1 / 26
DE METHODIEK VAN PASTORALE TRAININGEN UITGEDIEPT. Situering. Dit stuk is een vervolg op mijn eindwerk ‘Pastoraat en Pastorale Supervisie: uit dialoog geboren’. Daarin werden eerst pastoraat en pastorale supervisie inhoudelijk uitgediept. Vervolgens werd aangetoond hoe pastorale supervisie kan bekwamen tot ‘spiritueel professioneel’ pastoraat. Twee vragen, ‘Hoe is pastoraat te leren?’ en ‘Wat is daarbij de specifieke bijdrage van pastorale supervisie?’, dreven mij in mijn verder zoeken naar een pastoraal-agogische methode. Het resultaat was een methodisch schema dat ik de ‘pastorale cirkel’ noemde. Dit toonde aan dat pastorale supervisie constitutief is voor pastoraat. Maar pastorale supervisie wordt vaak gegeven in korte reeksen van 7 tot 15 beurten. Dat is een te korte duur voor het vele dat geleerd moet worden. Vandaar de nood aan intensieve pastorale trainingen. De vraag ‘Hoe is pastoraat te leren d.m.v. een training?’ behandel ik door de zesweken KPV-training aan de VU te Amsterdam als voorbeeld te gebruiken. Inleiding. Wat is en waartoe dient een KPV-Training? Een KPV-Training is een intensieve praktische pastorale vorming waarin, o.l.v. een daartoe geschoolde trainings-supervisor, leren-aan-pastorale-ervaring centraal staat. Er worden doelen nagestreefd op drie niveau’s: 1. Verder ontwikkelen van pastorale vaardigheden. De pastor leert de reeds eigen ‘pastorale communicatie’-vaardigheden uitbreiden, verfijnen en integreren. 2. De pastor bekwamen zichzelf als instrument in het pastoraat te gebruiken. De pastor is wie hzij is. Het komt er op aan om dat eigen zijn, constructief aan te wenden ten bate van de religieuze ontwikkeling van ieder waarmee de pastor beroepshalve in contact komt. Stel, een pastor heeft een heftig temperament. Wanneer hzij dit leert hanteren, hoeven er in de groepen waarmee hzij werkt, niet telkens opnieuw conflicten en polarisaties te ontstaan. Dan is de pastor ‘baas’ over zijn/haar emoties i.p.v. omgekeerd. Dit komt de gemeenschapsopbouw ten goede. Immers, dan kan hzij zijn/haar temperament aanwenden om anderen te enthousiasmeren. 3. De pastor leren ‘leren’. Iedere mens leert op een eigen wijze. Wanneer een pastor bewust wordt van de mogelijkheden en de beperkingen van de eigen leerwijze, kan hzij leren om voor pastoranten een breder aanbod te voorzien. Stel, een pastor leert primair via de conceptuele weg. Maar in de parochieploeg werkt hzij met drie vrouwen samen, die primair via de waarnemingsweg leren. Wanneer het er op aankomt samen een pastoraal project uit te bouwen kan beider vanzelfsprekende -en dus blinde- leerweg al tot moeilijkheden leiden. Wanneer deze pastor bewust is van de eigen insteek, kan het onderscheid aanleiding geven tot wederzijds begrip en constructief samenwerken.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
2 / 26
Kortom, het komt er op aan om de bezieling waarmee iemand het pastoraat ingaat, te behoeden. En daartoe zijn er afspraken nodig. Stel, een jonge pastor (priester, diaken of pastorale werk(st)er) komt na de gebruikelijke pastoraal-theologische opleiding fris in het parochiepastoraat terecht. Daarin ontwikkelt hzij stilaan maar zeker een eigen stijl die bij haar/hem past. Deze ‘pastorale identiteit’ heeft sterke en zwakke kanten. De sterke werkdruk dwingt de pastor de noodzakelijke taken af te werken. Contact houden met de oorspronkelijke bezieling en beide kanten in zichzelf ontplooien ten bate van de parochie wordt secundair. De menswording stagneert. Noch de parochie, noch de pastor wordt hier gelukkig van… Het kan anders. Stel, een jonge pastor komt na de gebruikelijke opleiding fris in het parochiepastoraat terecht. Van bij de aanvang hebben de parochie en hzijzelf afgesproken, dat hzij na een paar jaar ‘op revisie’ gaat. Hzij zal deze eerste jaren zich helemaal in het pastoraat begeven, alle organisatorische en inhoudelijke aspecten van pastorale dienstverlening op zijn/haar eigen wijze gestalte geven. En na deze tijd kan hzij, in gesprek met de parochieploeg of andere nauwe medewerkers, nagaan waar nu voor hem/haar sterke kanten en valkuilen liggen. Gedurende een training kan hzij zijn/haar pastoraat verdiepen en bekwaam worden zichzelf vrijer als pastoraal instrument in te zetten. Een KPV-Training is zo’n revisie in intern verband van maandag tot vrijdag, gedurende 6 weken tot 3 maanden. Een groep van ongeveer 8 pastores werken aan het uitdiepen van hun pastorale competentie. Wat iemand wil leren wordt verweven met wie hzij tot nu toe geworden is. Het Grote Verhaal, het eigen levensverhaal, de eigen communicatiewijze en de nodige beroepsvaardigheden, worden met mekaar in verband gebracht en ontwikkeld. Het uiteindelijke doel van zo’n training is dat de pastor zich in een nieuwe vrijheid kan verbinden met de andere kinderen Gods in wiens dienst hzij staat. Indeling. In een eerste paragraaf beschrijf ik de werkvormen waaruit een KPV-training is samengesteld1. Vervolgens, in de tweede paragraaf, wordt ieder onderdeel onderworpen aan de criteria die voor de pastorale vorming van pastores gelden. Paragraaf drie gaat op zoek naar de samenhang van de verschillende elementen voor het leren van de pastor. In de vierde paragraaf tast ik naar perspectieven. §1. Concreet. Belangrijke elementen in een KPV-Training. In deze paragraaf geef ik een beschrijving en de functie van de verschillende onderdelen. 0. Wat vooraf gaat: de aanmelding en screening. Iedere potentiële deelnemer van een KPV-training vult een aanmeldingsformulier in dat bestaat uit een administratief gedeelte en een persoonlijk deel. Het administratief deel behandelt personalia, opleiding en werkzaamheden, en enkele praktische gegevens. Het persoonlijk deel peilt naar verwachtingen en concrete leerdoelen. De kandidaat schrijft een korte autobiografie en voegt een recent verbatim toe. 1
Ieder KPV-Centrum heeft een eigen kleur, concreet zichtbaar in programma en tijdsindeling. De uiteindelijke vormgeving hangt o.a. af van de landelijke context, de visie op pastoraat en pastorale training en de capaciteiten van de pastoraal supervisor. Het is van belang dat deze elementen geïntegreerd worden in een vruchtbaar procesmatig verloop. Ook dit heeft zijn eigen dynamiek.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
3 / 26
De screening peilt naar motivatie, eigen zelfverstaan en zicht op pastoraal handelen. In het gesprek komt tot uiting of iemand al dan niet in staat is tot zelfreflectie. Zoniet, kan een training hem/haar niets bijbrengen. Toetssteen is bekwaam zijn tot het formuleren van leerdoelen voor de training. De screening gebeurt door twee personen in twee afzonderlijke gesprekken van 1u tot 1,5u. Nadien overleggen beiden of de kandidaat leerbekwaam is en zelf voldoende kan bijdragen in verhouding tot zijn/haar investering in tijd en kosten. 1.Ochtendopening. Vanaf de eerste ochtend, doet iedere trainee om de beurt een kwartier ochtendopening. Daarin is hzij vrij, zowel in de vorm als in de inhoud. Vaak wordt in de ochtendopening het gebeuren in de groep, het innerlijke gebeuren van de trainee en het eigen Godsverstaan met elkaar verweven. Dit is een moment voor het ontwikkelen van litugische creativiteit. Iedere trainee kan immers naar eigen voorkeur vorm geven aan de ochtendopening. Hieren-nu wordt een stukje liturgie opgezet, bedoeld als gelovige zelfexpressie, gericht op de collega’s. Het is dus een persoonlijk gekleurde activiteit, die tegelijk het samenwerken binnen de training onder de Zegen van de Ene plaatst. 2. Punten van orde. Iedere dag, na de ochtendopening, is er 5’ tot 10’ voorzien om de afspraken met de groep bij te stellen. Dit betreft zowel inhoudelijke afspraken, zoals het zich houden aan geheimhouding, als praktische regelingen bvb betreffende lokatie of werktijden. Deze gestructureerde minuutjes maken alle gezeur tussendoor onnodig. 3. Vrij groepsgesprek. Het groepsgesprek en de nabespreking zijn specifiek voor de KPV. Het vrij groepsgesprek heeft geen voorzitter, geen onderwerp, geen vaste regels. Als onderdeel van de training heeft het een functie in het leren communiceren. Pastores zijn professionals die veel met mensen en groepen omgaan. Daarbij speelt communicatie een grote rol, m.n. hoe communicatie verloopt. Het is van belang om te leren uiten wat in je leeft en oog te krijgen wat dit met anderen doet. Dit is een plek om te oefenen om de verbinding tussen verstand en gevoel te laten stromen door de directe communicatie aan te gaan. Hier kunnen de trainees ervaren wat (gebrek aan) congruente communicatie bij de ander teweegbrengt. Na 30’ exact wordt gestopt. Dan concentreert de trainee zich op zichzelf met de vraag: ‘Welke gevoelens hebben zich het voorbije half uur aangediend?’ De gevoelens worden verzameld en op een flipover genoteerd. Na een korte pauze wordt verder gepraat d.m.v. feedback. D.w.z. dat de deelnemers aan mekaar vertellen wat diens tussenkomst bij hem/haar heeft teweeggebracht. Het geheel, het vrij groepsgesprek én de feedback, neemt ongeveer 2u in beslag. 4.Verbatimanalyse. Een verbatim, een woordelijk uitgeschreven verslag van een pastoraal gesprek, is een uitstekend werkinstrument om het werk van de pastor in beeld te krijgen. Al bij de aanmelding voor de training, voegde de trainee een gespreksverslag bij het curriculum. Bij de aanvang van de training brengt hzij twee verbatims uit de eigen pastorale praktijk mee en gedurende de training worden minimaal 6 verbatims geschreven. Gedurende de training brengt iedere trainee twee verbatims in de groep.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
4 / 26
Dus niet alle verbatims kunnen gezamenlijk besproken worden. Daarom is een vorm van individuele supervisie voorzien. Verbatims worden niet op goed of fout beoordeeld. Elk pastoraal gesprek is een goed om aan te leren. De groep functioneert als feedback-orgaan. Dit gaat als volgt: Niemand heeft het verbatim vooraf gezien. Het is voor iedereen nieuw. De pastor deelt het verbatim uit en geeft een korte toelichting over de context waarbinnen het gesprek gevoerd werd. Dan leest hzij het voor. Na nog een korte mogelijkheid tot informatieve vragen, wordt iedereen aan het werk gezet met de volgende vragen: ‘Hoe komt de Gesprekspartner op jou over?’, ‘Hoe komt de Pastor op jou over?’, ‘Welke leervragen heb je bij dit verbatim?’ De inbrenger krijgt dezelfde vragen, met als toevoeging ‘Wat wil je uit de bespreking van dit verbatim leren?’ Eerst werkt iedereen in stilte, vervolgens wordt ieders antwoord op de vragen genoteerd op twee flipovers. Met de leervragen in het achterhoofd, wordt het verbatim weer overlopen. Gedurende de bespreking wordt gefocust op de pastor, diens draagkracht en leervragen. Samen worden alternatieven gezocht om het communicatieproces tussen pastor en pastorant te versoepelen. En de trainee gaat na, in dialoog met de groep, wat hem/haar bewoog om het gesprek op deze wijze te voeren. Wat dreef hem/haar, wat zat haar/hem in de weg, wie of wat leidde dit gesprek, … ? Aan het eind van de supervisie geven alle groepsleden kort weer wat ze aan dit verslag en de verwerking ervan geleerd hebben. Met een laatste vraag aan de inbrenger ‘Is jou door deze bespreking recht gedaan?’ wordt het geheel afgesloten. Een verbatimbespreking duurt 1,5u. 5. Werken in het ziekenhuis. Iedere training werkt met praktijkervaring2. Meestal maakt de praktijk ook fysiek deel uit van de KPV-Training. Verschillende middagen (gedurende 2 tot 3 uur) werken de pastores als dienstdoende pastor op een verpleegeenheid. Wat ze daar meemaken dient als oefen- en ervaringsmateriaal voor verbatim- en casusinbreng. Het pastoraal team van het ziekenhuis duidt een teamlid aan om als werkbegeleider van de trainee te fungeren. Iedere trainee heeft wekelijks een georganiseerd werkoverleg met de werkbegeleider. Daarin kunnen vragen van praktische aard aan bod komen. Na afloop van de training worden de patiënten die door de trainee gevolgd werden, weer overgedragen aan de pastor van de afdeling. 6. Procesnota-gesprekken. De trainee houdt een dagboek bij. Dit dient o.a. om op het einde van iedere trainingsweek een procesnota te schrijven. Vier clusters vragen structureren het verslag: ‘Wat heb je beleefd? Welke gevoelens dienden zich aan?’, ‘Hoe heb je de groepsleden beleefd? (beschrijf ieder apart)’, ‘Wat heb je geleerd? Hoe ben je met je leerdoelen bezig geweest?’ en ‘Welke leerpunten kun je formuleren voor de komende week?’ Maandagmorgen krijgt de supervisor de procesnota van de vorige week. Gedurende een kort (30’) gesprek gaan de trainee en de supervisor hierover in open dialoog. Aan de hand van de procesnota wordt samen gebouwd aan een verbinding tussen het levensverhaal van de pastor, zijn/haar pastorale activiteiten en zijn/haar bezig zijn in de 2 Dit is afhankelijk van het KPV-centrum en de prioriteiten die daar gelegd worden. Enkele verschillen: Te Amsterdam worden verbatims uit de actuele ziekenhuispraktijk in het VU Ziekenhuis besproken. Te Maarssen worden enkel verbatims en preken vanuit de thuispraktijk ingebracht. Te Amersfoort wordt gewerkt met verbatims en preken uit het psychiatrisch centrum Zon en Schild. …
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
5 / 26
groep. Het gesprek dient om de leerdraad helder te krijgen en het leerproces te focussen. 7. Info-uurtjes. Aansluitend op de pastorale praktijk wordt één tot twee keer per week een uurtje informatie voorzien. De supervisor of een daartoe aangezochte buitenstaander behandelt theologische, pastorale en menswetenschappelijke onderwerpen die direct te maken hebben met de praktijk. Een greep uit de mogelijkheden: ‘Over de ziekenzalving.’, ‘Uiteenzetting over zingevingsvelden.’, ‘De moslim geestelijk verzorger vertelt over zijn werk.’, ‘Leven met verlies. Rouw en verdriet.’, ‘Nagy, een andere kijk op schuld.’, ‘Angst.’, ‘De drama-driehoek: valkuil voor pastores.’, … Verder worden documentaire ontmoetingen gepland met personeel in het ziekenhuis. Zo kan er bvb een gesprek zijn met de hoofdverpleegkundige van Intensieve Zorgen, met de mortuariumverantwoordelijke, met het heliteam, … 8. Lectuur. Iedere training biedt een literatuurlijst met aanbevolen en verplichte lectuur. Er wordt van uitgegaan dat alle trainees de verplichte lectuur voor of tijdens de training doornemen. 9. Preekbespreking. De preekbespreking is een vitaal onderdeel van de training. Er wordt feedback gegeven op dát aspect van de viering waarin de geloofscommunicatie het meest centraal staat. Om echt te zien hoe de pastor preekt, brengt hzij een recente preekopname mee op video. Ook hier geldt: het gaat niet om goed of slecht, het gaat om leren. Preken liggen gevoelig en hebben een veilig klimaat nodig om besproken te worden. Hoe gaat een preekbespreking in zijn werk? Eerst geeft de predikant kort de nodige informatie over de context: waar heeft hzij gepreekt, in welke ruimte, voor welk publiek? Dan wordt de video gedraaid. De groepsleden kijken en luisteren vanuit de toehoordersrol. Vervolgens komen de volgende vragen aan bod: ‘Hoe komt de predikant op jou over?’, ‘Welke gevoelens werden door de preek wakker geroepen?’, ‘Wat heb je gehoord als boodschap?’, ‘Welke vragen van theologische, homiletische, hermeneutische,… aard heb je naar aanleiding van deze preek?’ Aan de predikant wordt het onderscheid gevraagd tussen: ‘Welke boodschap heb je tóen willen overbrengen?’ en ‘Welke booschap heb je nú zelf gehoord?’ Wanneer de antwoorden op deze vragen verzameld zijn op een flipover, kan de predikant uitleg over de feedback vragen aan de groepsleden. Daarna wordt ingegaan op de vragen. Een preekbespreking duurt ongeveer anderhalf uur. 10. Rollenspel met casus. Een casus uit de actuele praktijk wordt ingebracht. Maar, i.p.v. de casus te bespreken, wordt hij in scène gezet en gespeeld. De trainee die de casus levert neemt bij voorkeur de rol op van de pastorant. Ieder groepslid komt aan de beurt om de rol van de gesprekspastor op te nemen. De andere groepsleden zijn dan waarnemers. Voor hen komt het er op aan om zo fijn mogelijk waar te nemen wat zich voordoet: niet te interpreteren maar waar te nemen. De nabespreking van het rollenspel is gebaseerd op wat opgemerkt is, zowel door de spelers
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
6 / 26
als door de waarnemers. Soms wordt het rollenspel opgenomen op video. Een rollenspel duurt ongeveer een uur. 11. Bibliodrama. In vrijwel iedere training worden enkele avonden bibliodrama ingelast. De trainees leren om zich in het bijbelse verhaal te begeven, de rol van bijbelse figuren op te nemen en met mekaar in gesprek te gaan. Voor een avond bibliodrama wordt anderhalf uur uitgetrokken. 12. Oefeningen. De groep wordt ook gebruikt als werkplaats in bewustwording van hoe je bent, van hoe je dingen die vergelijkenderwijze in het pastoraat gebeuren, ervaart. Verschillende oefeningen zijn mogelijk. Hier volgen er enkele: Territoriumoefening. A komt op B af en B komt op A af. Diegene die staan blijft, geeft nonverbaal instructies aan de andere. Hoe geef je je instructies? Hoe is het om je eigen ruimte in te nemen? Hoe is het om (niet) in de ruimte van de ander toegelaten te worden? Hoe ervaar je de wijze waarop je dat wordt meegedeeld? Vertrouwensoefening. Rechtopstaand tussen twee collega’s wiegen van voor naar achter en worden opgevangen langs beide kanten. Nadien voorover en achterover vallen en opgevangen worden door vier ineengepakte handen en verende knieën. Hoe is het om je blind toe te vertrouwen aan een ander? Wat maakt het deugddoend, wat maakt het eng? De interactiecirkel. De interactiecirkel is een schema waardoor naar interacties kan gekeken worden. Er zijn drie actieve actie-wijzen (axen): geven (van richtlijnen, diensten of bijzijn), zich weerhouden en confronteren. Er zijn drie reactieve axen: ontvangen (van richtlijnen, diensten of bijzijn), loslaten en verdedigen. Wanneer iemand beschikt over al de verschillende interactie-mogelijkheden kan hzij leren om deze bewust aan te wenden om op een ander te (re)ageren. Er is ruimte en vrijheid in een groep wanneer de leden op verschillende momenten alle axen mogen en kunnen bezetten. Nadat de interactiecirkel is uitgelegd, moet elke trainee één eigen cirkel invullen, dat is zijn/haar kijk op zijn/haar gedrag. De axen die hzij veelvuldig pratikeert krijgen een grote stip, de axen die hzij weinig kan aanwenden, een kleine stip. Op een afzonderlijk blad met 8 (voor iedere deelnemer een vakje) cirkels kan ieder aanduiden welke interacties hzij bij de ander heeft gezien. Wie wil kan in een feedback-rondje opmerkelijke zaken over zichzelf bevragen. Feedback-oefening. Zeg aan de drie mensen die links van jou zitten: wat je hem/haar ziet doen, wat het je doet (hoe dat voor jou voelt), en vraag hoe jij graag hebt dat de ander het anders zou doen. In ‘meer’, ‘minder’, ‘houden zo’. Spreek als ‘ik’, kijk de ander aan wanneer je tot hem/haar spreekt. Het pastorale gesprek met een koppel. Er worden enkele basisregels gegeven. Uitleg en dan inoefenen d.m.v. rollenspel.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
7 / 26
Normaliter heeft een trainingssupervisor genoeg oefeningen als bagage om wat zich in de groep als leerbehoeften aandient te exploreren en in te oefenen. 13. Externe specialisten. In sommige trainingen worden externe specialisten aangetrokken, bvb voor het uitwerken van communicatietechnieken of om de nonverbale communicatie uit te diepen. 14. Radiopraatje. De deelnemers doen om beurten één keer een avondsluiting voor de radio van het ziekenhuis. Dit duurt ongeveer 15’. 15. Extra’s. Levensverhaal. Ieder trainee wordt uitgenodigd om kort (binnen 15’) markante gebeurtenissen uit zijn/haar levensverhaal te vertellen aan de groep. Motivatietekening. De trainees wordt ingeleid om zich bewust te worden van de grond motieven die hem/haar hebben aangezet om te kiezen voor dit beroep - vak. Ze krijgen één uur de tijd om dit te tekenen, nadien lichten ze hun tekening toe. Het eigen geloofsverhaal vertellen. De trainee gaat zijn/haar eigen geloofsverhaal na. Gedurende anderhalf uur kan ieder om beurt vertellen. Er kan heel kort bevraagd worden. Leeranamnese. De trainee schrijft een leer-biografie aan de hand van de volgende vragen: ‘Hoe heb je tot nu toe geleerd?’, ‘Wat heeft leren in je leven teweeggebracht?’, ‘Wat is je eigen leertrant; hoe leer je het beste; wat zijn je beste leermogelijkheden?’, ‘Wat is je leermotivatie nu?’ en ‘Waarvan heb je in je opleiding het meest geleerd; waarvan het minst?’ Ook voor het delen van dit verhaal is anderhalf uur beschikbaar. De gezindheid van de pastor. In de voorlaatste procesnota wordt de gezindheid van de pastor gepeild aan de hand van drie clusters vragen: ‘Wat gun jij mensen in hun leven? Wanneer je met hen in gesprek gaat, wat wil je dan bereiken?’, ‘Hoe wil je dit bereiken? Hoe wil je werken met mensen?’ en ‘Wat zijn de belangen van jou als pastor, die op het spel staan?’ Dit wordt alleen besproken in het procesnotagesprek. Gesprek met een ethicus. Een ganse voormiddag komt een ethicus praten a.d.h.v. vragen die de groep de dag voordien heeft ingediend. 16. Verwerkingstijd. Het hoeft geen betoog dat dit intensieve programma tussendoor veel voorbereiding en verwerking vraagt. Wanneer een trainee een KPV volgt, geldt de regel dat hzij zich vrijhoudt van alle pastorale praktijk, om zich volledig aan het programma te wijden. Uiteindelijk hangen de vruchten op langere termijn af van de diepgang en het doorwerken van de verschillende programma-onderdelen. KPV staat immers voor een integratieve training. Bedoeling is dat ieder trainingsonderdeel op zich het leren van spiritueel-professioneel pastoraat bevordert. Hoe elk programma-onderdeel dit doet, wil ik in de tweede paragraaf behandelen.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
8 / 26
§2. Het belang van de verschillende KPV-elementen voor de vorming van de pastor. Wat kan er idealiter d.m.v. ieder onderdeel geleerd worden? De bedoeling van de training is dat de pastor bekwaam wordt tot ‘pastoraat dat gericht is op het eigen zelfverstaan van de mens(en) als geliefde kind(eren) van God én op het eigen functioneren van de mens(en) met het oog op het Rijk Gods’3. De wijze waarop dit verworven wordt, gebeurt door ‘leren aan ervaring’, zoals voorgesteld in de ‘Pastorale Cirkel’4 en uitgewerkt in mijn eindwerkstuk. Concreet Ervaren in Zuivere
Pastoraat Doen: Ontvankelijkheid: ‘ánder-gericht geïntegreerd handelen’ waarnemen’
Creatief, met hart voor de zaak, Experimenteren: Kiezen: ‘perspectiefwissel met het Rijk Gods’ (samen)leven’
‘onbevangen verwonderd
Reflectief Observeren om Zuiver te Onderscheiden & Zuiver te ‘enkelvoudig zijn en kiezen voor
De criteria5 waaraan de verschillende KPV-elementen onderworpen worden zijn: A. Dient dit onderdeel het leren aan pastorale ervaring? Worden er één of meerdere leermomenten (1. concreet ervaren in zuivere ontvankelijkheid; 2. reflectief observeren om zuiver te onderscheiden en zuiver te kiezen; 3. creatief met hart voor de zaak experimenteren; 4. pastoraat als ánder-gericht-handelen doen) getraind? B. Draagt dit onderdeel bij tot de ontwikkeling van communicatie- en relatiebekwaamheid die nodig zijn voor ánder-gericht pastoraal handelen? C. Staat de methode die voor dit onderdeel gehanteerd wordt garant voor de grondhoudingen die van een pastor verwacht worden: aanvaarding van de ander (en zichzelf) als persoon, respect voor het geheim in de ander, verantwoordelijkheid voor zichzelf en het eigen handelen? 1.Ochtendopening. Worden in de ochtendopening het gebeuren in de groep, het innerlijke gebeuren van de trainee en het eigen Godsverstaan met elkaar verweven, dan werkt het als een hier-en-nu integratie van geloof en leven, uitgedrukt in dialoog met de groepsleden. Deze ochtendopening wordt in de groep niet besproken. Ze wordt bejegend als een gelovige zelfexpressie en getuigenis van het eigen omgaan met het Geheim. De andere trainees worden uitnodigingd om mee te gaan in de verbindingslijnen die de inbrenger legt. 3
Definitie pastoraat uit ‘pastoraat en pastorale supervisie: uit dialoog geboren’ -‘zelfstandig’ is vervangen door ‘eigen’: het gaat er om wat iemand als wezenlijk, als eigen beleeft, niet wat zelfstandig ontstaat -. 4 Het kan verkeerdelijk de indruk wekken dat de ‘pastorale cirkel’ altijd begint in het eerste kwadrant. Dit is zo niet nodig. Het is een cirkel die in ieder kwadrant kan beginnen. Maar om de bespreking een voudig te houden, begin ik daar meestal wel. 5 Deze criteria zijn de samenvatting van de criteria die tot stand kwamen in mijn eindwerkstuk. Wat is er nodig om ‘gericht aan pastoraat te doen?’ p22-p33 en ‘Welke pastorale vaardigheden heeft een pastor dan nodig?’ p34-37.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
9 / 26
Raakt het ook wat hen zelf bezig houdt? Door dit niet te bespreken noch te objectiveren, blijft er veiligheid voor eigenheid in de groep. Toetsing aan de criteria. A. Degene die de ochtendopening leidt, kan vrij experimenteren met de inhoud en de vorm (A3). Aan het resultaat is voelbaar in hoever er integratie ontstaat van het eigen leerproces in het gelovig groepsgebeuren. De groepsleden worden aangezet tot ‘concreet ervaren in ontvankelijkheid’ (A1) van de inbreng van hun collega. B. De ochtendopening als liturgie, is uitdrukking van geloofscommunicatie. Zowel de ‘ik’pool als ‘de andere trainees’ zijn in de handeling betrokken. C. De pastor wordt aanvaard als voorganger, er is respect voor zijn/haar omgaan met het Geheim, hzij is vrij en zelf verantwoordelijk voor de inhoud en de vorm. 2. Punten van orde. Wat valt hier te leren? Het adequaat, kort formeel zakelijk en gericht, afspraken maken rond praktische kwesties. Iedere pastor weet aan den lijve hoe dingen mislopen zonder heldere afspraken en/of duidelijk engagement van iedere deelnemer. Belangrijk aandachtspunt: de supervisor biedt de ruimte voor deze punten, het aanbrengen en oplossen van praktische kwesties gebeurt door de trainees. Toetsing aan de criteria. A. Afspraken maken veronderstelt betrokken zijn op het hier-en-nu en onderscheiden van wat nu prioritair is (A2). Zich engageren tot de gemaakte afspraken is een keuze om samen te leven. Vooruit denken en organiseren vraagt creativiteit. B. Ook voor het maken van afspraken is communicatie- en relatievaardigheid nodig (A3). C. Iedereen draagt gelijke verantwoordelijkheid voor een goede organisatie. 3. Vrij groepsgesprek. Het vrije groepsgesprek is een cruciaal onderdeel van de KPV-Training. Dit halfuurtje groepsgesprek, zonder thema, zonder voorzitter, zonder procedures, is een ideale oefenplaats voor verschillende vaardigheden die een pastor nodig heeft in het pastoraat. Vóór alles, is het een oefening in luisteren, naar zichzelf en naar de ander. In de feedback-ronde is ruimte om het effect van de eigen inbreng te bespreken.
In gesprek met mekaar, worden we bewogen door gevoelens die het gesprek beïnvloeden. Ongeacht of we daar al dan niet bewust van zijn, werken die gevoelens door tussen de gesprekspartners. Wanneer ze heftig en/of onderdrukt zijn, versluieren en/of verbergen ze de inhoud van wat we aan mekaar willen doorgeven. Iedere mens heeft dus de opgave om met de eigen beleving bevriend te raken. Dan ontstaat ruimte om te luisteren. Zoniet gaan prettige of lastige gevoelens de communicatie blokkeren. Voornamelijk de gevoelens waar kracht in zit (kwaadheid, agressie) en de gevoelens die versluieren (verdriet, angst) kunnen storen. Onderdrukte beleving perverteert, ze worden explosief, ongericht, en/of destructief. Wanneer gevoelens ademen, krijgt een mens kracht en kleur, worden een mens tot wie hzij in wezen bedoeld is… Het vrije groepsgesprek is een oefening in emotionele huishouding: in gesprek met anderen, wordt stilgestaan bij wat het gesprek met de ander bij jou oproept. Het emotioneel zelfonderzoek wordt getraind door tijd te nemen om de gevoelens die zich aandienden te registreren en te benoemen. Wil een pastor open en congruent functioneren, dan dient hzij zich bewust te zijn van wat
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
10 / 26
er aan gevoelens in hem/haar beweegt. Het vrij groepsgesprek traint deze bewustwording doordat de trainees de gevoelens na 30’ moeten registreren en noteren op een flipover. Naargelang de training vordert worden gevoelens d.m.v. vragen gedifferentieerd, genuanceerd en geconcretiseerd. Gevoelens ontstaan door wat tussen ons gebeurt. Zo wordt bvb vanaf de tweede week aan de trainees gevraagd om gevoelens te verbinden met de oorsprong van het gevoel: aan zichzelf of aan een ander.
De trainees worden uitgenodigd om wat ze aan mekaar beleven, uit te drukken. Dit gebeurt niet in chaos en vernietiging. Ieder wordt gevraagd om voor zichzelf te leren praten, m.a.w. in de ‘ik’-persoon. Op deze manier gaat iedere trainee staan voor de eigen beleving, staan voor zichzelf. Daardoor worden beschuldigingen en normeringen die in het ‘jij’-spreken kunnen meeklinken ontmijnd. Voor de beroepsbekwaamheid van de pastor is ik-spreken van fundamenteel belang. Hoe kan anders een hier-en-nu dialoog waarin de Aanwezige oplicht, ontstaan?
De trainees worden aangemoedigd om, wanneer iemand iets vertelt, verder door te vragen. Al snel blijkt immers dat we dénken te weten wat iemand bedoelt, terwijl dit niet blijkt te kloppen. Doorvragen is een kunst die hier kan geleerd en verfijnd worden. Vooral de ‘wat’- en de ‘hoe’-vraag is openend. Het hoeft geen betoog dat zonder ‘echte interesse’ in de ander geen gesprek mogelijk is. Valkuilen zoals ‘de inbreng van de ander tot jouw punt maken’, ‘alleen horen wat je uitkomt’, ‘niet laten uitpraten’, ‘negeren’, ‘heftige emoties uit de weg gaan door het gesprek af te leiden’,… worden aan het licht gebracht. Dit zijn oude patronen waarvoor nu corrigerende ervaringen kunnen opgedaan worden. Degene die zich hieraan bezondigt kan zelf op zoek gaan naar de wortel van dit -pastoraal- storende gedrag.
Het levendige -dé Levende- in de pastorale communicatie kan geblokkeerd worden doordat pastorant en pastor niet verder komen dan ‘over’ ginds-en-toen, ‘over’ de anderen, ‘over’ God eens en ooit te praten. Op deze wijze gebeurt niets nieuws, komt niemand zichzelf nader en blijven we vreemden voor mekaar. Niks geen gemeenschap bouwen… Het vrij groepsgesprek is een oefenplaats om de hier-en-nu communicatie te pratikeren. En dit kan in twee bewegingen. Of iemand kan zichzelf kenbaar willen maken aan de anderen: in zelfexpressie. Dan worden de andere groepsleden gevraagd als getuige, als welwillend oor, als meedenkende en meevoelende broer of zus, als medemens in mij geïnteresseerd en met mij begaan. Dat vraagt aandachtig luisteren, vragen en doorvragen om zo op verhaal te laten komen, inspelen op de diepte van wat iemand zegt, uitnodigen om verbindingslijnen te leggen, feedback te geven,… Zo wordt iemand erkend en gekend, zo kan iemand zichzelf leren verstaan en kan God-in-ons-midden ervaren worden… Of iemand kan -als ik- met een ander -als jij- in open gesprek gaan: in dialoog. Wat is er tussen ons, wie mag ik hiernu voor jou zijn? Wat wil jij voor mij hiernu betekenen? Het blijkt vruchtbaar en levengevend te zijn wanneer we merken dat de ander ons aangaat en wij belang hebben voor de ander. Dat vraagt aandachtig én bij zichzelf verkeren én de ander nabij komen én als ander respecteren. Wanneer we ons aan mekaar riskeren wordt de belofte ‘ik zal er zijn voor jou’ hiernu een beetje waar. Zien, soms even beleven… De veiligheid van het vrij groepsgesprek biedt hiervoor een ideale oefenplek.
Het vrij groepsgesprek loopt uit op het neerschrijven van de gevoelens tijdens het gesprek. Wanneer deze op een flipover genoteerd zijn, volgt een feedbackronde. Iedere trainee kan vragen aan welk gedrag de ander bepaalde gevoelens opdeed. De verantwoordelijkheid om opheldering te krijgen en/of te geven ligt bij de trainees zelf.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
11 / 26
Ook hier geldt: geen interpretaties, geen zeker weten van de één óver de ander, wel verhelderen wat hiernu aan gevoelens in mij opkomt en bereid zijn dit te delen. Het vrij groepsgesprek geeft de mogelijkheid om mezelf-als-kwetsbare-mens aan jou alskwetsbare-mens cadeau te doen. Even maar, hier en nu, in deze veilige relatiecontext van de groep.
Soms wordt het vrije groepsgesprek gefilmd. Ook dit is een vorm van feedback. De pastor krijgt het eigen gedrag in beeld. Hoewel iedereen een drempel over moet -ik voel mij bekeken- blijkt dit een welkome aanvulling.
Het vrij groepsgesprek is vrij: zonder thema, procedure en voorzitter. Het is wezenlijk een ‘groeps’gesprek. Doch het is niet vrij in zijn doelstelling. Doel: 1. Leren de actuele gevoelens op te sporen en van daaruit te communiceren. 2. Leren zichzelf voorhanden te krijgen in de directe communicatie. 3. Leren de timing van de inbreng te verbeteren. 4. Leren hier-en-nu communiceren d.m.v. zelfexpressie en dialoog. 5. Leren om de Aanwezige-in-het-gebeuren te laten oplichten. 6. Leren het eigen gedrag te richten door het geven en ontvangen van feedback. Wanneer een pastor in zichzelf de grond vindt om deze leerdoelen na te streven, komt dit het pastoraat ten goede. Toetsing aan de criteria. A. Het vrij groepsgesprek is een oefenplaats voor concreet ervaren in ontvankelijkheid voor zichzelf en de ander. In de feedbackronde staan ‘durven zien, onderscheiden tussen jou en mij, en kiezen om samen te leven’ centraal. B. Uit de doelstelling van het vrij groepsgesprek wordt duidelijk dat zowel de communicatieals de relatiebekwaamheid getraind worden. Zowel ‘ik’ als ‘de ander’ staan centraal. C. Mekaar aanvaarden als persoon is wezenlijk. Het onderscheid tussen gedrag en persoon is vooral in de nabespreking van het vrij groepsgesprek fundamenteel. Het godswoord ‘Je neemt mij zoals ik ben, maar laat mij niet zoals ik ben.’ wordt concreet: je neemt mij zoals ik mij nu gedraag, pint mij daar niet op vast, maar spreekt mij daarop aan… Respect voor het geheim van de ander wordt beleefbaar waar niet ‘over’ jou heen geïnterpreteerd wordt. Ieder is vrij om te spreken of te zwijgen, vrij om te vragen of af te weren. Ieder is ook verantwoordelijk voor de wijze waarop hzij met de ander omgaat. Het effect van het gedrag wordt onder ogen gebracht en in verschillende verantwoordelijkheids-aspecten tussen mekaar verdeeld. Ieder is immers niet alleen verantwoordelijk voor het eigen gedrag, ook voor de grenzen die hzij stelt aan het gedrag van anderen. 4. Verbatimanalyse. Alleen al het feit dat een pastor een verslag maakt van een pastoraal gesprek is pastoraal vormend. Dat hzij dit verslag toevertrouwt aan collega’s is minstens een blijk van vertrouwen op hun collegialiteit en op hun solidariteit. Wanneer een groep collegae een verslag gebruikt om ieder voor zich en samen aan te leren, wordt dit verslag tot geschenk. Gave - overgave - gave… De inhoud van het verslag is een pastoraal gesprek met een pastorant (G). De andere komt in beeld voor zover de pastor (P) hem/haar ruimte gaf om zichtbaar te worden. De definitie van pastoraat ‘de ander helpen tot eigen zelfverstaan en tot eigen handelen te komen’ kan hier getoetst worden. De pastor maakt dit al dan niet mogelijk. Het gaat er dus niet om dat de pastor de pastorant begrijpt -want, wie denkt hzij wel te zijndoch dat de pastorant zichzelf begrijpt en zelf verder kan -met zijn/haar God- in meer
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
12 / 26
zelfaanvaarding en handelend met het oog op een betere wereld. Enerzijds beantwoordt een pastoraal gesprek aan de logica van ieder gesprek. Anderzijds komen religieuze en /of existentiële themata aan de orde. De pastor houdt zowel de gespreksdimensie als de religieuze / existentiële dimensie in de gaten. In de verbatimbespreking komen o.a. de volgende inhoudelijke vragen aan de orde:
Een pastoraal gesprek. Hoe kom je binnen en hoe stel je jezelf voor? Gun je jezelf en de ander wat tijd om aan elkaar te wennen? Hoe wordt het contract tussen pastorant en pastor gesloten? De informatieve fase: zie je het plaatje dat de pastorant tekent? Heb je daar nog vragen bij? Je mag doorvragen. De explorerende en uitdiepende fase van het gesprek: wanneer je laat doorvertellen (exploreren, uitdiepen) komt de gevoelslaag mee. Waar kon je de betekenislaag aanvoelen? Wat heb je daar mee gedaan? De afrondende fase en het afscheid: hoe ga je weg? Hoe maak je een afspraak voor een verder contact?
Een pastoraal gesprek met een pastor. Hoe definieer je jezelf als pastor? Hoe definieer je wat je aan de ander wil aanbieden (een praatje, even bij u zijn, samen een gesprek voeren)? Hoe hoor je het thema van het gesprek? Was je echt geïnteresseerd in G? Weet je nog hoe je je voelde bij G(x)? Zullen in de tekst nagaan hoe dit gevoel invloed had op je daaropvolgende reactie in P(x+1)? Wat is je agenda? Wat wou je bereiken met dit gesprek? Hoe heb je hier de ander begeleid in zijn/haar innerlijke (geloofs)gesprek? Hoe bracht je de ander tot echt zelfverstaan? Hoe had het anders gekund? Hoe kan je de regie houden opdat de ander bij zichzelf blijft? Bleef je een (V)voorbijganger die even mocht meekijken… Ben je bewust van de context van het spreken van G (leeftijdsfase, relaties,…)? Zeg of doe je dit vaker? Herken je dit van jezelf? Vul je hier in hoe het voor G moet zijn? Met welk doel stel je deze vragen aan G? Wie dien je daar mee? Wat is je bijdrage als pastor? Wat is je ideaal als pastor? Werkt dit door in dit gesprek?
Een pastoraal gesprek. Wat is de grondtoon van dit gesprek? Liefhebben, geloven, vertrouwen,de betekenis van mijn/dit leven, de moeite met mijn/het ziek-zijn, zingevende relaties (met mezelf, partner, ouders, kinderen, kleinkinderen, de grote -werk-wereld, het Grotere, die ik God durf te noemen,…), genade, mijn eindigheid, mijn dood, afscheid, … Welk innerlijk gevecht is hier gaande? Angst versus vertrouwen, angst versus liefde/overgave, liefde versus haat, ik óf de ander, mag ik er zijn,… Wat betekent geloven voor deze persoon? Waar en hoe kon je dit hier ter sprake brengen? Van waaruit en waartoe heeft dit belang?
Het hoort bij de professionaliteit van de pastor dat hzij zó zijn/haar innerlijk compas kan volgen, dat hzij belangrijke levensthema’s hoort. Daarvoor is innerlijke ruimte nodig. Deze innerlijke ruimte ontstaat wannneer de pastor zijn/haar eigen gevoelens onderkent en kan hanteren zodat hzij niet om eigentwil bij de pastorant moet aankloppen of gaan lopen. Als het goed is, kan je het hart van het pastoraat horen kloppen in de verbatim-analyses. Zowel in wat ter sprake komt, als in de wijze waarop met de trainee wordt omgegaan. -Wij danken U om het zwoegen en het zweten en het zien nu en dan… -
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
13 / 26
Toetsing aan de criteria. A. In de verbatimanalyse wordt de pastorale cirkel helemaal rond gemaakt. Hoe dit gebeurt in supervisie is eerder beschreven in mijn eindwerk. B. Zowel het pastorale handelen als het bespreken ervan in de verbatimanalyse is een oefening in communicatie- en relatiebekwaamheid. C. In de verbatimanalyse staat de pastor centraal. Hzij alleen weet hoe het gesprek echt liep, wat hem/haar bewoog om te handelen zoals hzij deed. Zowel door het focussen op de eigen leervragen van de pastor, als het tempo waarin deze ondersteund en bevraagd wordt, moeten het geheim en het zelfrespect van de pastor behoeden. Ook hier is iedereen vrij en verantwoordelijk voor wat hzij in het gesprek brengt en de wijze waarop dit gebeurt. Inadequate inbreng wordt systematisch naar de afzender teruggestuurd. 5. Werken in het ziekenhuis. Het werken in een niet-vertrouwde context van een geseculariseerd ziekenhuis geeft mijn inziens een meerwaarde aan de training. De trainees worden deel van een bestaand pastoraal team. Zij worden meegenomen in de daar geldende visie en werkwijze, wat een uitbreiding van hun concrete ervaringen oplevert. De trainee komt in een nieuwe werksituatie, waarin hzij geen status heeft. Hier moet hzij de eigen pastorale identiteit profileren, zichzelf voorstellen, zijn goede waar aan de man/vrouw zien te brengen. Wat vanzelfsprekend was wordt bevraagd en moet bijgesteld worden. De eerste week worden in de groep ervaringen uitgewisseld. Zo horen de trainees van mekaar hoe ze zichzelf introduceren, hoe contacten met verpleging worden opgebouwd, hoe ze op meerpersoonskamers reageren, … Dit gebeurt alleen de eerste week, nadien worden alle specifieke afdelingsproblemen met de werkbegeleid(st)er besproken. Toetsing aan de criteria. A. Vooral ‘pastoraat doen’ staat hier centraal. Wat geleerd is in de training, wordt ingeoefend in de praktijk van het ziekenhuis. Daardoor wordt de pastorale cirkel, sneller dan bij supervisie buiten de training in een reeks, rond gemaakt. B. Wanneer pastores hun ‘vak’ uitoefenen stellen ze zichzelf als instrument beschikbaar: voor ánder-gericht pastoraat. C. De trainee wordt begeleid door een werkbegeleid(st)er. Deze ondersteunt zijn/haar vrijheid en zelfstandigheid in het beroep. 6. Het procesnota-gesprek. De pastor is zelf instrument in het pastoraat. Om de pastorant te helpen zijn (levens)verhaal te leren lezen is het belangrijk dat de pastor haar/zijn eigen levensverhaal leert lezen. Het procesnotagesprek dient om het levensverhaal, de procesnota en wat in de groep gebeurt met elkaar te verbinden. De training schept daartoe de voorwaarden: Het leerproces wordt door de trainee zelf gedragen. Zowel de verantwoordelijkheid voor het pastoraat als voor het leren, ligt bij de trainee. De trainee ontwikkelt leerdoelen (d.i. wat hzij als leerprioriteit naar voor schuift). En de supervisor stimuleert om de leerkansen om te grijpen. Hzij laat soms ongeziene opgaven oplichten en legt die aan de trainee voor. De supervisor ontwikkelt dus leerhypothesen (d.i. wat de supervisor denkt dat de trainee nu kan leren). Het procesnotagesprek dient om de leerdoelen en de leerhypothesen aan mekaar te toetsen en op mekaar af te stellen. Zodoende wordt in open dialoog tussen trainee en supervisor, de leerdraad helder. De trainee krijgt het heft zelf in handen om het leerproces te focussen. Het procesnotagesprek is het structuurelement bij uitstek waarmee de eigen leerverantwoordelijkheid van de pastor wordt ingevuld en effectief wordt waargemaakt.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
14 / 26
De pastor beleeft aan den lijve wat een pastorant aan hem/haar mag meemaken: in de eigen kracht en verantwoordelijkheid geplaatst worden… Toetsing aan de criteria. A. Uit het ‘doen’ licht op wat dient geleerd te worden. De trainee formuleert leerdoelen, de supervisor ontwikkelt leerhypothesen. We bevinden ons op het ‘meta-niveau’ van de leercirkel. Wanneer er overeenstemming bestaat tussen leerdoelen en leerhypothese, kan de leercirkel opnieuw gericht rond-gemaakt worden. B. De communicatie tussen trainee en supervisor is een gelijkwaardige hier-en-nu communicatie waarbij openheid langs beide kanten gepratikeerd wordt. Het procesnotagesprek is oefening in relatievorming. Ieder zit op de eigen stoel, met een eigen invalshoek en eigen verantwoordelijkheden. Hoewel verschillend in positie, wordt het gesprek op mens-mens niveau gevoerd. Aanvaarding van mekaar, aanvaarden van mekaars positie en verantwoordelijkheid, het respect voor het geheim van de ander, de vrijheid om netelige kwesties ter sprake te brengen, en toch weer ieder in de eigen verantwoordelijkheid bevestigen, zijn cruciale elementen in dit gesprek. 7. Info-uurtjes. De informatieve input die gedurende een training gegeven wordt, is eerder beperkt. Alleen kennisoverdracht die aansluit bij de actuele vragen en processen in de training wordt in deze context beoogd. Gedurende een half uur, gecondenseerd op één tot twee A4tjes, wordt een overzicht gegeven over wat bvb in de lectuur over angst is terug te vinden. Vervolgens gaat iedere trainee na, welke angst hem/haar bekend is, welke angst hiernu in hem/haar leeft, wat nu en dan in het groepsgebeuren of in het pastorale werk in het ziekenhuis opdoemt. De gegeven informatie wordt eerst getoetst aan de eigen ervaringen van de trainee. Dan komt de pastorale praktijk aan bod. Is dit herkenbaar in het gesprek met mensen, hier in het ziekenhuis of in de pastorale thuispraktijk? Een literatuurlijst houdt de mogelijkheden voor verdere kennisuitbreiding na de training open. Toetsing aan de criteria. A. Wat aan concepten wordt aangebracht (2.reflecties) wordt direct weer verbonden met het eigen ervaren en vervolgens met het waarnemen in de praktijk. Kennis dient niet om direct door te geven, noch om direct toe te passen. De kennisoverdracht dient hier om de denkkaders over de werkelijkheid uit te breiden. B. Opgeroepen ervaringen worden in de groep gedeeld. C. De supervisor is verantwoordelijk voor de inhoud en de vorm waarin de informatie gebracht wordt, de trainees zijn veranwoordelijk voor wat en hoe ze ingaan op wat op hen afkomt. 8. Lectuur. Een KPV-Training is niet de meest geschikte periode om vakliteratuur door te nemen. Er wordt wel een literatuurlijst aangeboden. De trainees kunnen de kaders die de supervisoren eventueel aangeven zelf opzoeken en uitbreiden. Toetsing aan de criteria. A. Uitbreiding van de concepten. B. Niet van toepassing. C. Niet van toepassing. 9. Preekbespreking.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
15 / 26
Ligt het bespreken van een verbatim gevoelig, een preek bespreken ligt nog delicater. Onder de felle schijnwerpers van de preekanalyse worden alle oneffenheden van de pastorale communicatie vergroot. Tussen de regels door licht het wereld-, mens- en godsbeeld van de pastor op. Wat een pastor gelooft, of denkt te moeten geloven; hoe een pastor denkt, of denkt te moeten denken; hoe een pastor handelt of denkt dat hzij en/of anderen zouden moeten handelen, dit alles is leesbaar in de homilie die hzij houdt. De angst of schroom om over God hiernu te praten, het charisma om Hem ter sprake te brengen, er is geen verstoppen aan… Dat een pastor het aandurft om zich aan collega’s te tonen in deze kwetsbare positie roept respect op . Het antwoord daarop is ‘waarnemen’ en benoemen wat je ziet. Luisteren en benoemen wat je voelt. En spreken als ‘ik-collega’. De supervisor vaart op de koers van de predikant. Wat herkent die in de verschillende boodschappen die de anderen hebben gehoord? Wat staat veraf van de eigen bedoelde boodschap? Wat valt op? Wat zie je? Waar ben je blij mee, wat valt je tegen? Wat zie je zelf wanneer je jezelf zo bezig ziet? Welke aandachtspunten levert dit op? Wanneer je de feedback van de collega’s leest, waarover wil je dan graag een toelichting horen? Wanneer de pastor in zijn/haar waarde gelaten wordt en haar/zijn eigen omgaan met het mysterie wordt recht gedaan, dan kan hzij de beelden en normen die hzij van de werkelijkheid heeft onder ogen zien en bijstellen. Op deze wijze kan de communicatie in de homilie groeien naar een agogisch en dialogaal gebeuren6. De pastor wint aan congruentie en het pastoraat wint aan kwaliteit… Toetsing aan de criteria. A. Bij de preekbespreking deelt de groep in dezelfde ervaring: iedereen heeft de preek gezien en gehoord. Hierop wordt gereflecteerd, de ervaringen worden d.m.v. feedback weergegeven, soms worden mogelijkheden tot alternatief handelen geboren. B. Zowel het zien en horen van de preek als de bespreking, dienen de communicatie- en relatiebekwaamheid van de pastor in beeld én van de groepsleden. C. De methode staat garant voor het focussen op de pastor. Het respect voor diens godsrelatie is recht gedaan. Wat zijn/haar wereld-, mens- en godsbeeld betekent voor het pastoraat wordt voor het voetlicht gebracht. De pastor is vrij en verantwoordelijk om met datgene wat hzij onder ogen kreeg gedurende de preekbespreking, iets te doen in zijn/haar wijze van preken. 10. Rollenspel met casus. Welke specifieke leerkansen biedt een rollenspel? Wordt in een verbatimbespreking gewerkt met een neergeslagen tekst, in het rollenspel gaat het om een levend handelen. Alternatief gedrag, lieve zachte of confronterende woorden zelf in de mond nemen, het blijft een hachelijk gebeuren. Pas wanneer het uitgeprobeerd is, wordt het voelbaar voor de pastor, krijgt het eigen klemtonen, intonaties, wordt het woord belichaamd. Alle mooie theorieën ‘over’ pastoraat ten spijt, God-in-het-gebeuren komt pas dichterbij wanneer mensen Hem/Haar hier-en-nu belichamen in een woord, in een gebaar… In het rollenspel neemt zowel de pastor als de pastorant een fictieve naam aan. Hzij kruipen beiden ‘in het vel’ van een ander. Dit is belangrijk, het laat openingen om op een andere 6
J. Firet, ‘Het agogisch moment in het pastoraal optreden.’, Kok, Kampen 1968, zesde druk 1988; 404p, p114 - p116, p340 p345.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
16 / 26
plaats, in een andere context alsnog waar te maken wat nu in eigen vel (nog) niet kan. De fictieve naam van de pastor staat er garant voor dat de trainee niet vastgepind wordt op wat hzij nu van zichzelf laat zien. Het gevoel ‘het niet goed te doen’ kan een motor zijn om te investeren om de gespreksvaardigheid te vergroten en de pastorale houding bij te stellen. In de ‘alsof-situatie’ kan vrij geëxperimenteerd worden met tot nogtoe ongewoon gedrag. De trainee kan veilig uitproberen of andere interacties ook tot zijn/haar gedragsmogelijkheden kunnen behoren. Misschien doen deze de pastorant ook meer recht… Ik denk bvb aan een casus waarin de pastorant buitensporig beslag legde op de tijd van de pastor. Deze had het moeilijk om ‘nee’ te zeggen en de eigen ruimte te begrenzen. Toen hzij in de rol van de pastorant gevoeld had dat hzij als persoon recht gedaan werd door een grens te krijgen van de pastor, werd het voor die pastor zelf gemakkelijker om wat hzij voelde -ik moet deze pastorant begrenzen- ook daadwerkelijk waar te maken. Het rollenspel biedt dus een ideale experimenteerruimte voor de pastor die nieuw gedrag wil uitproberen. En pastoranten worden recht gedaan door een pastor die verschillende gedragsmogelijkheden kan inzetten om situaties constructief om te buigen. Toetsing aan de criteria. A. In het rollenspel wordt de pastorale cirkel rond gemaakt in het hier-en-nu. B. Dat dit experimentele oefenen bijdraagt aan communicatie- en relatiebekwaamheid hoeft geen betoog. C. Correct toegepast, staat de methode garant voor aanvaarding van de trainee, respect voor wat in hem/haar omgaat en voor vrijheid- en verantwoordelijkheidsbevorderend werken. 11. Bibliodrama. Het bibliodrama-onderdeel heeft verschillende functies. Enerzijds werkt bibliodrama altijd aan de integratie van het bijbelse verhaal/gebeuren en het levensbeleven van de trainee. Anderzijds helpt het doen van bijbelverhalen om opener te communiceren en levendiger te preken. In bibliodrama wordt het eigen levensverhaal, de eigen dilemma’s en opgaven, verbonden met bijbelse figuren. En de God van onze vaderen en de Vader van Jezus van Nazareth bezielt ons met wijsheid, zendt ons op weg, houdt ons tegen, ziet ons aan en en toont erbarmen… Spel wordt heilig spel waar wij ons verbinden met onze oorsprong, waar een verbond ontstaat tussen bijbels-hedendaagse mensen, waar we durven vertrouwen op de belofte… Bibliodrama is ook een oefenplek voor pastorale vaardigheden. God wordt in dit gebeuren uitdrukkelijker ter sprake gebracht. HZij krijgt taal in de mond van trainees die een bijbelse rol opnemen, Hzij krijgt vorm in de omgang van bijbelse figuren met mekaar. HZij wordt ervaarbaar in het gebeuren waar mensen het bijbelse drama herkennen als hun eigen levensdrama. Dan licht HZij op, kust ons in het voorbijgaan en opent onze ogen wanneer we achterom kijken. Als een zachte bries van een eeuwenoud verlangen dat ons beroert… Toetsing aan de criteria. A. De pastorale cirkel wordt rond gemaakt. De toegevoegde waarde van bibliodrama is ook dat de dieptedimensie in de bijbelse verhalen is voorgegeven. B. Dit werd al aangekaart in mijn werkstuk. C. Ook hier gelden de bemerkingen die gemaakt werden bij het rollenspel. 12. Oefeningen.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
17 / 26
Oefeningen dienen om kort en condens een deel van de pastorale communicatie te trainen. Het betreft altijd een vorm van direct ‘leren aan ervaring’. De oefeningen worden gekozen in functie van de trainingsdoelen. Toetsing aan de criteria. A. Aangezien het ‘doen’ met daaropvolgende reflectie is gaat de pastorale cirkel rond. B. Het verderliggende doel is communicatievaardiger worden, de oefening focust op een deelaspect. C. Correct toegepast, met oog voor wat een oefening kan losmaken, blijft het geheim van de ander -in het handelen worden wij zichtbaar in onze innerlijke rijkdom en beperkthedenonaangetast. 13. Externe specialisten. Externe specialisten worden gevraagd om aanvullend te werken om de trainingsdoelen te realiseren. Wanneer externe deskundigen aangetrokken worden, is het belangrijk dat de supervisor ziet wat de supervisanten meemaken. Dan kan de relevantie voor de training beter geëvalueerd worden en kan het deel in het geheel geïntegreerd worden. Externe speicalisten dienen weet te hebben van de kwaliteitscriteria van een KPV-training. 14. Radiopraatje. Het radiopraatje is een kennismaking met een andere vorm van pastoraat. De pastor geeft pastorale ondersteuning, zonder mens van aangezicht tot aangezicht. Hzij raakt de ander aan zonder naast het bed te zitten… Een andersoortige oefening in pastoraat... Toetsing aan de criteria. A. Pastoraat doen. B. Andersoortige communicatievaardigheid ontwikkelen. C. Niet van toepassing. 15. Extra’s. De extra’s dienen om het leerproces te verdiepen. Door het schrijven van de verschillende verhalen (een levensverhaal, een motivatietekening, een geloofsverhaal, een leerverhaal, een visie op de eigen gezindheid) ontdekt de trainee de samenhang. Een in-zichzelfverbonden zelfverstaan ontstaat. Zelfaanvaarding komt dichterbij. De aanvaarding van de ander in zijn/haar anders-zijn vloeit hier uit voort. Toetsing aan de criteria. A. De insteek in de pastorale cirkel vertrekt via ‘reflectief observeren’. De pastor denkt na over zichzelf. Het betreft echter reflectie op de voorbije levenservaringen (A1) De rechterhelft van de pastorale cirkel is aan de orde. B. Alleen in het delen van de ontdekkingen omtrent zichzelf wordt de communicatie geoefend. De extra’s bekwamen wel in relatiebekwaamheid. Wanneer de pastor aan den lijve leert hoe complex en samenhangend de eigen levensverhalen met elkaar verweven zijn, kan dit leiden tot meer respect voor het zelfstandige zelfverstaan van ieder ander. Want, wie ben ik als pastor dat ik zou weten wie de ander is en wat hzij zou moeten doen? Ik ken amper de stroom van mijn eigen beweegredenen… C. De verschillende verhalen verhelderen wat de ander zo eigen en uniek maakt. Dit werkt het aanvaarden en respecteren in de hand. Ook hier geldt: alleen de pastor kan zijn/haar eigen verhaal interpreteren, zij het vaak in
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
18 / 26
gesprek met een ander . Die kan daarover vragen stellen zódat de pastor van binnenuit de samenhang kan ontdekken. Hzij is de enige verantwoordelijke voor het eigen zelfverstaan en voor zijn/haar doen en laten.
16. Verwerkingstijd. De trainee is verantwoordelijk voor zichzelf. Hzij bepaalt wat hzij investeert in het KPVleerproces. Natuurlijk wordt er aanspraak gemaakt op haar/zijn verantwoordelijkheid. De training is arbeidsintensief en duur. Het is een unieke kans om pastorale vaardigheden te ontwikkelen en te groeien als pastorale mens. Toetsing aan de criteria. A. Er is tijd nodig om bewust te leren, om leerdoelen te formuleren en gericht en actief het proces tot een eigen levensleerweg te maken. De vrije keuze om zich in het leerproces te investeren, kost tijd en verdiepend engagement. B. De verwerkingstijd is nodig om nadien ruimte te hebben voor zichzelf hier-en-nu en voor de anderen. C. In de verwerkingstijd groeien de attitudes. Tot hiertoe toonde ik aan hoe ieder trainingsonderdeel kan bijdragen tot spiritueelprofessioneel pastoraat. In de derde paragraaf wil ik nagaan hoe de verschillende KPVelementen op mekaar ingrijpen en hoe belangrijk dit is om de integratie van het leren aan ervaring bevorderen. §3. Het belang van de samenhang van de verschillende KPV-elementen voor het leren van de pastor. 1. Trainingsdoelen. Een KPV-training focust op drie doelen: A. de pastor leren om de reeds verworven pastorale vaardigheden te ontwikkelen. B. de pastor leren om zichzelf als instrument in het pastoraat te gebruiken7. C. de pastor leren ‘leren’. Het derde KPV-doel, een leerattitude ontwikkelen, kan voornamelijk door het ingrijpen van de onderlinge trainingselementen op mekaar bewerkstelligd worden. Voorwaarde daartoe is echter dat de trainee inzicht kan verwerven in de wijze waarop hzij leert en ontwikkelt. Het is dus belangrijk dat een trainee in de mogelijkheid komt om zicht te krijgen op het doel van ieder onderdeel en op het doel van de training als geheel. Dan kan zoiets als ‘vreugde van het begrijpen’ ontstaan, waardoor ‘graag leren’ groeit... Wanneer een pastor zin in eigen groei krijgt, kan hzij gerichter bijdragen tot heling en ontwikkeling van de ander. En daarover gaat pastoraat: de ander de vreugde gunnen zichzelf te verstaan en vanuit zijn/haar wezen te handelen. Zo wordt pastoraat een blijde boodschap. De genoemde trainingsdoelen kunnen we bekijken als op verschillende niveau’s in mekaar grijpende leercirkels: 7
W. Zijlstra beschrijft in ‘Klinisch pastorale vorming. Een voorlopige analyse van het leer- en groepsproces van zeven cursussen.’ Van Gorkum, Assen, 1969, 295p, p66’, “de dubbele focus van de KPV: op de pastorale taak en op de groei van de persoonlijkheid.” Het agogische aspect, ‘leren leren’ van pastoraat, in pastorale supervisie en in training, heeft ondertussen aan belang gewonnen.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
19 / 26
A. de cirkel van het leren van pastorale vaardigheden B. de cirkel van het zichzelf als instrument beschikbaar krijgen C. de cirkel van het leren leren. Ik zet dit in een schema: ------ de cirkel van het leren van pastorale vaardigheden ------------- de cirkel van het leren zichzelf als instrument beschikbaar te krijgen --------- de cirkel van het leren leren
De pastorale cirkels grijpen op mekaar in. En dit in ieder kwadrant. 1. In het eerste kwadrant: Een pastor leert kijken naar zijn/haar concrete vaardigheden en moeilijkheden (1). Hzij leert waarnemen hoe hzij zichzelf daarin voorhanden heeft en zichzelf in de weg zit (2). En door te durven leren kijken kan hzij leren hoe en wat hzij nu te ontwikkelen heeft (3). 1. In het tweede kwadrant: Een pastor leert zijn/haar referentiekaders uitbreiden om zuiverder te observeren, te onderscheiden en te kiezen (1). Hzij bekijkt in hoever oude referentiekaders het (on)mogelijk maken om zich vrij in het pastoraat te begeven (2). En hzij leert om de gehanteerde referentiekaders te bevragen op hun (on)waarheid en te onderscheiden wat hier en nu levengevend kan zijn voor het samenleven(3). 2. In het derde kwadrant: Een pastor probeert creatief, met hart voor het pastoraat eigen vaardigheden te ontwikkelen en in te zetten (1). Hzij durft zich creatief in pastorale relaties begeven en nieuwe interacties uitproberen door zichzelf als instrument te gebruiken (2). En hzij leert om wat hem/haar verhindert creatief te zijn te onderkennen en aan te pakken (3). 3. In het vierde kwadrant: Zo kan een pastor alle ontwikkelde vaardigheden vrijmaken voor het pastorale werk (1). In het besef verantwoordelijk te zijn voor eigen doen en laten kan hzij zichzelf vrij geven (of weerhouden) en anderen als vrije en verantwoordelijke mensen benaderen (2). In het pastoraat komt hzij telkens weer nieuwe uitdagingen tegen waarop hzij kan leren inspelen (3). Dit samenspel bevordert het welbevinden van de pastor in relatie tot het werk waaraan hzij zijn/haar leven wijdt. Dit is een theoretische visie. Door de trainingsdoelen te toetsen aan de weekprogramma’s ga ik na of mijn visie klopt. 2. De trainingsdoelen concreet getoetst aan het programma. Als tests kies ik het programma op drie momenten waarop de training op kruissnelheid draait. Achtereenvolgens overloop ik het programma van maandag in de derde week, de maandag en dinsdag van de vierde week en de vijf dagen van de vijfde week. De zesde week, naar het einde toe, laat ik hier buiten beschouwing.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
20 / 26
Bekeken wordt hoe de trainingsdoelen waargemaakt worden door ‘leren aan pastorale ervaring’. De programma’s worden aan de pastorale cirkel gemeten. Vervolgens wordt nagegaan of en hoe de verschillende kwadranten mekaar opvolgen inzake ‘ontwikkelen van pastorale vaardigheden’. Om de bespreking te vereenvoudigen duid ik de kwadranten aan. Concreet Ervaren in Zuivere
Pastoraat Doen: Ontvankelijkheid: ‘ánder-gericht geïntegreerd handelen’ waarnemen’
‘onbevangen verwonderd
4de kwadrant --------
------------- 1ste kwadrant
3de kwadrant ---------
------------- 2de kwadrant
Creatief, met hart voor de zaak, Experimenteren: Kiezen:
Reflectief Observeren om Zuiver te Onderscheiden & Zuiver te
‘perspectiefwissel met het Rijk Gods’ (samen)leven’
‘enkelvoudig zijn en kiezen voor
2.1. De pastorale cirkel van ‘het leren van pastorale vaardigheden’ getoetst aan één dag: de maandag van de derde trainingsweek. Het programma van de maandag in de derde week ziet er uit als volgt: Ma
08.45 09.00 09.30 11.00 11.15 12.45 14.00
Ochtendopening Vrije Groepsgesprek Feedback Vrij Groepsgesprek Pauze Verbatim-analyse (6e bespreking) Pauze Pastorale praktijk Procesnota-gesprekken met de supervisor 16.00 Gesprek met imam 17.00 Pauze 19.00 Bibliodrama
Hoe pastorale vaardigheden groeien door ‘leren aan pastorale ervaring’, conceptueel voorgesteld in de verschillende kwadranten van de pastorale cirkel:
De dag begint zoals steeds met een ochtendopening. Deze sluit eerder aan bij ‘geloofsexpressie’ dan bij ‘aan pastoraat doen’. Het is wel ‘aan geloofscommunicatie doen’ (4dekw). In het vrije groepsgesprek wordt het hier-en-nu gesprek ingeoefend (4de kw). Tegelijk is het een oefening in concreet ervaren en ontvankelijk staan t.a.v. de eigen gevoelens en van dat wat in de ander omgaat (1ste kw). De feedback op het vrije groepsgesprek is een oefening in het ontvangen van het effect van het eigen gedrag, een oefening in aanspreekbaar en verantwoordelijk worden voor de wijze waarop de pastor zich gedraagt (1ste kw). Deze feedback oefent het zuiver
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
21 / 26
observeren, zuiver onderscheiden (wat is van jou, wat is van mij) en kiezen om dit t.a.v. mekaar constructief te gebruiken (2de kw). De leereffecten van deze eerste werkuren worden meegenomen naar de volgende bespreking. Zo’n leereffecten zijn bvb ‘als ik niet duidelijk zeg wat ik hier en nu wil inbrengen, word ik onhelder en vaag en zorg ik voor een gevoel van onzekerheid bij de ander’, of bvb ‘mijn niet-uitgedrukte irritatie gaat in de inhoud van mijn boodschap zitten’, of … ‘dus dat moet ik proberen om anders te doen’. Gedurende het volgende werkmoment kan ander gedrag uitgeprobeerd worden (3de kw). De verbatimbespreking brengt het ‘aan pastoraat doen’ weer binnen (4de kw). Met de bespreking van het gespreksverslag maken we de pastorale cirkel rond (1ste, 2de, 3de kw). Op het einde van de bespreking zegt de trainee wat hzij geleerd heeft en waar hzij dus gedurende de pastorale praktijk van de namiddag wil op letten (4de kw). In het procesnotagesprek op maandagnamiddag is een vorm van directe communicatie tussen trainee en supervisor (4de en 1ste kw). Er wordt feedback gegeven op het actuele handelen van de trainee in de groep. Op grond daarvan kan hzij kiezen welke leerdoelen nu voor hem/haar aan de orde zijn (2de kw). Het info-uurtje is een brokje reflectie. ‘Zoeken naar zin’ biedt een kader aan om zin-en onzin-ervaringen van zichzelf en van patiënten te horen en te bevestigen (2dekw). ’s Avonds dient bibliodrama voor de integratie van het eigen geloof door de ‘bijbel te doen’ (4de, 1ste, 3de kw). Het dagboekschrijven bevordert de integratie(2de kw).
2.2. De pastorale cirkel van ‘het zichzelf als instrument voorhanden krijgen’, getoetst aan het programma van de maandag en dinsdag van de vierde week. Dit programma ziet er uit als volgt: Ma
08.45 09.00 09.30 11.00 11.15 12.45 14.00 15.30 16.00 17.30 19.00
Di
08.45 09.00 12.45 14.00 16.00 17.00 19.00 21.45
Ochtendopening Vrije Groepsgesprek Feedback Vrij Groepsgesprek Pauze Verbatim-analyse (9) Pauze Pastorale praktijk Procesnota-gesprekken Pauze Preek-analyse (5) Pauze Bibliodrama Ochtendopening Non-verbale communicatie (externe specialist) Pauze Pastorale Praktijk Procesnota-gesprekken Info-uurtje: Rouw en verlies Pauze Verwerkingstijd Radio-avondgebed (4)
Uit ieder onderdeel van het programma worden leereffecten meegenomen. Deze behelzen zowel de inhoud van het pastorale werk als communicatievaardigheden. Het uitproberen binnen de veiligheid van de groep biedt mogelijkheden tot experimenteren met aan het pastoraat aangepast gedrag.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
22 / 26
Ieder onderdeel bouwt verder op het geleerde. En de pastorale praktijk dwingt tot nieuwe toepassingen in de concrete realiteit. Geen vaag ‘denken over’, gewoon ‘anders doen’… De pastorale cirkel voor het ontwikkelen van pastorale vaardigheden gaat rond en rond en rond… Zo wordt pastoraat-aan-ervaring geleerd. In hoever draagt dit weekprogramma bij om zichzelf als instrument voorhanden te krijgen? Zoals aangekondigd ga ik dit na aan de hand van het maandag- en dinsdagprogramma. Maandag.
In de ochtendopening wordt de trainee uitgenodigd om zelf inhoud en vorm te geven aan een kwartiertje bezinning, gebed, stilstaan,… Welke vorm dit ook aanneemt, ieder moet een keuze maken en daar zelf zichtbaar in worden (2de kw). De anderen mogen verwonderd meegaan (1ste kw).
Het vrije groepsgesprek biedt de kans om attent te worden op de eigen gevoelens, om de kleur daarvan na te proeven (1ste kw) en te kiezen op welke wijze hzij uitdrukking wil geven aan wat hem/haar beweegt en bezielt (2de kw). Het vrije groepsgesprek legt ook de verborgen gebreken bloot en de feedback nodigt uit deze onder ogen te nemen (1ste en 2de kw). Het is een geschenk om zichzelf en de ander(en) in een groep zó te mogen verkennen (1ste kw). Ook de oefening (3de kw) in zelfexpressie, de dialoog en het navoelen van het onderscheid tussen beide (2de kw) is belangrijk om zichzelf als instrument, dus gericht voorhanden te krijgen. Wanneer het vrij groepsgesprek een ruimte wordt om het hier-en-nu gesprek te oefenen (3de en 4de kw), krijgt de trainee zichzelf veelkleurig ter beschikking. Dan wordt ‘God in het gebeuren’ beleefbaar (4de kw).
De verbatimbespreking maakt de ‘pastor aan het werk’ (4de kw) zichtbaar. ‘Op welke wijze kan en mag een pastor directief zijn? Waar staat hzij voor? Mag hzij ‘neen’ zeggen? … In de verbatimbespreking krijgt de trainee zichzelf als pastor onder ogen (1ste kw). Dan blijkt bvb dat deze man of vrouw die hier-en-nu in de groep goed is in bvb confronteren, dit ook in het pastoraat kan. Terwijl hzij het bvb moeilijk heeft om bij verdriet stil te staan. De kans is groot dat zo’n pastor in het pastoraat (té?) gemakkelijk confrontaties oproept. Terwijl hzij verdriet uit de weg zal gaan. Wanneer een pastor zijn/haar eigen verdriet niet (ver)kent, kan hzij bij de pastorant, het verdriet niet verkennen. Zo krijgt deze pastorant niet de hulp van de pastor om zichzelf te verstaan… Dus, trainee, kijk eens naar je drang om te confronteren en ga eens op zoek naar je eigen verdriet…(2de kw) Stilaan maar zeker krijgt de trainee zichzelf voorhanden en hzij kan dit uitproberen in de pastorale praktijk (3de en 4de kw).
Het procesnota-gesprek is dé kans bij uitstek om de pastorale cirkel rond te maken. Aan de hand van de procesnota wordt immers stilgestaan bij wat de trainee de voorbije week geleerd heeft, van zichzelf ontdekt heeft, en welke leeropgaven hzij zich stelt voor de komende week. De procesnota is de neerslag van een week ‘concreet ervaren’ en ‘de reflectie daarop’ (1ste en 2de kw). Daarin verbindt de trainee vaak het huidige gedrag met zijn/haar levensverhaal. Het procesnota-gesprek dient om het levensverhaal niet als ‘lot’ te laten voortbestaan. Hier worden routes gezocht om uit ‘zo ben ik nu eenmaal, zo doe ik nu eenmaal’ te geraken. ‘Waar komt het huidige gedrag vandaan? Is het nu nog nodig om dit verder te zetten, of is dit ‘de oude mens’? Hoe zou je het anders willen? Welke keuzen maak je voor de komende week? Hoe wil je dit uitproberen? Wat ga je nu doen?’ (3de en 4de kw). Hier krijgt de trainee de invloed op het eigen gedrag als eigen vrijheid en verantwoor-
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
23 / 26
delijkheid voorhanden.
De preek-analyse is voor de trainee een spannend gebeuren. Zeker wanneer gewerkt wordt met videomateriaal. Hzij ziet zichzelf bezig waar hzij normaal niet als hoorder bij aanwezig kan zijn: het eigen preken (1ste kw). Ook de anderen kunnen concreet ervaren hoe de predikant over komt (1ste kw). Iedereen kan aan den lijve ervaren of en hoe de predikant zelf iets beleeft aan de preek, of en hoe hzij daardoorheen kan doorstoten naar de actuele ‘betekenislaag’ van de bijbelteksten. En of en hoe hzij dit verbindt met het leven van de geloofsgemeenschap. Kortom, of hzij zichzelf voorhanden heeft in het preekgebeuren (1ste kw). In de feedbackronde schrijven alle trainees de gehoorde boodschap, wat ze aan de predikant beleefd hebben en wat aan gevoelens door hen heen is gegaan, op een flapover. De reflectie op de preek is begonnen (2de kw). In de nabespreking wordt duidelijk wat de predikant bewust en gericht in het preekgebeuren gebruikt, waar ruis op de communicatie zit en hoe hzij zichzelf in de weg zit (2de kw). Door de bespreking heen, kunnen nieuwe perspectieven ontstaan. De predikant kan aan de hand van de positieve en negatieve feedback, zijn/haar gedrag bijstellen (3de en 4de kw). Als het goed zit, durft hzij misschien doorleefd geloof op een dialogale wijze communiceren…
Bibliodrama helpt de trainee om, d.m.v. een bijbelse rol, het eigen (on)geloof te integreren. Dat hzij zichzelf hierdoor bewuster voorhanden krijgt, hoeft geen betoog. In de rol kan hzij zichzelf concreet ervaren als bezielde mens (1ste kw), hzij kan experimenteren met het uitdrukken daarvan in woord, gebaar en actie (3de kw) en zo zichtbaarder worden voor zichzelf en voor anderen.
Dinsdag. Uit de dinsdag pik ik de relevante elementen die niet op maandag voorkomen.
De non-verbale communicatie (om 9u) maakt de trainee bewust van de oorsprong van zijn/haar non-verbaal gedrag. Ons lichaam is een reservoir van beelden en gewaarwordingen. In contact met mekaar kan een oude betekenis opeens oplichten en het huidige zelfbeleven bepalen. Contact krijgen met de eigen non-verbale taal kan helpen om zichzelf in de communicatie voorhanden te krijgen. M.a.w. we kunnen ons eigen lichaam leren lezen (1ste kw). De externe specialist die hier voor ‘ingehuurd’ wordt, beheerst de kundigheid om het lichaam te lezen én om het bezielde lichaam aan te spreken op zijn/haar verlangen naar ommekeer (3de kw). Dit terwijl de trainee de volle vrijheid en verantwoordelijkheid zelf in handen houdt (2de kw). Zo verschijnt meer kracht en kleur in het bewegen (4de kw).
De info-uurtjes (om 16u) spelen in op een in de groep actueel-levend thema. Wanneer trainees in een ziekenhuis werken blijkt al gauw hoe ver zij hun eigen verlies en verdriet, hun eigen rouwen hebben verkend. En uiteindelijk hangt daarvan af of zij aan het ziekbed zichzelf als ‘mens-mee-onderweg’ kunnen aanbieden (4de kw). Het info-uurtje speelt dus in op het concrete ervaren van de trainees in de werksituatie (1ste kw). Er worden denkkaders aangereikt om het eigen beleven en het beleven van de patiënt aan op te hangen. Tegelijk worden vragen aangereikt aan de hand waarvan de trainee het eigen verdriet-, verlies- en rouw-verhaal kunnen schrijven (2de kw). Zo krijgt hzij zichzelf beschikbaar.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
24 / 26
2.3. De pastorale cirkel van ‘het leren leren’, getoetst aan de vijfde trainingsweek. Het programma van de vijfde week ziet er uit als volgt: Ma
08.45 09.00 09.30 10.45 11.00 12.30 13.30 14.00 16.00 16.30 17.30 19.00
Di
08.45 09.00 09.30 11.00 11.15 12.45 14.00 15.30 16.00 17.30 19.00 21.45
Ochtendopening Vrije Groepsgesprek Feedback Vrij Groepsgesprek Pauze Verbatim-analyse (12) Pauze Bezoek Intensive Zorgen Pastorale praktijk Procesnota-gesprekken Pauze Afwerken geloofsbiografie Pauze Delen geloofsbiografie Ochtendopening Vrije Groepsgesprek Feedback Vrij Groepsgesprek Pauze Verbatim-analyse (13) Pauze Pastorale Praktijk Procesnota-gesprekken Pauze Preek-analyse (7) Pauze Verwerkingstijd Radio-avondgebed (8)
Wo
08.45 09.00 12.45 14.00
Ochtendopening Het professionele gesprek (externe begeleider) Pauze Pastorale Praktijk Gesprek Werkbegeleider 16.15 Info-uurtje: Angst 17.15 Pauze - Vrije avond
Do
08.45 09.00 09.30 11.00 11.15 12.45 14.00 15.30 16.00 17.15 19.00
Vrij
08.45 Ochtendopening 09.00 Vrij Groepsgesprek 09.30 Feedback Vrij Groepsgesprek
M. Riemslagh
Ochtendopening Vrij Groepsgesprek Feedback Vrij Groepsgesprek Pauze Verbatim-analyse (14) Pauze Pastorale Praktijk Pauze Delen van de (in het WE geschreven) leeranamnese Pauze Non-verbale communicatie (externe begeleider)
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
25 / 26
11.00 11.15 12.45 14.00 14.55
Pauze Verbatim-analyse (15) Pauze Pastorale Praktijk Weeksluiting - weekeinde
Kan aan de hand van dit weekprogramma aangetoond worden dat deze vijfde trainingsweek bijdraagt aan het zelfstandig ‘leren leren’ van de pastor? Ik wil deze vraag ontbinden in vier vragen die overeenkomen met de vier leerkwadranten uit de Kolb-cirkel8: 1. Biedt dit programma ‘concreet ervaringsmateriaal’ voor alle 4 de leerstijlen? 2. Is er binnen het programma aandacht en tijd om op het leerproces te reflecteren? 3. Zijn er in de structuur van het programma mogelijkheden voorgegeven om andere leerwijzen uit te proberen? 4. Wordt aangestuurd op het aangaan van een leerengagement? Als antwoord op de vragen overloop ik kort het weekprogramma. 2.3.1. Biedt dit programma ‘concreet ervaringsmateriaal’ voor alle 4 de leerstijlen?
Concreet ervaren gebeurt door: ochtendopening, vrij groepsgesprek en feedback, pastorale praktijk, preek-analyse, radio-avondgebed, rollenspel in ‘het professionele gesprek’, en non-verbale communicatie. Reflectief observeren gebeurt door: het aanbieden van een literatuurlijst, feedback vrij groepsgesprek, verbatim-analyse, procesnotagesprekken, schrijven en delen van de geloofsbiografie, preek-analyse, de theoretische input van ‘het professionele gesprek’, het info-uurtje, het schrijven en delen van een leeranamnese, en het schrijven van verbatims, een dagboek, en een wekelijkse procesnota. Creatief experimenteren gebeurt in: de ochtendopening, het vrij groepsgesprek, het radio-avondgebed, het rollenspel in ‘het professionele gesprek’, en de non-verbale communicatie. Pastoraat doen gebeurt gedurende de pastorale praktijk.
2.3.2. Is er binnen dit weekprogramma aandacht en tijd om op het leerproces te reflecteren?
Het bijhouden van het dagboek evenals het schrijven van de wekelijkse procesnota zijn aangewezen middelen om de reflectie op het leren te bevorderen. De aandacht voor leren, die bij de aanmelding en het screeningsgesprek in gang gezet werd, loopt als rode draad in de vorm van ‘leerdoelen’ of ‘leervragen’ door de verschillende trainingsonderdelen. In het procesnota-gesprek reflecteren trainee en supervisor samen op het leerproces. Gedurende deze voorlaatste week wordt een ‘leeranamnese’ geschreven. De trainee schrijft uit wat en hoe hzij tot nog toe geleerd heeft. Het delen van de leeranamnese in de groep wordt op de leercirkel van Kolb gelegd.
2.3.3. Zijn er in de structuur van het programma mogelijkheden voorgegeven om andere leerwijzen uit te proberen? Aangezien alle trainees deelnemen aan alle onderdelen, kunnen zij aan elkaar vaststellen wat de eigen voorkeur leerstijl is en hoe zij ook op een andere wijze kunnen leren-aanervaring.
8
In ‘Pastoraat en pastorale supervisie: uit dialoog geboren’ werd het model van ‘leren aan ervaring’ summier uiteengezet (p43p45). Ko van de Lagemaat behandelde de leercirkel van Kolb in ‘De pastor als leerling’. Leiden, 1996.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001
26 / 26
2.3.4. Wordt aangestuurd op het aangaan van een leerengagement? Gedurende de training heeft de pastor-in-training iedere namiddag ‘pastorale praktijk’ in het ziekenhuis. Deze praktijk is uitproberen van het geleerde en ook echt ‘pastoraat doen’. Ook als is het binnen trainingsverband, een pastor draagt de volle verantwoordelijkheid voor het geleverde pastoraat. Mensen -patiënten- zijn te kostbaar om ‘te gebruiken om aan te leren’. Tegelijk gebeurt het wel… Er is immers geen ander moment om het te leren, dan om het ‘te doen’. Een KPV-training is een actieve en intensieve leerperiode. Nadien gaat de trainee weer ‘gewoon’ aan het werk. Na 2 maanden is er, aan de hand van een eindevaluatie-verslag, een eindevaluatie-gesprek tussen de trainee en de supervisor. Na ongeveer 8 maanden is er een terugkomdag waar, door de pastor (ex-trainee) de beklijvende leereffecten op langere termijn worden vastgesteld. Op dat moment is er ook aandacht voor de verdere leerweg van de pastor. In deze paragraaf werden de trainingsdoelen van de KPV: het ontwikkelen van pastorale vaardigheden, zichzelf als pastoraal instrument voorhanden krijgen, en bijdragen aan het ontwikkelen van een blijvende leerattitude bij de pastor, getoetst aan elementen uit de weekprogramma’s van de zesweken-training te Amsterdam. Ik hoop aan deze elementen zichtbaar gemaakt te hebben hoe een KPV-training geïntegreerd leren aan ervaring mogelijk maakt, doordat de ‘pastorale cirkel’ telkens rond maakt wordt. Enkele Perspectieven. Het lijkt mij belangrijk om de methodiek van pastorale trainingen ook praktisch theologisch te onderbouwen. Spontaan denk ik aan het boek van T. van Knippenberg ‘Tussen naam en identiteit’ als theologisch kader. Het is dan ook een genoegen te horen dat een volledige week uit het programma ‘Gespecialisserde Pastorale Navorming’ aan de KUL inhoudelijk door hem zal vormgegeven worden. Dit stuk is geschreven vóór de ‘Eupean Conference for Pastoral Care and Counseling’, de ECPCC. De Belgische Delegatie bestond uit Kristiaan Depoortere, Karlijn Demasure, Wim Smeets (verblijvend te Nijmegen) en ikzelf. Gedurende het congres is door de aanwezige Vlamingen uitgebreid overlegd over een mogelijke vormgeving van een universitaire en een niet-universitaire poot van de juist opgerichte ‘Gespecialiseerde Pastorale Navorming’. Binnen deze niet-universitaire vorming zou ruimte kunnen zijn voor Pastorale Integratie Trainingen (PIT). Het betreft hier uitdrukkelijk ‘voorstellen tot …’ Mijn hoop is alleszins gevestigd op een constructief samenwerkingsverband tussen de bestaande en nu verspreide initiatieven. Uiteindelijk willen we allemaal dezelfde zaak dienen: de kwaliteitsverbetering van het pastoraat en de vreugde in menswording -als navolging- van de pastores.
M. Riemslagh
De methodiek van pastorale trainingen uitgediept.
15 augustus 2001