Sociale media in de kerk Lezing bijeenkomst “Sociale media in kerk en gezin”, Erdee, 19 april, 14–17 uur Duur lezing: 30 minuten. Dames en heren, Sociale media en de kerk lijken niet direct een logische combinatie. Waar sociale media pas enkel jaren bestaan, is de kerk al eeuwen onder ons. Past het vluchtige karakter van sociale media wel bij de kerk van Jezus Christus? Of moet je het anders zien en bieden deze media juist allerlei kansen? Die vragen gaan we vanmiddag kort verkennen.
Bestandsopname Laten we eerst maar eens kijken naar wat er feitelijk gebeurt op het terrein van kerk en sociale media–overigens zonder de pretentie een volledig overzicht te geven. Er zijn tal van kerkelijke initiatieven op de sociale media, die vaak het karakter van pionieren dragen. De PKN heeft een speciale pastor voor de sociale media aangesteld, Social Missie wil(de) een platform zijn voor dit soort vragen. Maar eerlijk gezegd dat we meer geholpen zijn met een voorbeeld dichterbij huis. Ik heb eens op een rijtje gezet op welke manieren sociale media feitelijk worden gebruikt binnen de gemeente die ik dien, en uiteraard ook door mijzelf. Zomaar enkele voorbeelden om er even een gevoel bij te krijgen. Eens in de vijf à zes weken voer ik een Skypegesprek met een zendingsechtpaar dat voor de MAF in Arnhemland, Australië, zit. Het heeft echt toegevoegde waarde dat we elkaar in de ogen kunnen kijken. Het is een pastoraal gesprek, dat we samen ook afsluiten met gebed. Toen ik een keer ziek was en op het laatste moment de catechisatie moest afzeggen, wist ik de meeste jongeren snel te bereiken via Twitter en vooral via WhatsApp. Bijzonder veel jongeren van de gemeente zitten op Facebook; een kleine minderheid niet. Voor mij biedt Facebook de gelegenheid om een beetje te volgen waar ze zoal mee bezig zijn, en om op een makkelijke manier contact te houden, bijvoorbeeld met studenten, die uit de aard der zaak vaak elders verblijven. Ik reageer op wat zij schrijven of foto’s die ze plaatsen – en zij doen dat bij mij. Is dat een pastoraal contact? Het werkt in ieder geval drempelverlagend voor het pastorale contact, dus het staat zeker in een pastorale context. Een aardig voorbeeld: afgelopen week hadden we het op de belijdeniscatechisatie over het belang van het aanleren van goede routines, structuren en gewoonten, zodat het vanzelfsprekend wordt. Als voorbeeld noemde ik dat je tandenpoetsen ’s avonds ook niet vergeet. Ze zouden bij het tandenpoetsen nog wel aan de geleerde les denken. Prompt zag ik ’s avonds op Facebook een catechisant een foto van zijn tandenborstel plaatsen.
Ander voorbeeld. Via de chatfunctie van Facebook krijg ik geregeld persoonlijke vragen. Na de catechisatie, bijvoorbeeld. Iemand die nog even terugkomt op wat hij tijdens de catechisatie zei. Maar ook mensen van buiten de eigen gemeente die me weten te vinden met bepaalde vragen. Via Twitter is het niet anders. Verschillende keren kwam het al tot een evangeliserende e-mailwisseling, verrassend genoeg nogal eens met mensen die wel op een bepaalde manier kerkelijk waren opgevoed, maar van de kerk vervreemd waren geraakt. Het paste helemaal niet in hun beeld dat je een dominee ook op Twitter of Facebook kunt tegenkomen. Les extrèmes se touchent, want tal van reformatorische mensen zullen dat met ze eens zijn: een dominee hoort toch niet op Facebook? Maar waarom eigenlijk niet? Misschien wel omdat hij dan een gewoon mens van vlees en bloed lijkt te worden, te dichtbij komt als persoon misschien? Misschien dat wel goed en hebben we ambtsdragers te veel op afstand geplaatst? In ieder geval biedt Twitter mij de mogelijkheid om aan gesprekken en discussies deel te nemen zonder dat direct als “de dominee” te doen, en dat helpt om meer te verstaan van de wereld waarin wij allemaal leven. Een laatste voorbeeld. Wij hebben ook een Facebookgroep van de kerk: een afgeschermde ruimte waarin enkel gemeenteleden worden toegelaten en waarin we dingen kunnen delen van de gemeente. Eerlijk gezegd heb ik die groep zelf aangemaakt, maar het is geen succes. Want de dingen die gedeeld kunnen worden zijn vaak simpelweg openbaar (een zangavond of thema-avond bijvoorbeeld), ofwel het gaat om informatie die de hele gemeente moet weten (en dan is het kerkblad beter, om de Facebookers geen informatievoorsprong te geven). Dan zijn er nog de meer gevoelige kwesties in de gemeente (ook bekend als ‘discussiepunten’), en ik hoop toch echt dat die niet tot een vurige discussie op Facebook leiden. Die groep beschouw ik dus niet als een succes, al hoorde ik van een collega die de groep gebruikte voor een bijbelleesrooster in de lijdenstijd. Hij postte het bijbelgedeelte voor die dag, en gemeenteleden konden meditatieve gedachten delen. Dat kan iets heel kostbaars zijn. Dit zijn zo maar enkele voorbeelden uit de kerkelijke praktijk van een traditionele gemeente die graag een schriftuurlijk-bevindelijke preek hoort. Natuurlijk is niet iedereen bij dit soort initiatieven betrokken, en dat hoeft ook niet. Maar feitelijk is er van alles aan de gang. En als kerken en ambtsdragers er niet ten minste oog voor hebben, gaat het zonder kerken en ambtsdragers allemaal gewoon verder. Dan kunnen we alles handhaven zoals het altijd is geweest, maar de ontwikkelingen gaan intussen verder, zonder ons. Betekent dat nu dat elke ambtsdrager direct moet gaan twitteren? Nee, niet iedereen vindt het aardig – en als je het niet aardig vindt, gaat het eenvoudigweg niet werken. Maar daarmee zijn we eigenlijk al bij de bespreking van de mogelijkheden die er liggen. Daar wil ik nu mee beginnen.
Kansen Nu is ‘kansen’ een woord dat we in kerkelijke kring niet graag gebruiken. We kunnen het anders zeggen en vragen of de Heere hier mogelijk wegen opent, die we mogen gaan? Een eenvoudig maar zeer principieel vertrekpunt is dat de kerk geroepen is om mensen te bereiken. Zo zei althans de Opgestane Jezus Christus het vlak voor Zijn hemelvaart:
Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Overal waar de mensen zijn, zou de kerk op zijn minst moeten overwegen om te zijn, om iets door te geven, op welke manier dan ook, van het Evangelie. Tenzij de middelen op zichzelf ongeoorloofd zijn, natuurlijk. Maar we moeten niet te snel zeggen van middelen die we niet kennen, dat ze niet geoorloofd zijn. Nog afgezien van de presentie op sociale media, ben ik van mening dat elke kerk een website zou moeten hebben. Desnoods heel eenvoudig, met enkel maar wat informatie over de diensten en wat contactinformatie. Het maakt dat je gevonden kunt worden door mensen die op zoek zijn. De kerk staat immers ook in het telefoonboek en in een gids van de burgerlijke gemeente, waarin ook allerlei ándere instanties te vinden zijn, waar u op zich niet graag mee geassocieerd wilt worden. Er groeit een generatie op voor wie alles wat niet online te vinden is, nauwelijks bestaat. Wat mensen ook willen weten of waar ze ook naartoe willen, het begint vaak bij Google. Waarom zouden we niet een eenvoudig digitaal uithangbord maken, genaamd website? Waarom spenderen we veel tijd en energie aan evangelisatie, terwijl de allereenvoudigste website in een avond in elkaar gezet kan worden en € 25 per jaar kost. En is een website nu per se zoveel ongepaster dan een vermelding in het telefoonboek of in het Reformatorisch Dagblad? Maar nu ter zake: sociale media. Waarom zouden ambtsdragers er aan meedoen? Ik noem een aantal redenen.
1. Het is leuk Dat klinkt natuurlijk niet zo goed, want wij zijn vaak heel serieus. Er zijn wel leuke dingen die zijn toegestaan, maar dingen doen enkel omdat het aardig is – dat klinkt toch wel heel oppervlakkig en misschien wel ongeestelijk. Met die benadering geven we eigenlijk die jongeren gelijk, die zeggen: van de kerk mag je eigenlijk niks. Als je een fijn leven wilt hebben, moet je niet bij de kerk zijn, want daar mag dit niet en dat niet. Nu gaat het er ook niet om dat we enkel aan sociale media doen omdat het aardig is. Contacten zijn per definitie dienstbaar. Elk contact, ook het minste, met een jongere die we anders niet bereiken, is waardevol. Maar het is ook aardig om contacten te leggen en te onderhouden via de sociale media. Soms kost het even om dat te ontdekken, want in het begin is het allemaal een beetje onwennig. Maar als je het niet binnen afzienbare tijd aardig gaat vinden, kun je er maar beter weer mee stoppen. Dan heeft het niet zo veel zin. Natuurlijk, er zijn nog andere redenen waarom het een kans is, maar die werken alleen als je er zelf aardigheid in hebt om mee te doen.
2. Informeren & communiceren Via de sociale media krijg je toegang tot veel meer informatie. Nu komt er al veel informatie op
ons allemaal af, en dus is het nodig te filteren. Dat nu kan heel goed, door te selecteren wie je volgt en wanneer je je met sociale media bezighoudt. Ik pleit er absoluut niet voor dat we altijd maar online zijn en elk moment van de dag met elkaar communiceren. Integendeel! Het is goed om daarin maat te houden. Misschien kunt u daarin wel een voorbeeldfiguur voor jongeren zijn? Ontegenzeglijk bieden Twitter en Facebook toegang tot meer informatie. Wat mij betreft laten we direct de hyperigheid links liggen, en hebben we het over informatie van gemeenteleden: waar houden ze zich mee bezig, wat speelt er in hun leven? Misschien is het voor sommigen van u moeilijk voor te stellen, maar meer dan eens kom ik er via Facebook achter dat iemand in het ziekenhuis ligt – vaak met iets niet zo ernstigs, maar je hebt er draadloos internet, en dan zetten mensen iets op Facebook. Soms dagelijks, hoe het met hen gaat. Een kort berichtje in reactie doet de zieke echt goed. Stel je maar eens voor dat je er zelf ligt en je merkt dat er mensen aan je denken. Desnoods vraag je via de chatfunctie nog even door of maak je een afspraak over wanneer bezoek het beste zou schikken. Want ook in ziekenhuizen is het niet meer zo dat alle deuren automatische openzwaaien voor de pastor (maar dat is een ander thema). Facebook kan dus echt een functie vervullen in de pastorale aandacht. Niet ter vervanging van het pastorale gesprek, al vinden jongeren het vaak veel makkelijker om open en eerlijk hun gedachten te uiten via e-mail of Facebook dan in een gesprek. Dat is geen ontwikkeling waar ik blij mee ben: veel mensen (met name jongeren, maar zij niet alleen) vinden het veel veiliger om via een scherm te communiceren dan face to face. Bellen is al eng (daarom bellen ze ook niet meer, met een internetbundel op hun mobiel zijn ze al tevreden) en een e-mail is zo formeel. Door die terugtrekkende beweging verschraalt het contact, omdat je veel non-verbale aspecten van communicatie mist. Maar als een jongeren nu eenmaal makkelijker levensvragen mailt dan uitspreekt in een gesprek, waarom zouden we daar geen ruimte voor geven? Natuurlijk is het contact en de informatie niet beperkt tot gemeenteleden. Het is bijvoorbeeld mogelijk om zendelingen te volgen in hun werk. Heel boeiend. Door de concrete, dagdagelijkse details van het leven van een zendeling (welk eng beest loopt er nu weer in zijn huis? Wat voor bizar verhaal heeft hij nu weer? Zie die foto eens!), komt zijn werk ook dichterbij. Zo werkt het nu eenmaal in onze tijd: mensen worden bereikbaarder doordat ook de kleine dingen van hun levens gedeeld worden. Een bijkomend effect als je zelf gaat twitteren en facebooken, is dat je als ambtsdrager snel dichterbij de mensen komt. Of, preciezer: de persoon van de ambtsdrager gaat minder achter zijn ambt schuil. Het wordt duidelijker voor catechisanten dat ambtsdragers ook mensen van vlees en bloed zijn. Dat wist u al en ik wist het ook al wat langer, maar jongeren (en soms ook ouderen) zien de dominee nog steeds als een wat merkwaardig verschijnsel, totaal anders dan andere mensen. Let wel: dit gaat niet over de afbraak van gezag, maar wel over een andere vorm van gezag. Gezag dat niet alleen met afstand te maken heeft, maar vooral met authenticiteit. Dat is hoe dan ook een verschuiving die je in onze tijd ziet plaatsvinden, of we het nu prettig vinden of niet: formele instanties en formele vormen van gedrag verdwijnen naar de achtergrond. Waar ze nog zijn, worden ze in hoog tempo minder relevant. Nieuwe vormen van gezag kunnen ook wel die formele component hebben, maar dragend is meestal een vorm van authenticiteit. Dat klinkt misschien eng, maar is het eigenlijk niet terecht dat jongeren willen merken dat die ambtsdrager niet maar wat zegt omdat hij nu eenmaal een formele positie heeft, maar dat er ook een hart achter zit en een levenspraktijk bij komt die er mee spoort - met alle worstelingen van dien?
Ik moet er wel eerlijk bij zeggen dat als in de catechisatie en in alle contacten meer nadruk valt op het communicatieve en authentieke, dat ook waarschijnlijk een effect zal hebben op de prediking en op de manier waarop mensen naar de prediking luisteren. Wordt er een waarheid over mij uitgeroepen, of wordt er echt gecommuniceerd, word ik opgezocht in mijn eigenheid als mens, door een predikant die ook maar een mens is? Volgens mij hoeft dat geen verlies te zijn, maar kan het integendeel winst zijn. Het voert te ver om de hele preekkunde er bij te halen, maar de apostelen spraken hun hoorders ook direct aan. Augustinus communiceerde met zijn hoorders en ging in op hun vragen en tegenwerpingen tijdens de preek. Hier breken we dit punt af, en we gaan een stap verder. In het verlengde van het communiceren ligt het toerusten.
3. Toerusten Om jongeren te kunnen toerusten in mediagebruik, helpt het als u niet alleen aan de kant staat en wat aanwijzingen geeft, maar als u zelf ook weet wat het is. U krijgt een tweetal prachtige brochures mee, maar die zijn eigenlijk nog maar het begin. Want bij opvoeding hoort ook dat je met kinderen en jongeren mee oploopt, begrip voor hen hebt, en ze opvangt als ze eens hun neus hebben gestoten. Toerusten gaat het beste als je ook deelgenoot bent. Als ik niet twitterde en geen facebookaccount had, stond ik hier waarschijnlijk niet op deze toerustende bijeenkomst. Dus ik ben het levende bewijs hoeveel tijd sociale media wel kosten: soms gaat er een complete middag mee heen… Wat betekent dat nu concreet? Misschien kunt u op de jeugdvereniging eens een paar facebookprofielen opzoeken van deelnemende jongeren. Laat ze daar zelf eens over in gesprek raken. Dat vraagt fijngevoeligheid, want jongeren tonen soms heel kwetsbare kanten van zichzelf. Of ze zetten iets neer waar ze juist heel onzeker in zijn en waarin ze bevestiging zoeken. Prachtige foto’s van hun belevenissen en van zichzelf. Vaak zien ze er op Facebook nóg mooier uit dan in het echt. Als je jongeren zo met elkaar in gesprek kunt krijgen en zelf ervaringen kunt delen van het gebruik van sociale media, ga je van elkaar leren. Je kunt bij elkaar te biecht. Die ander heeft ook wel eens spijt gehad van iets wat ze schreef of deed. De banden die zo worden gelegd, zijn geweldig waardevol.
Bedreigingen Nu is dit niet enkel een juichend verhaal over de onbegrensde mogelijkheden van sociale media. Er zijn ook bedreigingen. Het maakt wel verschil hoe we die bedreigingen zien. Er zijn bedreigingen die zo groot zijn dat je ergens helemaal niet aan moet beginnen. Zo groot zijn de bedreigingen volgens mij niet. De bedreigingen die hier liggen zijn – als we ze eenmaal onderkennen – beheersbaar, ofwel het zijn bedreigingen die nu eenmaal met ons leven in de 21e eeuw gegeven zijn en waar we dus mee om moeten leren te gaan. De radio werd ooit ook een bedreiging gevonden – en dat is hij misschien ook wel, maar je leert er mee omgaan.
1. Ambtsgeheim Uiteraard kunnen er via de sociale media geen details over pastorale bezoeken en contacten worden gedeeld. Geen weergave in de trant van “ik had net een gesprek over…”, zeker niet “net bij br. Zusenzo op bezoek geweest”. Persoonlijk deel ik compleet niets over pastorale contacten, ik meld het ook niet als op pastoraal bezoek ga. Niets!
2. Blijvend karakter Veel jongeren realiseren zich niet dat Google nooit iets vergeet. Iets kan ver weg raken, en gelukkig klikken veel mensen niet verder door dan maximaal pagina 3 van de zoekresultaten. Maar toch: het gaat nooit weg. Als christenen hoeven we, als het goed is, daarvan niet te schrikken. We weten immers dat het veel belangrijker is dat alles eens openbaar wordt. En er is niets bedekt, dat niet zal ontdekt worden, en verborgen, dat niet zal geweten worden. Daarom, al wat gij in de duisternis gezegd hebt, zal in het licht gehoord worden; en wat gij in het oor gesproken hebt, in de binnenkamers, zal op de daken gepredikt worden. (Luk. 12:2–3). En het heerlijke is dat er bij de Heere vergeving te vinden is. Wat Google nooit doet, doet de levende God wel: Hij vergeeft zo dat Hij de zonden van Zijn kinderen voor eeuwig vergeet.
3. Privacy Een derde punt is privacy. Een bekend punt, want Facebook is vaak bekritiseerd om zijn privacy policy. Er is op internet een fameus interview met Mark Zuckerberg, de oprichter van Facebook, te vinden waar hij begint te zweten en stotteren als hij naar privacy gevraagd wordt. Toch is het een punt waar weinig mensen wakker van liggen. “Ik doe toch geen gekke dingen?” Dat hangt er maar van af wat degene die toegang heeft tot je persoonlijke informatie, gekke of interessante dingen vindt. Er zijn genoeg vreemde, soms zelfs zieke, mensen op deze wereld, die echt niet op de hoogte hoeven te zijn van hoe mijn kinderen er uit zien, bijvoorbeeld. Geen foto’s van mijn kinderen op Facebook. Deze hele discussie raakt aan een belangrijke culturele verschuiving. Juist in ons land (in Duitsland ligt dat totaal anders) zijn we erg geïnteresseerd in wat mensen in hun persoonlijk leven doen, in hun ‘intiem kapitaal’ (de term is van Stine Jensen). Dat wordt soms zelfs belangrijker dan de inhoud. Ga maar eens na wat u allemaal van premier Mark Rutte weet: de auto waarin hij rijdt (een oude Saab), informatie over zijn woning (een appartement, nietwaar?) en hoe weinig u op dit punt wist van bijvoorbeeld Wim Kok. Als het gaat om ideeën, is de verhouding misschien wel omgekeerd… Het persoonlijke is politiek geworden, en wordt ook politiek ingezet. Het is goed dat we ons realiseren dat wat we met de wereld delen, voor altijd gedeeld is. Onafhankelijk van welke politieke verschuiving die er zich in de toekomst mogelijk nog voordoet, welke kwaadwillende van alles over ons willen weten. We moeten dat ook weer niet overdrijven en doen alsof zonder Facebook onze privacy gegarandeerd zou zijn. Via camera’s en informatie van mobiele telefoons, in combinatie met betalingsverkeer en eventueel telefoontaps,
weet onze overheid van ons wat ze van ons wil weten. Nu is er bij de overheid, hopen we, nog sprake van enige controle. Maar om alles maar altijd met de hele wereld te delen? Liever niet.
4. Culturele druk Een belangrijke bedreiging waaraan we ons niet kunnen onttrekken, misschien wel de belangrijkste, is de culturele druk waaronder we leven. De Canadese filosoof Charles Taylor heeft onze tijd getypeerd als “de tijd van authenticiteit”. Waar de moderne tijd gekenmerkt wordt door rationalisme, neemt in het postmodernisme de Romantiek de overhand. Kort en goed betekent dit dat we aan maximale zelfexpressie willen doen. Waar is wat goed voelt en wat past bij de eigen, unieke persoon. Wat we daar verder ook van vinden, het zit in de lucht, en het gaat zomaar niet weg. De paradox van deze hang naar authenticiteit is dat het wel vrij klinkt, maar je moet er zelf dan ook flink wat van maken en daar ben je geheel alleen voor verantwoordelijk. Gij zult authentiek zijn is het enig overgebleven gebod voor de mens van onze tijd. Maar wanneer ben je nu echt authentiek? Veel mensen meten dat af aan populariteit. Hoe populairder, hoe beter. De hele vraag naar waarheid wordt al niet meer gesteld, want er is geen objectieve waarheid, er is enkele jouw persoonlijke waarheid. Nu ben je voor populariteit van anderen afhankelijkheid. Dat is een geweldige paradox, want niets is zo weinig authentiek als je authenticiteit ontlenen aan waardering door anderen. Maar zo werkt het wel. Vandaar het exhibitionisme, “kijk mij eens leuk/populair zijn”. De hang naar authenticiteit voedt een narcistische onderstroom in onze cultuur, die voortdurend gevoed moet worden met likes. En nooit is het genoeg. Is het vreemd dat jonge mensen aan deze druk bezwijken? Niet dat ik geloof in het verschijnsel Facebook depression, alsof Facebook voor depressies zou zorgen. Maar Facebook is wel een belangrijke uitingsvorm van een cultuur die depressies in de hand werkt. Als iedereen enkel de positieve dingen in het leven deelt en daarmee populair wordt, dan steekt mijn eenvoudige leventje daar maar schril bij af. Als je er dan ook nog eens niet als een fotomodel uitziet, wat ben je dan eigenlijk waard? Nogmaals: als u zich ver houdt van Facebook, voorkomt u dit allemaal echt niet. Liever zie ik dat we het in deze cultuur uithouden, dan dat we proberen deze cultuur helemaal uit te bannen. Wat is het belangrijk dat we (opnieuw) leren verstaan wat genade is: dat God zondaren aanvaardt, niet omdat ze zo het liefhebben waard zijn, maar dat Hij “om niet”, uit genade, aanvaardt. Het evangelie van de rechtvaardiging van de goddeloze klinkt zo nog steeds bevrijdend, zij het nu niet zozeer in een cultuur van schuld (als in de zestiende eeuw), als wel in een cultuur van authenticiteit. Mijn authenticiteit heeft allerlei dubbele bodems en mijn hart is veel arglistiger dan ik zelf kan bedenken. Maar de levende God vraagt naar zulke mensen.
5. Tijdsbesteding Een laatste bedreiging is tijdsbesteding. Ook omwille van de tijd zal ik daarover kort zijn ;-) Facebook kan tijd vreten, jazeker. Maar dat geldt van het hele internet, en van veel dingen in het
leven. Het vraagt alertheid, en een opvoedingsstijl waarbij kinderen leren wat grenzen zijn.
Slot Inmiddels zal het u duidelijk zijn, dat ik er niet voor ben om sociale media links te laten liggen. Er zijn mooie kanten genoeg, en het helpt ons om dichtbij onze jongeren te staan. Anderzijds moeten we sociale media ook maar niet kritiekloos omarmen. Doe er gerust in mee, maar blijf scherp en kritisch. Cultiveer het echte intieme kapitaal. Dus de iPad gaat ook een keer uit, en dan is er tijd voor een echt persoonlijk gesprek, van hart tot hart. Of je gaat een keer samen ergens eten, zonder techniek bij je. Het hoeven niet altijd de allerdiepste gesprekken te zijn, maar echte aandacht voor elkaar is waardevol. Waar jongeren dat merken, zien ze iets dat waardevol genoeg is om er niet steeds van weg te duiken achter hun mobiel. Maar als u niet wilt dat ze wegduiken, begint het niet met een aantal verboden, maar met het cultiveren van wat echt waardevol is. En als we dan toch gaan twitteren, laat dat christelijk gebeuren. Wat mij betreft hoeft dat niet te betekenen dat er om de andere tweet een bijbeltekst voorbij komt. Maar wees authentiek christelijk: niet alleen betrouwbaar en integer, en al die mooie dingen die we graag over onszelf zeggen. Maar vooral ook: eenvoudig en nederig. Je leven is niet perfect, en je hoeft zelfs niet te doen alsof het dat was. Aan de wedloop om populariteit ben je gestorven en moet je dagelijks nog sterven. Want je leven is met Christus verborgen in God. Waar er iets authentiek oplicht van dat geheim, kan het niet verborgen blijven, en tegelijkertijd hoeven wij het niet te vermarkten. De levende God zegene het.