De Mattheuscode
1 De Mattheuscode
2
De Thora-thema's in het boek Mattheus onderstrepen de boodschap
3
Een thematische structuuranalyse
Peter van Veen
4
5
5 © P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
1
De Mattheuscode
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. De compositie van Mattheus..........................................................................................................3 Foto's inplakken.........................................................................................................................................3 Een compositie met structuur....................................................................................................................4 Vijf boekdelen...........................................................................................................................................7 Verschuiving: de structuur van 1+5.........................................................................................................10 Hoofdstuk 2. De Pentateuch-thema's in de Ouverture........................................................................................12 Thora en profeten vervullen.....................................................................................................................12 Vijf secties...............................................................................................................................................12 Grondlegging van een Koninkrijk...........................................................................................................16 Een dubbele Thora-structuur...................................................................................................................17 Hoofdstuk 3. De vijf boeken van Mattheus........................................................................................................20 Boek 1: opnieuw Genesis – verwekking van Gods volk .........................................................................20 Boek 2: opnieuw Exodus – uitleiding van Gods volk .............................................................................24 Boek 3: opnieuw Leviticus – dienst van Gods volk ................................................................................29 Boek 4: opnieuw Numeri – beproeving en ingaan van Gods volk...........................................................35 Boek 5: Finale. Opnieuw Deuteronomium – verbondsvernieuwing met Gods volk ...............................39 Hoofdstuk 4. Algehele structuur: driemaal gerechtigheid..................................................................................48 Hoofdstuk 5. Het koningschap van Jezus Christus............................................................................................50 Bijlage 1. Het uitwijken en terugtrekken van Jezus...........................................................................................53 Bijlage 2. Twaalfvouden in boek 1....................................................................................................................54 Bijlage 3. Het spreken van Jezus in boek 1........................................................................................................55 Bijlage 4. Vindplaatsen van het woord aanbidden.............................................................................................56 Bijlage 5. Vindplaatsen van 'Christus' bij Mattheus ..........................................................................................57 Bijlage 6. Enkele getallen in Mattheus .............................................................................................................58 Geachte lezer, 5
10
In bijgaande studie heb ik mijn bevindingen over de structuur van het Mattheus-evangelie tot nu toe samengebracht.1 Binnen het gepresenteerde raamwerk kunnen vast en zeker nog meer bijbelse en theologische lijnen worden getrokken. Reacties zijn welkom via
[email protected].
© P. van Veen 2010. Reproductie en publicatie niet toegestaan zonder toestemming van de auteur. Het is toegestaan om een afdruk voor persoonlijk gebruik te maken en om onder de gebruikelijke zorgvuldigheid te citeren.
15
1
De auteur is opgeleid als leraar Nederlands en wiskunde. Hij werkt als trainer-coach en opleidingsontwerper. Sinds 2006 is hij parttime verbonden aan de Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding (Apeldoorn) als opleidingscoördinator en docent didactiek.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
2
De Mattheuscode
Hoofdstuk 1. De compositie van Mattheus
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Het bijbelboek Mattheus is voor schriftuitleggers een rijke bron met theologische en verhalende schatten. Het boek wordt algemeen geprezen als een weldoordacht geheel, dat uiterst zorgvuldig is gecomponeerd. In deze studie bekijken we vanuit de tekst een mogelijke theologisch-literaire structuur van dit bijbelboek als geheel. De hypothese is dat met een indeling in vijf boeken, die thematisch de vijf Thora-boeken volgen, Mattheus de boodschap onderstreept van zijn evangelie: Jezus is de Christus, Gods Zoon die Thora en Profeten geheel komt vervullen. Op deze manier kunnen we nog meer onder de indruk raken van Jezus' vervullende werk voor zijn volk. En van de eigen opdracht om Thora en Profeten tot de volle betekenis te brengen.
Foto's inplakken Iemand zei eens: 'Ik heb mij altijd afgevraagd hoe die evangelisten hun evangelie zijn gaan schrijven. Zijn ze er gewoon eens voor gaan zitten en noteerden ze de herinneringen die in hen opkwamen?' Zo is het zeker niet gegaan, zeker niet in het geval van de evangelist Mattheus. Hij putte uit andere evangeliën en bronnen en componeerde dat met eigen toevoegingen tot een bijzonder geheel.2 Volgens onderzoekers bestaat het boek van Mattheus voor negentig procent uit materiaal van Marcus, meestal in dezelfde volgorde, maar voorzien van veel meer structuur. Of dat een algehele vorm is met een theologische betekenis, daarover verschilt men van mening. Laat ik het ordeningsproces eens vergelijken met hoe iemand zijn vakantiefoto's gaat inplakken. De vakantievierder kan zijn foto's en bijschriften uiteraard chronologisch rangschikken. Het kan ook thematisch, bijvoorbeeld een deel met reisfoto's, een deel met bijzondere mensen die hij heeft ontmoet en een deel met close ups van de natuur. Ook kan de fotograaf selectief te werk gaan in het aantal foto's dat hij gebruikt, bijvoorbeeld vijf van de heenreis en vijf van de terugreis om symmetrie te bereiken. De foto's van zijn geliefde plaatst hij precies in het midden van het boek in de vorm van een hart. Zoiets geeft extra betekenis zonder dat men het erbij hoeft te zetten. Zo zag ik laatst een kunstwerk met honderden foto's van mensen in de vorm van een groot kruis. Dat kunstwerk heet dan niet 'kruis van mensen' (te expliciet), maar iets als 'verzoening' of 'lijden'. Het kruis werkt als betekenisgevend sjabloon, waardoor er een extra betekenislaag in het kunstwerk komt. Op soortgelijke wijze ging wellicht de schriftgeleerde Mattheus te werk, toen hij de woorden en werken van Jezus rangschikte tot een compositie op Hebreeuwse wijze.3 Onder de nieuwe laag van de gebeurtenissen rondom Jezus legt hij een oude laag, namelijk die van de Pentateuch, om het geheel betekenis te geven. Alleen wordt dat er niet expliciet bij verteld. Wel geeft de auteur aanwijzingen, bijvoorbeeld door een belangrijk woord drie keer te herhalen of door de gebeurtenissen in een bepaalde volgorde te zetten en door een vaste afwisseling van narratieve en onderwijzende gedeelten. De goede verstaander heeft maar een half woord nodig, en de Hebreeën (joodse christenen) voor wie Mattheus schreef waren vast en zeker goede verstaanders als het de Pentateuch betreft! Dat maakt het voor ons niet makkelijker om het boek achteraf als geheel te interpreteren. Stel dat we een fotoboek vinden van tachtig jaar oud, wie zal dan de bijschriften leveren? Hoe objectief zijn die? Er zal altijd sprake zijn van interpretatie, zeker bij een nog veel ouder boek als het evangelie van Mattheus. Maar het kan de moeite waard zijn deze exercitie te ondernemen en te bedenken of de voorgestelde leeswijze gerechtvaardigd en overtuigend is. De onderhavige studie is een synchrone benadering die werkt vanuit de literaire tekst als geheel, als eindproduct. Het is geen diachrone benadering die de wordingsgeschiedenis van de tekst weergeeft of verschillen met andere evangeliën als object van studie heeft, hoewel opvallende verschillen niet ongenoemd blijven. 2
3
Papias wijst al in de tweede eeuw (120) op het feit dat het evangelie van Mattheus veel meer compositie vertoont dan Marcus. ´Dit is daaraan te danken dat Marcus de prediking van Petrus zo getrouw mogelijk moest vastleggen, terwijl Mattheus zélf een boek gaat schrijven.´ (van Bruggen, Commentaar op het Nieuwe Testament, Mattheus, p.18) Maar compositie betekent nog geen overall-structuur met een theologische betekenis. Papias vermeldt dat Mattheus de uitspraken van Jezus heeft verzameld in hebraidi dialekto. Dit kan vertaald worden met Hebreeuws dialect, maar ook als een manier van spreken, een bepaalde stijl, dus op Hebreeuwse wijze. Zie Frans Segbroek in Matteüs opnieuw (1999), pag. 12. Deze interpretatie is ook te vinden bij H. Baarlink in Inleiding tot het Nieuwe Testament (Kampen 1989) pag. 94.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
3
De Mattheuscode
Een compositie met structuur
5
10
15
20
25
30
Bijbeluitleggers zijn het er niet alleen over eens dat het boek dat Mattheus schreef een bijzonder sterke compositie vertoont. Ook wordt benadrukt dat dit evangelie streng gelezen moet worden binnen het raam van de Tenach (het OT)4. Met andere woorden: we kunnen het boek pas goed begrijpen als we het zien tegen de achtergrond van het Oude Testament. Dat zijn de Thora (onderwijzing of 'wet', de eerste vijf boeken van Mozes) en de Profeten (het gehele vervolg). Het evangelie van Mattheus bevat inderdaad bijzonder veel structuur. Zo komen we al lezend tweemaal een stem uit de hemel tegen, kenmerkende zinnen, woordherhalingen, herhaling van contrasten, getallensymboliek en zich 'herhalende' gebeurtenissen zoals de wonderbare spijziging. Tot driemaal toe start een nieuwe sectie met Johannes de Doper (4:12, 11:2 en 12:1-12).5 Ook gebruikt de evangelist duidelijk bepaalde literaire vormen zoals het chiasme, waarover later meer. Een voorliggende vraag is of het gerechtvaardigd is om structuren in een boek te zoeken, wanneer die niet al te expliciet gegeven zijn. Met andere woorden: dringen we niet iets literairs aan de tekst op dat er misschien wel is, maar dat de schrijver niet zo heeft bedoeld. En is zo'n interpretatie vaak niet te associatief? Literaire bijbelinterpretatie moet ondanks aansprekende resultaten ook zelf de toets der kritiek kunnen doorstaan. Ook zullen sommigen inbrengen dat het metier van literaire bijbelanalyse niet mag prevaleren boven de theologie. Lang niet iedereen is overtuigd van een formele overkoepelende structuur in het evangelie naar Mattheus.6 De wens om structuur te vinden kan voortkomen uit 'literaire dwang', uit de behoefte om te bewijzen hoe groot een bepaald kunstwerk wel niet is, of uit behoefte aan extra betekenis voor ingewijden. Is het evangelie van Mattheus soms zo'n hermetisch boek? Dat zeker niet, maar bijvoorbeeld de sterke constructie van het geslachtsregister waar Mattheus mee opent, suggereert wel veel structuur. In dat geval zegt de schrijver het er echter met zoveel woorden bij: het zijn driemaal veertien geslachten (1:17). Welke aanwijzingen zijn er nog meer dat de 'foto's in het fotoboek' van Mattheus in een bepaalde samenhang zijn geplaatst? Hier volgen ondersteunende argumenten, deels uit de hoek van de literaire bijbelkritiek. 1. Als belangrijkste aanwijzing geldt dat het boek vijf kenmerkende zinnen kent, die steeds een bepaald deel van het onderwijs van Jezus afsluiten en een overgang vormen naar het volgende deel. Met deze vijf markeringszinnen wordt steeds iets (woorden, bevelen of gelijkenissen) volbracht of voleindigd (7:28, 11:1, 13:53, 19:1 en 26:1)7. Elke markeringszin begint steeds met 'En het geschiedde toen...dat...' Het is een zinsconstructie die ook regelmatig in het OT opduikt is als er iets belangrijks gebeurt, bijvoorbeeld in Num. 7:1, 16:31 en 1 Sam 18:1 (Statenvertaling).
35
40
2. De genoemde markeringszinnen sluiten steeds een blok onderwijs af, om vervolgens over te gaan naar een nieuw verhalend gedeelte. De schrijver lijkt deze redes met onderwijs bewust af te wisselen met narratieve stukken. De vaste afwisseling van woorden en daden benadrukt de eenheid van deze twee bij Jezus (dit in tegenstelling tot de als hypocriet aangeduide geloofshouding van zijn tegenstanders). Door de meeste uitleggers wordt deze vaste afwisseling samen met de 4 5 6
7
5
10
Drs. F.H. Breukelman, Bijbelse theologie deel III/2 afl 1, pag. 18 (1984). Zie dr. J. van Bruggen, Commentaar op het Nieuwe Testament, Mattheus pag. 20. Van Bruggen, pag. 19: 'Gundry meent dat zo'n structuur geheel ontbreekt. Anderen achten een theologische structuur meer bepalend dan een literaire.' Van Bruggen pleit zelf voor een lineair lezen van de tekst, om de tekst niet iets op te dringen dat er niet staat. 'Inzake de structuur van het boek valt slechts te zeggen, dat Mattheus de structuur die gegeven is met de historische gang van zaken en met de levensrichting van Jezus, ten grondslag legt aan zijn evangelie en dat hij deze duidelijk laat uitkomen met behulp van allerlei compositorische technieken.' Pag. 20: 'De auteur componeert zijn boek met kundigheid (…). Hij voegt echter geen specifieke theologische elementen toe aan de geschiedenis van Jezus door een alles overkoepelende structuur.' Deze zinnen luiden als volgt (NBG 1951). 7:28 En het geschiedde toen Jezus deze woorden voleindigd had, dat de scharen versteld stonden over zijn leer... 11:1 En het geschiedde toen Jezus zijn bevelen aan zijn twaalf discipelen ten einde had gebracht, dat Hij vandaar vertrok om te leren en te preken in hun steden 13:53 En het geschiedde toen Jezus deze gelijkenissen ten einde had gebracht, dat Hij vandaar wegging 19:1 En het geschiedde toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat Hij uit Galilea vertrok, en Hij kwam over de Jordaan in het gebied van Judea. 26:1 En het geschiedde toen Jezus al deze woorden geëindigd had, dat Hij tot zijn discipelen zei: Gij weet dat het over twee dagen Paasfeest is, en alsdan wordt de Zoon de Mensen overgeleverd om gekruisigd te worden.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
4
De Mattheuscode
5
markeringszinnen als belangrijkste aanwijzing voor structuur gezien. Uitleggers zoals B.W. Bacon8 baseren hierop het idee van van vijf boekdelen binnen het boek. Hoewel Mattheus het niet expliciet noemt, is het onvermijdelijk om bij dit getal te denken aan de vijf boeken van de Thora. Als het goed is ondersteunt in een boek de vorm de inhoud. Het hoofdthema van Mattheus past daar precies bij: Thora en Profeten volbrengen. Dat verklaart waarom uitleggers enthousiast zijn over een mogelijke vijfdeling die kan verwijzen naar de vijfdelige Thora. Hoewel niet alle uitleggers hier in meegaan, is de geleding die Mattheus aanbrengt toch opvallend. Anderzijds is niet elke vijfdeling per definitie een Pentateuch-structuur! Het boek van de psalmen is bijvoorbeeld in vijf boeken verdeeld zonder dat het duidelijk naar thema's uit de Pentateuch verwijst.9
10
15
3. Mattheus geeft zijn boek een heel bepaald opschrift mee. Hij noemt het geen evangelie, maar letterlijk staat er in 1:1: 'Boek van de genesis van Jezus Christus' (geslachtsregister). Marcus opent daarentegen met: 'Begin van het evangelie van Jezus Christus.' Mattheus had nog kunnen volstaan met 'Genesis van Jezus Christus', maar het gaat hem duidelijk om het Boek van de genesis van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham (1:1). Een verwekkingsgeschiedenis met een bepaalde vorm dus, en met een bepaald doel. De schrijver gaat overduidelijk structurerend te werk. Hij ordent de lijst bijvoorbeeld nadrukkelijk in driemaal veertien geslachten. Hieruit blijkt wel dat je bij belastingontvanger Mattheus op je tellen moet passen. Het opschrift geldt voor het geslachtsregister, maar zou ook kunnen gelden voor het hele boek.10
20
4. In het midden van het boek11 geeft de schrijver een mogelijke leessleutel. In 12:52 legt wordt Jezus een bij exegeten geliefd woord in de mond gelegd. Het komt alleen bij Mattheus voor en klinkt autobiografisch: Daarom lijkt iedere schriftgeleerde, die een discipel is geworden van het Koninkrijk van de hemel op een huismeester die uit zijn voorraad nieuwe dingen en oude dingen te voorschijn haalt.12
25
30
35
Dit voedt allereerst het vermoeden dat de auteur13 een bekeerde schriftgeleerde is, maar het kan tevens worden opgevat als een leessleutel. Er verschijnen twee lagen in dit boek: een nieuwe laag met nieuwe dingen die tegen de achtergrond van de oude dingen gelezen moet worden. Dat duidt op vervulling. Maar die nieuwe wijn past niet in de oude zakken. Naast vervulling is er ook steeds echte vernieuwing en discontinuïteit, een notie men bij alle uitleggers terugvindt. De dubbele laag in het boek Mattheus blijft impliciet, menen wij, maar bevat voor de eerste lezers juist de boodschap dat Jezus iets nieuws begint door het oude – Wet en Profeten – geheel te volbrengen. 5. Een ander argument voor structuur is meer aanliggend van aard. In de Thora, waar Mattheus zich zo vaak op beroept, zijn enkele boeken sterk gestructureerd. Daar lijkt de schriftgeleerde Mattheus gebruik van te maken. Een voorbeeld is het bijbelboek Genesis, dat een bepaalde 1+10-structuur heeft. Na de ouverture met de scheppingsballade14 en de zondeval volgen tien boekdelen, die steeds 8
9
10
11 12
13
14
Benjamin Wisner Bacon, geb. 1860 te Litchfield in Connecticut, werd in 1897 professor Nieuwe Testament in Yale. Bacon hanteert deze zinnen, hoewel zij onderling iets van elkaar afwijken, als afsluitende formules in de door hem voorgestelde vijfboekenstructuur. Zie verderop. Recent onderzoek wijst wel op een bepaald verband. Het vierde psalmboek opent met de psalm van Mozes (Psalm 90) en eindigt met de historische psalm 106, waarin Mozes door de herordening van de vertelstof eerherstel lijkt te krijgen voor gebeurtenissen uit het boek Numeri. Mozes krijgt in de structuur van de psalm namelijk een centrale positie in vers 23. Dit wordt omlijst door de gebeurtenissen rond twee andere personen die in Numeri veel meer op de voorgrond traden: Aäron (vers 13-22) en Pinehas (vers 24-33). Deze hypothese van het eerherstel van Mozes in Psalm 106 wordt verdedigd door Jan Albert Roetman en Caspar Visser 't Hooft in: Le Psaume 106 et le Pentateuque (Etudes Théologiques & Religieuses, Revue trimestrielle publiée avec le concours du Centre National du Livre, Tome 85, 2010/2 pag. 233-243). D.C. Allison en W.D. Davies hangen deze theorie aan; anderen beperken het opschrift tot het geslachtsregister en wijzen erop dat in oude handschriften de (extra) titel is: 'Evangelie volgens Mattheus.' Dit wil zeggen, verderop zal blijken dat 12:52 op te vatten is als een midden. NGB 1951 en NBV afwijkend vertaald. In de grondtekst is sprake van 'nieuwe dingen en oude dingen', wat scherper is dan 'nieuwe en oude dingen'. Of zijn volgelingen, de mattheaanse school, die het boek zouden hebben uitgewerkt. Sommigen menen dat deze schrijvers anti-joods waren. B.W. Bacon publiceerde in 1918 een korte verhandeling over het Mattheus-evangelie met als titel: De 'vijf boeken' van Mattheus tegen de Joden. (In: Joachim Lange, Das Mattheus-evangelium, Wege der Forschung band 525. Darmstad 1980 pag. 41-51.) Hij volgt hierin een gedachtelijn van dr Rendel Harris, die het ontleent aan een anoniem handschrift van een 16e eeuwse monnik uit het klooster Iveron op de berg Athos. Het evangelie van Mattheus is in deze opvatting geen vervulling van de Thora van Mozes maar een tegenhanger. Zie bijvoorbeeld dr J. Dekker in Opbouw 54/03, 5 febr 2010. Het woord scheppingsballade is van Willem Barnard.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
5
De Mattheuscode
5
openen met het Hebreeuwse woord 'dit zijn de toledot van'. Het woord toledot betekent verwekkingen, wat uit deze geworden is15 en wordt doorgaans vertaald met geschiedenis van. Zou Mattheus een dergelijke structuur voor ogen hebben gehad? Wanneer Mattheus vijfmaal de markeringszin 'En het geschiedde toen Jezus...' gebruikt, kan dit wijzen op een structuur zoals bij het boek Genesis. Hij hanteert dan in plaats van het aantal van tien het Thora-getal vijf. De markeringszinnen bij Mattheus hebben eenzelfde boekindelende functie als de beginzinnen van ieder toledot-deel in Genesis. Het is een suggestie waar je bij een Thora-kenner als Mattheus rekening mee moet houden. Het verschil is dat er bij Mattheus steeds een deel met onderwijs wordt 'voleindigd', waarna een overgang wordt gemaakt naar het vervolg.
10
15
20
25
30
35
6. Een ander Thora-boek met sterke structuur is Leviticus. Dit bijbelboek is opgesteld in de vorm van een chiasme. Mattheus gebruikt bijzonder vaak de chiastische vorm in hoe hij opeenvolgende gebeurtenissen opstelt. Deze kruisvorm heeft doorgaans vijf (soms zeven) onderdelen met de volgorde a, b, c, b', a'. In deze vorm komt het belangrijkste (c) centraal te staan. Het gebruik van de chiastische vorm illustreert in ieder geval dat de schrijver behoorlijk vormbewust is geweest en dat de lezer bedacht mag zijn op bepaalde structuren. Vormbewustheid blijkt ook uit andere structuren zoals de opbouw van het genoemde geslachtsregister en de opbouw van de zaligsprekingen. Het boek Leviticus – centrum van de Thora – zet door middel van een chiastische hoofdstructuur de verzoening centraal in Lev. 16 en 17.16 Daar wordt het offer door de hogepriester op Grote Verzoendag beschreven. Mattheus gebruikt het chiasme in het Onze Vader (vergeving staat eveneens centraal) en op andere plaatsen. Intermezzo: voorbeeld van een chiasme In het gedeelte tussen de twee wonderbare spijzigingen treffen we vijf gebeurtenissen aan. Het probleem staat in dit geval in het midden: het hart der Farizeeën en schriftgeleerden is ver van God. a. Kleingeloof bij de discipelen (Petrus) tijdens de storm op het meer (14:22-33) b. Behoud dat van Jezus uitgaat wanneer Hij ernstig zieken aanraakt (14:34-36) c. Twistgesprek met de Farizeeën: hun hart is ver van Mij (15:1-9) (kern van het probleem) b'. Reinheid en onreinheid komen van binnen (15:10-20) c'. Groot geloof bij de Kananese vrouw (15:21-28) 7. In de chronologie van de gebeurtenissen wijkt Mattheus vooral in het begin van zijn verhaal vaak af van de volgorde van Marcus, die zijn bron zou zijn17, en van Lucas. Voorbeeld: de samenroeping van de twaalf apostelen komt bij Mattheus – anders dan in Marcus 2:23-3:19 en Lucas 6 – vóór het aren plukken en de genezing op de sabbat. De schrijver acht de volgorde kennelijk van belang en heeft daar een bepaald theologisch of didactisch doel mee. Het gaat niet om een historische volgorde maar om een verkondigende volgorde, die zorgvuldig is gekozen. 15
16
17
In de NBG-vertaling 1951 klinkt het zo: (uitleg in de NGP syllabus OT die hierin Vonk en Holwerda volgt:) 2:4 Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. (wat er wordt uit hemel en aarde: Adam die zich losmaakt v. God) 5:1 Dit is het geslachtsregister van Adam. (wat er wordt uit Adam: verwekken en sterven) 6:9 Dit is de geschiedenis van Noach (wat er wordt uit Noach: de adam weer met God verbonden) 10:11 Dit zijn de nakomelingen der zonen van Noach. (wat er wordt uit Noachs zonen Sem, Cham en Jafet: de volken) 11:10 Dit zijn de nakomelingen van Sem. (wat er wordt uit Sem: Terach, Góds volk) 11:27 En dit zijn de nakomelingen van Terach. (wat er wordt uit Terach: Abram, met God verbonden) 25:12 Dit nu zijn de nakomelingen van Ismaël, de zoon van Abraham die Hagar […] gebaard had. (wat er wordt uit Abrahams zoon Ismaël: twaalf volken) 25:19 Dit is de geschiedenis van Isaäk, de zoon van Abraham. (wat er wordt uit Isaak: Jacob en Esau) 36:1 Dit zijn de nakomelingen van Esau, dat is Edom. (wat er wordt uit Ezau: Edomieten) 37:2 Dit is de geschiedenis van Jakob (wat er wordt uit Jacob: Jozef en zijn broers) Leviticus is te verdelen in: a. H1-10 Rituelen (offers en priesters), b. H11-15 Reinigingswetten c. H16-17 Verzoening b'. H18-22 Heiligheidswetten a'. H23-26 Rituelen (feesten) Mattheus zou drie bronnen hebben verenigd: Marcus, een verzameling uitspraken van Jezus en de door wetenschappers aangeduide bron Q. De eerste twee waren de twee belangrijkste liturgische en catechetische documenten voor de kerk in zijn tijd. 'Comparing what the author says by what his sources said will be the main way by wich we will enter into the author's mind', aldus Meier (1980: xi) in: David R. Bauer, The Structure of Matthew's Gospel. A Study in Literary Design (1989) pag. 30.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
6
De Mattheuscode
5
8. Mocht er sprake zijn van een onderliggende thematiek of structuur, dan is de voorwaarde dat het herkenbaar moet zijn voor de eerste lezers, de doelgroep. Anders zou het een mislukte vorm van communicatie zijn geweest van de schrijver. Het is algemeen bekend dat Mattheus schrijft voor de joodse christengemeente, gelovigen die zijn voortgekomen uit de Joden en die gepokt en gemazeld waren in de Thora. Zij hadden het rond het jaar 70 zwaar te verduren. Ook de schrijver zelf gaat door voor een bekeerling uit het volk Israël die in 9:9 wordt geroepen om Jezus te volgen. Het is niet noodzakelijk om de thema's met zoveel woorden bij 'de foto's' te vermelden, indien zij direct kunnen worden begrepen door de hoorders. Het impliciete karakter is dan juist onderdeel van het literaire spel!18 Dat hoef je de lezers niet uit te leggen.
10
15
20
Conclusie Is er voldoende aanleiding en basis om de literaire hoofdvorm van het bijbelboek van Mattheus te analyseren? De markeringszinnen, de vormbewustheid blijkend uit chiastische vormen, de verkondigende volgorde en andere stijlmiddelen, een mogelijke parallel met de vorm van Genesis alsmede een tekst die kan gelden als leeshint, het zijn argumenten om – met gepaste voorzichtigheid – te letten op mogelijke structuren in het boek van Mattheus als geheel. Tot nu toe is echter geen hoofdvorm aangewezen die geheel overtuigde. Het blijft puzzelen en schaven. In deze voorliggende thematische structuuranalyse ontstaat het beeld van een inhoudelijke vijfdeling volgens de Pentateuch. Daartoe zullen we een verschuiving aanbrengen ten opzichte van de gangbare vijfdeling van Bacon. Bovendien blijkt dat het mogelijk is om al eerder in het boek, in de Ouverture, de vijf Thora-thema's aan te wijzen. De Ouverture in hoofdstuk 1–7 blijkt zodoende een voorspel voor de vijf boeken die daarna volgen.
Vijf boekdelen 25
30
35
Een belangrijk vormprincipe bij Mattheus is volgens Bacon en zijn navolgers de genoemde vijfdeling. Het is weliswaar een tamelijk klassieke indeling19, maar deze benadering verdient hier nu (opnieuw) de aandacht. Er zou sprake zijn van vijf 'boeken' binnen het boek van Mattheus op basis de vijf de genoemde markeringszinnen, die steeds worden voorafgegaan door een belangrijke rede van Jezus. Dat zijn er volgens Bacon dan ook vijf in getal. Deze redes hebben als namen gekregen: de bergrede (5–7)20, de zendingsrede (10), de gelijkenissenrede (13), de gemeenterede (18) en de eschatologische eindrede (23–25). Vijf blokken onderwijs worden vijfmaal afgesloten door een vaste formule: 'En het geschiedde toen Jezus deze woorden/bevelen voleindigd had dat...' Daarna volgt weer een nieuw narratief gedeelte.21 De laatste markeringszin is de bekende openingszin van de Mattheus Passion. Er staat daar zelfs: En het geschiedde toen Jezus al deze woorden geëindigd had… Het woordje 'al' zou impliceren dat alle voorafgaande woorden, profetieën en onderwijzende redes op dit punt in het verhaal zijn afgerond22. Veel uitleggers menen dan ook in de lijn van Bacon dat hier 18
19 20
21
22
Zie ook het volgende voorbeeld. “Er was eens een jongetje; hij heette Blauwbroekje. Hij woonde met zijn gescheiden vader in een buitenwijk van de stad. Zijn moeder woont in het centrum en paar keer per week gaat hij naar haar toe om huiswerk te maken. Onderweg moet Blauwbroekje altijd door een park met veel bomen en struiken en ook vandaag is hij weer op weg, zijn mooie leren schooltas op de rug. Plotseling staat er een onbekende man voor hem die een beetje vreemd ruikt. 'Wat een mooie schooltas heb jij daar, jongetje,' zegt de man. 'Die is vast heel veel waard!' 'Jazeker,' antwoordt Blauwbroekje, 'maar ik ga naar mijn moeder aan de andere kant van het park om huiswerk te maken'.” Hoe zou dit verhaal verder gaan? De lezer krijgt op grond van literaire herkenning direct al bepaalde vermoedens. De nadruk valt drie keer op de naam van het jongetje en het verhaal opent als een bekend sprookje. De verteller vertelt een nieuw verhaal tegen de achtergrond van een bekend oud verhaal. Dat heeft alleen zin voor lezers die het oude verhaal gedetailleerd kennen, maar expliciete verwijzing zou het literaire spel juist verbreken. Naast een driefasenmodel dat later is geformuleerd; zie verderop. De bergrede is net als de andere benamingen geen aanduiding van de evangelist zelf; die term is later ontstaan. Lucas heeft het over een rede op een vlakke plaats onderaan de berg (6:17). De uitdrukking 'Jezus ging de berg op' kan volgens Van Bruggen (pag. 82) beter vertaald worden met 'Jezus ging op naar de berg.' Het volk is dan gesitueerd op de flanken van de berg, zodat men de spreker goed kan horen. Vgl. Deuteronomium 1:1 waar de Mozesrede op de Vlakte wordt gehouden. David R. Bauer (The structure of Matthew's gospel, A study in Literary Design, Almond Press 1989, pag. 142) schrijft in de eindconclusie van zijn overzichtswerk van de literaire bijbelkritiek op Mattheus het volgende: We contend that Matthew draws attention to the five great discourses, but that he also incorporates these discourses into the flow of the narrative. The function of these five discourses within the narrative framework is to point to Jesus' activity of instructing his community, with special reference to the post-Easter existence of the church. Thus, Matthew incorporates these discourses within his story of Jesus in order to underscore the climax in 28:16-20, where the exalted Christ is described as being continually present with his community throughout history, speaking words of instruction and commandment. Zie bijvoorbeeld ook N.A. Schuman in GTT febr. 1987 pag. 13.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
7
De Mattheuscode
het vijfde boek eindigt en dat de hoofdstukken 26-28 een epiloog vormen. De eerste twee (of vier23) hoofdstukken van Mattheus worden dan als inleiding of proloog gezien, zodat de vorm ontstaat van 1+5+1. De vijfdeling impliceert volgens Bacon24 theologisch gezien dat Jezus vooral Leraar is, een tweede Mozes.25 5
10
15
20
25
Vijfboekenstructuur volgens Bacon (1+5+1) H 1–2 Preambule H 3–7 Boek 1: Discipelschap H 8–11:1 Boek 2: Apostelschap H 11:2–13:53 Boek 3: Verbergen en openbaring H 13:53–19:1a Boek 4: Grondlegging van de Kerk H 19:1b–26:2 Boek 5: Het oordeel H 26:3–28:20 Epiloog
(H3 – 4 narratief (8:1 – 9:35 narratief (11:2 – 12:50 narratief (13:54 – 17:21 narratief (19:1b – 22 narratief
5 – 7 onderwijs) 9:36 – 11:11 onderwijs) 13:1-53 onderwijs) 17:22 – 19:1a onderwijs) 23 – 26:2 onderwijs)
Opvolgers van Bacons structuurbenadering probeerden zijn bevindingen verder te onderbouwen of te verfijnen. Een variant is bijvoorbeeld dat elke rede het begin vormt van ieder van de vijf boeken. Die woorden worden steeds gevolgd door daden. De formule 'En het geschiedde...' is dan een overgangszin binnen zo’n boek.26 N.A. Schuman volgt in zijn Mattheusstudie deze lijn. Hij beschouwt het verhaal van de opstanding (28) als de epiloog en blijft zo binnen de structuur van 1+5+1. Een voordeel is dat de belangrijke hoofdstukken 26 en 27 nog binnen de hoofdstructuur vallen, de opstanding echter niet. Of de volgorde woorden-daden thematisch gezien beter is vol te houden dan daden-woorden, is echter nog maar de vraag. Het lijkt er meer op dat de woorden inhoudelijk passen bij de voorafgaande daden. Kritiekpunten De vijfdeling van Bacon lijkt aantrekkelijk en logisch, zeker op grond van de markeringszinnen en de afwisseling van narratieve en onderwijzende gedeelten. Ook lijkt een verwijzing naar de Thora bij Mattheus veel meer voor de hand te liggen dan bij andere evangelisten. Er zijn echter naast sterke ook zwakke punten in de indeling van Bacon.
30
35
Een belangrijk kritiekpunt is dat men de geboortegeschiedenis en de lijdensgeschiedenis moeilijk kan verschuiven naar de rand van het evangelie27; ze worden respectievelijk betiteld als een proloog en epiloog! Maar alle lijdensaankondigingen in het zogenaamde hoofddeel wijzen juist vooruit naar de dominante plaats van de laatste hoofdstukken.28 Voor Bacon was het echter niet mogelijk om hoofdstuk 26–28 als een nieuw boek te beschouwen; dan zou hij het belangrijke getal vijf overschrijden. En hij zou moeten afwijken van de markeringszin als eindzin.29 Hij zat dus in zekere zin vast aan zijn eigen structuur, waardoor sterven en opstanding niet de centrale plaats verkrijgen die ze verdienen. Bacons eindpunt is eerder eschatologisch (Mt 24–25) dan christologisch (Mt 26–28).
23 24
25
26 27 28 29
Over het beginpunt is enige discussie. B.W. Bacon (1930). Bauer (1989: 29) schrijft hierover: Bacon concluded that Matthew's church was plaqued by antinomianism, and in attempt to stem this tide of lawlesness the evangelist, himself a converted rabbi and Christian legalist, had presented Jesus as a new Moses declaring a new Torah to his church. Matthew has 'tipped his hand' by imitating the structure of the Pentateuch, for according to Bacon each of these five books of Moses contains narrative describing the mighty acts of God followed by a discourse of legal instructions (1930: 81). Achter deze indeling schuilt dus ook een theologische visie. Bauer (1989:29): Bacon's concept of salvation history is not spelled out, but we may conclude that according to this scheme salvation history is subordinated to the law; that is, salvation history must be understood in light of Matthew's presentation of the law. The period of the old Moses and the old Torah was the time of preparation for the fulfilment of the new Moses and the new Torah. Although the concept of new law would suggest a certain salvation-historical break, Bacon himself tends to emphasize the continuity between the old Mosaic legislation and the new law promulgated by Jesus (1928: 226-27). […] This period of the new law is moving toward its culmination on the day of judgement when all (including those in the church) will be judged according tot their obedience to this new Torah (1928: 216, 223-24). In the meantime the twelve have scribal authority in the church, corresponding to the authority of the scribes and Pharisees in Judaism (1928: 230). N.A. Schuman, Al deze woorden, pag. 32 (Meinema 1991). Zie Van Bruggen pag. 19. Zie Van Bruggen pag. 19. Bacon kiest noodgedwongen een wat willekeurig begin voor boek 1. Er is volgens Terence Keegan (1982, zie Bauer 1989 pag. 31) in het geheel consensus over deze belangrijke kwestie. Wanneer de markeringszin een beginzin zou zijn van een boekdeel, zijn de beginpunten m.i. eenduidiger..
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
8
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
30
35
Een tweede kritiekpunt is dat volgens Bacon de vijfdeling zou wijzen op Jezus als tweede Mozes. Maar Jezus is meer dan een Leraar30; het boek staat vol van zijn machtige daden. Jezus is ook Profeet (die door Jeruzalem gedood zal worden) en hij is Koning.31 Het gaat in Mattheus op Hebreeuwse wijze om de eenheid van woorden en daden. Wel kunnen we er in meegaan dat Mattheus als schriftgeleerde probeerde de betekenis van de Wet onder zijn joods-christelijke tijdgenoten opnieuw onder de aandacht te brengen. Verder wordt betwijfeld of de bekende markeringszinnen werkelijk een eindzin zijn, zoals Bacon meent.32 Het lijkt enigszins bezwaarlijk dat in de indeling van Bacon een duidelijk begin van boek 1 ontbreekt. De markeringszin als beginzin lijkt ook goede papieren te hebben. Op zijn minst kan worden vastgesteld dat de markeringszinnen een verbindende formulering zijn, die overleiden naar de daarop volgende gebeurtenissen, zeker in 26:1. De vaste formule is immers: En het geschiedde toen …, dat.... Zo blijft er vaart in het verhaal. Vast staat wel dat de vijf markeringszinnen zoals gezegd een wezenlijk redactioneel element zijn bij Mattheus.33 De evangelist kan daarmee onderstrepen dat Jezus de Thora komt vervullen, tot zijn werkelijke betekenis brengen om alle gerechtigheid te vervullen (3:15). Over de boektitels bij Bacon kan worden aangemerkt dat de vlag de lading niet altijd dekt. Het zwakst is in dit opzicht boek 1. Dit deel gaat toch alleen al vanwege Jezus' doop over meer dan discipelschap. Opmerkelijk is ook dat Bacon binnen dit boekdeel niets doet met de overeenkomst tussen de beproeving na veertig dagen in de woestijn (Mt 4) en het boek Numeri. Als er dan toch overeenkomsten met de Thora gevonden kunnen worden, dan toch daar! Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de expliciete roeping van Gods Zoon uit Egypte in Mt 2 als mogelijke parallel met Exodus. De titel van boek 2, Apostelschap, heeft Bacon voornamelijk gebaseerd op de samenroeping van de apostelen in Mt 10. Dit dekt echter niet de overdaad aan wonderen en tekenen in het voorafgaande vertellende gedeelte van Mt 8 en 9. De titel van boek 3 is nogal ruim en abstract en past daardoor minder goed in het rijtje. De titels van boek 4 en 5 lijken wel toepasselijk. Tenslotte: over het aantal van vijf redes is discussie, ook onder de volgelingen van Bacon. Sommigen menen dat hoofdstuk 23 een aparte rede is, los van de eschatologische eindrede34. Het viel mij juist op dat de zendingsopdracht in Mattheus 28 geheel buiten de redes wordt gehouden.35 Toch bevat die 'rede' de opdracht om Jezus' onderwijs voort te zetten en alle volken tot zijn discipelen te maken. Bacon hield eigenlijk wel erg sterk vast aan het Thora-getal vijf, terwijl hij er weinig Thora-inhoud aan kon geven.36 De vijfdeling blijft vooral een sterk formeel gegeven, zonder inhoudelijke correspondentie of invulling. De nieuwe Pentateuch is met zijn formele analogie zogezegd wat aan de lege kant. De overeenkomst van de vijf boektitels met de Pentateuch is niet bijzonder groot of verrassend. Als die overeenkomst er wel zou zijn, ja dán zou ik als lezer op het puntje van mijn stoel gaan zitten!
30 31 32
33
34 35
36
Gerhardsson in Van Bruggen pag. 19. Ook hieraan zit een christologisch aspect: de Christus is koning, priester en profeet (leraar) ineen. Of de genoemde markeringszin een slotzin is van het voorgaande deel of een openingszin van een nieuw deel, daar springt de bijbelindeling (NBG 1951) verschillend mee om. Het vraagstuk wordt wat inconsequent opgelost: tweemaal is het een eindzin en driemaal de beginzin van een nieuwe pericoop. De NBV springt er nog ruimer mee om. 13:53 opent een nieuwe alinea maar geen nieuwe pericoop. In deze vertaling is Jezus steeds uitgesproken in plaats dat Hij iets eindigt. De notie dat er iets wordt geëindigd of voleindigd valt daardoor geheel weg. De markeringszin is in de NBV tweemaal de beginzin van een pericoop (19:1 en 26:1). Hoewel deze afsluitende formules onderling iets van elkaar afwijken. Volgens Van Bruggen 'zijn zij zeker niet zonder meer als stereotiep aan te duiden'. Pag. 19. Overigens blijkt ook over de toledot-formule in Genesis onzekerheid te bestaan of het een eind- of een beginzin is NBV.nl Vertaalaantekeningen: 'De functie van de [zogenaamde genealogische toledot-]formule is niet altijd even makkelijk vast te stellen. De formule attendeert de vertaler op een grens of overgang in de tekst, maar telkens als de formule voorkomt moet opnieuw bepaald worden of hij een grens tussen alinea’s, perikopen of grotere teksteenheden markeert. Verder is er verschil van mening of de formule altijd een nieuwe eenheid opent, of dat hij ook een afsluiting kan vormen.' David R. Bauer, The Structure of Matthew's Gospel. A Study in Literary Design, 1989, pag. 31 Deels te verklaren doordat de zendingsopdracht bij Bacon in de epiloog valt. Anderzijds lijkt het er op de Mattheus stof van de tweede zendingsopdracht al heeft opgenomen bij de eerste zendingsopdracht in Mt 10. Behalve om aan te tonen dat Jezus de tweede Mozes zou zijn, maar daarvoor is zo'n grote compositorische opzet niet per se noodzakelijk.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
9
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
30
Driedeling en chiastische indeling Voor de volledigheid dient te worden opgemerkt dat er ook sprake is van een driedeling in het boek. De driedeling wordt door bijbeluitleggers gehanteerd37 vanwege een andere markeringszin: 'Van toen af begon Jezus...' (4:17 en 16:21)38 De genoemde zinsneden staan vaak middenin een verteleenheid, merkt J. van Bruggen op, en hebben daarom een minder sterke boek-indelende functie.39 Toch levert ook de driedeling waardevolle inzichten op. Tenslotte zijn er in de literaire bijbelkritiek onderzoekers40 die menen dat de vorm van het chiasme (a, b, c, b', a') het belangrijkste vormkenmerk van Mattheus is. Ook voor de hoofdvorm van het boek. Het centrum zou dan liggen in hoofdstuk 11 of in 13:35–36:41. Deze school legt meer nadruk op de christologie en Jezus als de Mensenzoon. Ook daar is veel voor te zeggen: Bacon laat de christologie onderbelicht. In 1989 verscheen over de structuur van Mattheus een studie door David R. Bauer. Hij opent dit boek met een compleet overzicht van de literaire bijbelkritiek op Mattheus tot nu toe. Hij constateert daarin dat er tot nu toe géén consensus is over de vorm van het boek, maar dat er wel duidelijk inhoudelijk verband is tussen de structuur en de boodschap (theologie) – welke die structuur dan ook mag zijn.42 Lang niet iedereen is echter overtuigd van een formele alles overkoepelende structuur in het evangelie naar Mattheus. Sommigen achten een theologische structuur meer bepalend dan een literaire.43
Verschuiving: de structuur van 1+5 Door een verschuiving in de vijfboekenstructuur aan te brengen, kan zowel in theologisch als literair opzicht de betekenis sterk toenemen. Het uitgangspunt wordt een 1+5-structuur. De hoofdvorm begint in deze aanname met een Grote Proloog of Ouverture in hoofdstuk 1 t/m 7. Daarin vindt de grondlegging van het Koninkrijk plaats die wordt afgesloten met de bergrede. Daarna volgen – pas vanaf hoofdstuk 8 – de vijf boeken. In dit hoofddeel zoekt de Koning die 'de wet en de profeten' volbrengt en een volk dat dat óók doet. Hij noemt dat: een volk dat de vruchten van het Koninkrijk opbrengt. De voormalige epiloog is dan het vijfde boek dat volledig op zijn plek valt. Het blijkt een duizelingwekkende finale, waarin het verbond wordt vernieuwd en Jezus zijn aangekondigde werk volbrengt. Voor deze verschoven indeling pleiten meerdere argumenten. Het belangrijkste is wel dat daarmee in thematisch opzicht de Thora-lijn zichtbaar wordt in het bijbelboek Mattheus en bovendien dat Jezus als de Christus centraal komt te staan. Door de verschuiving is er niet alleen structuur (vijf boeken), maar ook inhoud (vijf thema's) die parallel loopt met de vijf boeken van Mozes. De verschuiving ten opzichte van de oudere vorm die door Bacon is voorgesteld, ziet er als volgt uit.
35
40
Vijfboekenstructuur Bacon (1+5+1) H1–2 Preambule H3–7 Boek 1: Discipelschap H8–11:1 Boek 2: Apostelschap H 11:2–13:53 Boek 3: Verbergen en openbaring H 13:53–19:1a Boek 4: Grondlegging van de Kerk H 19:1b–26:2 Boek 5: Het oordeel H26:3–28:20 Epiloog 37
38
39 40 41 42
43
Verschoven indeling (1+5) Ouverture in H1 – 7 Boek 1 'Genesis' Boek 2 'Exodus' Boek 3 'Leviticus' Boek 4 'Numeri' Boek 5 'Deuteronomium'
Thora-lijn?
Door Kingsbury e.a. Van Bruggen meldt in zijn commentaar op Mattheus (pag. 19): France, Gnilka en Sand leggen deze driedeling ten grondslag aan hun commentaren. Bauer komt via de weg van de retorische analyse ongeveer tot hetzelfde resultaat als Kingsbury. We vinden dit bij Allison en bij Herders (Theologischer Kommentar zum neuen Testament) en later ook bij Breukelman. Zij onderscheiden drie fasen in de heilsgeschiedenis: 1:1–4:16 Jezus als de Messias 4:17–16:20 De verkondiging van Jezus 16:21–28:20 Lijden, dood en opstanding J. van Bruggen, Commentaar op het Nieuwe Testament, Mattheus pag. 19. H.B. Green, C.H. Lohr, P. F Ellis Zie Bauer, 1989 pag. 36. Zie Bauer, 1989 pag. 11, 21, 54, 135. Bijvoorbeeld op pag. 21: But if careful composition and fine architecture is widely recognized in the Gospel, there is anything but unanimity when it comes to determing the nature of this structure. Zelf is Bauer zoals gezegd aanhanger van de retorische analyse en van een driedeling. Van Bruggen, pag. 19. Van Bruggen is zelf evenmin overtuigd van een alles overkoepelende structuur.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
10
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
30
35
Zes afsluitende redes? De dominantie van het lijdensverhaal wordt in deze verschoven structuur duidelijker. Dat is waar het na eerder aankondigingen op uitloopt in boek 5. Een aanvullend argument voor de 1+5-indeling is dat nu ook het zendingsbevel aan het eind van Mattheus meer recht wordt gedaan. Men kan weliswaar stellen dat met 'al deze woorden' het onderwijs van Jezus voleindigd is in 26:1, maar dan blijft onderbelicht dat het werkelijk allerlaatste wat Jezus doet is een zendings- en leeropdracht aan de discipelen geven voor al de volken: 'leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb' (28:19). Met andere woorden: het onderwijs van Jezus wordt nu door de discipelen voortgezet. De woorden en de onderwijzing zijn nog lang niet afgelopen! Het tweede zendingsbevel correspondeert sterk met het eerste zendingsbevel in Mt 10. Daar lijkt Mattheus stof te hebben opgenomen die men bij het tweede zendingsbevel zou verwachten. Vanaf 10:16 wordt de strekking van de zendingsopdracht namelijk ruimer dan alleen binnen Israël, bijvoorbeeld als het gaat om overgeleverd worden. De tweede zendingsopdracht meetellend komen we op zes afsluitende redes44. Bauer benadrukt de noodzaak van deze zes rede nog nadrukkelijker. Hij stelt dat 28:16-20 juist de climax is van Jezus' onderwijs en alle voorgaande redes.45 De Ouverture heeft in de 1+5-vorm als slot de bergrede en zo heeft ieder volgend boek eveneens een eigen afsluitende rede. Dat lijkt op zich een tamelijk bevredigende oplossing, maar er is meer. Het gevolg is dat beide zendingsbevelen in boek 1 en 5 op deze manier gespiegeld tegenover elkaar komen te staan46, net als het onderwijs met parabels aan het einde van boek 2 en 4. Dit blijkt onderdeel te zijn van een grotere symmetrie bij Mattheus. Prikkelende vraag: een nieuwe Pentateuch? Nieuw is nu de gedachte om te onderzoeken of Mattheus bij de voorgestelde vijfdeling ook inhoudelijk de vijf boeken van Mozes volgt. Doorloopt Jezus, die kwam om Thora en Profeten te volbrengen (3:15, 5:17), in de vijf voorgestelde boeken letterlijk de vijf boeken van Mozes? Poneert Mattheus een nieuwe Pentateuch? Dit vermoeden zal onderbouwd moeten worden door opnieuw te lezen en als het ware te reconstrueren wat Mattheus zou kunnen hebben geconstrueerd. Dan lopen we tegen het probleem aan van de ontbrekende onderschriften, ofwel: het probleem van de objectiviteit van deze hypothese. Zijn die 'onderschriften' er ooit geweest? Zou Mattheus het werkelijk zo bedoeld hebben? Maar zelfs indien dit uiteindelijk niet zo blijkt te zijn, kan het een leerzame verkenning worden, een leeservaring die ander licht werpt op bepaalde bijbelgedeelten. Indien Jezus in de vijf boekdelen van Mattheus wél opnieuw de vijf Thora-boeken Thora zou doorloopt, zouden we een soort 'Mattheuscode' op het spoor zijn, een onderliggende thematische structuur die de boodschap onderstreept en verdiept. Dit vergroot ons inzicht in de manier waarop het belangrijke verlossingswerk van de Heer plaatsvindt.
Mattheus, geschilderd door Gortzius Geldorp (1604) 44 45 46
Los daarvan kan Mt 23 (rede tegen de Farizeeën) een aparte rede vormen, maar niet een afsluitende. Bauer 1989 pag. 42, zie eerdere voetnoot. Een bijkomend argument kan nog zijn dat bij het zendingsbevel net als in de markeringszinnen sprake is van voleindigen: 'Ik ben met u tot aan de voleinding der wereld.'
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
11
De Mattheuscode
Hoofdstuk 2. De Pentateuch-thema's in de Ouverture
5
10
15
20
25
30
We bekijken hierna eerst de mogelijke Thora-lijn in de Ouverture van Mattheus (hoofdstuk 1–7), die ik als een eenheid beschouw. Daarin lijkt de schrijver een voorspel te bieden op wat komen gaat. De thema's van de Pentateuch zijn in de Ouverture al te beluisteren. Hoofdstuk 2 wordt besloten met het voorstel voor de hoofdstructuur van het boek van Mattheus. In hoofdstuk 3 volgt de uitwerking van de voorgestelde Pentateuch-vorm in het hoofddeel (hoofdstuk 8–28). De Ouverture loopt in onze hypothese van 1:1 tot aan het einde van de bergrede en besluit met de markeringszin in 7:28. 'En het geschiedde toen Jezus deze woorden voleindigd had, dat scharen versteld stonden over zijn leer...'47 Omdat er in de Ouverture geen duidelijke boekdelen te onderscheiden zijn zoals verderop, zijn we aangewezen op een sectie-indeling op basis van thema's, pericopen en kernwoorden. Over de gekozen indeling kan men van mening verschillen, maar ook zonder een vijfdelige Ouverture kan er nog steeds sprake zijn van een Pentateuch-indeling in de vijf boeken van de hoofdstukken 8–28.
Thora en profeten vervullen Wat de evangelist ons in hoofdstuk 1 tot 7 in ieder geval zelf aanreikt, is het thema van de vervulling. Bij Mattheus speelt dit een veel grotere rol dan bij bijvoorbeeld Marcus (slechts tweemaal). Mattheus gaat sterk uit van het profetisch karakter van de Heilige Schrift.48 Als Jezus bijvoorbeeld uit Egypte terugkeert, wordt daarin vervuld het woord dat God sprak door de profeet: 'uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.' Jezus herhaalt zo Exodus en doet het opnieuw gelden. Het woord vervullen is goed vertalen met tot zijn volle betekenis brengen (Schuman), maar ook met onderhouden, doen, doen gelden (Lapide, vgl. Deut 4:2). Versteeg ziet drie betekenissen in het woord vervullen: de intentie duidelijk maken, de voltooiing geven die iets nodig heeft en een perspectief openen naar de toekomst.49 Jezus neemt ook zelf het woord vervullen in de mond als hij zijn taak op zich neemt: 'zo betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen.' (3:15) Dit staat gelijk met de uitdrukking 'Wet en Profeten vervullen' in 5:17. Er is dus enige ruimte om te onderzoeken hoe ver de evangelist in dit vervullen gaat. De vraag is: laat Mattheus in de Ouverture ook de thema's uit de eerste vijf boeken van Mozes vervullen? Indien de Zoon van Abraham (1:1) de weg van Israël door de Thora heen werkelijk opnieuw doorloopt, dan blijkt Hij ook in die zin voor ons een wetsvervuller bij uitstek te zijn.
Vijf secties
35
40
In de Ouverture kunnen thematisch gezien de volgende secties worden onderscheiden die corresponderen met de Pentateuch: 1. Verwekking van de Christus (geslachtsregister en geboorte) 2. Uitleiding van de Christus (vlucht naar Egypte en terugkeer) 3. Dienst van de Christus (zijn eerste woord, doop met de Heilige Geest) 4. Beproeving van de Christus (drie verzoekingen na veertig dagen in de woestijn) 5. Verbond en onderwijzing van de Christus (bergrede met historische proloog) Mattheus 1:1 – 2:12 naast Genesis: Verwekking van de Christus Wat betreft de opening kunnen we binnen dit bestek kort zijn. Het gaat zowel in het geslachtsregister als de twee daarop volgende pericopen over de verwekking van Jezus Christus als de Zoon van David en de zoon van Abraham. Jezus is de Messias van Israël. De proloog (1:1-17) vermeldt in een
47
48 49
De markeringszin is hier duidelijk een overgangszin die nog bij het voorgaande gedeelte hoort, maar die ook goed als beginzin voor het volgende gedeelte kan worden gelezen. Zie Dr. J.P. Versteeg, Evangelie in viervoud, pag. 24, Kok Kampen 1992-2 (1980) Versteeg noemt drie samenhangende betekenissen van het woord vervullen. J.P. Versteeg (Evangelie in viervoud, 19801, 19922, pag. 23): Jezus´ uittocht uit Egypte [is] de vervulling van de uittocht van Israël uit Egypte. In de uittocht van Jezus wordt allereerst de intentie van de uittocht van Israël duidelijk. In de uittocht van Jezus vindt in de tweede plaats de uittocht van Israël de voltooiing die ze nodig had. In deze vervulde uittocht van Jezus wordt in de derde plaats weer een perspectief geopend op de toekomst. Heel de geschiedenis van Israël is gericht op en vindt haar centrum in de geschiedenis van Jezus. In deze voor Israels hele geschiedenis centrale positie komt Jezus uit als de Messias van Israël.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
12
De Mattheuscode
5
10
reeks van driemaal veertien50 verwekkingen de afkomst van de Christus, zoals te doen gebruikelijk bij de aankondiging van een nieuwe vorst. Minder mooie momenten zoals Davids zonde met Batseba, 'de vrouw van Uria', worden niet verdoezeld (1:7). Toch zijn de ergste gevallen (mannen) uit de lijst gehouden om tot een verkondigde indeling te komen. Uitzonderlijk is dat de lijst de namen van vier vrouwen bevat, die ook nog eens van buiten het verbondsvolk komen. Versteeg ziet dit als de eerste aanwijzing voor de verbreding van het heil van het verbond naar de universele nieuwtestamentische kerk.51 Het is een trek die al vroeg in het boek van Mattheus opduikt en doorloopt tot in de allerlaatste verzen (28:19). Werd de eerste zoon van Abraham geboren uit de onvruchtbare Sara, hier is het goddelijke handelen de verwekking van diens nieuwe Zoon bij een maagd Maria. Hoewel het woord verwekken in 1:18 en 2:1 vertaald is met 'geboren worden', gaat het toch om meer dan geboorte. Zoals Genesis het boek is van de verwekkingen, in het bijzonder om die van het volk Israël, zo gaat het hier over de verwekking van Jezus Christus als een nieuwe Koning. Het staat er zo: De verwekking van Jezus Christus geschiedde aldus. (1:18) Toen nu Jezus Christus verwekt was te Bethlehem in Juda, in de dagen van koning Herodes,... (2:1)
15
20
Die nieuwe, goede Koning wordt verwekt ten dage van een slechte koning. In één adem door wordt verteld hoe die Koning door wijzen – als het ware de heidense schriftgeleerden, de heidenen zijn opnieuw vroeg aanwezig bij Mattheus – wordt gezocht, gevonden en aanbeden. Uitleggers wijzen er op dat in deze wijzen de volken terugkeren die zijn voortgekomen uit de zonen die Abraham in Genesis 25:5 met geschenken en al wegzond naar het Oosterland. Nu keren zij met geschenken terug.52 De zoon van Abraham wordt hiermee als Koning erkend door diens andere zonen. We kunnen dus vaststellen dat het boek Genesis in sectie 1 wordt vervuld en geactualiseerd in de sterk benadrukte verwekking en aanbidding van de Christus. De Engel van de evangelist Mattheüs 'De Engel stelt de evangelist Mattheüs voor, een qua uiterlijk menselijk wezen. Dat is omdat Mattheus begonnen is Christus naar zijn menselijke natuur te beschrijven, in een stamboom: dat is die boekrol in zijn hand. De avondster herinnert aan de Wijzen uit het Oosten, die na de geboorte van Christus kwamen. 53 Deze geboorte werd tevens aangekondigd door een engel.' (Kerkgebouw de Krommeniedijk. Kunstschilder Willem Bogtman uit Haarlem. Foto van Marcel Pelt.)
25
Mattheus 2:12-23 naast Exodus: Uitleiding van de Christus Jezus vlucht naar Egypte en keert terug. De evangelist zet ons in sectie 2 zelf op het spoor van de vervulling van Exodus. Hij noteert dat de profetie van Hosea vervuld wordt: uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen (2:15). In Jezus wordt die zoon van God opnieuw geroepen. En zoals in Exodus het kind Mozes ontkwam uit de Nijl, zo ontkomt het kind Jezus aan de handen van Herodes. In de vlucht 50 51
52 53
Mattheus verwijst met het getal 14 nog eens extra naar David. De letterwaarde van die naam (DFD) is 14. Versteeg (1980 pag. 30): In verband met het joodse erfrecht – waarbij alleen de vader en niet de moeder bepalend was – komen in joodse stambomen namen van vrouwen zelden voor. Nog opmerkelijker zijn evenwel de namen van de vrouwen die in Matth. 1 genoemd worden. In de joodse traditie nemen de vier namen Sara, Rebekka, Rachel en Lea een grote plaats in. Deze namen worden evenwel door Mattheus niet genoemd. Hij vermeldt Tamar, een Filistijnse uit de stad Timna, de schoondochter van Juda die hem de tweeling Perez en Zera schonk (vgl. Gen 38 en 49:8-12; 1 Kron. 2:4), Rachab, een Kanaänitische vrouw uit Jericho (vgl. Joz. 2 en 6:22-25), Ruth, een Moabitische (vgl. Ruth 1:4, 4:10; zie voor de positie van de Moabieten Gen. 19). Niet expliciet wordt de naam van Bathseba genoemd, maar Bathseba wordt aangeduid als “de vrouw van Uria”. Uria was, zoals uit 2 Sam. 11 duidelijk wordt, een Hethiet. Mattheus wil dus bepaald op Bathseba wijzen in deze kwaliteit, als vrouw van de Hethiet Uria. […] Wat de vier door Mattheus genoemde vrouwen aan elkaar verbond was het heidendom waarin zij alle vier leefden. Daarom wordt stellig ook Bathseba aangeduid als “de vrouw van Uria”. Al deze vier vrouwen stonden buiten het verbond dat God met Israël gesloten had. Door deze namen te noemen laat Mattheus uitkomen, dat God bij zijn heil voor Israël toch ook altijd mee de heidenen op het oog had. Het universeel karakter van de nieuwtestamentische kerk wordt ook duidelijk onderstreept door de geschiedenis van de komst van de wijzen uit het oosten naar Bethlehem (Matth. 2:1-12). Terwijl Lucas in Luc. 2:8-39 joden weet te noemen die tot erkenning van Jezus als de Christus kwamen, spreekt Mattheus [met voorbijgaan aan de joden] alleen over de wijzen uit het oosten die daartoe kwamen. N.A. Schuman, Al deze woorden, Den Haag 1991, pag. 39 www.kerkvankrommeniedijk.nl
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
13
De Mattheuscode
5
naar Egypte speelt opnieuw een dromer Jozef de reddende rol (overigens een Genesis-motief). In totaal ontvangt Jozef driemaal een droom. Opmerkelijk is vervolgens dat het gezin in het land Israël gaat, als het ware richting Jeruzalem, en dat het vervolgens uitwijkt uit naar Nazareth. Breukelman54 wijst op de trek van het uitwijken in het boek van Mattheus waardoor Jezus steeds verder van Jeruzalem vandaan lijkt te raken. Zie bijlage 1. Dat uitwijken begint al bij de wijzen (2:12b,13a) en bij Jozef (2:14b55) en eindigt halverwege het boek, kort voor de tweede wonderbare spijziging (15:21). Voor de ver gelegen kuststreken blijkt dit uitwijken echter evangelie. Daar zal het licht van het Koninkrijk beginnen op te gaan (4:15,16). Het deel over de vlucht en terugkeer kan met recht een Exodus-sectie genoemd worden.
10
15
20
Mattheus 3 naast Leviticus: Dienst van de Christus (doop) De twee pericopen in Mattheus 3 vormen een geheel. Het begint met 'In die dagen treedt Johannes de doper op' (3:1) en wordt voortgezet met 'Dan komt Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten dopen' (3:13). De doop van Johannes is bij uitstek een reinigingsritueel dat aan Leviticus doet denken. De doop heeft de betekenis van levensvernieuwing. Ook bestond er in het oude Israël de proselietendoop voor heidenen. In het dagelijkse en cultische leven speelden wassingen een grote rol. Die verschaften de Israëliet toegang tot 'het heilige in Israël'. Voor de priesterdienst waren afwassingen uiterst noodzakelijk, zoals blijkt in Ex. 29:4 en Lev. 16:4. Met die laatste tekst zijn we in het hart van de oudtestamentische verzoeningsdienst. In het ritueel dat de hogepriester op Grote Verzoendag voltrekt, staat dat hij eerst voor zijn eigen zonden offert. Vervolgens zal hij zijn heilige kleren aantrekken, nadat hij zich in water heeft gebaad. Zo gebeurt het met Jezus, die zijnde zondeloos niet voor zichzelf hoeft te offeren, maar zich wel laat dopen in de Jordaan en daarna de Heilige Geest ontvangt. Hij wordt er als het ware mee bekleed; een duif daalt op Hem neer, een stem klinkt uit de hemel (3:16,17). Zodra Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich (voor Hem) en Hij zag de Geest van God neerdalen als een duif en op Hem komen. En zie, uit de hemel klonk een stem: 'Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik (mijn) vreugde.' (NBG en NBV56)
25
30
35
40
Doop van Christus, (detail), Pierro della Francesca, 1449
45
Deze kerngebeurtenis vraagt met het herhaald 'En zie' de aandacht. Op het gebied van structuur kunnen we constateren dat de doop van Jezus precies in het midden staat van de Ouverture, zoals de beschrijving van Grote Verzoendag in het midden van Leviticus en dus van de Thora staat. Jezus wordt bij zijn doop niet alleen door God de hemelse Vader aangewezen als diens geliefde Zoon, er is meer. Tegen de achtergrond van het Oude Testament en de figuur van priesterkoning uit Psalm 11057 54 55 56
57
F. H. Breukelman, Bijbelse Theologie 2, De ouverture naar het evangelie van Mattheus, vanaf pag. 144. Zie bijlage 1. Pijnlijk is dat Jezus met Jozef eerst wegtrekt uit Israël, alsof dat land Egypte is geworden. Tweemaal verschijnt het aandacht vragende woordje 'Zie', dat in totaal 65 keer voorkomt bij Mattheus. De NBV laat dit kenmerkende Mattheus-woord weg uit de vertaling. Vergelijk 3:17 ook met Psalm 2:7 'Hij sprak tot Mij: Mijn zoon zijt gij, ik heb u heden verwekt.' 'Zien' is belangrijk bij Mattheus; het werkwoord komt 23 keer voor. Het evangelie mondt uit op het zien van de opgestane Christus. 28:6b,7 'Kom, zie de plaats waar Hij gelegen heeft. En ga meteen op weg en zeg zijn discipelen dat Hij is opgestaan uit de doden. En zie, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het u gezegd.' Omdat Jezus niet van Aäron afstamt, ontvangt hij het priesterschap langs een andere weg, die van Melchizedek. Melchizedek was de hogepriester in Genesis 14 die Abraham zegende, voordat er in Israël überhaupt sprake was van een priesterstam. Vgl. Psalm 110:4 'JHWH heeft gezworen en het berouwt Hem niet: gij zijt priester voor eeuwig, naar
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
14
De Mattheuscode
5
10
15
20
valt te zeggen dat Jezus de hogepriesterlijke taak op zich neemt. Dit is wat er gebeurt: Jezus neemt vrijwillig zijn dienst op zich om alle gerechtigheid te vervullen (3:15) en geheel Gods wil te doen58 als een hogepriester. Dat verzoenende priesterwerk eindigt met het offer op Golgotha en wordt na Pasen voortgezet in de priesterdienst van de gemeente. Het eerste woord van Jezus in dit boek (3:15) is meteen een proclamatie van zijn dienst en opdracht. Een aardig detail is dat juist hier voor de vijfde keer sprake is van vervullen59. Het getal 5 staat steeds voor de volheid en de gerechtigheid van de Thora.60 De verwijzing naar Leviticus is impliciet, maar de nadruk op het vervullen van de gerechtigheid valt in Mt 3 wel extra op. Dienst en doop van de Christus verwijzen naar het centrale thema van het derde Pentateuch-boek. Dankzij de priesterlijke dienst van verzoening en heiliging kan het volk tot God naderen en in zijn nabijheid vertoeven.61 Mattheus 4:1-11 naast Numeri: Beproeving van de Christus (drie verzoekingen) Het volk Israël verbleef zoals beschreven in Numeri veertig jaar in de woestijn. Numeri betekent getallen. Het volk wordt geteld, beproefd en geschift; het oordeel over de weigering om Kanaän in te gaan werd voltrokken.62 De duur van gerichten die God uitoefent wordt vaker in verband gebracht met het getal veertig. In het verhaal van Noach bijvoorbeeld duurde de slagregen veertig dagen en veertig nachten (Gen 7:12). Het woestijnverhaal staat ingeklemd tussen de eerste telling van Israëls leger in Numeri 1 en de tweede telling in Numeri 26, bij het ingaan in Kanaän zo'n veertig jaar later63. Kort daarvoor levert het volk driemaal op rij strijd tegen de woestijnvolken (Num. 2164). Op eenzelfde manier wordt Jezus, als gedoopte en gewijde Zoon van God, na veertig dagen in de woestijn driemaal verzocht door de Verzoeker (4:3). Hij weerstaat de verzoekingen met bijbelwoorden uit Deuteronomium. Mattheus 4: 1-11 kan worden aangemerkt als een korte Numeri-sectie waarin de Christus wordt beproefd.
25
30
35
40
Mattheus 4: 12 – 7:28 naast Deuteronomium: Verbond en onderwijzing van de Christus De vijfde sectie is binnen het gekozen denkraam het resterende deel van de Ouverture. Het is een tamelijk lang gedeelte. De bergrede heeft sterke trekken van het wetsonderricht bij een verbond of een verbondsvernieuwing, zoals gebeurt in het boek Deuteronomium. Mattheus lijkt hier zelfs de structuur uit het boek Deuteronomium te kopiëren. De bergrede kent namelijk een aantal opmerkelijke parallellen met de hoofdindeling van de 'Mozesrede' in Deuteronomium. De rede van Mozes opent met een historische proloog, waarin het volk – in retrospectief – wegtrekt bij de Sinaï en oudsten en verkenners worden aangesteld. Vergelijk dit met Mt 4:12-25 waarin Jezus wegtrekt (uitwijkt) uit zijn geboortestad en vier discipelen kiest. Mozes verhaalt hoe het volk vanuit de woestijn optrekt naar het beloofde land en daarbij diverse koningen verslaat. JHWH laat zo zijn grootheid en sterke macht zien. Evenzo toont Jezus door zijn eerste onderwijs en genezingen het evangelie van het Koninkrijk en zijn macht (4: 23-25). Zijn werk wordt gekarakteriseerd als licht brengen aan het volk dat leeft in duisternis en de schaduw van de dood (4:16). De Tien Woorden die nu bij Mozes volgen zijn te vergelijken met de zaligsprekingen; ze staan binnen onze aanname op exact dezelfde plaats en hebben dezelfde functie65. Daarna volgt bij Mozes de 58 59
60
61
62 63
64
65
de wijze van Melchizedek.' Zie ook Hebr. 7. Deze priester is het evenbeeld van Christus. Psalm 40:9 'Ik heb lust om uw wil te doen, o God, uw wet is in mijn binnenste.' Zie eerder in 1:22, 2:15, 2:17 en 2:23. Iets vergelijkbaars is er aan de hand met het woord gerechtigheid dat hier voor het eerst in het boek voorkomt. Hierna komt dit woord vijfmaal voor in de bergrede en nog eens in 21:32. Het totaal van zeven wijst nog eens extra op héél de gerechtigheid die vervuld gaat worden voor heel de wereld. Dit hoofdthema stelt Jezus scherper in de bergrede. Bij de bespreking van boek 3 komt het thema van Gods 'Shekina' verder aan de orde. In Jezus Christus (Immanuel) komt God nog dichterbij dan in het OT. Jezus noemt God in het gebed zelfs Onze Vader. Dat is niet zozeer een contrast met het OT als wel een nieuwe fase in de heilsgeschiedenis. Vgl. Num. 32:11. Die tweede telling wordt voorafgegaan door een gericht in de vorm van een plaag in Numeri 25. Het is de plaag na Israëls afgoderij met Baäl-Peor, door 'ontucht te plegen met de dochters van Moab'. In de heilsgeschiedenis is dit een pijnlijk moment. Juist nadat Bileam heeft geprofeteerd hoe onverslaanbaar Israël is, laat het volk zijn zwakke kant zien door zich te koppelen aan Baäl-Peor. De priesterzoon Pinechas is hier de held die de plaag doet ophouden en Gods toorn afwendt. Hij doodt Zimri en de Midianitische vrouw die bij hem gevonden wordt. Na dit gericht volgt de tweede telling voordat het volk het land in kan gaan. a. De strijd tegen Arad in het Zuiderland die Israël de doorgang belet (Numeri 21:1-3). b. De strijd tegen Sichon van Chesbon, die tegen Israël ten strijde trekt en geen doorgang verleent (Numeri 21:21-30). c. De strijd tegen Og van Basan, een bedreiger die net als de vorige twee verslagen wordt (Numeri 21:31-35). Dat kan aanleiding geven tot de gedachte dat de acht zaligsprekingen in Mt 5 een spiegel vormen van de Tien Woorden.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
15
De Mattheuscode
5
10
uitwerking van het verbond, de ontvouwing van de wet in voorbeeldgeboden. Is dat niet vergelijkbaar met het wetsonderwijs van Jezus in Mattheus 5:17 – 7:27? Let bijvoorbeeld op hoe Jezus de geboden scherper stelt in 6: 21-48. Mozes sluit af met het volk voor een beslissende keuze te stellen. Op een vergelijkbare manier sluit de bergrede af met de keuze tussen de enge poort en de brede weg, tussen bouwen op een rots en bouwen op zand. Jezus benadrukt evenals Mozes dat men het Koninkrijk in kan gaan door zijn woorden te horen én te doen (7:21, 24 vgl. Deut. 30: 11-20). Dán is uw gerechtigheid overvloediger dan die van de Farizeeën en schriftgeleerden66. Uitleggers noemen de zaligsprekingen wel de decaloog van het nieuwe verbond. Navenant lijkt heel Mattheus 5–7 op de woorden van een verbondsvernieuwing en een Deuteronomium-parallel. Zou de bergrede een spiegel zijn van de Mozesrede? Ten slotte is ook de timing van bergrede en Mozesrede overeenkomstig. De leider staat op het punt om het volk naar Kanaän, het beloofde land te brengen. Nu Jezus zijn eigen Thora-reis heeft afgerond, leidt Hij vanaf hoofdstuk 8 zijn volk het land van het beoogde Koninkrijk binnen.
Grondlegging van een Koninkrijk 15
20
25
30
35
In Mattheus 1–7 wordt de Christus verwekt en als Zoon van God aangewezen. Die zoon wordt uit Egypte geroepen, neemt een hogepriesterlijke taak op zich, weerstaat de grootste vijand en kondigt de 'wet' van een Koninkrijk af. Hier vindt de grondlegging plaats van een Koninkrijk. Er is een Koning (koningpriester) en er is een wet (de bergrede als onderwijzing bij een vernieuwd verbond). Nu nog een volk! Het is verleidelijk om dat aan te merken als een nieuw volk, of het ware Israël. Mattheus doet dat nergens. Hij blijft in de lijn van Mozes spreken over een volk of het volk. Wel is voor de joods-christelijke lezer duidelijk dat belangrijke zaken opnieuw plaatsvinden, om vervuld en vernieuwd te worden. Initiële vervulling De Ouverture behelst thematisch gezien opnieuw de Pentateuch. Jezus heeft daarmee de Thora doorlopen en doen opnieuw gelden. Heeft Hij hem daarmee ook geheel vervuld?67 Dat lijkt nog niet het geval te zijn. Belangrijke elementen uit de Pentateuch zijn nog blijven liggen, die verderop in het boek pas echt tot vervulling zullen komen. Er ligt bijvoorbeeld nog een belofte in Genesis dat JHWH na het offer van Abraham zelf zal voorzien in een offer. In de traditie wordt doorverwezen naar het nieuwtestamentische offer van Jezus.68 Jezus is na zijn exodus Israël wel ingegaan, maar nog niet in Jeruzalem en de tempel. De koningpriester is wel gewijd tot zijn dienst, maar gaat zijn uiteindelijke offer nog brengen. De duivel is in woorden wel verslagen, maar nog niet in daden. De stipulaties van het vernieuwde verbond zijn wel gegeven in woorden, maar het verbond is nog niet gesloten met bloed. Ook is de keus van het volk is nog niet gemaakt. Alle partijen69 in het verhaal, en ook wij als lezers, krijgen hierna te maken met de vraag: 'Wie is dit toch? Wie is de Mensenzoon?' Het lijkt beter om te spreken van een initiële vervulling in Mattheus 1–7, met een aankondigend karakter. De definitieve vervulling komt hierna als Jezus opnieuw en stuk voor stuk de vijf boeken van de Pentateuch doorloopt, samen met zijn discipelen. Als vervullend onderwijs, in daden en in woorden.
66 67
68
69
De zaligsprekingen geven dan de intentie weer van ieder gebod. Zo leert Jezus zijn discipelen om de wet van binnenuit te volbrengen en hun gerechtigheid overvloediger te laten zijn dan die der Farizeeën en schriftgeleerden. Dit idee werk ik uit in een andere studie. Dezen worden in de bergrede opgevoerd als een vaste didactische categorie, als non-voorbeeld. J.P. Versteeg (Evangelie in viervoud,19801, 19922, pag. 23) noemt drie betekenissen van het woord vervullen: 'Allereerst geldt, dat wat vervuld wordt daarin een bevestiging en bekrachtiging ontvangt. Door de vervulling wordt er iets op zijn plaats gezet in het heilswerk van God en naar zijn eigenlijke intentie gewaardeerd. De ware betekenis van iets treedt daardoor aan de dag. In de tweede plaats geldt, dat wat vervuld wordt in zichzelf niet compleet en volkomen was. In de vervulling krijgt het de voltooiing die het nodig had. Door het nieuwe verband waarin het komt te staan wordt het afgerond. In de derde plaats geldt dat wat vervuld wordt in het zich voortzettende werk van God als vervulde realiteit weer een nieuwe bedoeling voor de toekomst heeft en een definitieve voleinding tegemoet gaat in het volheid van God die komt.' Vergelijk Gen. 22:2 'Neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Isaak...' met de stem uit de hemel in Mt 3:17. Na de geloofsdaad van Abraham bevestigt God opnieuw zijn belofte jegens hem, dat met zijn nageslacht alle volken van de aardbodem gezegend zullen worden. (Gen 22:16-18) Dat verloopt in het NT via het offer van die andere Zoon van Abraham (Mt 1:1). De scharen (mensen) in 8:27. Johannes in 11:3. Discipelen in 16:13. De stad Jeruzalem in 21:10. De Farizeeën in 22:41. De Raad in 26:63. De heidense stadhouder in 27:11. Volgens deze telling zou de vraag wie Jezus is dus zeven keer gesteld worden in dit evangelie. De scharen houden Jezus voor een profeet (21:46), wat het de leiders moeilijk maakt om tegen Jezus op te treden. Zij fungeren als een buffer tussen Jezus en de religieuze leiders.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
16
De Mattheuscode
5
Vervulling van vijf profetenwoorden Tenslotte blijkt dat er tot nu toe vijf profetenwoorden70 zijn geciteerd en expliciet vervuld. De vele vervullingscitaten zijn een opvallende trek bij Mattheus71. Het is hem te doen om zowel de vervulling van de Thora als de Profeten. De Koning die de wet en de profeten vervult zoekt een volk dat vruchten draagt (21:43). Bij Mattheus wordt duidelijk vanwege welk cruciale punt het oude volk en zijn leiders geen toegang hebben tot het vernieuwde Koninkrijk, namelijk op het punt van vrucht dragen. Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk van God van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt. (21:43)
10
15
20
De Tenach-volbrengende Koning zoekt een volk dat óók Thora en Profeten tot volle betekenis gaat brengen. Dit gebeurt vanaf nu onder Jezus' leiding en niet onder de oude leiders, van wie het Koninkrijk wordt afgenomen. Zo Koning, zo volk. In 16:18 wordt dit volk expliciet mijn gemeente genoemd. Het hoofdthema van de nu volgende boeken 1 tot 5 (Mt 8–28) is kortweg: Koning zoekt volk. Deze zoektocht is als het ware de queeste van de hoofdpersoon in het boek. In de spiegel van het Oude Testament is het de verbondskoning die op zoek is naar zijn verbondsvolk. Heeft de Koning dat volk eenmaal gevonden, dan kan Hij daarmee het verbond definitief sluiten (vernieuwen). Tegen de achtergrond van deze oudtestamentische gedachte laten we hierna in hoofdstuk 3 het nieuwtestamentische verhaal tot ons doordringen. Behalve vijf profetencitaten blijkt ook de titel Christus vijf maal voor te komen in deel 1; zie bijlage 5.
Een dubbele Thora-structuur
25
30
35
40
De indeling van de Ouverture geeft zoals gezegd een bepaald vermoeden voor het vervolg. De hypothese is dat Jezus hierna opnieuw in vijf fasen (boeken) zijn opdracht doorloopt in lijn met de Pentateuch. Dat zou een bijzondere structuur geven met nieuwe betekenissen. Wat in de vijfdelige Ouverture met de Christus gebeurt, vindt in Mt 8–28 plaats met zijn volk: verwekking, uitleiding, priesterdienst, beproeving en verbond (verbondsvernieuwing). In hoofdstuk 3 onderzoeken we hoe deze Pentateuch-thema's aan te wijzen per boekdeel. De hoofdthema's zijn ontleend aan de narratieve gedeelten en aan de genoemde blokken met onderwijs. Boek 1: verwekking van Gods volk. Dit boek gaat over roeping en volgen. Jezus verwekt met zijn tekenen (scheppingsdaden) en roepingen een volk uit Israël. Deze verwekking loopt uit op de samenroeping van twaalf apostelen als 'stamvaders' voor dit volk. Boek 2: uitleiding van Gods volk tot de sabbat. Jezus leidt zijn volk uit, drijft geesten uit en brengt zijn volk tot het doel van de exodus: de dienst aan God en de sabbat. Hij zal hen rust geven. Boek 3: de priesterdienst van Gods volk. Jezus leert zijn discipelen elkaar te dienen en te vergeven en verleent hen het leergezag van de kerk. Jezus wordt door zijn volk (i.c. Petrus) erkend als de Christus. Deze Christus-belijdenis is de grondslag voor de kerk en tevens het centrale keerpunt in het boek van Mattheus. Het boek eindigt met de gemeenterede en de parabel of vergiffenis. Boek 4: beproeving en ingaan van Gods volk. Dit boek gaat over het Koninkrijk al dan niet binnengaan. Het is sterk eschatologisch en bevat drie verzoekingen van de Farizeeën en schriftgeleerden. De parabels gaan over wel of niet ingaan, evenals de vooruitblik op de komst van de Mensenzoon. Boek 5: verbondsvernieuwing met Gods volk. Jezus stelt voor zijn discipelen tijdens het Avondmaal het verbond in op grond van zijn bloed, volbrengt het offer aan het kruis en staat op uit de dood.
45
70 71
Jesaja in 1:22, Micha in 2:5, Hosea in 2:15, Jeremia in 2:17, Jesaja in 4:14. Versteeg (1980 pag. 24) merkt op dat de vervullingscitaten bij Mattheus een heel eigen functie hebben. Marcus noteert slechts twee vervullingen (1:15 en 14:49, eventueel 15:28). Bij Johannes en Lucas zijn de vervullingscitaten sterk betrokken op Jezus' lijden. Mattheus echter ziet de vervulling betrokken op heel het aarde leven van Jezus. Versteeg: 'In heel Jezus' aardse leven is een vervulling van de oudtestamentische profetie te zien. Daarbij is van de grootste betekenis, dat de vervullingscitaten bij Mattheus met nadruk in relatie staan tot Jezus' zending tot Israël. Hierin is stellig Mattheus' missionaire bedoeling met betrekking tot de joden te zien. De wijze waarop Mattheus aan de voorstelling van de vervulling uitdrukking geeft doet een eigen wijze van de verkondiging van de geschiedenis van Jezus als de Messias zien.' Verder citeert Mattheus uit de gehele Tenach, waar Johannes hoofdzakelijk psalmverzen in vervulling ziet gaan.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
17
De Mattheuscode
De hoofdvorm van het boek van Mattheus zou derhalve, indien we de Thora-lijn van de Ouverture erbij nemen, een dubbele Thora-structuur zijn. In het schema staat het gevolg van deze denkwijze visueel weergegeven. Deel 1 (Mt 1–7)
Christus doorloopt de Thora. 'Grondlegging van het Koninkrijk.'
Boek 0 Ouverture Sectie 1: Mt 1-2:12 Sectie 2: Mt 2:13-23 Sectie 3: Mt 3 Sectie 4: Mt 4:1-11 Sectie 5: Mt 4:12-7:29
Deel 2 (Mt 8–28)
Genesis Exodus Leviticus Numeri Deuteronomium
Verwekking van de Christus (proloog in 1:1-17) Uitleiding van de Christus (Egypte) Priesterdienst van de Christus (doop, stem uit de hemel) Beproeving van de Christus (woestijn) Verbondsvernieuwing van de Christus (bergrede)
Christus doorloopt met zijn volk de Thora. 'Koning zoekt verbondsvolk.'
Boek 1 Mt 8–10
Genesis
Verwekking van Gods volk; roeping en volgen Onderwijs: Zendingsbevel voor Israël
Boek 2 Mt 11–13:52
Exodus
Uitleiding van Gods volk tot de sabbat; verzet Onderwijs: Parabels over gezaaid worden, vrucht dragen, oogst
Boek 3 Mt 13:53–18:35 Leviticus Boek 4 Mt 19–25
Numeri
Dienst van Gods volk; de gemeente als rein en heilig priestervolk Onderwijs: gemeenterede; dienen, gebed, vergeven (verzoening) Beproeving en ingaan van Gods volk; gericht Onderwijs: Eindrede. Parabels over wel of niet ingaan
Deuteronomium Verbondsvernieuwing met Gods volk. Verzoening aan het kruis. Onderwijs: Zendingsbevel voor wereld, leeropdracht De Koning die wet en profeten volbrengt zoekt een volk dat de vruchten van het Koninkrijk opbrengt
Boek 5 Mt 26–28
Schema: hoofdvorm van het boek van Mattheus met dubbele Thora-structuur 5
10
15
20
25
30
De indeling zoals in het schema voorgesteld is niet bijzonder ingewikkeld: vijf hoofdboeken die de indeling van Thora volgen worden voorafgegaan door een vijfdelige Ouverture waarin hetzelfde gebeurt. Ieder boek bevat na de narratieve gedeelten een blok met onderwijs (zie Bacon). In Mattheus lijkt het evangelie een totale cross-over met de Thora. De voorgestelde structuur is eenvoudiger dan men bij de meeste uitleggers vindt. Er is een Pentateuch-hoofdvorm zoals bij Bacon, maar ook werkelijke Pentateuch-inhoud. Zelfs is binnen boek 5 nog een (omgekeerde) Thora-lijn aanwijsbaar, waarover later meer. Droste-effect De 1+5-vorm levert voor wie daar gevoelig voor is een kenmerk van bijzondere schoonheid. De Ouverture of Grote Proloog van hoofdstuk 1–7 kan zelf ook worden ingedeeld in een proloog (geslachtsregister) en vijf secties. Er is herhaling van structuur. Eerst vinden we 1+5 in het klein in hoofdstuk 1–7, en daarna 1+5 in de grote structuur van het gehele boek: een Droste-effect. Symmetrie met een boodschap Het gevolg van de voorgestelde ordening is een kunstige symmetrie. In de centra van het eerste en tweede deel (Mattheus 3 en 17) staan twee vergelijkbare kerngebeurtenissen: de doop van Jezus en de verheerlijking op de berg. In beide gevallen klinkt een stem uit de hemel die Jezus als Gods Zoon aanwijst. Het staat in beide gevallen in de 'Leviticus-delen', wat wijst naar de hogepriesterlijke taak in Jezus' dienst, vooral als Hij op weg gaat naar Jeruzalem. Deel 2 vertoont in zichzelf ook symmetrie. Zo staan de twee zendingsredes gespiegeld ten opzichte van elkaar (boek 1 en 5), net als de twee redes met gelijkenissen (boek 2 en 4). Ook staan binnen boek 3 de twee wonderbare spijzigingen symmetrisch opgesteld. Deze vormgeving wijst naar de kern van de boodschap. In literaire termen is er in de hoofdvorm van Mattheus sprake van een chiasme (a, b, c, b', a'). Door deze vorm kan de schrijver zijn boodschap (c) helemaal centraal stellen. Jezus wordt in boek 3 voor het eerst erkend als de Christus; dit is de kernbelijdenis van het jonge christendom. U bent de Christus, de Zoon van de levende God. (16:17)
35
De Christus-belijdenis is het centrale keerpunt in boek 3 en in het gehele boek van Mattheus. De gevonden symmetrie heeft duidelijk bepaalde geloofsbetekenis en staat geheel ten dienste van de inhoud. De christologie komt nu veel duidelijker naar voren dan bij Bacon. De symmetrische © P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
18
De Mattheuscode
5
10
15
20
hoofdvorm van het chiasme kan Mattheus hebben ontleend aan de structuur van het boek Leviticus (zie eerder). Hij zou dan de vorm van het derde en voor de rabbijnen belangrijkste boek van Mozes hanteren. Verrassend genoeg komt de voorgestelde hoofdvorm zowel tegemoet aan de theorie over vijfdeling als aan een veronderstelde chiastische hoofdvorm. In het chiasme spelen de blokken met onderwijs duidelijk een rol: a. boek 1: zendingsbevel binnen Israël b. boek 2: parabels over het Koninkrijk en de zaaier, vrucht dragen en oogsten c. boek 3: gemeenterede: dienen, gebed en vergeving; parabel over vergeving. b'. boek 4: parabels over het Koninkrijk binnengaan, oordeel van de Mensenzoon a'. boek 5: zendingsbevel voor de volkerenwereld (a') De christologie en de dienst van de gemeente (vergeving) komen centraal te staan. Dat stemt bijvoorbeeld overeen met Leviticus (verzoening centraal), maar ook met andere gedeelten bij Mattheus, zoals het Onze Vader dat de vergeving van schuld als midden heeft.72 Dit keerpunt is gezien de boodschap van Mattheus veel aannemelijker dan bijvoorbeeld Mt 11 als chiastisch midden. Leeshint in het midden Naast het theologische midden zou ik ook een 'literair midden' in het boek willen aanwijzen. Beschouwen we Mattheus als een geheel van zes boeken (0 t/m 5), dan staat precies in het literaire midden, dat wil zeggen aan het einde van boek 2, de leesaanwijzing van 12:52. Daarom lijkt iedere schriftgeleerde, die een discipel is geworden van het Koninkrijk van de hemel, op een huismeester die uit zijn voorraad nieuwe dingen en oude dingen te voorschijn haalt.
25
Het is de eerder genoemde leeshint over de twee lagen die in het boek verschijnen: nieuwe dingen tegen de achtergrond van oude dingen. In het volgende hoofdstuk gaat het over de vernieuwde Pentateuch van Mattheus tegen de achtergrond van de oude.
Caravaggio, Roeping van Mattheus (ca. 1600 altaarstuk te Rome) 72
De chiastische vorm van het Onze Vader (Mt 6:9-13) is: a. God en zijn Koninkrijk (Onze Vader die...) b. Onze fysieke nood (dagelijks brood) c. Vergeving (verzoening centraal) b'. Onze geestelijke nood (leid ons niet in verzoeking) a'. God en zijn Koninkrijk (Want van U is...) Het centrale punt van vergeving en verzoening wordt nog eens extra benadrukt door de toevoeging van Jezus in 6:1415. 'Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven.'
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
19
De Mattheuscode
Hoofdstuk 3. De vijf boeken van Mattheus
5
10
We zijn op reis om de hoofdstructuur van het boek Mattheus thematisch te onderzoeken. Na de aanloop naderen we nu het doel van de reis, een lastige berg die met de nodige aandacht vereist om te bedwingen. De vraag is gesteld of in het tweede deel van Mattheus aanwijsbaar is dat Jezus – nu met zijn discipelen – de vijf boeken van Mozes doorloopt, als vervulling en vernieuwing van de Thora. Heeft Mattheus zijn boodschap inderdaad op deze manier verwerkt in de structuur van zijn boek? Tot nu toe is duidelijk dat Mattheus zijn verhalen ordent op een joodse wijze. Verder gebruikt hij veel materiaal van Marcus, maar wijzigt het ook ten dienste van zijn boodschap. Hij bewerkt als het ware de foto's van anderen of plaatst ze bewust in een andere volgorde. Om een Pentateuch-indeling in Mt 8–28 aan te tonen is meer nodig dan toevallige thematische overeenkomsten tussen de vijf boeken van Mozes en die van Mattheus. We zullen per boek onder meer kijken naar thema, kenmerkend woordgebruik, centrale gebeurtenissen en naar de correlatie tussen de gebeurtenissen en de afsluitende redevoering.73
Boek 1: opnieuw Genesis – verwekking van Gods volk 15
20
25
30
35
40
45
Voor een Jood bestaat de essentie van het eerste bijbelboek Genesis uit de schepping van hemel en aarde en de verwekking van het volk Israël. Dat is op een verrassende manier terug te vinden in Boek 1 (Mt 8–10). Zowel de herscheppende daden van Jezus als zijn onderwijs verwijzen naar Genesis. Na de verwekking van de Christus in Mattheus 1 is nu opnieuw sprake van verwekking. Jezus roept namelijk een volk of gemeente uit Israël; zo verwekt Hij Gods volk opnieuw. Het thema van boek 1 is roeping en volgen. Bij Bacon is dit deel boek 2 met de titel Apostelschap. Deze titel lijkt vooral gebaseerd op het onderwijs in Mt 10 en minder op de grote hoeveelheid daden van Jezus in het narratieve gedeelte. Twaalf daden voor twaalf personen Begon de Ouverture al met goddelijk handelen, dat wordt hier door Jezus voortgezet. Nergens in Mattheus is de concentratie van wonderen en handelingen zo groot als in Mattheus 8 en 9. Het zijn er – van de genezing van de melaatse tot aan de genezing van de doofstomme – twaalf in totaal. Zie bijlage 2. Lazen we hiervoor slechts in het algemeen over genezingen die Jezus doet als typering van zijn werk (4:14), nu gaat om diverse individuele genezingen en bijzondere tekenen zoals het stillen van de storm op het meer. In totaal worden twaalf afzonderlijk genoemde personen gered of geroepen74, waaronder de evangelist zelf. Op rij zijn het: een melaatse, de knecht van de Romeinse hoofdman, de schoonmoeder van Petrus, twee bezetenen, een verlamde75, Mattheus de tollenaar (zevende in deze rij), de vrouw die twaalf jaar aan bloedvloeiingen leed, het overleden dochtertje van Jaïrus, twee blinden, een doofstomme. Enerzijds toont deze daden bij Mattheus de lijdende knecht die onze zwakheden op Zich heeft genomen en onze ziekten gedragen (8:17). Anderzijds demonstreert de Zoon van God hier zijn sprekende scheppingskracht zoals in Genesis 1. Hij spreekt en het gebeurt. 'Heer, spreek alleen een woord, en mijn knecht zal herstellen,' zegt de Romeinse hoofdman. De tekenen geschieden door het woord van Jezus. Letterlijk staat het erbij in 8:16: 'en Hij dreef geesten uit met zijn woord.' Niet met poespas, bezweringen of rituelen, maar met het gezaghebbende woord waarover de scharen zich na de bergrede al verbaasden (7:29). Het gebruik van twaalfvouden begint onderhand op te vallen: a. het aantal van twaalf daden van Jezus; b. de twaalf afzonderlijk genoemde personen personen die worden genezen, geroepen of opgewekt; c. het uitdrukkelijk genoemde aantal jaren waarin de genezen vrouw aan bloedvloeiingen leed (zie verderop); d. de twaalf discipelen die uiteindelijk worden samengeroepen in hoofdstuk 10. 73
74
75
David R. Bauer schrijft in The Structure of Matthew's Gospel (1989) pag. 34: ´If Matthew is to be seen as structured according to five books, it would seem necessary to discern clearly the elements that bind each of these sections both of form and content.´ Naast in 8:16 de categorieën van 'vele bezetenen' en ernstig ongestelden. In 8:23 gaat over over 'zijn discipelen' zonder dat het aantal duidelijk is. De verlamde die men tot Jezus brengt wordt door Hem genezen 'daar Jezus hun geloof zag' (9:2). Meteen daarna maakt Mattheus een contrast. Sommige schriftgeleerden reageren in ongeloof en zeggen bij zichzelf dat Jezus God lastert door zonden te vergeven (9:3). Iets soortgelijks gebeurt na de genezing van de doofstomme bezetene; zie 9:34. Het idee van godslastering begint in boek 1 en loopt uit op de beschuldiging van godslastering in boek 5 (zie 26:65). Dit is een van de voorbeelden waarin boek 1 en 5 symmetrisch tegenover elkaar staan opgesteld.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
20
De Mattheuscode
Twaalf is hét getal van Gods verbondsvolk; het is haast overbodig om te vermelden. De twaalfvouden spreken van een nieuwe verwekking van Gods volk, zoals in Genesis.
5
10
15
20
25
30
De scheppingswoorden 'En Jezus zei ....' Mogelijk geeft Mattheus de genezingen, wonderen en roepingen op nog een andere manier een Genesis-kleur mee. In dit deel van Mattheus lezen we veelvuldig 'En Jezus zei ...' Met enkele variaties klinkt deze belangrijke formule waarschijnlijk tien keer. (Het exacte aantal staat voor mij nog niet vast; zie bijlage 3. Hierna komt deze uitdrukking nog viermaal voor in boek 2 en viermaal in boek 3. In totaal spreekt Jezus in boek 1 zeventien of achttien keer). Een soortgelijk woord klinkt in Genesis 1 bij de schepping. Tien maal staat daar 'En God zei'. Als Jezus gaat handelen klinkt opnieuw een scheppingswoord. Dit woord brengt mensen weer samen, sticht gemeenschap. Een melaatse, die wegens zijn ziekte een buitengeslotene is, wordt weer volksgenoot. Een legerhoofdman krijgt zijn geliefde knecht terug. Petrus en zijn familie kunnen zijn schoonmoeder weer in de armen sluiten. Buitenstaander en tollenaar Mattheus alsmede het gestorven dochtertje van Jaïrus en de onreine vrouw worden ieder geroepen tot nieuw leven binnen de gemeenschap. Sprak de Schepper gebiedend in het algemeen – Er zij licht! –, van Jezus wordt veelal gezegd dat Hij tot iemand spreekt. Deze herschepping heeft meer nog op het oog dan individuele redding en hereniging. Door tien maal tot iemand te spreken, herschept Jezus als het ware Israël. De Koning, de Zoon van David (1:1) die op zoek is naar een volk, verwekt Israël opnieuw. Dat mondt uit in de samenroeping van welgeteld twaalf discipelen. Een nieuw volk? Mattheus spreekt nergens over een nieuw Israël; wel vermeldt 21:43 dat de joodse leiders voorbijgegaan zullen worden ten gunste van anderen die vaag 'een volk' (ethnos) worden genoemd.76 De Griekse term voor Israël is laos.77 Of dat volk in de plaats komt van een ander volk wordt niet gezegd. Het volk is nieuw in die zin dat het vruchten voortbrengt die de Joodse leiders niet opbrachten.78 Van Segbroek merkt daarbij op: 'Voor Mattheus is dat 'nieuw volk' van een andere orde dan het bestaande Israël. Het is niet identiek met Israël maar sluit het ook niet uit.' (pag. 16) De zoon bij uitstek blijft echter Jezus zelf (1:1). Hoet formuleert dit scherp: 'Jezus is de enige waarachtige continuïteit van Israël, niet zijn leerlingen.'79 Naast continuïteit is er echter ook discontinuïteit. Er treedt vanaf het eerste teken een omkering op van de vroegere situatie: Jezus wordt door een melaatse aan te raken niet zelf onrein, zoals wet zegt, maar de melaatse wordt juist rein. Dat is een veelbelovend begin van zijn werk! Het is niet alleen opnieuw, het is ook echt nieuw en anders.
35
40
45
50
Mislukte roeping Midden in deze reeks herscheppingswoorden wordt van de vaste formulering afgeweken. Er is eerst een schriftgeleerde die zelf aanbiedt om Jezus te volgen, waar Hij ook heengaat. Blijkbaar schrikt Jezus' antwoord hem af, dat de Mensenzoon geen plaats heeft om zijn hoofd neer te leggen. Deze scene toont een mislukte zelfroeping. Daarna verzoekt iemand die al een discipel van Jezus is om eerst zijn 'doden' te mogen begraven. Dat kan betekenen dat hij wacht met Jezus echt te volgen tot zijn ouders zijn overleden. In 8:22 staat dan 'Doch Jezus zei tot hem.' Deze tegenstelling accentueert dat het hier gaat om een waarschuwend voorbeeld in het volgen van Jezus. Wat een verschil met het spontane volgen van Mattheus in 9:9! Het geeft de lezer te denken hoe Jezus' roeping kan vastlopen op een onwillig mensenhart, of beter: op een hart dat méént goed te doen (ouders begraven), maar het juist niet doet. Ook in de volgende boeken blijkt telkens sprake te zijn van een “mislukking op het thema”. Mattheus werkt veel met dit soort contrasten. Drie parallelle Genesis-verhalen: Noach, Abraham en de zonen van Jacob Andere overeenkomsten met Genesis kunnen opvallen in parallelle verhalen. In de storm op het meer beheerst en bestraft Jezus de stormvloed. Het roept associaties op met het bedwingen van de oervloed in Gen 1:1 en Psalm 93, maar uiteraard nog meer met het verhaal van Noach en de ark. Sinds de 76 77
78
79
Frans van Segbroek in: Matteüs opnieuw, pag. 15. Hendrik Hoet in: Matteüs opnieuw pag. 64. Ethnos zou kunnen duiden op de menigte. Het gaat eerst en vooral om Joden die geloof schenken aan Jezus. Al eens eerder overwoog God – na de zonde met het gouden kalf – in zijn toorn om het volk te vernietigen en met Mozes een nieuw en groot volk te beginnen, maar Mozes heeft Hem daarvan weerhouden (Ex. 32:10). Hendrik Hoet in: Matteüs opnieuw, pag. 65.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
21
De Mattheuscode
oudheid worden deze Genesis-geschiedenis en de Mattheus-passage door de kerk in verband gebracht met de doop. Door het water heen redt God zijn nog kleine en soms kleingelovige kerk80. Het woord van Jezus is sterker dan bedreigende machten van zee en dood. 5
10
Een andere parallel met Genesis is de roeping van Mattheus.81 Hij is de vijfde discipel van wie de roeping wordt beschreven, zo blijkt als we doortellen na 4:18-22. Kennelijk bevat dit zo'n sterk vervullend element, dat we niet lezen over de eerdere of latere roeping van de resterende zeven! Als Mattheus Jezus volgt (9:9b) is dat de zevende keer van de negen keer dat het werkwoord volgen valt (hiervoor in 8:1, 8:10, 8:19, 8:22, 8:23, 9:9a; hierna in 9:19, 9:27). Roeping en volgen, daar gaat het over in boek 1.82 De roeping van Mattheus herinnert aan de roeping van Abraham. De evangelist verwijst naar het heilsfeit dat God in Abraham een volk ging scheppen en daarin de wereld op het oog had. Het nieuwe begin van dat volk ligt al in de nieuwe zoon van Abraham besloten (1:1) en in de mensen die Hij roept. Zij zijn kinderen van Abraham. Het is alsof de hele heilsgeschiedenis opnieuw begint, zeker voor de evangelist zelf.
15
20
Mattheus in glasvenster te Assisi (ca. 1270) 30
Twaalf apostelen samengeroepen De zendingsopdracht in Mattheus 10, die op een andere plaats staat dan bij Marcus en Lucas, heeft duidelijk de functie om boek 1 af te sluiten. Lezen we dit hoofdstuk tegen de achtergrond van Genesis, dan zien we een opmerkelijke herhaling van de zegen die Jacob geeft aan zijn twaalf zonen als hij hen samenroept in Genesis 49. En Jakob ontbood zijn zonen en zei: Komt bijeen, opdat ik u bekend maak wat u in de toekomende dagen wedervaren zal. Verzamelt u en luistert, gij zonen van Jakob, luistert naar Israël, uw vader. (49:1, NBG).
35
40
Zoals in de twaalf zonen de grondlegging van Israël gereed was, zo is in de twaalf discipelen opnieuw de grondslag gelegd voor een volk. De nadruk valt driemaal op het getal twaalf. Deze twaalf worden hier niet geroepen maar samengeroepen. En Hij riep zijn twaalf discipelen tot zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen. En dit zijn de namen van de twaalf apostelen: [...] Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden (10:1-5a)
45
Déze twaalf, niet die andere twaalf!, vormen nu de fundering voor Gods volk en de ekklesia (Mt 16). Niet de bloedband van de kinderen van Jacob telt, maar de roeping van deze zonen van Abraham.83 80
81
82
83
Als we het schip als de kerk zien, valt op dat Jezus de discipelen voorgaat – anders dan bij Marcus en Lucas – en dat Jezus volgen hier de kenmerkende activiteit van de discipelen is: En toen Hij in het schip ging volgden zijn discipelen Hem. ( Mt 8:23, vgl. Marc. 4:35-36 en Luc. 8:22). Kleingeloof – vaak volgend op grote wonderen – wordt een thema in deel 2 en was blijkbaar een thema in de vroege joods-christelijke gemeenschap. Ter toelichting bij deze bijzondere roeping (uit: Paul G. van Oyen, Mattheus. Een vertaling en commentaar, Amsterdam 1995 pag. 99,100): 'Mattheus was een tollenaar of ontvanger van de belastingen. Deze functie kon gepacht of gekocht worden van de overheid en ging naar de hoogste bieder, die er dan ook alle belang bij had om de belasting zo hoog mogelijk op te schroeven. Dit maakte hem tot een parasiet in de samenleving, geacht en gehaat. Jezus ging niet alleen met deze lieden om, hij ging zelfs zover dat hij Mattheus riep om hem te volgen. En ook hier met hetzelfde resultaat. Zijn roepstem was onweerstaanbaar: 'En Hij stond op en volgde Hem.' ' Het volgen van God was juist problematisch bij het oude Israël. De mannen van twintig jaar en ouder die uit Egypte waren opgetrokken mochten het beloofde land niet zien, 'omdat zij Mij niet volkomen volgden', behalve Kaleb en Nun. Num. 32:11. Jacob geeft twaalf maal een zegen. Zouden het ook twaalf zendingsinstructies zijn die Jezus zijn apostelen geeft in Mt 10? Wellicht valt het aan te tonen.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
22
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
30
35
40
Merk op dat de schrijver de daadwerkelijke uitzending niet beschrijft, waar Marcus en Lucas dat wel doen.84 Dit versterkt de indruk dat het vooral gaat om het samenroepen van de twaalf, zoals bij de twaalf zonen van Jacob. Tevens valt op dat hier vanaf vers 16 tekst is opgenomen met het oog op de ruimere zendingsopdracht in Mattheus 28. In 28:16-20 wordt de lijn van de eerste zendingsopdracht doorgetrokken. Vanwaar deze grote nadruk op het zendingsbevel? Bij Marcus en Lucas ontbreken al die instructies. H. Hoet85 is van mening dat de joods-christelijke gemeenschap in de tijd van Mattheus, na de desastreuze verwoesting van de tempel, voor de keuze stond om al dan niet meer naar buiten te treden en zich te richten op de heidenen. Mattheus zou met zijn boek de noodzaak om zich op de zendingsopdracht te richten willen benadrukken. Bacon betitelt boek 2 op grond van Mt 10 als 'Apostelschap'. Daar loopt het inderdaad op uit, maar dekt dat de lading voldoende? Enkele parallellen tussen boek 1 en boek 5 Zoals gezegd staan de twee zendingsopdrachten aan het einde van boek 1 en 5 gespiegeld ten opzichte van elkaar. We noemen hier nog twee voorbeelden van symmetrisch opgestelde verhaalelementen. Zowel in boek 1 als boek 5 is er sprake van een Romeinse hoofdman. De eerste keer gaat het om iemand die door Jezus wordt geprezen om zijn grote geloof, groter dan Hij bij iemand in Israël heeft gevonden (wat op dit moment in het verhaal redelijk vroeg is om te constateren!86 8:10). De tweede keer geeft deze heidense figuur met zijn soldaten een geloofsbelijdenis ten beste als Jezus sterft: 'Waarlijk, dit was een Zoon van God.' (27:54) Verder wijst N.A. Schuman op een overeenkomst tussen de aardbeving bij het sterven van Jezus en de storm op het meer87. De onstuimigheid op de zee kan worden vertaald als een zeebeving (seismos). Zo zinspeelt in boek 1 de storm op het meer wellicht op de aardbeving in boek 588, maar evenzeer op feit dat het volgen van Jezus voor de vroege christelijke gemeenschap 'geen stormvrije navolging' is (Schuman). Tweemaal van opwekking naar zendingsbevel Belangwekkend is de parallelle reeks gebeurtenissen aan het einde van de boeken 1 en 5. Beide reeksen gaan over de enige twee opwekkingen bij Mattheus en beide lopen uit op een zendingsbevel. Dat is zeker niet toevallig. Boek 1 eindigt vanaf 9:18 achtereenvolgens met: – Opwekking van het dochtertje van Jaïrus89 ('Het meisje is niet gestorven, maar het slaapt.') – De ogen van twee blinden gaan open ('Niemand mag dit weten,' voegt Jezus hen toe, maar zij kunnen het niet voor zich houden en maken Jezus in de hele streek bekend). – Genezing van een doofstomme (de scharen verbazen zich, maar de Farizeeën ontkennen). – Typering van Jezus' werk en macht uitlopend op de bede om arbeiders in de oogst en de uitzending van de twaalf apostelen binnen Israël. Hoe eindigt boek 5 in hoofdstuk 28? De volgorde is overeenkomstig: – Opwekking van Jezus uit de dood ('Hij is hier niet, want Hij is opgewekt.') – Twee Maria's zoeken Jezus, zien de plaats waar Hij gelegen heeft en aanbidden Hem. ('Ga heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en daar zullen zij Mij zien.') – Zwijggeld voor de Romeinse wacht die de joden het bericht van de opstanding brengen. – Bijeen roepen van de elf apostelen en zendingsbevel voor de volkerenwereld.
45
Bij de twee opwekkingen staat de eerste model voor de tweede: de eerste gaat over de dochter van, de tweede gaat over de Zoon van, die wordt opgewekt uit de dood. Beide opwekkingen hebben een typerende ontkenning: het meisje is niet gestorven en Jezus is niet hier; beiden worden opgewekt! 84
85 86 87 88
89
Marcus 6:12-13, 30 en Lucas 9:6. Overigens lijkt er ook bij Marcus een zekere scheiding te zijn tussen de volmacht die Jezus geeft aan de twaalf (3:13-19) en de daadwerkelijke uitzending in Galilea (6:6-13) Matteüs opnieuw, pag. 52 Hieruit blijkt ook het didactische karakter van Mattheus' boek; hij werkt met sterke contrasten. N.A. Schuman, Al deze woorden, pag. 88. Detail is nog dat Jezus drie dagen in de dood verblijft zoals Jona in 'het zeemonster' (12:40). Die uitdrukking is veel sterker dan vis of grote vis. De zee stond voor de landmensen die de Israëlieten waren voor het onzekere en bedreigende en het monster voor de dood. Mattheus vermeldt niet de opwekking van de jongeling te Naïn of van Lazarus, dus dit is de enige andere opwekking in zijn evangelie.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
23
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
30
35
40
Vervolgens staan naast de twee blinden de twee Maria’s die ook gaan zien.90 In het eerste geval mag niemand er nog van weten (Jezus legt die twee een zwijgplicht op waar zij niet aan voldoen), in het tweede geval mag en moet de hele wereld het weten. Mattheus gebruikt de vertelling over de twee blinden twee keer (ook in 20:29-34). Hij voegt deze vertelling dus bewust toe aan de serie genezingen, en precies op deze plaats. Daarna volgt het verhaal over de doofstomme die weer gaat spreken en horen. Daar tegenover staan later ironisch genoeg de wachters die de boodschap van de opstanding brengen aan de joodse leiders en daarmee aan het joodse volk. Zij moeten zwijgen over de opstanding; ze moeten een ander verhaal vertellen op last van Jezus' tegenstanders en ontvangen zwijggeld ('veel geld'). Zij hebben niets gezien of gehoord. De stomme wordt als het ware boodschapper en de boodschappers worden stom. De tweede uitzendrede tenslotte ligt in het verlengde van de eerste. Zo lopen de twee opwekkingen uit op tweemaal een zendingsbevel, met 28:16-20 als climax. De twee reeksen met vier overeenkomstige gebeurtenissen bevestigen het idee van structurele symmetrie bij Mattheus. De onreinheid van Gods volk wegnemen Als de eerste opwekking model staat voor de tweede, dan kan daaruit ook blijken wat Gods Koning komt doen tussen het begin van zijn werk en zijn opstanding. Wat nu volgt is weliswaar associatief , maar blijft binnen de strekking van Mattheus. Het eerste van de twaalf tekens van Jezus in boek 1 is het reinigen van een melaatse. Jezus is met de 'vele scharen' die Hem volgden de berg nog niet afgedaald, of een melaatse werpt zich aanbiddend voor Hem neer. Deze melaatse heeft als relatieve buitenstaander blijkbaar een groot besef van Jezus' roeping. Welk een subtiel verschil brengt de evangelist meteen al aan: volgt men Jezus uit nieuwsgierigheid, zoals de scharen die versteld staan over zijn leer, of aanbidt men Hem omdat men Hem als Koning erkent? Dat de man melaats en dus onrein is, is dus niet zonder betekenis. Het laatste teken vóór de eerste opwekking – dat is het tiende teken – is namelijk ook het genezen van onreinheid. Na twaalf jaar is de onreinheid (door bloedvloeiing) van de vrouw in Mt 9 eindelijk voorbij. Is daarmee in zekere zin ook de onreinheid van Israël voorbij? De vrouw staat model voor de dochter van Sion. 'Houd moed, dochter, uw geloof heeft u behouden.' (9:22) We zien dat de reeks tekenen van Jezus tot aan de eerste opwekking worden omsloten door deze twee reinigingen, wat model kan staan voor zijn leven. Wat komt de Messias doen in zijn omwandeling op aarde? De onreinheid van zijn volk wegnemen. Herschepping en verwekking van een volk impliceert reiniging van dat volk, van mannen en van vrouwen. Het evangelie stoot meteen al door naar de kern waar het in boek 3 om gaat, dat Gods volk een rein en heilig priestervolk is. Conclusie over boek 1 De “scheppingskracht” en het woord waarmee Jezus te werk gaat in boek 1 mondt uit in het begin van een volk, met twaalf apostelen als stamvaders. Na de eerdere verwekking van de Christus (sectie 1) vindt nu in boek 1 de verwekking plaats van zijn volk. Genesis revisited. Dit vormt de eenheid in boek 1. Het is God zelf die in zijn grote liefde herscheppend en roepend helemaal van voren af aan begint. Hij betrekt ook ons daarin om zijn volk te vormen en de Koning te volgen.
Boek 2: opnieuw Exodus – uitleiding van Gods volk
45
50
Uitleiding tot de sabbat, zo kan het thema luiden van zowel het boek Exodus als boek 2 bij Mattheus (Mt 11 – 13:53). Immers in de uittocht was Israël op weg naar zijn rust91 en de dienst aan God. Het verhaal in boek 2 cirkelt rondom drie onderwerpen: de uitdrijvingen die Jezus verricht, een aanval op Jezus bij een overtreding van het sabbatsgebod en de gelijkenissen over de zaaier die uitging om te zaaien. Het gaat vooral om het doel van de uittocht, dat is de vruchtdragende dienst aan God. Na de uitleiding van de Christus in eerder Mt 2 vindt nu uitleiding plaats van zijn volk. Dat blijkt bijzonder nodig te zijn. Tekens van uitleiding en sabbat De sabbatsthematiek wordt al ingezet in de eerste pericoop over Johannes de Doper. Deze laat vanuit de gevangenis door zijn discipelen de vraag overbrengen wie Jezus is. 'Bent U het die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?' De Heraut van het Koninkrijk, hij die meer is dan een profeet (11: 10), de Elia die komen zou (11:15), moet zich net als alle andere partijen in het verhaal met deze 90 91
En daarna zullen ook de discipelen (de kerk) Hem zien (28:7). Vgl. Jeremia 31:2
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
24
De Mattheuscode
vraag verstaan. Wie is Hij toch? Het is een vraag waar wij ons achteraf met onze verzamelde bijbelkennis misschien over kunnen verbazen92. Wat een haast impertinente ongeloofsvraag van Johannes! Het antwoord van Jezus is indirect van aard en wil geloof wekken. Ga heen en boodschap Johannes wat jullie horen en zien: blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. (11: 4-5)
5
10
15
20
Met deze opsomming is de communicatie tussen Jezus en Johannes beëindigd. Jezus spreekt hier in meervouden, wat misschien iets te prematuur of te triomfantelijk klinkt. Alsof hele volksstammen ziende worden, gaan lopen, gereinigd worden, gaan horen, opgewekt worden en het evangelie ontvangen. En hoewel er inderdaad meerdere genezingen worden gemeld in het voorafgaande gedeelte, was er toch slechts één opwekking, die van het dochtertje van Jaïrus93. De wonderen zijn kennelijk een teken en een vooruitwijzing, een pars pro toto. In de ene opwekking worden velen opgewekt. Jezus recruteert zijn volk uit de kleinen, degenen die afgeschreven zijn, tot doden toe. Zo is het karakter van de uitleiding die Hij verricht. Zijn heraut was al niet bepaald van koninklijke snit (11:8), zelf zoekt de Koning het ook niet bepaald in de hogere kringen. Zalig wie daar geen aanstoot aan neemt. De tekenen schetsen een beeld van de uitleiding die Jezus zelf tot stand brengt, in letterlijke en in overdrachtelijke zin. Waar zit in deze pericoop nu de verbinding met de uitleiding tot de sabbat? Jezus parafraseert in zijn antwoord twee Jesaja-teksten. De eerste is Jesaja 29:18-19. De tweede is vergelijkbaar en staat Jesaja 61:1-2, de tekst die Jezus in het Lucas-verhaal voorleest in de synagoge van Nazaret. Daarin schuilt een verbinding met het sabbatsthema. De Geest van JHWH is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.
25
30
35
40
Hier klinken dezelfde meervouden, maar Jezus verandert wel de tekst: het deel over de vrijgelaten gevangen laat Hij weg en een zinsnede over doden die worden opgewekt voegt Hij toe. Voorzag Hij soms dat Johannes zijn gevangenis niet meer levend zou verlaten? Jezus verkondigt in deze tekenen een sabbatsjaar of jubeljaar, zonder het er woordelijk bij te vermelden. Want wat kan 'het aangename jaar des Heren' in de oorspronkelijke tekst anders betekenen? In het jubeljaar werd de vrijheid uitgeroepen. Werd in een sabbatsjaar 'kwijtschelding voor JHWH' afgekondigd (Deut. 15:2), in een jubeljaar werd werkelijk alles recht gezet. Verarmden kregen hun bezit, hun erfdeel in het beloofde land terug en de door geldschuld in slavernij geraakten hun vrijheid.94 Deze tekening slaat in diepere zin ook op de verlossing van het kwaad. Het jubeljaar was het zevende sabbatsjaar. Het moest een super-sabbat zijn, waarvan het maar de vraag is of het ooit zo is uitgevoerd in Israël. In Jezus' komst is die sabbat der sabbatten nu aangebroken. Toch laat Mattheus nu juist de laatste zinsnede over het aangename jaar van de Heer weg in zijn citaat. Waarom? Spreekt hij voor de goede verstaander die maar een half woord nodig heeft? Of is het een les aan Johannes, die iets heel anders van de door hem aangekondigde Messias verwachtte? Opdat Johannes het begrijpt en geen aanstoot aan Jezus neemt? Hoe dan ook, tekstueel gezien is het een eerste aanknopingspunt bij het thema van boek 2, uitleiding tot de sabbat. De tekens die in boek 1 nog een Genesis-kleur hebben, worden geïnterpreteerd als sabbatstekens in deze eerste pericoop van boek 2, zij het impliciet. Het verband met het sabbatsthema wordt in het vervolg bijzonder expliciet.
45
50
Uitdrijving als teken van het Koninkrijk Boek 2 bevat duidelijk minder spectaculaire tekenen dan boek 1, hoewel er voor Mattheus legio spannende verhalen in Exodus zouden zijn geweest om bij aan te knopen indien hij had gewild. Het is juist andersom. Waar Mozes veel tekenen deed om het verzet van farao te breken, kan Jezus pijnlijk genoeg geen tekenen doen vanwege het gebrek aan bekering onder zijn volksgenoten (11:2024).95 Dat ongeloof ontmoette ook Mozes al bij Gods volk in Egypte: 92
93 94 95
Zoals de teleurstelling van de Emmaüsgangers – 'wij dachten dat Hij het was die Israël verlossen zou' – wegens ons kennis van kruis en opstanding evenmin goed kan worden begrepen. Mattheus beschrijft dit verhaal overigens niet. Lucas heeft nog de opwekking van de jongeling te Naïn (7:11-17) Bijbel met kanttekeningen bij Jesaja 61:2. Zie voor het jubeljaar Lev. 25:10vv , 39-41. Waarschijnlijk d reden voor Bacon om dit boekdeel te betitelen als Verbergen en openbaring.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
25
De Mattheuscode
Maar zij luisterden niet naar Mozes uit ongeduld en vanwege de harde slavernij. (Ex. 6:6) Laat ons met rust en laten we de Egyptenaren dienen. (Ex 14:12)
5
Jezus ondervindt eveneens verzet en weerstand. We vinden daarom in boek 2 slechts twee summier beschreven wonderen. Deze wonderen worden afgedaan met een enkele zin; Jezus verricht ze bovendien zonder aanraking en de tweede keer zelfs zonder een expliciet woord. Toen zei Hij tot die mens (met een verschrompelde hand): Strek uw hand uit. En hij strekte haar uit en zij werd weer gezond zoals de andere. (12:13) Toen bracht men een bezetene tot Hem, die blind en stom was. En hij genas hem, zodat de stomme sprak en zag. (12:22)
10
15
De gepresenteerde tekenen dienen in boek 2 vooral als aanleiding voor verkondiging en confrontatie met de Farizeeën: 'Waarom op de sabbat?!' Het leidt tot jaloerse verdachtmakingen van hun kant: 'Hij drijft de boze geesten slechts uit door Beëlzebul!'96 Voor de scharen is dit teken van geestuitdrijving echter een aanleiding tot grote verwondering. 'Dit is toch niet de Zoon van David?' (12:24) Zou dit de Koning zijn die ons komt verlossen? Wordt dit het einde van de Romeinse overheersing? De centraal geplaatste genezing van de bezetene (12:22-30) verwijst dus naar het exodus-thema van uitdrijving en uitleiding. Het woord uitdrijven komt vier keer voor in deze pericoop. Jezus koppelt het uitdrijven expliciet aan de komst van het Koninkrijk. Maar indien Ik door de Geest van God boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. (12:28)
20
Jezus weigert om tekenen te geven wanneer zijn opponenten Hem daar om vragen (12:38). Dat Hij verwijst naar het teken van Jona, heeft volgens uitleggers97 een dubbele betekenis. Jona is ten eerste een profeet voor de heidenen, die niet voor Joden zijn tekenen verrichtte. Ten tweede wordt zijn verblijf in de vis ('het zeemonster') betrokken op het latere grote teken van de dood en opstanding van Christus.98
25
30
35
40
45
Sabbat als doel van de exodus Bij dit tweede teken blijkt het doel van de 'exodus' die Jezus tot stand brengt. De mens wordt niet alleen uit het kwaad (Egypte) geleid, het kwaad wordt ook uit de mens geleid. In het verlengde daarvan is het doel van die bevrijding: dienst aan God, sabbat, tot de 'rust ingaan'. Stel, zegt Jezus, dat een onreine geest is uitgevaren en er komt niets voor in de plaats. Die geest zal terugkeren met zeven van zijn trawanten en het is met die mens 'in het einde' erger dan daarvoor (12:45). Daar loopt het dan op uit. Dit betrekt Jezus op de ongelovigheid van 'dit boze geslacht' (12:4599), dat desnoods wel bevrijd wil worden, maar niet werkelijk God dient. De sabbat op het spel (Mt 12: 1-21) Tot wat voor sabbat leidt de exodus van Israël eigenlijk, en wat hebben de leidslieden ervan gemaakt? In het centrum van boek 2 staan twee incidenten over de sabbat. Bij het eerste incident zien de Farizeeën dat de discipelen 'doen wat men op sabbat niet mag doen' (12:1,2). Zij plukken aren! Want ze krijgen honger terwijl zij door de korenvelden lopen. De arbeiders die Jezus zojuist heeft aangesteld voor zijn oogst (9:37-10) wordt hier als het ware verboden om – zij het in het klein – te oogsten. Jezus pareert de beschuldiging van de Farizeeën door de discipelen te vergelijken met de priesters100 die volgens de wet op sabbat óók werk mogen verrichten. Voorts verwijt Hij zijn tegenstanders dat ze de wet boven de barmhartigheid laten gaan. Jezus' omgang met de wet en zijn manier van wetsvervulling staat diametraal tegenover die van de Farizeeën en schriftgeleerden. Met 'meer dan de tempel is hier' wijst Jezus naar zichzelf, maar ook naar de toekomstige priesterdienst van zijn (gemeente van) discipelen. De openingsfrase heeft een symbolische lading: 'In die tijd ging Jezus op de sabbat door de korenvelden.' De akker, dat is de wereld, zal Jezus in één van de zeven gelijkenissen aan het einde van boek 2 zeggen. Zijn brede doel is om de korenvelden van die wereld de echte sabbat te brengen: het Koninkrijk van zijn Vader. 96 97 98
99 100
De weinige tekens worden ook nog eens opzettelijk verkeerd geïnterpreteerd. Jackman en Philip, Teaching Matthew Een derde aspect kan nog zijn dat de bevolking van Ninevé zich wel bekeerde en 'dit boze geslacht' niet, terwijl het dat wel zou moeten doen. In 16:4 wordt de verwijzing naar het teken van Jona nog eens herhaald. NBV: 'deze verdorven generatie' Dit loopt tevens vooruit op priestertaak van de discipelen in boek 3.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
26
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
Laten we de aanval van de Farizeeën op Jezus niet onderschatten. Het sabbatsgebod stamt uit het boek Exodus en dateert al van vóór de wetgeving op de Sinaï. In Exodus 16:25-31 valt direct na de uittocht uit Egypte het woord sabbat al drie keer. De sabbat is een heilig teken tussen JHWH en zijn volk, van geslacht tot geslacht. Op overtreding van het sabbatsgebod stond de doodstraf (Exodus 31: 12-17101). Gezien dit gegeven wordt in Mattheus 12 dus met vuur gespeeld. Er is absoluut geen sprake van een woordspelletje tussen Jezus en zijn tegenstanders. Het is een moordspel! In de eerste confrontatie met de Farizeeën zien we al waar het op uit zal lopen. Jezus, die de wet geheel vervult, kan uitleggen dat Hij hier de wet niet overtreedt, ook al is dat zo in de ogen van de Farizeeën. Zij druipen af, maar vanaf dat moment spannen zij tegen Hem samen ten einde Hem om te brengen. (12:14) Uiteindelijk is de enige wetsovertreding waar Jezus later in een schijnproces voor wordt veroordeeld: godslastering (Mt 9:3b en 26:59-65).102 Afwijkende volgorde De positie van de pericoop met de sabbatsdiscussie wijkt nogal af van de volgorde bij Marcus en Lucas. Marcus plaatst het nog voor de storm op het meer, dus vroeg in het verhaal.103 Mattheus plaatst dit verhaal over aren plukken evenals de hierop volgende gelijkenis over de zaaier bewust naar achteren, zodat het in het tweede boekdeel terecht komt. Deze rangschikking wekt de indruk dat de evangelist de vertelstof rondom uitleiding en sabbat bewust bijeen brengt. Het is een verkondigende volgorde.104 Ook de uitleg van de zaaier-gelijkenis blijkt exodus-gericht. De zaaier die mensen zaait (Mt 13) Mattheus 13 vormt na het narratieve deel het afsluitende blok met onderwijs in boek 2. In zeven gelijkenissen schetst Jezus beelden van het Koninkrijk. We beperken ons hier tot de gelijkenissen over zaaier, zaad en onkruid. In Exodus gaat God uit om zijn volk naar Kanaän te brengen. Hier is het de zaaier die uitgaat om zaad te zaaien. Anders dan in de uitleg bij Marcus gaat het bij zaad niet om het woord of het evangelie. Vissers werden vissers van mensen (4:19) en de zaaier blijkt een zaaier van mensen, die in meer of mindere mate vrucht dragen. Jezus hanteert in zijn uitleg van de parabel een vaste formule. De langs de weg gezaaide is hij die... De op steenachtige plaatsen gezaaide is hij die... De in dorens gezaaide is hij die... De in goede aarde gezaaide is hij die... (13:18-23).
30
35
40
Het gaat om mensen. De Koning zoekt zich een volk dat werkelijk vrucht draagt 'deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig'. Wie is werkelijk zaad van Abraham? Niet zij die het van afkomst zijn, stelde Johannes de Doper al, want 'God is in staat om uit de stenen die hier liggen Abraham kinderen te verwekken' (3:9). De oproep is om vruchten voort te brengen die aan onze bekering en bevrijding beantwoorden. In de gelijkenis over het goede zaad en het onkruid gaat het opnieuw niet om het woord dat gezaaid wordt, maar om mensen (13:36-43). Hij die het goede zaad zaait dat is: de Mensenzoon. De akker is: de wereld. Het goede zaad dat zijn: de kinderen van het Koninkrijk. Het onkruid dat zijn: de kinderen van de boze. Let op de verbreding van Kanaän naar wereld in deze gelijkenis. Dat gebeurt later ook in de tweede wonderbare spijziging.105 De eerste is voor de Joden, de tweede voor de heidenen. De kanteling van oud naar nieuw kondigt zich steeds meer aan. Ook valt op hoe sterk Mattheus met didactisch oogmerk contrasten aanbrengt tussen de kinderen van het Koninkrijk van de kinderen van de boze.
45
101
102
103
104 105
Ook als Mozes aan het slot van Exodus voor de tweede keer van de berg afdaalt, balt hij de geboden van JHWH voor het volk als het ware samen in het sabbatsgebod. 'Toen liet Mozes de gehele vergadering van de Israëlieten samenkomen en zei tot hen: Dit zijn de bevelen die JHWH bevolen heeft te doen. Zes dagen zal werk verricht worden, maar op de zevende dag zal het voor u een heilige tijd zijn, een volledige sabbat door JHWH; ieder die daarop werk verricht, zal ter dood gebracht worden. U zult in geen van uw woningen vuur ontsteken op de sabbatdag.' (Ex 35: 1-3) Deze twee vindplaatsen staan alleen in boek 1 en 5, wat misschien onderdeel is van de grotere symmetrie. Cruciaal is bij Mattheus datgene op grond waarvan Jezus godslastering ten laste wordt gelegd: dat Hij de Christus is. Het staat bij Marcus in 2:23-28. De gelijkenis van de zaaier staat in 4:1-20. De storm op het meer in 4:35-41. Bij Lucas staat het verhaal over aren plukken in 6:1-5, kort na de roeping van Levi (Mattheus) en voor de uitzending van de twaalf apostelen (6:12-19) en de zaligsprekingen. (6:20-26). Dit kan een verklaring zijn waarom de synoptische evangeliën onderling in volgorde soms van elkaar afwijken. En in de belofte bij de derde zaligspreking: 'want zij zullen de aarde beërven'. Andere vertalers geven hier echter 'het land'.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
27
De Mattheuscode
5
Kanaän wás de akker Een Joodse lezer verwacht bij de uitleg van de voorgaande gelijkenis dat de akker het land Kanaän is. In Kanaän heeft JHWH immers Israël gezaaid. Jezus zegt nu eigenlijk: er wordt opnieuw gezaaid door de Mensenzoon. Want het eerste zaaien is voorbij gegaan. De akker is nu de wereld. Dit beeld van het zaaien van Gods volk is bijvoorbeeld terug te vinden in de opening van Jeremia 2, dat in de NBV 2004 mooi opvalt. Ik weet nog hoe je Mij liefhad in je jeugd, van Mij hield als mijn bruid, hoe je Mij volgde door de woestijn, dat land waar niet wordt gezaaid (vs1), een land waar geen mensen wonen (vs 6b). Israël is JHWH gewijd, het is de eerste vrucht van zijn schoot106 (vs 2a).
10
15
De aanleiding voor de verbreding van het heil naar de gehele wereld is eigenlijk teleurstellend. Het land Kanaän is voordat Israël er binnentrekt onrein vanwege de zonden en ongerechtigheid van de bewoners. De bedoeling is dat Israël als een heilig volk zou gaan wonen in het land dat ze als erfdeel van God ontvangen. Jeremia verwijt de priesters, de hoeders van de wet, de herders en de profeten, dat dit volledig is mislukt. Hij beschrijft het in Jer. 2:7 haast alsof het land meteen bij binnenkomst opnieuw onrein107 is gemaakt. Ik bracht u toch naar een vruchtbaar land, om de vrucht en het goede daarvan te eten. Maar toen jullie er waren gekomen, hebben jullie mijn land onrein gemaakt en mijn erfdeel tot een gruwel gemaakt. (NBG bewerkt)
20
25
Bij Mattheus treffen we vergelijkbare kritiek op de Farizeeën en schriftgeleerden, vooral verderop in boek 3, als het gaat over onreinheid aan de binnenkant, de onreinheid van het hart. Jezus verkondigt in de gelijkenis van het zaad en het onkruid dat de (in de ogen van de Joden) onreine, heidense akker van de wereld voortaan het nieuwe Kanaän is waar gezaaid wordt. Mattheus verbreedt de zending van Jezus al tijdens diens omwandeling op aarde tot de hele bewoonde wereld (vgl. 28:20). Dat is de akker waarin het goede zaad – de kinderen van het Koninkrijk – gezaaid gaan worden.108 Er wordt niet alleen opnieuw gezaaid, er wordt ook geoogst in deze gelijkenissen. Ze hebben al een eschatologisch karakter, zoals verderop bij de parabels en het onderwijs in boek 4 (Mt 25). Ook dit bevestigt opnieuw het idee dat van een structurele symmetrie bij Mattheus.
30
35
40
Niet-geslaagde uittocht Om de vergelijking met het boek Exodus af te ronden nog het volgende. Het valt op hoe slecht het er met volk Israël in religieus opzicht voor staat in de tijd van Jezus' komst. Het slavenjuk van het wetticisme heeft hen murw gemaakt. Het farizeïsme bracht dwang, angst, hypocrisie, schijnheiligheid en uiterlijke godsdienst die de mensen bijzonder vermoeit – zoals bij de dwangarbeid in Egypte. De Farizeeën, zal Jezus later zeggen, 'binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders van de mensen' (23:3). Voortgejaagd en afgemat zijn de mensen daarvan, als schapen zonder herder (9:36). Er is sprake van een exodus die zijn doel niet heeft bereikt. De Farizeeën zijn met hun leringen (het zuurdesem, 16:11) niet de goede herders voor het volk. Nu opnieuw de nood het hoogst is, is zoals vaker in de bijbel de redder nabij. Jezus stelt zich op als een andere, zachtmoedige herder, de leidsman 'die mijn volk Israël weiden zal' (2:6b). De bekende herderlijke woorden van de Heiland zijn juist zo treffend vanwege een bijzonder hoog sabbatsgehalte: Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal U rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mij juk is zacht en mijn last is licht (11:30).
45
Dit beeld van de mislukte uittocht impliceert een appellerende vraag: in hoeverre is onze eigen exodus geslaagd? In hoeverre leggen wij anderen een juk op? In hoeverre leren wij echt van Hem? 106
107
108
De oudere NBG vertaalt met 'de eersteling van zijn opbrengst'. Bij die vertaling is er meer overeenkomst met de gelijkenis en de opbrengsten van het zaad, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. De NBV vertaalt: 'Ik leidde jullie naar een land vol boomgaarden, een rijke oogst aan vruchten wachtte jullie daar. Jullie kwamen er – en bezoedelden mijn bezit, mijn eigen land werd mij een gruwel.' Zo wordt het onrein maken (verontreinigen) echter wegvertaald met bezoedelen, wat hier toch minder de bedoeling lijkt. Ook de notie van erfdeel (bezit horend bij een verbond, bestemd voor erfgenamen, die het vervolgens in bruikleen hebben) wordt in de NBV versmald, namelijk tot 'eigen land' van JHWH. Zie Versteeg (1980) pag. 32.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
28
De Mattheuscode
Jezus verlost ons van het idee dat wij feilloze navolgers (christenen109) moeten zijn, of een ideale kerk, in de ogen van anderen of volgens eigen strenge maatstaven.
5
10
Conclusie over boek 2 Er zijn meerdere belangrijke aanwijzingen dat Mattheus in boek 2 inderdaad opnieuw de uittocht thematiseert en actueel maakt. Zowel de gebeurtenissen als het onderwijs passen thematisch bij Exodus en het doel van de uitleiding: Gods volk tot de sabbat brengen. Mattheus plaatst in vergelijking met Marcus en Lucas de sabbatsdiscussie bewust naar achteren en verbindt die met de uitdrijving van boze geesten en de parabels van het Koninkrijk ofwel: met het exodus-thema van uitleiding en gezaaid worden. Mattheus herinterpreteert daartoe de gelijkenissen zoals ze bij Marcus staan. Dit alles maakt boek 2 tot een eenheid.
Boek 3: opnieuw Leviticus – dienst van Gods volk 15
Het kan de bijbellezer misschien verbazen dat er midden in het verhaal van Mattheus sprake is van wat wordt genoemde de grondlegging van de kerk.110 Dit lijkt wat voorbarig, want we zijn immers nog niet bij Handelingen en het Pinksterfeest. Het woord kerk of gemeente komt bij de andere evangelisten niet voor. Het wordt alleen bij Mattheus gebruikt en wel in 16:18 en tweemaal in 18:17111. Op deze steenrots (petra) zal ik mijn gemeente (ekklesia) bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. (16:18)
20
25
30
Deze hoge woorden, begeleid met een zaligspreking112 aan het adres van Petrus, worden doorgaans opgevat als het begin van de christelijke kerk. Petrus treedt hier op als vertegenwoordiger van de discipelen. Hij ontvangt naast een zaligspreking de sleutels van het Koninkrijk van de hemel (16:18,19). De aanstelling tot “schatbewaarder” – die bij Marcus en Lucas ontbreekt – volgt direct op de verlossende Christus-belijdenis van Petrus. Deze belijdenis zal de christologische kern blijken van boek 3 (Mt 13:54 – 18:35) en daarmee van heel deel 2. Maar waarom gaat het over de kerk op deze plaats in de compositie? Natuurlijk kan de instelling van de kerk worden gelezen als bemoediging voor de jonge christengemeente voor wie Mattheus schreef.113 En natuurlijk past dit ook bij de rede die in hoofdstuk 18 dit boekdeel afsluit en die gemeenterede is gaan heten. Lezen we boek 3 echter in het verlengde van Leviticus, het derde boek van de Pentateuch, dan komen de gebeurtenissen in een nog ander perspectief te staan. De strekking bij Mattheus is vooral dat Gods volk geroepen wordt tot priesterdienst, net zoals de Christus in Mattheus 3 werd geroepen tot zijn speciale dienst in alle nederigheid. Dat is de kern van het derde boekdeel bij Mattheus. 109
110 111
112
113
Zo beweerde Friedrich Nietzsche (1844-1900) ooit: “Ik zou best christen en verlost willen zijn, als de christenen er maar wat verloster uitzagen.” Bacon betitelt dit gehele boekdeel terecht als 'Grondlegging van de Kerk'. In 18:17 is onderdeel van de gemeenterede in boek 3 en gaat over de vergeving binnen de gemeente: 'Indien hij (een broeder die zondigt) naar hen (twee of drie getuigen) niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.' 'Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is.'(16:17) Na de negen zaligsprekingen in de bergrede is dit de tiende zaligspreking en plein public. Deze staat niet in een serie, maar apart. Petrus mag zich werkelijk gelukkig prijzen met zo'n krachtig woord van Jezus. In hem worden dankzij Mattheus alle Christus-belijders, d.w.z. heel de kerk, zalig gesproken. De zaligsprekingen worden steeds persoonlijker: a. Er zijn acht zaligspreking in algemene zin aan Gods volk: Zalig de …(5:1-10) b. Daarna volgen de drie 'jullie zijn'-spreuken die gericht zijn aan het adres van de discipelen (5:11-16), die openen met 1x zalig. c. Nu volgt de directe en persoonlijke zaligspreking aan het adres van Simon Petrus, degene die ondanks zijn kleingeloof tot de eerste Christus-belijdenis komt. Men kan concreet denken aan de joods-christelijke kerk in Antiochië, Syrië, rond het jaar 70 na de verwoesting van de tempel. Het boek over Jezus ´die de Christus genoemd wordt´ (1:16) is dus geschreven voor mensen 'die Christenen genoemd werden'. Die term Christenen wordt voor het eerst gebruikt voor de discipelen te Antiochië in Hand. 11:26. In die gemeente waren grote tegenstellingen. H. Hoet: 'Zeker na 70 zagen Farizeeën en christenen zich allebei als de ware voortzetters van de traditie der vaderen. Beide groeperingen pretendeerden dat hun interpretatie van de tora de juiste weg was om God te dienen en de komst van zijn rijk te bespoedigen. Het is in deze context dat het evangelie volgens Mattheus moet worden begrepen.' 'De joden vormden nog geen andere godsdienst, verschillend van de christelijke. De Farizeeën waren slechts een rivaliserende strekking binnen hetzelfde volk van God, die de joden en niet-joden die Jezus als de joodse Messias erkenden, het recht ontzegden zich nog langer als (rechtvaardige) joden te beschouwen.' In: Matteüs opnieuw, pag. 54.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
29
De Mattheuscode
5
10
15
20
Een gemeente met een priesterlijke dienst (16: 18-20) Laten we eerst vaststellen dat het woord gemeente ongeveer net zo vaak in het Oude als het Nieuwe Testament voorkomt. De concordantie toont een halve pagina vol vermeldingen, gelijkelijk verdeeld over OT en NT. Daarnaast wordt er in de Thora, vooral in Exodus, diverse keren gesproken over de 'vergadering' van de Israëlieten. Zo nieuw is die kerk dus niet.114 Wat er gebeurt is het volgende. De discipelen – zijnde grondlegging van het 'nieuwe' Israël – ontvangen de priesterlijke taak van onderwijs en wetsuitlegging en van verzoening. Dat Petrus de hemelpoort zou bewaken, om te bepalen wie wel en niet mogen binnen gaan, is een onjuiste voorstelling.115 Hij bewaakt met zijn sleutels (meervoud) de schatten van het Koninkrijk (meervoud), niet de toegang (enkelvoud) tot de hemel. Zoals aan de schriftgeleerden de kennis van God was toevertrouwd. Zoals de huismeester die zijn voorraadkamer beheert en nieuwe dingen en oude dingen tevoorschijn haalt (tweemaal meervoud in 13:51). Zoals de Levieten, die in hun taak van onderwijzing in de wet (Thora) mogen vaststellen welke bepalingen wel en niet van kracht zijn om rein te zijn voor God en de naaste. Zó ontvangt Petrus vanuit zijn Christus-belijdenis de autoriteit om op aarde te 'binden'116 en te 'ontbinden', met een strekking die tot in de hemel reikt. Hij ontvangt het hemelse leergezag, direct aansluitend op de Christus-belijdenis. Het is het gezag om op aarde te onderwijzen in het Christusgeloof en om te vergeven of een oordeel te vellen bij geschillen. Overigens moest in de vroeg-christelijke gemeente de Christusverkondiging hoofdzakelijk plaatsvinden vanuit het Oude Testament, omdat er eenvoudigweg nog geen Nieuw Testament beschikbaar was. Er moest dus heel wat opnieuw worden uitgelegd en verkondigd. Nu Petrus de sleutels van het Koninkrijk ontvangt, ligt er echter nog iets anders in het verschiet: dat het Koninkrijk zal worden afgenomen van de (andere) leiders en sleuteldragers van Israël, die Jezus als de Christus zullen verwerpen.117
25
30
35
40
Gemeentedienst: dienen, innerlijke reinheid, vergeven, bidden (Mt 18) Wat houdt de gemeentedienst in het Nieuwe Testament in? Naast onderwijs verzorgden de Levieten in het OT de dienst in de tabernakel. Zij traden daar op namens het volk, zodat God een volk heeft dat rein en heilig is. Dit gebeurt door middel van reinigingsvoorschriften, dankoffers, zoenoffers en heiliging. In de gemeenterede van Mattheus 18 wordt dit doorgetrokken naar de kenmerken van de nieuwe gemeenschap. Daar heersen nederige dienstbaarheid (niet de grootste willen zijn, maar zichzelf gering achten; de kleinen niet verachten), innerlijke reinheid (strijden tegen verleidingen tot zonde) en vergeving. In het deel over de vergeving duiken de woorden binden en ontbinden weer op (18:18). De regel om eerst onder vier ogen een zaak uit te spreken, voordat die in de gemeente wordt gebracht is gebaseerd op Lev. 19:17 en Deut. 19:15.118 Opnieuw wordt de lijn doorgetrokken van Levieten naar de nieuwe gemeente of kerk (continuïteit). De verzoeningsmaat in de gemeente is gelijk aan de wraakmaat van Lamech119: zeventig maal zeven ofwel onbeperkt. Tenslotte vinden we een typisch levitische belofte bij de opdracht tot gebed in de gemeente. Het gezamenlijk gebed mag als het ware als een geurig offer opstijgen tot God. Het doel van Leviticus is dat JHWH in het midden van zijn volk kan wonen. Jezus belooft geheel daarmee overeenkomstig: 114
115
116 117
118
119
N.A. Schuman: 'De nieuwe messiaanse gemeenschap, gebouwd op de erkenning van Jezus als de messias, wil als zodanig niet buiten het synagogale verband leven. […] Het nieuwe zit niet in een nieuwe organisatievorm, maar in een nieuwe geloofs,- denk- en handelwijze. En die is geörienteerd aan de lichtende gestalte van Jezus, die juist als messias de weg van volstrekte nederigheid gaat.' (Al deze woorden, pag. 150) Bovendien is het oordeel over wel of niet binnengaan hier niet het thema. Dat komt in boek 4, het Numeri-deel. Het oordeel ligt daar in de handen van de Mensenzoon en niet in de handen van Petrus (Mt 25). Jezus gebruikt hier het beeld van een gebouw of de tempel. In vers 19 wordt niet meer gesproken over de gemeente maar over het koninkrijk. Christus is één met zijn gemeente. Omdat de dood Hem niet heeft overmocht, zal de kerk niet worden overwonnen door de poorten van het dodenrijk. Ook het dodenrijk en het rijk van de boze worden voorgesteld als een gebouw of stad. NBV vertaalt met 'bindend verklaren'. De officiële verwerping van de Christus vindt plaats voor de gehele Raad (26:59 – 66) en na de opstanding in 28:12. Zie de toelichting bij boek 5. In Deut. 19:15: Eén enkele getuige zal niet tegen iemand kunnen optreden ter zake van enige ongerechtigheid of zonde, welke ook die hij begaan mocht hebben; op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vast staan. In Lev. 19:17: Je zult je broeder in je hart niet haten; openlijk zul je je volksgenoot terechtwijzen en niet terwille van hem zonde op u laden. Robert H. Mounce voegt toe: 'The same three-step-procedure is found in the Qumran legislation (1QS5.25-6.1) Attemps at reconciliation should always begin one by one. More damage has been done by well-intentioned letters than by any other method (New International Biblical Commentary, 1985 pag. 176) Gen. 4: 24
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
30
De Mattheuscode
Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. (18:20)120
5
10
15
20
25
30
35
40
De rabbijnen leerden iets soortgelijks: “Als er twee samenzitten en met elkaar over de Tora spreken dan is de Shekîna (Gods inwoning zoals in de tempel) bij hen.”121 Jezus is voor de christenen Gods Shekîna onder de mensen, zijn Thora in vlees en bloed, het vleesgeworden woord zoals in Joh. 1. De figuur van Petrus als eerste Christus-belijder omkadert het hele hoofdstuk van de gemeenschapsrede, merkt Van Segbroek122 op: eerst zijn het de belastingontvangers die Petrus bevragen of zijn Meester die diens eigen stad binnengaat geen tempelbelasting betaalt123 (17:24). Daarna is het Petrus die binnen het kader van de gemeenterede aan Jezus vraagt hoe vaak men zijn broeder dient te vergeven (18:21). De kern van het afsluitende onderwijs in boek 3 is de verzoeningsdienst van Gods volk. Dat wordt geïllustreerd met de indringende afsluitende parabel over vergeving tussen slaven onderling. (18:21-35). Op zoek naar de kern En wat is dan de kern in de structuur van boek 3 als geheel? Daarover is veel te zeggen. Boek 3 is een tamelijk complex deel, dat hier alleen in hoofdlijnen kan worden toegelicht. Voorlopig kom ik tot de conclusie dat er drie centrale gebeurtenissen zijn in dit boekdeel. 1. De twee wonderbare spijzigingen en de tussenliggende stof. 2. De kernbelijdenis 'U bent de Christus' gevolgd door de grondlegging van de kerk. 3. De verheerlijking op de berg (Mozes en Elia representeren daarbij wet en profeten). Deze drie onderdelen worden voorafgegaan door het bericht over de dood van Johannes (14:1-12) en afgesloten met onderwijs (Mt 18). Eerste centrum: het lege hart in het midden (Mt 14:13 – 15:39) Het eerste centrum in dit derde boek vindt men tussen de twee wonderbare spijzigingen, die net als de twee zendingsopdrachten in boek 1 en 5 symmetrisch ten opzichte van elkaar staan opgesteld. Uitleggers wijzen op het verschil tussen de twee spijzigingen. De eerste is bestemd voor Israël, waarbij vijf broden en twee vissen (Thora en profeten) voldoende zijn om vijfduizend man te voeden. Er blijven twaalf manden vol brokken over. Bij de tweede spijziging, die plaatsvindt aan de andere kant van het meer op heidense bodem, blijven op basis van zeven broden en twee vissen zeven korven over, genoeg voor de wereld. De spijzigingen zinspelen ook op het geestelijk voeden van Gods 'dienstvolk'.124 Binnen de hoofdstructuur van Mattheus blijkt nu een sterke samenhang in een vorm die op een chiasme lijkt: – a: zendingsopdracht binnen Israël (boek 1) – b: wonderbare spijziging voor Israël (boek 3) – c: midden – b': wonderbare spijziging volkerenwereld (boek 3) – a': zendingsopdracht voor de volkerenwereld (boek 5) De vraag is natuurlijk wat er precies gebeurt in het midden van deze vorm. Vinden we daar de mooiste tekst van Mattheus of iets dergelijks? Een comfortabel woord om te borduren en op te hangen op de schoorsteenmantel? Absoluut niet. Het eerder verontrustend: daar vinden we de kern van het probleem. Opeenvolgend staan vijf gebeurtenissen eveneens symmetrisch opgesteld:
120
121 122 123 124
Versteeg (1980, pag. 29): 'Ter verduidelijking voegt Mattheus er aan toe, dat het gaat om twee of drie vergaderd in Jezus' naam, d.w.z. twee of drie binnen de nieuwtestamentische kerk waarin Jezus wil wonen. Ook wanneer daarna alleen bij Mattheus de gelijkenis volgt van de koning die afrekening wilde houden met zijn slaven – waarin Jezus de noodzaak van vergevingsgezindheid laat uitkomen – is opnieuw primair te denken aan vergiffenis, geschonken binnen de gemeenschap van de kerk (Matth. 18:23-35). De vergiffenis is de vergiffenis geschonken aan een broeder (Matth. 18: 35). Geen evangelie is zo door de kerkgedachte bepaald als het evangelie naar Mattheus.' Pirkê Avôt 3,3, zie Matteüs opnieuw, pag. 54. Matteüs opnieuw, pag. 31. Jezus beschouwt zichzelf als zoon van de tempel; heersers eisen belasting van vreemden, de zonen zijn vrij (17:26). Vgl. 24:45. En in 16:11 'Hoe is het mogelijk dat jullie niet begrijpen dat ik het niet over brood had?' (NBV) Jezus zegt bij de eerste wonderbare spijziging tegen zijn discipelen: geven jullie hen te eten. Dat gebeurt dus met die vijf broden en twee vissen (onderwijs in Wet en Profeten). Bij de spijziging op heidens grondgebied lijken de discipelen hun taak wel op zich te nemen: 'Hoe komen wij in een eenzame streek aan zóveel broden, dat wij zo'n schare verzadigen kunnen?' (15:33)
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
31
De Mattheuscode
5
10
15
– a: Kleingeloof bij de discipelen (Petrus) tijdens de storm op het meer (14:22-33) – b: Behoud dat van Jezus uitgaat wanneer Hij ernstig zieken aanraakt (14:34-36) – c: Twistgesprek met de Farizeeën: hun hart is ver van Mij (15:1-9) – b': Reinheid en onreinheid komen van binnen (15:10-20) – a': Groot geloof bij de Kananese vrouw (15:21-28) Het twistgesprek wordt in dit chiasme omsloten door tweemaal een overeenkomstig gedeelte: over klein en groot geloof en over wat er van iemand uitgaat (rein en onrein). In dit eerste centrum staat géén evangelie, maar het centrale probleem bij Mattheus: de Farizeeën en schriftgeleerden overtreden ter wille van hun overlevering zelfs Gods gebod. Dat wordt geïllustreerd in het voorbeeld over de offergave. Als iemand een deel van zijn bezit tot offergave heeft gewijd (het is korban), hoeft hij dat niet meer te gebruiken om zijn ouders te eren (onderhouden). Door het ene gebod hoger te achten, wordt een ander gebod uitgeschakeld – in dit geval het vijfde van de Tien Woorden. Maar wie zelfs het kleinste gebod ontbindt, zegt Jezus in 5:19, 'zal zeer klein heten in het Koninkrijk van de hemel. Maar wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk van de hemel.' De geestelijke leiders van Israël maken dus Gods woord krachteloos door hun eigen woord en redeneringen, zo is de aanklacht (15:7). Zij dienen daarmee niet God en zijn Koninkrijk maar zichzelf.125 Jezus citeert nu een profetie van Jesaja tegen huichelaars die menen God te dienen:
20
Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij.126 Tevergeefs eren ze Mij, omdat ze leringen leren die geboden van mensen zijn. (Jes. 29:13)
25
Een oud probleem dus. Dit probleem-van-het-hart geldt niet alleen Farizeeën of het volk Israël. Het is een universeel probleem. Twee uitleggers omschrijven het als volgt: 'Het hart van het menselijke probleem is altijd het probleem van het menselijke hart. De werkelijke zaak is altijd het innerlijk leven in plaats van uiterlijke aanpassing.'127 Gods woord doet een appèl op het menselijk hart, en wee degene die dat verhindert.
30
35
Tweede centrum: de theologische kern (Mt 16) De Christus-belijdenis van Petrus is werkelijk een theologisch midden van dit middelste boek (16:16). Eindelijk is het hinderlijke kleingeloof van de discipelen doorbroken. Tot nu toe was er driemaal sprake van kleingeloof, steeds ná enkele wonderen. De eerste keer is er kleingeloof in 8:26 bij de storm op het meer128 juist na diverse genezingen. De tweede keer is er kleingeloof na de eerste wonderbare spijziging. In 14:31 zakt Petrus bij de tweede storm op het meer door het water. Hoewel een krachtig woord van Jezus klinkt (En Hij zei: Kom!), zinkt Petrus 'op de wind ziende' na enig lopen in het water en schreeuwt om redding. Kleingelovige, zegt Jezus, waarom ben je gaan twijfelen? Het derde moment van kleingeloof staat in 16:9 na de tweede wonderbare spijziging en direct voorafgaand aan deze belijdenis. Jezus berispt de discipelen dat zij dit teken niet hebben begrepen. Waarom spreken jullie er met elkaar over, kleingelovigen, dat jullie geen broden hebben? Zien jullie het nog niet in... (16:9)
40
Als contrast vindt Jezus tot nu toe wel een groot geloof buiten Israël: bij een Romeinse hoofdman (8:10) en bij een Kananese vrouw (15:28).129 Het kleingeloof bij de leerlingen is dus tamelijk overvloedig aanwezig. Drie is net als acht een getal van meervoudigheid en overvloed.130 Maar nu wordt dit kleingeloof eindelijk doorbroken met de kernbelijdenis over wie de Mensenzoon is: U bent de Christus, de Zoon van de levende God.131
45 125 126 127 128
129
130 131
Deze pericoop komt daardoor wellicht in aanmerking als de mislukking op het thema in boek 3. Zo ook in Jeremia 2:5: uw vaderen hebben zich ver van mij verwijderd. David Jackman en William Philip, Teaching Matthew, Proclamation Trust Media 2003, pag. 139 vert. pvv Mt 8:26 Waarom zijn jullie bevreesd, kleingelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de wind en de zee, en het werd volkomen stil. Mt 8:10 Voorwaar, Ik zeg u, bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden. Mt 15: 28 Toen antwoordde Jezus en zei tot haar: O, vrouw, groot is uw geloof, u geschiede gelijk gij wenst. En haar dochter was genezen van dat ogenblik af. L.A. Snijders, De getallen in de bijbel en hun verhaal (1995) Zie bijlage 5 voor de Christus-teksten bij Mattheus. Deze krachtige kernbelijdenis wordt overigens door de NBV de tweede keer enigszins weggemoffeld. In 16:20 wordt het een bijzin, en krijgt Jezus de bij Lucas gebruikte titel Messias in plaats van Christus. Er wordt vertaald: 'Daarop verbood hij de leerlingen ook maar tegen iemand te zeggen dat hij de
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
32
De Mattheuscode
5
Het woord Christus staat hier voor de zevende keer in Mattheus. Het antwoord van Petrus is een geloofsgeheim, dat nog niet bekend gemaakt mag worden. Alle partijen132 in het boek dienen zich zoals gezegd eerst met de vraag te verstaan wie de Mensenzoon is, voordat het evangelie in het slot van Mattheus 28 de wereld in kan gaan. Zitten de discipelen nu op het juiste geloofsspoor? Er blijft toch kleingeloof over. Na de verheerlijking op de berg blijken ze niet in staat een maanzieke te genezen. 'Vanwege uw kleingeloof' (17:19), verklaart Jezus, dat nog niet eens zo groot is als een mosterdzaadje! Zo snel kan geloofskracht verkeren in geloofszwakte. Als het aan het geloof van de discipelen had gelegen, was er niet veel van het Koninkrijk en de kerk terecht gekomen. Toch schrijft Mattheus dit om geloof te wekken en onze twijfel133 te stillen.
10
Derde centrum: verheerlijking (Mt 17) Mattheus 3 en boek 3 zijn allebei te beschouwen als een Leviticus-deel in het midden van een serie van vijf. In beide delen klinkt de stem uit de hemel over Gods geliefde Zoon. Deze keer klinkt er voor de discipelen (de kerk134) een boodschap bij: 15
Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem! (17:5)
20
De functie van de verheerlijking op de berg is dat Mozes en Elia – zijnde wet en profeten in levenden lijve – Jezus komen ondersteunen nu Hij na de eerste lijdensaankondiging met zijn hogepriesterlijke taak richting Jeruzalem gaat. Het is de ingang naar Jezus' lijden. Hier vinden we de wending in de christologische lijn in het boek. Het uitwijken is afgelopen. De redding van de heidenwereld loopt noodzakelijkerwijs via Jeruzalem.135 Van toen aan begon Jezus Christus zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden en gedood worden en op de derde dag opgewekt worden (16:21).
25
30
35
'Van toen aan' is: direct aansluitend op de eerste Christus-belijdenis. Vanaf dat moment kan zijn dienst niet langer verborgen worden gehouden. Het zijn Petrus, Jacobus en Johannes die de bijzondere gebeurtenis van de verheerlijking meemaken. Wat valt op aan dit drietal? Dat zij het ook zijn die in Getsemane Jezus' ingang tot zijn lijden van dichtbij meemaken (26:37). Jezus doet dit werk als Christus. De belangrijke woordcombinatie Jezus Christus komt bij Mattheus slechts driemaal voor.136 Dit is de derde en laatste keer, juist in het midden van het middelste boek; zie bijlage 5. Deze belangrijke passage van de verheerlijking is tevens een verwijzing naar het midden van Leviticus en het werk van de hogepriester. De Christusdienst draagt de gemeentedienst. Mattheus benadrukt ten opzichte van Marcus en Lucas137 de lichtende wolk die de discipelen op de berg overschaduwde. Dit is stellig een verwijzing naar de sjechina, de lichtende wolk die als blijk van Gods aanwezigheid het volk Israël voorging op de tocht door de woestijn naar Kanaän.138 Zo gaat Jezus onder Gods aanwezigheid op weg naar Jeruzalem. Na de gebeurtenis op de berg zijn wet en profeten, Mozes en Elia, verdwenen en voorbij, en 'zagen zij niemand dan alleen Hem, Jezus' (17:8139). Mattheus laat net als Marcus alleen het licht op Jezus vallen. Heil is er alleen te verwachten van Jezus, als de nieuwe Mozes en Elia ineen. Vanaf nu kan Jezus de weg naar Jeruzalem en het kruis gaan en wet en profeten geheel vervullen.
132
133
134
135 136
137 138 139
messias was.' Dit lijkt mij binnen de context vreemd, maar wellicht is er een argument vanuit de grondtekst. Van Johannes de Doper (Bent U het die komen zou? 11:3) tot de discipelen (16:16), de mensen (8:27), de stad (21:10), de Farizeeën en de Raad (26:63), de Romeinen (27:11). Vgl. Mt 28:17, het kleingeloof loopt door tot na het grootste teken van de opstanding: zij aanbaden Hem, maar sommigen twijfelden. Zo kenschetst Mattheus op eerlijke wijze de situatie in de jonge christelijke gemeenschap. Dat wil zeggen de kerk als het nageslacht van Abraham en als voortzetting van Israël. God zegent Abraham namelijk, 'omdat u naar mijn stem gehoord hebt'. (Gen. 22:19) Voor Israël gold het 'Hoor, Israël, hoor!' Zie Breukelmans toelichting op het uitwijken in bijlage 1. Christus komt in totaal zeventien maal voor; vijf maal in deel 1 en twaalf maal in deel 2. Jezus Christus komt driemaal voor (eerder alleen in 1:1 en 1:18), net als Jezus, die Christus genoemd wordt (in 1:16, 27:17 en 27:22). Bijlage 5. In Marcus 9:2-13 en in Lucas 9: 28-36 is sprake van een wolk die hen overschaduwde. Vgl Marcus 9:7 en Lucas 9;34. Zie dr J. P .Versteeg, Evangelie in viervoud, pag. 20. In de letterlijke vertaling; dr J. P .Versteeg, Evangelie in viervoud, pag. 20.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
33
De Mattheuscode
5
10
15
Rafael, Transfiguratie 20
25
Kantelpunten Het derde en middelste boek is rijk aan kantelingen en beslissende keerpunten. Dat is dan ook het kenmerk van een chiasme. De wendingen in het verhaal worden steeds duidelijker. Dit versterkt het onderliggende drama dat steeds meer tot een climax zal komen. Hier volgt een samenvattende opsomming. Van oud naar nieuw. Boek 3 opent met de dood van de heraut van het Koninkrijk. Johannes de Doper geldt in zekere zin als de allerlaatste profeet van het Oude Testament. Nu hem het profetenlot treft te worden gedood in Jeruzalem, is de afsluiting van het oude bezegeld.
30
Van Galilea naar Jeruzalem. Jezus wijkt niet langer uit in Galilea. In 15:21 is voor de achtste en laatste keer sprake van uitwijken.140 Na de confrontatie met de Kananese vrouw 'voedt' Hij ook de heidenen in de tweede wonderbare spijziging en gaat de weg naar Jeruzalem. Het verhaal staat vanaf nu niet meer in het teken van uitwijken, maar van op weg gaan naar Judea en Jeruzalem (19:1). Het loopt erop uit dat Jezus als Christus daarheen gaat om overgeleverd, gekruisigd te worden en opgewekt (16:21).141
35
Van uiterlijke reinheid naar innerlijke reinheid. In zekere zin is dit de vernieuwing van het reinheidsboek Leviticus. Wat van binnenuit komt maakt de mens onrein, zijn woorden en gedachten, niet de uiterlijke onreinheid. Jezus' aanrakingen van zieken en melaatsen tonen ook die omgekeerde beweging: dat niet Híj onrein wordt, maar dat onreinen juist rein worden. Zo ook het volgende kantelpunt:
40
Van uiterlijke godsdienst naar godsdienst van het hart. De kernvraag bij Mattheus is of wij niets boven Gods woord stellen en of wij God dienen vanuit ons hart, in het verborgene. In het Oude Testament heet dit de besnijdenis van het hart.
45
Van Levieten naar apostelen. De apostelen krijgen de taak en het gezag om te onderwijzen en Jezus als de Christus te verkondigen. 'Geven jullie hen te eten' (14:16) onderstreept de symboolwaarde van de wonderbare spijziging. Verderop in de eindrede noemt Jezus juist ook deze taak voor hen zolang de Heer nog niet terug is: het dienstvolk op tijd hun voedsel geven (24:45). Van tempeldienst naar gemeentedienst. De gemeente wordt nu het huis waar God zijn inwoning (sjechina) heeft, waar Hij als Vader met ons is. De dienst van deze gemeente, aan wie Gods woord is 140
141
Zie Breukelman in bijlage 1. Breukelman merkt op dat in het grote geloof buiten Israël een grote verleiding voor Jezus besloten ligt. In totaal is acht keer sprake van uitwijken. Acht is het getal van de overvloed. Het is nu wel mooi geweest met al dat uitwijken, hoor je de evangelist haast denken. Nog verder uitwijken zou gevaarlijk worden voor het evangelie! Het is niet verwonderlijk dat de aanhangers van een drieledige structuur (waaronder Breukelman) in 16:21 het begin zien van een nieuw deel in het evangelie. Binnen de Leviticus-structuur kan het echter ook als uitdrukking worden gezien van de diverse kantelpunten waaronder de opgang naar Jeruzalem.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
34
De Mattheuscode
toevertrouwd, is een conditio sine qua non voor het Koninkrijk van God. Kenmerken: nederige dienstbaarheid, innerlijke reinheid (verleiding tot zonde weerstaan), gebed en vergeving.
5
10
15
20
Van veel tekens naar het ene teken. Het aantal daden en tekenen dat Jezus verricht neemt drastisch af. Na twaalf in boek 1 worden het er een handjevol in boek 2 en 3. Voor de tweede maal vragen de Farizeeën en schriftgeleerden Jezus om een teken, deze keer zelfs 'een teken uit de hemel' (16:1-4, vgl. 12:38-41). Voor de tweede maal verwijst Jezus naar het teken van Jona en daarmee naar zijn sterven en opstanding! Het is uiteindelijk de overgang van tempel naar kruis. Van Israël naar heidenen. Dankzij de Kananese vrouw en de genezingen op heidens grondgebied verheerlijken ook de heidenen de God van Israël. Ook zij ontvangen 'het brood' bij een wonderbare spijziging. Dit voeden zinspeelt op de onderwijsopdracht die de apostelen aan het eind van Mattheus 28 ontvangen. Al vanaf het begin van zijn evangelie zinspeelt Mattheus op de verbreding van het heil voor alle volken. Dat loopt zoals gezegd via Jeruzalem. Conclusie over boek 3 Het middelste boekdeel is complex en fascinerend. Het kent een aantal cruciale gebeurtenissen en wendingen. Boek 3 is met zijn nadruk op de gemeentedienst in het verlengde van de priesterdienst een Leviticus-deel te noemen. En het gaat een vernieuwende stap verder: de Christusbelijdenis en dienst van Christus staan centraal. De Heiland gaat na zijn verheerlijking op weg naar Jeruzalem om zijn dienst daar echt te volbrengen. Het kan haast niet anders dan dat Bacon dit deel betitelde als Grondlegging van de kerk. In lijn met de Pentateuch gaat het vooral om de (priester)dienst van Gods volk en van de Christus.
Boek 4: opnieuw Numeri – beproeving en ingaan van Gods volk 25
30
35
40
45
Bacon typeerde boek 4 terecht als Het oordeel. Mt 19–25 ligt thematisch in het verlengde van het vierde Thora-boek: in Numeri wordt immers het oordeel over het volk Israël voltrokken en wordt het beproefd om de tweede keer wèl in te mogen gaan in Kanaän. De lijn van het Mattheusverhaal wordt in boek 4 tot een confronterend hoogtepunt gebracht. Wie gaan er wel of niet binnen in het nieuwe Kanaän, het Koninkrijk? Hoe zal de Mensenzoon oordelen? Jezus spreekt in Mt 23 een oordeel uit over de Farizeeën en schriftgeleerden, omdat zij zich niet hebben bekeerd en geloofd. Het gevolg is tweeledig schrijft Bauer: verlies van het koninkrijk (21:43) en verlies van de stad (22:7).142 De eschatologische betekenis van Jezus' dienst wordt door zijn tegenstanders niet begrepen. We vinden in boek 4 het thema van oordeel, schifting en het al dan niet ingaan terug in gelijkenissen en profetieën. En we zien Jezus zelf ingaan in Jeruzalem, waarbij je voelt dat er een oordeel met een veroordeling op handen is. Al spoedig wordt in boek 4 de vraag gesteld voor wie, voor welk soort mensen het Koninkrijk van de hemel eigenlijk is. Antwoord: voor wie zijn als de kinderen, voor 'zodanigen' (19:14). De mogelijkheid van niet binnengaan wordt direct daarna geïllustreerd met de bijzonder rijke jongeman. Hoewel hij alle geboden in acht neemt, is zijn schat in werkelijkheid op aarde en niet in de hemel (19:16-26). Een andere typische Numeri-vraag is: hoe doorstaat Jezus de drie verzoekingen van de Farizeeën, die in moeilijkheidsgraad worden opgevoerd? Uiteindelijk wordt Jezus beproefd op de vraag naar het grootste gebod. Ook spelen in boek 4 zegen en vervloeking een grote rol, zoals bij de vervloeking van de vijgeboom en de rede tegen de Farizeeën met de acht weespreuken.143 In die rede lijkt het definitieve oordeel over de tegenstanders van Jezus te worden geveld. Hen wordt het belangrijkste afgenomen: het Koninkrijk. Dat is wat binnen het verhaal gebeurt; buiten het verhaal worden de lezers, de joodse christengemeente, vermaand om farizeïsme te vermijden. Het is niet de weg die leidt naar het Koninkrijk. 142
143
Bauer 1989, pag. 70: Thus, the opponent's rejection and murder of Jesus are understood as a rejection of the purposes of God. As a result of this lawlesness these adversaries must depend upon trickery to accomplish their homicidal objectives, a recourse which reveals the unjustness of their actions and a tacit admission of their own guilt (26.5; compare 21.41). They know that they must depend upon false testimony to put Jesus to death (26.59-60). Ironically, they accuse Jesus of blasphemy for claiming to be the Son of God, when in fact they are the ones who blaspheme (26.63-66; compare 127.39). Though their proceedings are shrouded in a cloak of legality, it is an act of murder, for Jesus is innocent (27.4.24) and indeed righteous (27.19) […] Their guilt is compounded by their refusal to repent, even at the greatest revalation in salvation history (11.20-24; 12>38-42; 21:28-32). Soms wordt gesproken over zeven weespreuken. In de vertaling staat 23:14 tussen haken.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
35
De Mattheuscode
5
15
20
25
30
35
40
45
Het boekdeel eindigt met een groot en dramatisch blok met onderwijs, profetie en oordeelsaankondigen: – Rede tegen de schriftgeleerden en de Farizeeën (die zelf niet ingaan en anderen beletten in te gaan; Mt 23). – Rede over de ondergang van Jeruzalem en eschatologische vooruitblik (Mt 24).144 – Twee gelijkenissen over wel of niet ingaan (respectievelijk de wijze en dwaze meisjes en de talenten; Mt 25 eerste deel). – Het oordeel van de Mensenzoon: het scheiden van de schapen en de bokken (Mt 25 tweede deel). Drie verzoekingen Eerder weerstond Jezus in Mt 4 (de Numeri-sectie) drie verzoekingen van de duivel. De verzoekingen herhalen zich opvallend genoeg driemaal nu Jezus zijn doel Jeruzalem nadert.145 'En er kwamen Farizeeën tot Hem om Hem te verzoeken' (19:2), zo valt het vierde boek met de deur in huis. 'Wat verzoekt U mij, huichelaars?' klinkt het verderop in 22:19. En voor de derde maal, in 22:35: 'Een wetgeleerde vroeg om Hem te verzoeken...' De drie verzoekingen staan verspreid over Mt 19–22, maar geven wel duidelijk de toon aan voor boek 4. De term verzoeken wordt door Mattheus alleen gebruikt voor satan en Jezus' opponenten. Daarmee stelt hij hen op één lijn.146 De kwesties gaan over echtscheiding, belasting betalen aan de keizer en de vraag naar het grootste gebod. Het weerstaan van deze verzoekingen is tevens onderwijs voor de discipelen in hoe zij later bij verzoekingen kunnen handelen. De laatste keer gaat het over de kern van de wet en van Gods-dienst.147 Het is maar een kleine pericoop, ogenschijnlijk een terzijde, maar in werkelijkheid een subtiel hoogtepunt. De vraag wat het grootste gebod is, is voor Farizeeën en schriftgeleerden een belangrijk punt van theologische discussie. Een sjibbolet van orthodoxie was het om zich bezig te houden met deze aangelegenheid. Om de wet zo goed mogelijk te houden moest men weten wat het belangrijkste gebod is, zodat in geval van een dilemma zeker de juiste keuze gemaakt kon worden door het grootste gebod voorrang te geven. Een prioriteitenlijst uit angst voor fouten tekent het onjuiste begrip van de bedoeling van Gods wet. Jezus onderscheidt geen eerste, tweede of derde gebod. Voor Hem zijn alle geboden uitdrukking van dezelfde dienst aan die ene God. In zijn antwoord citeert Hij opnieuw Mozes. Het samenvattende grote gebod is: God lief hebben, en het tweede daaraan gelijk is je naaste lief hebben als jezelf (22:38). Na deze drie verzoekingen volgen geen verzoekingen meer van de zijde van de Farizeeën. De discussie met de oversten en schriftgeleerden in 21:23-27 wordt niet aangemerkt als een verzoeking. Hier gaat het daar om de legitieme vraag naar Jezus' bevoegdheid. Jeruzalem en de tempel ingaan Tegenover het aanvankelijke uitwijken van Jezus staat nu de opgang naar Jeruzalem en de tempel, om uiteindelijk overgeleverd te worden. Zie het openingsvers: na zijn vertrek uit Galilea kwam Jezus over de Jordaan in het gebied van Judea (19:1). Net als na de bergrede volgden Hem 'vele scharen'. Als Jezus ingaat in Jeruzalem, stoot Hij bij Mattheus direct door naar de tempel. Het hosanna bij de intocht (21:9) klinkt in de tempel na uit de mond van kinderen (21:16), zoals het in Psalm 8 kinderen en zuigelingen zijn die Gods kracht onderstrepen. Mattheus benadrukt dat het de Zoon van David is (vgl. 1:1) die hier zijn doel van 'tempeldienst' nadert. Hij accentueert de verbinding met David namelijk door blinden en lammen op te voeren die Jezus geneest in de tempel (21:14). In 2 Samuel 5:6 trekt David Jeruzalem binnen. De bewoners, Jebusieten, bespotten hem dat David hier nooit 144
145
146
147
Voor de eerste hoorders is de eschatologische eindrede een bevestiging van de situatie die zij zelf ervaren hebben rond de verwoesting van de tempel in Jeruzalem door het romeinse leger van Titus in het jaar 70. Voor hen is het geen vooruitblik, hoewel er nog steeds profetisch materiaal in schuilt dat nu nog zeggingskracht heeft. In dit boek zijn het er drie. In boek 3 is ook al sprake van een verzoeking door de Farizeeën en Sadduceeën, als zij Jezus vragen om een teken uit de hemel (16:1). Bauer 1989 pag. 69. Zie Mt 23:33. Zoals Jezus de Zoon van God is, zo heten zijn tegenstanders bij Mattheus 'zonen van de Gehennah' (23:15). Bauer: This connection between Jesus' adversaries and Satan is clearly indicated in the mockery surrounding the cross; they demand a sign: 'come down from the cross' (27.42), 'save yourself' (27.40), in order to prove 'if you are the Son of God'. Furthermore, Matthew drives home this connection by means of irony: twice the Pharisees accuse Jesus of casting out demons by Beelzebul (9.34; 12.24), and yet Matthew plainly shows that it is not Jesus but the religious opponents themselves who are in league with the devil. Net als bij de derde verzoeking door de satan in Mt 4:8-10. Deze vraagt Jezus hem te aanbidden (in plaats van zijn Vader). Jezus houdt het conform het eerste gebod op God alleen.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
36
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
binnen zal komen: 'Blinden en lammen zullen u verdrijven!' Het vervolg is dat David de burcht Sion verovert via de watergang en vanaf dat moment in de stad gaat wonen. Dit is het huis waar de zoon van David mag wonen. Dit is ook tempel die hij in overdrachtelijk zin zal afbreken en in drie dagen weer opbouwen. Het is echter een ander soort binnengaan en een ander soort wonen dan bij David. Het Koninkrijk is geestelijk, hemels geworden, net als de bediening van deze Koning: om alle gerechtigheid te vervullen. Vervloeking van de vijgeboom De vervloeking van de niet-vruchtdragende vijgeboom (21:18-22) kan overkomen als een tamelijk onredelijke actie van Jezus. De symboolwaarde van deze gebeurtenis ligt echter hierin dat de vervloeking juist op het moment plaatsvindt dat Jezus Jeruzalem nadert. Het is een profetische handeling. De vijgeboom staat voor Jeruzalem zelf en het farizeïsme dat daar heerst. De Koning die opgaat naar Jeruzalem om een volk te zoeken dat de vruchten draagt van het Koninkrijk, vindt in Jeruzalem geen vrucht! Gezien al het voorafgaande is dit geen verrassing meer, maar daarom niet minder pijnlijk. 'De bladeren wekken de schijn dat deze boom vruchten zou dragen, maar deze schijn bedroog!' zo verklaart H. Hoet148 Er is ook een associatie met de geschiedenis van de profeet Bileam (Num. 22-24), die het volk zou moeten vervloeken maar niet anders kon dan het zegenen. Deze keer slaagt de vervloeking helaas wel – tot verbazing van de discipelen. Jezus 'telt' tevergeefs vijgen. Het is als het ware een mislukte telling, een mislukte Numeri. Net zoals in de voorgaande boekdelen sprake was een mislukte roeping en een uittocht die het doel van de sabbat niet bereikte. Hoet schrijft dat de verdorring een profetisch teken is voor het lot van de schijnheilige leiders. 'In zijn antwoord aan de verbaasde leerlingen stelt Jezus tegenover de steriele vroomheid van zijn tegenstanders het biddende vertrouwen in God (21:20-22149; vgl. ook 21:13 en 25:32).'150 Tenslotte valt deze veroordeling van de vijgeboom te zien in het licht van de gelijkenissen die erop volgen. De Heer komt onverwacht, op een moment dat je het niet verwacht, veel te diep in de nacht. Wij kunnen niet aanvoeren dat Hij beter op de tijd had moeten letten. We hadden zelf moeten zorgen voor vrucht, voor voldoende olie, voor ontwikkeling van ons deel van het Koninkrijk (de verstrekte talenten).
30
35
Hinderpalen en blinde wegwijzers (Mt 23) De acht weespreuken tegen de Farizeeën in hoofdstuk 23 vormen een tegenstelling met de acht zaligsprekingen. Weer verschijnt het getal acht van de overvloed. Hier is helaas nu de maat van de ongerechtigheid van de Farizeeën definitief overvloedig.151 De rede in Mt 23 is op te vatten als een gericht over de joodse leiders en het Jeruzalem van die tijd op grond van het afwijzen van de Christus en de profeten vóór Hem. De taal is onverbloemd: Slangen, adderengebroed, hoe zullen jullie ontkomen aan het oordeel van de hel? (23:33) Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen bijeenbrengen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels bijeenbrengt, en u hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. Ik zeg u, u zult mij van nu aan niet meer zien totdat u zegt: Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. (23:37-38)
40
45
50
Is Jezus per definitie gekant tegen de Farizeeën? Niet per se! Het valt op dat Mattheus de Farizeeën en schriftgeleerden steeds als een categorie opvoert, met vooral een didactisch doel door middel van een herhaald contrast.152 Wat Jezus afwijst is de houding van farizeïsme, die absoluut geen vruchten draagt voor God. De woorden worden gesproken ten aanhoren van de menigte, als om ook hen en de latere lezers te waarschuwen voor het farizeïsme. Jezus' wetsinterpretatie is niet antifarizees – Hij is het regelmatig met hen eens –, maar vooral anders. Tegenover de nauwgezette gehoorzaamheid aan voorschriften om gezien te worden door de mensen (23:5), toont Jezus in heel zijn leer en gedrag de uiteindelijke bedoeling van de wet en de profeten. 'Hij is de openbaring en de incarnatie van Gods 148 149
150 151 152
Hoet in Matteüs opnieuw, pag. 63. Voorwaar, Ik zeg u, indien gij geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat met de vijgeboom is gebeurd, maar zelfs indien gij tot deze berg zegt: Hef u op en werp u in de zee, het zal geschieden. En al wat gij in gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen. (NBG) H. Hoet in Matteüs opnieuw, pag. 63. Vgl. 23: 32 Maakt ook gij de maat uwer vaderen vol! (NBV: Maak de maat van jullie voorouders dan maar vol!) Bauer, 1989 pag. 138.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
37
De Mattheuscode
5
10
15
woord [...] Het evangelie brengt immers geen nieuwe wet, maar de persoon van Jezus en zijn Geest die het mogelijk maakt hem na te volgen.'153 Verrassend is dat de Farizeeën Jezus erkennen als een waarachtig iemand die de mensen niet naar de ogen ziet (22:16). Dit alles maakt Jezus' gericht over de Farizeeën en schriftgeleerden er niet minder hard en indringend op. Dit gericht wordt uitgesproken opdat zij zullen terugkeren van de verwerping van de Messias. Opdat zij ooit tot Hem zullen zeggen: gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Kernwoord in de kritiek op de Farizeeën is dat zij onomwonden en tot zes keer toe hupokritai worden genoemd. Dit is in de lijn met wat in de bergrede over hen wordt gezegd, en ook in lijn met met de gelijkenis van de twee zonen (21:28-32).154 De ongehoorzame zoon zegt dat hij gaat werken in de wijngaard maar doet niet wat hij zegt. Naast de betekenis van toneelspeler en huichelaar – iemand die door veinzerij anderen probeert te bedriegen – is er ook de betekenis van zelfbedrog. Daarbij overtuigt iemand iets te zijn wat hij in feite niet is. Hoet noteert: 'Zo bestaan er twee vormen van schijnheiligheid: men kan zich beter voordoen dan men is om de gunst van anderen niet te verliezen. Maar we zijn ook allemaal zelf geneigd te geloven dat we beter zijn dan we in feite zijn.' Hij noemt die onbewuste en ongewilde schijnheiligheid een vorm van verblinding. Dit was ook de situatie van Paulus vóór zijn bekering tot Jezus. Hij dacht als trouwe Farizeeër de wet te volbrengen, maar hij vervolgde ondertussen de christenen. Verblinding en zelfbedrog, dat is ook de tragiek van het volk Israël en zijn 'blinde leiders' (23:13).155 En wie ontkomt er eigenlijk niet aan het virus van zelfbedrog?
20
25
30
Maar Jezus' tegenstanders zijn schuldig aan veel meer dan hypocrisie, vult Bauer aan.156 Ten eerste hebben ze hem uit afgunst overgeleverd (27:18). Zij vrezen voor hun status, autoriteit en positie en zijn duidelijk jaloers op Jezus' populariteit bij de mensen. Daarenboven zijn ze schuldig aan de meeste zonden die Jezus noemt in 15:17-20 en die een mens onrein maken: boze overleggingen, moord, echtbreuk (overdrachtelijk in 12:38, 16:4), diefstal (vgl. 21:13), vals getuigenis (vgl. 26:6061) en godslastering. In contrast met deze tegenstanders toont Mattheus ons steeds Jezus als iemand bij wie woorden en daden een eenheid vormen en die volkomen rechtvaardig is. Het Koninkrijk wel of niet binnengaan (Mt 25) Ook de gelijkenissen bespelen het Numeri-thema. Binnen dit bestek volstaan een aantal opmerkingen. Ten eerste is het aantal uitnodigingen om in te gaan treffend, zoals: Ga ook jij in tot de wijngaard. (driemaal in 20:1-16) Ga in tot het feest van uw heer. (25:21,23) Zeg tot de genodigden: […] alles is gereed; kom tot de bruiloft. (22:4) Beërf het Koninkrijk dat voor u bereid is vanaf de grondlegging van de wereld. (25:34)
35
40
45
50
Ook klinken definitieve en heftig klinkende afwijzingen. Zoals tegen de dwaze meisjes : 'Ik ken u niet' (25:12). Zoals de tirade van vier verzen tegen de slaaf die zijn talent verborg (25:26-30). Zoals tegen de onrechtvaardigen, de 'bokken' aan de linkerhand van de Mensenzoon: 'Ga weg van Mij, vervloekten, naar het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.' Het contrast tussen de kinderen van het Koninkrijk – die de geboden onderhouden omdat zij het leven willen binnengaan (19:17) – en de kinderen van de boze wordt hier door de evangelist scherp getekend. In deze woorden spreekt vooral de boosheid en het oordeel over het niet willen ingaan. Er is toorn over het niet hebben van olie, van een feestkleed of van nieuwe talenten (vgl. geen vruchten opbrengen in 21:43). Zo moet JHWH ook bijzonder vertoornd zijn geweest toen het volk Israël de eerste keer weigerde Kanaän in te gaan. 'Ik zwoer in mijn toorn: nooit zullen zij tot mijn rust ingaan!' (Hebr. 3:18) Zo boos is de Heer in deze gelijkenissen. Toch is er als ik mij niet vergis nog het evangelie van de tweede kans. Ook Israël kreeg met een nieuwe generatie de kans om het veertig jaar later beter te doen. We leven nog in de tijd van Gods genade tot de Mensenzoon komt. Naast uitnodiging en afwijzing is er bovendien sprake van rolwisseling. De eersten zullen de laatsten zijn (20:16). Zij die denken de eersten te zijn of zij die in de ogen van de mensen de eersten zijn, zij mogen achter aansluiten maar wél ingaan. En de laatsten zullen de eersten zijn. Dat zijn degenen die haast zonder het te beseffen, in het verborgene, de échte 153 154 155 156
Hoet, In Matteüs opnieuw pag. 58. Bauer 1989, pag 68: Here hypocrisy is understood as a dichotomy between act and motive. Hoet, in Matteüs opnieuw pag. 59. Bauer 1989, pag. 68.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
38
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
30
religieuze werken verrichten als geloofsvrucht. Het zijn de werken van barmhartigheid voor de minsten (24:46). Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst, Ik was naakt …. (24:3540). Merk op dat dit soort werken net als het geven van aalmoezen in het verborgene gebeurt (vgl. 6:1-4). Het valt eerder onder de religieuze gerechtigheid, de eerste tafel van de wet157, dan onder social work of de sociale gerechtigheid. De bekende gelijkenis van de talenten in boek 4 vertoont inhoudelijk overeenkomst met die van het zaad in boek 2. Ze zijn symmetrisch tegenover elkaar opgesteld in de grote compositie. In het talent gaat het om het Koninkrijk dat ons wordt gegeven, ook in de oude vorm van de Thora: vijf talenten krijgt de eerste knecht en het worden er tien (denk aan de decaloog). Het ontstellende is dat dit Koninkrijk van de joodse leiders en daarmee het oude verbondsvolk wordt afgenomen en gegeven aan een volk dat wél vruchten draagt! In de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze meisjes duikt opnieuw het thoragetal op. Olie staat in de uitleggingen voor geloof. In het licht van het getal vijf en de bergrede valt te denken aan iets meer: een geloof dat de wet van binnenuit volbrengt, zoals Jezus dat doet en vraagt. Met een gerechtigheid die méér is dan die van de Farizeeën en schriftgeleerden en die nodig is om het Koninkrijk binnen te gaan (5:20). Op basis van die gerechtigheid worden in het tweede deel van Mt 25 de schapen en de bokken gescheiden. Conclusie over boek 4 De kerk die in boek 3 is ingesteld wordt in boek 4 aangemoedigd om op Christus' komst gericht te zijn. Men vergeet niet, zegt Noordmans, dat het leven onder het gericht van der eeuwigheid staat.158 Tot Jezus' wederkomst wordt zijn gemeente op het geloof beproefd. Wie draagt werkelijk de vrucht van wetsvolbrenging en barmhartigheid? Boek 4 behandelt dit thema zowel in de vertellende als de onderwijzende stof. Doordat Bacon zijn boekenreeks hier laat eindigen, komt misschien een te grote nadruk te liggen op de eschatologie. Hoewel de actualiteit van de eindrede onmiskenbaar was voor de eerste hoorders, kan dit niet het eindpunt zijn. De titel van dit boekdeel kan 'Het oordeel' zijn (Bacon), of meer in lijn met het vierde Pentateuch-boek Numeri: beproeving en ingaan van Gods volk. Het valt op dat de beproeving bij Mattheus dikwijls drievoudig is met een climax, een aspect dat hierna in het vijfde boek verhevigd terugkeert.
Boek 5: Finale. Opnieuw Deuteronomium – verbondsvernieuwing met Gods volk 35
40
45
We naderen het einde van onze beklimming, de top van de berg. Bacon noemde Mt 26 – 28 de epiloog. Het ligt echter in de lijn van het voorafgaande en van de veronderstelde Pentateuch-structuur om dit deel nu als vijfde en laatste boek in de reeks aan te wijzen. Het Deuteronomium-karakter blijkt uit het thema van verbondsvernieuwing en verbondsvervulling. Het is nieuw tegen de achtergrond van oud. Klonken op de parallelle plaats in sectie 5 van de Ouverture (bergrede) de woorden van het nieuwe verbond, hier wordt dat verbond daadwerkelijk opnieuw gesloten. Dat gebeurt allereerst met de instelling van een (nieuw159) verbond in het bloed van Christus. De verbondsvervulling in het offer op Golgotha is de grondslag voor deze vernieuwing. Het nieuwe ontstaat op het moment waarop het oude tot zijn volle betekenis wordt gebracht. Tevens vindt in boek 5 een definitieve afronding plaats van de verhaallijnen uit deel 1 en 2 en een opvallende hoeveelheid vervullingen van Thora en de geschriften van de Profeten (26:56). Op deze manier volbrengt Jezus Christus zijn aangekondigde missie om alle gerechtigheid te vervullen. Het is werkelijk de laatste ronde voor Thora en Profeten in een duizelingwekkende finale! De nieuwe Profeet treft het aloude profetenlot en betaalt het met zijn 157
158 159
Onder het sabbatsgebod valt bijvoorbeeld het geven van aalmoezen, het steun bieden aan de volksgenoot e.d. Vgl. Deut. 15. O. Noordmans, Herschepping, Zeist 1934, pag 39,40. Mattheus vermijdt ook hier zorgvuldig het woordje 'nieuw'. Marcus gebruikt het in de paralleltekst evenmin (14:24). Lucas spreekt wel over 'het nieuwe verbond in mijn bloed' (22:20), evenals later de apostel Paulus (1 Kor. 11:25). In de vertaling die Bach in de Mattheus-Passion gebruikt staat verwarrend genoeg wel: das ist mein Blut des neuen Testaments. In Hebreeën wordt het nieuwe verbond tevens een beter verbond genoemd (6:9, 7:22, 8:6), met een meer volmaakte tabernakel (9:11). De oude wet en offers waren slechts een 'schaduw van de toekomstige goederen' (10:1) Zo benadert Mattheus het niet.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
39
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
bloed160. De nieuwe Koning wordt verraden voor het tarief van een per ongeluk gedode slaaf. De nieuwe Rechter wordt zelf veroordeeld in een schijnproces. De nieuwe Hogepriester is zelf het offer. De nieuwe Herder is zelf het lam. Maar de dood heeft net als bij het dochtertje van Jaïrus niet het laatste woord.161 Jezus wordt opgewekt, uitgeleid. Na de opstanding worden de apostelen uiteindelijk de wereld ingestuurd om met het Christus-evangelie de brede oerbelofte aan Abraham, stamvader van Jezus Christus (1:1), te vervullen. Drie officiële afwijzingen van de Christus Geboorte, gevangenneming, sterven en opstanding van Jezus gaan alle vier vergezeld van officiële bijeenkomsten van de joodse leiders. De leiders, en hierin het volk, wijzen Jezus af als de Christus. In boek 5 komen de joodse leiders driemaal officieel bij elkaar. Eerder al vond bij Mattheus zo'n belangrijke bijeenkomst plaats bij de geboorte. In 2:4 liet Herodes 'al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk vergaderen' om te vernemen 'waar de Christus geboren zou worden'. Dezen bevestigen dat Hij geboren wordt in Bethlehem in Judea, maar hechten vervolgens geen geloof aan de geboorte, hoewel die ook niet wordt ontkend. Maar officieel is er geen Christus geboren in dit land. Ook het plan om Jezus 'door een list in handen te krijgen en te doden' wordt in een officiële bijeenkomst beraamd door de overpriesters en oudsten (26:3, begin van het lijdensverhaal). De volgende vergadering is opnieuw aan het paleis van de hogepriester Kajafas, 'bij wie de schriftgeleerden en oudsten bijeengekomen waren' (26:57). Jezus wordt daar gevraagd om bij de levende God te zeggen of Hij 'de Christus is, de Zoon van God' (26:63, vgl. 16:16). Vervolgens legt Hij hen deze vraag in het huis van de hogepriester eigenlijk als Christus-belijdenis in de mond: 'Gij hebt het gezegd.' Ook dát helpt niet. De keuze tussen erkennen of afwijzen eindigt met veroordeling tot de dood wegens vermeende godslastering (26:66). Dan is er nog de vierde bijeenkomst met de derde afwijzing. De wonderbaarlijke en verlossende opstanding die na de kruisiging volgt, moet door de vrouwen aan de discipelen worden verkondigd en daarmee vervolgens aan alle volken. Tegelijkertijd zijn er ook Romeinse soldaten die in dezelfde beweging hetzelfde goede nieuws aan de joodse leiders brengen: Toen zij (de vrouwen) onderweg waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad om de overpriesters al het gebeurde te berichten. (28:11)162
30
35
De opstanding van de Messias wordt vervolgens tijdens een zitting van het Sanhedrin in officieel besluit verworpen (28:12).163 Althans, de opstanding wordt niet ontkend maar verzwegen. Er is officieel geen Christus opgewekt in deze stad; de discipelen hebben zijn lichaam weggenomen ondanks de aanwezigheid van een Romeinse wacht! In de middelste van deze drie bijeenkomsten in boek 5 komen de partijen het dichtst bij elkaar. Ze staan oog in oog met elkaar. Daar is de afwijzing van Jezus als de Christus het meest indringend. Evengoed kan ook de derde afwijzing worden aangemerkt als een climax; hiermee is het aantal afwijzingen werkelijk compleet en definitief bezegeld.
160 161 162 163
Vgl. 23:31: Gij getuigt dus van uzelf, dat gij zonen zijt van de moordenaars der profeten. Zie de beschrijving van de parallelle nageschiedenis van deze twee opwekkingen bij boek 1. Let op hetzelfde aandacht vragende woord 'zie' als in Mt 2: 'Zie, wijzen uit het oosten kwamen te Jeruzalem.' Versteeg (1980, pag. 27) belicht dit aspect uitvoerig: 'De opgestane Jezus zond de vrouwen naar zijn discipelen, d.w.z. naar zijn kerk. Toch liet Jezus ook het volk Israël niet los. Tegelijk moest de boodschap van de opstanding ook gebracht worden aan het volk van Israël. […] Na de verwerping op de boodschap van de wijzen uit het oosten kwam het evenwel opnieuw tot een verwerping op de boodschap van de soldaten uit het westen. […] Als vertegenwoordigers van het volk Israël in officiële zitting bijeen, verwierpen de joodse leiders Jezus. In zijn leiders verwierp opnieuw het volk Israël Jezus. Deze verwerping was ingrijpender dan de verwerping die ons in het begin van het evangelie bericht wordt. Duidelijker dan direct na Jezus' geboorte mogelijk was wisten de joodse leiders wat hun verwerping van Jezus inhield. Ze probeerden de berichten van de Romeinse soldaten ook niet te ontzenuwen. Ze aanvaardden de waarheid van die berichten, zoals blijkt uit het feit, dat ze de soldaten veel geld gaven. Deze verwerping was dus willens en wetens. Omdat Mattheus bij het schrijven van zijn evangelie joden op het oog had, gaat hij ook in op de laster die in de dagen van het schrijven van het evangelie nog onder de joden verbreid werd, nl. dat het lichaam van Jezus 's nachts door de discipelen gestolen zou zijn. Dit punt dat de andere evangelisten geheel onvermeld laten, omdat het voor hen geen directe betekenis had, is voor Mattheus van de grootste betekenis. Aan het eind van het evangelieverhaal ontvangt het alle nadruk. In de met Mattheus' weergave van de geschiedenis gegeven aanklacht ligt evenwel tegelijk een dringend appèl. De aanklacht wil het volk Israël terugroepen van de verwerping van zijn Messias.'
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
40
De Mattheuscode
5
10
15
20
Contrasten en mislukkingen Als mislukking op het thema van verbondsvernieuwing kan het verraad door Judas worden aangemerkt. De verrader heeft zijn hand met Jezus in de schotel van het laatste en tevens eerste Avondmaal gedoopt (26:23). Daarna verlaat Judas, als een van de twaalven van het 'nieuwe' volk, het gezelschap en levert Hem over met een kus (26:47,48). Mattheus besteedt aandacht aan het berouw dat bij Judas na de zonde komt en aan de bestemming van het bloedgeld (27:3-10). Mattheus werkt retorisch gezien met grote contrasten, die soms de functie hebben van mislukking op het thema. Zo staat naast de beproefdheid van Jezus het slapen van de discipelen en de verloochening door Petrus. Naast de afwijzing van de Christus door het joodse volk en haar leiders en de bespotting aan het kruis164 staat de erkenning door een Romeinse hoofdman. Naast het zien van het lege graf door de vrouwen staat de zwijgplicht voor de wachters. Naast aanbidding is er twijfel bij Jezus' laatste verschijning. Deze effecten maken het evangelie van Mattheus tot een bijzonder dynamisch boek. De functie van de markeringszin van boek 5 Hierna wordt eerst de openingszin besproken en daarna de lijn van diverse vervullingen van onderwijs uit de vorige delen. De markeringszin aan het begin van boek 5 is de openingszin van het lijdensverhaal165. Het is de langste van de vaste formules en heeft het effect van een enorme cliffhanger. Jezus voegt er dit keer een eigen boodschap aan toe in de vorm van de vierde lijdensaankondiging. Ook valt het extra woordje 'al' op. En het geschiedde toen Jezus al deze woorden voleindigd had, dat Hij tot zijn discipelen zei: Jullie weten dat het over twee dagen Paasfeest is en dan wordt de Mensenzoon overgeleverd om gekruisigd te worden.166
25
30
35
Wat kan de betekenis zijn van de eenmalig gebruikte uitdrukking al deze woorden? 'Al deze woorden,' schrijft Breukelman, 'willen worden gehoord als woorden van Jezus als gekruisigde.'167 'Wat die ene man in de ouverture heimelijk wilde doen – Hem doden – , dat zullen ze nu met elkaar openlijk volbrengen. Het zal gaan van overlevering tot overlevering, totdat Jezus hangt aan het kruis (26:1 – 27:54).'168 Vanuit de Pentateuch gezien kun je daar nog iets aan toevoegen. De vaste oudtestamentische uitdrukking al deze woorden rondt niet alleen af, maar wijst ook vooruit naar de verbondssluiting die nu gaat volgen. De formule heeft van oudsher sterk te maken met de verbondssluiting, met Toen sprak God al deze woorden (Ex 20:1). Nu Jezus eveneens al deze woorden heeft gesproken, wijst Hij vooruit naar zijn kruisiging en verzoenend sterven (26:2). De verbondssluiting volgt in Mattheus aansluitend op al deze woorden. Bij de verbondssluiting in Exodus 24 komt de genoemde uitdrukking herhaaldelijk voor. Hoe ging het daar? Eerst zegt het volk eenstemmig: Al de woorden die JHWH gesproken heeft zullen wij doen. (Ex. 24: 3) Vervolgens leest Mozes het verbondsboek voor en weer antwoordt het volk in vers 7: Alles wat JHWH gesproken heeft zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen. Nu komt de daadwerkelijke verbondssluiting in vers 8: Toen nam Mozes het bloed en sprengde het op het volk en hij zei: Zie, het bloed van het verbond dat JHWH met u sluit, op grond van al deze woorden.
40
Jezus is degene die nu werkelijk al deze oude woorden gaat doen, volbrengen, vervullen.169 En op grond van al deze woorden sluit ook Jezus nu het verbond bij het Avondmaal. Hij sprengt geen bloed op het volk, maar laat de drinkbeker rondgaan met de woorden: 164
165 166
167 168 169
Áls je Gods Zoon bent, kom dan van dat kruis af! Het is eenzelfde diabolische verleiding als in 4:6: Áls je Gods Zoon bent, werp jezelf dan naar beneden. Bij Bacon echter het slot van het voorafgaande boekdeel. Naar NBG 1951. De NBV laat spijtig genoeg de verwijzing naar 'al deze woorden' geheel weg. Daar staat: 'Toen Jezus deze laatste rede had uitgesproken...' Dat is een wel heel Baconiaanse uitdrukking! Er was tot nu toe in het geheel nog geen sprake van 'redes'. Verder wordt al voor de vijfde keer vertaald dat Jezus is 'uitgesproken'. Heeft dat in de doeltaal niet onbedoeld de associatie dat Jezus vooral een goed spreker was, een redenaar in plaats van een leraar en verkondiger van godswege? Breukelman, Bijbelse Theologie III/2 pag. 77. Breukelman, Bijbelse Theologie III/2 pag. 163. Vgl. Psalm 40: 8,9.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
41
De Mattheuscode
Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. (Mt 26:27)
5
Tenslotte, de uitdrukking 'al deze woorden' komt minder vaak voor dan de ruimere uitdrukking 'al de woorden' (bijvoorbeeld bij de profeten). In de Pentateuch is de uitdrukking ongeveer vijf maal te vinden.170 Mattheus gebruikt deze vaste uitdrukking slechts één keer en heel bewust! Helemaal aan het einde van boek 5 komt hij nog op terug: leert hen onderhouden al wat ik u bevolen heb. (28:20)171 Overigens valt het horen en doen van het volk Israël naar al deze woorden in de praktijk nog wel eens tegen. In Jeremia 7:21-28 klaagt God het volk aan dat het eigenlijk sinds de uittocht al niet naar al deze woorden luistert.172
10
15
20
Vijf secties in boek 5? Hoe is boek 5 opgebouwd? In de lijn van deze studie volgt nog één keer een suggestie vanuit de Pentateuch. Want wordt traditioneel de opstanding niet in het verlengde gezien van Exodus? En ligt de kruisiging niet in het verlengde van Leviticus? (Mattheus noemt net als Marcus173 het scheuren van het voorhangsel van de tempel op het moment dat Jezus overlijdt en legt daarmee een direct verband met de verzoeningsdienst.) Ook merkten we al op dat de instelling van het Avondmaal kan worden gezien als verbondvernieuwing binnen het vijfde boek, dus tegen de achtergrond van Deuteronomium. Getsemane geldt als een laatste beproeving van de Mensenzoon en van zijn leerlingen – een analogie met Numeri. Tenslotte wordt in het zendingsbevel de Genesisbelofte aan Abraham doorgetrokken en vervuld. Met enige voorzichtigheid stel ik vast dat in boek 5 de Pentateuch-thema's in ieder geval aanwijsbaar zijn, zonder dat dit per se de hoofdvorm zou móeten zijn (de evangelist hanteert geen duidelijke scheidingen zoals hiervoor tussen de veronderstelde vijf boekdelen). En áls de vijf thema's aanwijsbaar zijn, dan is het zo dat Mattheus de volgorde deze keer tegengesteld doorloopt.174
25
30
35
40
45
Tekst Mt 26:1-35 Mt 26:36 – 27:26 Mt 27:27-61 Mt 27:62 – 28:15 Mt 28:16-20
Gebeurtenis in 26-28 Verbondsvernieuwing bij Avondmaal Beproeving en gericht: Getsemane e.v. Kruisiging en verzoening Opstanding en verzwijgen hiervan Zendingsbevel volkerenwereld
Pentateuch Boek 5 Deuteronomium Boek 4 Numeri Boek 3 Leviticus Boek 2 Exodus Boek 1 Genesis
Boek 5 heeft het karakter van een finale, waarin de lijnen van de voorafgaande delen bij Mattheus worden doorgetrokken. Ten eerste is er na de initiële vervulling in de Ouverture nu een definitieve vervulling van de Thora van Mozes. Ten tweede valt op hoe Jezus zijn eigen onderwijzing zelf vervult binnen dit vijfde boek. Daarin gaat de nieuwe Mozes dus verder dan de eerste Mozes. Mt 26:1-35 heeft verband met boek 5 zelf: Avondmaal, ter plekke gevierd. Mt 26:36 – 27:26 heeft verband met boek 4 Eindrede: oordeel Mensenzoon. Mt 27:27-61 heeft verband met boek 3 Gemeenterede: dienen als de minste. Mt 27:62 – 28:15 heeft verband met boek 2: Gezaaide zaad draagt vrucht. Mt 28:16-20 heeft verband met boek 1: Zendingsbevel Israël. Jezus is steeds zelf het onderwerp van de handelingen: het gaat om het verbond in zijn bloed, Hijzelf wordt zwaar beproefd, Hij dient zelf als minste door zijn leven te geven en is zelf het zaad dat honderdvoudig vrucht draagt door op te staan. Met deze indeling in het achterhoofd lezen we nu door boek 5 heen. 170
171
172
173 174
In Exodus 19:7, 20:1, 24:8, Numeri 16:31, Deut. 32:45. Eventueel past ook Deut. 17:19 in het rijtje. De uitdrukking al deze woorden wordt vijfmaal in verband gebracht met het verbond. In Numeri 16:31 wordt het in verband gebracht met een straf. Vgl. Deut 5:1 'Hoor, Israël, de inzettingen en verordeningen, die ik heden doe horen, opdat gij ze leert en naarstig onderhoudt.' Zo dicht staat het nieuwtestamentische zendingsbevel in Mattheus dus bij de opdracht van het oude Israël (continuïteit). Ook nu gij tot hen al deze woorden spreekt, horen zij niet naar u, en nu gij tot hen roept, antwoorden zij u niet. (Jer. 7:27) Ze keerden zich achterwaarts en niet voorwaarts, van de dag af dat uw vaderen uit Egypte gingen tot op deze dag. (Jer. 7:25) Lucas en Johannes doen noemen dit niet. Zoals wel vaker gebeurt in de oudtestamentische vertelwijze. Een voorbeeld is te vinden in Genesis 10. Men noemt Noachs zonen Sem, Cham en Jafet. Daarna gaat het in de uitwerking over de zonen van Jafet, van Cham en van Sem. Zie N.A. Schuman, Al deze woorden, pag. 67.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
42
De Mattheuscode
5
10
Mt 26:1-35 en Deuteronomium: Avondmaal als verbondsvernieuwing Na al deze woorden voleindigd te hebben (26:1), gaat Jezus zijn laatste werk uitvoeren. Het deel rondom het Avondmaal heeft een sterk dramatisch karakter, met rembrandteske tegenstellingen tussen licht en donker: – De overpriesters en oudsten beramen het plan om Jezus gevangen te nemen en te doden (26:3-5). – Een vrouw zalft Jezus met kostbare mirre, 'om mijn begrafenis voor te bereiden' (26:6-13). – Judas spant voor dertig zilverlingen samen met de overpriesters om Jezus over te leveren (26:14-16). – Voorbereidselen voor het Pascha door de discipelen (26:17-19). – Jezus wijst zijn verrader aan (26: 20-25). – Jezus stelt het Avondmaal in (26:26-29). – Jezus voorzegt de verloochening door Petrus, de Christus-belijder van het eerste uur (26: 30-35)
Joos van Kleve (1485-1540), Laatste Avondmaal (detail), Louvre Parijs 15
De instelling van het Avondmaal is te beschouwen als de voortzetting van de verbondsvernieuwing die bij de bergrede in woorden is ingezet. Hier wordt het verbond, het Koninkrijk van de hemel, tussen de Koning en zijn verbondsvolk eindelijk gesloten. Jezus initieert de verbondsmaaltijd van het (vernieuwde) verbond in zijn bloed. Dat vloeit straks op Golgotha. Verbondsvernieuwing en verbondsvervulling beginnen elkaar te raken.
20
25
30
35
Mt 26:36 – 27:26 en Numeri: Beproeving en gericht Hoe is er vervulling van het boek Numeri binnen de lijdensgeschiedenis? Mozes krijgt in Numeri 31 voor zijn levenseinde als opdracht om de laatste en grote vijand van Israël, de Midianieten te verslaan. Zo ook met Jezus. Hij weerstaat al eerder zijn vijand in de drie verzoekingen, maar Hij verslaat hem nog niet. Dat gaat nu gebeuren. Zelfs lijkt het alsof Jezus zijn tegenstander nog een laatste keer tegenkomt. De laatste drievoudige beproeving vindt plaats in Getsemane, waar Jezus zijn Vader bidt om 'deze beker' aan Hem te laten voorbijgaan. Dit moet een onpeilbaar zware beproeving zijn geweest. Driemaal gaat Jezus heen om te bidden. Driemaal kunnen de leerlingen175 de verzoeking om te slapen niet weerstaan. Treurig en onthutsend is dat. Ook leerling Petrus, de kleine kerk in persoon, doorstaat in deze Numeri-sectie de drievoudige beproeving niet. Hij verloochent zijn meester zelfs tot drie keer toe (26:75). Jezus raakt tot op het kruis toe werkelijk van God en mensen verlaten176. (26:56b) Het Numeri-thema van gericht en het oordeel vinden we terug in het gericht over Jezus door de Raad. Niet alleen staat hier de ene (oude) hogepriester tegenover de andere (nieuwe) hogepriester. Jezus trekt de lijn door van zijn eschatologische eindrede: 'Van nu af aan zult u de Mensenzoon zien komen op de wolken', dit is: om te oordelen. Ook staat de oude Rechter (Raad en Pilatus) tegenover de nieuwe en ware Richter, in een schijnproces! Pilatus kiest eieren voor zijn geld en laat de schare bepalen dat Barabbas in plaats van Jezus wordt vrijgelaten. Vervolgens zegt het volk: als Jezus onschuldig veroordeeld wordt, komt zijn schuld (bloed) op ons, zijn wij schuldig (27:25). In feite
175 176
Het zijn de drie die ook bij de verheerlijking op de berg getuige waren. Vgl. ook het enige kruiswoord bij Mattheus: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten? (27:46) Zie verderop.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
43
De Mattheuscode
verklaart ook 'heel het volk' Hem daarmee voor onschuldig.177 Komt het verzoenende bloed van Jezus Christus, zou je kunnen vragen, zo over alle kinderen van Abraham?
5
10
15
20
25
30
Mt 27:27-61 en Leviticus: Kruisiging en dienst van de verzoening Jezus vervult zowel het onderwijs van Mozes als zijn eigen onderwijs. Belangrijke Pentateuch-lijnen komen samen in de centrale gebeurtenis op Golgotha: – Het offer van Abrahams zoon, zijn enige (De HERE zal erin voorzien, Gen. 22). – De doortocht van Israël uit het doodsgebied van Egypte door de Rode Zee (Exodus). – Het 'afbreken' van de tabernakel c.q. tempel (Exodus 26). – De hogepriesterlijke taak op Grote Verzoendag; het voorhangsel scheurt als teken van het einde van het oude verbond (Leviticus, zie hierna). – Het verslaan van de laatste vijand (vgl. Numeri 31). – Gods wet ten einde toe volbrengen (Deuteronomium). Ook wordt het Deuteronomium-thema van zegen en vloek hier over het hoofd van Jezus uitgespeeld. Wie aan een kruis hangt, op de heuvel van Golgotha, die is vervloekt.178 Maar – dat is de heilsboodschap – Hij hangt daar ons tot zegen, in onze plaats. We staan hier wat uitgebreider stil bij de analogie met Leviticus. Daarbij kunnen we gelukkig putten uit de latere uitleg in de brief aan de Hebreeën (4: 14 – 5:10; Hebr. 8–10). Jezus heeft een hogepriesterlijke taak op zich genomen bij zijn doop. De hogepriester in het OT offerde eerst voor zichzelf, waste zich en trok heilige kleding aan om daarna voor de zonden van het gehele volk te offeren. Hij bracht het bloed van het zondoffer achter het voorhangsel van de tabernakel of de tempel (Lev. 16:15). Jezus is hier zelf het offer dat gerechtelijk door Pilatus (en diens vrouw) als zondeloos wordt gezien: 'Wat heeft Hij dan toch heeft voor kwaad gedaan?' (27:23). Dit offer gaat nu op een volkomen manier plaatsvinden. Ten eerste is er een zondebok die buiten de legerplaats wordt gezonden (Lev. 16:10); zo wordt Jezus buiten de stad opgehangen. Ten tweede scheurt nadat Jezus de geest geeft het voorhangsel van de tempel 'van boven naar beneden' (27:51179). Zo kan het bloed van Christus als het ware achter het voorhangsel worden gebracht en zo wordt de Levitische eredienst definitief, tot op de wortel vervuld. Jezus doet verzoening om de 'onreinheden, overtredingen en alle zonden' van Israëlieten én van de wereld (Lev. 16:16). Boek 3, het Leviticus-deel, besloot met de gemeenterede, die gaat over de grootste die dienaar moet zijn. In zijn sterven is Jezus zelf de grootste Dienaar, die zichzelf prijsgeeft en het helemaal van God verwacht. Dat maakt het enige kruiswoord dat we bij Mattheus vinden des te aangrijpender: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?180
35
40
Er is geen gemeente en geen God te bekennen. Althans, God antwoordt niet op dat moment. Hij had zijn vertrouwen op God gesteld, zo spotten de Joden, maar die komt Hem niet verlossen! (27:43). Met dit enige offer in opperste verlatenheid wordt echter de Levitische eredienst volkomen vervuld. Voor ons en met ons doet Jezus dit, want een priester treedt op namens zijn volk. En een offerdier vertegenwoordigt ons als volk; wat hem overkomt overkomt daarmee ook ons, Lev. 4:15. Zo is de overgang van tempel naar kruis definitief. Jezus is zoals de Heer uit de gelijkenis die alle schuld van zijn slaaf zelf draagt. Hij zou het tot zevenmaal toe willen doen (boek 3, Mt 18:23-35). En 177
178
179
180
Deze interpretatie is te vinden bij N.A. Schuman, Al deze woorden pag. 181. Hij merkt op dat eerst Judas spreek over 'onschuldig bloed' dat hij heeft verraden, en daarna Pilatus vrouw over een 'rechtvaardige'. En nu stelt – voor de derde keer – de menigte Jezus voor onschuldig. Schuman schrijft: En het allerdiepste gaat deze bezinning op het raadsel van Jezus' dood, wanneer 'heel het volk' met zijn uitroep 'het onschuldige bloed', het bloed van de rechtvaardige, over zichzelf en zijn nageslacht doet komen. Want dat kan nooit iets anders zijn dan het bloed waarvan Jezus had gezegd, tegen alle twaalf, inclusief Judas: 'Dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.' Deut. 21:23 vgl. Gal. 3:13 'Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt.' De uitdrukking vloek der wet is vooral paulinisch en zeker niet mattheaans! Vgl. Hebr. 10: 20 Wij bezitten 'volle vrijmoedigheid om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees...' 'Eli, Eli, lama sabachtani.' Eli is de Hebreeuwse aanspraak van God in Psalm 22:2. Het vervolg wordt in het Aramees geformuleerd. 'Waarom' wil zeggen: met welk doel. Zie Bijbel met kanttekeningen Dr. W.S. Van Leeuwen. Hij noteert bij 27:46: 'Het is de vraag of niet geheel Psalm 22 in het hart van de Christus is geweest, ook met de triumf en de belofte aan het slot. Het geheim van de Godverlatenheid heeft alleen de Christus Zelf beseft. Hierin kan geen mens inkomen. Jezus vatte zijn lijden samen in de klacht van de rechtvaardige. Hij is de Zoon Gods in knechtsgestalte, de lijdende Knecht des HEREN.'
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
44
De Mattheuscode
indien de ware zoon van Abraham midden in de dood was, zijn ook alle kinderen van Abraham midden in de dood geweest. Hij gaat zijn volk voor in nederigheid en dienstbaarheid.
Hubert en Jan van Eyk, Aanbidding van het Lam Gods, Brugge (1432) 5
10
Een vraag kan zijn: waarom klinkt dit ene bepaalde kruiswoord hier en geen andere? Misschien is er vanuit de structuuranalyse nog een antwoord te geven. Vanuit het oogpunt van structuur had hier in het midden van boek 5 een stem uit de hemel kunnen klinken: 'Dit is mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb' (vgl. 3:17 en 17:5). Deze stem klonk immers in het midden van de twee andere Leviticus-delen, bij de doop en bij de verheerlijking. Tegenover het uitblijven van deze stem uit de hemel – die Hem tot tweemaal toe 'Mijn Zoon' heeft genoemd – klinkt nu, vanaf het kruis, de tegenvraag van de Zoon: 'Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?' Wel klinkt er direct na het sterven van de Zoon een stem van beneden bij monde van de Romeinse hoofdman: Waarlijk dit was een Zoon Gods (27:54).
15
Net als bij de Romeinse hoofdman in boek 1 (8:10) kan hier worden gesproken van een groot geloof. Dat is bemoedigend en hoopgevend. Die kant moet het uit! Dat stemmen van beneden, uit Joden en heidenen, de gekruisigde Jezus erkennen als de Christus en Zoon van God.
30
Intermezzo: het chiasme van de verlatenheid Er is in toenemende mate verlatenheid bij Jezus tot aan het kruis. Als we dit aspect bekijken per sectie, kan opnieuw de vorm van een chiasme oplichten. Aan het begin en eind van boek 5 is Jezus samen met zijn discipelen, namelijk bij het Avondmaal en bij de ontmoeting op de berg. Na Getsemane vluchten de discipelen en verloochent Petrus zijn Heer driemaal. Hoe beschamend moet het zinnetje in 26:56 zijn voor de mannen waarmee Jezus zijn gemeente wilde bouwen: 'Toen lieten al de discipelen Hem alleen en vluchtten.' Zijn het mannen die Jezus verlaten, het zijn twee vrouwen die Hij na zijn opstanding het eerst ontmoet, en die Hem al aanbidden voordat de discipelen dat zullen doen. Zij moeten de opdracht om naar Galilea te gaan overbrengen aan de mannen, die Jezus ondanks alles 'mijn broeders' noemt. Daartussen vindt de kruisiging plaats met dat ene kruiswoord van godverlatenheid. In andere evangeliën lezen we nog dat Jezus een kruiswoord spreekt tegen zijn moeder Maria en de discipel Johannes. Zo dichtbij komen ze bij Mattheus niet. Geen man te zien. Wel waren er 'veel vrouwen, die uit verte toeschouwden' (27:55). Het chiasme van de verlatenheid is nu als volgt:
35
Sectie 1 Avondmaal Sectie 2 Getsemané, gericht Sectie 3 Aan het kruis Sectie 4 Opstanding Sectie 5 Zendingsbevel
40
De mannen die Jezus had aangesteld als petra om zijn gemeente op te bouwen, die Hij geleerd heeft elkaar te dienen, zij laten het afweten op het moment dat het echte fundament van die gemeente wordt gelegd in die ene dienst van Christus. Het zijn juist vrouwen die – op grote afstand – getuige zijn van het sterven en daarna van de opstanding. Zij zijn de mannen vóór in het aanbidden. Als het er op aankomt in het geloof, staan zij wél hun mannetje, zoals vrouwen vaak een grote rol hebben
20
25
© P van Veen * Mattheuscode
met twaalf discipelen, Judas vertrekt vluchtende discipelen (slapen, vluchten, verloochening) zonder de Vader, zonder discipelen, veel vrouwen in de verte verschijning aan twee vrouwen, aanbidding met de discipelen, aanbidding door de elf
nov. 2010
45
De Mattheuscode
gespeeld in de gemeente en de kerkgeschiedenis. Het lijkt bij Mattheus haast alsof de vrouwen de steenrots van de gemeente zijn.
5
10
15
Mt 27:62–28:15 en Exodus: Opstanding In de opstanding wordt tevens het boek Exodus tot vervulling gebracht. Het volk ging Egypte uit en Kanaän in. Zo ging ook Jezus Egypte uit en Israël in. Hij week eerst uit naar het noorden, weg van Jeruzalem, maar volbrengt nu in het hart van Jeruzalem alle gerechtigheid. In een nieuw soort tempeldienst die de oude vervangt. De tabernakel die Mozes aan het eind van Exodus opricht is nu Jezus zelf, die de tempel van God kan 'afbreken' en binnen drie dagen weer opbouwen (Mt 26:61). Zijn lichamelijke verrijzenis is de werkelijke uitleiding uit het doodsgebied. Boek 2 besloot met Jezus' onderwijs over de gelijkenissen van de zaaier en het zaad. Het zaad dat gezaaid wordt sterft en draagt veel vrucht, het komt tot nieuw leven! Zo draagt Jezus ten volle vrucht, honderdvoudig, door na gedood te zijn opgewekt te worden. Het doel van de exodus wordt bereikt: verlossing van alle machten van het kwaad, tot de laatste macht, die van de dood. Het ware zaad van Abraham, dat is Jezus Christus, sterft in de akker als eersteling van velen en draagt volledig vrucht.
Opstanding van Christus, Meister Francke
20
25
30
Intermezzo: opstanding op de achtste dag Op welke dag staat Jezus eigenlijk op? Bij Marcus is het: 's morgens vroeg op de eerste dag van de week (16:9). Ook Lucas vertelt over: de eerste dag in de week, vroeg in de morgenstond (24:1). Johannes heeft het over: de eerste dag van de week, terwijl het nog donker was (20:1). Mattheus echter benoemt het anders: laat na de sabbat tegen het aanbreken van de eerste dag van de week (28:1). Woordelijk houdt hij verbinding met de voorafgaande sabbat, de zevende dag, alsof die nog niet is afgelopen. De opstandingsdag is bij Mattheus niet zozeer de eerste als wel de achtste dag van de week. De achtste dag, dat is meer een begrip uit de Joodse wereld dan uit de onze. Citaat uit een preek hierover181: 'De achtste dag is vaak een extra overgangsdag na een feest. Een overgangsdag en een dag als begin van iets nieuws. Op de achtste dag van hun leven worden Joodse jongetjes besneden. Zeven dagen leeft een vrouw die een kind heeft gebaard in afzondering, moeder en kind een wereld apart, heilig haast, en dan wordt het kind gepresenteerd aan de buitenwereld. De achtste dag: voor Joden een dag waarop een heel bijzondere periode eindigt en iets nieuws gaat beginnen...' Door de sabbat voort te zetten in de achtste dag als dag van de opstanding, behoudt Mattheus de verbinding tussen de exodus van Jezus door de dood heen en het doel van die exodus. Dat doel was: ingaan tot de rust, de sabbat en de ware dienst aan JHWH.
35
40
Mt 28:16-20 en Genesis: Zendingbevel voor alle volken Boek 1 eindigde met de zendingsrede. Het volk Israël is in dat boek opnieuw 'verwekt', maar de uitzending in Mattheus 10 is nog niet uitgevoerd. Het lijkt tenminste opzettelijk dat de schrijver daar geen melding van maakt. De effectuering gebeurt blijkbaar pas in het zendingsbevel voor de volkerenwereld aan het eind van Mattheus. Beide zendingsopdrachten liggen voor de joodschristelijke lezers in elkaars verlengde. De zending binnen Israël wordt compleet binnen de 181
Ds H. van Loon-Kuiper, Culemborg, op Nieuwjaarsdag 2006
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
46
De Mattheuscode
zendingsopdracht voor de wereld. Zo wordt de Genesis-belofte vervuld dat in Abraham worden alle volken gezegend zullen worden. Het aanbidden van de wijzen uit het oosten blijkt een voorafbeelding van de aanbidding van alle volken. Er gaat opnieuw een volk verwekt worden, uit de volkerenwereld!182 Zie verderop in hoofdstuk 5 over deze climax. 5
Verzoening centraal Dat boek 5 gelezen kan worden als een omgekeerde Pentateuch-reeks is wel van belang voor de boodschap van Mattheus. De lijnen tussen het hoofddeel en boek 5 lopen nu namelijk als volgt: 10
Boek 1 Genesis-deel Boek 2 Exodus-deel Boek 3 Leviticus-deel Boek 4 Numeri-deel Boek 5 Deuteronomium-deel
Sectie 1 Avondmaal Sectie 2 Getsemane en gericht Sectie 3 Kruisiging en sterven, verzoening Sectie 4 Opstanding Sectie 5 Aanbidding, zendingsbevel volkerenwereld
15
Het kruis van de Christus komt bij Mattheus geheel centraal te staan. Met andere woorden, Jezus is de Christus geworden langs de weg van het kruis en alleen langs die weg. Daar komt heel de beweging in het verhaal tot stilstand, schrijft Breukelman, om vervolgens vanuit dood en opstanding ononderbroken voort te gaan tot aan de voleinding der wereld.183 20
182
183
Karakteristiek is volgens Versteeg (19922 pag. 34) dat Mattheus steeds het woord 'volken' gebruikt, terwijl Marcus in de parallelle uitspraak de woorden 'wereld' en 'schepping' gebruikt. Mt 28:19a: Gaat dan heen, maakt alle volken tot mijn discipelen... Marc. 16:15: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Versteeg: 'Waar eerder in het evangelie op gezinspeeld werd (vgl. Matth. 13:38, 24:9, 25:32) werd na de opstanding volle werkelijkheid. De scheiding tussen Israël en de volken werd weggenomen. De kerk als het nieuwe Israël – uit Israël en de volken – werd een realiteit.' Vgl. Breukelman Bijbelse Theologie III/2 pag. 163
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
47
De Mattheuscode
Hoofdstuk 4. Algehele structuur: driemaal gerechtigheid
5
10
15
Tot nu toe is de algehele vorm van het boek van Mattheus aangeduid als 1+5. Met de vijfdelige Ouverture is dat tevens 5+5. Deze dubbele Thora-structuur past goed bij de vorm van de decaloog, die doorgaans in twee secties van vijf wordt ingedeeld. De Christus heeft de Tien Woorden van het oude verbond tot het uiterste nageleefd en vervuld in tweemaal vijf episoden, zo zou je kunnen zeggen. En tien is het getal van de perfectie. Dat is allemaal prachtig natuurlijk. Maar blijkbaar is dat nog niet het hele verhaal. Indien boek 5 net als de Ouverture in zichzelf ook een Pentateuch-reeks bevat, zijn er uiteindelijk in Mattheus drie reeksen die verwijzen naar de vijf Thora-boeken. Zou dít soms de overvloedige gerechtigheid zijn die Jezus op het oog had? Gods overvloedige gerechtigheid in Jezus Christus, die driemaal de Thora doorloopt? De eerste Thora-reeks (deel 1) begint bij de verwekking van Christus en loopt door tot aan de woorden van de woorden van verbondsvernieuwing in de bergrede. De tweede Thora-reeks (deel 2) begint bij de verwekking van een nieuw Israël (boek 1) en loopt door het het eind (boek 5). De derde Thora-reeks ligt binnen het vijfde boek, begint bij 5 en loopt terug naar 1. Deze finale staat gespiegeld ten opzichte van de rest. Het evangelie bestaat bij Mattheus bestaat dus uit: – een vijfdelige Ouverture – vijf boeken met een chiastische vorm (keerpunt in het midden) – een vijfdelig laatste boek met een omgekeerde Pentateuch-volgorde
20
25
30
35
40
45
50
12345 12345 54321
De dienst van Christus, de Christus-belijdenis en de kruisiging staan als keerpunt in het midden (drie drieën onder elkaar). Deze strakke ordening doet denken aan de verbazingwekkende structuren waarop de muzikale composities van J.S. Bach gebaseerd zijn. De muziek klinkt mooi verzorgd met vertellende melodieën. Nadere studie leert juist dat deze schoonheid gebaseerd is op bijzonder veel structuur! Zo ook bij het kunstig vertelde verhaal van Mattheus, die zijn boek tot in detail heeft vormgegeven. Rabbijnse werkwijze? Dit spel met drie reeksen is misschien niet zo ver verwijderd van de rabbijnse traditie, waarin het allerheiligste in het midden van de vorm staat. Voor de rabbijnen is het midden van heel de Schrift de tekst in het middelste Thora-boek, Leviticus 19:1 'Heilig zult gij zijn, want Ik JHWH, uw God, ben heilig.' Het is niet ondenkbaar dat Mattheus op deze rabbijnse wijze te werk gaat. Bij Mattheus is de belangrijkste zin in het midden van de middelste Thora-reeks: 'U bent de Christus, de Zoon van de levende God.' De naam Kristos brengt ons redding. We herinneren ons de aanhaling van Papias uit het begin van deze studie, dat Mattheus de uitspraken van Jezus heeft verzameld op Hebreeuwse wijze. In ieder geval illustreert de vorm hoe weldoordacht het boek is gecomponeerd. Het toont ook aan dat boek 5 een echte finale is en niet slechts een epiloog. Het gehele boek van Mattheus begint en eindigt hierdoor met onderdeel 1: Genesis. Het koningschap van Jezus, die de Christus is en die door goddelijk handelen is verwekt en opgewekt, vormt zodoende begin en einde van het boek. De Genesis-belofte dat Abraham vader zou worden van veel volken zal worden vervuld. Conclusie over deel 2 (boek 1-5) Bevat het boek van Mattheus structuur? Ja, het boek wemelt van de structuurelementen. Dat was bekend. Is er ook een alles overkoepelende hoofdstructuur aan te wijzen? Dit vermoeden bestond al langer, zonder dat er eenstemmigheid over was. Op basis van de voorafgaande thematische analyse is de 1+5-structuur bij Mattheus goed te verdedigen. Het komt tegemoet aan tekortkomingen die zijn aan te wijzen in de hoofdvorm die Bacon voorstelde (zie hoofdstuk 1). Het wijst bovendien op het chiastische kenmerk van de hoofdvorm en stelt de christologie centraal. De literaire vorm ondersteunt de inhoud. De kleine verschuiving die we hebben aangebracht in de hoofdstructuur blijkt veel nieuwe perspectieven te openen op exegetisch en bijbels-theologisch gebied. Als samenvatting van hoofdstuk 2 en 3 kan het schema van de hoofdstructuur als volgt worden uitgebreid.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
48
De Mattheuscode
Deel 1 (Mt 1–7)
Christus doorloopt de Thora. 'Grondlegging van het Koninkrijk'
Boek 0 Ouverture Sectie 1: Mt 1-2:12 Sectie 2: Mt 2:13-23 Sectie 3: Mt 3 Sectie 4: Mt 4:1-11 Sectie 5: Mt 4:12-7:29
Deel 2 (Mt 8–28)
Genesis Exodus Leviticus Numeri Deuteronomium
Christus doorloopt met zijn volk de Thora. 'Koning zoekt verbondsvolk' a: Genesis
Boek 1 Mt 8–10
Verwekking van de Christus (proloog in 1:1-17) Uitleiding van de Christus (Egypte) Priesterdienst van de Christus (doop, stem uit de hemel) Beproeving van de Christus (40 dagen woestijn) Verbondsvernieuwing van de Christus (bergrede, zaligsprekingen)
Boek 2 Mt 11–13:52
Boek 3 Mt 13:53–18:35
b: Exodus
c: Leviticus
b': Numeri
Boek 4 Mt 19–25
Verwekking van Gods volk; roeping en volgen Narratief: Twaalf daden. Twaalf personen. Storm op het meer (zeebeving). Roeping van Mattheus. Opwekking dochter van Jaïrus. Onderwijs a: Zendingsbevel voor Israël; samenroeping van de twaalf. Uitleiding van Gods volk tot de sabbat; verzet Narratief: Uitdrijvingen. Discussie over de sabbat. 'Ik zal u rust geven' Onderwijs b: Parabels over de zaaier die uitgaat, gezaaid worden, vrucht dragen, oogst Dienst van Gods volk; de gemeente als rein en heilig priestervolk Narratief: Twee spijzigingen. Kern van het probleem. Eerste Christus-belijdenis; grondslag kerk. Verheerlijking met stem uit de hemel. Onderwijs c: Gemeenterede: dienen, zonde weerstaan, gebed, vergeven (parabel). Beproeving en ingaan van Gods volk; gericht Narratief: Drie verzoekingen door Farizeeën. Vijgeboom. Weespreuken. Onderwijs b': Eindrede. Parabels over wel of niet ingaan. Oordeel Mensenzoon.
a': Deuteronomium Verbondsvernieuwing met Gods volk: 5 Deuteronomium Avondmaal, 'het verbond in mijn bloed' Sectie: Mt 26:1-35 4 Numeri Getsemane (3x beproeving) en gericht voor de Raad (3x verloochening) Sectie: Mt 26: 36-27:26 3 Leviticus Kruisiging en sterven (geen stem uit de hemel; aardbeving; voorhangsel scheurt) Sectie: Mt 27: 27-61 2 Exodus Opstanding op de achtste dag (verlengde sabbat; derde verwerping van Christus) Sectie: Mt 27: 62-28:15 1 Genesis Onderwijs a': Zendingsbevel voor de volkerenwereld Sectie: Mt 28:16-20 De Koning die wet en profeten volbrengt zoekt een volk dat de vruchten van het Koninkrijk opbrengt
Boek 5 Mt 26–28
Voorstel voor overkoepelende structuur met drie Thora-lijnen en met chiastische symmetrie in deel 2
5
10
15
Vervulling van de Profeten Hoewel deze studie vooral gaat over de Thora-lijnen in het boek van Mattheus, is een laatste opmerking over de vervulling van de Profeten (het andere deel van de Tenach) hier op zijn plaats. Uiteraard zijn er algemene vervulling van psalmen zoals 22 en 40 aan te wijzen. De meest treffende algemene vervulling is die van de profetie van Jesaja 53. Als Jesaja voor Mattheus de grootste profeet is, dan is Jesaja 53 wel de grootste oudtestamentische profetie over de lijdende knecht van de Heer. De overeenkomst met het lijden van Christus frappant en volkomen. Jezus wordt 'meer dan een profeet' genoemd in 11:9. Indringend is dat regelmatig wordt gezinspeeld op het lot van alle profeten: om in zijn vaderstad ongeëerd te blijven (13:57) en om uiteindelijk door Jeruzalem te worden gedood (23:37). Deze dreiging hangt boven het tweede deel van het boek en wordt bewaarheid. De negende zaligspreking geldt tevens voor profeet Jezus. Hij wordt gesmaad en vervolgd om het evangelie, zoals de profeten vóór Hem (5:11,12). Bevat deel 1 vijf profetencitaten, in deel 2 wordt zes keer een bepaalde profetie expliciet vervuld.184 Uiteindelijk worden in het lijden van Jezus categorisch alle profetieën vervuld, zo zegt Hij bij zijn gevangenneming (26:56): Maar dit alles is geschied, opdat de schriften van de profeten in vervulling zouden gaan.
20
Hoe bijzonder: hier is niet meer sprake van een enkel-citaat-vervulling, hier is sprake van totale Profetenvervulling. Naast de Thora vervult Jezus ook het andere deel van de Tenach! Het is deze keer ook niet meer de evangelist die van een bepaalde vervulling spreekt, maar Christus zelf spreekt van deze totaalvervulling.185 184
185
Het gaat om Mt 8:17 (= Jes. 53:4), Mt 12:17-21 (= Jes.42:1-4), Mt 13:35 (= Ps 78:2), Mt 21:5 (= Jes. 62:11 en Zach. 9:9), Mt 26:31 (= Zach. 13:7), Mt 27:9,10 (= Zach. 11:12-13 en Jer.18:3 en 39:6-9). Zo is er in het geheel zeven keer expliciet sprake van vervulling in deel 2. Men kan daarbij denken aan heilige volmaaktheid of aan de gerichtheid op de volkerenwereld die steeds meer toeneemt in deel 2 (zie de tweede wonderbare spijziging), maar heel belangrijk is dit niet. Het totaal van expliciete vervullingen komt daarmee op twaalf.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
49
De Mattheuscode
Hoofdstuk 5. Het koningschap van Jezus Christus
5
10
15
20
25
Het slot van boek 5 beschrijft het zendingsbevel. Dit is de laatste en meest omvattende 'foto' van het boek in slechts vijf verzen. Met 28:16-20 keert Mattheus terug naar het begin: de verwekking en aanbidding van een Koning. En naar het eerste onderwijs van die Koning op zoek naar zijn volk op een berg in Galilea. Nu ontmoet die verhoogde Heer het begin van zijn verbondsvolk op diezelfde berg. Bij de discipelen is aanbidding en twijfel. Aanbidding Meldt Marcus aan het einde van zijn evangelie meerdere verschijningen van Jezus, Mattheus beperkt het tot één. Deze verschijning rondt de queeste van de hoofdpersoon af. Er is géén sprake van hemelvaart, zoals bij Lucas, maar van aanbidding van de Priesterkoning en van een zendingsopdracht. De Koning die een volk zocht voor zijn koninkrijk heeft nu een begin van dat volk gevonden. Voor de tiende maal is in het boek sprake van aanbidden van deze Koning (28:16, zie bijlage 4). Wat begon bij de aanbidding door de Wijzen uit de volkerenwereld, eindigt nu bij de aanbidding door de elf discipelen of apostelen. Daar tussenin lopen zoals we zagen de Thora-reeksen: een weg overvloedig van gerechtigheid, die Jezus heeft volbracht en die Hij zijn volgelingen wijst. Hij is de rechtvaardige Koning waarvan psalm 72 zingt: 'Bloeie zijn naam in alle streken!' En wij zijn Zijn volk, een koninklijk priesterschap, zal Petrus later zeggen.186 Het antwoord op wie de Mensenzoon is hoeft nu niet langer geheim te worden gehouden. De Christusbeweging is vanaf nu naar buiten toe: naar een berg in het grensgebied, het Galilea der heidenen. En vandaar de wereld in. Twijfel Toch zijn niet alle discipelen even overtuigd. 'En toen zij Hem zagen, aanbaden ze, maar sommigen twijfelden.'187 Aanbidden en twijfel worden in één adem genoemd. Ook na Pasen zullen de discipelen – ondanks het zien van de opgestane Heer – geconfronteerd blijven worden met twijfel. 'Twijfel' wijst niet op ongeloof, maar op het kleingeloof dat de discipelen – net als het oude Israël – steeds parten speelde.188 Het is de tegenstelling bij 'grootgeloof'. Waarover wordt getwijfeld? Niet over de vraag of Jezus werkelijk is opgestaan189, maar over de vraag of Hij inderdaad de Christus is. Er is verbazing en verwondering: zou het echt waar zijn? Is de Messias van Israël echt opgewekt uit de dood?
30
Zendingsbevel Als antwoord op de twijfel omlijst Jezus het zendingsbevel met een verzekering van zijn koninklijke macht en met een belofte van zijn aanwezigheid: 35
40
– a: Gegeven geworden is aan Mij190 alle macht in hemel en op aarde (verzekering van koningschap) – b: Gaat dan heen, maakt alle volken tot mijn discipelen191 – c: En doopt hen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest192 – b': En leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb193 – a': En zie, Ik ben met U tot aan de voleinding der wereld. (belofte van aanwezigheid, shekina) 'Ik ben met u' is Immanuel uit 1:23. Het is ook Jahwe's naam Ik ben er uit Exodus. De nieuwe fase in de heilsgeschiedenis is dat Jezus God dichterbij brengt dan ooit mogelijk was, als onze Vader. In het Mattheus-evangelie vertrekt Jezus nooit meer, schrijft Bauer; Hij blijft aanwezig en Hij spreekt.194 Hij 186 187
188
189
190 191
192 193
194
1 Petrus 2:9, gebaseerd op Exodus 19:6. NBV vertaalt met: 'en toen ze hem zagen bewezen ze hem eer, al twijfelden enkelen nog.' De toevoeging 'nog' suggereert dat het om iets van voorbijgaande aard gaat, maar daar gaat het hier niet over. Bauer 1989 pag. 110: This doubt expresses a wavering, which hinders discipels from appropriating the full possibilities of endurance, power, and mission which are offered through Christ. Bij de opwekking van het dochtertje van Jaïrus lezen we evenmin dat er twijfel is over de opstanding. De joodse leiders ontkenning de opstanding van Jezus niet maar verzwijgen het. Vertaling uit het Grieks; de macht is aan Christus gegeven 'geworden door de Vader. De opdracht van de discipelen wordt hiermee verbreed ten opzichte van de vorige zendingsopdracht. Alle volken worden leerlingen van Christus en leren zijn geboden te onderhouden. Zie b'. De doop is voortaan de teken van het vernieuwde verbond, in plaats van de besnijdenis bij het oude verbond. De leeropdracht, die bijzonder dicht ligt bij Deuteronomium 5: 31 – 6:9! Ook daar is de opdracht om Gods geboden te onderhouden gekoppeld aan het leven in 'het land dat gij in bezit zult nemen'. In Deut. 5: 1 lezen we als aanhef van de Tien Woorden: Hoor, Israël, de inzettingen en verordeningen, die ik heden doe horen, opdat gij ze leert en naarstig onderhoudt. Zo duidelijk trekt Mattheus deze lijn door naar het Nieuwe Testament! Bauer 1989, pag. 141.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
50
De Mattheuscode
5
10
15
20
25
maakt dus de heilsnaam waar die Hem van het begin gegeven is.195 En waar twee of drie in zijn naam bijeen zijn, daar is Hij in hun midden (18:20). Het zendingsbevel en in het bijzonder de laatste regel daarvan kan volgens Bauer de climax op het evangelie worden genoemd. Het brengt meerdere belangrijke thema's samen die in het hele boek aanwezig waren en trekt die door naar de toekomst: het gezag van Jezus, het universalisme, de notie van Jezus' aanwezigheid met zijn gemeente en discipelschap. De Koning blijft vanaf nu voor altijd met zijn verbondsvolk.196 Vijf bergen Een aardig detail tenslotte is dat het aantal bergen in Mattheus op vijf komt. Mattheus kennende kijken we hier nu niet meer vreemd van op. Het begon met de berg van de bergrede (5:1). Daarna volgen twee meldingen van deze berg. Hij wordt genoemd in 14:23 als de berg die Jezus opgaat om na de eerste wonderbare spijziging in de eenzaamheid te bidden. In 15:29 zet Jezus zich als leraar weer neer op een berg en komen de scharen tot Hem. Uit deze twee teksten valt af te leiden dat deze berg zich bevond op de oostelijke oever van het meer, tegenover Kapernaüm (vgl. Joh 3:6,16 en 17:24)197. Het is een echte leer-berg, schrijft Van Bruggen, herinnerend aan de Sinaï. Volgens de traditie zou de hoge berg waarop de verheerlijking plaatsvond de berg Tabor zijn (17:1). Over de vijfde berg bestaat verschil van mening. Sommigen198 verklaren dat er in het Grieks staat 'de berg waar Jezus zijn verordeningen had gegeven', anderen199 zeggen dat het de berg is 'waarheen Jezus hen verordend had te gaan'. Lucas heeft het in Handelingen 1:12 gewoon over de Olijfberg, die op minder dan een sabbatsreis verwijderd lag van Jeruzalem, de verblijfplaats van de discipelen. Maar dat wil nog niet zeggen dat Mattheus zich in zijn verhaal aan dit geografische feit houdt. Het noemen van Galilea heeft duidelijk een theologische en pastorale betekenis. Het stemt bovendien overeen met 26:32 'Maar nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea.' Het is pastoraal als men bedenkt dat dit de richting is van de eerste christengemeente in Antiochië waarvoor Mattheus mogelijk schreef.
195
196
197 198
199
Bauer 1989 pag. 141: But the phrase, 'with you', at 28.20 represents more than inclusio; since the theme of God (or Jesus) with us recurs throughout the Gospel and comes to a point of intensity at 28.20, is is also part of the climax of 28:16-20. An examination of this theme in the Gospel indicates that its meaning is as follows: In his Son, Jesus Messiah, God has drawn near to his people to grant them eschatological salvation. Het is die aanwezigheid die maakt dat zijn leerlingen in het gebed tot God zelfs als Vader mogen spreken. Een bijzonder notie bij Mattheus! J. van Bruggen in: Commentaar op het Nieuwe Testament, Derde deel, Mattheus. Kampen 1990, pag. 81. Idem, pag 83: Na Pasen keren de leerlingen terug naar het uitgangspunt (5:1-2). Daar had Jezus hun in het midden van Israël de geboden gegeven (5:19), die zij nu op hun beurt aan alle volken moeten onderwijzen. Karel Deurloo en Nico ter Linden in ´Het luistert nauw´ met honderd en enige kritiekpunten op de NBV. Hun toelichting is juist tegengesteld: “Ontboden? Dat moet een vergissing zijn, dachten ze bij de NBV, want terugbladerend vonden ze dat nergens bij Mattheus. Dan moest het dus de berg van de bergrede zijn, de berg waar Jezus hen had onderricht. Alsof niet het hele evangelie de leerlingen oproept om naar de berg van het koningschap te gaan!” (dagblad Trouw, 21 april 2010)
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
51
De Mattheuscode
5
10
De laatste foto: Priesterkoning Zoals Mozes aan het einde van zijn Onderwijzing de Nebo beklimt om in Deuteronomium 34 het beloofde land met eigen ogen voor zich te zien, zo staat Christus op deze Galilese berg met zijn discipelen. Hij overziet met hen de wereld, als akker en beloofd land om in te zaaien en te oogsten. Hij ziet een volkerenwereld voor zich vol van mensen die zijn Onderwijzing, zijn Thora onderhouden. De functies van Jezus bij Mattheus worden samengebald in deze laatste 'foto' uit de reeks: Koning (zoon van David), de goddelijke kiem van het nieuwe Israël (zoon van Abraham), Hogepriester, Profeet, Wetgever en Leraar. Bovenal is Hij wat in het geloofsgeheim in het midden van het boek door Petrus beleden is: de Christus, de Zoon van de levende God. Het is de titel voor Jezus, die langs de weg van het kruis is verkregen.
Jezus op een troon, Andrea Mantegna
15
Werk van de Christus voltooid Het 'boek van de genesis van Jezus Christus' (1:1) is nu voltooid. In zes dagen schiep God hemel en aarde en rustte daarna op de zevende dag van al zijn werk. In zes episoden (1+5), kunnen we zeggen, voltooit Jezus zijn grote werk. Om het met een koorwerk uit The Creation200 te zeggen: Achieved is the glorious work! Nu vangt de werkelijke sabbat aan, waarin Hij gezien zijn allerlaatste woord met ons is, tot aan de voleinding van de wereld. Dit is de laatste keer dat er aan het einde van een boekdeel sprake is van voleindigen.
20
25
Afsluiting Mattheus schreef een weergaloze religieus-didactische compositie. Hij blijkt ons het nieuwe evangelie te vertellen tegen de achtergrond van het oude: de vijf boeken van Mozes. God begint opnieuw, van voren af aan. Zo is het fotoboek over de geschiedenis van Jezus als de Christus een leerboek geworden voor alle kinderen van Abraham. Het klopt dat het boek streng gelezen moet worden binnen het raam van de Tenach. De Pentateuch wordt opnieuw doorlopen door Jezus Christus, die kwam om Thora en Profeten werkelijk en geheel te volbrengen. Opdat ook wij als zijn leerlingen en volk dit zouden doen en Hem erkennen als de Christus! De vijfdelige hoofdvorm onderstreept deze boodschap ten volle.
30
Culemborg, 22 november 2010
200
Die Schöpfung, Franz Joseph Haydn.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
52
De Mattheuscode
Bijlage 1. Het uitwijken en terugtrekken van Jezus
5
F. H. Breukelman signaleert dat in de tekst van Mattheus diverse malen dient te worden uitgeweken, voordat Jezus uiteindelijk op weg gaat naar Jeruzalem. Eerst komt dit Stichwort tweemaal voor in betrekking met de Wijzen uit het Oosten. Daarna tweemaal in betrekking tot Jozef. Bij Jezus zelf is viermaal sprake van uitwijken. Dat brengt het totaal op acht, een opvallend aantal bij Mattheus. De commentaren van Breukelman zijn hieronder verkort bij weergegeven (Bijbelse Theologie 2 deel III afl 1, Kampen 1984, pag. 144-163). 2:12b En van Godswege in de droom gewaarschuwd om niet tot Herodes terug te keren, trokken zij (de wijzen) lang een andere weg naar hun land terug. (weken langs een andere weg uit terug naar hun land) 2:13a Toen zij weggetrokken (uitgeweken) waren.
10
2:14b Hij stond op en hij nam in de nacht het kind en zijn moeder en week uit naar Egypte,... 2:22b Toen hij echter hoorde dat Archelaus koning over Judea was in de plaats van zijn vader Herodes, vreesde hij daarheen te gaan. En van Godswege in de droom gewaarschuwd, ging hij naar het gebied van Galilea,... (week Hij uit naar het gebied van Galilea) Breukelman: Dit laatste uitwijken van Jozef, het uitwijken binnen Israël van Judea en Jeruzalem vandaan, zet zich nu voort in het uitwijken van Jezus. In de eerste helft van het evangelie (3:1–16:20) laat Mattheus ons op vier plaatsen horen hoe Jezus […] steeds verder uitwijkt, steeds verder van Judea en Jeruzalem vandaan – in de richting van de goyîm (4:12, 12:15, 14:13, 15:21).
15
4:12
Breukelman: Mattheus brengt, duidelijker dan Marcus, een oorzakelijk verband aan tussen het overgeleverdworden van Johannes en het gaan van Jezus naar Galilea. Het uitwijken van Jozef wordt hier voortgezet (de formuleringen corresponderen met elkaar, evenals met 14:13). Waar Marcus spreekt over komen naar Galilea, heeft Mattheus het over uitwijken naar Galilea. Het uitwijken naar 'het land der heidenen' is al een beweging in de richting van de goyîm. De vervulling van de Tenakh in de kruisiging en de opwekking van de Christus – licht des levens in het duister van de dood – betekent tegelijk de wending vanuit Israël naar de goyîm toe.
20
25
12:15 Maar Jezus doorzag hen en ging vandaar weg. Breukelman: Mattheus toont in het voorafgaande gedeelte hoe Jezus in Israël wordt bestreden door de Farizeeën. In 12:14 wordt dat besloten met de dreiging: de Farizeeën gingen heen en spanden tegen Hem samen ten einde Hem om te brengen. Dáárop volgt het uitwijken van Jezus en opvallend genoeg een vervullingscitaat. Het zijn de woorden uit Jesaja 42:1-4 over de knecht in wie God een welbehagen heeft en die aan de heidenen het oordeel zal verkondigen op wiens naam de heidenen zullen hopen. Het uitwijken van Jezus van Judea en Jeruzalem vandaan is ten gunste van de heidenen! De twee pericopen in 12:10-21 dienen als één geheel gelezen te worden.
30
14:13
35
40
Als Hij gehoord had, dat Johannes was overgeleverd, week Hij uit naar Galilea.
Als Hij dit dit hoorde (dat Johannes was gedood door Herodes Antipas), week Hij vandaar uit in een schip, naar een eenzame plaats alleen. Breukelman: Na de overlevering van Johannes in 4:12 wordt hier de dood van Johannes door onthoofding vermeld. Als reactie op dit slechte bericht begint de volgende pericoop opnieuw met het uitwijken van Jezus. Zoals Jozef moest uitwijken voor Herodes, zo moet Jezus uitwijken voor Antipas. Jezus wordt steeds meer naar de eenzaamheid gedwongen. In 4:23 staat nog dat Hij rondtrok in geheel Galilea, terwijl Hij in 9:35 rondtrok langs alle steden en dorpen. In 14:1-16 treffen we Jezus na de dood van Johannes echter niet meer aan in alle steden en dorpen van Galilea, maar in eenzame en verlaten streken. Dáár vindt de eerste wonderbare spijziging plaats (14:13) en de opdracht aan de discipelen: geven jullie de scharen te eten.
15:21 En Jezus ging vandaar en trok Zich terug naar de omgeving van Tyrus en Sidon. En zie, een Kananese vrouw uit dat gebied kwam en riep: Heb medelijden met mij, Here, zoon van David, mijn dochter is deerlijk bezeten. 45
50
Breukelman: Jezus bevindt zich door al het uitwijken nu niet meer in Israël maar zelfs in het land van de goyîm. Waar loopt het uitwijken Jezus op uit? Zal Hij Israël de rug toekeren en zich tot de goyîm wenden? Daar gaat het over in deze pericoop. Het is een pericoop over vragen stellen en antwoorden. Vanuit de heidenwereld klinkt nu de vraag: Zoon van David, heb medelijden met ons. Als het uitwijken van Jezus eropuit loopt dat Hij zich van Israël afwendt, dan hoeft Hij niet naar Jeruzalem te gaan en zal Hij niet worden overgeleverd om gekruisigd te worden (26:1-2). De verschijning van de Kananese vrouw betekent voor Jezus opnieuw de verzoeking om de weg die Hij gaan moet niet te gaan, zodat alle gerechtigheid niet zó zal worden vervuld. Het heil loopt echter via Jeruzalem naar de heidenen en mag niet aan Israël voorbij gaan. N.B. Dit gedeelte wordt gevolgd door wonderen die er samenvattend gezegd voor zorgen dat de heidenen 'de God van Israël' verheerlijken (15: 31); daarna volgt de tweede wonderbare spijziging die bestemd is voor de heidenen. © P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
53
De Mattheuscode
Bijlage 2. Twaalfvouden in boek 1 Twaalf daden van Jezus in boek 1: 1. Genezing melaatse (8: 1-4) 2. Genezing knecht van Romeinse hoofdman te Kapernaum (8:5-13) 5
3. Genezing van de schoonmoeder van Petrus (8:14,15) 4. Genezing van vele bezetenen en ernstig zieken (8:16,17) 5. De storm op het meer gestild (8:23-27) 6. Genezing van twee bezetenen (8:28-34) 7. Genezing van een verlamde (9:1-8)
10
8. Roeping van Mattheus de tollenaar (9:9-13) 9. Genezing van de vrouw met bloedvloeiingen (9:20-22) 10. Opwekking dochtertje van Jaïrus (9:18-19, 23-26) 11. Genezing van twee blinden (9:27-34) 12. Genezing van een doofstomme bezetene (9:32-34)
15
In 9:35 vinden we de meer algemene en categorische aanduiding dat Jezus alle ziekte en alle kwaal geneest. Dit is in combinatie met het leren en verkondigen vooral bedoeld als typering van Jezus' werk. Het toont hoe Jezus als goede Herder bezig is om voor zijn schapen te zorgen. 9:35 is een herhaling van 4:23. 20
25
30
Twaalf personen apart genoemd worden vanwege een teken of roeping in boek 1: (groepen als de 'vele bezetenen' en ernstig ongestelden in 8:16 niet meegeteld; ook het aantal discipelen in 8:23 is zonder aantal) •
1 melaatse
•
1 knecht
•
1 schoonmoeder
•
2 bezetenen
•
1 verlamde
•
1 tollenaar
•
1 vrouw
•
1 dochtertje
•
2 blinden
•
1 doofstomme
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
54
De Mattheuscode
Bijlage 3. Het spreken van Jezus in boek 1
5
De vindplaatsen van het spreken van Jezus zijn het meest concordant weergegeven in de Statenvertaling, die hier wordt gebruikt als bron. De vaste formule 'En Jezus zei' lijkt tien keer te worden gebruikt. Verder onderzoek in de grondtekst is hierbij gewenst. Daarnaast zijn er een aantal afwijkende formuleringen, zodat Hij in totaal zeventien of achttien keer spreekt. “En Jezus zei” 1) Mat 8:4 En Jezus zeide tot hem: Zie, dat gij dit niemand zegt; maar ga heen, toon uzelven den priester, en offer de gave, die Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis. 2) Mat 8:7 En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen. (NBG: Hij zei tot hem: Zal Ik komen en hem genezen?) 3) Mat 8:13 En Jezus zeide tot den hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede, gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden te dierzelver ure. 4) Mat 8:20 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. 5) Mat 9:2 En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven. 6) Mat 9:4 En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten? 7) Mat 9:9 En Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Matthéüs; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. 8) Mat 9:15 En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten. 9) Mat 9:22 En Jezus, Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve ure af. 10) Mat 9:28 En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! Afwijkende formuleringen: Mat 8:10 Jezus nu, dit horende, heeft Zich verwonderd, en zeide tot degenen, die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israël zo groot een geloof niet gevonden. ('En' ontbreekt bij de opening) Mat 8:22 Doch Jezus zeide tot hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven. Mat 8:26 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Mat 8:32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen! (Mat 9:6 toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op... De tussenzin staat in de SV tussen haken. Mat 9:12 Maar Jezus, zulks horende, zeide tot hen: Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Mat 9:24 Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem. Mat 9:37 Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige Hiervoor komt de uitdrukking En Jezus zei alleen voor in 4:10. Hierna nog in boek 2 en 3: 11:4, 12:25, 13:51, 13:57, (14:29), 14:31, 15:28, 15:32, 15:34.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
55
De Mattheuscode
Bijlage 4. Vindplaatsen van het woord aanbidden
5
De uitdrukking 'Hem aanbidden' is duidelijk het Stichwort in Mattheus 2: 1-12. Het komt daar driemaal voor en klinkt nu vanuit de ouverture door heel het verhaal heen (Breukelman, Bijbelse Theologie 2 deel III/1 pag. 166). In aanbidding neervallen of neerknielen doet men voor de godheid. Degene die straks aan het kruis zal hangen, 'Jezus die gekruisigd werd' (28:5), die in zijn versmaadheid en angst, in zijn lijden en sterven God-met-ons is, 'wordt nu vanuit de ouverture in heel dit evangelie goddelijke eer gegeven.' (Breukelman) Het woord aanbidden valt twaalf tot dertien keer. Jezus zelf wordt tienmaal aanbeden. Vaak wordt het woord aanbidden vertaald met neervallen. Deel 1: (5x) 2:2 Wij (de wijzen uit het Oosten) zijn gekomen om Hem te aanbidden.
15
2:8
Opdat ook ik (Herodes) kom en Hem aanbidde.
2:11
En de wijzen vielen neer en aanbaden Hem.
4:9
Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij (satan) aanbidt.
4:10
De HERE uw God zult u aanbidden en Hem alleen dienen.
Deel 2: (7x aanbidden in relatie tot Jezus)
20
8:2
En de melaatse kwam tot Hem en viel voor Hem neer.
9:18
Een overste van de synagoge kwam tot Hem en viel voor Hem neer.
14:33 Die in het schip waren, vielen voor Hem neer en zeiden: Waarlijk, U bent Gods Zoon! 15:25 Maar zij (de Kananese vrouw) viel voor Hem neer en zei: Here, help mij! (18:26 De slaaf wierp zich neer als smekeling en zei: Heb geduld met mij en ik zal alles betalen.) 20:20 Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeus tot Hem, met haar zonen, en zij boog zich voor Hem neer om iets van Hem te vragen.
25
28:9
En Jezus kwam haar (de twee Maria's) tegemoet en zei: Weest gegroet. Zij naderden tot Hem en grepen zijn voeten en aanbaden Hem.
28:17 En toen zij (de elf discipelen) Hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden.
30
35
Het woord aanbidden komt in het NT bijna zestig keer voor, in de Openbaring van Johannes zelfs op 24 plaatsen, terwijl het in de brieven juist weinig wordt gebruikt. Breukelman (p. 167) merkt op dat in de parallelle tekst in het lijdensverhaal bij Marcus eveneens sprake is van aanbidden. Marcus 15:19 geeft: 'En zij sloegen Hem met een riet op het hoofd en bespuwden Hem en zij vielen op de knieën en bewezen Hem hulde.' Als Mattheus in 27:27-31 vertelt over de bespotting neemt hij deze woorden van Marcus niet letterlijk over. Hij heeft ze vervangen door een andere formulering in het Grieks. Kennelijk wil Mattheus de bespotting van de ware Koning niet laten doorgaan voor aanbidding, meent Breukelman. Enige voorzichtigheid is bij zo'n conclusie wel op zijn plaats; het is niet zo dat Mattheus in zijn schrijven zich voortdurend vergelijkt met Marcus.
© P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
56
De Mattheuscode
Bijlage 5.Vindplaatsen van 'Christus' bij Mattheus
5
'Christus' of 'de Christus' komt zeventien keer voor in het evangelie van Mattheus (5x in deel 1, 12x in deel 2). Bij de Christus-belijdenis van Petrus is het juist de zevende keer. Driemaal komt voor 'Jezus Christus'. Driemaal komt voor 'Jezus, die Christus genoemd wordt', waarvan tweemaal uit de mond van Pilatus. 1. Mt 1:1 Geslachtsregister van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham. 2. Mt 1:16 Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is, die Christus genoemd wordt. 3. Mt 1:17 Al de geslachten dan van Abraham tot David zijn veertien geslachten en van David tot de Babylonische ballingschap veertien geslachten en van de Babylonische ballingschap tot de Christus veertien geslachten. 4. Mt 1:18 De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest. 5. Mt 2: 4 En hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. 6. Mt 11:2 Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: 7. Mt 16:16 Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! 8. Mt 16:20 Toen verbood Hij met nadruk zijn discipelen aan iemand te zeggen: Hij is de Christus. 9. Mt 16:21 Van toen aan begon Jezus Christus zijn discipelen te tonen, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden van de zijde der oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en ten derden dage opgewekt worden. 10. Mt 22: 42 ...zeggende: Wat dunkt u van de Christus? Wiens zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. 11. Mt 23: 10 Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus. 12. Mt 24: 5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden. Mt 24: 23 Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. 14. Mt 26: 63 Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. 15. Mt 26: 68 Anderen sloegen Hem in het gelaat en zeiden: Profeteer ons, Christus, wie is het, die u geslagen heeft? 16. Mt 27:17 Maar zij nu toch bijeen waren, zeide Pilatus tot hen: Wie wilt gij, dat ik u zal loslaten, Barabbas of Jezus, die Christus genoemd wordt? 17. Mt 27: 22 Pilatus zeide tot hen: Wat moet ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt? Zij zeiden allen: Hij moet gekruisigd worden! NBG-vertaling 1951 © P van Veen * Mattheuscode
nov. 2010
57
De Mattheuscode
Bijlage 6. Enkele getallen in Mattheus
5
10
65x 30x 23x 17x 14
Zie Zoon des Mensen (Mensenzoon) Zien Christus; waarvan 3x Jezus Christus, 3x Jezus, die Christus genoemd wordt hoofdgetal in het geslachtsregister (3x14 geslachten); getal van David
12 12 12 12x 12x 12x 12
daden van Jezus in boek 1 individuen die in boek 1 worden gered of geroepen apostelen bijeengeroepen in Mt 10 als grondslag van het volk van God profetenvervulling in Mattheus (5x in deel 1, 7x in deel 2) Christus in deel 2 aanbidden van Jezus (bijlage 4) manden blijven over na de eerste wonderbare spijziging
11x
De sjabloonmatige uitdrukking Schriftgeleerden en Farizeeën komt elf keer voor in het boek (Elf is net geen twaalf, net niet het volledige Israël)
15
20
10x Zoon van David (waarvan 1x voor Jozef) vgl. Marcus: 1x, Lucas 1x. 10x? 'En Jezus zei' in boek 1 ? 8x 8 8
uitwijken (tot aan het midden van boek 3) zaligsprekingen weespreuken tegen de Farizeeën en schriftgeleerden
7x 7x 7x 7x 7
de vraag wie Jezus is, te beantwoorden door zeven partijen in het verhaal het woord gerechtigheid (3:15, 5x in de bergrede, 21:32) profetenvervulling in deel 2 (de laatste is een categorische vervulling van de profeten) aanbidden van Jezus in deel 2 manden blijven over na de tweede wonderbare spijziging
6
werken van barmhartigheid in Mt 25
5x 5x 5x 5x 5 5 5 5x
markeringszin profetenvervulling in deel 1 (1:22, 2:5, 2:15, 2:17, 4;14) Christus in deel 1 (ouverture) aanbidden van Jezus in deel 1 (ouverture) broden en 2 vissen, genoeg voor 5000 man vijf wijze en vijf dwaze meisjes vijf talenten worden er tien het woord gerechtigheid in de bergrede
4
heidense vrouwen in het geslachtsregister van Jezus
3x 3x 3x 3x 3x 3x 3x 3x
Jezus Christus Jezus, die Christus genoemd wordt krijgt Jozef een droom veertien geslachten in het geslachtsregister kerk / gemeente (16:18 en tweemaal in 18:17) officiële afwijzing van de Christus door de joodse leiders (geboorte, sterven, opstanding) bijeenkomst joodse leiders in boek 5 wordt Jezus onschuldig verklaard (Judas, de vrouw van Pilatus, het volk)
25
30
35
40
45
50
© P van Veen * Mattheuscode
nov 2010
58