DE MEERTALIGE UNIVERSITEIT SINDS DE INVOERING VAN ACTIEPUNTEN EN CONSEQUENTIES VOOR HET TALENONDERWIJS
BAMA:
Inleiding Het strategisch programma van de Universiteit Maastricht kent veel belang toe aan het internationale profiel van de universiteit. Het programma formuleert daartoe een aantal concrete doelen, zoals specifieke internationale oriëntatie van studieprogramma’s, toenemende werving van internationale studenten, handhaving van een hoog percentage van internationale studentenmobiliteit en vergroting van het aandeel internationale staf. Ook wordt gestreefd naar het vergroten van het aantal onderwijsprogramma’s in het Engels. Het strategisch programma noemt als streefcijfers dat minstens 50% van de masterprogramma’s en PhD-programma’s in 2005 in het Engels zal worden gegeven; er worden geen streefcijfers genoemd voor undergraduate programma’s en evenmin voor het aandeel Nederlandstalige programma’s. Sinds de vaststelling van het Strategisch Programma in februari 2002, is het onderwijsprogramma van de UM aanzienlijk veranderd als gevolg van de geleidelijke invoering, per september 2002, van de BAMA-structuur. In de meeste faculteiten leidt dit tot een andere invulling van de studieprogramma’s, met name als gevolg van het feit dat er in plaats van vier nu slechts drie jaar staan voor undergraduate-programma’s, met aansluitend daarop een of twee jaar voor masterprogramma’s. Deze notitie is opgesteld op verzoek van het College van Bestuur van de UM, om aan te geven welke consequenties de invoering van de BAMA-structuur voor meertalig onderwijs en talenonderwijs heeft, tegen de achtergrond van de doelstellingen uit het strategisch programma. De notitie concentreert zich op onderwijs en onderwijsvoorzieningen voor studenten, maar zijdelings zullen ook onderwijs voor docenten en administratieve staf, alsmede dienstverlening en voorzieningen binnen een meertalige instelling ter sprake komen. De notitie kan worden beschouwd als een uitwerking van het beleidsplan van het Talencentrum van de universiteit, met dien verstande dat deze notitie kijkt naar de universiteitsbrede situatie en zich niet beperk tot de activiteiten van het talencentrum zelf.
De meertalige universiteit: stand van zaken In 1996 heeft de Universiteit Maastricht er officieel voor gekozen om een tweetalige universiteit te worden. Op dat moment was er binnen de instelling al enkele jaren ervaring met meertaligheid. Binnen de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde bijvoorbeeld werden al langer verschillende studies in het Engels aangeboden, met een propedeuse in zowel het Engels als het Nederlands. Ook sommige masterprogramma’s werden er geheel of uitsluitend in het Engels aangeboden. In andere faculteiten was er sprake van een minder vergaande doorvoering van het tweetaligheidsprincipe, maar wel werden in undergraduate-programma’s sommige blokken in het Engels aangeboden en was ook daar al een langere traditie van Engelstalige masters. Sinds 1996 heeft de UM verschillende nieuwe initiatieven genomen die het Engelse profiel van de universiteit verder versterken: zo is er een Engelstalig University College bijgekomen en een nieuw Engelstalig programma European Studies. Ook wordt een breed scala voorzien van nieuwe Engelstalige masters, vanaf 2005. Tevens is geïnvesteerd in de uitbouw van het Talencentrum. Onze universiteit wordt zo steeds meer een tweetalige instelling, met
1
inachtneming van het principe dat elke faculteit zelf beoordeelt op welke wijze en in welke mate onderwijsprogramma’s in het Engels en in het Nederlands worden ingericht. Er is binnen de instelling derhalve een tamelijk uiteenlopende invulling van het beginsel van tweetaligheid: in sommige faculteiten gaat het om enkele Engelse onderwijsblokken in een grotendeels Nederlands curriculum, in andere faculteiten gaat het om een geheel Engels curriculum met nog nauwelijks Nederlandse elementen. De meeste studenten hebben een onderwijsprogramma dat níet meetalig is, maar waarin één van de voertalen van de universiteit verre bepalend is. Er zijn binnen de UM in feite twee onderwijscircuits die naast elkaar bestaan en elkaar gedeeltelijk overlappen, een Engelstalig en een Nederlandstalig. Er bestaan ook zeer uiteenlopende visies over wat het beleid inzake meertalig onderwijs zou kunnen zijn en wat het besluit van meertaligheid uit 1996 eigenlijk precies inhoudt. Gezien het feit dat internationalisering een van de bepalende aspecten van de UM is en Engelstalig contentonderwijs daarvan een heel zichtbare factor is, die in het kader van BAMA nog aan betekenis wint, is het van belang dat de universiteit komt tot een systematische reflectie op de aard en de resultaten van Engelstalig onderwijs, om het beleid op dit gebied nader te kunnen formuleren. Aanbevelingen: 1. De UM richt een werkgroep in die de uitwerking van meertalig onderwijs in de praktijk evalueert en een beleidsnotitie voorbereidt over het concept van meertaligheid binnen de instelling. Daarbij wordt ook systematisch aandacht besteed aan communicatie, voorzieningen, regelgeving, internationale werving en HRM-beleid. 2. De faculteiten maken de evaluatie van meertalig onderwijs nadrukkelijker tot onderwerp van studie en onderzoek binnen hun O & O-afdelingen. 3. De UM wisselt gegevens uit m.b.t. good en bad practice, voorzieningen en regelgeving binnen de universiteit zelf en met andere universiteiten die veel ervaring hebben op het gebied van meertalig onderwijs in het algemeen en Engelstalige content-learning in het bijzonder. 4. Gezien het feit dat de huidige wet voor het hoger onderwijs Engelstalig onderwijs slechts in een beperkt aantal situaties toestaat (in het geval van talenonderwijs, van buitenlandse docenten of gemengde studentengroepen bij uitwisselingsprogramma’s), moet worden geconstateerd dat de UM-praktijk, die veel verder gaat, slechts een smalle wettelijke basis heeft. De UM dringt via de VSNU aan op verruiming van het wettelijk kader.
Waarom talenonderwijs binnen de universiteit? Meertalig content-onderwijs kan alleen op niveau worden vormgegeven, als het wordt ondersteund door een breed aanbod van talenonderwijs, dat aanvullend is op de facultaire onderwijsprogramma’s en gedeeltelijk erin is geïntegreerd. De Universiteit Maastricht heeft, zoals bekend, geen opleiding in talen en geen letterenfaculteit. Het gaat in deze notitie ook niet om studenten die een talenstudie doen, maar om studenten die, náást en ín andere hoofdvakken, ook werken aan hun talen. Om verschillende redenen is voor deze laatste studenten talenonderwijs van belang: 1) het is evident dat het voor geen enkele wetenschappelijke discipline nog toereikend is om deze met kennis van slechts de eigen moedertaal te beoefenen, zelfs als dit Engels of Frans is; 2) academische opleidingen krijgen zelf steeds meer een internationaal karakter en veronderstellen steeds vaker een fase van mobiliteit in de loop van de studie, een fase die zorgvuldig moet worden voorbereid; 3) academische opleidingen maken toenemend gebruik van het Engels voor delen van het curriculum; 4) een universitaire graad impliceert dus ook een zekere mate van ‘internationale competentie’: het gaat om het toerusten van studenten met onder meer de juiste interculturele en taalvaardigheden zodat zij na hun studie kunnen functioneren in
2
een internationale en multiculturele context en kunnen deelnemen aan een internationale arbeidsmarkt. Om deze redenen is het een noodzaak om het talenonderwijs aan universiteiten een plaats te (blijven) geven. Daarbij komt dat de taalvoorbereiding gedurende het middelbaar onderwijs de meeste jongeren, zelfs in traditioneel taalonderwijsrijke landen als Nederland en België, onvoldoende uitrust met taalvaardigheden om hieraan tijdens de universitaire studie niets meer te hoeven doen: integendeel, het talenonderwijs aan middelbare scholen lijkt terug te lopen. Het is ook pas in het hoger onderwijs dat studenten zich bewust worden van hun persoonlijke behoefte om te werken aan een meertalige competentie, tegen de achtergrond van een specifiekere vakkennis en een zich voor hen duidelijker aftekenende arbeidsmarkt. De noden en behoeften van studenten zullen heel verschillend zijn, onder meer als gevolg van studiekeuze, vooropleiding, moedertaal en persoonlijk profiel: de Universiteit zal derhalve een aanbod moeten ontwikkelen waarin het mogelijk is per student en per studierichting te differentiëren. We kunnen daarbij drie verschillende werkvelden onderscheiden, namelijk van het Engels, van het Nederlands en van de andere moderne vreemde talen.
Onderwijs in het Engels Welke eisen moeten we stellen aan het Engels van studenten? Het is niet zo eenvoudig om deze vraag te beantwoorden. Van inkomende studenten verwachten we in elk geval dat hun algemene taalvaardigheid voldoende is om een academische studie te beginnen: als de studie gedeeltelijk of geheel in het Engels plaatsvindt zal het echter om een hoger ingangsniveau gaan (C1) dan als de studie grotendeels in het Nederlands plaatsvindt. Van afgestudeerde masters-studenten verwachten we dat zij het Engels als werktaal beheersen. Dit betekent dat zij in staat zijn om wetenschappelijke teksten uit het eigen domein te lezen en te interpreteren, aan een academische bijeenkomst of debat kunnen deelnemen, dat ze zich zélf academisch kunnen uitdrukken in woord en geschrifte, dat ze kennis hebben van de specifieke terminologie en conventies van hun eigen vakgebied en tenslotte dat ze vertrouwd zijn met een aantal Engelstalige culturele en omgangsconventies. De vraag is of we ook specifieke eisen moeten stellen aan het taalvaardigheidsniveau van een student met een bachelorsdiploma: eigenlijk moeten deze studenten in staat zijn om hun studie in het Engels te kunnen vervolgen, en dus reeds beschikken over bijna alle taalvaarigheden die ook van de mastersstudent worden verwacht. Het is duidelijk dat de (gedeeltelijke) invoering van English-medium onderwijs, zoals in Maastricht heeft plaatsgevonden en ook elders in Europa een trend is, een kansrijk middel is om studenten in staat te stellen zich het Engels als wetenschapstaal op tal van manieren eigen te maken. Het is een indirect middel om de hierboven reeds geformuleerde doelstelling te realiseren, namelijk dat studenten na hun studie kunnen functioneren in een internationale en multiculturele context. Dit zal des te effectiever zijn, naarmate er aan het English Medium-onderwijs ook studenten met verschillende achtergronden deelnemen (heterogene groepen) en er sprake is van kleinschalig, interactief, student-betrokken onderwijs, zoals aan de UM het geval is doordat zij de PGO-uitgangspunten hanteert. De (gedeeltelijke) invoering van English-medium courses brengt in de praktijk drie onderscheiden soorten Engels onderwijs met zich mee: het onderwijs waarin het Engels de voertaal is voor de overdracht van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden (gewoonlijk aangeduid als CLE - Content-Learning through English), het onderwijs waarin de overdracht van vakinhoudelijke kennis en van talenkennis samengaan (CLIL - Content and Language Integrated Learning) en een algemeen, ondersteunend soort taalvaardigheidsonderwijs (LI – Language Instruction).
3
Wat betekent dit concreet voor het talenonderwijs zelf? Een aantal taalvaardigheden komt in het studieprogramma zelf voldoende aan bod, zij het misschien indirect of impliciet, zoals het trainen van de lees- en luistervaardigheid en het leren van de specifieke vaktaal. Dit onderwijs kan derhalve worden overgelaten aan de vakdocenten zelf. In de praktijk blijkt echter het trainen van schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid een zo specifieke expertise te vereisen en zo tijdsintensief te zijn, dat hier een aanvullende taak ligt voor speciale taaldocenten, verbonden aan het universitair talencentrum. In feite is het noodzakelijk dat elke student door middel van specifieke trainingen in writing skills en presentation skills zo wordt voorbereid dat hij zich gemakkelijk en genuanceerd, op een academische wijze leert uit te drukken (niveau C1, C2). Een taak die eveneens op het terrein van de talencentra ligt, en niet op dat van de vakdocenten, is de eventuele voorbereiding van studenten die niet beschikken over het vereiste ingangsniveau van algemene taalvaardigheid, bijvoorbeeld door hiervoor intensieve zomercursussen of een voorbereidend jaar te organiseren (niveau B2). Met name voor deze laatste doelgroep, is ook het aanbieden van zelfstudiefaciliteiten en – gedurende de studie – van enige vorm van remedial teaching van belang. In alle gevallen geldt, dat studenten weinig twijfels hebben bij het nut van Engelse trainingen, ofschoon wel geldt dat een aantal studenten het eigen niveau overschat. Een speciale voorziening in de vorm van een talencentrum wordt over het algemeen positief gewaardeerd en heeft een wervende kracht voor de instelling. In Maastricht is er op dit moment sprake van Engelse taaltrainingen voor enkele duizenden studenten per jaar, maar sinds de invoering van BAMA neemt de omvang en het aantal van in de studieprogramma’s geïntregreerd talenonderwijs aanzienlijk af, met name als gevolg van gebrek aan ruimte en tijd in het programma. Er zijn relatief niet zoveel studenten die gebruik maken van de cursussen Engels in het open aanbod: aan de cursussen voor studievaardigheden en remedial teaching voor eerstejaars nemen relatief veel buitenlandse studenten deel. Bestaand aanbod Engels taalvaardigheidsonderwijs: programma’s
soort taaltraining
contacturen Nivea per cursus u
aantal studenten/jaar
financiering
Oude stijl programma’s, 1e, 2e, 3e jaar Bachelors in het Engels (meestal in 1e jaar)
Speaking skills & writing skills & marking papers cursussen presentation skills & writings skills / coaching schrijven verplichte cursussen speaking & writing skills optionele cursussen speaking & writing skills Presentations & writings skills
20-40
B2-C1
2500
faculteiten
20-50
C1
1000
faculteiten
16-30
B2-C1
250
Faculteiten
16-30
B2-C1
100
Faculteiten
20-24
C1
32
Faculteiten
Courses in presentations & scientific writing alg. taalvaardigheid
16
C1
50
Faculteiten
24-80
B2
50
Studenten
speaking skills, remedial teaching, writing skills
16-32
B1-B2
100
studenten + subsidie
Bachelors in het Nederlands Bachelors in het Nederlands Masters met Engels programma (vaak nog niet ingevuld) PhD-students / AIO’s FdG en FdGW summercourses exchange students en reguliere studenten
4
Aanbevelingen: 1) Na de invoering van BAMA is het aantal skillstrainingen in de Bachelor-programma’s sterk gereduceerd. Beleid zou moeten zijn dat elke student die een Engelstalig programma volgt, in het 1e jaar een degelijke ondersteuning Engelse schrijfvaardigheid krijgt (twee blokken, 16-28 contacturen) en dat Engelse schrijfvaardigheid in de loop van de studie een aandachtspunt blijft (feedback op papers, hetzij van inhoudsdocenten, hetzij van taaldocenten). Elke student in een Nederlandstalig Bachelorsprogramma zou tenminste in het 3e jaar een dergelijke training moeten krijgen, om zich zo voor te kunnen bereiden op een eventuele masters in het Engels (twee blokken, 16-28 contacturen). 2) Alle Mastersstudenten en PhD-studenten zouden structureel een cursus scientific writing moeten krijgen en bij het schrijven van hun scripties moeten kunnen beschikken over individuele feedback. 3) Alle studenten die met een Engelstalige studie beginnen en niet een Nederlandse vooropleiding hebben, doen een verplicht universitair ingangsexamen voor het Engels. Het deelnemen aan een dergelijk toelatingsexamen moet gratis zijn. 4) Het Talencentrum start met optionele, intensieve zomercursussen Engels voor studenten die aan een Engelstalig programma willen meedoen. Voor undergraduate studenten gaat het om algemeen taalvaardigheidsonderwijs dat met een officieel extern examen (IELTS of vergelijkbaar) wordt afgesloten. Voor aankomende mastersstudenten die onvoldoende taalvaardigheid hebben, is deze cursus verplicht: het afsluitende taalexamen is deel van de toelatingscriteria van de Mastersopleiding De voorbereidende zomercursussen worden bekostigd uit eigen bijdragen van de studenten. 5) Voor exchange-studenten en reguliere studenten die moeite hebben met Engelstalig onderwijs, handhaaft het Talencentrum het aanbod van remedial teaching en cursussen algemene taalvaardigheid. Deze cursussen worden centraal gefinancieerd: studenten betalen een symbolisch bedrag. 6) Het Talencentrum investeert in leermiddelen voor zelfstudie en zelfdiagnose-testen in de leeromgeving, om anderstalige studenten in staat te stellen aan hun Engels te (blijven) werken. 7) Het Talencentrum handhaaft het aanbod voor administratieve en wetenschappelijke staf. Elke obp-medewerker van de UM heeft in 2008 een B2-niveau (professional English) en elke wp-medewerker heeft in 2008 een C1-niveau (academic English) en is in staat in het Engels college te geven en over Engelse papers een gefundeerd oordeel te geven.
Onderwijs in het Nederlands Met de aandacht voor het Engels als taal van de wetenschap, moet binnen de universiteit het werken aan de omgevingstaal van de universiteit (voor een grote groep studenten de moedertaal) niet uit het oog worden verloren. Meestal zal het wenselijk zijn dat studenten niet alleen het Engels als wetenschapstaal beheersen, maar zich ook academisch kunnen uitdrukken in de omgevingstaal, alleen al omdat zij vaak in die taal hun beroep zullen gaan uitoefenen. Een arts moet bijvoorbeeld in staat zijn tot effectieve (en subtiele) communicatie met patiënten, een jurist moet beschikken over een grote taalvaardigheid als hij zich in de vakpraktijk zal willen bewegen, etc.. En vrijwel elke academicus zal niet alleen in het Engels, maar ook in de moedertaal/omgevingstaal over een wijd scala aan schrijfvaardigheden moeten beschikken. De training van domeinspecifieke academische taalvaardigheid, zoals discussiëren en betogen, zowel mondeling als schriftelijk, het aanleren van wetenschappelijke terminologie en conventies, wordt over het algemeen overgelaten aan de vakdocenten In universiteiten waar sprake is van (gedeeltelijke) English Medium Learning wordt er echter misschien te gemakkelijk uitgegaan dat er een ‘transfer’ plaatsvindt van specifieke Engelse taalvaardigheden naar de moedertaal, terwijl
5
begrippen en wetenschappelijke conventies aanmerkelijk kunnen verschillen. Het is aan elke vakgroep zelf om te beoordelen in hoeverre er nog studietijd nodig is voor het specifiek oefenen van het Nederlands – in het strakke kader van de BAMA-structuur zal dat in veel gevallen maar weinig zijn. Anderstalige studenten zullen extra moeten worden getraind door universitaire talencentra. Er zijn verschillende soorten trainingen nodig: 1) de taalvoorbereiding van anderstalige studenten die een deel of een groot deel van hun studie in de omgevingstaal zullen doen (bv. Duitse psychologiestudenten in Maastricht die een Nederlands programma volgen en zich eerst voorbereiden op het toelatingsexamen Nederlands, niveau C1); 2) in de volgende fase, tijdens de studie zelf, training van taalvaardigheden op hogere niveaus, zoals schrijven voor ‘vergevorderden’ (niveaus C1, C2), alsmede uitbreiding van domeinspecifieke taalvaardigheden (bijvoorbeeld Nederlandse communicatie voor anderstalige artsen); 3) introductie-cursussen voor anderstalige studenten die kiezen voor een geheel Engels studie-profiel, maar kennis van de omgevingstaal nodig hebben om te kunnen integreren in universiteit en stad (cursussen op beginnersniveau, A1 en A2, en soms op middenniveau B1). In Maastricht, waar English Medium Learning in sommige faculteiten ver is doorgevoerd maar ernaast ook grote delen van studieprogramma’s in het Nederlands bestaan, gaat het om jaarlijks wel 600 studenten die bij het Talencentrum een van de cursussen Nederlands volgen. Ofschoon de universiteit zich internationaal meer en meer profileert als een Europese en Engelstalige onderwijsinstelling, blijkt het voor een aantal doelgroepen helemaal geen bezwaar, integendeel zelfs aantrekkelijk, om ook te investeren in kennis van het Nederlands, zoals bijvoorbeeld voor studenten uit de buurlanden Duitsland en België, uit Scandinavië, Oost-Europa, Zuid-Afrika en Indonesië. Ook zij werken op deze wijze aan hun ‘internationale competentie’. Feit is wel dat de aantrekkelijkheid en het belang van Nederlands door Nederlandstaligen zelf wordt onderschat. Bestaand aanbod Nederlands taalvaardigheidsonderwijs: programma’s
soort taaltraining
Financiering contacturen niveau aantal per cursus studenten/jaar
basiscursus voor aankomende studenten zomercursussen aankomende Duits-talige studenten NL-inleiding voor reguliere studenten
algemene taalvaardigheid algemene taalvaardigheid
280
A1-C1
100
studenten
120
A1-C1
60*
Studenten
algemene taalvaardigheid
2 modules van 36 uur
48*
inleiding NL taal & cultuur voor exchange studenten inleidende cursussen exchangestudenten spreken & schrijven voor vergevorderden (studenten + AIO’s) FdG- communicatie voor anderstalige artsen intensieve zomercursussen Zomercursus NL (ism LUC-Diepenbeek)
algemene taalvaardigheid
2 modules van 36 uur
algemene taalvaardigheid
16-24 uur
A1 A2 B1 A1 A2 B1 A1
centraal internationaliserings budget centraal internationaliserings budget CES
2 modules van 16 uur
B2-C1
50
studenten met subsidie
80
C1
10
Faculteit
50
A2 of B1 A2-C1
25
studenten met subsidie externe financiering
beroepscommunicatie algemene taalvaardigheid taal en cultuur
60
150*
50
100
* Voor deze cursussen waren er in 2003 wachtlijsten.
6
Aanbevelingen: 1) Gezien de steeds grotere instroom van buitenlandse studenten in Nederlandstalige studieprogramma’s, dient er ook ook een grotere capaciteit te komen voor de zomercursussen die voorbereiden op het Interuniversitair Toelatingsexamen Nederlands. 2) Op dit moment is er een tamelijk groot capaciteitsprobleem bij inleidende cursussen Nederlands voor anderstalige studenten die een Engelstalig programma volgen. Streven van de universiteit zou moeten zijn om alle undergraduate en mastersstudenten die een inleidende cursus Nederlands zouden willen volgen, in principe toe te laten. Wellicht kan dit worden gefinancierd door ook faculteiten mee te laten betalen. 3) Op dit moment is er eveneens een capaciteitsprobleem bij inleidende cursussen Nederlands voor anderstalige studenten die een Engelstaligprogramma volgen. Streven van de universiteit zou moeten zijn om exchange studenten die een inleidende cursus Nederlands zouden willen volgen, in principe toe te laten. Deze studenten krijgen hiervoor studiepunten toegekend. Wellicht kan dit worden gefinancierd via studiepuntenfinanciering – en aanvullende financiering vanuit centraal niveau. 4) Op dit moment betalen aankomende studenten zelf voor de voorbereidende cursussen Nederlands. In het kader van de internationale werving dient te worden overwogen om succesvolle studenten een gedeelte van de cursusprijs terug te betalen. 5) Het Talencentrum investeert in leermiddelen voor zelfstudie en zelfdiagnose-testen in de leeromgeving, om anderstalige studenten en medewerkers in staat te stellen aan hun Nederlands te (blijven) werken. 6) Het Talencentrum handhaaft het aanbod voor administratieve en wetenschappelijke staf. 75% van de anderstalige wp-medewerkers van de UM hebben in 2008 minimaal een A2niveau (overlevingsniveau), 50 % van de anderstalige obp-medewerkers een B2 niveau (professionele taalvaardigheid).
Onderwijs in de moderne vreemde talen Er zijn heel verschillende redenen waarom studenten nog aan een ándere vreemde taal willen werken. Allereerst zijn er de faculteiten waarvoor vergaande beheersing van een derde taal een verplicht of noodzakelijk onderdeel van de studie is: zo volgen in Maastricht álle studenten van ‘European Studies’, ‘European Public Administration’ en veel studenten ‘International Business’ en ‘International Management’, gedurende een of twee blokken, onderwijs in een derde taal, in veel gevallen Frans als Europese bestuurstaal, maar ook wel een van de andere grote Europese talen. Zo kunnen zij zich verder in hun vak bekwamen en op de internationale arbeidsmarkt voorbereiden. In veel gevallen gaat het om cursussen op middenniveau (B1). Ook de studenten Cultuurwetenschappen en van University College krijgen binnen hun studie structureel ruimte om een of twee modules van een vreemde taal te volgen.Vervolgens zijn er de studenten die zelfstandig besluiten om een vreemde taal erbij te willen leren: zij doen dit vaak in hun eigen tijd en op eigen kosten, maar krijgen van het talencentrum wel een certificering en ook (extracurriculaire) studiepunten toegekend, die zij, als de Faculteit hiermee akkoord gaat, op hun bul kunnen laten bijschrijven. Redenen kunnen uiteenlopen van persoonlijke interesse tot een heel specifieke academische behoefte aan verdieping en uitbreiding van het vakgebied (bv. een student psychologie geïnteresseerd in een Franse wetenschapstraditie, een student gezondheidswetenschappen die zich oriënteert op Brazilië, een student comparatief recht met specifieke interesse voor China, etc.). Deze studenten zijn over het algemeen geïnteresseerd om de taal tot op een hoog niveau te beheersen (bv. B2, C1). Een derde situatie is de student die zich voorbereidt op een uitwisselingsperiode aan een buitenlandse universiteit en om die reden de taal moet leren: de student begint vaak met een of twee beginnerscursussen (A1, A2), in enkele
7
gevallen heeft hij al voldoende schoolachtergrond om een cursus op middenniveau B1 of B2 te volgen. In al deze gevallen geldt dat de studie van een derde (of vierde) taal een wezenlijke bijdrage vormt voor het persoonlijke en professionele profiel van de student: het is dan ook een feit dat bijna alle studenten zeer gemotiveerd zijn om hieraan te werken en vaak meer zouden willen doen dan door de universiteit wordt aangeboden. Omdat specifieke expertise binnen faculteiten meestal ontbreekt, of schaars is, vindt deze taaltraining vrijwel altijd plaats binnen het Talencentrum. Training van de derde/ vierde taal stuit evenwel op een aantal extra problemen: 1) er is sprake van heel verschillende uitgangsniveaus van studenten, wat leidt tot een versnipperd, logistiek complex en kostbaar programma; 2) er is sprake van verschillende roosters, tijdsplanningen en snelheden bij het leren van de taal, omdat de ene student maar één blok tot zijn beschikking heeft en de andere kiest voor een geleidelijke taalverwerving in de loop van één of twee jaar; studenten beginnen vaak te laat met een taal waarin ze toch een bepaald niveau willen bereiken; 3) er is sprake van toepassingen van deze talen in heel verschillende vakdomeinen, wat hoge eisen stelt aan de taaldocent. In veel gevallen zal een standaardaanbod van contactonderwijs moeten worden aangevuld met uitgebreide zelfstudiefaciliteiten. In Maastricht biedt het Talencentrum ongeveer 1500 studenten per jaar een korte cursus aan van ca. 35-50 contacturen in een van de in totaal dertien aangeboden moderne vreemde talen. Maar zoals al eerder opgemerkt, geldt hier dat het aanbod sterk achter blijft bij een veel grotere vraag.
Bestaand aanbod taalvaardigheidsonderwijs Moderne Vreemde Talen: programma’s
soort taaltraining
financiering contacturen niveau aantal studenten/jaar per cursus
optionele cursussen in oude stijl programma’s
algemene en vakgerelateerde taalvaardigheid algemene taalvaardigheid
50-100
B1-B2
200
28
250
algemene en vakgerelateerde taalvaardigheid algemene taalvaardigheid
20-30
A1 A2 B1 B1-B2
faculteiten, soms eigen bijdrage van studenten faculteiten
30
faculteiten
A-B2
1000*
helft studenten, helft subsidie
in Bachelor geïnte-greerde taalblokken in Masters geïntegreerd taalblok inleidende cursussen in open aanbod (inclusief enkele zomercursussen)
modules van 35 uur
* In 2003 waren er wachtlijsten voor cursussen Spaans, Frans en Italiaans.
Aanbevelingen: 1) Na de invoering van BAMA dreigt het aantal domeingerelateerde taaltrainingen in de Bachelor-programma’s sterk terug te lopen, als gevolg van ruimte – en tijdgebrek (bv. juridisch Frans, business Duits en Spaans). Als het aanbod in facultaire programa’s niet kan worden gehandhaafd, moet onderzocht worden of domeinspecifiek talenonderwijs misschien door hetTalencentrum moet worden overgenomen. 2) Alle studenten die een internationaal georiënteerd studieprogramma volgen, zoals European Studies, EPA, International Business, International Management, European Law School, Health Sciences, etc., moeten zich als structureel onderdeel van hun studie
8
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
bekwamen in een derde Europese taal. Dit geldt zowel voor undergraduate als voor masterstudenten. Studenten zouden voor de derde taal het niveau B1 of B2 moeten bereiken. De tijdsinvestering is afhankelijk van hun voorkennis, in het onderwijsprorama’s zouden 2 modules van 20-30 contacturen moeten worden ingepast. Andere undergraduate studenten moeten de kans krijgen om in de loop van hun studie twee modules in een moderne vreemde taal te volgen, om zich voor te bereiden op uitwisselingsprogramma. Studenten krijgen door het Talencentrum voor deze cursussen studiepunten toegekend: faculteiten zouden deze studiepunten in principe als extracurriculaire studiepunten op de bul moeten vermelden. Er is op dit moment een pilot binnen UCM en FdCW met het project Taalkrediet, dat voorziet in facultaire financiering van talencursussen die studenten volgen in het open aanbod. Op dit moment betalen alle andere studenten een eigen bijdrage (ongeveer de helft van de kostprijs); er is gezien het studentenvolume echter een probleem met de financiering van het open aanbod. Onderzocht moet worden of kosten van het open aanbod niet, via een verrekeningsmodel per deelnemende student, mede door de faculteiten kunnen worden gedragen. Op dit moment heeft het Talencentrum een aanbod in 13 moderne vreemde talen: Frans, Duits, Spaans, Italiaans, Portugees, Nieuwgrieks, Turks, Zweeds, Arabisch, Chinees, Japans, Russisch, Indonesisch. Een aantal van de minder frequent gebruikte talen is in het kader van het beleidsplan van het Talencentrum toegevoegd om te kijken hoeveel vraag er naar is. Het Talencentrum evalueert aan de hand van deelname cijfers over de periode 2001-2004 welke talen in het aanbod kunnen worden gehandhaafd en onderzoekt in overleg met faculteiten of er behoefte is aan nog andere talen. Het verdient aanbeveling een pilot te starten voor gebruik van het European Language Portfolio voor reguliere studenten. Het talenportfolio is een instrument om activiteiten van studenten op het gebied van taalvaardigheid te plannen, te documenteren en te evaluëren: het sluit nauw aan bij het UM-uitgangspunt van studentgecentreerd onderwijs. Te denken valt aan een pilot binnen één of twee faculteiten of opleidingen. De universiteit start binnen een relevante Europees gerichte opleiding een kleinschalige pilot met Franstalige contentlearning, in samenwerking met de universiteit van Luik en/of eventuele Franse partners. Het Talencentrum investeert in leermiddelen voor zelfstudie en zelfdiagnose-testen in de leeromgeving, om anderstalige studenten in staat te stellen aan hun moderne vreemde talen te (blijven) werken. Het Talencentrum handhaaft het aanbod voor administratieve en wetenschappelijke staf.
9
BIJLAGE: NIVEAUS COMMON EUROPEAN FRAMEWORK OF REFERENCE Levels of the Common European Framework of Reference C2
Mastery Level
C1
Effective Operational Proficiency Level
B2
Vantage Level
B1
Threshold Level
A2
Waystage Level
A1
Breakthrough Level
Mastery Level Can understand with ease virtually everything heard or read. Can summarise information from different spoken and written sources, reconstructing arguments and accounts in a coherent presentation. Can express him/herself spontaneously, very fluently and precisely, differentiating finer shades of meaning even in more complex situations. Can understand a wide range of demanding, longer texts, and recognise implicit meaning. Can express him/herself fluently and spontaneously without much obvious searching for expressions. Can use language flexibly and effectively for social, academic and professional purposes. Can produce clear, well-structured, detailed text on complex subjects, showing controlled use of organisational patterns, connectors and cohesive devices. Can understand the main ideas of complex texts on both concrete and abstract topics, including technical discussions in his/her field of specialisation. Can interact with a degree of fluency and spontaneity that makes regular interaction with native speakers quite possible without strain for either party. Can produce clear, detailed text on a wide range of subjects and explain a viewpoint on a topical issue giving the advantages and disadvantages of various options. Can understand the main points of clear standard input on familiar matters regularly encountered in work, school, leisure, etc. Can deal with most situations likely to arise while travelling in an area where the language is spoken. Can produce simple connected text on topics which are familiar or of personal interest. Can describe experiences and events, dreams, hopes and ambitions and briefly give reasons and explanations for opinions and plans. Can understand sentences and frequently used expressions related to areas of most immediate relevance (e.g. very basic personal and family information, shopping, local geography, employment). Can communicate in simple and routine tasks requiring a simple and direct exchange of information on familiar and routine matters. Can describe in simple terms aspects of his/her background, immediate environment and matters in areas of immediate need. Can understand and use familiar everyday expressions and very basic phrases aimed at the satisfaction of needs of a concrete type. Can introduce him/herself and others and can ask and answer questions about personal details such as where he/she lives, people he/she knows and things he/she has. Can interact in a simple way provided the other person talks slowly and clearly and is prepared to help.
10