Ontwerp
Community-architectuur:
de nieuwe duurzaamheid
Het ‘domestic landscape-concept’ paste Marc Koehler samen met Powerhouse Company en de Architekten Cie onder meer toe in het ontwerp voor de nieuwbouw van het Domein Techniek van de Hogeschool van Amsterdam.
46
Inside Information
Ontwerp
Het projectinterieur is voortdurend aan verandering onderhevig. Interieurkenners Françoise Bronner en Kitty de Groot doen speciaal voor Inside Information tweemaandelijks verslag van recente ontwikkelingen op dit gebied. Dit keer buigen zij zich over ‘community-architectuur’. Experts geven hun visie en dragen relevante projecten aan. Auteurs: Françoise Bronner, Kitty de Groot.
Het is afgedankt, het staat er verlaten bij, maar het betekent niet dat het niet meer kan functioneren. Hoe nieuw leven in deze vele leegstaande gebouwen te blazen? Architect Marc Koehler kijkt me aan en vraagt zich hardop af: “Wie kan nu nog zeggen welk type kantoor- of onderwijsgebouw we over 10 jaar nodig hebben? We zitten midden in een economische crisis enerzijds en een technologische revolutie anderzijds, die zich uiten in een opeenstapeling van veranderingen. De gevestigde orde wordt doorbroken, waarbij de relatie tussen het individu en het instituut – zoals bijvoorbeeld tussen burger en overheid, werknemer en werkgever, leerling en leraar, consument en producent – op z’n kop wordt gezet. Het zijn de vele kleine visjes die nu samen de grote opeten.” Zzp-ers, start-ups en allerlei andere kleine ondernemingen zoeken elkaar op. Ze netwerken met elkaar en ontwikkelen samen met eindgebruikers producten en diensten buiten de bestaande instituties om. “De nieuwe economie wordt momenteel opgebouwd door deze pioniers. Versterkt door de technologische revolutie en geconfronteerd met een steeds dringender wordend ecologisch probleem, zal deze beweging leiden tot nieuwe ruimtelijke behoeften”, is de verwachting van Koehler. In dit artikel spreek ik met architecten over de trend die inmiddels bekend staat
als ‘community-architectuur’. Het moet flexibeler, duurzamer, opener, interactiever, gevarieerder en meer gemeenschapszin. Koehler legt een link naar zijn genomineerde ontwerp voor het nieuwe Bouwkunde Faculteitsgebouw in Delft, het Ego-Eco-systeem (2008). “Dit is voor ons gesprek een mooi project om mee te beginnen. Het geeft een visie op waar we naar toe gaan. Alles wordt opener. Machtsverhoudingen veranderen tussen ‘stakeholders’ in de bouw. Er wordt meer vanuit eigen initiatief door kleine eenheden samengewerkt op gelijk niveau. Het Ego-Eco-systeem sluit hier vanuit een architectonisch standpunt op aan. Het is een faculteit zonder muren. Ik heb een vooropgezette ‘hokjesgeest’ willen voorkomen. Daarom één grote open ruimte, waarin iedere afdeling een eigen zone heeft, die kan krimpen en groeien. Zie het als tentenkampen op een open veld. Alles is zichtbaar: hoe groot de afdelingen zijn, hun uitingen, hun onderlinge relaties en hun marktwaarde voor de studenten.” De gedeelde functies, zoals de receptie en pantry’s, hebben een vaste plek in de open ruimte. Ze geven structuur aan de ruimte. “Structuur is nodig om flexibility mogelijk te maken; om vrije ruimte te scheppen rondom de meer permanente plekken, die eenvoudig weer te veranderen is. Deze flexibiliteit is hard nodig, want wie weet in de huidige maatschap-
Inside Information
47
Ontwerp
Gebouw ‘de Burgemeester’ in Hoofddorp werd ooit bewoond door één grote kantoorgebruiker. Nu is het een verzamelkantoor.
48
Inside Information
Ontwerp
pij nog wat de toekomstige behoeften zijn? Wordt er in de toekomst bijvoorbeeld nog les gegeven op de faculteiten of volgt men de lessen thuis of onderweg online? Misschien wordt het gebouw een grote ontmoetingsplaats, waar bedrijven, kennisunits en studenten naar toe komen om samen iets van alle kanten te bekijken en aan projecten te werken. Misschien krimpt hiermee de benodigde faculteitsoppervlakte. In ons ontwerp zou de faculteit Bouwkunde dan ruimte kunnen creëren voor start-ups en onderzoeksprojecten. Zo kun je aan de buitenrand van ons open veld of er middenin mobiele kantoorunits plaatsen. Voor bedrijven zou het erg interessant kunnen zijn om zich letterlijk te omringen met goedkope mankrachten en nieuw talent.” Er is een groeiende behoefte aan robuuste gebouwen, die veranderingen in het gebruik gemakkelijk kunnen accommoderen in het interieur. Koehler: “Men wil geen gebouw dat een vaste code kent; hier dit en daar dat. Gebruikers willen en kunnen prima zelf ruimtes ontdekken, indelen en onderling verdelen. Het is onze taak als architect om een gebouw zo neutraal en qua invulling zo flexibel mogelijk te houden. Publieke architectuur mag geen dictatuur zijn, geen kunstenaarsdroom die door de architect wordt nagestreefd. Wij moeten de juiste condities scheppen: heterogeniteit en diversiteit, voldoende en gevarieerd licht, goede akoestiek, goede klimaatcondities. De ruimte is dan open voor eigen invulling, is eenvoudig aanpasbaar en beheersbaar. Een ‘domestic landscape’ waar iedere gebruiker zich in thuis voelt en waar ruimte is voor eigen initiatief. Waar de ‘community’ zich met elkaar verbonden voelt, waar ruimte is voor communicatie en samenwerking, waar men zich gemeen-
schappelijk kan manifesteren en waar evenzeer ruimte is voor eigen uitingen.” “De markt is duidelijk aan het veranderen”, vertelt architect Metin van Zijl, partner bij Studioninedots. “Op dit moment is de vraag naar verzamelkantoren groot, terwijl de vraag naar grote kantoorpanden op z’n gat ligt. De ontwikkelaar krijgt de financiering voor grote projecten niet meer rond. Het moet simpelweg kleinschaliger.” Hilde Remøy, docent Real Estate bij Bouwkunde aan de TU-Delft, ziet de focus in kantoorbouw op de groeiende groep van zzp-ers, creatieve bedrijven en kleine start-ups als duidelijke trend: “Zij hebben hun eigen behoeften. Ze vermijden als het kan de autonome kantoorplekken langs de snelweg, willen een werkplek bij een openbaar vervoersknooppunt in een aantrekkelijke omgeving, waar je buiten de deur kan lunchen. Ze willen een plek die past qua identiteit en die een interessant netwerk biedt. Ze willen vrijheid: een flexibel huurcontract met een aantrekkelijk dienstenpakket: Internet, catering, overlegruimte, ontmoetingsplekken en pantry’s, die ze uit oogpunt van de kosten én de sociale onderlinge binding graag met anderen delen.” Metin van Zijls ervaringen sluiten hierbij aan: “De nieuwe huurder zoekt geen privé werkplek, maar een ‘community’. Deze
huurder wil geen werkkamer ergens op de tiende verdieping achterin een gang, maar zoekt een gebouw, waarvan de gemeenschappelijke identiteit zowel naar buiten als naar binnen voelbaar en zichtbaar is. Het is niet het aantal vierkante meters voor je alleen, maar de plekken waar je dingen met elkaar deelt, die het onderscheid voor je maken. Dit dwingt ons als architect om anders naar een gebouw te kijken: meer naar de psychologische kant dan naar de puur praktische kant van het gebruik.” Van Zijl geeft als voorbeeld het gebouw ‘de Burgemeester’ in Hoofddorp. Ooit bewoond door één grote kantoorgebruiker, is het nu een verzamelkantoor. “Voor de transformatie van dit kantoor hebben we gekeken naar hoe we meerwaarde konden creëren voor de community. Hoe kon de onderlinge interactie worden gestimuleerd? Hoe konden ruimten voor eigen initiatief en ruimten voor eigen uitingen worden gecombineerd, met behoud van eenheid. We hebben gekozen voor een verticale lobby: één grote lichte vide, met daarin een open houten wenteltrap. Deze is zichtbaar van buitenaf en vanaf de werkunits, die naar de trap toe open zijn.” De dynamiek van de gemeenschap is zo transparant voor iedereen. Het werkt mee in de marketing en in de onderlinge verbondenheid. “Niet alleen door zijn centrale ligging, maar ook doordat de treden van de trap in breedte en
Het Stork-terrein aan het IJ in AmsterdamNoord is mede dankzij CUBE Architecten veranderd van een verlaten industrieterrein in een trendy cultureel werkcentrum. Inside Information
49
Ontwerp
hoogte variëren, is het hier een levendige ontmoetingsplaats. Je kunt hier presentaties geven, een kopje koffie drinken, bijkletsen of vergaderen. In het oorspronkelijke plan zaten er ook nog pantry’s op de trap, maar helaas was dit budgettair niet haalbaar.” Omdat de nieuwe huurder op zoek is naar een zekere dynamiek, een soort stadsbeleving, is het architectonisch de uitdaging om het gebouw of de omgeving waar gewerkt wordt levendig te houden. Dit kan door er een gevarieerd aanbod aan functies te plaatsen: werkplekken, retail, horeca, event en wonen. Architect Pieter van der Pot, partner van CUBE-architecten, geeft als voorbeeld het Stork-terrein aan het IJ in Amsterdam-Noord, dat momenteel van een verlaten industrieterrein naar een trendy cultureel werkcentrum wordt getransformeerd. “We hebben hier bewust gekozen voor multi-gebruik: kantoren, horeca, evenementen, cultuur. We wilden een bruisende plek creëren. Daarom hebben we ook de grote huurders vermeden. Hun eentonige gedrag haalt een stukje levendigheid weg. Om überhaupt energie en beweging in dit verwaarloosde industrieterrein te krijgen, zijn we begonnen met het aantrekken van horeca en evenementen. Dit heeft veel verkeer gegenereerd, waardoor een groot publiek in korte tijd met het gebied bekend is geraakt. Door deze bekendheid
Voor de TU Delft realiseerde Marc Koehler het ‘Ego-Eco-systeem’: een faculteit zonder muren.
50
Inside Information
hebben we nieuwe huurders – kantoorgebruikers en cultuurorganisaties – kunnen aantrekken.” Het gebied komt nu steeds verder tot bloei. Waar herbestemming van mono-kantoorparken vaak moeilijk en risicovol is, leende dit oude Amsterdamse havengebied zich juist goed voor transformatie: industrieel erfgoed op een mooie en centrale locatie aan het IJ. “We hebben het industriële karakter van het terrein en de gebouwen zoveel mogelijk willen behouden. Het is momenteel een reden om naar deze plek te komen.” Van der Pot weidt verder uit over de projectaanpak: “Bij een langdurig herbestemmingsproject zoals dit, heeft het geen zin om met een te gedetailleerd masterplan te werken. Er zijn te veel onvoorziene situaties. Wel is het belangrijk om één duidelijke ‘drager’ te hebben. Bij het Stork-project hebben we als centraal thema ‘ambacht’ gekozen. Hiermee hebben we ons gericht op het aantrekken van gerelateerde professies en het stimuleren van een lokale keten. Denk aan ontwerpers, die hun producten laten vervaardigen door meubelmakers en ze verkopen via de retail; alles op hetzelfde terrein. In de praktijk verloopt het natuurlijk soms anders, maar het idee geeft wel richting, een identiteit en een invulling.” Van der Pot geeft aan dat ont-
wikkelaars vaak thema’s vermijden. “Ze hebben angst hiermee potentiële huurders uit te sluiten. Wij zien het anders: de gebruikers krijgen een plek, die op hen is toegespitst, waar ze een voor hen interessant netwerk kunnen vinden. Neem ons eigen verzamelgebouw De Groene Bocht in Amsterdam. Wat we zien, is dat we bedrijven aantrekken, die met het thema duurzaamheid hoog op de agenda een gelijke bedrijfsfilosofie delen, die niet direct met elkaar concurreren, die elkaars problematiek verstaan, die met elkaar willen lunchen, die elkaar aanvullen. Hierdoor ontstaan nieuwe, duurzame initiatieven.” Hilde Remøy van de TU-Delft geeft aan dat er nog heel wat te overbruggen valt, voordat de bouwbranche zich aangepast heeft aan de hiervoor beschreven ruimtelijke behoeften van de nieuwe huurders: “De huidige leegstand van kantoren en kantoorparken vraagt om herbestemming. En het is maar de vraag, of het de investering waard is om deze parken multifunctioneel en daarmee levendiger te maken, of ze de potentie in zich hebben om nieuwe huurders aan te trekken en of ze de beleveniswaarde van een goede stad kunnen evenaren. Niet alle bestaande kantoren kunnen geschikt gemaakt worden voor multi-gebruik of functioneren als ‘thuis’ voor een gemeenschap. Het is de vraag of goede collectieve diensten en ruimten
Ontwerp
ergens makkelijk in aan te brengen zijn en of wij als burger bereid zijn om te gaan winkelen, drinken en of wonen op kantoor. Willen we wel dezelfde ingang delen en kunnen we wel wennen aan het idee om in de lift te staan naast een bewoner met een vuilniszak? En het is de vraag of beleggers hun mono-oriëntatie kunnen loslaten en zich niet meer óf op kantoren, óf op retail, óf op wonen als aparte categorieën blijven focussen. Meerdere huurders wil ook zeggen: verschillende, individuele wensen, waarvoor deze huurders aandacht vragen. Een hoopvolle ontwikkeling is in ieder geval het ‘collectief opdrachtgeverschap’, waarbij gebruikers zich verenigen om gevolg te geven aan hun nieuwe behoeften. Hierbij wordt steeds vaker een direct beroep gedaan op de architect om mee te denken over de mogelijkheden van gebruik en hergebruik.” De rol van de architect is dus duidelijk aan het veranderen. Zeker in de huidige crisis worden architecten gedwongen om eigen initiatieven te nemen. Aan de andere kant worden ze steeds vaker door opdrachtgevers uitgedaagd om mee te denken binnen een team van verschillende partijen. Anja Dirks, architect en oprichter van Inzight Architecture, geeft als voorbeeld de Open Source Office-competitie. Zij heeft hieraan meegewerkt binnen een consortium van drie partijen, samen met Arcadis en 030Architecten. “Vanaf de kick-off hebben we in deze competitie met de andere deelnemende partijen samengewerkt. Gezamenlijk hebben we over de probleemstelling nagedacht. De gevestigde orde heeft deze open source-aanpak met argusogen gevolgd. De jongere generatie architecten bleek zich echter prima bij deze aanpak thuis te voelen. Zij zijn gewend alles met elkaar te delen.”
In Puntegale in Rotterdam ging de transformatie vrij vlot, mede dankzij het gebruik van houtskeletwanden.
De vraag naar community-architectuur groeit mee met een steeds intensievere netwerkeconomie, voortvloeiend uit de technologische ontwikkelingen. Community-architectuur impliceert architectonische duurzaamheid. De door ons gesproken architecten geven hier dezelfde redenen voor. Ten eerste: community-architectuur vindt veelal plaats in herbestemmingsprojecten. Ten tweede: leegstaande bedrijfspanden worden opgedeeld in kleinere units en geschikt gemaakt voor niet één, maar meerdere bedrijven, met als voordeel dat na vertrek van één bedrijf er vele overblijven. Ten derde: het bestaande gebouw wordt voorzien van een levendig hart, de gemeenschappelijke ruimte van de huurders met daarin gedeelde faciliteiten. Door de permanente functie en centrale positie van dit hart, ontstaat er een helder structuur, die er voor zorgt dat de
ruimte eromheen flexibel in te delen is. Zo kan iedere nieuwe gebruiker de ruimte gemakkelijk veranderen en zich eigen maken. Ten slotte: door zowel in het gebouw als in de directe omgeving meerdere functies onder te brengen – werken, wonen , cultuur – vindt er een continue interactie plaats tussen het gebouw en de omgeving. Dit creëert een aangename dynamiek, 24 uur per dag. De algemene bevinding is dat de huidige technologische en de ecologische revolutie elkaar versterken en tot een nieuw type architectuur leiden, die steeds vaker tot stand komt uit een gezamenlijke projectaanpak. Maar het is vooralsnog een traject van de lange adem. www.marckoehler.nl www.studioninedots.nl www.cube-architecten.nl www.inzight-architecture.nl
Inside Information
51