M/V in de Kerk Ds. Dolf te Velde Inleiding gemeentevergadering 6 maart 2014 M/V in de kerk Als je in het thema “Man/vrouw in de kerk duikt”, waar moet je dan beginnen? Een poos geleden maakte ik voor mezelf een schets van wat er in deze discussie all emaal meespeelt. Dan gaat het over “hermeneutiek”: hoe lezen we de bijbel, en hoe maken we de vertaalslag naar vandaag? Het gaat over antropologie, biologie en psychologie: hoe zitten mensen in elkaar, en wat voor verschillen zie je tussen mannen en vrouwen? Ook de ambtstheologie komt aan de orde: wat is het eigene van de verschillende ambten van diaken – ouderling – predikant, en hoe kun je dat verbinden aan wat past bij mannen en vrouwen? Er zit een oecumenische kant aan: wanneer wij als Gereformeerde Ke rken (vrijgemaakt) een besluit over dit onderwerp nemen, hoe verhoudt zich dat tot andere kerken in de wereld? Een complex onderwerp dus. Mijn bijdrage is eenvoudig: laten we eens beginnen met een aantal bijbelse gegevens op een rij te zetten. Want dat is toch wel een cruciaal startpunt: op ons laten inwerken wat God zelf ons in de bijbel aanreikt. Bijbel als basis De bedoeling van wat ik in dit verhaal naar voren breng is niet om beslissende woorden te spreken over de uitleg van al die bijbelteksten. Er zijn boekenkasten over volgeschreven, dus het zou een illusie zijn om te denken dat wij het wel even zullen oplossen. Er moet straks ook nog iets te bespreken zijn in de groepjes. Wat ik wel probeer is om de belangrijkste gegevens, waar we op moeten letten, naar voren te halen, en om iets te laten zien van de argumenten en de vragen die daarbij naar boven komen. 1 Ik hoop dat het resultaat van deze eerste stap vooral in twee dingen zit: - allereerst dat we bereid zijn om in alle openheid te luisteren naar alle facetten van wat de bijbel ons over het thema “Man/vrouw in de kerk” te zeggen heeft; - vervolgens dat we gevoel gekregen hebben voor de verschillende invalshoeken en voor de vragen die vanuit het bijbelse materiaal op ons af komen. We gaan van achteren naar voren door de bijbel heen, we beginnen bij het Nieuwe Testament en gaan dan terug naar het Oude Testament. Je mag verwachten dat het NT het dichtst bij onze praktijk komt, dat je daar de meest concrete richtlijnen krijgt voor het leven als christelijke gemeente. Paulus I: “zwijgteksten” Als eerste pakken we een paar teksten waar Paulus inderdaad heel concreet iets zegt over de rol die vrouwen in de gemeente wel of niet mogen vervullen. 1 Korinte 14:34-35: “Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt.” 1 Timoteüs 2:11-15: “Een vrouw dient zich gehoorzaam en bescheiden te laten onderwijzen; ik sta haar dus niet toe dat ze zelf onderwijst of gezag over mannen heeft; ze moet bescheiden zijn. Want Adam werd als eerste geschapen, pas daarna Eva. En niet Adam werd misleid, maar de v rouw; zij overtrad Gods gebod. Ze zal worden gered doordat ze kinderen baart, als ze tenminste volhardt in het geloof, de liefde en een heilige, ingetogen levenswijze.” 1
Het meeste rendement krijg je door zelf de genoemde bijbelgedeeltes erbij te pakken en mee te lezen.
Als je die twee teksten zo hoort, lijkt de conclusie meteen duidelijk: vrouwen mogen ti jdens de samenkomsten van de gemeente niet spreken, ze mogen geen onderwijs geven en geen gezag uitoefenen over mannen. En je trekt onmiddellijk de lijn door: dus geen ambt voor vrouwen in de kerk, zeker niet als ouderling of als predikant. Maar proberen we toch een paar dingen wat scherper te stellen. Te beginnen bij 1 Korinte 14. In welk verband schrijft Paulus deze dingen over het zwijgen van de vrouwen? Je probeert een beeld te krijgen van de gemeente in Korinte, en dan zie je dat het, zacht gezegd, ee n nogal levendige boel was. Paulus doet er alles aan om te zorgen dat het geen chaos wordt. De mensen in Korinte zijn zo vol van hun eigen geestesgaven, zo druk met hun eigen inbreng, dat ze de opbouw van het geheel uit het oog dreigen te verliezen. Ze bieden tegen elkaar op: ik kan in tongen spreken; ja maar, ik krijg profetieën door; en ik kan zieke mensen beter maken door te bidden. En dus vechten ze in de samenkomsten om ruimte en om aandacht. In hoofdstuk 14 is Paulus bezig om dat haantjesgedrag in te dammen, hij dringt aan op vrede en orde in de gemeente. Twee, hoogstens drie, mogen in klanktaal spreken, en alleen als er ook iemand is om uitleg te geven. Heeft iemand een profetie doorgegeven, dan moet die weer plaatsmaken voor een ander die een boodschap van God krijgt. Ieder op z’n beurt, is Paulus’ regel. Wat Paulus dan zegt over de vrouwen, sluit daar direct bij aan. Ligt dat dus ook op het niveau van een ordemaatregel? Zit er achter dat het helemaal een kippenhok wordt als de vrouwen zich ook nog mengen in het geheel van klanktaal, profetie en discussie daarover? Komt het misschien omdat vrouwen zich zo emotioneel, zo fel kunnen uiten dat de zaak uit de hand gaat lopen? En dan: wat Paulus concreet aan de vrouwen voorschrijft: zwijgen, niet spreken – waar gaat dat precies over? Paulus vult het zelf zo in (vers 35): “als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen”. Iets leren – dan zou je kunnen denken aan een gezamenlijk leergesprek dat in de samenkomsten wordt gehouden. Dat ze dus niet een dominee hebben die in een monoloog-preek uitlegt wat een bijbelgedeelte voor ons betekent, maar dat ze daar met z’n allen achter proberen te komen. Een soort gemeente-bijbelstudie, zou je kunnen zeggen. En dan wil Paulus dat alleen de mannen daarin het woord voeren. Waarom? En hoezo is het een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt? We moeten bedenken dat een vrouw in die tijd vaak veel minder opleiding kreeg dan een man. Laat ze door een domme vraag zien dat ze niet veel in haar mars heeft? Zet ze haar man voor schut door, los van hem, mee te doen in de discussie? Hoe dan ook, als het die kant op gaat, hebben wij het er denk ik moeilijk mee om dit ook zo te voelen. In onze tijd zijn vrouwen net zo hoog opgeleid als mannen. En zou je er echt moeite mee hebben als je vrouw zelf een kritische vraag stelt? Mag ze alleen praten via haar man? Een andere optie voor het invullen van “zwijgen, niet spreken” is om wat verder terug te kijken in 1 Korinte 14. Dan koppel je het aan die eerdere onderwerpjes over klanktaal en profetie. Zwijgen kan dan betekenen dat vrouwen niet in de samenkomsten van de gemeente in klanktaal mogen spreken – maar waarom niet? en wat moeten ze dan als ze de gave van klanktaal wel ontvangen hebben, mag dat dan alleen thuis? Dan lijkt er meer te zitten in de koppeling aan de profetie en het beoordelen daarvan. Profetie betekent dat iemand door Gods Geest inzicht krijgt in de concrete weg die God je wijst in een bepaalde situatie. Maar daar is blijkbaar ook bespreking en beoordeling bij: heb je het signaal van God goed opgepikt? Komen misschien je eigen ideeën mee in wat je als profetie aan de gemeente doorgeeft? Daar wordt over doorgepraat in de gemeente van Korinte, om er dan samen achter te komen wat de wil van de Heer is. Misschien verbiedt Paulus wel dat vrouwen aan zo’n beoordelingsgesprek meedoen. En nog altijd blijft de vraag open naar de reden voor zijn verbod. “Het is een schande,” hebben we zonet al gehoord. Maar is dat niet typisch een gevoelsargument, e n ook nog per cultuur verschillend? Maar Paulus heeft nog een pijl op zijn boog: vrouwen moeten ondergeschikt blijven, “zoals ook in de wet staat”. Dat is een sterk argument natuurlijk, als het in de wet staat, moet je je eraan houden. Ook wij vandaag. Maar dan probeer je het in de wet terug te vinden. Eerst is het al de vraag, natuurlijk, welke wet Paulus bedoelt. De Grieks-Romeinse wet die geldig is in de samenleving van Korinte? Dan zit er misschien iets in van: je kunt wel door Christus bevrijd zijn, ki nd van God en dus allemaal gelijkwaardig, maar daarmee hoef je nog geen revolutionair te worden die tegen de maatschappelijke orde ingaat. Het kan ook zijn dat Paulus niet de burgerlijke wet bedoelt, maar de wet van God. En dan moet je dat breed opvatten, niet alleen de 10 geboden, maar alle vijf boeken van Mozes, of zelfs het hele Oude
2
Testament. Alleen, het is niet zo makkelijk om daar zomaar een tekst in aan te wijzen waar het staat: vrouwen moeten ondergeschikt blijven, en dus moeten ze zwijgen. Je moet misschien denken aan het algemene patroon, dat volgens het Oude Testament vrouwen ten opzichte van hun mannen een ondergeschikte plek innemen – in 1 Petrus 3:6 wordt daarvan een sprekend voorbeeld genoemd, nl. van Sara: “zij gehoorzaamde Abraham en noemde hem ‘heer’”.2 En wie weet doelt Paulus ook wel op de orde die aan het begin van de bijbel, in Genesis 2 gegeven wordt doordat de man, Adam, eerder geschapen is dan de vrouw, Eva. Alleen, voor ons als kritische, moderne bijbellezers is die verwijzing van P aulus naar “de wet” wel een beetje te vaag om zomaar te kunnen snappen. Vergelijkbare vragen kun je stellen bij dat tweede stukje uit 1 Timoteüs 2. Wat is de context van wat Paulus schrijft? 1 Timoteüs 2 begint met het onderwerp bidden, speciaal voor koni ngen en gezagsdragers. Van daaruit maakt Paulus een opmerking over het bidden door mannen “bij iedere samenkomst”. Mannen moeten bidden met geheven handen, vol toewijding, zonder wrok of onenigheid. Paulus gaat daarna verder met voorschriften over het gedrag van vrouwen. Niet duidelijk is of dat speciaal over hun optreden in de samenkomsten, zeg maar de kerkdiensten, gaat, of heel algemeen over het dagelijks leven. Diezelfde vraag houd je dus over als Paulus zegt dat vrouwen zich gehoorzaam en bescheiden moeten laten onderwijzen. Slaat dit wel op de plek die vrouwen in de kerk hebben, en mag je het dus wel doortrekken naar de vraag of ze een kerkelijk ambt mogen bekleden? De concrete aanwijzingen die Paulus aan vrouwen geeft, zijn weer vrij stevig: gehoorzaam en bescheiden zijn, niet zelf onderwijs geven of gezag uitoefenen, maar zich laten onderwijzen. Hoe kun je dat doortrekken naar onze maatschappelijke verhoudingen, en naar activiteiten in ons kerkelijk leven? Ik herinner me dat ik in mijn puberjaren er serieus moeite mee had dat een vrouw catechisatie ging geven – geen onderwijs geven immers, volgens Paulus – en intussen vraag ik ze er zelf voor … En dan ook hier het argument dat Paulus geeft: twee keer iets over Adam en Eva. Adam is als eerste geschapen, daarna Eva. Paulus lijkt te willen zeggen: de volgorde waarin God man en vrouw geschapen heeft – kijk maar in Genesis 2 – houdt ook een soort rangorde in, en die rangorde blijft voor alle mannen en vrouwen gelden en betekent dat vrouwen geen gezag over mannen mogen hebben. En nog een bijkomend argument: de vrouw is toch maar als eerste bezweken voor de misleiding door de duivel, toen ze luisterde naar de slang en at van de verboden vrucht. Eén misstap van één vrouw, Eva, betekent voor altijd een onderworpen positie voor vrouwen. Ik zet het nu misschien een beetje badinerend neer. Maar het zijn, denk ik, wel vragen die bij ons opkomen wanneer we deze woorden van Paulus op ons laten inwerken. Aan de ene kant maakt het natuurlijk wel indruk: zijn beroep op hoe het begonnen is bij de schepping en de zondeval. Aan de andere kant vraag je je af: trekt Paulus inderdaad overtuigende conclusies uit wat ons over de eerste mensen Adam en Eva verteld wordt? Als je alleen deze twee teksten had, uit 1 Korinte en 1 Timoteüs, zou de discussie misschien makkelijk beslist zijn. Paulus is duidelijk: geen zelfstandig spreekrecht, geen gezag en geen onderwijzende positie voor vrouwen in de gemeente. En dus: óf verklaren dat wat Paulus zegt zo tijdgebonden is dat het nu niet meer opgaat óf je er aan blijven houden en dus geen zusters toelaten tot de ambten. Paulus II: een breder beeld Om verder te komen, kijken we nog even breder. Diezelfde Paulus heeft in meer algemene zin geschreven over de verhouding die er is tussen mannen en vrouwen. Dan gaat het niet alleen over M/V in de kerk, maar over M/V in de volle breedte van het leven. Maar misschien toch ook weer vooral over hoe die ene man en die ene vrouw samenleven als ze getrouwd zijn. Want als Paulus op een paar plaatsen iets zegt over de man die het “hoofd” is van de vrouw, en over de vrouw die het gezag van haar man moet erkennen, lijkt dat te gaan over de man ten opzichte van zijn eigen vrouw en omgekeerd. De teksten van Paulus over de man die “hoofd” is en “gezag” heeft begri jp je verkeerd als je er het beeld aan ophangt dat de man de baas is en de vrouw zich maar in stilte moet schikken. Juist in die 2
Petrus verwijst hier naar Gen. 18:12. Wanneer de HEER aan Abraham en Sara opnieuw een zoon beloofd heeft, kan Sara het niet geloven. Ze lacht, en: “Zou de liefde voor mij dan nog weggelegd zijn? dacht ze. Ik ben immers verwelkt, en ook mijn man is al oud”. In plaats van “man” (NBV) geven oudere vertalingen letterlijk weer ‘heer’. Een aardige anekdote: mijn grootvader placht discussies met mijn grootmoeder te beslissen door te roepen “… hem noemende haar heer” (1 Petrus 3:6 in Statenvertaling), waarop mijn oma reageerde “Ach, floepie”!
3
bijbelgedeeltes, 1 Korinte 11:2-15 en Efeze 5:21-33, wordt heel duidelijk dat man en vrouw een relatie van wederkerigheid hebben. De man die de leiding krijgt, wordt tegelijk opgeroepen om met volle overgave zijn vrouw lief te hebben, voor haar te zorgen en voor haar zichzelf te verloochenen. En Paulus noemt de vrouw “de luister van de man”, dat wil zeggen dat de man zijn positieve imago, zijn eer, ontleent aan zijn vrouw. En, zegt Paulus, “in hun verbondenheid met de Heer is de vrouw niets zonder de man, en ook de man niets zonder de vrouw”. Daarmee kom je al dichtbij een tekst die vaak wordt aangedragen door degenen die vinden dat vrouwen gewoon, net als mannen, in de kerkelijke ambten mogen dienen. Galaten 3:27-28: “U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.” In zekere zin komt die uitspraak wat uit de lucht vallen. Paulus wil in Galaten 3 duidelijk maken hoe de belofte die God vroeger aan Abraham heeft gedaan tot vervulling komt in Christus. De belofte dat alle volken in Gods heil mogen delen. Paulus’ argument heeft een achtergrond in een manier van denken die binnen de gemeente van de Galaten was binnengedrongen, namelijk dat het nog altijd heel belangrijk is om bij het bijzondere volk Israël te horen. De discussie in Galaten gaat over je sociale identiteit: moet je als christen nog het stempel “Jood” in je paspoort dragen? Moet je besneden zijn om het onderscheid met de heidenvolken zichtbaar te maken? Dwaalleraars in Galatië maken daar het grote punt van, en Paulus gaat er me t al zijn heftigheid tegenin. Hij verwijst je terug naar die ene Redder, Jezus Christus, en naar die ene doop waarmee je onlosmakelijk aan Christus wordt vastgemaakt, letterlijk: met Hem omkleed. En dan valt het dus toch niet uit de lucht als Paulus daar consequenties aan verbindt voor je sociale identiteit. De verschillen waar wij altijd zo’n punt van maken: ben je Jood of Griek; ben je slaaf of vrij; ben je man of vrouw – die verschillen doen er niet meer toe. Alleen, het lastige voor de discussie waar wij nu midden in zitten, is dat Paulus het niet echt concreet uitwerkt. Verderop in Galaten gaat het nog vooral over de vraag wat je aanmoet met de voorschriften uit de wet van Mozes. Maar wat het betekent voor mannen en vrouwen in hun onderlinge relaties en posities, wat het betekent dat ze één zijn in Christus Jezus, dat vertelt Paulus er niet bij. Het lijkt erop dat hij zich concentreert op dat wezenlijke punt: je mag zonder onderscheid delen in het heil van God. Maar wat het inhoudt voor de concrete vormgeving van je leven …? Nieuwe Testament: vrouwen in dienst van het evangelie We gaan nog even wat breder om ons heen kijken in het Nieuwe Testament, nu vooral hoe vrouwen in de praktijk actief zijn. In de omgeving van de Heer Jezus komen we verschillende v rouwen tegen. Vooral in de verzorgende rol, zoals de vrouwen die genoemd worden in Lukas 8:2-3: “enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren: Maria uit Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna – en nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hem zorgden”. Die laatste opmerking is interessant: er waren vrouwen bij uit de hogere kringen die blijkbaar zelf over het geld beschikten om in het levensonderhoud van Jezus en zijn leerlingen te voorzien. “Verzorgen” wil dus niet zeggen dat dit eenvoudige huisvrouwen waren, eerder deftige dames. Gedeeltelijk hetzelfde groepje vrouwen komen we weer tegen als Lukas vertelt over de gebeurtenissen rond het graf van Jezu s (Lukas 23:55, 24:10). De vrouwen die Hem uit Galilea gevolgd waren, stonden erbij, dat zijn dus o.a. de drie vrouwen uit Lukas 8. En op de dag dat Jezus is opgestaan worden de volgende vrouwen bij name genoemd als getuigen van het lege graf: “Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen”. Daar gaat het verder dan de verzorgende rol die in ons vertrouwde beeld van vrouwen past: zij zijn werkelijk getuigen, ze moeten aan de ongelovige apostelen gaan vertellen dat Jezus is opgestaan. In de eerste hoofdstukken van Handelingen gaat deze lijn gewoon door: telkens wanneer Jezus’ leerlingen bij elkaar zijn, rond Hemelvaart en Pinksteren, zijn het mannen én vrouwen. Onder hen heeft Maria, de moeder van Jezus, een belangrijke plaats. Ook in het onderwijs dat Jezus gegeven heeft, en in de genezingen die van Hem verteld worden, komen vrouwen net zo goed voor als mannen. Het lijkt erop dat Jezus geen verschil maakte tussen
4
mannen en vrouwen. En dat Hij soms de vrouwen juist in bescherming neemt, zoals we een paar weken geleden gehoord hebben uit het verhaal in Johannes 8 over de vrouw die op overspel betrapt was. Eén vraag geeft natuurlijk wat problemen in dit beeld: hoe kan het dat Jezus alleen maar mannen aangewezen heeft om als apostelen het evangelie over de hele wereld te verspreiden? Aan de ene kant kun je hier een argument in zien voor toch een bijzondere positie van mannen: zo’n leidinggevende functie heeft Jezus dan bewust niet aan vrouwen gegeven. Aan de andere kant lijkt het een aanpassing te zijn aan de maatschappelijke verhoudingen van toen: vrouwen hadden niet de economische en sociale zelfstandigheid om stad en land af te reizen met de boodschap over Jezus, en het zou in de cultuur van die tijd – zowel Joods als Grieks/Hellenistisch – ook niet acceptabel zijn geweest om een christelijke kerk te stichten met vrouwen aan het hoofd. En speelt ook de parallel tussen de twaalf apostelen van Gods nieuwe volk en de twaalf stamvaders van Gods oude volk Israël een rol? Als die parallel met de patriarchen op de voorgrond staat, moet je er verder niet teveel achter zoeken ten aanzien van het man/vrouw-vraagstuk. In ieder geval, vanuit het vervolg van het Nieuwe Testament krijg je genoeg materiaal om de gedachte te ontzenuwen dat de verbreiding van het evangelie en de opbouw van de eerste christelijke gemeenten alleen iets van mannen is. Overal in het boek Handelingen kom je vrouwen tegen. Bijvoorbeeld Tabita, ook wel Dorkas genoemd, die in Joppe woonde en veel goeds deed voor ande ren (Hand. 9:36). Zij heeft blijkbaar zo’n belangrijke plaats in de gemeente, dat ze de apostel Petrus erbij roepen als Dorkas sterft. In het verhaal over hoe Petrus na gebed haar weer laat opstaan uit de dood, komen we een paar keer de weduwen tegen. Dat is een opvallende groep in het Nieuwe Testament. Waarschijnlijk moeten we niet denken aan, zeg maar, “zielige” weduwen die verzorgd moesten worden, maar juist aan vrouwen die niet meer de zorg voor hun eigen gezin hadden, en daarom zich konden inzetten voo r anderen. Zo bekeken zou je kunnen zeggen dat Dorkas de diaconie runde in Joppe. Een eindje verder, in Handelingen 16:13-15,40, vertelt Lukas hoe het evangelie Europa bereikt. In de eerste stad, Filippi, is het een groepje vrouwen aan wie Paulus als eerste over Jezus gaat vertellen. Het is iets wat je in de zending nog altijd tegenkomt, dat vrouwen het eerst aan het evangelie gehoor geven. Eén van deze vrouwen in Filippi is Lydia, een stoffenkoopvrouw uit Tyatira. Blijkbaar een welvarende vrouw, die ook een leidende rol op zich neemt in het eerste groepje christenen. De gelovigen komen bij haar thuis bijeen. Wat zou Paulus gedaan hebben met het aanstellen van oudsten als een gemeente alleen uit vrouwen bestond? Een interessant echtpaar duikt op in Handelingen 18: Aquila en Priscilla. Zij waren joden die uit Rome hadden moeten vluchten. Paulus gaat in Korinte en Efeze met hen samenwerken. Opvallend is dat Lukas soms eerst de man, Aquila, noemt, maar soms ook de naam van zijn vrouw Priscilla voorop zet. Dat laatste vooral wanneer het over de inhoud van hun werk gaat, bijvoorbeeld dat ze de geleerde theoloog Apollos apart nemen om hem precies uit te leggen hoe het met de Weg van God en Jezus zit. Het lijkt erop dat Priscilla dan het voortouw neemt. Ik noem verder nog de vier ongetrouwde dochters van de evangelist Filippus (Hand. 21:9), die de gave van de profetie bezaten. Dat sluit dan weer aan bij het stukje uit 1 Korinte 14 over het profeteren in de samenkomsten. Profetie wil zeggen dat God door de Geest zijn wil bekend maakt aan wie Hij maar wil, mannen of vrouwen. En deze dochters van Filippus hebben dus permanent een gave om Gods wil te verstaan en door te geven. Daar zal in de gemeente ook gebruikt van gemaakt zijn. Zo krijgen we een gevarieerd beeld van vrouwen die op allerlei manieren in de gemeente en met het evangelie actief zijn. Dat beeld komt ook heel beknopt naar voren in de namen die Paulus noemt in de “groetenlijst” aan het eind van zijn brief aan de Romeinen (16:1-16). Behalve een flink stel mannen kom je daar de namen van belangrijke vrouwen tegen: - “onze zuster Febe, die in dienst staat van de gemeente in Kenchreeën” – betekent “in dienst staan” dat zij een officiële functie had? - “Prisca en Aquila, mijn medewerkers in de dienst aan Christus Jezus” – daar heb je Prisc(ill)a weer op de eerste plaats! - “Maria, die zich veel moeite voor u heeft getroost” - “Andronikus en Junia … die als apostelen veel aanzien genieten en die eerder dan ik één met Christus zijn geworden” – Junia, een vrouw, wordt hier indirect een apostel genoemd! (en is daar dan later “Junias”, een man van gemaakt?)
5
- Tryfena en Tryfosa, samen met Persis, “die zich hebben ingespannen voor de dienst aan de Heer”. - Rufus met zijn moeder, Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster. Je krijgt zomaar een doorkijkje in het netwerk van Paulus’ medewerkers, en daar kom je dus vrouwen tegen op belangrijke posten. Twee vragen als afsluiting van dit onderdeel: wat weten wij over de maatschappelijke rol van vrouwen in de tijd van het NT? En hoe werkt dat door in wat het NT over de inschakeling van vrouwen vertelt? is de brede inzet van vrouwen in dienst van het evangelie zoals we die in het NT tegenkomen wel te vangen in de vraag van ambt/geen ambt? Een vraag om op terug te komen. Oude Testament: mannenzaak? Tenslotte kijken we nog even verder terug in het Oude Testament. Qua cultuur en maatschappij staat dat nog weer wat verder van ons af dan het Nieuwe Testament. En het is qua omvang en tijdbestek ook zo’n groot geheel, dat het moeilijk is om daar een scherp beeld van de verhouding van mannen en vrouwen uit op te maken. Bovendien hebben we het niet over een “kerk” zoals wij die kennen, omdat het volk als geheel leefde in verbond met God. Je kunt natuurlijk wel denken aan de speciale dienst in de tabernake l en de tempel, als centrum van dat verbond. En daarin zie je alleen mannen optreden in de officiële functies van priester en leviet. Sowieso zijn vaak mannen de hoofdrolspelers in wat het Oude Testament ons vertelt. Alleen, het kan zijn dat er blinde vlekken in ons beeld zitten, en dat impliciet ook vrouwen betrokken waren bij werk dat aan mannen wordt toegeschreven. Denk bijvoorbeeld aan de groepen profeten die je tegenkomt in de tijd van Elia en Elisa. “Zonen van de profeten” staat er dan letterlijk, maar kunnen daar ook dochters bij ingezeten hebben? Zoals we in het NT de dochters van Filippus ontmoetten? Een enkele keer kom je een vrouwelijke profeet bij name tegen, Chulda (2 Koningen 22:14-20); zij wordt in opdracht van koning Josia geraadpleegd als in de tempel het wetboek van de HEER is gevonden. En Chulda geeft dan tot twee keer toe gezaghebbend een woord van God door: “Dit zegt de HEER: …”. Een boeiende figuur is Debora (Rechters 4 en 5). In een moeilijke tijd, als blijkbaar de mannen het laten afweten, is Debora rechter over Israël. Zij is profetes, maar lost als zodanig ook de rechtsgeschillen van de Israëlieten op. En zij weet uiteindelijk Barak zover te krijgen dat hij de strijd durft aangaan tegen koning Jabin van Kanaän. In heel die geschiedenis krijgen de vrouwen de ereplaats terwijl de mannen in hun schaduw meekomen. Intrigerend! Is dit een eenmalige uitzondering, of kan God het nog altijd zo regelen dat een vrouw de leiding krijgt, misschien ook in de kerk? En dan alleen als de mannen het laten afweten, of ook meer algemeen? Ik zou nog meer kunnen aanstippen, zoals de vraag of vrouwen altijd volgend zijn t.o.v. de mannen – denk aan het bekende hoofdstuk Spreuken 31 over de “flinke vrouw” die van aanpakken weet. En het punt dat veel wetten de vrouw in bescherming nemen, en dat zo vrouwen in Israël een betere status krijgen dan in de omringende landen. Maar het voert te ver om dat nu echt uit te werken. Duidelijk wel is dat we voor het Oude Testament het beeld van “alleen mannen” moeten bijstellen. Terug naar het begin Als laatste staan we nog wat uitgebreider stil bij het begin van man en vrouw, het verhaal over de schepping en de zondeval in Genesis 1-3. Door wat Paulus erover zei, zijn we al een beetje voorgesorteerd om hier een rangorde aan te treffen tussen mannen en vrouwen. En omdat het teruggaat op de schepping, op de bedoeling die God er bij het begin in gelegd heeft, spreken we dan gauw over een scheppingsorde, die door alle wisselende tijden heen gelijk blijft. Dat is echter niet het eerste dat je opvalt als je in Genesis begint te lezen en iets tegenkomt over man en vrouw. Het eerste vind je in Genesis 1:27: “God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen”. Mannelijk en vrouwelijk staat daar naast elkaar als de vormen waarin God de mens schiep. Alleen samen ben je mens, zeg maar een twee eenheid. Dat komt nog eens opnieuw naar voren in Genesis 2. Daar begint het wel met een man, terwijl de vrouw er nog niet is. “God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor
6
hem maken die bij hem past.” (Gen. 2:18) Niet goed om alleen te zijn – de mens is als man en vrouw op elkaar aangewezen. Genesis 2 geeft wel duidelijk een volgorde aan: e erst had God de man gemaakt, en daarna krijgt die man een vrouw. Maar de conclusie die Genesis 2 doortrekt naar alle volgende mannen en vrouwen is niet: de man is het hoofd, de vrouw is de hulp. Maar die conclusie gaat over het feit dat mensen trouwen: “Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt” (Gen. 2:24). In het daarop volgende verhaal van Genesis 3 is het moeilijk uit te maken wat daar precies met de onderlinge verhouding van man en vrouw gebeurt. Maakt Eva zich eigenlijk al los van haar man Adam, komt ze feitelijk al in opstand, als ze op eigen houtje naar de slang luistert? En dan de bekende woorden die God, de HEER, na de val in zonde spreekt aan het adres van de vrouw: “Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen” (Gen. 3:16). Daar komen wel een paar vragen uit naar boven: - Het “begeren” door de vrouw, is dat een positief begeren, dat ze naar de liefde van haar man verlangt? Of gaat het om de begeerte om de man naar haar hand te zetten, en zit in de tegenstelling van “begeren” en “heersen” de rivaliteit, de machtstrijd van mannen en vrouwen opgesloten? - Heeft deze uitspraak van God het karakter van een vloek, dat hiermee door God met gezag de straf aan de vrouw wordt opgelegd voor wat ze fout gedaan heeft? Of is het meer een feitelijke constatering: nu dit is gebeurd, en jullie naar de slang hebben geluisterd, zal het tussen jullie nooit meer helemaal goed komen? Afsluitende lijnen Vanuit die laatste vraag trekken we ook de lijn weer door naar voren, door het geheel van Gods openbaring in de bijbel. Om deze vraag gaat het dan: wat is nu ten diepste Gods bedoeling met mannen en vrouwen in hun onderlinge verhouding? Wil God dat man en vrouw als twee -eenheid, in volstrekte gelijkwaardigheid, samenleven, elkaar helpen en aanvullen? En is dan alle onderdrukking en verschil en strijd een verstoring die er door de zonde in gekomen is? En mag je dan zeggen dat wanneer God stap voor stap de mensheid verlost van de zonde, ook die storing in de man-vrouw verhouding er weer uit gaat? Is emancipatie van vrouwen een stukje van de verlossing? Bedoelt Paulus dat misschien in Galaten 3: “er zijn geen mannen of vrouwen meer – u allen bent één in Christus Jezus”? Het is een aantrekkelijk plaatje. Maar je blijft wel zitten met deze lastige vraag: waarom is Paulus er dan niet consequent in geweest? Waarom heeft hij niet in de ordening van het gemeenteleven aan mannen en vrouwen een volstrekt gelijkwaardige plek gegeven? Deze vraag kun j e ook anders stellen: is het misschien toch mogelijk dat eenheid en gelijkwaardigheid op het diepste niveau, in Christus, gecombineerd kan worden met een verschil in taak en verantwoordelijkheid en positie die mannen en vrouwen ten opzichte van elkaar krijgen, in hun huwelijk, in het maatschappelijke leven, en in de kerk? En, als je aan de andere kant begint, dan kun je stellen dat God vanaf het begin gewild heeft dat mannen en vrouwen een verschillende positie hebben. Adam als hoofd, Eva als hulp, om het k ort te zeggen. Dat blijft dan de hele geschiedenis door, daar komen ook wij vandaag niet vanaf. Dan houdt de verlossing door Christus wel in dat alle zondige verstoring, die de verhouding van mannen en vrouwen scheef trekt, wordt opgeheven, maar niet het door God gecreëerde verschil zelf. Uitbuiting en onderdrukking, manipulatie en getouwtrek worden dan wel verleden tijd, maar de man blijft leidinggevend en verantwoordelijk, de vrouw volgend en verzorgend. Ook bij dit totaalplaatje houd je moeilijke vragen over: hoe kun je bij deze visie voorkomen dat er in christelijke huwelijken en in de christelijke kerk toch niet stiekem met bijbelse argumenten aan onderdrukking van vrouwen wordt gedaan? En hoe kunnen wij, in onze moderne, geëmancipeerde tijd gevoel krij gen voor het werkelijke verschil in de positie van mannen en vrouwen dat God blijkbaar in de schepping heeft gelegd, en waar God ook aan vasthoudt? Aan het eind van deze verkenning houden we vooral veel vragen over. Dat is ook niet zo erg. Het belangrijkste is dat we wat meer gevoel krijgen voor wat er allemaal vanuit de bijbel meespeelt als we een beeld van de man/vrouw-verhouding willen vormen. Daarbij moeten we niet te snel op basis van één soort teksten oordelen. Laat het ook een oefening mogen zijn om in de praktijk te brengen dat we naar de HEER willen luisteren. Laat Hij de richting mogen bepalen in ons leven en in de inrichting van onze kerk.
7