DE MON PÈRE KERK Kerk veranderde in zwembad door Ingrid W.L.
“De Overdekte”, waar heel veel Leidenaars geleerd hebben het hoofd boven water te houden, is niet meer. Eind 1979 maakte de slopershamer korte metten met dit gebouw, dat in 1937 als zwembad geopend werd na een verbouwing van de in 1839 ingewijde kerk. De geschiedenis van deze kerk, de R.K. kerk van Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart, maar beter bekend als de Mon Père kerk, gaat veel verder terug en wel tot 1654, toen Abraham Bertius naar Leiden kwam en hier een kerkgebouw stichtte.’ Abraham Bertius werd in Leiden op 1.5 maart 1610 geboren als zoon van Petrus Bertius, rector van de Latijnse School en regent van het ge, een internaat voor studenten in de theologie, die hier met een beurs studeerden. Vader Bertius was een fervent Remonstrant, die ten van de Synode van Dordrecht ( 16 16 19) afgezet werd als hoogleraar in de ethiek. Hij week uit naar Parijs, waar hij in 1620 tot het Rooms-Katholieke geloof overging. Zijn gezin, dat een jaar later ook naar Parijs kwam, werd eveneens katholiek. De zoons Abraham en Johannes traden toe tot de Orde der ongeschoeide Carmelieten. Beiden wensten echter in hun geboorteland te werken, hetgeen ook gelukte. Johannes die de kloosternaam Caesar de Bonaventura droeg werd in 1649 de eerste pastoor in de Statie der Franse Carmelieten te ‘s-Gravenhage en Abraham of, zoals zijn kloosternaam luidde, Petrus a Dei werd in 1654 in Leiden benoemd. Aanvankelijk werkte Abraham Bertius op een zolderkamertje bij Maria Droogh, op de hoek van de Haarlemmerstraat en het St. Jansgrachtje (een steegje parallel de Maria Gijzensteeg, dat bij de bouw van de Mon Pèrekerk verdween), maar al snel vatte hij het plan op om een eigen kerk te stichten. Maria Droogh, de niet onbemiddelde weduwe van Johannes Gael, was één van de belangrijkste weldoensters van de Leidse Statie der Franse melieten. Op het erf achter haar huis aan de Haarlemmerstraat stichtte Abraham Bertius zijn kerk, waarvan Maria als kosteres dienst deed. Uitbreiding bleek al spoedig nodig en met het geld van Maria Droogh werden 133
1. Gericht op de Haarlemmerstraat met Père Kerk. Vervalsing naar P. Vertin. Doek, 40x 3Ocm. Leiden, van 2. Portret van Te door onbekende kunstenaar. Doek, 60 70 cm. Leiden, R.K. Kerk van de Josephus en O.L. Vrouwe Hemelvaart. Foto Ned. Instituut. belendende panden aangekocht, zodat het gebouw Le Soleil (in het Nederlands, niet geheel letterlijk, steeds vertaald als de Vergulde Zon) nu met recht aanspraak kon maken op de benaming kerk. Abraham Bertius overleed op 4 oktober 1683 en werd opgevolgd door Firminus de Sancta Maria. Na zijn dood in 1687 volgden nog vier pastoors, allen Carmelieten uit het klooster in Parijs. Tijdens de Franse Revolutie was het Parijse klooster verwoest, wat tot gevolg had dat de overkomst van deze geestelijken naar Leiden eindigde. De Mon Père kerk zo genoemd omdat de Carmelieten, al spraken zij ook Nederlands, zich lieten aanspreken met Père” werd nu door andere katholieke priesters bediend. In 1808 kwam de Benedictijn Carolus Bertinus de Ram, die in 1832 opgevolgd werd door de eerste seculiere priester Amoldus Te Onder zijn pastoraat werd een nieuwe kerk gebouwd. De Leidse architect Th. Molkenboer ontwierp de plannen voor de bouw scheef onder andere voor: “alle bouwvan deze kerk. Het bestek uit stoffen zonder onderscheid moeten zijn van het allerbeste van hare 134
afb. 3. Interieur van de
Père Kerk. Foto. Eigendom van A.P. van Brussel.
soort, als: de palen, regte, greenen mastboomen, groen en versch. Het timmerhout: versch, gaaf, taai, hard en droog, zonder groote kwasten.” Volgens het bestek moest het geheel op november 1839 gereed zijn, met uitzondering van het verfwerk, dat mocht tot de zomer van 1840 duren. Toezicht werd gehouden door de “commissie ter opbouwing nieuwe kerk voor de gemeente”. Deze zorgde onder meer voor de keuring van de bouwmaterialen, die “met uiterste zorg aan of bij het geschieden, voor en aleer eenig stuk of gedeelte van dezelve verwerkt mag worden”. De datum 1 november 1839 werd niet gehaald, maar het scheelde niet veel: op 19 november 1839 werd de nieuwe kerk ingewijd. In de tachtiger jaren tijdens het decanaat van deken J.A. Bots werd het kerkgebouw vergroot. De ter beschikking staande beschrijving heeft betrekking op de periode na deze verbouwing.3 De binnenbouw van de neogotische kerk rustte op twaalf kolommen, die de apostelen symboliseren op wier schouders de kerk van Christus steunde. In de vorm van de spitsbogen werd een hulde aan de allerheiligste eenheid gezien. De schilderkunst in de kerk moest dienstbaar zijn aan de architectuur en werkte daarom volledig mee met de gotiek. Aangezien de kerk aan Maria gewijd was, werd de nadruk gelegd op Maria’s glorie. Vier 135
kolommen hadden de beeltenissen van de vier evangelisten, terwijl op vier andere de vier grote Westerse kerkvaders waren afgebeeld. Al deze heiligen waren vergezeld van teksten betreffende Maria. De gewelven, die de hemelen voorstelden, waren wit gehouden en in die hemelen zweefden engelen, die elk op een rol één van Maria’s deugden verkondigden, terwijl die deugden door bloemen verheerlijkt werden. De kerkramen in het priesterkoor toonden de kroning van Maria door Christus, de Annunciatie en de Visitatie. Aan weerszijden waren blinde ramen, die beschilderd waren met voorstellingen van kroning door de Heilige Drie-eenheid en Maria’s Hemelvaart.4 Onder de ramen waren het offer van Melchizedek en de wonderbare spijziging te zien. Op de van het altaar waren engelen afgebeeld met de pelikaan, het zinnebeeld van Jezus’ liefde. Links van het hoofdaltaar was de Mariakapel, waar vier verschillende vakken rondom raambeeld bewerkt waren met voorstellingen van Maria als koningin der engelen, van de patriarchen, de profeten, de martelaren en de belijders, voorts als symbool van behoudenis der zieken, toevlucht der zondaren, troosteres der bedrukten en de hulp der Christenen. Aan de rechterzijde van het hoofdaltaar bevond zich de kapel van de Heilige Familie. De op linnen vervaardigde schilderijen uit deze kapel kwamen bij de sloop van het zwembad in november 1979 te voorschijn. Ze werden voorzichtig van de muur gehaald en overgebracht naar de Lakenhal. De vier voorstellingen slaan achtereenvolgens op Jozefs deugden, de zes gaven die hij van de Heilige Geest ontvangen had, Jozefs glorie in de hemel en zijn rol als patroon van de Rooms-Katholieke kerk en het Christendom in het algemeen. Bij de allegorische voorstelling van de deugden van Jozef worden deze deugden door mensengestalten weergegeven: de zuiverheid wordt verbeeld doorkinderen die lelies dragen, de echtelijke trouw wordt weergegeven door een echtpaar, Jozef als gezinsbeschermer wordt voorgesteld als een echtpaar met kind en Jozef als patroon van een zalige dood wordt uitgedrukt door een stervende man. De zeven gaven van de Heilige Geest worden door vrouwenfiguren voorgesteld: een vrouw met een hart en een lelie geeft de wijsheid weer, een vrouw met een kelk in de hand en wijzend op haar voorhoofd verbeeldt het verstand, de wijze raad zien we als een maagd met kruis en hart, een heldin die een draak bestrijdt is de personificatie van de kracht, de wetenschap wordt voorgesteld door een liefdadige vrouw met een open boek en aalmoezen, het geloof wordt verbeeld door een figuur die met den om het kruis bidt, terwijl de godsvrees uitgebeeld wordt door een vrouw die de Heilige Drie-eenheid hulde brengt.
136
4. De deugden van Jozef door Van en Van de Wiel. Doek, cm. Leiden, Stedelijk Museum de Lakenhal. Foto W. van Tol.
5. Jozef met de zeven gaven van de Heilige Geest door Van en Van de Doek, 279 x 157 cm. Leiden, Stedelijk Museum de Lakenhal. Foto W. van Tol.
Op het schilderij, voorstellende Jozefs glorie in de hemel, zien we Jozef tronen op een wolk, omgeven door engelen. De laatste voorstelling van Jozef als patroon van de Rooms-Katholieke kerk en de gehele Christelijke wereld toont ons de vertegenwoordigers van alle standen: paus en bisschop, monnik en non, koning en koningin, edelvrouw met adellijk kind en tenslotte boer en werkman. 137
152 138
6.
glorie in de hemel door Van en Van de Wiel. Doek, 340 x cm. Leiden, Stedelijk Museum de Lakenhal. Foto W. van Tol.
7. Jozef als patroon van de R.K. Kerk en de Christenwereld door Van en Van de Doek, 345 125 cm. Leiden, Stedelijk Museum de Lakenhal. Foto van Tol. De stijl is niet geheel karakteristiek voor de jaren rond 1900, waarin deze schilderingen ontstonden.5 Moeilijk was het onderzoek naar de maker(s) van de schilderingen. In het archief van de Mon Père-kerk, dat zich in de verzameling van de Gemeentelijke Archiefdienst Leiden bevindt, werd een ongedateerde prijsopgave gevonden van “M.H. van en Van de Wiel, Kerkschilders, 139
8. Plattegrond van de Père Kerk. Tekening Gemeentewerken Leiden. Maria-altaar, 2. Hoofd-altaar, 3. Jozef-altaar 140
9. Plattegrond van De Overdekte. Tekening Gemeentewerken Leiden. 141
Tilburg, Gasthuisstraat” voor het decoreren van de kerk voor f 10.800. De directeur van het Stedelijk Museum de Lakenhal, drs. M.L. heeft verwoede pogingen ondernomen deze kerkschilders te plaatsen. Navraag bij de Kamer van Koophandel en het Gemeentearchief te Tilburg leverde niets op. Dank zij een schoondochter kwamen enige biografische gegevens aan het licht, althans over Van Martinus van werd geboren te Warmond op 27 oktober 1870 en woonde achtereenvolgens te Leiden en Gouda. Hij overleed op 6 april 1933 te Beirendrecht bij Antwerpen. Als auctor van de schilderingen in de Leidse Mon kerk kunnen we hoogstwaarschijnlijk kapelaan Bots zien. Petrus Martinus Bots werd op 2 1 november 1852 in Nieuwkoop geboren en kwam in 1892 vanuit Rotterdam in Leiden, vanwaar hij in 19 18 naar Dongen vertrok. Hij was ook de auteur van de beschrijving van de beschildering van de kerk aan de Haarlemmerstraat. Aan de bloei van de Mon Père kerk kwam in de dertiger jaren van deze eeuw een eind. De bewoners van de binnenstad gingen zich vestigen in de modem aangelegde wijken, waar ook kerkgebouwen verrezen. De kerken in het centrum kwamen leeg te staan. Op zondag 8 juli 1934 avonds om zeven uur in de Mon Père kerk de laatste godsdienstoefening gehouden, waarna het gebouw gesloten werd. De parochianen moesten voortaan naar de kerk van O.L.V. Hemelvaart en St. Jozef aan de Herensingel. Hierna ontstond in katholiek Leiden nogal wat deining. Wat was namelijk het geval? Het gebouw aan de Haarlemmerstraat zou veranderd worden in een zwembad! De Haarlemse architect A. Koster vroeg bij de gemeente Leiden een vergunning aan voor de verbouwing van de kerk tot bad- en Deze voorgenomen verbouwing zou omvatten het wegbreken van de toren en de in het gebouw aanwezige kolommen met galerij en het maken van twee bassins, badcellen, douches, kantoor, toiletten, e.d. Vóór de bestaande voorgevel zou een zogenaamde plakgevel geplaatst worden, waartoe de uitstekende delen van de gevel zouden worden weggehakt, zodat de voorkant geheel in de bestaande gevellijn zou komen te staan. Van de pastorie aan de Oude Vest zou alleen de begane grond veranderd worden door het wegbreken van muurdelen en het maken van een laboratorium, centrale verwarming, kuip- en douchebaden, wasserij, enz. De bouwvergunning werd in mei 1937 door de gemeente Leiden verleend en met de sloop werd op 24 mei een begin gemaakt. Men verwachtte dat de bouw vier maanden in beslag zou nemen en ongeveer 59.000 gulden zou gaan kosten. 142
en Beeldhouwwerken aan de voorgevel van De Overdekte, voorstellende een vrouw en een man in badcostuum. Aardewerkfabriek, Leiderdorp. Foto’s P.
Op 4 november 1937 werd het zwembad “De Overdekte” geopend. Boven het bassin stond een grote hutspot met chrysanten versierd, waaruit de toenmalige jeugdkampioene Rietje van Veen het water indook. Het startsein voor ruim veertig jaar zwemmen was hiermee gegeven. Thans ligt er aan de Haarlemmerstraat een groot terrein braak. De eigenaar van dit “gat in de Haarlemmerstraat”, de gemeente Leiden, heeft aan het Haagse architectenbureau Mehrtens en Van Veldhoven opdracht gegeven om een bouwplan te maken. Waarschijnlijk zullen er 24 woningen komen in een hof’jesachtige opbouw. Hopelijk zal hierdoor het karakter van dit laatste gedeelte van de Haarlemmerstraat niet veranderen.
143
AANTEKENINGEN Voor hun medewerking wil ik hartelijk danken: Drs. R.E.O. C.H. en Drs. M.L.
Dr. C. Willemijn
1. Verburgt, “De Mon Père Kerk te Leiden”, Jaarboekje 27 p. 89-98; Ton Brussel, “Na ontluistering Mon Père nu ook sloop Overdekte”, Dagblad 23 juli 1977. 2. Bestek van nieuw te bouwen kerk met toren te Leiden 1838 (aanwezig bij Gemeentelijke Archiefdienst Leiden). 3. P.M. Bots, Een inlichtend woord over de bij hare beschildering uitgevoerd door de de Van en Van de Wiel van Tilburg, Leiden 1903. 4. De schildering, voorstellende Kroning door de H. Drie-eenheid is bewaard gebleven, maar verkeert in dusdanige toestand dat reproduktie hiervan niet mogelijk is. 5. M.L. Wurfbain, “Een bergingsactie in de zweminrichting”, Bodemonderzoek in Leiden. Jaarverslag Archeologische Leiden 1979 (ter perse).
144