De naïeve betekenistheorie De betekenis van een woord is het object waar dat woord voor staat.
De naïeve betekenistheorie Kritiek: De informativiteit van identiteitsuitspraken – a=a versus a=b Uitspraken over niet bestaande (fictieve) entiteiten (eenhoorns, de Syrenen) Substitutie van synoniemen in intensionele contexten.
GOTTLOB FREGE (1848 – 1925) NAAM SINN BEDEUTUNG (= object)
NAMEN WAT IS SINN?
NAMEN SINN (CONNOTATIE/INTENSIE) NAAM OBJECT
SINN VAN NAMEN CARNAP: SINN IS EEN FUNCTIE VAN NAMEN NAAR OBJECTEN DESCRIPTIVISTEN: SINN IS EEN BESCHRIJVING VAN DE BEDEUTUNG
NAMEN SCHEMA VOOR BESCHRIJVINGSTHEORIEËN VOOR NAMEN 1.ER IS EEN EIGENSCHAP DIE AAN BEPAALDE VOORWAARDEN VOLDOET 2.DE SPREKER ASSOCIEERT DIE EIGENSCHAP MET DE NAAM
NAMEN 3. DE NAAM VERWIJST NAAR OBJECT O, INDIENN O HET ENIGE DING IS MET DIE EIGENSCHAP 4. ALS F EEN PREDICAAT IS DAT DIE EIGENSCHAP UITDRUKT DAN IS DE NAAM SYNONIEM MET DE UNIEK BEPALENDE BESCHRIJVING ‘DE F’.
NAMEN NOTA BENE: ER SPELEN HIER TWEE DINGEN: 1.DE THESE DAT DE BETEKENIS VAN DE NAAM SYNONIEM IS MET EEN UNIEK BEPALENDE BESCHRIJVING 2.HET VASTLEGGEN (FIXEREN) VAN DE VERWIJZING (clausule 4 vervalt)
NAMEN BEZWAREN TEGEN DE DESCRIPTIETHEORIE 1.MODALE BEZWAREN 2.EPISTEMOLOGISCHE BEZWAREN 3.SEMANTISCHE BEZWAREN
MODALITEITEN Modale logica 1.Aletische (op waarheid betrokken) noodzakelijk waar feitelijk waar mogelijk waar
MODALITEITEN Modale logica 2. Epistemisch (op kennis betrokken) 3. Temporeel (op tijd betrokken) 4. Deontisch (op plichten betrokken)
KRIPKE MODALE BEZWAAR: ‘modaal’ betekent in deze context ‘noodzakelijk/feitelijk/mogelijk’ betreffend
KRIPKE MODALE BEZWAAR: Shakespeare, indien hij bestaan heeft, schreef Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet. Indien iemand een Engelse schrijver is die de enige auteur is van Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet, dan is hij Shakespeare.
KRIPKE MODALE BEZWAAR: De descriptie theorie zegt: Shakespeare = de schrijver van Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet.
KRIPKE MODALE BEZWAAR: Substitutie in de twee zinnen: Iemand is de Engelse schrijver die Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet schreef, indienn hij de Engelse schrijver is die Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet schreef.
KRIPKE MODALE BEZWAAR: Dan zouden deze twee zinnen noodzakelijke waarheiden moeten zijn: Shakespeare, indien hij bestaan heeft, schreef Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet. Indien iemand een Engelse schrijver is die de enige auteur is van Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet, dan is hij Shakespeare
KRIPKE MODALE BEZWAAR: Maar: Shakespeare, indien hij bestaan heeft, schreef Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet. kan geen noodzakelijke waarheid zijn,want er is een mogelijke wereld, waarin Shakespeare heeft bestaan, maar geen schrijver is geweest.
KRIPKE MODALE BEZWAAR: Maar… Indien iemand een Engelse schrijver is die de enige auteur is van Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet, dan is hij Shakespeare kan geen noodzakelijke waarheid zijn, want er is een mogelijke wereld, waarin iemand anders de schrijver is geweest. (Zie N. Salmon, R&E, 1982)
KRIPKE MODALE BEZWAAR: berust op de intuïtie dat de naam ‘Shakespeare’ naar de zelfde persoon blijft verwijzen, ook in contrafeitelijke (counterfactual) situaties waarin hij of zij kenmerkende eigenschappen mist
KRIPKE EPISTEMOLOGISCHE BEZWAAR Shakespeare, indien hij bestaan heeft, schreef Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet. Indien iemand een Engelse schrijver is die de enige auteur is van Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet, dan is hij Shakespeare.
KRIPKE EPISTEMOLOGISCHE BEZWAAR: De descriptie theorie zegt: Shakespeare = de schrijver van Hamlet, Macbeth, en Romeo en Juliet.
KRIPKE EPISTEMOLOGISCHE BEZWAAR: Dan moeten de twee zinnen a priori kennis uitdrukken, i.e. kennis die we kunnen rechtvaardigen door een beroep te doen op algemeen geldige beginselen. Maar… de twee zinnen drukken a posteriori kennis uit!
KRIPKE EPISTEMOLOGISCHE BEZWAAR: a posteriori kennis, i.e. kennis die we moeten rechtvaardigen door een beroep te doen op waarneming van de feiten.
KRIPKE SEMANTISCHE BEZWAAR Columbus was de eerste Europeaan die voet aan land zette in Amerika. Echter: deze uniek bepalende beschrijving is niet waar van Columbus, maar van een Noorse zeevaarder uit de Middeleeuwen.
KRIPKE SEMANTISCHE BEZWAAR Of Columbus daadwerkelijk de eerste Europeaan was die voet aan land zette in Amerika is irrelevant voor de verwijzing van ons gebruik van de naam ‘Columbus’.
KRIPKE NAMEN ZIJN RIGID DESIGNATORS. Een naam is een rigid designator indienn het naar het zelfde object verwijst in alle mogelijke werelden waarin dat object bestaat.
KRIPKE NAMEN ZIJN RIGID DESIGNATORS. Naar aanleiding van vraag tijdens college: persistente versus obstinate rigid desginators (Zie N. Salmon, Reference & Essence, 1982, pp. 32 – 36.)
KRIPKE persistente rigid desginators: een uitdrukking die verwijst naar hetzelfde object in iedere mogelijke wereld waarin dat object bestaat, en die niet verwijst in mogelijke werelden waarin dat object niet bestaat. ,
KRIPKE obstinate rigid desginators: een uitdrukking die verwijst naar hetzelfde object in iedere mogelijke wereld. Kaplan: namen zijn obstinate rigid designators. We kunnen nl. beweren: ‘Socrates is dood’ en ‘Kierkegaard anticipeerde Dreyfuss’. ,
KRIPKE Analytisch
A priori
A posteriori
A=a
?
Vrijgezel is ongehuwd. AA Synthetisch
Alles wat gekleurd is Metalen zetten bij uitgebreid in de ruimte. verhitting uit. Voor een rechthoekige driehoek geldt: a2+b2=c2
KRIPKE ANALYTISCHE OORDELEN: Oordelen waarin het predicaatsbegrip vervat zit in het subjectsbegrip. Kant: ‘erläuterend’ Een vrijgezel is ongehuwd.
KRIPKE SYNTHETISCHE OORDELEN: Oordelen waarin het predicaatsbegrip iets toevoegt aan het subjectsbegrip. Kant: ‘erweiterend’ De vrijgezel is kaal.
KRIPKE A priori oordelen: Voor het bewijzen van de waarheid van a priori oordelen hoeft men alleen een beroep te doen op universele logische wetten en definities. (Frege, GdA, p. 4)
KRIPKE A posteriori oordelen: Voor het bewijzen van de waarheid van a posteriori oordelen moet men ook een beroep doen op waarneming van de feiten. (Frege, GdA, p. 4)
KRIPKE Analytische A posteriori oordelen? Voor het bewijzen van de waarheid van a posteriori oordelen waarin dus aan het subjectsbegrip niets word teogevoegd moet men ook een beroep doen op waarneming van de feiten. Bestaan die?
KRIPKE Analytische A posteriori oordelen? Bestaan die? Traditie na Kant: nee! Kripke: deze ontkenning vooronderstelt dat het analytisch/synthetisch onderscheid samenvalt met het a priori/a posteriori onderscheid.
KRIPKE Kripke: analytisch/synthetisch onderscheid is een metafysisch onderscheid het a priori/a posteriori onderscheid is een kennistheoretisch (= epistemologisch) onderscheid.
KRIPKE Voorbeeld: Water is H2O. Deze identiteitsuitspraak is altijd al waar geweest, alleen hebben wij dat moeten ontdekken.
De naïeve betekenistheorie Kritiek: De informativiteit van identiteitsuitspraken – a=a versus a=b Uitspraken over niet bestaande (fictieve) entiteiten (eenhoorns, de Syrenen) Substitutie van synoniemen in intensionele contexten.
De naïeve betekenistheorie De informativiteit van identiteitsuitspraken – a=a versus a=b Oplossing: onderscheid tussen semantiek en pragmatiek. ‘semantically encoded and pragmatically imparted information’.
De naïeve betekenistheorie De informativiteit van identiteitsuitspraken – a=a versus a=b ‘Ketchup = ketchup.’ Zelfde propositie, verschillende uitspraak.
De naïeve betekenistheorie (fictieve) entiteiten (eenhoorns, de Syrenen) Oplossingen: 1.‘As if’ zinnen (Kendall Walton, ‘Fearing Fictions’) 2.Verwijzen naar mogelijke werelden, waarin die entiteiten wel bestaan (David Lewis, Kroon).
De naïeve betekenistheorie Substitutie van synoniemen in intensionele contexten. Zie Kripke in Martinich: ‘A Puzzle about Belief’. ‘Londres est jolie’ versus ‘London is pretty’. Pierre en vacances.
PUTNAM De re/ de dicto Alle mensen zijn noodzakelijk levende wezens. De dicto: Het is noodzakelijk dat: alle mensen levende wezens zijn. De re: Alle mensen zijn noodzakelijk levende wezens.
PUTNAM De re: Alle mensen zijn noodzakelijk levende wezens. Dat wil zeggen: mensen hebben de noodzakelijke (essentiële) eigenschap dat ze levende wezens zijn. ESSENTIALISME!
PUTNAM NATUURLIJKE SOORTEN EN NATUURLIJKE SOORT-TERMEN ‘water’, ‘goud’, ‘kat’, ‘tijger’, ‘walvis’ Verwijzen wij naar natuurlijke soorten met behulp van intensies (Sinn)?
NAMEN SCHEMA VOOR BESCHRIJVINGSTHEORIEËN VOOR NATUURLIJKE SOORT-TERMEN 1.ER IS EEN EIGENSCHAP DIE AAN BEPAALDE VOORWAARDEN VOLDOET 2.DE SPREKER ASSOCIEERT DIE EIGENSCHAP MET DE NATUURLIJKE SOORT-TERM
NAMEN 3. OBJECT O IS EEN LID VAN DE EXTENSIE VAN DE NATUURLIJKE SOORTTERM INDIENN O DIE EIGENSCHAP HEEFT 4. ALS D EEN BESCHRIJVING IS VAN DIE EIGENSCHAP, DAN IS DE NATUURLIJKE SOORTTERM SYNONIEM MET DIE BESCHRIJVING D.
NATUURLIJKE SOORT TERMEN BEZWAREN TEGEN DE DESCRIPTIETHEORIE – OPNIEUW (ZIE KRIPKE) 1.MODALE BEZWAREN 2.EPISTEMOLOGISCHE BEZWAREN 3.SEMANTISCHE BEZWAREN
PUTNAM NIEUW SEMANTISCH BEZWAAR AARDE EN TWEELINGAARDE OSCAR EN TWIN OSCAR WATER IS H2O EN WATER IS XYZ
PUTNAM SEMANTISCH EXTERNALISME Na de doopact van een natuurlijke soort bepaalt de werkelijkheid of het gebruik van die natuurlijke soortterm om te verwijzen naar een natuurlijke soort correct is of niet. Division of linguistic labour
PUTNAM EXTERNALISME IN DE FILOSOFIE VAN DE GEEST DE (FYSIEKE EN SOCIALE?) OMGEVING BEPAALT DE INHOUD VAN IEMANDS GEDACHTEN OSCAR: ‘IK ZIE WATER’ = IK ZIE H2O TWEELING OSCAR: ‘IK ZIE WATER’ = IK ZIE XYZ.
PUTNAM TOKENREFLEXIVE ‘IK’, ‘HIER’, ‘NU’ INDEXICALS ‘DIT’, ‘DAT’ NATUURLIJKE SOORTTERMEN HEBBEN EEN INDEXICALE COMPONENT.
PUTNAM NATUURLIJKE SOORTTERMEN HEBBEN EEN INDEXICALE COMPONENT. ‘’water” is a stuff that bears a certain similarity relation to the water around here. Water at another time or in another place has to bear the relation sameL to our “water” in order to be water.
PUTNAM Water at another time or in another place has to bear the relation sameL to our “water” in order to be water. Hieruit volgt: essentialisme. De stof hier voor mij moet bepaalde essentiële eigenschappen gemeen hebben met de stof die ooit zo gedoopt is om water te zijn.