DE OIRSBEEKSE TORENKLOKKEN Een kerkklok is een metalen, meestal bronzen bel, doorgaans in een toren hangend. De klokken werden en worden nog steeds bij verschillende gelegenheden geluid. Vanaf de Middeleeuwen bij voorbeeld bij storm, overlijden, nationale rouw of vreugde of om het overlijden van iemand algemeen bekend te maken. Lange tijd luidden katholieke kerken om zes uur ‘s morgens, twaalf uur ‘s middags en zes uur ‘s avonds het angelusklokje ten teken, dat het tijd was voor het angelus (voluit Angelus Domini = De Engel van de Heer)- een gebed, dat herinnert aan de menswording, het lijden en de opstanding van Christus. Vanouds werden kerkklokken gebruikt om de mensen op te roepen voor het gebed of kerkdienst. Klokken zijn kostbare symbolen en veel klokken zijn eeuwenoud. Vroeger werden ze gegoten door mensen die ook kanonnen goten en vijzels maakten. De oudste klokken uit Nederland dateren uit de 12e eeuw. De oudste gesigneerde luidklok van Nederland die nu nog bestaat, is gemaakt in 1285 en werd geluid in de eerste kerk van Hekelingen bij Spijkenisse (VoornePutte). De klokken werden meestal gegoten uit een bronslegering van 76-80% koper en 20-24% tin. Het materiaal is vrijwel niet onderhevig aan corrosie. Vanaf 1851 tot 1970 werden klokken gegoten in gietstaal vooral in Duitsland en krijgt men klokken in gietijzer. Vanaf 1930 krijgt men messingklokken, verder zinkklokken (koper-zinklegering) en witbronzen klokken, bestaande uit een aluminium- koperlegering. “Klokken zijn nog altijd van betekenis. Ze geven ritme aan de tijd, symboliseren burgerlijke of kerkelijke gemeenschapszin en zijn een objectieve expressie van subjectieve gevoelens van blijdschap of droefheid” HET HERGIETEN VAN DE KERKKLOK IN 1628 De luidklok in de parochiekerk St.-Lambertus van Oirsbeek was in 1628 zodanig beschadigd en versleten, dat zij opnieuw moest worden gegoten. Het is mogelijk, dat deze klok bij de vernieuwing van de kerk in 1514 in de toren geplaatst werd, maar het kan ook zijn, dat zij nog van voor dat jaar dateert. Waarschijnlijk hingen er destijds twee klokken in de kerktoren. De voorschriften van het aartsdiakonaat Kempenland, de eigenaar van de grote tienden (dat was voor Oirsbeek het klooster van de Norbertijnen van St.-Gerlach te Houthem) waren, dat een torenklok zoveel geluid moest 45
maken, dat deze over het gehele tiendenveld (dat wil zeggen: de landerijen in de parochie, waarvan het klooster, populair gesproken, als belasting één tiende van de gehele of gedeeltelijke opbrengst ontving) te horen moest zijn. Kempenland is een der acht aartsdiakonaten van het bisdom Luik, waartoe tot 1559 ook de Oirsbeekse parochie behoorde. Het herstel van deze klok kwam ten laste van de tienden-heffer, dus het klooster St.-Gerlach. Voor de tweede klok moesten de inwoners zelf zorgen. Omdat het hergieten van de torenklok in 1628 uitsluitend door de parochianen van Oirsbeek is betaald, zou men veronderstellen dat het hier de gemeentelijke klok betrof. Een enkele zin in de onkostenregeling maakt dit echter twijfelachtig. Daarin staat dat de secretaris (griffier) van de schepenbank van Oirsbeek, een zekere meneer Joannes van Nierbeck, naar het klooster te Houthem was gereisd om aldaar een “protest bij den probst (proost)” in te dienen. Was het dan toch de tienden-klok van het klooster? In elk geval heeft het protest weinig of niets opgebracht. De onkostenrekening begint met de zakelijke vaststelling dat de pastoor van Oirsbeek de Zeer Eerwaarde Heer Joannes Brockarts (1623-1654) stammende uit Raath-Bingelrade, tezamen met de belastingplichtige parochianen (”met sampt der naeburen”), de kosten van het hergieten van de klok met zorg hebben becijferd. Besloten werd “het verdenekenis” (de overeenkomst) mette klockengieter gemaeckt” zonder meer na te leven en “in sijn geheel tselve te betalen die het schuldig is”. Voor het hergieten van de oude klok had de klokkengieter “seventien ryxdaelder (rijksdaalders) ende 1 ort” gevraagd. Het verblijf van deze klokkengieter bij “de Wirt (herbergier) uit Panhuys” met inbegrip van logies, kost en verteer was nog eens tien gulden. Als extra beloning was hem bovendien een ton bier beloofd. De Deken kreeg voor het dopen van de klok een rijksdaalder en met de “hem verleende kost ende dranck” waren twee rijksdaalders gemoeid. Vervolgens wordt melding gemaakt van de reis van Joannes van Nierbeck naar “Sint Geerlich”, waarvoor de secretaris van de schepenbank een rijksdaalder kreeg. Bovendien hadden zekere Peter Hartmans en Werner Preesten hem op een gedeelte van de weg vergezeld en waren in Haasdal (Schimmert) op zijn terugkomst blijven wachten, waarbij zij ter bekorting van de tijd het een en ander hadden gedronken in een herberg. Dat moest eveneens betaald worden. De totale onkostenrekening bedroeg 33 rijksdaalders. Het geld zou door de “collecteur” (inner der belastingen) Dirck Jans over de verschillende belastingplichtigen worden verdeeld. Dat waren er 46
in Oirsbeek en Gracht 38 in Doenrade 26 en in Oppeven 32, waaraan later nog 13 anderen zijn toegevoegd. Het is hoogstwaarschijnlijk, dat de boven vermelde klokken nog aanwezig waren, toen deze door de Franse keizer Napoleon werden gevorderd. Uitgaven van de kerkfabriek: “Op 17 juli 1791 voor lederen riemen in de klok
1 - 13 - 0"
DE KLOKKENROOF DOOR KEIZER NAPOLEON IN 1799 De Franse wet van 6 Vendémiaire IV (28 september 1795) behandelde onder meer de uiterlijke tekenen van de eredienst, waarbij zelfs het luiden van de klokken als een uiterlijk teken werd beschouwd. Het luiden van de klokken werd dus verboden en het brons van de op deze manier overbodig geworden klokken kon worden gebruikt voor de oorlogsvoering. Deze wet werd op 3 oktober 1797 ook in deze streken van toepassing verklaard. In verscheidene plaatsen werden daarop door de bevolking de klokken uit de torens gehaald, omdat men ervan overtuigd was, dat anders de Fransen dit zouden doen. Het kanton Oirsbeek verzond de verzamelde gegevens met betrekking tot de klokken op 12 november 1798 naar Maastricht. Er bleken 36 klokken in het kanton aanwezig te zijn. Elke gemeente mocht één klok behouden om de tijd aan te geven of om te worden geluid in geval van nood. Onder geen beding mocht echter de zwaarste klok worden behouden. Zo moesten in het Kanton Oirsbeek in totaal 24 klokken aan de Franse bezetters worden afgestaan. Smeden, timmerlui en handwerkslieden werden gedwongen dit karwei te klaren. De klokken werden vaak aan stukken geslagen om ze gemakkelijker te kunnen vervoeren. Er waren vijf verzameldepots en wel te Venlo, Roermond, Maaseik, Hasselt en Maastricht. Alle klokken van het kanton, uitgezonderd die van Merkelbeek en Spaubeek, werden tussen 11 en 29 Ventôse VII (februari-maart 1799) uit de torens verwijderd, maar op 14 Fructidor VII (31 augustus 1799) was ook dit karwei geklaard. Het brons van alle kerkklokken werd verkocht aan de Compagnie Coste, Caylus et Gevaudan, eigenares van de Fonderies de Creuzot (wapenfabriek) om omgegoten te worden tot kanonnen. In het Franse archief lezen we dat Agent (burgemeester) Frans Gielen van Amstenrade gelast wordt aan den collecteur (schatheffer) van Oirsbeek uit te keren: 47
“122 pond 74 centimes voor pen, papier en enck (inkt) en voor het maecken van seven sivile Registers en voor het afnemen van de klocken uyt den tooren en het wegvoeren naer Maestricht en voor de paalen en het houte werck en het verven om den vrijboom (vrijheidsboom). Frans Archief 03.01 nr. 3131 no 37 Oirsbeek bezat 3 kerkklokken in de toren. Er hing één klok van 300 pond (la grande, de grote), één van 200 pond (dite de la commune) en een van 75 pond (sonnette, kleine klok/bel). De klok van 200 pond mocht blijven hangen. Frans Archief 03.01 nr. 1200 NIEUWE TORENKLOKKEN IN 1822, 1827 EN 1856 Tijdens de nieuwbouw van de kerk in 1830, de kerktoren is niet afgebroken maar blijven staan, waren reeds twee kerkklokken in de toren aanwezig. De eerste klok, na de roof van keizer Napoleon, werd in mei 1822 gegoten door Joannes Babtista Nicolaus Gaulard. Zij werd op 16 juli 1827 naar Beek gebracht en op 24 juli is de klok opnieuw gewijd. Ze woog 616 pond. Het was toen gebruikelijk, dat de klokken niet in een fabriek, maar in een weiland in de buurt van de kerk werden gegoten. Volgens overlevering zouden de parochianen van Oirsbeek bij het gieten een groot aantal zilveren munten in het gesmolten brons hebben geworpen om de klank van de klokken te veredelen. Of dit geholpen heeft, wordt niet vermeld. Ook was de klokkengieter Joannes Babtista Nicolaus Gaulard op 22 mei 1822 actief met het klokken gieten in de parochie St.-Gertrudis te Jabeek. De bekende klokkengietersfirma Gaulard stamt uit het Franse plaatsje Romaine aan de bovenloop van de rivier de Maas, dat in het departement Haute Marne is gelegen. De middelgrote klok, zwaar 616 pond en een diameter van 85 cm., droeg het opschrift: NOVA CAMPANA PAROCHIAE D’ OIRSBEEK VERO DEO AC SANCTO LAMBERTO SIT GLORIA SUSCEPTORES: DOMINI J.L.C. DE LIMPENS, M.J. LIMPENS DOMINUS F.J. JONGEN PASTOR. P.H. ARETS, KOSTER - KERKMEESTER. DOMINUS F.J. DE LIMPENS BURGEMEESTER. FUSOR: JOANNES BAPTISTA NICOLAUS GAULARD 48
IS IPSO EST QUI ME FECIT. 1822.
In 1827 kwam er een tweede klok bij, de Mariaklok. Deze werd gegoten door Charles Gaulard. De klok woog 170 pond en had 344 francs gekost. Ze werd op 28 juli 1827 door de kantonspastoor van Schinnen Reijnerus Paquay (1818-1853) te Schinnen gezegend en nog dezelfde dag in de toren te Oirsbeek opgehangen. Deze, de kleinste klok, zwaar 170 pond en een diameter van 52 cm., had als opschrift: SANCTA MARIA DEI, ORA PRO NOBIS. FAITE PAR CHARLES GAULARD EN 1827 Ten aanzien van de klokken werden de navolgende uitgaven gedaan door de kerkfabriek: Dienstjaar 1848 stand der ontvangsten en uitgaven: “Uitgave 9 juli aan eene nieuwe touw dienende tevens voor klokkezeil 8 gulden 80 cent”. Dienstjaar 1849 stand der ontvangsten en uitgaven: “Op 12 september aan Math Janssen betaald wegens het halen der klok, verteer, vracht en inkomende rechten 12 gulden 10 cent”. “Op 28 december aan Adam Cleven betaald wegens werken aan de klok 1 gulden 95 cent”. Dienstjaar 1856 stand der ontvangsten en uitgaven: “Op 1 januari aan Gielen betaald wegens vracht van de klok enz, twee touwen aan de klok 12 gulden 63 cent”. “Op 1 januari aan den smid Snackers betaald van smeedloon aan het ijzerwerk voor de nieuwe en oude klok 12 gulden 09 cent”. “Op 25 januari betaald aan Sentis wegens werken aan de klok 1 gulden 27 cent. “Op 3 maart Adam Cleven betaald wegens het ophangen der klok zes dagen gewerkt 3 gulden 36 cent”. “Op 14 oktober aan Pessers betaald voor het gebruik der touw en het helpen de klok op te winden (8 franken), 3 gulden 77 cent”. “Op 17 oktober aan Hendriks van Amstenraad betaald voor de levering van ijzer voor de nieuwe klok 10 gulden 64 cent”. De gieter van de grootste klok, de firma Petit & Fritsen, is (nog steeds) 49
gevestigd in Aarle-Rixtel in Noord-Brabant. De grootste klok, 1136 kg. zwaar en een diameter van 110 cm. droeg het opschrift: ANNO 1856 SANCTAE MARIAE NOVA HAEC CAMPANA DONIS PAROCHIANORUM DE OIRSBEEK PIIS DEDICATA EST. SUSCEPTORES DOMINUS C.C. DE LIMPENS ET M. E. VAN DEN CAMP. DOMINUS E.J. SCHIJNS, PASTOR, M.J. HABETS, BURGEMEESTER. J.L. ARETS, P.KNOOREN, J.M. HABETS, KERKMEESTERS. P. HENNEN, L. JONGEN PETIT & FRITSEN ME FUDERUNT. Dienstjaar 1857 stand der ontvangsten en uitgaven: “In maart betaald wegens voorschot aan de nieuwe klok gedaan (90 franken) mandaat no 23, 42 gulden 48 cent”. Een rekening van 1 januari 1898 van zadelmaker en fournituren W. Erkens uit Oirsbeek voor het leveren van “de touwen van de klokken 1 gulden 35 cent”. In de omschrijving der handelingen van het kerkbestuur in 1920 staat onder volgnummer 135: “Op 18 october van de bijdrage der Parochianen is aangeschaft een nieuw torenuurwerk ter waarde van duizend gulden”. DE KLOKKENROOF DOOR HITLER IN 1943 Net zo als keizer Napoleon in 1799, roofde ook Hitler in 1943 de klokken uit de kerktorens. De bronzen klokken werden omgegoten tot oorlogstuig. De Nederlandse Klokken- en Orgelraad stelde in 1937 een lijst samen van kerkklokken, die in tijd van oorlog “geofferd” zouden worden. Rond 1940 waren ongeveer 9000 torenklokken ingedeeld met een totaal gewicht van ongeveer 3.500.000 kg. De inspectie Kunstbescherming voorzag de klokken van een stempel: A.B.C.M. of P. M stond voor een monumentale klok. Slechts 25% kon blijven hangen, de rest zou in geval van oorlog worden afgevoerd. De Duitse bezetter maakte dankbaar gebruik van de lijst. In 1945 waren er 4660 klokken afgevoerd en omgesmolten. Dit betrof een totaal gewicht van 1.918.000 kg of 55,6% van de geregistreerde klokken. In het Memorieboek no. 100 van het R.K. Kerkbestuur van 1902 tot 1962 schrijft ontvanger-kerkmeester Mathijs Jozef Dols (onderwijzer) onder 50
volgnummer 345 in de omschrijving der handelingen het volgende: 6 Mei 1943 is een droevige, zwarte dag voor de Oirsbeekse parochianen. Op deze dag zijn de drie torenklokken door de bezetter van ons land in beslag genomen en weggevoerd. Deze klokken, die alle parochianen zo lief waren en wier klank hun zo dikwijls tot vreugde en ook tot droefheid stemde. Meer dan 120 jaar hebben ze gejubeld als er feest was of lieten ze hun treurzang weerklinken als één der parochianen ten grave daalde. Nu zijn ze weg en treurig kijken allen naar de eeuwen oude toren en wachten vergeefs op hun zo dierbare klank. Moge, onder Gods bescherming, spoedig de tijd aanbreken, dat deze oude vrienden door nieuwe kunnen worden vervangen, klokken, die nog luider en schoner hun loflied ter ere van God mogen doen schallen over Oirsbeek en verre omtrek. Verder schreef ontvanger-kerkmeester Dols na het einde van de oorlog onder het artikel de volgende opmerking: Wie met kogels van gewijde klokken schiet. Wint de oorlog niet Duitschland gecapituleerd mei 1945. Op 14 oktober 1946 schreef het kerkbestuur een brief aan de Weleerwaarde Heer van Rijswijck, leraar aan het Bisschoppelijk College te Roermond met de volgende inhoud: Naar aanleiding van de door de Bisschoppelijke Bouwcommissie verzonden circulaire doe ik U enkele bijzonderheden omtrent de drie weggevoerde kerkklokken toekomen. Van den Insp. v.d. Rijkskunstbescherming d.d. 13-2-1946 bericht ontvangen dat de klokken (registratie en gemerkt volgens de Rüstungsinspection, 5-179 C, 5.224 A, 5.225 A) naar Duitschland zijn vervoerd en daar versmolten. De maker van de klokken was: Groote klok : Petit en Fritsen, anno 1856 Middelgrote: Nic. Gaulard, anno 1822 Kleine : Ch. Gaulard, anno 1827. NIEUWE TORENKLOKKEN IN 1949 Onder volgnummer 494 in het Memorieboek no. 100 van het R.K. Kerkbestuur van 1902 tot 1962 staat in de omschrijving der handelingen het volgende: “Op 13 October 1947 goedkeuring ontvangen van de Bisschop tot aankoop van 3 nieuwe torenklokken”. 51
Op 13 februari 1948 werd in drievoud de overeenkomst getekend met de Industriële Mij Jos Jongerius N.V. uit Amersfoort voor de levering van de drie nieuwe torenklokken. De overeenkomst werd getekend door pastoor Wolfs als voorzitter en W. Dols als secr. voor de kosten van fl. 11.537.15 Bisschop Lemmens van Roermond geeft op 25 februari 1948 voor gezien en goedgekeurd. I. 800 kg. 108 cm diameter - fis. II. 475 kg 91 cm diameter - a. III. 350 kg 82 cm diameter - b. Het keuringsrapport van de Katholieke Klokken- en Orgelraad. Keuringstabel: Naam van de gieter: Gebr. van Bergen te Heiligerlee. Bestemming der klokken: luidklokken. Gemeente Oirsbeek, Parochie St.-Lambertus. Datum van de keuringen: in de werkplaats op 29 april 1949. Dispositie: fis-a-b. Keuring te Heiligerlee verricht door Mej. C.C. Poot. Onder volgnummer 507 in het Memorieboek no. 100 van het R.K. Kerkbestuur van 1902 tot 1962 staat in de omschrijving der handelingen het volgende: Nieuwe Klokken - mei 1949 Door de goede zorgen van onze Herder pastoor M. Wolfs is de parochie Oirsbeek gelukkig in ‘t bezit gekomen van 3 nieuwe luidklokken. Die werden geleverd door de firma Jongerius te Amersfoort en gegoten door de beroemde firma Van Bergen te Heiligerlee. De wijding van de klokken heeft plaats gevonden onder grote belangstelling der parochianen, door de Hoogeerwaarde heer Frans Custers, deken van Schinnen, op zondag 22 mei 1949. De klokken laten horen het “Te Deum” motief de tonen fis-a-b. De grote klok (fis) weegt 800kg. en heeft als opschrift: VAN BERGEN HEILIGERLEE - JONGERIUS AMERSFOORT TE DEUM LAUDAMUS H. MARIA B.V.O. 52
GESCHONKEN DOOR HET KERKBESTUUR EN DE PAROCHIANEN VAN OIRSBEEK M. WOLFS PASTOOR, A. HOUBEN, W. DOLS, L. VLEUGELS, J. DEBYE, KERKMEESTERS J. SCHEEPERS KOSTER A.D. 1949
De tweede klok (a) weegt 475 kg. en heeft als opschrift: VAN BERGEN HEILIGERLEE - JONGERIUS AMERSFOORT TE DEUM LAUDAMUS H. JOSEPH B.V.O. GESCHONKEN DOOR DE PRIESTERZONEN VAN OIRSBEEK DIRECTEUR J. GOESSENS. DE PASTOORS: M. GOESSENS, G. KNOPS, M. MEULENBERG, J. KUIPERS, J. MERTENS, KAPELAAN: E. HOENEN, MISSIONARIS: CH. HABETS. A.D. 1949 53
De derde klok (b) weegt 350 kg. en heeft als opschrift: VAN BERGEN HEILIGERLEE - JONGERIUS AMERSFOORT TE DEUM LAUDAMUS H. LAMBERTUS B.V.O. GESCHONKEN TER HERINNERING AAN DE FAMILIE 54
DE LIMPENS DOOR DE BESTUURSLEDEN DER WELDADIGE STICHTING J. DE LIMPENS N. BECKERS, VOORZ. H. SPAUWEN, PENN. L. SNIJDERS, SECR. A.D. 1949
Dat de nieuwe klokken eeuwig lang de lof van God mogen verkondigen is 55
de oprechte wens van Oirsbeekse parochianen. Het kostenplaatje volgens de factuur van de Industriële Maatschappij Jos Jongerius n.v. uit Amersfoort van 4 juli 1949: Totaal gewicht aan brons 1625 kg. à fl. 4,85 per kg. ruw gegoten fl. 7.881,25 Polijsten van de drie klokken fl. 341,25 Randversieringen fl. 247,50 Opschriften der drie klokken totaal 486 letters a fl. 0,50 fl. 243,00 3 gebogen luid-assen, compleet met lagers en luidwielen fl. 940,00 elektrische luid-installaties fl. 2.027,40 Vracht- en montagekosten fl. 850,00 Zegel fl. 1,00 -------------Totaal fl. 12.531,40 Door de firma J.A. Eldershorst $ Zonen uit Zoeterwoude bij Leiden gedane kosten volgens factuur van 29 november 1949: Aanleg elektrische leiding voor luid-installatie en arbeidsloon fl 224,65 -------------Totaal fl.12.756,05 In de kerkbestuursvergadering van 27 november 1949 wordt besloten: “Op advies van de heer de Bruijn wordt boven de klokken in de toren een plafond van insulite aangebracht, zodat de klank van de klokken bij het luiden niet in de toren blijft hangen, Hierdoor zal de klank van de klokken in de omgeving sterker worden”. Oirsbeek, juli 2011, Wim Douven Geraadpleegde bronnen: 1. 2.
56
Aantekeningen in het Limburgs Dagblad in de vijftiger jaren van de vorige eeuw, in het Limburgs Journaal, door de Journalist (Emeritus pastoor M. Meulenberg). De parochies Oirsbeek en Doenrade van oude tijden tot heden, uitgave in 1955 door Emeritus pastoor M. Meulenberg.
3. 4. 5. 6.
Geleen onder de Franse bezetting 1794-1814, uitgave 1991, door W.H. van Bergen. Stadsarchief Sittard-Geleen-Born te Born. Kerkarchief parochie St.- Lambertus Oirsbeek Memorieboek no. 100 van het R.K. Kerkbestuur van 1902 tot 1962. Register van de omschrijving der handelingen. Stadsarchief Sittard-Geleen-Born te Born. Kerkarchief parochie St.- Lambertus Oirsbeek no. 119 van het R.K. Kerkbestuur van 1947 tot 1950. Stukken betreffende nieuwe luidklokken in de kerk van Oirsbeek Foto’s van de klokken zijn gemaakt door Dr. Roel Schaeps.
57