een evaluatievergadering georganiseerd met studenten en de leden van het academisch personeel waarbij ook de studiedruk besproken wordt. Hoewel de commissie deze bespreking een goede aanzet vindt, beveelt zij toch aan om structurele studietijdmetingen in te voeren.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als goed. De commissie waardeert het gevarieerde aanbod van werkvormen. Het gaat om (ex cathedra) hoorcolleges, die ook interactief kunnen zijn, praktische oefeningen met cases, zelfstudie en vrijwillig bij te wonen studiedagen, te presenteren papers, rollenspel, presentatie van een in teamverband opgesteld projectwerk, en de masterproef. De commissie waardeert in het bijzonder het projectwerk dat studenten toelaat om in teamverband te werken rond bepaalde milieudossiers die uit de praktijkervaring van de docenten gehaald worden. Ze pleit er wel voor om de hoorcolleges nog interactiever te maken.
396 |Master in het Milieurecht - Universiteit Gent
Voorts waardeert de commissie de kwaliteit van het aangeboden studiemateriaal. Er wordt gebruik gemaakt van uitgeschreven cursussen, wetboeken, tekst- en rechtspraakbundels, handboeken van de titularissen en uitvoerige syllabi. Periodiek, meestal jaarlijks, worden deze geactualiseerd en heruitgegeven. De uitgeschreven cursussen, handboeken en syllabi zijn doorgaans door de titularissen zelf geschreven. Daarnaast zijn er gevallenstudies, die meestal uit de reële praktijk ontleend zijn.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en van de toetsing als goed. De commissie heeft examenopgaven ingezien en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep en overeenkomt met de doelstellingen. De commissie stelt de ruime variatie in examenvormen op prijs. Er worden zowel mondelinge als schriftelijke examens, al dan niet open boek, afgenomen. Bij de examens wordt naar kennis en inzicht gepeild. Competenties worden voornamelijk geëvalueerd in het kader van permanente evaluatie, waarvan veel gebruik gemaakt wordt. In de ECTSfiches wordt de examenvorm vermeld.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. De masterproef telt 15 studiepunten. Het is een schriftelijke proef, met een mondelinge verdediging. Met het schriftelijke verslag wordt het niveau van een in een tijdschrift over het milieurecht in de ruime zin (Tijdschrift voor Milieurecht, Tijdschrift voor Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw, enz.) publiceerbaar artikel nagestreefd. De mondelinge verdediging houdt een uiteenzetting van maximaal 15 minuten in, gevolgd door het beantwoorden van vragen gesteld door de jury. De jury bestaat uit drie leden, met name de promotor, in voorkomend geval de co-promotor, en één of twee commissarissen. De masterproef wordt begeleid door een promotor. De promotor bepaalt vrij de aard van de opgave. Deze kan bestaan in het oplossen van een casus of de bespreking van een juridisch probleem, de bespreking van een vonnis of een arrest, of de bespreking van een wetsbepaling. De student kan ook zelf een onderwerp voorstellen. De commissie waardeert het concept van de masterproef en vindt het goed dat de student zijn masterproef mondeling moet verdedigen. Op basis van de masterproeven die de commissie bestudeerd heeft, besluit zij dat het niveau over het algemeen voldoet, maar dat er wel een grote variatie bestaat in het niveau van de ingeleverde masterproeven.
Master in het Milieurecht - Universiteit Gent | 397
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als voldoende. Enkel houders van een diploma van licentiaat in de rechten worden toegelaten tot de opleiding. De opleiding sluit goed aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding sinds de oprichting in 19992000. Gemiddeld telt de opleiding 21 studenten per jaar. Ieder jaar zijn er enkele anderstalige studenten die zich inschrijven. Zij blijken zich vlot te integreren in de studentengroep.
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Milieurecht 30
20
10
24
12
1999-2000
2000-2001
17
23
27
25
2002-2003
2003-2004
2004-2005
0
2001-2002
Het programma wordt enkel in dagonderwijs aangeboden. Studenten kunnen er wel voor kiezen om het programma over twee academiejaren te spreiden.
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties te bereiken door middel van een samenhangend en studeerbaar programma. De afstemming van de vormgeving op de inhoud is goed. Het projectwerk laat de studenten toe om kennis te maken met de milieurechtelijke praktijk. Ook het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. Het niveau van de beoordeling en van de toetsing is goed en de examenvormen zijn gevarieerd. De toelatingsvoorwaarden zijn adequaat. 398 |Master in het Milieurecht - Universiteit Gent
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel zijn goed. Dit blijkt onder andere uit de gesprekken die de commissie voerde met studenten en alumni. De commissie waardeert voorts de grote betrokkenheid van het academisch personeel bij de opleiding. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geven blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten. In het personeelsbeleid wordt het nodige belang gehecht aan onderwijskundige kwaliteiten, zowel voor het AAP als het ZAP. De commissie stelt tevens het aanbod van onderwijsprofessionalisering dat door de Directie Onderwijsaangelegenheden aangeboden wordt, op prijs.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat de verschillende deelgebieden van het milieurecht goed vertegenwoordigd zijn binnen het academisch kader. Enkel voor het Energierecht wordt beroep gedaan op een gastprofessor om een ontoereikende expertise in het eigen personeelskader op te vangen. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat een goede wetenschappelijke output gerealiseerd wordt. De deeltijdse ZAPen AAP-leden en de gastprofessoren waarborgen een goede band met en kennis van de milieurechtelijke praktijk. Ook het feit dat regelmatig gastsprekers uitgenodigd worden, draagt hiertoe bij.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. Negen professoren zijn deeltijds betrokken bij de opleiding. Daarenboven worden er twee deeltijdse gastprofessoren ingezet in het onderwijs. In het zelfevaluatierapport worden geen gedetailleerde afzonderlijke cijfergegevens weergegeven over welk aandeel van hun opdracht de bij de Master in het Milieurecht betrokken personeelsleden aan deze opleiding besteden. Op basis van de gesprekken met de studenten en het academisch personeel, meent de commissie dat het ZAP-kader voldoet om de opleiding aan te bieden. De AAP-omkadering is echter te beperkt. Dit wordt bevestigd door alle betrokkenen. Er kan enkel beroep gedaan worden op drie deeltijdse praktijkassistenten.
Master in het Milieurecht - Universiteit Gent | 399
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het ZAP-kader voldoet. Een uitbreiding van de AAP-ondersteuning dringt zich echter op. De didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten van het academisch personeel zijn goed. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn zeer goed dankzij de uitgebreide expertise van de ZAP-leden en de betrokkenheid van een aantal experten als gastprofessor of gastspreker.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als goed. De opleiding kan gebruik maken van meerdere leslokalen, zij het dat die niet steeds uitgerust zijn met de moderne technologieën. De opleidingsverantwoordelijken signaleren dan ook dat zij graag over een vast en goed uitgerust lokaal zouden beschikken. De commissie waardeert dat de collectie van de bibliotheek milieurecht zeer goed uitgebouwd is en over een ruim aanbod van Belgische, internationale, Europese en rechtsvergelijkende milieurechtelijke boeken, verzamelwerken en tijdschriften beschikt. Er is bovendien een aparte computerfaciliteit voorzien om de databanken milieurechtsleer en milieurechtspraak te raadplegen. De commissie waardeert bovendien de flexibiliteit van het personeel waardoor studenten ook buiten de openingsuren vaak in deze bibliotheek terecht kunnen. Om de toegankelijkheid van de collectie nog te vergroten, pleit de commissie voor een integratie van deze bibliotheek in de facultaire bibliotheek van zodra er extra ruimte kan worden gecreëerd. Deze integratie mag evenwel niet ten koste gaan van de bijzondere aandacht die tot op heden besteed wordt aan het bijhouden van deze bibliotheek. Het elektronisch leerplatform Minerva is zeer gebruiksvriendelijk en biedt veel kansen voor communicatie met de studenten.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De intensieve vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeuren voornamelijk door het ZAP dat betrokken is bij de opleiding. De studenten zijn hier tevreden over.Waar nodig biedt de facultaire studentenadministratie de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen.
400 |Master in het Milieurecht - Universiteit Gent
Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen zijn goed. De bibliotheek beschikt over een uitgebreide collectie met betrekking tot het milieurecht. De studiebegeleiding voldoet. Ze verloopt vooral informeel.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Universiteit Gent en de faculteit Rechtsgeleerdheid, waar ook de opleiding Milieurecht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Milieurecht beschikt sinds 2003-2004 over een eigen opleidingscommissie, die instaat voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van de resultaten als goed. De commissie waardeert dat de Master in het Milieurecht periodiek geëvalueerd wordt door de studenten. Jaarlijks worden een aantal opleidingsonderdelen door de studenten boordeeld. De visitatiecommissie waardeert dat de opleiding over een eigen opleidingscommissie beschikt. Zij vindt het goed dat daarenboven jaarlijks een evaluatievergadering georganiseerd wordt met de studenten, ZAP- en AAP-leden. Voorts zijn er dankzij de kleinschaligheid van de opleiding voldoende informele contacten tussen studenten en de opleidingsverantwoordelijken. Het zelfevaluatierapport is bondig geschreven, maar bevat wel de nodige basisinformatie. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde boden een waardevolle aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Kleine problemen worden over het algemeen snel geremedieerd. Zo werd het aantal taken tijdens het jaar verminderd toen bleek dat de studiedruk te hoog werd. Aangezien deze visitatie de eerste van deze opleiding is, kunnen geen aanbevelingen van een vorige visitatie opgevolgd zijn.
Master in het Milieurecht - Universiteit Gent | 401
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. De medewerkers en studenten zijn vertegenwoordigd in alle relevante organen. Studenten worden, naast de onderwijsevaluaties en de jaarlijkse evaluatievergadering, in de opleidingscommissie betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Naar aanleiding van de visitatie werden de alumni bevraagd over de kwaliteit van de opleiding. Verder worden zij voornamelijk informeel bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding betrokken. Dit geldt ook voor vertegenwoordigers van het beroepenveld, o.m. door de inbreng van gastprofessoren en praktijkassistenten. Ook de deeltijdse ZAPleden brengen hun praktijkervaring in.
Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt binnen de faculteit regelmatig geëvalueerd, onder andere door studentenbevragingen en een jaarlijkse evaluatievergadering. Problemen worden vrij snel geremedieerd. De betrokkenheid van medewerkers en studenten voldoet. Alumni werden naar aanleiding van de visitatie bevraagd. Het afnemend beroepenveld wordt enkel informeel betrokken bij de interne kwaliteitszorg.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als voldoende. De studenten verwerven tijdens de opleiding een brede wetenschappelijke kennis van het milieurecht en verwerven een basiskennis van niet-juridische aspecten van het milieurecht. Op basis van het niveau van de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. Het niveau van de masterproeven voldoet over het algemeen maar kan sterk variëren. De meeste afgestudeerden vinden snel werk in de beoogde sectoren en worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages per jaar werden niet ter beschikking gesteld in het zelfevaluatierapport. Globaal slaagt sinds de oprichting van de opleiding 55,4% van de studenten die zich voor het eerst inschrijven. De opleidingsverantwoordelijken wijten dit relatief lage percentage aan het feit dat werkende studenten de studiedruk vaak onderschatten en dat een aantal studenten, ook voordat dit formeel mogelijk was, de opleiding over meerdere jaren spreidden door niet aan alle examens deel te nemen. De commissie heeft begrip voor een
402 |Master in het Milieurecht - Universiteit Gent
dergelijkslaagpercentage omwille van de aangehaalde argumenten van de opleidingsverantwoordelijken en beoordeelt het bijgevolg als vrij laag maar voldoende. Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master in het Milieurecht als positief. Dankzij een goede
academische vorming worden de studenten voorbereid op de milieurechtelijke praktijk. De eindverhandelingen zijn echter nog te variabel van niveau. Het studierendement is nipt voldoende.
Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Milieurecht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - de aandacht voor de Europese en internationale dimensie van het milieurecht in de doelstellingen verfijnen; - na te gaan op welke wijze het afnemend beroepenveld beter bij de opleiding kan betrokken worden; - de hoorcolleges interactiever te maken: - de AAP-omkadering uit te breiden; - een eigen en goed uitgerust leslokaal te voorzien voor de opleiding; - een integratie van de bibliotheek Milieurecht in een uitgebreide facultaire bibliotheek na te streven.
Master in het Milieurecht - Universiteit Gent | 403
404 |
Universiteit Gent De master na master in het Europees recht
Inleiding In het kader van de Bologna-hervormingen zal de specialisatieopleiding in het Europees recht pas in het academiejaar 2006-2007 omgevormd worden tot een master na masteropleiding. De opleidingsverantwoordelijken hebben voor dit uitstel gekozen omdat ze weinig enthousiast zijn over de nieuwe structuur en de noodzaak ervan nog niet inzien. Bovendien biedt dit uitstel, volgens de opleidingsverantwoordelijken, de kans om rekening te houden met opgedane ervaring bij de omvorming in de opleiding Rechten. De invoering van het semestersysteem wordt aan deze hervorming gekoppeld en dus ook pas in 2006-2007 ingevoerd, in tegenstelling tot de andere aanvullende opleidingen binnen de faculteit die dit systeem in 2004-2005 invoeren. De opleiding fungeert dus nog in het jaarsysteem. De opleidingsverantwoordelijken wensen dit systeem zo lang mogelijk te behouden omwille van organisatorische en didactische redenen. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 9 tot en met 12 januari 2006.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De opleiding heeft volgens het zelfevaluatierapport tot doel op hoog niveau wetenschappelijke kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes bij te brengen in het recht van de Europese Unie. Er wordt een grondige juridische analyse van de belangrijkste deelgebieden van de Europese Unie nagestreefd en er wordt ook gepoogd een globale visie op het “Europese gebeuren” bij te brengen. De verworven kennis, inzicht en vaardigheden moeten ertoe leiden dat afgestudeerden, ook in de toekomst, het Europees recht beheersen en kunnen duiden. Deze doelstellingen worden als volgt vertaald in eindtermen:
Kennis en inzicht - verwerven van diepgaande theoretische en methodologische kennis van de belangrijke deelgebieden van het EU recht: institutionele en constitutionele structuren met inbegrip van besluitvorming, rechtsbescherming en materieel recht; - grondig inzicht in de totstandkoming en evolutie van de verschillende domeinen van het Europees recht met bijzondere nadruk op het specifiek karakter van de Europese rechtsorde; - het kunnen maken van de nodige dwarsverbindingen tussen de diverse deelgebieden van het Europees recht;
Master in het Europees recht - UGent | 405
- inzicht verwerven in de evolutie van het Europese integratie - en samenwerkingsproces met inbegrip van de EU uitbreiding;
Vaardigheden - zelfstandig kunnen analyseren van primaire Europese bronnen, zoals de Europese basisverdragen, het afgeleide EU recht, de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg alsook de Europeesrechtelijke doctrine; - het verwerven van een synthetisch en analytisch formuleer- en argumentatievermogen, in woord en geschrift, van complexe Europeesrechtelijke vraagstukken; - het beheersen van de techniek en methode voor het verrichten van zelfstandig wetenschappelijke activiteiten; - capaciteit verwerven om opgedane kennis aan de eigen Europese dynamiek en de nieuwe juridische evoluties te kunnen toetsen, interpreteren en analytisch te duiden;
Attitudes - bereidheid tot kritische reflectieve houding; - openstaan voor een wetenschappelijke benadering van het Europees recht; - ingesteldheid voor intensieve zelfstudie en levenslang leren; - bereidheid om bronnenmateriaal niet alleen in het Nederlands maar ook in verschillende andere talen te consulteren en te analyseren; - bereidheid om deel te nemen aan gastcolleges, seminars, workshops over Europese materies die complementair zijn aan de colleges; - openstaan voor actieve participatie bij verschillende onderwijsonderdelen.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de opleiding in het Europees recht als voldoende. Ze heeft vastgesteld dat de doelstellingen goed zijn uitgewerkt en gericht zijn op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis van het Europees recht en het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De doelstelling van de opleiding geven aan dat deze eveneens op zelfstandig wetenschappelijk onderzoek gericht in.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten in binnen- en buitenland aan een opleiding in het Europees recht stellen. De opleiding richt zich specifiek op het Europees recht en wordt in het Nederlands aangeboden. Deze combinatie is uniek in het Vlaamse onderwijslandschap.
406 | Master in het Europees recht - UGent
De doelstellingen worden echter niet formeel getoetst aan de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld. Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de specialisatieopleiding in het Europees recht als positief.
Het niveau en de oriëntatie van de opleiding wordt als voldoende beoordeeld. De opleiding is sterk gericht op een verdieping van de kennis van en het inzicht in het Europees recht. Aan de domeinspecifieke eisen wordt eveneens voldaan. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten van een opleiding in het Europees recht verwachten.
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA Het programma van de Specialisatieopleiding Europees recht bestaat volledige uit verplichte opleidingsonderdelen. Het omvat ‘Het juridisch kader van het integratieproces’, ‘Europese rechtsbescherming’, ‘Het recht van de interne markt’, ‘Instellingen en financiën van de EU’, ‘Europees economisch recht’, ‘Actuele vraagstukken van EU’ (geconcentreerd op EU uitbreiding en externe betrekkingen), ‘Europese politieke ontwikkeling’, ‘Europees fiscaal recht’ en ‘Europees sociaal recht’. Het Europees monetair beleid en Europees landbouwbeleid komen slechts in beperkte mate aan bod in het programma omwille van de beperktheid van het personeelskader. Bij de omvorming naar een master na masteropleiding zal de harde kern van verplichte opleidingsonderdelen behouden blijven. In het begin van het academiejaar zal er een verplichte “onderdompelingscursus” als “crash course” georganiseerd worden. Daarop volgend wordt gedacht aan volgend verplicht pakket: ‘Europees constitutioneel recht’, ‘Europees economisch recht’, ‘Rechtsbescherming’, ‘Interne Markt’, ‘Actuele vraagstukken geconcentreerd op externe betrekkingen’ (m.i.v. de uitbreidingsproblematiek) en ‘Europese politieke ontwikkeling’. Voor zover toch een keuzemogelijkheid wordt ingevoerd zal deze beperkt blijven. De opleidingsonderdelen ‘Europees sociaal recht’, ‘Europees fiscaal recht’ en ‘Europees strafrecht’ kunnen tot de keuzeopleidingsonderdelen behoren. Uit dit pakket van drie “keuzevakken” kiest de student twee opleidingsonderdelen. Hierbij zij nog opgemerkt dat de invoering van het semestersysteem tot herstructurering van een aantal opleidingsonderdelen zal leiden.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het huidige programma als goed. Ze vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke
Master in het Europees recht - UGent | 407
opleidingsonderdelen. De commissie waardeert dat het programma diepgaand ingaat op de belangrijke takken van het Europees recht en zo een verdieping van de kennis van de studenten waarborgt. Ze apprecieert dat bij de omvorming aan het begin van het academiejaar een “crash course” zal georganiseerd worden om te waarborgen dat alle studenten over een goede basiskennis beschikken voordat de andere opleidingsonderdelen aangevat worden. Tevens vindt ze het goed dat de aangeboden opleidingsonderdelen enkel op derdecyclus-niveau kunnen gevolgd worden. Op die manier wordt herhaling vermeden en kan verdieping nagestreefd worden. In het kader van het verbeterperspectief meent de commissie wel dat het nuttig zou zijn om een aantal opleidingsonderdelen aan te bieden in een andere taal dan het Nederlands en te overwegen of het invoeren van één of meerdere keuzeopleidingsonderdelen een meerwaarde voor het programma kan betekenen. Op die manier kunnen de studenten hun kennis van bv. het Engels verbeteren, wat nuttig kan zijn voor wie in een Europese context wil werken. De commissie vindt het wel goed dat er reeds heel wat gastcolleges in andere talen aangeboden worden, o.a. in het kader van het Jean Monnet Centre of Excellence. Zo worden gerenommeerde juristen uitgenodigd om een lessenreeks te komen geven aan de Universiteit Gent.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als goed. In het programma is er de nodige aandacht voor diepgaande kennisontwikkeling in een aantal rechtstakken die weinig aan bod komen binnen de rechtenopleiding. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied wordt gewaarborgd in de meeste opleidingsonderdelen. Ook een aantal initiatieven in het kader van het Jean Monnet Centre of Excellence dragen hiertoe bij. ZAP-leden doen actief wetenschappelijk onderzoek in het domein waarover ze onderwijzen en verwerken dat onderzoek ook vaak in hun onderwijs. Het verder ontwikkelen van de onderzoeksattitude en vaardigheden wordt vooral in het kader van de masterproef nagestreefd.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als voldoende. De commissie waardeert de logische opbouw van het programma. Zoals hoger vermeld, vindt zij het invoeren van een “crash course” nuttig. Verder heeft zij vastgesteld dat de opleidingsonderdelen inhoudelijk goed op elkaar afgestemd zijn. Aangezien de opleiding nog aangeboden wordt in een jaarsysteem, worden alle opleidingsonderdelen gelijktijdig aangeboden. De commissie stelt het op prijs dat de lessen zoveel mogelijk gegroepeerd worden op een beperkt aantal dagen, zodat de studenten de nodige tijd kunnen besteden aan oefeningen en aan de eindverhandeling. De invoering van het semestersysteem zal wel mogelijkheden bieden om in het eerste semester opleidingsonderdelen af te ronden die nuttig zijn als basis voor andere opleidingsonderdelen. Ook kan dit bv. toelaten om voornamelijk in het tweede semester tijd te voorzien voor de masterproef. Op die manier hebben de studenten het grootste
408 | Master in het Europees recht - UGent
deel van de opleidingsonderdelen reeds afgerond wanneer zij hun inspanningen toespitsen op de masterproef.
2.4. Studieomvang De opleiding in het Europees recht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als onvoldoende. Uit de gesprekken met de studenten zijn geen grote problemen met betrekking tot de studietijd gebleken. De studenten moeten relatief veel werken, maar vinden dit geen probleem.Ten tijde van het bezoek lieten de opleidingsverantwoordelijken geen interesse blijken om de studietijd van nabij op te volgen. De commissie betreurt dat en meent dat het noodzakelijk is om dit structureel in te voeren om de opvolging van de studietijd mogelijk te maken.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat over het algemeen gebruik gemaakt wordt van hoorcolleges, die echter de nodige ruimte voor actieve participatie van de studenten bieden. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van individuele opdrachten, groepswerken, gastcolleges, rollenspellen, casussen en workshops. De commissie stelt dit op prijs. Voorts waardeert de commissie de kwaliteit van de aangeboden studiemateriaal. Er wordt zelden gebruik gemaakt van klassieke cursussen, maar eerder van documentatiebundels die vaak nog tijdens het academiejaar aangevuld worden met actuele informatie.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en toetsing als goed. De commissie heeft een veelheid van examenopgaven ingezien en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep en overeen komt met de doelstellingen. Er wordt zowel naar kennis en inzicht als naar competenties gepeild. De commissie stelt de goede variatie in examenvormen op prijs. Er worden zowel mondelinge als schriftelijke examens afgenomen. Er wordt tevens voor meerdere opleidingsonderdelen gebruik gemaakt van permanente evaluatie aan de hand van discussies, oefeningen en presentaties. In de ECTS-fiches wordt de examenvorm vermeld. Ook in de lessen wordt hierover over het algemeen de nodige informatie gegeven.
Master in het Europees recht - UGent | 409
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. De eindverhandeling telt 13 studiepunten. Het is een schriftelijke proef die zowel het vermogen van de student om een Europeesrechtelijk probleem op een wetenschappelijke en kritische manier diepgaand te analyseren als het vermogen om in een correcte taal en op bondige wijze deze analyse te formuleren, test. Deze eindverhandeling zal bij de invoering van de master na masteropleiding omgevormd worden tot een masterproef. De opleidingsverantwoordelijken plannen geen fundamentele wijzigingen. De student wordt in hoofdzaak begeleid door een promotor. Er wordt daarenboven een lid van het assisterend academisch personeel aangeduid om “eerste lijnshulp” bij het onderwijs te verstrekken. Het thema van de masterproef wordt in samenspraak tussen student en promotor gekozen. De commissie vernam van de studenten dat de concrete begeleiding van promotor tot promotor verschilt. De begeleiding blijkt evenwel geen problemen op te leveren. De eindverhandeling wordt beoordeeld door de promotor en twee commissarissen. De commissie vindt dit goed, maar betreurt dat er geen mondelinge verdediging gekoppeld wordt aan de eindverhandeling. Ze beveelt aan om een dergelijke verdediging in te voeren. De commissie heeft een aantal eindverhandelingen bestudeerd en zij meent dat het niveau van de werkstukken over het algemeen goed is.
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als voldoende. Licentiaten in de rechten worden rechtstreeks toegelaten tot de opleiding. Dit geldt ook voor licentiaten met een economische of politieke vooropleiding. De commissie vindt deze toelatingsvoorwaarde adequaat. De verschillen in voorbereiding zullen in de toekomst nog beter opgevangen worden door het inrichten van een “crash course” in het begin van het academiejaar (zie hoger). Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding voor de voorbije 5 jaar (in het zelfevaluatierapport werden geen oudere gegevens weergegeven). Gemiddeld telt de opleiding 38 studenten per jaar. Zo goed als alle studenten volgen de opleiding onmiddellijk aansluitend op hun basisopleiding. Ongeveer 20 - 25% van de studenten is Franstalig.
410 | Master in het Europees recht - UGent
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar aan de opleiding Europees recht 50
40
30
20
30
38
44
42
37
00-01
01-02
02-03
03-04
10
0
99-00
Het programma wordt enkel in dagonderwijs aangeboden. Wel worden individuele studieprogramma’s met de nodige flexibiliteit ingevuld voor werkstudenten. Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het masterprogramma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma
is adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student goed in staat de eindkwalificaties te bereiken door een samenhangend programma. De studietijd is in overeenstemming met de studiepunten, maar wordt onvoldoende structureel opgevolgd. Dit weegt echter onvoldoende door voor de commissie om op onderwerpniveau een onvoldoende toe te kennen. De afstemming van de vormgeving op de inhoud voldoet. Er is de nodige variatie in onderwijsvormen. Ook het studiemateriaal voldoet aan de eisen van de commissie. Het niveau van de beoordeling en van de toetsing is goed en de examenvormen zijn gevarieerd. De toelatingsvoorwaarden zijn adequaat uitgewerkt.
Master in het Europees recht - UGent | 411
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel zijn goed. Dit blijkt onder andere uit de gesprekken die de commissie voerde met studenten en alumni. De commissie waardeert voorts de grote betrokkenheid van het academisch personeel bij de opleiding. Zowel het zelfstandig als het assisterend academisch personeel geven blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten. In het personeelsbeleid wordt het nodige belang gehecht aan onderwijskundige kwaliteiten, zowel voor het AAP als het ZAP. De commissie stelt tevens het aanbod van onderwijsprofessionalisering dat door de Directie Onderwijsaangelegenheden aangeboden wordt, op prijs.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat een ruime waaier van domeinen binnen het vakgebied Europees recht vertegenwoordigd is in de huidige personeelsbezetting. Enkel het Europees monetair beleid en Europees landbouwbeleid zijn slechts in beperkte mate in het personeelskader aanwezig. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat deze excellent is. Er zijn voorts uitgebreide internationale contacten en uitwisselingen op het vlak van onderzoek. De deeltijdse ZAP- en AAP-leden, gastprofessoren en de academisch consulenten waarborgen een goede band met en kennis van de Europeesrechtelijke praktijk. Ook het feit dat regelmatig gastsprekers uitgenodigd worden, draagt hiertoe bij.
3.3. Kwantiteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. In het zelfevaluatierapport worden geen afzonderlijke cijfergegevens weergegeven over de kwantiteit van het personeel dat betrokken is bij de opleiding Europees recht.Als indicatie voor de grootteorde wordt wel de samenstelling van de vakgroep Europees recht weergegeven. Er zijn 2 voltijdse ZAP-leden, 1 deeltijdse ZAP-lid en drie gastprofessoren verbonden aan de vakgroep. Daarnaast zijn er twee deeltijdse praktijkassistenten, 3 voltijdse assistenten en twee academisch consulenten. Welk deel van hun opdracht de leden van het academisch personeel aan de opleiding wijden, is echter niet duidelijk. De commissie betreurt dit. Op basis van haar gesprekken met de studenten en ZAP-leden, meent de commissie evenwel dat deze staf, bij gelijkblijvend studentenaantal, voldoet.
412 | Master in het Europees recht - UGent
Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De
didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten van het academisch personeel zijn goed. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk is zeer goed dankzij de uitgebreide expertise van de ZAP-leden en de betrokkenheid van een aantal experten als gastprofessor, academisch consulenten of gastspreker.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als goed. De collectie van de bibliotheek Europees recht is zeer goed uitgebouwd. Bovenop de facultaire middelen worden vanuit de betrokken vakgroep veel extra middelen vergaard om de collectie op peil te houden. Er blijkt op piekmomenten wel weinig plaats te zijn om te werken en boeken mogen niet uitgeleend worden. Om de toegankelijkheid van de collectie nog te vergroten, pleit de commissie voor een integratie van deze bibliotheek in de facultaire bibliotheek van zodra er extra ruimte kan worden gecreëerd. Deze integratie mag echter niet ten koste gaan van de bijzondere aandacht die op heden besteed wordt aan het bijhouden van deze bibliotheek. De opleiding kan gebruik maken van leslokalen met de nodige voorzieningen, maar de opleidingsverantwoordelijken signaleren dat zij soms moeilijkheden ondervinden om hiervan gebruik te kunnen maken wanneer dit nodig is. Het elektronisch leerplatform Minerva is zeer gebruiksvriendelijk en biedt veel kansen voor communicatie met de studenten.
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeurt door de ZAP-leden en de AAP-leden die betrokken zijn bij de opleiding. De studenten zijn hier tevreden over. Waar nodig biedt de facultaire studentenadministratie de nodige ondersteuning en helpen centrale diensten studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen. Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen zijn goed. De
bibliotheek beschikt over een goede collectie met betrekking tot het Europees recht. De studiebegeleiding voldoet. Ze verloopt vooral informeel. Master in het Europees recht - UGent | 413
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Universiteit Gent en de faculteit Rechtsgeleerdheid, waar ook de opleiding Europees recht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten. De opleiding Europees recht beschikt niet over een eigen opleidingscommissie. De opleiding wordt opgevolgd door de opleidingscommissie Rechten, die instaat voor het bewaken van het curriculum en het permanent toezien op de kwaliteit van de opleiding.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten als voldoende. De commissie waardeert dat de opleiding Europees recht regelmatig geëvalueerd wordt door de studenten. De visitatiecommissie betreurt dat er geen aparte opleidingscommissie is voor de Master in het Europees recht. Er zal wel een eigen opleidingscommissie opgericht worden bij de invoering van de masteropleiding. De contacten tussen studenten en de opleidingsverantwoordelijken verlopen enkel langs informele weg. Het zelfevaluatierapport is bondig geschreven, maar bevat wel de nodige basisinformatie. Het ontbreekt echter aan zelfkritiek. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde, boden dan ook de nodige aanvulling.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als onvoldoende. Opgelegde hervormingen, zoals de invoering van de masteropleiding en het semestersysteem worden met “lauw enthousiasme” onthaald en worden zover mogelijk vooruit geschoven. Het positieve van deze veranderingen word blijkbaar niet ingezien. Hierdoor kan de commissie niet waarborgen dat eventuele problemen in de toekomst op een adequate manier zullen aangepakt worden. Aangezien deze visitatie de eerste van deze opleiding is, kan de commissie niet nagaan of aanbevelingen van een vorige visitatie zijn opgevolgd.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. De medewerkers zijn vertegenwoordigd in alle relevante organen en voelen zich sterk betrokken bij de opleiding. Studenten worden, naast de onderwijsevaluaties, enkel informeel betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. De commissie vindt het goed dat er gepland wordt om een opleidingscommissie op te richten zodat de studenten langs formele weg kunnen
414 | Master in het Europees recht - UGent
participeren aan de interne kwaliteitszorg. Naar aanleiding van de visitatie werd een bevraging van alumni georganiseerd. Het beroepenveld wordt weinig betrokken bij de opleiding. Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg als positief. Het onderwijs wordt binnen de faculteit
regelmatig geëvalueerd, onder andere door regelmatige studentenbevragingen. De opleidingsverantwoordelijken tonen echter weinig veranderingsbereidheid.Tot op het moment van de visitatie heeft dit evenwel de kwaliteit van de opleiding niet aangetast. Er wordt dan ook aan de beoordeling onvoldoende voor de maatregelen tot verbetering geen doorslaggevend gewicht toegekend in het oordeel op onderwerpniveau. De betrokkenheid van medewerkers is goed. Studenten en alumni werden bevraagd naar aanleiding van de visitatie, maar worden verder enkel informeel betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Het afnemend beroepenveld wordt weinig betrokken.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. De studenten verwerven tijdens de opleiding een goede Europeesrechtelijke wetenschappelijk kennis, wat onder andere blijkt uit het niveau van de eindverhandelingen. De afgestudeerden vinden over het algemeen snel werk en worden gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. Ook op basis van het niveau van de examenvragen die zij ingekeken heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. De alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn eveneens tevreden over de genoten opleiding.
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije vijf jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Gemiddeld slagen zo’n 62% van de studenten. De commissie vindt een dergelijk slaagpercentage vrij laag voor een specialisatieopleiding. Een kleine minderheid van de studenten doet zijn studiejaar over. Ongeveer 90% van de afgestudeerden, haalt het diploma binnen de voorziene termijn. Dit is goed.
Master in het Europees recht - UGent | 415
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Europees recht. 100%
80%
60%
53%
55%
71%
70%
02-03
03-04
59%
40%
20%
0% 99-00
00-01
01-02
Algemene conclusie bij onderwerp 6 : resultaten De commissie beoordeelt de resultaten van de Master in het Europees recht als positief. Dankzij een
goede academische vorming worden de studenten goed voorbereid op de Europeesrechtelijke praktijk. De eindverhandelingen zijn van goed niveau. Het studierendement is voldoende. Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Europees recht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief. Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: − een aantal opleidingsonderdelen aan te bieden in een andere taal dan het Nederlands; − te overwegen één of meerdere keuzeopleidingsonderdelen aan te bieden; − de studietijd van nabij op te volgen; − een mondelinge verdediging van de masterproef in te voeren; − de kansen van, al dan niet opgelegde, veranderingen optimaal te benutten.
416 | Master in het Europees recht - UGent
Vrije Universiteit Brussel De master na master in het Internationaal en Europees recht
Inleiding In 1961 werd de Licentie Internationaal Recht opgericht. In 1972 werd daarnaast een Bijzondere Licentie Europees Recht opgericht. Vanaf 1978-1979 werden beide opleidingen samengevoegd. Later werd deze opleiding een Specialisatieopleiding en in het kader van de Bologna-hervormingen werd de opleiding in het academiejaar 2004-2005 omgevormd tot een master na masteropleiding. De opleiding wordt in dagonderwijs aangeboden. De onderwijstaal is het Nederlands, met evenwel de mogelijkheid om Franstalige en Engelstalige keuzeopleidingsonderdelen te volgen. De commissie beoordeelde de opleiding ter gelegenheid van haar bezoek aan de faculteit van 20 tot 23 december 2005.
ONDERWERP 1 : DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING De Master in het Internationaal en Europees recht streeft naar volgende doelstellingen en eindtermen.
Doelstellingen De Master in het Internationaal en Europees Recht beoogt studenten met een voorkennis van het internationaal en Europees Recht op te leiden tot afgestudeerden die voorbereid zijn op het wetenschappelijke onderzoek in het vakgebied en de toepassing van deze theoretische kennis in het professioneel leven. De afgestudeerde moet zowel kunnen doordringen tot de essentie van het internationaal en Europees Recht, als dit laatste kunnen situeren in een bredere maatschappelijke context. De afgestudeerde moet het internationaal en Europees Recht op zijn merites kunnen beoordelen en moet voldoende achtergrond bezitten om een bijdrage te leveren aan de rechtsontwikkeling in het vakgebied. Deze opleiding bereidt de studenten voor op een internationale carrière (diplomatieke dienst, internationale en Europese ambten, etc.).
Eindtermen Aan het eind van de opleiding dienen de studenten te beschikken over een afdoende parate kennis voor een eerste confrontatie met de gespecialiseerde beroepsuitoefening. De studenten dienen daarenboven een verregaande vaardigheid in het hanteren van de specifieke rechtsbronnen te hebben ontwikkeld en te beschikken over het nodige referentiekader en de vereiste vaardigheden voor het zelfstandig integreren van nieuwe kennis van het internationaal en Europees Recht. De studenten dienen tevens inzicht te hebben verworven in de ontwikkeling van het internationaal en Europees Recht, in het
Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel | 417
proces van totstandkoming van de desbetreffende regels en in de achterliggende maatschappelijke problemen en evoluties, en dit zowel op nationaal, Europees als op internationaal vlak. Zij dienen vertrouwd te zijn met de daarbij betrokken actoren. De studenten dienen blijk te geven van een kritisch-reflectieve benadering van het internationaal en Europees Recht en hun bekwaamheid tot de zelfstandige wetenschappelijke beoefening ervan. In het zelfevaluatierapport worden deze doelstellingen en eindtermen nog concreter ingevuld.
1.1. Niveau en oriëntatie van de opleiding De commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de opleiding als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen over het algemeen overeen komen met de eindkwalificaties van een academisch gerichte masteropleiding zoals die in art. 58 van het Structuurdecreet geformuleerd zijn. De doelstellingen zijn gericht op het verder ontwikkelen van wetenschappelijke kennis in het internationaal en Europees recht. De master moet zelfstandig wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten en over de nodige algemene en specifieke beroepsgerichte competenties beschikken om de verworven wetenschappelijke kennis zelfstandig te kunnen aanwenden op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
1.2. Domeinspecifieke eisen De commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de opleiding als voldoende. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een master na masteropleiding in het Internationaal en Europees recht stellen. De opleiding is de enige Nederlandstalige opleiding in het Vlaamse hoger onderwijs die zowel het Internationaal als het Europees recht op een gelijkwaardige manier behandelt. De commissie betreurt evenwel de onvoldoende contacten tussen de opleiding en het afnemend veld met het oog op de afstemming van de doelstellingen met het beroepenveld. Zij beveelt aan om dergelijke contacten beter uit te bouwen. Algemene conclusie bij onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding De commissie beoordeelt de doelstellingen van de master als positief. Het niveau en de oriëntatie van de opleiding
voldoen aan de decretale eisen ter zake. De domeinspecifieke eisen voldoen eveneens. De doelstellingen komen overeen met wat vakgenoten verwachten van een Master in het Internationaal en Europees recht. Contacten met het afnemend veld kunnen wel beter uitgebouwd worden. 418 | Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel
ONDERWERP 2 : PROGRAMMA De Master in het Internationaal en Europees Recht is opgevat als een éénjarige masteropleiding. Er worden 27 studiepunten besteed aan de verplichte stam, minimaal 15 studiepunten aan keuzeopleidingsonderdelen en 18 studiepunten aan de masterproef. In de verplichte stam wordt een evenwicht nagestreefd tussen de internationaal en Europeesrechtelijke opleidingsonderdelen. Er worden 13 studiepunten besteed aan internationaalrechtelijke opleidingsonderdelen en 14 studiepunten aan Europeesrechtelijke opleidingsonderdelen. Ook bij de samenstelling van het pakket keuzeopleidingsonderdelen werd aan het evenwicht bijzondere aandacht besteed. Van de aangeboden 31 keuzeopleidingsonderdelen zijn er vijf die internationaalrechtelijk zijn, vijf Europeesrechtelijk, en vijf die beide domeinen overspannen. Van de overige zes opleidingsonderdelen zijn er vijf die, vertrekkende van de Belgische situatie, ook grensoverschrijdende aspecten behandelen. Het niet-juridisch opleidingsonderdeel “Geschiedenis van de buitenlandse betrekkingen” past hier niet echt onder, maar overspant desalniettemin de wereld in zijn geheel vanuit historisch oogpunt. Er werd tevens een mogelijkheid gecreëerd om een aantal opleidingsonderdelen in een andere taal te volgen omwille van het belang van een goede talenkennis in het domein van het Europees en internationaal recht. Hiertoe werd een akkoord gesloten met de ULB (franstalige opleidingsonderdelen) en worden studenten toegelaten tot vier opleidingsonderdelen van de Master in International and Comparative Law. De commissie waardeert deze mogelijkheden. De meeste keuzeopleidingsonderdelen tellen drie studiepunten.
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en het programma als voldoende. Ze vindt dat de doelstellingen adequaat vertaald zijn in het programma en in de afzonderlijke opleidingsonderdelen. Het programma biedt over het algemeen goede mogelijkheden om de nagestreefde eindkwalificaties te bereiken. Het programma omvat alle rechtstakken die noodzakelijk zijn voor een master in Internationaal en Europees recht. Zowel in de internationaal als in de Europees gerichte verplichte opleidingsonderdelen wordt een verdieping van de kennis uit de masteropleiding rechten nagestreefd. De commissie beveelt aan om de Europese en internationaalrechtelijke aspecten, waar mogelijk, te integreren en niet los van elkaar aan te bieden. Dit kan de specificiteit van het programma verder versterken. In de keuzeopleidingsonderdelen kunnen de studenten zich verder verdiepen in onderdelen van het internationaal en Europees recht die hun interesse wegdragen, hun kennis over de internationale
Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel | 419
instellingen bijschaven (voor de studenten die geen dergelijk opleidingsonderdeel gevolgd hebben in hun vooropleiding) of hun kennis verbreden door opleidingsonderdelen te volgen die zich situeren in de traditionele randdisciplines van het internationaal en Europees recht. Wel meent de commissie dat het ‘Internationaal zeerecht’ niet noodzakelijk is als verplicht opleidingsonderdeel. Zij beveelt aan om dit eerder als keuzeopleidingsonderdeel aan te bieden. Daarentegen beveelt de commissie aan om in het verplichte programma meer aandacht te besteden aan het internationaal en Europees economisch recht.
2.2. De academische gerichtheid van het programma De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van het programma als voldoende. In het programma is er binnen de diverse plichtvakken voldoende aandacht voor kennisontwikkeling in de rechtstakken die relevant zijn voor het internationaal en Europees recht. Deze kennisontwikkeling staat in functie van de ontwikkeling van de bekwaamheid tot zelfstandig verwerven van kennis, eerder dan het verwerven van encyclopedische kennis op zich. De aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het internationaal en Europees recht wordt zowel gewaarborgd door het wetenschappelijk onderzoek dat de ZAP-leden doen als door de praktijkervaring van meerdere deeltijdse ZAP-leden. In het kader van de masterproef worden de onderzoeksattitude en -vaardigheden van de studenten, die zij reeds in hun basisopleiding hebben verworven, verder ontwikkeld.
2.3. De samenhang van het programma De commissie beoordeelt de samenhang van het programma als voldoende. De commissie waardeert de inhoudelijke afstemming tussen de individuele opleidingsonderdelen. Er is een goede verhouding tussen de internationaal en Europees gerichte opleidingsonderdelen. Zoals hoger (zie 2.1) vermeld, ziet de commissie in de integratie van een aantal Europese en internationaalrechtelijke opleidingsonderdelen een mogelijkheid op het programma verder te versterken. De keuzeruimte laat de student toe om afhankelijk van zijn vooropleiding en zijn interesses een optimaal programma samen te stellen.
2.4. Studieomvang De Master in het Internationaal en Europees recht telt 60 studiepunten. Dit voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
2.5. Studietijd De commissie beoordeelt het facet studietijd als voldoende. De studiedruk is volgens de studenten vrij hoog. Ook de begrote en de reële studietijd komen volgens de studenten niet steeds overeen.
420 | Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel
Voornamelijk bij een aantal keuzeopleidingsonderdelen blijken grote verschillen te bestaan. De commissie waardeert dat de regelmatige studietijdmetingen die de universiteit organiseert recent ook van toepassing werden op de Master Internationaal en Europees recht. Zij hoopt dan ook dat de resultaten van deze studiemeting van nabij zullen opgevolgd worden en aanleiding zullen geven tot een betere afstemming tussen de begrote en de reële studietijd.
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud als voldoende. Er is een goede variatie van gebruikte werkvormen. De hoorcolleges worden over het algemeen aan een vrij kleine groep studenten gegeven. In een aantal opleidingsonderdelen wordt dan ook op interactieve wijze les gegeven. De hoorcolleges worden aangevuld met casussen, werkcolleges en in één geval projectonderwijs. De masterproef biedt de kans om wetenschappelijke vaardigheden verder te ontwikkelen. Voorts worden bezoeken aan internationale instellingen voor de studenten georganiseerd. Het studiemateriaal bestaat voornamelijk uit syllabi, readers en tekstbundels. In mindere mate wordt gebruik gemaakt van handboeken. Ook worden vaak teksten en presentaties elektronisch ter beschikking gesteld. Het beschikbare materiaal is actueel en van goede kwaliteit. De studenten vinden echter dat er soms te weinig studiemateriaal ter beschikking wordt gesteld.
2.7. Beoordeling en toetsing De commissie beoordeelt de vorm en de inhoud van de beoordeling en toetsing als goed. De commissie heeft de ter beschikking gestelde examenopgaven bestudeerd en heeft vastgesteld dat het niveau aangepast is aan de doelgroep. De toetsing is zowel gericht op kennis en inzicht als op vaardigheden en attitudes en gaat na of de beoogde doelstellingen bereikt worden. De commissie waardeert het grote aantal mondelinge examens, al dan niet met schriftelijke voorbereiding. Tijdens de eerste of de laatste les of via het elektronisch leerplatform PointCarré wordt informatie gegeven over de examenvorm en worden voorbeeldexamenvragen bekend gemaakt, zodat de studenten op de hoogte zijn over wat hen te wachten staat op het examen.
2.8. De masterproef De commissie beoordeelt de masterproef als goed. Sinds de bachelor-masterhervorming wordt een masterproef van 18 studiepunten opgelegd. Voordien bestond reeds een afstudeerwerk dat vergelijkbaar was met de masterproef.
Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel | 421
Van de studenten wordt verwacht dat zij aantonen op een zelfstandige en wetenschappelijke wijze een internationaal of Europeesrechtelijk onderwerp te kunnen behandelen en uitdiepen door het schrijven van een masterproef die het niveau haalt van een publiceerbaar artikel. Het onderwerp van de masterproef houdt verband met één van de juridische opleidingsonderdelen die worden onderwezen in de opleiding. De student kiest zelf het onderwerp van zijn masterproef en de promotor. Daarnaast worden twee commissarissen aangeduid. De promotor verplicht zich ertoe om de student regelmatig te begeleiden en de student verplicht zich ertoe om de promotor regelmatig in te lichten over de vorderingen van zijn onderzoek. Niet naleving ervan kan leiden tot verandering van promotor of verzaking van het promotorschap. De beoordeling van de masterproef gebeurt op basis van het schriftelijk verslag van een 40-tal bladzijden, een samenvatting van maximum 2 bladzijden en de mondelinge verdediging. De masterproef wordt beoordeeld aan de hand van volgende criteria: kennis van het onderwerp en van de juridische beginselen die erop van toepassing zijn, duidelijke en heldere analyse van de problematiek, omvang en diepgang van het onderzoek, blijk van oorspronkelijke redenering en kritische zin, logische opbouw en indeling, synthesegeest, gebruikte bronnen, grammatica, spelling en stijl, juiste en consequente wijze van citeren. Voor elke masterproef wordt door de promotor en de twee aangeduide verslaggevers een schriftelijk verslag opgesteld waarvan de student uiterlijk drie dagen vóór de verdediging van de masterproef kennis moet kunnen nemen. Het toegekende cijfer drukt, samengevat, de beoordeling uit over het vermogen van de desbetreffende student om zelfstandig de wetenschap in het domein van het internationaal of Europees recht te beoefenen. De commissie waardeert het goed doordachte concept van de masterproef. Zij stelt de combinatie van een schriftelijk wetenschappelijk verslag, een samenvatting en de mondelinge verdediging op prijs. De commissie apprecieert ook dat de studenten goed begeleid worden en dat zij door de promotor en twee verslaggevers beoordeeld worden. De commissie heeft afstudeerwerkjes en masterproeven bestudeerd en vastgesteld dat het niveau ervan goed is. De mogelijkheid wordt geboden om de masterproef te vervangen door deelname aan een internationale pleitwedstrijd (Jessup of Rousseau). De commissie waardeert dit. De studenten worden hierbij begeleid door AAP-leden en worden beoordeeld op basis van de opgestelde memories en de mondelinge pleidooien. Ook de participatie in de voorbereiding wordt in rekening gebracht.
422 | Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel
2.9. Toelatingsvoorwaarden De commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden als voldoende. De master na masteropleiding is rechtstreeks toegankelijk voor houders van een diploma van licentiaat in de rechten en politieke wetenschappen. Houders van een ander economisch diploma kunnen eveneens toegelaten worden mits het aantonen van een basiskennis van het internationaal en Europees recht. Niet alle houders van een diploma politieke wetenschappen hebben echter de nodige juridische voorkennis. De commissie vindt het daarom positief dat de rechtstreekse toelating van Licentiaten in de Politieke Wetenschappen herbekeken en verstrengd zal worden. Zij acht het nuttig om ook deze studenten op basis van bewezen voorkennis, in plaats van enkel op basis van hun diploma, toe te laten tot de opleiding. Over het algemeen blijkt het programma goed aan te sluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. Grafiek 1 toont het aantal studenten per academiejaar in de opleiding Internationaal en Europees recht over de voorbije 10 jaar. Gemiddeld gaat het om 17 studenten per jaar in de periode 1994-2004.
Grafiek 1 : Aantal studenten per academiejaar in de opleiding Internationaal en Europees recht 30
20
10
18
12
18
10
14
12
24
14
17
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
27
0
03-04
Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel | 423
Algemene conclusie bij onderwerp 2 : programma De commissie beoordeelt het programma als positief. De vertaling van de doelstellingen in het programma is
adequaat en de opleiding is van academisch niveau. Het programma stelt de student in staat de eindkwalificaties binnen de voorziene studietijd te bereiken door middel van een samenhangend programma. Er is een goed evenwicht tussen de Europeesrechtelijke en de internationaal gerichte opleidingsonderdelen. Een verdere integratie van beide pijlers zou de opleiding nog kunnen versterken. De afstemming van de vormgeving en van de inhoud voldoet. Er is een goede variatie aan werkvormen. Het niveau van de beoordeling en de toetsing is goed en de vele mondelinge examens worden gewaardeerd. De masterproef draagt bij tot het verder ontwikkelen van wetenschappelijke attitude en vaardigheden. De toelatingsvoorwaarden voldoen en de opleiding sluit goed aan bij de kwalificaties van de studenten.
ONDERWERP 3 : INZET VAN PERSONEEL Voor een beschrijving van de inzet van personeel wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
3.1. Kwaliteit van het personeel De commissie beoordeelt de kwaliteit van het personeel als goed. De commissie heeft waardering voor de onderwijsdeskundigheid en de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van het onderwijzend personeel. Zowel het ZAP als het AAP geeft volgens de studenten blijk van veel inzet voor hun onderwijsopdrachten en ze zijn zeer aanspreekbaar voor de studenten. In het personeelsbeleid wordt veel belang gehecht aan onderwijskundige kwaliteiten, zowel voor het AAP als het ZAP. Meerdere elementen van de onderwijsloopbaan worden opgenomen in het academisch dossier. De commissie stelt tevens het aanbod van onderwijsprofessionalisering dat zowel door het Interfacultair Departement Lerarenopleiding als door het Onderwijsvernieuwing & Onderwijs Service Centrum aangeboden wordt, op prijs.
3.2. Eisen academische gerichtheid De commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de staf als goed. De commissie is van oordeel dat de vakgroep over de nodige expertise beschikt in de relevante domeinen van het internationaal en Europees recht. De commissie heeft de wetenschappelijke output van de onderzoekers die bij de opleiding betrokken zijn bestudeerd en stelt vast dat zij een goede wetenschappelijke output leveren in hoogstaande tijdschriften. De deeltijdse ZAP-leden die aan de opleiding verbonden zijn, hebben
424 | Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel
praktijkervaring in verschillende sectoren, zodat de academische kennis niet los gedoceerd wordt van de juridische praktijk. Ook worden praktijkassistenten ingezet in het onderwijs.
3.3.
Kwantiteit van het personeel
De commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende. Er zijn twee voltijdse en vier deeltijdse ZAP-leden (in totaal 3,3 voltijdse eenheden) verbonden aan de vakgroep Internationaal en Europees recht, die instaat voor alle verplichte en een vierde van de keuzeopleidingsonderdelen. Daarnaast beschikt de vakgroep over 1,9 VTE AAP-leden. Bovenstaande aantallen brengen echter de totale opdracht van de betrokkenen in rekening. De commissie betreurt dat de beschikbaarheid van de ZAP-leden voor de opleiding niet afzonderlijk wordt gekwantificeerd. Op basis van gesprekken met alle betrokkenen, meent de commissie dat deze staf voldoet voor het aanbieden van de opleiding. Algemene conclusie bij onderwerp 3 : inzet van personeel De commissie beoordeelt de inzet van personeel als positief. De omvang van het personeelsbestand voldoet. De
didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten stellen geen problemen.In het personeelsbeleid wordt aandacht besteed aan onderwijskundige kwaliteiten en er is een gewaardeerd aanbod van onderwijsprofessionaliseringsinitiatieven. De onderzoeksdeskundigheid en de kennis van de professionele praktijk zijn goed.
ONDERWERP 4 : VOORZIENINGEN Voor een beschrijving van de voorzieningen wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
4.1. Materiële voorzieningen De commissie beoordeelt de materiële voorzieningen als voldoende. De faculteit Rechten en Criminologie, waaronder de opleiding valt, beschikt over voldoende en goed uitgeruste leslokalen en auditoria. De facultaire bibliotheek beschikt over een te beperkte collectie met betrekking tot het internationaal en Europees recht. Naast deze collectie, kunnen de studenten terecht in het facultaire documentatiecentrum, waar bijkomende informatie beschikbaar is. Dit documentatiecentrum blijkt echter onvoldoende om de te beperkte collectie van de bibliotheek op te vangen. Dit wordt evenwel gecompenseerd door het jaarlijks in kaart brengen van een up-to-date overzicht van de in Brussel bestaande bibliotheken. Die lijst wordt langs de webpagina’s van de Vakgroep in twee talen aan de studenten ter beschikking gesteld. Zij hebben ook toegang tot de bibliotheken van de Europese Commissie en van de U.L.B. De ICT voorzieningen voldoen wel. Het elektronisch leerplatform Pointcarré biedt veel kansen voor communicatie met de studenten en voor interactie.
Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel | 425
4.2. Studiebegeleiding De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als voldoende. De vakinhoudelijke begeleiding en de informatievoorziening gebeurt door de ZAP- en de AAP-leden die betrokken zijn bij de opleiding. Een specifieke begeleiding wordt ook geleverd aan de studenten die wensen deel te nemen aan het diplomatiek examen. Waar nodig biedt de faculteits- en vakgroepsecretariaat de nodige ondersteuning en helpt de centrale Dienst Studieadvies studenten met niet-opleidingsonderdeelgebonden problemen. Het informeren van studenten gebeurt voornamelijk door middel van de website. Algemene conclusie bij onderwerp 4 : voorzieningen Globaal beoordeelt de commissie de voorzieningen als positief. De materiële voorzieningen zijn goed. De te
beperkte collectie van de centrale bibliotheek wordt gecompenseerd door de inspanningen om studenten toegang te verlenen tot andere relevante bibliotheken. De andere materiele voorzieningen zijn goed. De studiebegeleiding voldoet; deze wordt vooral door de AP-leden van de vakgroep waargenomen.
ONDERWERP 5 : INTERNE KWALITEITSZORG Voor een uitgebreide beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg van de Vrije Universiteit Brussel en de faculteit Rechten en Criminologie, waar ook de Master Internationaal en Europees recht onder valt, wordt verwezen naar het deelrapport van de Bachelor en de Masteropleiding Rechten.
5.1. Evaluatie van de resultaten De visitatiecommissie beoordeelt de evaluatie van resultaten als voldoende. De commissie waardeert dat de opleiding sinds kort door de studenten geëvalueerd wordt in het kader van de semesteriële onderwijsevaluaties, maar ze vindt dat de vragenlijst kan verbeterd worden (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten). Ook al worden veel problemen dankzij de kleinschaligheid van de opleiding informeel aangebracht, toch vindt de commissie het goed dat ook voor de Master Internationaal en Europees recht recent een eigen opleidingsraad werd opgericht om de opleiding op een gestructureerde manier op te volgen. Het zelfevaluatierapport is informatief en volledig. Het is eveneens voldoende zelfkritisch. De gesprekken die de visitatiecommissie tijdens haar bezoek voerde boden een waardevolle aanvulling hierop.
5.2. Maatregelen tot verbetering De commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering als voldoende. Het programma wordt
426 | Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel
regelmatig aangepast aan nieuwe evoluties en op basis van gesignaleerde problemen. Zo werden overlappingen tussen opleidingsonderdelen weggewerkt, werd een regelmatige evaluatie van het onderwijs ingevoerd. Tevens werden Engels- en Franstalige opleidingsonderdelen toegevoegd aan het aanbod van keuzeopleidingsonderdelen. Aangezien de opleiding voor het eerst gevisiteerd werd, kon zij nog geen rekening gehouden hebben met de resultaten van vorige visitaties.
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De commissie beoordeelt de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld als voldoende. De verschillende geledingen worden goed betrokken op instellingsniveau. Recent werd binnen de opleiding een opleidingsraad opgericht, die alle ZAP-leden die betrokken zijn bij de opleiding samenbrengt en ook AAP-leden en studenten betrekt. Er zijn tevens plannen om alumni beter te betrekken bij de opleiding, onder andere door middel van een alumni-bevraging. Het afnemend beroepenveld wordt enkel betrokken langs de deeltijdse ZAP-leden. Algemene conclusie bij onderwerp 5 : interne kwaliteitszorg Globaal beoordeelt de commissie de interne kwaliteitszorg positief. Het onderwijs wordt sinds kort geëvalueerd.
Ook via informele weg worden problemen aangebracht. Er is tevens recent een opleidingsraad opgericht. Bij gesignaleerde problemen worden de nodige verbetermaatregelen genomen. Er werden recent inspanningen geleverd om de betrokkenheid van alle medewerkers en de studenten te verhogen. Er wordt eveneens gepland om de alumni beter te betrekken bij de opleiding. Het afnemend veld wordt enkel door middel van de deeltijdse ZAP-leden betrokken.
ONDERWERP 6 : RESULTATEN
6.1. Gerealiseerd niveau De commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau als goed. Op basis van het niveau van de masterproeven en de examenvragen die zij bestudeerd heeft, meent de commissie dat de afgestudeerden van een goed niveau zijn en de geformuleerde eindkwalificaties bereiken. Ook de alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn unaniem tevreden over de genoten opleiding en de alumni worden over het algemeen gewaardeerd in de functies die ze uitoefenen. De opleiding heeft in het verleden geen internationale studentenuitwisselingen georganiseerd. Wel schrijven zich soms buitenlandse studenten in en wordt een aanbod van Franstalige en Engelstalige keuzeopleidingsonderdelen aangeboden.
Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel | 427
6.2. Onderwijsrendement De commissie beoordeelt het onderwijsrendement als voldoende. De slaagpercentages van de voorbije tien jaar worden weergegeven in Grafiek 2. Deze liggen volgens de commissie vrij laag. Gemiddeld slaagt 69% van de ingeschrevenen. Het niet slagen is, volgens de opleidingsverantwoordelijken, voor een substantieel deel te wijten aan studenten die tijdens de opleiding afhaken. Het gaat hierbij vooral om studenten die de studiedruk onderschatten of tijdens de opleiding werk vinden. Van de studenten die het diploma behalen doet 94,6% dit binnen de voorziene studieduur. Dit vindt de commissie goed.
Grafiek 2 : Slaagpercentages van de studenten in de opleiding Internationaal en Europees recht 100% 90% 83%
80%
78%
80%
79%
75% 71%
70%
67%
67%
60% 50%
50%
41%
40% 30% 96-97 97-98 98-99 Algemene 94-95 conclusie 95-96 bij onderwerp 6 : resultaten
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
De commissie beoordeelt de resultaten als positief. Het niveau van de examenvragen en de masterproeven
is goed. Ook zijn de studenten tevreden over de opleiding en komen zij goed terecht. De slaagcijfers worden beïnvloed door het aantal afhakers tijdens het jaar. Degenen die het diploma halen, doen dat meestal binnen de voorziene studietijd. Algemeen eindoordeel De commissie is van oordeel dat de Master in het Internationaal en Europees recht voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en haar eindoordeel is bijgevolg positief.
428 | Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel
Samenvatting van de aanbevelingen van de visitatiecommissie, in het kader van het verbeterperspectief. In het kader van het verbeterperspectief beveelt de commissie aan: - de contacten met het afnemend veld uit te bouwen; - de Europese en internationaalrechtelijke aspecten waar mogelijk te integreren en niet los van elkaar aan te bieden; - blijvend te investeren in de collectie van de bibliotheek; - de vragenlijst van de semesteriële onderwijsevaluaties aan te passen (zie rapport Bachelor en Master in de Rechten).
Master in het Internationaal en Europees recht - Vrije Universiteit Brussel | 429
430 |
BIJLAGEN
| 431
432 |
Bijlage 1 Personalia van de leden van de visitatiecommissie Prof. Dr. Baron Jean du Jardin (Voorzitter van de visitatiecommissie), geboren te Leuven op 3 september 1934, emeritus procureur-generaal bij het Hof van cassatie, ere eerste advocaat-generaal bij het Benelux Gerechtshof, en hoofd van diens parket, emeritus hoogleraar bij de faculteiten van rechtsgeleerdheid van Louvain la Neuve en van Namen. Hij werd doctor in de rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven in 1956, licentiaat in het notariaat aan dezelfde universiteit in1957, en in criminologie aan de Université catholique de Louvain in 1957. Na een stage aan de Balie te Leuven, werd hij in 1960 benoemd tot substituut-procureur des Konings te Brussel. Hij werd magistraat bij het Hof van beroep te Brussel in 1978, advocaat-generaal bij het Hof van cassatie in 1985, eerste advocaatgeneraal in 1995, en procureur-generaal bij dit Hof in 2000. Hij trad in het emeritaat op 1 oktober 2004. Van 1965 tot 1977 was hij adjunct van de Koninklijke Commissaris voor de hervorming van de strafrechtspleging. Hij doceerde aan de rechtsfaculteiten, te Namen van 1967 tot 1999, en te Louvain la Neuve van 1979 tot 1999. Sinds 1971 was hij lid van de Benelux-commissie voor de éénmaking van het recht. Van 1987 tot 1991 was hij voorzitter van de Hoge Raad voor penitentiair beleid. Bij besluit van 8 juli 2005 verleende de Koning hem vergunning van erfelijke adeldom met de persoonlijke titel van baron, en op 25 oktober 2005 het Grootlint in de Leopoldsorde. Mr. Pierre Marchal, geboren in 1933, emeritus eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, erevoorzitter van het Benelux Gerechtshof. Doctor in de rechten aan de Université Libre de Bruxelles in 1956, en licentiaat in het notariaat aan dezelfde universiteit in 1966. Hij fungeerde eerst als advocaat aan de Balie te Veurne. Hij werd in 1963 magistraat te Doornik, en in 1970 auditeur bij de Arbeidsrechtbank te Doornik, in 1978 advocaat-generaal bij het Hof van Beroep te Mons en in 1982 raadsheer in het Hof van Cassatie. In 1997 verkoos dit Hof hem als eerste voorzitter. Hij trad in het emeritaat op 1 augustus 2003. Em. Prof. Yvette Merchiers, doctor in de rechten aan de Rijksuniversiteit Gent in 1958. Zij verwierf in 1960 een postgraduaat in Vergelijkend Recht aan het Institut de Droit Comparé de l’ Université de Paris (Sorbonne), waar zij tevens de Prix du Centre français de Droit Comparé behaalde. Zij begon haar universitaire loopbaan in 1962 aan de Rijksuniversiteit Gent. Na haar aggregaatsthesis, werd zij docent in 1971 en bevorderde tot gewoon hoogleraar. In 1992 werd zij decaan van haar faculteit, en gedurende zes jaar lid van de Raad van Bestuur in die universiteit. In 2001 trad zij in het emeritaat. Er zijn talrijke publicaties op haar naam, o.m. inzake huurrecht. Zij trad veelvuldig op als rapporteur voor de Académie Internationale de Droit Comparé en van de Association Capitant.
Bijlagen: Personalia van de leden van de visitatiecommissie | 433
Prof. dr. Henk Snijders, geboren in 1951, doctor in de rechten aan de Universiteit Leiden, hoogleraar burgerlijk recht, burgerlijk procesrecht en handelsrecht aan de universiteiten van Leiden en van Rotterdam. Voorzitter van het Institute of Anglo-American Law, lid van de Advisory Council van het Institute of European and Comparative Law in Oxford en contactpersoon voor de ‘Leiden-Oxford uitwisseling van docenten en studenten’. Hij is tevens raadsheer-plv in het Gerechtshof te Arnhem, en rechter-plv in de Rechtbank te Den Haag. Hij is ook annotator van de Nederlandse Jurisprudentie voor verschillende juridische tijdschriften, waarin hij ook studies publiceerde over burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht. Prof dr. Paul Smeyers, geboren in 1953. Gewoon hoogleraar aan de K.U.Leuven, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Centrum voor Wijsgerige Pedagogiek, waar hij ‘wijsgerige pedagogiek’ en ‘methoden en technieken van het interpretatief pedagogisch onderzoek’ doceert. Er zijn talrijke publicaties op zijn naam in het domein van de ‘Philosophy of Education’. Sedert augustus 2006 is hij President van het International Network of Philosophers of Education. Em. Prof. Jacques Malherbe, geboren in 1940, doctor in de rechten aan de Université Catholique de Louvain in 1962, licentiaat in de Economische Wetenschappen aan dezelfde universiteit, in 1965. Hij behaalde het diploma van Master of Laws aan Harvard University in 1964. Advocaat aan de Balie te Brussel sinds 1962, met als specialisaties fiscaal en vennootschapsrecht. Het Internationaal Arbitragehof van de International Chamber of Commerce (ICC) stelt hem vaak aan als arbiter. Hij was ook hoogleraar aan de Université Catholique de Louvain, waar hij fiscaal recht, handelsrecht en Europees financieel recht doceerde. In 2006 trad hij in het emeritaat. Hij is ook gastprofessor geweest in Wenen, Bologna, Hamburg en Tilburg. Hij publiceerde talrijke studies over het vennootschapsrecht en internationale en Europese fiscaliteit. Mr. Thijs G. Drupsteen, geboren in 1945, lid van de Nederlandse Raad van State. Tot 2001 was hij hoogleraar ‘Bestuursrecht’ en ‘Milieurecht’ aan de Universiteit van Leiden. Van 1992 tot 1994 was hij decaan van de faculteit Rechtsgeleerdheid bij die universiteit. Naast zijn hoogleraarschap, vervulde hij functies op het terrein van advisering, bezwaar en beroep. Mr. D.W.F. (Feer) Verkade, geboren in 1944, advocaat-generaal bij de Hoge Raad in Nederland. Zijn universitaire carrière, die hij in Leiden begon, werd voortgezet met het hoogleraarschap ‘Handels- en economisch recht’ aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en ‘Intellectuele eigendom en informatierecht’ aan de Universiteit Leiden. Tot 2002 was hij advocaat. In 1973 trad hij tot de magistratuur als rechter-plaatsvervanger en in 1986 raadsheer-plaatsvervanger te Arnhem. In 2002 werd hij advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Hij bekleedde tal van nevenfuncties, o.m. als medewerker van juridische tijdschriften, als annotator van jurisprudentie van de Hoge Raad, van het BeneluxGerechtshof en van het Hof van Justitie der EG, o.m. inzake intellectuele eigendom. In 1994 werd hij benoemd tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
434 | Bijlagen: Personalia van de leden van de visitatiecommissie
Prof. Jan Winter, geboren in 1943. Hij behaalde zijn diploma in de rechten aan de faculteit Rechtsgeleerdheid te Leiden in 1967. Hij behaalde een LLM-graad aan Tulane University of Lousiana in New Orleans in 1969. Hij was verbonden aan het Europa Instituut van de Universiteit van Leiden en aan de rechtsfaculteit van de Universiteit van Groningen. In 1982 werd hij benoemd tot hoogleraar in het ‘Recht van de Europese Organisaties’ aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij was decaan van die rechtsfaculteit van 1986 tot 1989. Hij is gasthoogleraar geweest in Edinburg, Chicago en Montreal. Sinds 2003 vervult hij de functie van Directeur Internationalisering van de rechtsfaculteit van de Vrije Universiteit Amsterdam. Mej. Victoria Hemelaer, geboren in 1983, zij beëindigde in 2001 haar secundair onderwijs (Economie – Moderne talen) aan het Sint-Hendriks en Zusters Maricolen Instituut te Deinze. Ze startte in datzelfde jaar de opleiding Rechten aan de Universiteit Gent en studeerde in 2006 af met grote onderscheiding. Tijdens haar opleiding deed ze, o.a. in de opleidingscommissie van haar faculteit, ervaring op als studentenvertegenwoordiger Dhr. Frédéric de Grave, geboren in 1982, hij beëindigde in 2000 zijn secundair onderwijs (LatijnWetenschappen met grote onderscheiding aan het Bisschoppelijk College te Veurne. In 2002 behaalde hij zijn kandidaatsdiploma in de Rechten aan de K.U.Leuven, Campus Kortrijk met onderscheiding. In 2003 studeerde hij via het Erasmus-programma aan de University of East Anglia in het Verenigd Koninkrijk. In 2005 behaalde hij zijn licentiaatsdiploma in de Rechten aan de K.U.Leuven met onderscheiding en in 2006 behaalde hij het diploma van master in het Notariaat aan dezelfde instelling. Gedurende zijn studies was hij actief in de studentenbeweging, onder andere als praeses op de K.U.Leuven Campus Kortrijk en in het Vlaams Rechtsgenootschap te Leuven. Hij was student-lid van de Onderwijsraad van de K.U.Leuven en van de faculteitsraad van de faculteit Rechtsgeleerdheid. Hij was tevens lid van het Bureau Leuvense overkoepelende kringorganisatie.
Bijlagen: Personalia van de leden van de visitatiecommissie | 435
Bijlage 2: Bezoekschema’s Bezoekschema Katholieke Universiteit Leuven 24 oktober 2005 09u00 - 11u00
intern beraad visitatiecommissie
11u00 - 11u45
gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
facultair coördinatoren betrokken opleidingen
11u45 - 12u30
opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, student betrokken bij
onderwijskundig overleg (ba-lic rechten)
12u30 - 13u30
middagmaal
13u30 - 14u15
studenten betrokken bij onderwijskundig overleg (ba-lic rechten)
14u15 - 15u00
leden van het academisch personeel betrokken bij onderwijskundig overleg
(ba-lic rechten)
15u00 - 15u45
studenten bachelor (ba rechten)
15u45 - 16u00
pauze
16u00 - 16u45
studenten master (lic rechten)
16u45 - 17u45
assisterend academisch personeel, bursalen en technisch personeel (ba-lic rechten)
17u45 - 18u15
nabespreking commissie, extra gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven
18u15 - 19u15
afgestudeerden van de opleiding (ba-lic rechten)
19u15
informele ontmoeting met het bestuur van de faculteit en opleidingsafgevaardigden
(ba-lic rechten - notariaat)
20u00
avondmaaltijd visitatiecommissie
25 oktober 2005 09u00 - 09u45
zelfstandig academisch personeel ba (ba rechten)
09u45 - 10u30
zelfstandig academisch personeel ma (lic rechten)
10u30 - 10u45
pauze
10u45 - 11u45
studenten notariaat (incl. studenten POC)
11u45 - 12u45
ZAP (incl. opleidingsverantwoordelijken en ev. AAP/BAP) - notariaat
12u45 - 13u45
middagmaal
13u45 - 14u45
studenten MNM Fiscaliteit (incl. studenten POC)
14u45 - 15u45
ZAP (incl. opleidingsverantwoordelijken en ev. AAP/BAP) - MNM Fiscaliteit
15u45 - 16u00
pauze
16u00 - 17u00
verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding, ombudspersoon, internationalisering,
interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
436 | Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat
17u00 - 17u30
nabespreking commissie en inkijken cursussen, nota’s, …
17u30 - 18u15
afgestudeerden MNM Notariaat
18u15 - 19u00
afgestudeerden MNM Fiscaliteit
19u00 - 20u00
informele ontmoeting met bestuur van de faculteit en opleidingsafgevaardigden
(betrokken opleidingen)
20u00
avondmaaltijd visitatiecommissie
26 oktober 2005 09u00 - 11u00 11u00 - 12u00 12u00 - 13u00 13u00 - 13u45
bezoek gebouwen en infrastructuur
coördinator
13u45 - 17u00 17u00
mondelinge rapportering
spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie middagmaal gesprek met het bestuur van de faculteit, opleidingsverantwoordelijken, facultair intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering
Bezoekschema Universiteit Antwerpen 21 november 2005 09u00 - 11u00 11u00 - 12u00
intern beraad visitatiecommissie
facultair coördinatoren betrokken opleidingen
12u00 - 12u45
opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, student betrokken bij
onderwijskundig overleg (ba-lic rechten)
12u45 - 13u45 13u45 - 14u30 14u30 - 15u15
middagmaal
(ba-lic rechten)
15u15 - 16u00 16u00 - 16u15 16u15 - 17u00 17u00 - 17u45 17u45 - 18u15 18u15 - 19u00 19u 00- 19u45 20u00
studenten bachelor (ba rechten)
gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
studenten betrokken bij onderwijskundig overleg (ba-lic rechten) leden van het academisch personeel betrokken bij onderwijskundig overleg
pauze studenten master (lic rechten) assisterend academisch personeel, bursalen en technisch personeel (ba-lic rechten) nabespreking commissie, extra gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven afgestudeerden van de opleiding (ba-lic rechten) informele ontmoeting met het bestuur van de universiteit en de faculteiten avondmaaltijd visitatiecommissie
Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat | 437
22 november 2005 09u00 - 09u45 09u45 - 10u30 10u30 - 10u45 10u45 - 11u45 11u45 - 12u45 12u45 - 13u45 13u45 - 14u45 14u45 - 15u45 15u45 - 16u00 16u00 - 17u00
zelfstandig academisch personeel ba (ba rechten)
interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
17u00 - 17u30 17u30 - 18u15 18u15 - 19u00 19u00 - 20u00
nabespreking commissie en inkijken cursussen, nota’s, …
(betrokken opleidingen)
20u00
avondmaaltijd visitatiecommissie
zelfstandig academisch personeel ma (lic rechten) pauze studenten MNM Ondernemingsrecht (incl. studenten POC) ZAP (incl. opleidingsverantwoordelijken en ev. AAP/BAP) - MNM Ondernemingsrecht middagmaal studenten MNM Fiscaal recht (incl. studenten POC) ZAP (incl. opleidingsverantwoordelijken en ev. AAP/BAP) - MNM Fiscaal recht pauze verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding, ombudspersoon, internationalisering,
afgestudeerden MNM Fiscaal recht afgestudeerden MNM Ondernemingsrecht informele ontmoeting met bestuur van de faculteit en opleidingsafgevaardigden
23 november 2005 09u00 - 11u00 11u00 - 12u00 12u00 - 13u00 13u00 - 13u45
bezoek gebouwen en infrastructuur
facultair coördinator
13u45 - 17u00 17u00
mondelinge rapportering
spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie middagmaal gesprek met het bestuur van de faculteit, opleidingsverantwoordelijken, intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering
Bezoekschema Katholieke Universiteit Leuven Campus Kortrijk 5 december 2005 09u30 - 12u30 12u30 - 13u30 13u30 - 14u30
intern beraad visitatiecommissie middagmaal gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
facultair coördinatoren, opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie,
student betrokken bij onderwijskundig overleg
438 | Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat
14u30 - 15u15 studenten betrokken bij onderwijskundig overleg 15u15 - 16u00 leden van het academisch personeel betrokken bij onderwijskundig overleg 16u00 - 16u15 pauze 16u15 - 17u00 studenten bachelor 17u00 - 17u45 assisterend academisch personeel, bursalen en technisch personeel 17u45 - 18u15 nabespreking commissie, extra gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven 18u15 - 19u00 afgestudeerden van de opleiding 19u00 informele ontmoeting met het bestuur van de faculteit en opleidingsafgevaardigden 20u00 avondmaaltijd visitatiecommissie 6 december 2005 09u00 - 10u30 10u30 - 11u30 11u30 - 12u45
bezoek gebouwen en infrastructuur zelfstandig academisch personeel bachelor gastprofessoren, verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding, ombudspersoon,
internationalisering, interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
12u45 - 13u45 13u45 - 14u15 14u15 - 15u00
middagmaal
facultair coördinator
15u00 - 17u00 17u00
intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering
spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie gesprek met het bestuur van de faculteit, opleidingsverantwoordelijken,
mondelinge rapportering
Bezoekschema K.U.Brussel 14 december 2005 09u00 - 11u00 11u00 - 12u00
intern beraad visitatiecommissie gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
facultair coördinatoren betrokken opleidingen, opleidingsverantwoordelijken,
opstellers zelfevaluatie, student betrokken bij onderwijskundig overleg (rechten)
12u00 - 13u00
gesprek met studenten bachelor rechten; inclusief studenten opleidingscommissie
(rechten)
13u00 - 14u00 14u00 - 15u00 15u00 - 16u30 16u30 - 16u45 16u45 - 17u30
middagmaal gesprek met academisch personeel (rechten), inclusief AP opleidingscommissie bezoek onderwijsruimten, bibliotheek e.d. pauze gesprek met alumni (rechten)
Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat | 439
17u30 - 18u30
gesprek met studenten en afgestudeerden MNM Intellectuele rechten, inclusief studenten
in opleidingscommissie
18u30 - 19u30
gesprek met studenten en afgestudeerden MNM Vennootschapsrecht, inclusief studenten
in opleidingscommissie
19u30 - 20u15
informele ontmoeting met een vertegenwoordiging van de academische overheid,
het faculteitsbestuur en opleiding (betrokken opleidingen)
20u15
avondmaaltijd visitatiecommissie
15 december 2005 09u00 - 10u00 10u00 - 11u00 11u00 - 11u45
gesprek met ZAP, ev. AAP/BAP MNM Intellectuele Rechten
interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
11u45 - 12u00 12u00 - 12u30 12u30 - 13u00
verantwoordelijken stroomgesprekken
facultair coördinator
13u00 - 14u00 14u00 - 17u30 17u30
middagmaal
gesprek met ZAP, ev. AAP/BAP MNM Vennootschapsrecht verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding, ombudspersoon, internationalisering,
spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie gesprek met het bestuur van de faculteit, opleidingsverantwoordelijken,
intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
Bezoekschema Vrije Universiteit Brussel 20 december 2005 12u00 - 13u00 13u00 - 15u00 15u00 - 15u45
maaltijd intern beraad visitatiecommissie gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
facultair coördinatoren betrokken opleidingen (rechten en notariaat)
15u45 - 16u45
opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, leden van het academisch personeel
uit de opleidingscommissie en een student betrokken bij onderwijskundig overleg
(rechten en notariaat)
16u45 - 17u00 17u00 - 17u45 17u45 - 18u30 18u30 - 19u00
pauze gesprek met de studenten betrokken bij onderwijskundig overleg (rechten en notariaat) gesprek met studenten bachelor rechten (rechten) nabespreking commissie, extra gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven
440 | Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat
19u00 - 19u45
informele ontmoeting/receptie met een vertegenwoordiging van de academische overheid,
het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden (betrokken opleidingen)
19u45 avondmaaltijd visitatiecommissie 21 december 2005 09u00 - 09u45 09u45 - 10u30 10u30 - 10u45 10u45 - 11u30
gesprek met studenten licenties rechten (rechten)
(rechten en notariaat)
11u30 - 12u15 12u15 - 13u 15 13u15 - 14u00 14u00 - 14u45 14u45 - 16u45 16u45 - 17u30
gesprek met zelfstandig academisch personeel bachelor rechten (rechten)
facultair coördinatoren betrokken opleidingen (manama’s)
17u30 - 18u15 18u15 - 19u00 19u00
gesprek met afgestudeerden van de opleiding rechten (rechten) informele ontmoeting met het bestuur van de faculteit en opleidingsafgevaardigden
(rechten, notariaat en manama’s)
19u45
avondmaaltijd visitatiecommissie
gesprek met studenten notariaat (notariaat) pauze gesprek met assisterend academisch personeel, bursalen en stageverantwoordelijken
middagmaal gesprek met zelfstandig academisch personeel licenties rechten gesprek met zelfstandig academisch personeel notariaat intern beraad visitatiecommissie (4 manama’s) gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
gesprek met afgestudeerden van de opleiding notariaat (notariaat)
22 december 2005 09u00 - 09u45 09u45 - 10u45 10u45 - 11u00 11u00 - 11u 45 11u45 - 12u45 12u45 - 13u45 13u45 - 14u30 14u30 - 15u15 15u15 - 16u45 16u45 - 17u45 17u45 - 18u15 18u15 - 18u45 18u45 - 19u15
gesprek met de studenten van de manama Sociaal recht gesprek met het academisch personeel van de manama Sociaal recht pauze gesprek met de studenten van de manama Economisch recht gesprek met het academisch personeel van de manama Economisch recht middagmaal gesprek met de studenten van de manama Internationaal en Europees Recht gesprek met het academisch personeel van de manama Internationaal en Europees Recht bezoek onderwijsruimten, bibliotheek e.d. nabespreking commissie, extra gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven gesprek met afgestudeerden van de opleiding manama Sociaal recht gesprek met afgestudeerden van de opleiding manama Economisch recht gesprek met afgestudeerden van de opleiding manama Internationaal en Europees Recht
Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat | 441
19u15 - 19u45 19u45
gesprek met afgestudeerden van de opleiding manama Fiscaal Recht avondmaaltijd
23 december 2005 09u00 - 09u45 09u45 - 10u30 10u30 - 11u15
gesprek met de studenten van de manama Fiscaal Recht
interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
11u15 - 11u45 11u45 - 12u30
spreekuur
gesprek met het academisch personeel van de manama Fiscaal Recht verantwoordelijken studie-advies en –begeleiding, ombudspersoon, internationalisering,
gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
facultair coördinatoren betrokken opleidingen (rechten, notariaat, manama’s)
12u30 - 13u30 13u30 - 17u00 17u00
middagmaal intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
Bezoekschema Universiteit Gent 9 januari 2006 13u00 - 15u00 15u00 - 15u45
intern beraad visitatiecommissie
facultair coördinatoren betrokken opleidingen (rechten en notariaat)
15u45 - 16u45
opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, leden van het academisch personeel
uit de opleidingscommissie en een student betrokken bij onderwijskundig overleg
gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
(rechten en notariaat)
16u45 - 17u00 17u00 - 17u45 17u45 - 18u30 18u30 - 19u00 19u00 - 19u45
pauze
het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden (betrokken opleidingen)
19u45
avondmaaltijd visitatiecommissie
gesprek met de studenten betrokken bij onderwijskundig overleg (rechten en notariaat) gesprek met studenten bachelor rechten (rechten) nabespreking commissie, extra gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven informele ontmoeting/receptie met een vertegenwoordiging van de academische overheid,
442 | Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat
10 januari 2006 09u00 - 09u45 09u45 - 10u30 10u30 - 10u45 10u45 - 11u30
gesprek met studenten licenties rechten (rechten)
(rechten en notariaat)
11u30 - 12u15 12u15 - 13u 15 13u15 - 14u00 14u00 - 14u45 14u45 - 16u45 16u45 - 17u30
gesprek met zelfstandig academisch personeel bachelor rechten (rechten)
facultair coördinatoren betrokken opleidingen (manama’s)
17u30 - 18u15 18u15 - 19u00 19u00
gesprek met afgestudeerden van de opleiding rechten (rechten) informele ontmoeting met het bestuur van de faculteit en opleidingsafgevaardigden
(rechten, notariaat en manama’s)
19u45
avondmaaltijd visitatiecommissie
gesprek met studenten notariaat (notariaat) pauze gesprek met assisterend academisch personeel, bursalen en stageverantwoordelijken
middagmaal gesprek met zelfstandig academisch personeel licenties rechten gesprek met zelfstandig academisch personeel licenties notariaat intern beraad visitatiecommissie (4 manama’s) gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
gesprek met afgestudeerden van de opleiding notariaat (notariaat)
11 januari 2006 09u00 - 09u45 09u45 - 10u45 10u45 - 11u00 11u00 - 11u 45
gesprek met de studenten van de manama Milieurecht
11u45 - 12u45 12u45 - 13u45 13u45 - 14u30 14u30 - 15u15 15u15 - 16u45 16u45 - 17u45 17u45 - 18u15 18u15 - 18u45 18u45 - 19u15 19u15 - 19u45 19u45
gesprek met het academisch personeel van de manama Bedrijfsrecht
gesprek met het academisch personeel van de manama Milieurecht pauze gesprek met de studenten van de manama Bedrijfsrecht middagmaal gesprek met de studenten van de manama Europees Recht gesprek met het academisch personeel van de manama Europees Recht bezoek onderwijsruimten, bibliotheek e.d. nabespreking commissie, extra gelegenheid tot inzage cursussen, nota’s en examenopgaven gesprek met afgestudeerden van de opleiding manama Milieurecht gesprek met afgestudeerden van de opleiding manama Bedrijfsrecht gesprek met afgestudeerden van de opleiding manama Europees Recht gesprek met afgestudeerden van de opleiding manama Fiscaliteit avondmaaltijd
Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat | 443
12 januari 2006 09u00 - 09u45 09u45 - 10u30 10u30 - 11u15
gesprek met de studenten van de manama Fiscaliteit
interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
11u15 - 12u00 12u00– 13u00 13u00 - 13u45
spreekuur middagmaal
facultair coördinatoren betrokken opleidingen (rechten, notariaat, manama’s)
13u45 - 18u00 18u00
intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering
gesprek met het academisch personeel van de manama Fiscaliteit verantwoordelijken studie-advies en –begeleiding, ombudspersoon, internationalisering,
gesprek met het bestuur van de faculteit (decaan, vice-decaan, facultair secretaris),
mondelinge rapportering
444 | Bijlagen: Bezoekschema’s Rechten - Notariaat
Bijlage 3 Reacties van de opleidingen Vooraf In de procedure voor onderwijsvisitaties (Handleiding Onderwijsvisitaties – VLIR-VLHORA, Brussel, februari 2005, p.56) is voorzien dat opleidingen die dit noodzakelijk achten een reactie op het visitatierapport als bijlage kunnen laten publiceren. De K.U.Brussel, de K.U.Leuven, de Universiteit Antwerpen en de universiteit Gent hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De commissie heeft haar beoordeling van iedere opleiding afzonderlijk en haar vergelijkend oordeel gebaseerd op de menigvuldige documenten en informatie waarvan zij inzage heeft gekregen, de talrijke gesprekken tijdens de visitaties, de antwoorden op de zeer gerichte vragen die zij gesteld heeft en de bezoeken aan de beschikbare voorzieningen. Dit heeft de commissie in staat gesteld om, na gedegen informatie te hebben ingewonnen, een genuanceerd oordeel te vellen. Het vergelijkend oordeel dat, na ter eventuele reactie aan de opleidingen te zijn voorgelegd, in dit rapport is opgenomen, heeft niet als doel exhaustief alle argumenten te herhalen die in de deelrapporten werden vermeld, dan wel een globaal beeld van de gevisiteerde opleidingen te geven. Verschillend van de gedeeltelijke en mitsdien onvolledige blik die een opleiding op de andere opleidingen kan hebben, was de commissie aldus in staat een breed zicht op het geheel te verwerven en verantwoorde vergelijkingen te maken. De commissie waardeert dat de opleidingen in hun reacties die zij na de bezoeken aan de commissie hebben overgemaakt, er reeds blijk van geven in te spelen op de aanbevelingen van de commissie. De commissie verheugt zich daarover en meent dat dit ten goede komt van de kwaliteit van de opleidingen, maar kan, in functie van haar opdracht en van het moment van de uitvoering ervan, bij haar oordelen geen rekening houden met nieuwe ontwikkelingen of uitgedrukte intenties.
Reacties van de opleidingen | 445
Bijlage vanwege de faculteit Rechtsgeleerdheid van de K.U.Brussel De faculteit Rechtsgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Brussel heeft met interesse kennis genomen van het rapport dat de visitatiecommissie heeft opgesteld na haar visitatiebezoek van december 2005. Zonder oogmerk van exhaustiviteit1, wenst zij bij dit rapport het volgende op te merken : 1. In januari 2006, zodra de gesprekken met de vervolginstellingen aangaande doorstroming in een voldoende gevorderd stadium waren, heeft de faculteit haar bachelorprogramma gefinaliseerd. Nog dezelfde maand (januari 2006) heeft zij dit gefinaliseerde bachelorprogramma gepubliceerd en meteen ook schriftelijk medegedeeld aan de visitatiecommissie. Met dit finale programma wordt in het rapport van de visitatiecommissie evenwel geen rekening gehouden. Het rapport beperkt zich immers tot de toestand zoals deze bekend was op het ogenblik van het bezoek van de commissie in december 2005. Hierdoor zijn de bevindingen van het rapport niet alleen achterhaald op het moment van publicatie van het rapport, maar heeft een belangrijk aantal ervan bovendien betrekking op een (ontwerp-)programma dat in wezen steeds ‘virtueel’ was, nu het nooit als dusdanig (i.e. ‘op het terrein’) aan studenten werd aangeboden. 2. De faculteit wijst in het bijzonder op de volgende belangrijke ontwikkelingen: a. in vergelijking met het (ontwerp-)programma zoals dit voorlag op het ogenblik van het bezoek van de visitatiecommissie, werden o.m. de volgende positiefrechtelijke vakken aan het bachelorprogramma toegevoegd: Personen-, familie- en familiaal vermogensrecht, Goederenrecht, Bijzondere overeenkomsten en Gerechtelijk recht. Deze toevoegingen hebben meteen ook geleid tot de versterking van de samenhang van het programma. Ingevolge deze wijzigingen beantwoordt het bachelorprogramma (dat volledig raadpleegbaar is op het internet (www.kubrussel.ac.be/onderwijs/rechten/bachelor/index. htm) aan het referentiekader van de visitatiecommissie en ligt het tevens in de lijn van de bachelorprogramma’s van de overige Vlaamse rechtsfaculteiten. Dit laatste neemt nochtans niet weg dat het programma eigen accenten behoudt, zoals dit overigens ook voor de programma’s van de overige Vlaamse rechtfaculteiten het geval is.
446 | Reacties van de opleidingen
b. de nodige stappen werden ondernomen om voor alle positiefrechtelijke vakken specialisten aan te stellen. Zoals de commissie zelf heeft kunnen vaststellen, was dit reeds het geval voor de positiefrechtelijke vakken die werden aangeboden tijdens het academiejaar 20052006. Het dient echter te worden onderlijnd dat dit, deels ingevolge samenwerking met de K.U.Leuven, evenzeer zo zal zijn voor de nieuwe ingevoerde positiefrechtelijke vakken. Deze zullen met ingang van het academiejaar 2006-2007 worden gedoceerd in het kader van het vanaf dat academiejaar voor het eerst ingerichte derde bachelorjaar. c. in 2006 werden belangrijke investeringen gedaan in de bibliotheek van de faculteit. Deze investeringen zullen met ingang van het academiejaar 2006-2007 ten volle hun vruchten beginnen af te werpen, zodat ook op dat vlak de bacheloropleiding tijdig en adequaat zal worden ondersteund. 3. Los van de bovenstaande punten wijst de faculteit erop dat zij de enige rechtsfaculteit is die een tweejarige kandidaturenopleiding diende om te vormen tot driejarige bacheloropleiding, een uitbreiding met de helft die bovendien (vooralsnog) geschiedde zonder financiële tegemoetkoming. De bijkomende financiële middelen zullen immers slechts (ten vroegste) beschikbaar zijn vanaf 1 januari 2007. Dit gegeven heeft niet verhinderd dat de faculteit Rechtsgeleerdheid van de K.U.Brussel zich als kleinschalige rechtsfaculteit is blijven inzetten voor een optimale juridische vorming in een onafgebroken streven naar kwaliteitsverbetering en onderwijsvernieuwing. Mede gelet op de doorgevoerde wijzigingen, is de faculteit ervan overtuigd dat haar finale bachelorprogramma de nodige waarborgen biedt, ook binnen het door de visitatiecommissie gehanteerde referentiekader, om een gedegen rechtenopleiding te verzekeren.
Reacties van de opleidingen | 447
Bijlage vanwege de faculteit Rechtsgeleerdheid van de K.U.Leuven Vooraf 1 De Faculteit Rechtsgeleerdheid van de K.U.Leuven wenst bij het verloop van de visitatie rechten 20052006 en de rapportering daarover een aantal bedenkingen te formuleren waarvan ze uitdrukkelijk vraagt die in het eindrapport op te nemen. Sommige bedenkingen zijn van principiële aard. Andere hebben specifiek betrekking op de K.U.Leuven. Toch wordt enkel ingegaan op punten die een meer algemene draagwijdte kunnen hebben. Alle illustraties zijn noodgedwongen ontleend aan het deelrapport voor de K.U.Leuven en het samenvattende “Vergelijkend Rapport”. De faculteiten beschikken op dit ogenblik immers niet over de zelfevaluatie en deelrapporten van de andere faculteiten.
I. Knelpunten van structurele aard A. Vergelijkend rapporteren als opdracht 1. De faculteiten rechtsgeleerdheid worden voor het eerst geconfronteerd met een vergelijkende rapportering. De daarvoor gemaakte keuze is verdedigbaar en de Leuvense faculteit aanvaardt deze werkwijze. De faculteiten mogen echter wel verwachten dat de basisvoorwaarden voor vergelijkend rapporteren zorgvuldig in acht worden genomen. 2. De procedureregels voor de visitatie ruimen terecht een belangrijke plaats in voor het contradictoir element. Elke faculteit ontvangt haar deelrapport en kan daarop reageren vooraleer het rapport wordt vrijgegeven. Dit is “faire procedure”.
1
In deze nota wordt verwezen naar een aantal documenten die hier voor de duidelijkheid in chronologische volgorde van tot stand komen worden vermeld: - “Zelfevaluatierapport 2005”, Faculteit Rechtsgeleerdheid K.U.Leuven, 30 juni 2005; - “Visitatiecommissie”: bezoek in Leuven 24-26 oktober, in Kortrijk december 2005; - “Deelrapport I”: rapport van de Visitatiecommissie m.b.t. de Rechtsfaculteit K.U.Leuven, 3 april 2006; - “Opmerkingen”: reactie van de faculteit op Deelrapport I, 25 april 2006; - “Toelichting”: “Toelichting vanwege de visitatiecommissie met betrekking tot de verwerking van de reacties op het deelrapport Rechten vanwege de opleiding van de K.U.Leuven”, 23 mei 2006; - “Deelrapport II: licht aangepast deelrapport van de commissie, 23 mei 2006; - “Vergelijkend rapport”: “De opleidingen rechten in vergelijkend perspectief”, 23 mei 2006.
448 | Reacties van de opleidingen
Het is natuurlijk wel van het grootste belang dat de eventuele bezwaren van de instellingen met een passende motivering worden beantwoord. Dit is, zoals verder wordt geïllustreerd, niet altijd het geval geweest. De faculteit haast zich te bevestigen dat de commissie zeer loyaal haar ontwerptekst op vele punten heeft verbeterd, rekening houdend met de opmerkingen van de faculteit, en de faculteit waardeert dit ten zeerste. Wat hier bedoeld wordt is evenwel dat het naar het aanvoelen van de faculteit niet altijd voldoende lukt om de commissie tot reflectie over haar eigen uitgangspunten te brengen. De faculteit vraagt dat de VLIR als organiserende instantie de wisselende visitatiecommissies hierin adequaat zou begeleiden en ze nadrukkelijk zou wijzen op het belang van deze fase in de rapportering. 3. Een tweede contradictoir moment volgt na de toezending van een “Vergelijkend rapport”. Hier wordt de faculteiten evenwel gevraagd om te reageren op een vergelijking waarvan ze de termen niet kennen. Het vergelijkend rapport zelf is bijna onvermijdelijk relatief summier. Anderzijds beschikken de faculteiten nog altijd niet over de deelrapporten van de andere faculteiten. Hoe moet een faculteit dan reageren? Hoe kan ze oordelen of ze de quotering die ze voor een bepaald onderdeel krijgt, adequaat vindt? De visitatiecommissie deelt de quoteringen enkel in hun absolute waarde mee, en de faculteiten kunnen bij het ontvangen van hun respectieve deelrapporten niet inschatten hoe zwaar of hoe licht een ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ precies wegen, omdat zij geen idee hebben of de visitatiecommissie streng of mild quoteert. Het is pas na de ontvangst van het Vergelijkend Rapport dat de quoteringen in hun relatieve betekenis duidelijk worden. Jammer genoeg is dit vergelijkend rapport al te dikwijls ontoereikend om te beoordelen op welke gronden nu precies een onderdeel voor de ene bijvoorbeeld als “goed”, en voor de andere slechts als “voldoende” gequoteerd wordt. Het rapport maakt zelden duidelijk wat er beslissend is om een onderdeel als “goed” of “voldoende” te quoteren, dat wil zeggen, per definitie, al dan niet “uitstijgend boven de basiskwaliteit”. De faculteiten kunnen het antwoord ook niet vinden in de deelrapporten van de andere instellingen, die nog vertrouwelijk blijven. Het gesignaleerde probleem wordt onder paragraaf III hieronder geïllustreerd. De faculteit dringt erop aan dat in de opdrachtomschrijvingen van de visitatiecommissies, op het stuk van de vergelijkende rapportering, het belang zou worden benadrukt van een zorgvuldige verantwoording waarom vergelijkend het ene bijvoorbeeld goed genoemd wordt, het andere voldoende of het ene voldoende, het andere onvoldoende. Per slot van rekening staat of valt elke vergelijking met de degelijkheid van deze motivering. Wellicht is dit niet helemaal mogelijk in het vergelijkend rapport alleen. De faculteit vraagt dat er zou worden nagedacht over de mogelijkheid om samen met het vergelijkend rapport ook alle deelrapporten ter beschikking te stellen. Dit zou het tweede contradictoir moment in de procedure een meer reële inhoud geven dan nu het geval is.
Reacties van de opleidingen | 449
B. Timing van de visitatie. In rekening brengen van de gevolgen daarvan Er is destijds beslist de huidige visitatie te laten plaatsvinden in een periode van volle overgang van de kandidaatlicentiaat programma’s naar de bachelormaster programma’s. Al heeft de faculteit daar destijds bedenkingen over gemaakt, daar zullen goede redenen voor geweest zijn en het komt de faculteit niet toe daarover nu andermaal opmerkingen te maken. Alle faculteiten hebben zich loyaal in deze keuze ingepast. In deze omstandigheden mogen de faculteiten echter wel verwachten dat met grote zorgvuldigheid rekening wordt gehouden met de impact van de overgangssituatie. De faculteit begrijpt dat de visitatiecommissie zich hierdoor ook meer dan eens in een hachelijke situatie heeft bevonden. Toch meent ze te mogen signaleren dat met dit gegeven niet altijd voldoende rekening werd gehouden en illustreert dit hier met een voorbeeld dat betrekking heeft op een essentieel onderdeel van de hervormingen. Verder volgt nog een ander voorbeeld. De masterproef De gesprekken over de invulling van de masterproef waren op het ogenblik dat de visitatiecommissie de faculteit bezocht nog in volle gang. De faculteit gaf een voorlopige schets. In haar eerste rapport schrijft de commissie: “De commissie betreurt het wel dat over de inhoudelijke eisen nog weinig duidelijkheid bestaat” (Deelrapport I, 14). In haar antwoord op de opmerkingen van de faculteit, die ondertussen verder gewerkt heeft aan de masterproef en dat ook met tekst en bijlage signaleerde in haar Opmerkingen, schrijft de Visitatiecommissie over zichzelf: “Haar rapport beschrijft evenwel de situatie op het moment van haar bezoek aan de faculteit en zij heeft de feiten die dateren van na het bezoek of intenties voor de toekomst die in de reactie van de opleiding worden geformuleerd dan ook niet betrokken bij haar oordelen” (Toelichting, 1, met uitdrukkelijke verwijzing naar ook het punt van de masterproef). Dat belet de commissie niet om in haar tweede versie opnieuw te betreuren dat er “vooralsnog weinig duidelijkheid bestaat” (Deelrapport II, 14). In het vergelijkend rapport geeft de commissie aan drie faculteiten die ze later heeft bezocht, voor dat onderdeel een beoordeling “goed”, aan de K.U.Leuven “vooralsnog voldoende”. Tegelijkertijd bevestigt zij: “Over de concrete eisen die aan dit werkstuk gesteld zullen worden, was nog geen duidelijkheid op het moment van het bezoek aan de opleiding” (Vergelijkend rapport, 8). De faculteit was op het ogenblik van het bezoek van de visitatiecommissie (oktober 2005) echter geenszins in gebreke, want de hervormde masterprogramma’s moesten bij de academische overheid pas worden ingediend in april 2006. Indien de commissie over onvoldoende gegevens beschikte op het ogenblik dat zij haar onderzoek als definitief afgesloten beschouwde, en indien dit tekort aan gegevens het gevolg was van de op gang zijnde hervormingsprocedure en de timing van de visitatie, had de commissie dan een andere keuze dan haar oordeel, gelet op de omstandigheden, op dit punt op te schorten?
450 | Reacties van de opleidingen
II. De normen waaraan getoetst wordt 1. Eigen normen en streefdoelen van de commissie Elke beoordeling verliest haar validiteit indien wat beoordeeld wordt, gemeten wordt aan een norm die niet als zodanig mag gelden. Tot tweemaal toe laat de Visitatiecommissie zich verleiden tot het introduceren van eigen streefdoelen waar geen decretale of reglementaire norm, noch een degelijke onderwijskundige motivering voor bestaat.
2. Mondelinge examens Standpunt van de commissie De Visitatiecommissie toont zich een uitgesproken voorstander van meer mondelinge examens, ook voor grote groepen, en stelt een teveel aan examens met meerkeuzevragen vast. Gesprekken met studenten en alumni leren de commissie “dat de studenten vragende partij zijn om meer mondelinge examens in te voeren. Een aantal voor de jurist belangrijke vaardigheden worden namelijk minder getest bij een schriftelijk dan bij een mondeling examen”. De commissie brengt begrip op voor de praktische problemen voor het organiseren van mondelinge examens voor grote groepen en suggereert als mogelijke oplossing een beurtrol voor mondeling examen over de verschillende opleidingsonderdelen (Deelrapport II, 12; Vergelijkend rapport, 78). Enkele kritische reflecties Sinds vele jaren heeft de decreetgever de traditionele voorkeur voor het mondeling examen losgelaten. De instellingen bepalen zelf overeenkomstig onderwijskundige normen wat in de verschillende omstandigheden de beste examenvorm kan zijn. Er bestaat een reëel gevaar van sluipende normering indien de visitatiecommissie eigenmachtig opnieuw een welbepaalde vorm in dit geval die waar vele leden het meest mee vertrouwd zijn eenzijdig gaat naar voor schuiven. Docenten die deelnemen aan onder meer door de VLIR georganiseerde vormingssessies over het examineren voor grote groepen leren daar dat mondelinge examens voor grote groepen aanvaardbaar kunnen zijn als daar voldoende tijd kan voor worden uitgetrokken. Ze worden ook vertrouwd gemaakt met technieken van schriftelijke examens met open vragen en meerkeuzevragen die erop gericht zijn docenten te brengen tot een zo verantwoord mogelijk examineren, rekening houdend met de diverse doelstellingen van het opleidingonderdeel. Jaarlijks wisselen van examenvorm is helemaal niet wat daar aanbevolen wordt. Verder wordt daar evenmin geleerd dat het mondeling examen speciaal geschikt zou zijn om een aantal speciaal voor juristen relevante vaardigheden in te oefenen. Het sterk bevorderen van mondelinge examens voor grote groepen komt herhaaldelijk op gespannen voet te staan met de steeds sterker wordende nood aan transparantie en verantwoording van de gegeven beoordeling.
Reacties van de opleidingen | 451
Slotsom van deze korte verkenning is dat de Visitatiecommissie door haar eenzijdig vooroordeel ten gunste van het mondeling examen een erg beperkte, traditionele visie op het examineren naar voor schuift. De faculteit heeft in haar reactie de commissie daar ook nadrukkelijk op geattendeerd en gewezen op sommige dubbelzinnige (opportunistische) aspecten van de voorkeur voor mondelinge examens (Opmerkingen, 3). De Visitatiecommissie geeft als enige reactie dat “[zij] van mening [is] dat haar formulering voldoende duidelijk is” (Toelichting, 1). Dit beantwoordt niet aan wat de faculteit als adequaat wederwoord mocht verwachten. Niettemin stelt de faculteit vast dat in het vergelijkend rapport het tekort aan mondelinge examens en het teveel aan schriftelijke examens met ook meerkeuzevraagexamens als enig element opduikt dat inzichtelijk kan maken waarom voor andere instellingen op het onderdeel “Beoordeling en toetsen” de beoordeling “goed” staat, en voor de K.U.Leuven “voldoende”. De bovenstaande reactie moet niet misleiden. De Leuvense faculteit organiseert nog steeds mondelinge examens, overigens vanaf het eerste bachelorjaar. Zij zal niettemin haar beleid ten aanzien van de examenvormen met vernieuwde aandacht onderzoeken, haar beleid zonodig aanpassen en haar keuzes verantwoorden. Maar zij kan niet aanvaarden dat de grenzen waarbinnen zij dat moet doen eenzijdig en zonder juridische of pedagogischdidactische grond worden ingeperkt.
3. Studietijdmeting De decreetgever verwacht dat de instellingen de studielast onder controle houden en daarvoor ook de nodige meetinstrumenten hanteren. Betrouwbare studietijdmetingen zullen daar ongetwijfeld belangrijk bij zijn. Het decreet noch de parlementaire voorbereiding schrijven voor hoe of hoe frequent dat precies moet. De visitatiecommissie beveelt zonder aarzelen aan om “zo snel mogelijk jaarlijks studietijdmetingen uit te voeren” dit om problemen tijdig te ontdekken en bij te sturen. (Deelrapport II, 11). De faculteit van haar kant was van oordeel dat het beter was te wachten met uitvoerige studietijdmetingen tot een studiejaar “op kruissnelheid” zou zijn gekomen, d.i. na het tweede jaar waarin een bepaald programmajaar werd ingericht. Ondertussen organiseerde de faculteit een informele bevraging bij de studenten en hield ook nauwgezet toezicht op de invoering van het nieuwe programma via een bewakingscommissie die toestaat snel de problemen te ontdekken en in te grijpen. De commissie schrijft in het deelrapport dat er in feite geen problemen zijn vastgesteld, dat er alternatieve inspanningen geleverd zijn en “waardeert” de originele formule van de bewakingscommissie. Wanneer de faculteit in haar antwoord aandacht vraagt voor het feit dat ze ter zake een zorgvuldig beleid voert, weet de commissie enkel te antwoorden dat voor haar “zo snel mogelijk” ook kan betekenen “nog voor dat het programma op kruissnelheid gekomen is” (Toelichting, 1). In het vergelijkend rapport luidt het dat de K.U.Leuven plant de studietijd structureel op te volgen “zodra de bacheloropleiding
452 | Reacties van de opleidingen
volledig geïmplementeerd is”, wat de commissie blijkbaar te laat vindt. (Vergelijkend rapport, 6). De mededeling van de faculteit dat een programma jaar per jaar op kruissnelheid komt en dat het dus op dat ritme is dat studietijdmetingen zullen worden georganiseerd, d.w.z. in het derde jaar van de invoering van elk nieuw jaarprogramma over de gang van zaken in het tweede jaar, vindt haar weg niet naar de rapportering van de commissie. (Opmerkingen, 2). Het volgehouden standpunt van de Visitatiecommissie is naar het oordeel van de faculteit om meer dan één reden ongelukkig: de commissie schuift nog eens eigenmachtig één welbepaalde formule naar voor zonder dat daar een decretale of reglementaire, of nog een goede onderwijskundige motivering voor is; ze laat na om, anders dan door het herhalen van haar particuliere opvatting, de redelijkheid van het door de faculteit gegeven antwoord te beoordelen; ze geeft ook hier weinig blijk van begrip voor de enorme impact van de aan de gang zijnde hervormingen op de werking van de instellingen.
4. Occasioneel toetsen Een misschien mineur lijkend punt dat toch enige aandacht verdient is het accidenteel noteren van (zelf)kritische opmerkingen. De visitatiecommissie noteert terecht aandachtig de kritische geluiden die ze hoort of die ze leest in het zelfevaluatierapport. Dat is ten volle haar taak. Maar als ze van oordeel is dat een of andere opmerking voldoende gewicht heeft om de quotering te beïnvloeden, dan mogen de faculteiten verwachten dat wordt nagegaan of deze of gene opmerking een eigen kenmerk is van de faculteit waar het punt onder de aandacht wordt gebracht, dan wel een meer of zelfs overal voorkomend gegeven, maar waar op andere plaatsen geen opmerkingen over worden gemaakt. Enkele voorbeelden maar. De Visitatiecommissie leest in het Zelfevaluatierapport van de faculteit onder de beschrijving van de recente programmahervorming dat “de taalopleiding enigszins beperkt” werd. Deze uitlating is voor de Visitatiecommissie de aanknoping om te betreuren dat de faculteit, ondanks de vaststelling dat de taalvaardigheid van de beginnende studenten vrij zwak is, er toch voor gekozen heeft om de aandacht voor talenonderwijs in de bacheloropleiding te beperken. Het levert de faculteit de aanbeveling op om meer aandacht te besteden aan de taalopleiding (Deelrapport II, p.7, 2022 en p. 27, 36). Dit belet de Visitatiecommissie niet om, enkele lijnen hoger, uitvoerig uiteen te zetten welke brede aandacht er ook nu toch wel uitgaat naar het talenonderwijs aan de Leuvense faculteit (Deelrapport II, p. 6, 2939). Gelezen in zijn context betekent het “enigszins beperken” in het zelfevaluatierapport dat twee zelfstandige ‘vakken’ (‘Lezing van juridische teksten in het Frans, Engels
Reacties van de opleidingen | 453
en Duits’ en ‘Nederlandse rechtstaal’) omgevormd worden tot meer geschikte werkvormen in kleine groepen. Voor de lezing van juridische teksten levert dat als verplicht onderdeel van het curriculum, een, zo leert ook de ervaring, bijzonder gelukkige vorm van integratie van het talenonderwijs in het juridisch onderwijs op. De “beperking” in het talenaanbod komt ten slotte neer op het wegvallen van de component ‘lezing van juridische teksten in het Duits’, waarvoor bij te veel studenten de nodige basiskennis ontbreekt om het als verplicht onderdeel te kunnen handhaven. De faculteit heeft het sterke vermoeden dat wat blijft aan aandacht voor talen en taalvaardigheid in het Leuvense programma de vergelijking met andere programma’s ‘zonder meer’ kan doorstaan. Overigens beschikt Leuven over een gerenommeerd talencentrum, waar zowat àlle moderne talen worden aangeleerd en waarvan vele studenten ruim gebruik maken. Verder gaan elk jaar 130 à 150 studenten vanuit de rechtsfaculteit, in het kader van de Erasmusuitwisseling, in het buitenland studeren, in het Engels, het Frans, het Duits, het Spaans en het Italiaans, feit waarvoor de commissie overigens in een ander onderdeel van het Leuvense deelrapport haar bijzondere waardering uitspreekt. Wellicht had ook dat feit kunnen worden verdisconteerd in de afweging die voorafging aan het betreuren dat Leuven te weinig aandacht besteedt aan talen. Een ander voorbeeld ziet de faculteit in de wijze waarop de Visitatiecommissie het naar haar oordeel te bruusk afbouwen van de monitoraatsbegeleiding vanaf het tweede jaar betreurt (Deelrapport II, 28). Zou die opmerking ook gemaakt zijn als de monitoraatsbegeleiding in het eerste jaar minder intens was uitgebouwd geweest en heeft ze vergelijkenderwijs ook enige grondslag ? Blijkbaar gebeurt hetzelfde met lovende bedenkingen. Zo beoordeelt de commissie twee universiteiten als goed en alle overige als voldoende op het stuk van de “toelatingsvoorwaarden” (2.9). Het enige argument daarvoor lijkt het aanbieden van de opleiding in avondonderwijs te zijn....
5. Besluit De faculteit dringt er bij de VLIR op aan dat hij er, met volkomen respect voor de autonomie van elke visitatiecommissie, door een adequate begeleiding zou helpen over waken dat de visitatierapporten geen bron worden van sluipende normering. Kwaliteitsbewaking mag er niet toe leiden dat de vrijheid die de decreetgever de instellingen laat, door het naar voor schuiven van welbepaalde onderwijskundige opties in de visitatierapporten in het gedrang wordt gebracht. De faculteit vraagt ook dat de VLIR in de begeleiding van de visitatiecommissies aandacht zou besteden aan de normconstantie van de beoordeling.
454 | Reacties van de opleidingen
III. De kunst van het motiveren Elke jurist weet dat passend en afdoend motiveren belangrijk, maar lang niet altijd eenvoudig is. De faculteit is er zich ook goed van bewust dat het beoordelen op korte tijd van de in haar veelvuldige aspecten dikwijls moeilijk te grijpen werking van een hele faculteit, opeenvolgend van meerdere faculteiten, geen sinecure is. Toch durft zij, met de woorden van de commissie “in het kader van het verbeterperspectief”, nog een paar voorbeelden aanhalen waar juristen het misschien anders zouden verwachten. Ze wil daarmee de bekommernis illustreren die hoger werd uitgesproken met betrekking tot het delicate motiveren bij vergelijkend rapporteren. 1. De commissie oordeelt dat de kwaliteit van het personeel in twee instellingen goed is (boven de basiskwaliteit), in drie andere voldoende (basisstandaard). Als er één punt is op het stuk waarvan een faculteit en haar medewerkers graag weten wat het verschil heeft gemaakt, dan zeker hier. Een opluchting voor de docenten: “de onderwijskundige kwaliteit van de individuele lesgevers is over het algemeen aan alle instellingen goed” (Vergelijkend rapport, 10). A contrario wordt het verschil dat de Visitatiecommissie opmerkt dus gemaakt door beleidsmaatregelen m.b.t. het personeel. Niet door de kwaliteit van het personeel zelf. Een bepaalde instelling die “goed” krijgt onderscheidt zich van de andere enkel doordat het rekening houden met didactische kwaliteiten bij de benoemingen, wat overal gebeurt, daar “meest uitgesproken” is, en doordat haar leden wellicht, maar niet zeker nagetrokken, een meer frequent beroep zouden doen op de aangeboden diensten van onderwijsprofessionalisering (Vergelijkend rapport, 10). Maakt dit het verschil uit tussen voldoende en goed? Of er in het deelrapport van die instelling misschien andere elementen voorkomen waardoor ze zich profileert, kan in dit stadium door geen enkele buitenstaander beoordeeld worden . Andere instellingen verliezen misschien punten op domeinen waar ze niettemin ook goed zijn? In het deelrapport van de KULeuven wordt gesteld: “Het is dan ook essentieel dat dergelijke onderwijsevaluaties op regelmatige tijdstippen gebeuren, wat vooralsnog niet gebeurt” (Deelrapport I en II, 16; aanbeveling voor verbetering, 27). In haar antwoord wijst de faculteit er op dat zij in het tot voor kort geldende universiteitsbrede systeem vergelijkend gezien opvallend goede gemiddelde scores haalde en dat dit ook te lezen was in haar zelfevaluatierapport (Opmerkingen, 4). Mocht zij verwachten dat een dergelijke goede beoordeling dienstig was om bij de beoordeling van de kwaliteit van het personeel het goed (d.i. uitstijgen boven de basiskwaliteit) te handhaven? Als de faculteit ook meedeelt dat een volgende docentenevaluatie van start gaat, naarmate de hervorming jaar op jaar op kruissnelheid komt, is het enige wat de commissie antwoordt,
Reacties van de opleidingen | 455
zonder aandacht voor aan gang zijnde hervormingsprocessen, “dat er geen uitgewerkt systeem was op het ogenblik van het bezoek van de commissie”. 2. Op het punt van het interactief vaardighedenonderwijs in kleine groep, oordeelt de Visitatiecommissie dat “Aan de KULeuven [...] het vaardighedenonderwijs daarentegen minder op een interactieve manier en in kleine groepen (wordt) georganiseerd” (Vergelijkend Rapport, p. 3, lijn 1718). Die opmerking in het vergelijkend rapport gaat blijkbaar mede terug op twee andere zogenaamde “tekortkomingen” die de Visitatiecommissie vaststelde in het deelrapport I, meer bepaald (i) dat het onderwijs in kleine groep zich in het eerste bachelorjaar beperkt tot de monitoraatsoefeningen en (ii) dat de oefeningen ter voorbereiding op de examens bij de juridische plichtvakken in grote groep worden gegeven. De faculteit claimt echter voor géén van deze beide onderwijsvormen het etiket ‘vaardighedenonderwijs’ (tenzij, in beperkte mate, voor sommige onderdelen van de vaktechnische begeleiding in het monitoraat). In het geval van de monitoraatsoefeningen gaat het in de eerste plaats om studiebegeleiding – waarvan de Visitatiecommissie overigens in het deelrapport vraagt dat ze in de volgende jaren slechts geleidelijk zou worden afgebouwd. De oefeningen bij de juridische plichtvakken van hun kant vormen een aanbod aan de student in de latere jaren om vertrouwd te worden met de exameninhoud en de specifieke examenvorm voor het betrokken vak – in die zin zijn zij trouwens een vorm van (dus wel degelijk volgehouden) studiebegeleiding die zich dus wel degelijk uitstrekt tot en met het vijfde jaar. Het specifieke vaardighedenonderwijs wordt in Leuven inderdaad niet als zodanig aangeboden in het eerste bachelorjaar, omdat de faculteit niet gelooft in ‘droogzwemmen’: er moet materie en kennis zijn, voor men vaardigheden kan aanleren. Vanaf tweede bachelor echter worden, naast werkcolleges Frans en Engels, telkens ten minste 10 à 12 werkcolleges rechtsmethodiek (met grondige inoefening van de heuristiek, oplossing van rechtsvraag enz...), Nederlandse rechtstaal en boekhouden aangeboden in groepen van max. 25 studenten. Vanaf het derde bachelor is er het werkcollege Rechtsvergelijking, opnieuw in groepen van ten hoogste 25 studenten, en tenslotte het vakgeïntegreerd vaardighedenonderwijs in twee verplichte werkcolleges per student (telkens 10 sessies in groepen van 20 studenten) en in één verplicht seminarie (in groepen van max. 25 studenten). Dit onderwijs is altijd en noodzakelijk interactief en de groepen bestaan nooit uit meer dan 20 à 25 studenten.
456 | Reacties van de opleidingen
3. Een klein toemaatje waarvan de faculteit de ironie kan waarderen. In de eerste versie van het deelrapport schrijft de Visitatiecommissie dat zij “heeft vastgesteld dat de doelstellingen voor de bachelor en de master overeenkomen met de eisen die vakgenoten aan een opleiding in de rechten stellen en dat deze ook internationale vergelijkingen zonder meer kunnen doorstaan” (Deelrapport I, 4). Als de faculteit voorzichtig suggereert dat met een dergelijke uitgesproken positieve beoordeling een quotering “voldoende” wel bescheiden klinkt, antwoordt de commissie dat zij “begrijpt dat haar formulering positiever overkwam dan haar intentie was. Ze heeft de formulering bijgevolg aangepast om de schijn van inconsistentie tussen de beschrijving en haar oordeel weg te nemen” (Toelichting, 1). Vervolgens schrapt de commissie de woorden “zonder meer”. De faculteit vertrouwt op het oordeel van de commissie dat het schrappen van die woorden meer gepast was dan het handhaven ervan. Zij heeft er verder ook vertrouwen in dat ze gemeten met internationale standaarden niet verlegen moet zijn.
IV. Algemeen besluit Niemand kan het de rechtsfaculteiten ten kwade duiden als zij aandacht vragen voor de grootste zorgvuldigheid in de procedures. Een dergelijke bekommernis verdient beluisterd te worden, ook als diegene die ze verwoordt, zou kunnen worden geacht een slecht verliezer te zijn. Voor het overige herneemt de faculteit de overweging waarmee zij haar reactie op de eerste versie van het deelrapport beëindigde: “Uiteraard zal de faculteit zowel in de positieve toon van het rapport, als in de relatieve gestrengheid van de uiteindelijke scores, de aanmoediging zoeken om beter te doen in de toekomst.”
Leuven, 12 juni 2006
Reacties van de opleidingen | 457
Bijlage vanwege de Faculteit Rechten van de Universiteit Antwerpen De faculteit dankt de visitatiecommissie voor de talrijke constructieve suggesties en brengt begrip op voor de moeilijke taak van de commissie om scores toe te kennen en te motiveren. Toch stelt zij op verschillende plaatsen een discrepantie vast tussen de scores in de eindtabel en de motivering van de commissie. Op verschillende plaatsen rijst de vraag hoe de commissie, ondanks de positieve bewoordingen, gekomen is tot de toegekende score. Verder betreurt de faculteit dat geen rekening werd gehouden met het nieuwe curriculum dat grotendeels ingaat op de kritiek en op de suggesties van de commissie. Dit nieuwe curriculum werd goedgekeurd kort voor het bezoek van de visitatiecommissie. Tenslotte betreurt de faculteit het feit dat geen rekening werd gehouden met de gunstige beoordeling van de externe onderzoeksvisitatie van 2003: “Het wetenschappelijk onderzoek van het ZAP-personeel sluit aan op hun onderwijsopdrachten. Het is aldus vanzelfsprekend individueel, maar ook van zeer hoog niveau (...). Het zou onbegonnen werk zijn een exhaustief overzicht te willen schrijven over het wetenschappelijke werk van ieder van de ZAP-leden.(…) Toch wil ze in ieder domein dat besproken werd enkele gegevens aangeven die doen blijken van de omvang, de kwaliteit en de weerklank en de eigen accenten van het wetenschappelijk onderzoek van de ZAP-leden. Wat dat laatste betreft wordt eensdeels gewezen op het innovatief karakter ervan en anderdeels naar de talrijke wetenschappelijke onderscheidingen die in de loop van de jaren toegekend werden (Collin-prijs, IPR-prijs, enz.).”
Antwerpen, 17 juni 2006
458 | Reacties van de opleidingen
Bijlage vanwege de opleiding Europees recht van de UGent 1. De verantwoordelijken voor de Specialisatieopleiding Europees recht zijn de Visitatiecommissie zeer erkentelijk voor de verrichte evaluatie en gedane aanbevelingen. Naar aanleiding van de omvorming van de “Specialisatieopleiding” in 2006-2007 tot een “Master na Master” kunnen de meeste suggesties in het nieuwe programma worden geïncorporeerd. Een van de redenen waarom deze omschakeling pas in 2006-2007 wordt gerealiseerd, zoals in het Zelfstudierapport aangegeven, was, naast het beperkte eigen enthousiasme voor het semestersysteem, het feit dat de invoering van Bama in de opleiding Rechten ook gradueel verloopt en met de opgedane ervaring van de omvorming in de rechten rekening zou kunnen worden gehouden. Ook was er bij de studenten van de Specialisatieopleiding een grote weerstand tegen het semestersysteem dat met Bama/Manama gepaard gaat. Zelfs de benaming “Specialisatieopleiding” werd door studenten verkozen boven “Master na Master” (misschien ook omdat de overgrote meerderheid van de studenten die de opleiding volgden nog niet het diploma van “Master” bezaten). Hoe dan ook, de Bama hervormingen alsook het semestersysteem worden op het niveau van de opleiding Rechten verder doorgevoerd en de lange overgangsperiode waarin docenten belangrijke leeropdrachten op hetzelfde moment zowel in een jaar- en semestersysteem dienen te vervullen werd door het uitstel beperkt. 2. De opmerkingen en suggesties die direct of indirect verband houden met het uitstel van de omschakeling naar Manama (punt 5.2.) zullen dan ook in de nieuwe structuur van het programma zoveel mogelijk worden verwerkt. Met name een structurele studietijdmeting (punt 2.5.) zal worden aangevraagd eens de Manama operationeel is (voordien leek dit, onder het uitdovende regime van de Specialisatieopleiding weinig zinvol). De opleidingsverantwoordelijken begrijpen evenwel niet goed waarom de afwezigheid van een structurele studietijdmeting op zich tot een onvoldoende beoordeling heeft geleid. Het Commissieverslag stelt immers zelf dat voor de Commissie de overeenstemming tussen de reële en begrote studietijd sterker doorweegt dan de afwezigheid van de structurele studietijdmetingen en terzake wordt nog opgemerkt: “De studenten moeten relatief veel werken, maar vinden dit geen probleem”. Tenzij we het verslag op dit punt niet goed hebben geïnterpreteerd, lijkt er geen probleem in termen van overeenstemming tussen de reële en begrote studietijd door de Commissie te zijn vastgesteld. Bij de invoering van de Manama zal een eigen Opleidingscommissie Manama Europees recht worden opgericht waardoor de contacten tussen studenten en opleidingsverantwoordelijken via een meer formele structuur kunnen plaatsvinden. Dit belet niet dat er thans in en na de colleges reeds heel veel rechtstreeks overleg met de studenten plaatsvindt. Studenten kunnen steeds met hun vragen en wensen bij de studieverantwoordelijken en medewerkers terecht. De studenten en
Reacties van de opleidingen | 459
afgestudeerden die de Commissie heeft geraadpleegd lijken over de mogelijkheden van overleg of inspraak weinig of geen opmerkingen te hebben gemaakt. In de diverse studentenevaluaties die door de faculteit worden georganiseerd zijn er voorts geen belangrijke suggesties voor fundamentele inhoudelijke verandering van het programma gedaan, tenzij om eventueel een beperkte keuzemogelijkheid voor een aantal opleidingsonderdelen in te voeren. Dit punt is dan ook in het Zelfstudierapport aangehaald (facet 2.1.). Ook vanuit de afgestudeerden is er nooit een dergelijke suggestie gekomen. Er zij hier terloops op gewezen dat in de vele lezingen/seminars die o.a. in het kader van het Jean Monnet Centre of Excellence worden georganiseerd, steeds een aanzienlijk aantal afgestudeerden aanwezig was en er op dat soort bijeenkomsten tal van onderlinge contacten met afgestudeerden, studenten, ZAP en AAP worden tot stand gebracht. Bovendien moeten voor een materie als het Europees recht, in ieder geval inhoudelijk de programma’s permanent worden aangepast. De Specialisatieopleiding zou niet decennia lang hebben kunnen functioneren zonder deze aanpassingen. De opleidingsverantwoordelijken plaatsen dan ook een vraagteken bij de bedenking van de Visitatiecommissie dat ze “niet (kan) waarborgen dat eventuele problemen op een snelle of daadkrachtige manier zullen opgelost worden” (punt 5.2.). Er is volgens de opleidingsverantwoordelijken geen aanwijzing aanwezig om deze stelling te onderbouwen. Ze menen ook dat ze redelijkerwijze mogen verwachten dat, indien er zich problemen zouden voordoen, deze “gesignaleerd” zouden worden in de diverse evaluaties die op geregelde tijdstippen plaatsvinden of, wat nog meer in de lijn van de verwachtingen van een opleiding op post-graduate niveau ligt, gewoon rechtstreeks aan de studieverantwoordelijken worden overgemaakt. De verantwoordelijken van de Specialisatieopleiding kunnen alleen maar herhalen dat ze – wellicht door de vele directe en soepele contacten met studenten – in het verleden geen signalen hebben gekregen die wezen op ernstige problemen en dat de studentenevaluaties in de regel steeds “zeer goed of goed” waren (zie ook Zelfstudierapport, punt 5.2.). Ook het Visitatieverslag merkt overigens op dat ze “geen voorbeelden (heeft) gevonden van genomen maatregelen ter verbetering van de opleiding. Gezien de goede kwaliteit van de opleiding, heeft dit echter in het verleden geen problemen opgeleverd.”. Wat evenwel een grote bekommernis van de opleidingsverantwoordelijken is, is de moeilijkheid voor een deel van de studenten om in de eerste zittijd een eindverhandeling in te dienen. Verschillende mogelijke verklaringen voor deze situatie worden in het Zelfstudierapport vermeld. De relatief grote groep niet-Nederlandstaligen in de opleiding is ongetwijfeld een belangrijk aspect van de verklaring. Het verplicht voorleggen op bepaalde tijdstippen van een vooruitgangsverslag, dan wel een structuur op basis van onderzoeksvragen bij de promotor, gepaard gaande met een grondig gesprek, alsook een regelmatig contact met assistenten en consulenten, lijken wel een duidelijke gunstige kentering te hebben gebracht, maar de eindverhandeling wordt, niettegenstaande de vele waarschuwingen van ZAP en AAP, toch nog soms door studenten onderschat. Hierbij aansluitend een woord over het globale slaagpercentage. De Specialisatieopleiding Europees recht hanteert strenge academische en wetenschappelijke standaarden en zal dit in de toekomst ook
460 | Reacties van de opleidingen
blijven doen. De grafiek op blz. 11 toont een duidelijke tendens aan: 53% in 1999-2000 naar 70% slaagpercentage in 2003-2004. Deze gunstige evolutie is wellicht gedeeltelijk te verklaren door het gevoerde beleid i.v.m. de eindverhandeling. Hoe dan ook, het wordt moeilijk dit globale slaagpercentage nog te verbeteren. Een aantal (meestal vroege) “drop outs” zijn in een opleiding als de specialisatie Europees recht niet te vermijden: sommigen vinden de opleiding te zwaar of te moeilijk, een beperkt aantal niet-Nederlandstaligen haakt om taalredenen af, nog anderen – soms zeer goede studenten – vinden in de loop van de opleiding reeds een interessante baan. Dit alles gaat steeds om kleine aantallen maar heeft wel een weerslag op het globale jaarlijkse slaagpercentage. 3. Het Visitatiecommissieverslag pleit heel sterk om “een of meerdere opleidingsonderdelen” in een andere taal dan het Nederlands, vb het Engels, aan te bieden (punt 2.1.). De verantwoordelijken voor de Manama Europees recht zullen alles in het werk stellen om deze doelstelling te realiseren en de aanbeveling van de Visitatiecommissie is een sterke ondersteuning van deze betrachting. Wel is het zo dat de twee voltijdse docenten van de vakgroep Europees gemeenschapsrecht geen bijkomende leeropdracht in het Engels meer kunnen opnemen en de mogelijkheden tot verschuiving beperkt zijn. Dit punt moet in ieder geval ook in overleg worden geregeld met de beleidsverantwoordelijken van de Engelstalige LLM. 4. HetVisitatiecommissieverslag stelt ook voor een mondelinge verdediging van de eindverhandeling in te voeren. Bij de verantwoordelijken van de opleiding bestaat enige reserve op dit punt. De studenten zijn bij de keuze van het onderwerp voor de eindverhandeling volledig vrij. Ongeveer 80 à 90% van de studenten kiest voor onderwerpen waarvoor docenten van de vakgroep Europees gemeenschapsrecht verantwoordelijk zijn, d.w.z. prof. Govaere of de vakgroepvoorzitter, die elk jaarlijks 10 tot 15 verhandelingen begeleiden. In de voorbereiding, contacten met promotor, assistenten, consulenten, kan de evolutie van de eindverhandeling meestal reeds goed worden opgevolgd, maar in een relatief korte tijdspanne van enkele weken moeten de vele verhandelingen worden gelezen en beoordeeld. Dit is bovendien de periode van de examens niet alleen in de Specialisatieopleiding maar ook in de diverse andere opleidingen waarin de betrokken docenten doceren. Praktisch is de organisatie van een systematische mondelinge verdediging dan ook moeilijk te realiseren tenzij er meer docenten in de vakgroep Europees gemeenschapsrecht als promotor kunnen optreden. In de meeste colleges worden reeds tal van seminars/workshops, paper-presentaties, enz. georganiseerd die de studenten toelaten hun mondelinge vaardigheden te ontwikkelen, zodat de meerwaarde van de mondelinge verdediging van de eindverhandeling wellicht beperkt is. In de Manama zal in ieder geval wel de mogelijkheid worden voorzien een mondelinge verdediging hetzij op verzoek van de student, hetzij op verzoek van de examencommissie, te organiseren. Ook wordt gedacht om in “thesis-workshops” studenten voor de medestudenten hun onderwerp en methodologie te laten voorstellen. Volgend academiejaar
Reacties van de opleidingen | 461
kan hiermee op experimentele basis worden gestart. Uiteraard zal dit later worden geëvalueerd en hieruit conclusies worden getrokken. Ook is nu moeilijk in te schatten wat de weerslag zal zijn van het invoeren van de masterproef in de opleiding Rechten op de masterproef in de Manama Europees recht. Het beperkt aantal docenten in de vakgroep Europees recht kan in de twee opleidingen samengenomen al snel leiden tot het begeleiden van 30 à 40 masterproeven per docent. Gent, 5 juli 2006
462 | Reacties van de opleidingen
| 463
464 |