EDITIE 2015
VAN DE
HET BOEK SCHRIJVERS Peggy Alderse Baas-Budwilowitz, Willem Alderse Baas, Rob Bosma, Cor Geljon en Hannie Storteboom
Hoofdredactie en adviezen: Cor Geljon Teksten: Hannie Storteboom Redactie en productie: Peggy Alderse Baas-Budwilowitz Vormgeving: Rob Bosma Concept: Alderse Baas & Budwilowitz, Cultural Architects Copyright: Alderse Baas & Budwilowitz, Cultural Architects en de respectievelijke schrijvers en/of hun uitgever ISBN/EAN 978-90-822926-0-2
3
INHOUDSOPGAVE Welkom op de Rode Loper 6 Schrijvers: Özcan Akyol - Eus 7 Asis Aynan - Veldslag 14 Daniëlle Bakhuis- Zes seconden 21 Elle van den Bogaart - Prooi 29 Khalid Boudou - Iedereen krijgt klappen 38 Mano Bouzamour - De belofte van Pisa 46 Eva Burgers - De strijd om de macht 53 Caja Cazemier Marcel van Driel - Superhelden.nl 76 Victoria Farkas - Dik in mijn hoofd 90 Tiny Fisscher - Dat stomme boek 102 Annie van Gansewinkel - Eén meisje, twee jongens 112 >>>
4
Said El Haji - De dagen van Sjaitan 122 Rom Molemaker - Moord op school 132 Mirjam Mous - Boy 7 144 Lydia Rood - Survival 153 Rob Ruggenberg - Het verraad van Waterdunen 162 Hans Sahar - De heimweekaravaan 173 Mo Samuel - Dansen tussen golven traangas 182 Manon Sikkel - Voor wie doe jij een moord? door IzzyLove 195 Maren Stoffels - Verboden voor ons 204 Natasza Tardio - Meedogenloos 212 Buddy Tegenbosch - Pokerface 222 Mel Wallis de Vries - Shock 231 Tjibbe Veldkamp - Tifanny Dop 242 Anna Woltz - Honderd uur nacht 255 Margje Woodrow - Geraakt 265
5
Beste VIP, Dit is een bijzonder boek. Hierin vind je fragmenten uit boeken van bekende schrijvers. Van Özcan Akyol tot Margje Woodrow. Wanneer jouw klas deelneemt aan Stap op de Rode Loper! heb je aan dit boek genoeg om je goed op de dag voor te bereiden en optimaal te genieten. Schrijvers, verhalenvertellers, dichters, acteurs, illustratoren en striptekenaars uit het hele land komen naar Stap op de Rode Loper! om jou te ontmoeten en met je te praten. Allemaal vinden ze je belangrijk dus jij bent hun VIP! Neem je favoriete boek mee en vraag een handtekening aan ‘jouw’ schrijver. Wedden dat dat lukt? En wil je iets weten over hoe een schrijver schrijft, of hoe die leeft? Vragen staat vrij. De hele dag! Wijnand Stomp, Eric Borrias en Frank den Hollander nemen je mee met een verhaal dat nog lang bij je blijft. Wil je nu eindelijk Mamoun Elyounoussi uit de Pizza Maffia en Spangas in het echt zien? Het kan, want hij is er voor jou en je mag hem vragen wat je maar wilt. Een selfie met je favoriete schrijver of acteur? Gewoon even vragen! Wist je trouwens dat van veel Nederlandse boeken ook films zijn gemaakt? Hier leer je meer over tijdens het programma over verfilmde boeken. De dichters Arjen Boswijk en Jos van Hest laten zien dat dichten lang niet zo moeilijk is als het lijkt. Misschien schuilt er in jou wel een dichter! Je krijgt ook een kijkje in de wereld van het striptekenen en je leert de kneepjes van het vak van echte professionals. Je hoort en ziet het allemaal bij Stap op de Rode Loper! Graag tot dan VIP!
Stap op de Rode Loper! op 16 november 2015 in Amsterdam of 11 januari 2016 in Groningen. 6
7
Özcan Akyol (1984) Bio Voordat Özcan Akyol in de gevangenis belandde, had hij nog nooit een boek gelezen. Hij kwam vast te zitten in volledige beperking. Dat betekent een verbod op tv kijken, kranten lezen en telefoneren. Contact met medegevangenen was ook verboden. Om niet helemaal door te draaien, volgde hij de raad op van een cipier. Hij werd lid van de gevangenisbibliotheek en begon te lezen. Eerst alle boeken van Baantjer, daarna zwaardere kost: Dostojewski, Kafka en Céline. De rauwe taal van die schrijvers sprak hem enorm aan. De helft van de woorden die hij las, kende hij niet. In tientallen schriftjes verzamelde hij die woorden en zocht de betekenis ervan op in de van Dale, het grote woordenboek . In 2012 verscheen Özcan’s eerste boek, Eus. Hierin beschrijft hij het leven van een jongen van Turkse afkomst in Deventer. Een jongen, die eigenlijk nergens thuis hoort. Niet bij de Turkse gemeenschap omdat hij niet islamitisch is, en niet bij de Nederlandse autochtonen omdat hij van Turkse afkomst is. De roman is grotendeels autobiografisch. Özcan is blij dat hij de literatuur ontdekt heeft. Vroeger had hij geen doel in zijn leven, hij leefde er maar op los. Nu schrijft hij boeken en columns in de Playboy, NRC Handelsblad, Volkskrant en het voetbalblad Hard Gras. En hij is in talkshows te zien. In het najaar van dit jaar verschijnt er een tweede boek van Özcan Akyol.
8
Copyright foto Bob Bronshoff
Özcan Akyol Eus Intro Eus groeit op in Deventer, in een niet-gelovig, Turks gezin. Hij heeft twee oudere broers, Mahir en Kosta. Vader Turis is een tiran thuis. Hij zuipt en is erg gierig. Eus is een intelligente jongen, die volgens het resultaat van de Cito-toets naar het Atheneum kan. De juf vindt voor Eus het vbo goed genoeg. Met zijn achtergrond zal het Atheneum toch niet lukken, zegt ze. Turis gaat naar school, intimideert de juf en krijgt het voor elkaar dat Eus naar de Mavo mag.
9
Fragment In het derde jaar van de mavo liet ik wiskunde en economie vallen. Die vakken lagen me niet, met cijfertjes en zo, hoe erg ik m’n best ook deed. Thuis durfde ik het niet te vertellen. Vader verzekerde tijdens elk bacchanaal dat al het geld van de wereld in de economie lag. Dat wij vooral dat vak moesten studeren, omdat we dan iedere maand een sloot poen zouden verdienen. ‘Wat moeten we dan precies in de economie doen?’ vroeg ik op een avond. Daar gaf Turis een vaag antwoord op. Hij wist het gewoon niet. Omdat ik doorvroeg, kreeg ik te horen dat ik een hersenloze hufter was en dat ik stratenmaker op zee zou worden. Met rasse schreden naderde het examenjaar. Een keerpunt in het leven van vele mavoleerlingen, die een keuze moesten maken voor de rest van hun leven: doorleren of ploeteren in een fabriek. Om het onszelf makkelijker te maken legden we allemaal een beroepskeuzetest af. Ik had weinig zin in de toekomst noch die test. Het leven na de middelbare school kon me al helemáál geen reet schelen. Ze moesten me niet lastigvallen met al die moeilijke vragen. Steeds vaker lag ik peinzend in bed, in de war over de toekomst en de weg die ik moest inslaan. Soms sneed ik het onderwerp aan tijdens een onderonsje met een klasgenoot, maar zij wekten nooit de indruk met dezelfde vragen te zitten. Het leven overkwam ze gewoon, daar hadden ze vrede mee.
10
op een andere school ook zijn havodiploma te halen. Het waren brave jongens, die keurig deden wat van hen werd verlangd. Ze wisten zich probleemloos tussen het klootjesvolk te mengen. Soms namen mijn broers vrienden mee naar huis. Eerst wilde ik er altijd bij zitten, maar na verloop van tijd begon ik me te ergeren aan hun gesprekken. Ik zonderde mij af. Op bed luisterde ik urenlang naar Nederlandse muziek op mijn walkman. Dat durfde ik niet op school te doen, omdat de andere jongens, die allemaal een voorkeur hadden voor Turkse pop, mij zouden uitlachen. Huiswerk maakte ik niet meer. Het was allemaal zo eenvoudig dat ik zonder inspanning voldoendes haalde. Het enige wat me nog echt oprecht bezighield waren de meisjes. Om me heen zag ik stelletjes lopen, hoorde ik verhalen over mensen die met elkaar hadden gezoend en soms liep ik met een jongen van school over straat en dan werd híj nagekeken. Ik niet! Mij zagen de meisjes niet staan. Bijna alle jongens hadden ervaring met zoenen, behalve de beroepsnerds en ik. De levendige handel in pornovideobanden die Ömer dreef, liet ik eerst aan me voorbijgaan, totdat het gebrek aan vrouwelijke aandacht me echt ging ergeren. Op een dag kocht ik timide een bandje bij hem. Misschien waren er geheimen die ik niet kende. vrouwelijke aandacht nog groter, net als de frustraties omdat ik die niet kreeg. Er zat een meisje op school op wie ik verliefd raakte. Haar naam was Lieke. Op mijn eigen onhandige manier probeerde ik haar aandacht te trekken: ik schold haar uit, haakte een pootje als 11
ze langsliep en één keer spoot ik een bus strontspray op haar kleren leeg. Niets hielp. Blijkbaar was ik zo onbelangrijk dat ze niet eens de moeite nam me af te wijzen. Voor haar bestond ik gewoon niet. Aan de andere kant: ik kreeg ook de indruk dat ze een beetje bang voor me was. Bijna altijd hield ze twee gekruiste armen voor haar smoel als ik passeerde. De totale wanhoop nabij schreef ik een liefdesbrief van twee kantjes, geparfumeerd met wat deo van mijn broer. Via een klassenlijst achterhaalde ik haar adres. Ik gooide de brief door de bus en wachtte met veel ongeduld op een reactie. De volgende dag circuleerde mijn liefdesepistel op school: het hing op de mededelingenborden, lag overal op tafels en werd bij iedere docent in het postvakje gestopt. Zo’n duizend keer had ze hem gekopieerd en daarna verspreid, alleen om mij een hak te zetten. Dat meisje had gewoon een hekel aan me, terwijl ik krampjes in mijn buik kreeg als ik aan haar dacht.
huiswaarts, uit het zicht van de hele school. Voorlopig heel erg teleurgesteld in de liefde. Doodongelukkig. Thuis lag een brief met het resultaat van mijn beroepskeuzetest. ZORG! stond er vetgedrukt. Ik klauterde de trap op, verscheurde de brief en barstte in tranen uit. Ze kregen maar mooi de schijttyfus met hun zorg. Allemaal! Eus, Uitgeverij Prometheus, pagina 52 t/m 54.
12
1. Wat vind je van het verhaal? a. Heel grappig b. Een beetje grappig c. Een beetje serieus d. Erg serieus Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Hoe komt het, volgens jou, dat Eus op deze manier Lieke probeert te versieren? Waarom reageert Lieke zo extreem? 3. Waarom denk je dat Eus zo onzeker is over zijn toekomst? a. Hij kan er thuis niet met zijn ouders over praten. b. Hij kan er met zijn vrienden niet over praten. c. Hij heeft er zijn aandacht niet bij omdat hij zo graag een vriendin wil. d. Hij denkt steeds aan de uitslag van de beroepskeuzetest. Wat is volgens jou de belangrijkste reden? Er kunnen ook andere redenen een rol spelen. Zet ze in volgorde van belangrijkheid. Verklaar je keuze. 4. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de bio van Özcan Akyol om vragen te bedenken.
13
14
Asis Aynan (1980) Bio Asis groeide op in een gezin met negen kinderen, in een witte wijk in Haarlem. Daar was de Berberse familie een bezienswaardigheid. Zijn vader liep rond in een lang gewaad. Zijn moeder had tatoeages in haar gezicht. Niet één kind had zulke ouders. Asis schaamde zich dood voor hen. De vader van Asis werd in de loop van zijn leven steeds religieuzer. Als hij thuis lag te bidden stonden de kinderen achter hem gekke bekken te trekken en Michael Jackson na te doen. Toen Asis in Den Haag ging studeren kwam hij in contact met andere Berbers. Hij leerde de prachtige muziek kennen en de mooie boeken die in het Berbers geschreven zijn. Hij is nu trots op zijn afkomst én op zijn ouders die altijd hard gewerkt hebben om hun vele kinderen een goede opvoeding te geven. Samen met Hassan Bahara schreef Asis een vervolgverhaal in de krant NRC. Ze gebruikten het pseudoniem Driss Tafersiti. Het verhaal gaat over hun vaders in de jaren ‘70, gastarbeiders in Nederland van het eerste uur. Het verhaal De luit komt uit zijn bundel ‘Veldslag en andere herinneringen’. In deze bundel vertelt Asis over zijn jeugd.
15
Copyright foto Friso Spoelstra
Asis Aynan De luit Intro Asis Aynan vertelt in dit verhaal de geschiedenis van zijn vader, die prachtig luit kon spelen.
16
Fragment Uit de slaapkamer komt een goddelijk geluid. Door een kier kijk ik naar mijn vader, die met een been op de grond staat en het andere op een stoel vlak voor hem heeft gezet. Zo kan zijn luit op zijn bovenbeen rusten. Zijn rug is een beetje voorovergebogen, zodat zijn armen alle ruimte hebben en zijn vingers het instrument kunnen bespelen. Schuin voor hem staat een muziekstandaard met daarop een notenboek. In een hand houdt hij een langwerpig plat plastic stokje. Daarmee strijkt hij zachtjes over de vele snaren. Als hij speelt, kijkt hij naar het muziekboek, maar soms doet hij zijn ogen dicht. Dan geniet hij het meest, ik zie zijn hoofd dan rustig heen en weer wiegen. Ik wil hem het brooddeegkunstwerkje laten zien dat ik op de kleuterschool heb gemaakt. Het gelakte zoute brood valt uit mijn handen en ik zie mijn vader verschrikt naar de deur kijken. Ik ren weg. Hij speelt geen riedeltjes, maar complete composities van bekende muzikanten als Farid Al Atrache, Mohammed Abdul Wahab en maken, daarom wordt zijn muziek het minst gespeeld. Ik heb hem als kind vaak zo zien spelen. Soms, heel soms speelde hij voor de familie, dan zaten wij met z’n allen om vader en de luit. Toen kwam er een moment dat hij ophield met spelen. Ook de muziek. Spelen zou volgens hem een ongelovige bezigheid zijn. 17
Ongetwijfeld hoorde hij zulke wijsheden van mensen die nog nooit toonkunsten tot zich hebben kunnen laten doordringen. Van die lui die zich wegens hun tekort aan creativiteit hebben vastgegrepen aan dogma’s en iedereen daarmee angst aanjagen. Alsof ze wraak willen nemen op een ieder die wél het vermogen tot scheppen bezit. Van hen mag je wel muziek maken, maar alleen met trom en stem. En alleen religieuze liederen. Of je nu op je bank ligt, naar overal, zolang het maar geen andere kunst is. Ik begrijp deze mismaakte mensen niet en wil ze ook niet begrijpen. Hoe is het mogelijk, dat je de mooie tonen van de luit of een ander instrument verbiedt? Hoe kan het dat deze hemelse trillingen mensen naar het vagevuur leiden? Armoede, dat is het. Alle regels die zijn opgesteld om kunsten te beteugelen komen voort uit iele gedachtes. Muzikale regels die niets meer te maken hebben met toonkunsten maar vanuit een overtuiging worden verspreid, zijn de naam ‘muziek’ onwaardig. Ik vond het pijnlijk dat mijn vader naar die lelijke stemmen luisterde. Hij wist maar al te goed wat voor mooie muziek hij kon maken. Waarom verkoos hij hun geluid boven het andere? Misschien omdat ze hem bang hadden gemaakt? Hij bekeerde, gelukkig, maar helaas pas jaren later. Ik ben erbij geweest. Vader is op de bewuste dag vrij van zijn werk. Het middagtukje heeft hem goed gedaan. De drieploegendienst veroordeelt paps tot een dagelijks slaapje naast zijn nachtelijke rust. 18
Ik ben jarig. Van mijn vakkenvullerssalaris heb ik een nieuwe broek en een shirt gekocht. Bij een grote winkelketen haal ik slagroomtaart. En speciaal voor de ouweheer koop ik bij de bakker een chocoladegebakje. Mijn moeder snijdt de taart aan. Vader eet zijn gebakje op en drinkt daar hete thee met extra suiker bij. Ik weet niet wat mij bezielt, maar ik sta op en loop naar de slaapkamer van mijn ouders. Op de kledingkast ligt de bordeauxkleurige luitkist. Ik pak de koffer, leg die op het bed en doe hem open. Ha, ze ligt er nog in. Mijn herinneringen liegen niet. Ik haal de luit uit haar kist en het plastic plaatje uit het snarenkamertje. Ik loop naar beneden en sta in de woonkamer met de goddelijke satan in mijn handen. Mijn moeder kijkt snel weg. Ik zet door en loop naar mijn vader. Hij ziet mij met waterige ogen aan. ‘Wat wil je horen?’ Ik weet niet wat ik wil horen, maar welkom terug, vader. De luit, uit de bundel Veldslag, Uitgeverij Atlas, pagina 14 t/m 16
19
1. Wat vind je van het verhaal? a. Heel ontroerend b. Beetje ontroerend c. Helemaal niet ontroerend Schrijf kort op waarom je dat vindt. 2. Waarom is de vader van Asis op een bepaald moment opgehouden met luit spelen? a. Hij was bang dat hij naar de hel zou gaan als hij op de luit bleef spelen. b. Hij was bang voor de reacties van de streng- gelovigen voor wie luit spelen een zonde is. c. Hij wilde wel liederen bij de trom zingen, maar hij had geen goede stem. d. Hij kende geen religieuze liederen. Wat is volgens jou de belangrijkste reden? Zeg ook waarom. 3. Hoe denkt de ik-figuur over de mensen die het spelen op de luit verbieden? Geef minstens drie voorbeelden uit de tekst. 4. Hoe komt het dat de vader na lange tijd weer mooie muziek op zijn luit gaat spelen? Overleg met klasgenoten hierover. 5. waarom noemt hij de luit een goddelijke satan? 6. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de biografie van Asis Aynan om vragen te bedenken.
20
21
Daniëlle Bakhuis (1982) Bio Daniëlle heeft nooit iets anders willen worden dan schrijver. Als kind knutselde ze al boekjes in elkaar met zelfgeschreven verhaaltjes. Het was dan ook niet meer dan logisch dat ze na de Havo naar de School voor Journalistiek ging. Met het diploma van die opleiding op zak ging ze aan de slag als columnist en als freelance redacteur bij diverse jongerentijdschriften. Per column verdiende ze als zeventienjarige honderd gulden (50 euro), maar ze had er wel honderd gulden voor willen betálen, zo’n kick vond ze het om met haar naam en foto in een tijdschrift te staan. Om boekenschrijver te worden heb je eigenlijk geen opleiding nodig, vindt Daniëlle. Fantasie en inspiratie zijn het belangrijkst. Inspiratie vindt ze overal: op Twitter, in films, op feestjes en in de trein. En ze heeft heel veel fantasie. Daniëlle schrijft geen boeken omdat ze een boodschap wil overbrengen. Ze vindt dat lezen leuk en ontspannend moet zijn en vooral nooit saai. Haar boeken gaan vaak over liefde, omdat, zegt ze,’ liefde het leukste is wat er is. Niets in de wereld kan je zo verdrietig en blij maken.’
22
Copyright foto Liesbeth Westerlaken
Daniëlle Bakhuis Zes seconden Intro
nodiging gekregen voor het Feest. Dat is een illegaal feest op een geheime plek in het bos met als hoogtepunt om middernacht het spel ’De Afrekening’. feest door de drank, de drugs en de trance-muziek helemaal los. Ze besluit ook mee te doen met de Afrekening. De deelnemers aan het feest hebben allemaal dezelfde kleren aan: zwarte broek, zwarte capuchontrui en zwarte All Stars. Iedereen krijgt bovendien zwarte leren handschoenen en een luguber hazenmasker. Dat maakt ze volkomen onherkenbaar. Als De Afrekening begint, gooien de deelnemers om beurten geld op een hoop. Iedereen mag op elk moment besluiten voor het geld te gaan en zo veel mogelijk op te rapen in 6 seconden. Maar gedurende die tijd wordt hij of zij door de andere deelnemers hard geschopt en geslagen. 23
Fragment Er wordt nog een briefje van honderd in de pot gegooid. En nog een. En nog een. Ik zak door mijn knieën om mijn enige briefje van honderd neer te leggen en dan zie ik het. De bundel van de zaklamp komt nog net tot aan de schoenen van de vierde persoon rechts van me, en diegene heeft iets op de neus van zijn All Stars getekend. Een kruisje, zie ik meteen. Een simpel kruisje, gemaakt van twee vluchtige streepjes die elkaar in het midden kruisen. Ik voel me plaatsvervangend betrapt, alsof ik degene ben die me niet aan de regels heeft gehouden. Wat bezielt die persoon? Hoe is ie langs de Poortwachters gekomen? Ik leg de honderd euro boven op de andere briefjes van honderd. Ik ben nog nooit zo dicht bij zo veel geld geweest. Bijna zeshonderd euro. Zeshonderd euro voor zes seconden. Kippenvel trekt over mijn lichaam. De briefjes lijken met dat nepgroene kleurtje op monopolygeld. Ze liggen in een redelijk net stapeltje op de grond. Ik zou één, hooguit twee keer moeten grissen voordat ik alles zou hebben opgeraapt. Of misschien zelfs maar één keer, als ik alleen voor de bovenste briefjes zou gaan. Ik zou er van kunnen shoppen zonder eerst op het prijskaartje te kijken. Ik zou er een smartphone mee kunnen betalen, iets liefs voor Floor en mijn moeder kunnen kopen. Zou ik het redden? Zou ik die zes seconden doorkomen als ik nu voor het geld zou gaan? Zes seconden zijn niets. 24
Wel. En als ze tegen mijn gezicht trappen? Niet. Grote kans dat ze me nauwelijks raken. Wel. Niet. Ik sta op en ga weer op mijn plek staan. Zeshonderd euro is te weinig. Bij duizend doe ik het. Ik voel me een beetje licht in mijn hoofd. De duisternis is me meteen weer vertrouwd. Ik zie geen All Stars meer, geen kruisjes, alleen een paar hazen die in hetzelfde kringetje als ik staan. De persoon aan mijn linkerkant legt een waaier van briefgeld in de pot: een briefje van vijftig en drie van twintig. De inleg is hoeveel geld er minimaal in de pot ligt als alle negen mensen voor mij datzelfde bedrag neerleggen totdat ik weer aan de beurt ben. Negenhonderdnegentig euro. Bijna duizend euro. Plus de kleine zeshonderd euro die er al lag, dat is bij elkaar Uit het niets duikt er iemand naar het geld. Het gaat zo snel dat ik even denk dat ik me het verbeeld. Een halve, misschien een hele seconde zie ik hoe twee handen in leren handschoenen met grote bewegingen het geld bij elkaar scheppen, hoe briefgeld in paniek tot een prop wordt geknepen, hoe de muntstukken met zand en al achter de boord van de capuchontrui worden gegooid (waarom komt het geld er niet aan
25
stort iedereen zich op het lichaam. Ik zie een kluwen armen en benen, ik hoor de doffe geluiden zonder echo die op iets hard lijken in te trappen en een tel later besef ik pas dat dat het geluid is van schoenneuzen die op het harde gedeelte van een lichaam trappen. Een ribbenkast, een scheenbeen, een hoofd. In mijn mond verzamelen zich spuugbelletjes. Het voelt alsof ik een hap dikke, kleverige lava moet doorslikken. Het speeksel in mijn mond smaakt bitter. Adrenaline, weet ik. Alle clichés blijken waarheid: mijn bloed trekt niet op zijn gemak baantjes door mijn lichaam, maar het giert. De haartjes op mijn armen en in mijn nek staan op scherp, mijn ademhaling zit hoog in mijn borstkas. Ik ruik, proef, zie, hoor, voel beter dan ik ooit heb gedaan. Een eeuwigheid lang ben ik te verlamd om iets te doen. Mijn lichaam is in één klap op slot gezet, is letterlijk verstijfd van angst. Zelfs wegkijken lukt niet. Mijn lichaam dwingt me te blijven kijken naar dat wat zich recht onder mijn ogen afspeelt. Kijk dan, trut! Dit wilde je toch zo graag meemaken! Er klinkt een hard, schel geluid, als van een toeter die ze ook tijdens voetbalwedstrijden gebruiken. De zes seconden zijn voorbij. Het is over. Ik zie hoe de groep een stap achteruitzet. Ik zie hoe iemand op de grond ligt in een foetushouding. Ik zie hoe één iemand door blijft trappen terwijl het lichaam op de grond nauwelijks meer meegeeft. Het is alsof er tegen een zak cement wordt geschopt. Nog een doffe dreun. Nog een. Ik hoor het kraken van een bot. Ik zie hoe er op de schoenneus van de schopper een kruisje 26
is getekend. HOUOPHOUOPHOUOOOOOOOOOOOOOOP! Schreeuw ik hardop? Ik weet het niet. Ik voel de hitte van mijn adem in mijn gezicht weerkaatsen. Dan trekt iemand uit het vierkant de schopper ruw aan zijn arm. Het is alsof het doek valt en de zaallichten weer aan gaan. De show is over, mijn adrenaline op. Iemand knielt bij het lichaam en houdt zijn oor boven het masker. ‘Een ambulance!’ schreeuwt een jongensstem. ‘We hebben een ambulance nodig!’ Op dat moment valt mijn leven in twee stukken: ervoor en erna. Zes seconden, Uitgeverij Ploegsma, pagina 43 t/m 45
27
1. Wat vind je van het verhaal? a. Heel spannend b. Spannend c. Niet al te spannend d. Saai Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Jasmijn had haar vriendin Jacky beloofd niet ‘voor het geld te gaan’. Hoe komt het, denk je, dat ze nu toch op het punt staat die belofte te breken? a. Ze is onder invloed van drank en drugs. b. Ze wil haar moeder en zusje verrassen met een cadeautje. c. Ze raakt erg opgefokt doordat er steeds meer geld in de pot komt. d. Ze wil haar verlegenheid overwinnen. Als je vindt dat er meer dan één antwoord goed is, schrijf ze dan op in volgorde van belangrijkheid. Misschien zijn er nog meer redenen waarom Jasmijn graag zo veel geld wil hebben. 3. Daniëlle Bakhuis beschrijft de mishandeling van degene die het geld opraapt heel uitgebreid. Vind je die beschrijving niet te heftig? Zeg ook waarom je dat vindt. 4. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de bio van Danielle Bakhuis om vragen te bedenken.
28
29
Elle van den Bogaart (1959) Bio Elle van den Bogaart had als kind niet veel met schrijven. Ze hield geen dagboek bij, maakte geen gedichten en schreef niet in de schoolkrant. Liever bouwde ze boomhutten in de bossen. Haar schrijftalent ontdekte ze pas in 2002, op een schrijfcursus. In 2003 verscheen haar eerste boek en inmiddels heeft ze er acht op haar naam staan. Bij het schrijven leeft ze zich helemaal in haar hoofdpersoon in. Zo heeft ze, bij het werken aan haar boek Vermist, een hele poos achter de computer gezeten met dichtgeplakte mond. Om te ervaren hoe haar hoofdpersoon zich voelde. Haar vier kinderen hebben soms het idee dat hun moeder niet helemaal spoort. Elle haalt haar onderwerpen uit het dagelijks leven. Het zijn meestal heftige zaken waar ze over schrijft, zoals seksueel misbruik, drugs, zelfmoord en zelfverminking. Kortom, bloedspannende boeken. Elle is geen fulltime schrijver, ze is ook nog psychologisch medewerker in een ziekenhuis. Ze houdt veel van toneel. Iedere zomer kun je haar op het theaterfestival Oerol vinden.
30
Copyright foto Elle van den Bogaart
Elle van den Bogaart Prooi Intro De Antilliaanse jongen Raisel is door zijn familie naar Nederland gestuurd om daar zijn VMBO-t af te maken. De tante bij wie hij in Eindhoven gaat wonen is erg streng voor hem. Raisel gaat het eerste weekend met een smoes naar Den Bosch om daar een danceparty te bezoeken. Zijn droom is dóór te breken als dj. Op de danceparty ontmoet hij een meisje, Loulou, waar hij meteen verliefd op wordt. Ze maken een afspraak voor volgende week. Als hij die avond veel te laat thuiskomt laat tante Noella hem niet binnen. Raisel pakt zijn spullen en loopt weg. Hij ontmoet een jongen, ook Antilliaan, die hem kan helpen aan een slaapplek en aan veel geld. Deze Sheldon brengt hem in contact met een oudere man, bij wie Raisel in de auto stapt.
31
Fragment Met een bonkend hart neemt Raisel naast hem plaats. ‘Ik had gehoopt dat je zou komen.’ Raisel ziet alleen de hand van de man die heel langzaam naar zijn been beweegt. Hij laat het toe, maar voelt de misselijkheid weer opkomen. De hand van de man blijft als een betonblok op zijn been liggen. ‘Is het de eerste keer dat je zoiets doet?’ Raisel knikt. ‘Ik vind je erg mooi, maar ik wil dat je het prettig hebt.’ Weer knikt Raisel. Hij durft zich amper te bewegen. ‘Wil je mij ook aanraken, of wil je alleen jezelf aanraken?’ Als hij niet antwoordt, zegt de man: ‘Ik vind het ook goed als ik je een beetje mag aanraken. We kunnen naar een andere plaats rijden als je dat prettiger vindt.’ Prettiger? ‘Ik vind het goed hier,’ antwoordt Raisel nerveus. De vreemde hand streelt zijn been. Steeds hoger. ‘Vind je het lekker?’ vraagt de man nu duidelijk opgewonden. Raisel sluit zijn ogen en probeert ook zijn gedachten af te sluiten. Tweehonderd euro. Hij hoeft het opgewonden lichaam naast hem niet aan te raken. Hij hoeft niets te doen, alleen de hand van de man toe te laten. Het voelt afschuwelijk smerig. Het gekreun van de man neemt toe. Nog even volhouden. Tweehonderd euro. 32
Raisel had er niet van opgekeken dat Sheldon hem had opgewacht en de helft van het geld had opgeëist. Waarschijnlijk was het wel de laatste keer geweest dat Sheldon hem geld afhandig had kunnen maken. De man had hem uitgelegd dat het vanaf nu verstandiger zou zijn te wachten op een telefoontje van hem. Zonder na te denken had Raisel hem zijn nummer gegeven. Niet dat hij van plan is nog een keer aan zijn lijf te laten rotzooien. Hij was met zijn koffer naar het dichtstbijzijnde café gegaan en had daar de eigenaar het adres van een betaalbaar hotel in de buurt gevraagd. Nu hij op het gammele bed van het goedkoopste hotel in de buurt ligt, wordt zijn hartslag weer normaal. Geen zogenaamde vrienden die hem alleen maar als geldbron zien, geen geile, hijgende mannen die aan zijn lijf zitten. In dit hotel is hij een anonieme gast. Normaal gesproken vindt hij het prettig veel mensen om zich heen te hebben, maar op dit moment is het een opluchting om alleen te zijn. Hij zou wel graag zijn moeder willen bellen om haar te vertellen dat alles goed gaat, maar hij zal haar alleen maar leugens kunnen bieden. Hij besluit onder de douche te gaan en daarna een keer heerlijk te gaan slapen. Als hij onder de warme straal staat, sluit hij zijn ogen. Steeds is er weer het beeld van de mannenhand op zijn been. Er zat een ring om een van de vingers. Een trouwring? Qua leeftijd zou die man zijn vader kunnen zijn. Zou hij trouwens zelf kinderen hebben? Raisel kan zich er niet veel bij voorstellen. Zelf is hij zonder vader opgegroeid. Dat wil zeggen: hij was 33
zeven jaar toen zijn moeder zijn vader het huis uit zette. Zijn vader dronk nogal veel en werd dan behoorlijk agressief. vrolijkheid en warmte heeft kunnen grootbrengen. Zelf had ze nooit één kwaad woord over zijn vader gezegd. Dat deed zijn tante wel! Als hij weer op zijn bed ligt, probeert hij aan iets leuks te denken. Loulou. Nog vijf dagen. Als ze er maar is. Hij moet zorgen dat hij genoeg geld heeft om in Den Bosch te komen, om de entree te kunnen betalen, maar zeker ook om haar te kunnen Met het geld dat hij nu heeft, kan hij slechts één nacht in dit hotel blijven. Zijn telefoon gaat. Helaas, nu even niet. Hij moet morgen alles op alles zetten om school, werk en woonruimte te regelen. Daarna ziet hij wel weer verder. De telefoon gaat weer. Zijn moeder? Nee, niet op dit tijdstip. Hij zet het geluid van de televisie harder, maar de beltoon van zijn telefoon klinkt er nog steeds bovenuit. Hij neemt op. ‘Dag, Raisel, je spreekt met Rogier. Ik heb een voorstel. Morgen moet ik voor zaken twee dagen naar Parijs. Ik hoorde van Sheldon dat je nog steeds onderdak zoekt en ik zou graag wat gezelschap hebben voor een paar dagen. Daarom wil ik je voorstellen om met me mee te gaan. Ik bied je vijfhonderd euro en betaal natuurlijk het verblijf.’ Parijs? Morgen? Vijf honderd euro? 34
‘Ik moet morgen naar school, een baan en woonruimte regelen. Sorry,’ antwoordt Raisel. ‘Als je met me meegaat, komt dat in orde. Ik heb voldoende contacten.’ ‘Waarom wilt u dat ik meega?’ ‘Zoals ik al zei: ik zit verlegen om gezelschap.’ ‘En wat moet ik daarvoor doen?’ ‘Gewoon meegaan. Niets wat je niet wilt. Waar ben je nu?’ ‘In een hotel.’ ‘Kom morgen om zeven uur naar het park.’ ‘Zeven uur ’s morgens?’ De verbinding wordt verbroken. Parijs? De stad waar hij zo veel fantastische verhalen over gehoord heeft. Het kan niet waar zijn dat hij vijfhonderd euro krijgt om twee dagen in een van de mooiste wereldsteden te verblijven. Oké, die man wil waarschijnlijk zijn pleziertje. Maar wat als die vent steeds meer van hem wil? Ik wil dat je het prettig hebt, had de man gezegd. Bovendien, hij is er zelf ook nog bij. Maar als hij zich morgen niet meldt op school, kan hij het wel vergeten. Toch, als die man echt van alles voor hem kan regelen...? Om halfzeven wordt hij gewekt door het sms-deuntje van zijn telefoon. Goedemorgen, ik wacht op je. Rogier Parijs. Aan meneers wensen voldoen. Geld. Veel geld. Maar is het niet veel slimmer om eerst te zorgen dat zijn schoolzaken in 35
orde zijn, dat hij werk vindt, woonruimte zoekt? Waarom zou hij geloven dat die man alles voor hem gaat regelen? Vijfhonderd euro, dat is wel ruim voldoende om dit weekend naar Den Bosch te gaan en mooie kleren te kopen. De school begint waarschijnlijk toch met introductiedagen en kennismakingsgesprekken. Wat zei die man in het vliegtuig ook Raisel kleedt zich aan, poetst zijn tanden, plast, gooit zijn spullen in de koffer en verlaat de kamer. Hij heeft vooruitbetaald, dus is het in orde om de sleutel op de balie achter te laten. Het is nog donker en het regent weer eens een keer. Zijn capuchon houdt zijn hoofd redelijk droog, maar de rest van zijn lijf wordt behoorlijk nat en koud. De weg naar het park is hooguit tien minuten lopen. Zijn maag knort. Die rotkoffer is zo irritant. In het park hangt een naargeestige sfeer. Er is geen mens of auto te bekennen. Hij gaat op een bankje zitten. Het is vijf voorzeven. Dan verschijnt de auto. Prooi, Uitgeverij Van Holkema & Warendorf, 45 t/m 50
36
1. Wat vind je van het verhaal? a. Geloofwaardig b. Beetje geloofwaardig c .Een beetje ongeloofwaardig d. Ongeloofwaardig Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Waarom besluit Raisel toch met de man mee te gaan naar Parijs? a. Hij heeft geld nodig voor de danceparty met Loulou. b. Hij heeft geld nodig om schoolspullen te kopen. c. Hij wil graag Parijs zien. d. Hij is bang voor de reactie van Sheldon. e. Hij vindt het wel avontuurlijk. Wat is volgens jou de belangrijkste reden? Maar ook de andere redenen zullen een rol spelen. Zet ze in volgorde van belangrijkheid. Verklaar je keuze. 3. Toch heeft Raisel ook momenten dat hij twijfelt. Noem minstens drie van die momenten. Denk je dat hij uiteindelijk bij de man instapt? 4. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Elle van den Bogaart om vragen te bedenken.
37
38
Khalid Boudou (1974) Bio Khalid Boudou groeide op in Tiel in een groot, warm Berbergezin. Toen hij twaalf jaar was schreef hij een dichtbundel en won daarmee een schrijfworkshop in San Francisco. Sindsdien is hij altijd blijven schrijven: boeken, columns, toneelstukken. Op humoristische wijze schrijft hij over onderwerpen als criminaliteit, drugs, jaloezie, macht en gokverslaving. ‘Humor lost alles op, zelfs het grootste conflict’ zegt hij zelf. Een aantal van zijn boeken is verfilmd. Het Schnitzelparadijs werd een enorme bioscoophit, net als Pizza Maffia. Zijn boeken gaan over de problemen die Marokkaanse jongeren in Nederland kunnen tegenkomen. Hij wil met zijn boeken de les meegeven die hij van zijn ouders geleerd heeft: probeer aan tegenslagen een positieve draai te geven. Dat doet hij ook in zijn eigen leven. ‘Als morgen mijn uitgever belt, dat hij mijn verhalen niet meer wil publiceren, dan denk ik echt niet “help, mijn leven is voorbij”, nee, dan ga ik ertegenaan om een andere uitgever te vinden’ zegt hij. Khalid houdt van lekker koken. Volgens hem komen ‘in de keuken de mooiste ideeën opborrelen voor nieuwe verhalen.’
39
Copyright foto Brenda van Leeuwen
Khalid Boudou Iedereen krijgt klappen Intro De zeventienjarige Taha is net ontslagen uit de jeugdinrichting. Hij komt uit een liefdeloos gezin. Zijn moeder had liever geen kinderen gehad, drinkt veel en heeft de ene man na de andere. Op een dag is Taha getuige van een enorme ruzie tussen zijn moeder en haar vriend Arie. Arie dreigt haar en Taha’s halfbroertje te vermoorden. Taha pakt een hamer en slaat Arie in elkaar. Na een half jaar jeugdgevangenis komt hij weer vrij. Hij neemt zich voor om de rest van zijn leven op het goede pad te blijven. Als hij uit de Bieb komt passeert hij de boksschool. Hij kijkt er naar binnen.
40
Fragment Die vechtlust, die energie. Wauw! Ik raakte ervan in de ban. Het zweet spatte alle kanten op. Ik kon er wel uren naar kijken. Naar die klappende, sterke mannen. Hun verwoestende kracht. Die kracht daagde me uit. Op een dag ben ik naar binnen gelopen. Een ouwe man kwam op me af lopen. ‘Meneer, ik wil hier trainen,’ zei ik. ‘Mijn moeder ook,’ reageerde die ouwe vals en hij draaide zich weer om. Maar ik bleef aandringen. ‘Meneer, meneer, ik ben serieus. Ik ben echt serieus. Ik heb talent, meneer! Ik wil echt! Ik zal het bewijzen! Laat het me bewijzen!’ Met een frons in zijn ouwe kop keek de man mij doordringend aan. ‘Kom dan maar mee,’ zei hij na een diepe zucht. Alsof ik de zoveelste was die fantaseerde dat hij de nieuwe Mohammed Ali was. Ik liep achter hem aan, de zaal door, nagekeken door die boksende krachtpatsers. Ze sloegen hard op de bokszakken. Sommigen waren aan het touwtjespringen. Achter in de zaal van de boksschool Serious Gym mocht ik mijn jas uittrekken. ‘Laat maar zien,’ zei de man kleinerend en hij knipoogde naar een langharige spierbundel. ‘Laat maar eens zien aan opa.’ Ik mocht helemaal losgaan op de stootzak. Ik gooide er alle woede uit. Als een bom die heel Amsterdam kon platleggen. Nee, heel Europa. De wereld! Zoveel woede had ik in me. Baf! 41
Baf! Baf! Ik stootte alles van me af. Baf! Baf! Baf! Ik hijgde als een hond. Toen ik klaar was, zag ik hoe Mickey en de twee jongens die aan het trainen waren mij verrast aanstaarden. Ik had duidelijk indruk gemaakt met mijn natuurtalent. Ze keken me aan zoals geen enkele stiefvader ooit naar me had gekeken. Met iets van bewondering in de ogen. Nooit eerder had ik zoveel bewondering gevoeld. Ik kreeg ook zomaar schouderklopjes. En vriendelijke tikjes tegen mijn achterhoofd. Ik voelde me sterk. Ik voelde me verdomme eens gewaardeerd. Eye of the Tiger! Mr T., champion of the world. ‘Hier valt wat van te maken! Morgenochtend om acht uur in de gym,’ zei Mickey enthousiast. ‘En geen minuut later!’ Hij wierp me een handdoek toe en wandelde weg met een brede grijns op zijn ouwe kop. Ik trainde maand na maand zo hard als ik kon bij opa Mickey. Mijn spieren werden zo sterk als liftkabels. Mijn geest was scherper dan een adelaarsoog. Dit was een wereld waarin ik me lekker voelde. Eerlijk, ik was in topvorm. Mickey zag dat ik me snel ontwikkelde. Op een dag sloeg ik een van zijn grootste talenten, Barrie Bos, knock-out. De bokstraining werd mijn leven. Ik stond ermee op en ging ermee naar bed. Elke dag kwam ik een stapje verder. Geloof het of niet, maar na amper een halfjaartje trainen werd ik regiokampioen bij de zwaargewichten jeugd. Niet veel later werd ik, tot verrassing van iedereen, Nederlands kampioen in dezelfde gewichtsklasse. En een jaar later kreeg ik de grootste kans van 42
mijn leven. Ik werd door de boksbond geselecteerd en mocht deelnemen aan het Europees kampioenschap junioren. Ik nam die uitdaging serieus. De trainingen werden zwaarder. Ik trainde met de liedjes uit Rocky in mijn hoofd. ‘Eye of the Tiger’, ‘Gonna Fly Now’, ‘Burning Heart’, ‘No Easy Way Out’. In de weken vlak voor het kampioenschap legde Mickey de lat nog hoger. Hij werd een slavendrijver. ‘Concentratie! Oogjes knijpen en richten op het midden van het kussen!’ brulde hij, terwijl ik woest op het stootkussen stootte. ‘Op het hart! Trek een lijntje met je ogen naar het midden van het kussen. Focus, verdomme!’ En ik sloeg en ik sloeg en ik sloeg! Baf! Baf! Links! Rechts! Boven. Beneden. Heel mijn leven was gericht op de eenentwintigste mei. De dag waarop het Europees kampioenschap boksen voor junioren zou plaatsvinden. Nog twee maanden te gaan. Met de dag gezonder eten. Steeds harder trainen. Mijn hemd plakte aan mijn lijf. Het zweet gutste alle kanten op. Terwijl ik als een stokstaartje bleef staren naar dat blauwe stootkussentje. De ouwe hield het kussen boven mijn neus, als een haring boven de hongerige bek van een zeehond. Ieder ander van zijn leeftijd zou door de kracht waarmee ik de stoot plaatste meteen door de knieën zijn gegaan. Mickey niet. Hij bleef maar naar voren stappen en mij opjagen. ‘Kom! Laat verdomme zien dat je een orkaan bent! Stoot!’ schreeuwde hij. Als een dolle generaal blafte Mickey mij bevelen
43
bel? Nee, ik hoor geen bel! Zak ik door de knieën? Nee, ik zak niet door de knieën! Waarom stoppen we dan, Tahaatje?! Harder, Mr T.! Doorgaan! Doorgaan!’ Iedereen krijgt klappen, Uitgeverij Moon, pagina 38 t/m 40.
44
1. Hoe vond je het fragment? a. Heel spannend b. Een beetje spannend c. Beetje saai d. Erg saai 2. Waarom denk je dat Taha zo fanatiek traint? a. Hij heeft veel opgekropte woede in zich die hij bij het boksen kan afreageren. b. Hij is een natuurtalent. c. Omdat trainer Mickey in hem gelooft. d. Hij wil Europees kampioen worden. Wat is volgens jou de belangrijkste reden? Maar er kunnen ook andere redenen een rol spelen. Zet ze in volgorde van belangrijkheid. Verklaar je keuze. 3. Wat is voor jou de belangrijkste reden om het verhaal verder te lezen? Wil je weten of hij kampioen wordt of wil je weten wat hij van zijn leven maakt? Of interesseert het je weinig. Verklaar je antwoord. 4. Wat zou je aan de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de bio van Khalid Boudou om vragen te verzinnen.
45
46
Mano Bouzamour (1991) Bio Mano Bouzamour groeide op in de Amsterdamse Pijp in een gezin met drie broers en zusters. Hij zat op het Hervormd Lyceum Zuid en was daar de enige Marokkaanse leerling. Na zijn eindexamen werkte Mano drie jaar dag en nacht aan De belofte van Pisa. Met dat boek riep hij de haat van de Marokkaanse gemeenschap over zich af omdat hij op een goedmoedige en grappige manier kritiek levert op het geloof en op zijn ouders. Al zijn vrienden, op één vroegere buurjongen na, lieten hem in de steek en een imam waarschuwde de gelovigen voor hem tijdens het vrijdagmiddaggebed. Bij zijn ouders thuis is hij niet meer welkom. Mano Bouzamour is alweer bezig met een tweede boek. Zijn eigen favoriete boek is Het dagboek van Anne Frank. Mano is columnist voor Het Parool en schrijft voor bladen Elle en Cosmopolitan.
47
Copyright foto Mano Bouzamour
Mano Bouzamour De belofte van Pisa Intro Samir is afkomstig uit de Diamantbuurt in Amsterdam. Hij komt terecht in een milieu van scooters, kattenkwaad en kleine criminaliteit. Na de basisschool gaat Samir op zoek naar een middelbare school. Via een vriendinnetje van zijn veel oudere broer komt hij terecht bij het Hervormd Lyceum Zuid in het sjieke deel van Amsterdam. Een echte ‘witte school’, vol met kinderen van rijke ouders en met één Marokkaans meisje in de zesde klas. Samen met zijn broer, die in veel opzichten zijn analfabete ouders vervangt, gaat hij zich inschrijven. Ook Soesi, de boezemvriend van zijn broer, gaat mee. Een opvliegende ruwe vent, grof gebekt, spreekt plat Amsterdams en is dol op Sam, zoals Samir genoemd wordt.
48
Fragment Het was avond. De maan was wazig, het leek alsof iemand had geprobeerd om hem weg te gummen. Mijn broer en Soesi parkeerden hun scooters voor de Coffee Company in de Beethovenhem van mijlenver herkennen aan zijn pinguïnachtige loopje. Hij waggelde met zijn voeten in een uitgediepte V, in een soort plié. Ze legden hun handen in mijn nek toen we de weg overstaken richting de school. Bij het verlichte bordes stonden van die nette mensen, wat zeg ik, alléén maar nette mensen. ‘Hervormd Lyceum’ stond er boven de schooldeur. Soesi zei: ‘Ze gaan je op deze school misvormen, ouwe.’ De deftige mensen staarden ons aan. De gesprekken vielen stil toen wij langsliepen. Soesi werd er behoorlijk kriegel van. Hij vroeg een oude mevrouw: ‘Heb ik soms wat van je an, ouwe?’ Hij nam zichzelf van top tot teen op. Nike Air Max. Ajax-trainingspak. Opgeschoren kapseltje. De mevrouw, die overduidelijk uit het stenen tijdperk stamde, was gestoken in een beige pak. Ze had onnatuurlijk witte tanden en versleten blond haar, maar wel een superstrak gezicht. Zwijgend bleef ze voor zich uit staren. Soesi zei: ‘Fucking mummie.’ Mijn broer had hem tot rust gemaand. Hij eiste dat hij zich moest gedragen. We waren niet in de Pijp. Hier zou geen stennis 49
worden geschopt. Het zou de toekomstige school van Sam kunnen zijn. Victorine, een van de vele vriendinnetjes van mijn broer, zat op mijn broer te pronken voor de ogen van haar vriendinnetjes. Ze besprong mijn broer vanaf het bordes, hij ving haar met gemak op, ze tolden rond terwijl ze hem kusjes op zijn gezicht gaf. Vrolijk als een zomerjurk leidde Victorine ons rond op de school. Het was de eerste keer dat ik me er waagde, maar het leek alsof ik er in een ander leven al was geweest: de overbelichte hal met de brede trappen, de donkere gangen, de glas-in-loodramen aan het einde van iedere gang, de deuren met de kleine raampjes, de knusse lokalen die omgetoverd waren in kleurrijke bezienswaardigheden om zo veel mogelijk achtstegroepers te verleiden. Aan het einde van de rondleiding vroeg Victorine: ‘En?’ Ik keek naar mijn broer en vertelde: ‘Dit wordt ’m.’ De inschrijvingen vonden plaats in de kamer waar ‘decanaat’ op de deur stond. Het was er druk en benauwd. We waren bijna aan de beurt. Voor ons stond een meneer in een getailleerd pak met een vrouw en een jochie van mijn leeftijd. Ik herinner mij nog exact wat er in gouden letters op zijn grote tas stond. ‘Oger.’ Zo’n gekke neanderthalernaam vergeet je niet snel. Ze bleven eindeloos lang vragen stellen aan de gebrilde decaan die vermoeid achter zijn volle bureau zat.
50
De decaan keek steeds naar ons ten teken dat er ook anderen stonden te wachten. Maar dat hielp niet. Toen gebeurde het. De belofte van Pisa, Uitgeverij Prometheus, pagina 35 en 36
51
1. Wat vond je van het verhaal? a. Heel realistisch b. Beetje realistisch c. Niet erg realistisch d. Helemaal niet realistisch Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Waaruit blijkt dat de jongens uit een ander milieu en een andere buurt komen? Licht je antwoord toe. 3. Waarom kiest Samir voor deze school? a. Omdat Victorine erop zit. b. Omdat hij zich best thuis voelt in die mooie school. c. Omdat zijn oudere broer een nette school voor Samir wil. d. Omdat hij zich uit zijn buurt en zijn milieu wil losmaken. e. Hij wil ook horen bij de wereld van deftige mensen. Als je meer antwoorden goed vindt, zet ze dan in volgorde van belangrijkheid. Schrijf kort op waarom je voor deze volgorde kiest . 4. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees zijn biografie om vragen te bedenken.
52
53
Eva Burgers (1969) Bio Na de middelbare school studeerde Eva Burgers aan de Academie voor Kleinkunst in Amsterdam. Ze was dol op muziek en toneel, maar uiteindelijk koos ze er toch voor om schrijver te worden. Ze werd journalist en ging schrijven voor diverse kranten en tijdschriften. Na een aantal jaren in de journalistiek solliciteerde Eva bij de politie. Zo ging een lang gekoesterde wens van haar in vervulling: rechercheur worden! In 2004 werd ze aangenomen als rechercheur op de afdeling Zware Criminaliteit. Haar werk bij de recherche is een inspiratiebron voor haar spannende boeken. Het boek De strijd om de macht is uit de serie Kaya Crime.
54
Copyright foto Eva Burgers
Eva Burgers De Strijd om de macht Intro Kaya is rechercheur op het Bureau Koninginneweg in Amsterdam. Maandenlang is ze met haar collega’s bezig geweest met een loverboy-zaak. Hoofdverdachte is Michael Danten. De zaak is bijna rond, maar nog steeds weten ze niet waar de geronselde meisjes zich bevinden. Ook de handlangers van Michael zijn nog niet gevonden. Hugo, hun teamchef, wil zo snel mogelijk tot aanhouding overgaan. Kaya zal met Chris de verhoren gaan doen. Ze vormen samen al lange tijd een perfect verhoorteam. Als beloning voor hun inzet trakteert Hugo het hele team op een borrel in een café. Hier ontmoet Kaya een oud-dorpsgenoot, Daniel. Hij is een knappe man en Kaya valt als een blok voor hem. Ze wil hem graag blijven zien, maar gaat toch maar alleen naar huis.
55
Fragment De volgende ochtend
en ik waren de enigen in de tapkamer, en dat was precies waar ik op had gehoopt. De hele nacht had ik liggen woelen, en om een uur of zes was ik maar opgestaan. Zonder dat ik de reis naar het bureau heel bewust had meegemaakt, zat ik om zeven uur naast
avond gehad?’ Ze zette haar koptelefoon af en liet die op haar benen rusten. Ik glimlachte. ‘Het had heel spannend kunnen worden, maar uiteindelijk ben ik alleen naar huis gegaan en heb ik eenzaam naar het plafond liggen staren.’ ‘O jee, toch geen problemen, hoop ik?’ Ik schudde mijn hoofd en probeerde me weer te focussen op de tapgesprekken. ‘Wie was die man met wie je gisteren in het café stond te praten?’ Ik glimlachte. ‘Een oude bekende.’ ‘Absoluut, maar zoiets moet je rustig opbouwen, toch?’ ‘Ach, ik weet soms ook echt niet waar je goed aan doet. Is het verstandig om een beetje hard to get te spelen of juist niet?’
56
is altijd het beste.’ Ik dacht na over haar woorden, en besefte dat ze weleens gelijk kon hebben. Alle foute beslissingen die ik in mijn leven had genomen, waren voortgekomen uit het feit dat ik te veel luisterde naar de mening van anderen. Uiteindelijk koos ik wel weer voor mezelf en bepaalde ik mijn eigen weg, maar dan moest er eerst van alles ongedaan gemaakt worden. Zoals het verbreken van mijn relatie met Thomas, om maar een voorbeeld te noemen. ‘Komt Chris nog vandaag? ‘ Ik knikte. ‘Hij zou hier rond half negen zijn. We moeten nog een verhoor voorbereiden.’ ‘Spannend. Als jullie hulp nodig hebben, dan hoor ik het wel.’ Enthousiast stak ik mijn duim omhoog, zette mijn koptelefoon weer op en richtte mijn aandacht op het tapgesprek. Het was een opname van een telefoongesprek tussen Michael en een onbekende man. De vermoeidheid zorgde ervoor dat mijn concentratie ver te zoeken was. Bovendien was de verbinding slecht, waardoor het lastig te verstaan was wat ze zeiden. M: Onze vriend heeft laten weten dat ze weg moeten. N: Nu meteen? M: Ja, natuurlijk, sukkel. Ik neem geen risico. Haal ze weg van de locatie. Je weet watje moet doen. Ik beluisterde het gesprek nog een keer en kreeg er een raar gevoel bij. 57
wenkbrauwen op. ‘Raar. Wat mij alert maakt, is dat Michael zegt dat hij geen risico neemt. Dat zou erop kunnen duiden dat hij door iemand wordt gewaarschuwd.’ ‘Precies,’ antwoordde ik opgelucht. ‘Dat is namelijk ook wat ik hieruit opmaak.’ Ik staarde naar het uitgetypte gesprek op de computer. ‘Is het nummer van die naamloze beller al nagetrokken?’ de lijn gekomen. Ik heb toen meteen de gegevens opgevraagd bij de provider, maar ik zit nog te wachten op hun informatie.’ ‘Er klopt iets niet,’ mompelde ik. ‘Heb jij Hugo al gezien?’ ‘Nee, hij zou vandaag wat later komen.’ grote ogen aan. Voor ze kon reageren griste ik mijn jas van de stoel en liep naar de deur. ‘Ik rijd even langs dat pand waar Michael vorige week een paar keer gezien is. Ik ben benieuwd of zijn auto daar nog staat. Als dat niet het geval is, dan is hij dus door de anonieme beller getipt en moeten we er heel snel achter komen wie dat is.’ blik aan. Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik denk dat het slimmer is als jij alvast vooruitwerkt. Begin maar met de laatst binnengekomen gesprekken en bel me als je iets interessants hoort, oké?’ Ik haastte me door de gangen van het bureau. Het was nog 58
rustig. De ochtendploeg was net weggeroepen vanwege een geweldsmelding in de wijk, en de dienstdoende coördinator was verdiept in de ochtendkrant. Snel liep ik door naar de balie waar alle meldingen binnenkwamen, een plek die vierentwintig uur per dag bemand was. ‘Hoi meissie, jij bent er vroeg bij vandaag,’ riep Lucien enthousiast. ik nooit problemen had. Als een soort vader ontfermde hij zich over me. ‘Ik verveelde me thuis,’ zei ik lachend. ‘Daar heb ik nou nooit last van,’ grinnikte hij. ‘Maar waarom zit jij eigenlijk zo vaak binnen de laatste tijd?’ vroeg ik verbaasd. Hij glimlachte. ‘Ach, je weet hoe dat gaat. Alle jonge honden willen naar buiten als er een melding komt. Ik hoef niet zo nodig meer. Laat mij het hier binnen maar coördineren. Dat gaat me prima af.’ Met zijn tweeënzestig jaar was Lucien de oudste collega op het bureau. Hij keek ernaar uit om met pensioen te gaan en de dagen met zijn vrouw te slijten in hun stacaravan in Duitsland, en dat moesten we dagelijks aanhoren. Er waren collega’s die zich daaraan ergerden, maar daar hoorde ik niet bij. Lucien was een goede vent, die veel had meegemaakt tijdens zijn werk. Misschien wel té veel. Misschien vond hij het daarom prima om de hele dag binnen op het bureau te zitten, zodat hij niet meer in gruwelijke situaties terecht zou komen. Ik gunde hem zijn rust 59
en ontspanning, en hoopte dat hij nog lang mocht genieten van zijn vrijheid als het eenmaal zover was. ‘Is er nog een onopvallende auto vrij?’ vroeg ik met een blik op het rekje met autosleutels. ‘Ik heb er nog een voor je,’ zei hij opgetogen, en hij reikte me de sleutel aan. ‘Neem je een portofoon mee?’ vroeg hij bezorgd. kunt me op mijn mobiel bereiken.’ Lucien stak zijn duim naar me op, terwijl hij alweer een nieuwe oproep van de meldkamer beantwoordde. Ik liep om de balie heen. Daarachter was de deur naar de garage, die tevens diende als binnenplaats en rookplek. Ik opende het portier van een zwarte Opel Vectra, stapte in en startte de motor. Met de afstandsbediening opende ik het rolluik van de garage. Ik gaf gas en zette koers naar het verdachte pand van Michael. Ergens hoopte ik dat ik de boel daar verlaten zou aantreffen. Dat zou namelijk een heel nieuw licht werpen op het onderzoek, want het kon betekenen dat iemand informatie lekte. Langzaam draaide ik de Bestevâerstraat in. Het stond helemaal volgeparkeerd. Er was geen plekje meer vrij, maar de opvallende cabrio van Michael zag ik niet. Dat maakte me nog scherper dan ik al was. Bij het verdachte pand minderde ik vaart. De gordijnen zaten dicht, net als de keren dat ik hier eerder langs was gereden, maar er was toch iets waardoor mijn aandacht werd getrokken. Ik keek omhoog en zag dat het zolderraam wagenwijd openstond. Een grauw gordijn wapperde bij vlagen naar buiten. 60
Plotseling ging de voordeur van het pand open. Ik sprong de auto uit en liep op hem af. ‘Mag ik jou iets vragen? Weet jij misschien wie er op de zolderverdieping woont?’ Ik probeerde het zo neutraal mogelijk te laten klinken. De jongen keek me verbaasd aan. ‘Laatst kwam er hier een man naar me toe die me precies dezelfde vraag stelde.’ Hij keek langs me heen en bestudeerde mijn auto, die midden in de straat stond. ‘En als ik me niet vergis, reed hij ook in zo’n soort gevaarte. Mijn bejaarde vader heeft ook zo’n kar,’ zei hij lachend. Ik rolde met mijn ogen. Dat moest Chris geweest zijn. Fijn dat hij me dat even had laten weten. ‘Waarom ben je daar eigenlijk nieuwsgierig naar?’ Met een onderzoekende blik keek hij me aan. ‘Ik ben al een tijdje op zoek naar een etage voor een vriendin van me, en van een kennis begreep ik dat de zolderetage leegstond.’ Hij lachte spottend. ‘Was het maar waar! Ik woon zelf op de tweede etage, en ik word helemaal gek van het lawaai boven me. Er wonen een paar meiden, maar eerlijk gezegd zie ik ze zelden, en ik heb ze ook nog nooit gesproken. Gisteravond zijn ze toevallig met z’n allen vertrokken en volgens mij zijn ze nog niet terug.’ snel iets anders vind. Wat mij betreft mag je vriendin dan mijn etage huren.’ maar gelukkig werd ik gered door het getoeter van een automobilist. ‘Bedankt in ieder geval. Ik kijk nog wel even,’ riep ik, 61
terwijl ik haastig naar mijn auto rende. De strijd om de macht, Uitgeverij Kluitman blz. 24 t/m 29
62
1. Wat vind je van het verhaal? a. Erg spannend b. Spannend c. Een beetje spannend d. Saai Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Het eerste deel van dit fragment gaat eigenlijk niet over de loverboy-zaak en even verderop gaat het vooral over een oude agent die over een paar jaar met pensioen gaat. Wat vind je daarvan? a. Het stoort je, omdat je graag snel wil weten hoe het verder gaat met het onderzoek. b. Je vindt het toch belangrijk, omdat je Kaya beter leert kennen en dan ook beter begrijpt waarom ze handelt zoals ze doet. c. Je ziet dat een agent ook maar een mens is. d. Je ziet dat ze privé een heel ander mens is dan als agent. Vergelijk je antwoord(en) met anderen en leg uit waarom je dat vindt. 3. Hoe komt het dat Kaya een raar gevoel krijgt bij het getapte gesprek? a. Ze kan het gesprek niet goed verstaan en wordt daar erg onzeker van. b. Ze schrikt, omdat het er op lijkt dat er iemand gelekt heeft. c. Ze mist opeens Hugo om mee te overleggen. d. Ze wordt nerveus omdat ze nog steeds niets weet over de anonieme beller. e. Het lijkt of de meisjes op korte termijn groot gevaar lopen. Leg uit hoe je bij je keuze (s) bent gekomen en overleg met klasgenoten wat zij hiervan vinden.
63
4. In de liefde is Kaya een onzeker iemand, maar in haar werk weet ze precies wat ze moet doen en gaat ze recht op haar doel af. Waaruit blijkt dat Kaya zo zelfverzekerd is en niet bang? 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Eva Burgers om vragen te bedenken.
64
65
Caja Cazemier (1958) Bio Caja Cazemier komt uit een familie waar ze gek zijn op lezen. Op vakantie namen haar ouders altijd een kist vol boeken mee voor het hele gezin. Voor Caja het liefst dikke, zielige boeken. Caja las niet alleen boeken van anderen, maar verzon zelf ook graag verhalen. Van die verhalen maakte ze toneelstukjes die ze samen met haar broertje opvoerde. Toen ze tien jaar was schreef ze al een boekje. Dat deed ze in het schrift waarin haar vader, die dominee was, zijn zondagse preken opschreef. In 1992 verscheen haar eerste echte boek en daarna zijn er nog veertig bij gekomen! Ze schrijft over herkenbare problemen zoals eenzaamheid, angst, onzekerheid, voor het eerst op jezelf wonen, onmogelijke liefdes, je anders voelen. De meeste hoofdpersonen in haar boeken zitten niet lekker in hun vel. Caja was tot 1996 lerares Nederlands. Daarna is ze fulltime schrijver geworden. Sinds kort is Caja naast schrijver ook jongerencoach, waarbij ze veel plezier heeft van de ervaringen en kennis die ze heeft opgedaan bij het schrijven van haar boeken.
66
Copyright foto Bertus Molenbuur
Caja Cazemier
Intro
aan de ‘social media’, net als haar vriendinnen. De hele dag zijn Via Facebook komt Mirte in contact met Twan, een man die bijna twee keer zo oud is als zij. In het begin whatsappen ze iedere dag en Mirte stuurt Twan veel esseerd in al haar problemen. Algauw hebben ze intensief Skype-contact met elkaar. Twan wil dat Mirte zich uitkleedt voor de camera en met zichzelf seksuele handelingen verricht. Mirte vindt het eerst wel een beetje raar, maar dat went snel en ze vindt het ook wel spannend. Hij zegt zulke lieve dingen altijd, ze houdt van hem.
67
Als ze op een dag niet meteen bloot wil, maar eerst gezellig wat praten, gaat Twan door het lint. Hij wordt erg kwaad en probeert haar te dwingen. In de kerstperiode heeft ze door feestelijkheden op school drie dagen niet geskypt met Twan.
68
Fragment Drie dagen hadden we alleen ge’appt. Donderdag omdat het de dag van het galafeest was, vrijdag omdat het de laatste schooldag voor de kerstvakantie was en ik verschrikkelijk moe was toen ik thuiskwam, en vandaag... Ik was nog steeds kapot en dan kun je je door de vermoeidheid soms nergens toe zetten. Jij mag helemaal niets. je moet even goed naar me luisteren. Ik wilde niet meer aan zijn woorden denken, maar steeds als ik dat dacht, dacht ik er toch aan. Ik wilde best met hem meegaan, maar ik wilde ook lekker kletsen en zijn complimentjes aanhoren. Ik dacht aan de jongens op school en op Tinder. Dit was anders, met Twan was echte liefde. Twan was een man. Ik moest er niet zo moeilijk over doen, besloot ik, bovendien had hij sorry gezegd. Ik wilde alleen een beetje tijd voor mezelf deze eerste vrije vakantiedag. De hele zaterdag drong Twan aan: ‘Waar blijf je?’ Hij wilde me zien op Skype. Hij verlangde naar me. Zie je wel, dacht ik, hij hield echt van me, hij kon niet zonder. Hij werd gek nu ik niets van me liet horen. Stiekem vond ik het wel leuk dat hij zo aan zat te dringen. Ik, Mirte, was ‘liefde en adem’ voor hem. Hij kon de dingen zo mooi zeggen! Het was een uur of vier toen ik hoorde dat er een app binnenkwam. Met een veeg van mijn duim maakte ik Whatsapp open. Bijna liet ik mijn telefoon uit mijn handen vallen.
69
Mijn onderlijf in spijkerbroek, de rits open en mijn hand bewoog... Weer kwam iets binnen, een foto dit keer, en omdat
en mijn borst. Hè? Wat is dit?! Dit kon niet! Er kwam weer iets Nee, ándere. Dat kón helemaal niet! Die hadden allang verdwenen moeten zijn! Weer een bericht. ‘Begrijp je het? Kom je, alsjeblieft. Ik heb je nodig.’ Ik zat naar adem te happen op mijn bed, blij dat niet toevallig een van mijn vriendinnen over mijn schouder meekeek, wat soms gebeurde. Skype. ‘Twan, wat is dit?!’ ‘Nee, ik begrijp het helemaal niet.’ ‘Ik was moe van school, ik was even helemaal niets aan het doen.’ ‘Dat is niet waar, ik zie het heus wel als je online bent.’
zomaar te verdwijnen.’ ‘Dat kan niet!’ ‘Tuurlijk, wat denk je dan.’ En hij grijnsde. 70
Ik had Snapchat ingesteld op vijf seconden.’ ‘Liefje, denk je nou echt dat daar niet iets op gevonden is? Er bestaan apps waarmee je het instellen van die tijd ongedaan kunt maken. En daarnaast kun je gemakkelijk een screenshot Ah, wat voelde ik me ineens piepklein en dom....’Maar hé, dat is niet eerlijk, dat wist ik niet.’ ‘En ik wist niet dat jij dat niet wist. Doet dat er iets toe? Gelukkig had ik ze, want zelf was je er niet. Ik heb je een paar dagen niet gezien!’ ‘Sorry, maar ik had een feest op school, ik had kerstviering, ik was moe.’ ‘Hoe weet ik of dat waar is? Ik ging al denken dat je met een andere jongen aan het seksen was.’ Pardon? ‘Twan, ik hou van jou, dat weet je toch?’ Zo’n mooie meid, die heeft allemaal jongens om zich heen, natuurlijk.’ ‘Ik hou echt alleen van jou.’ Ik zag zijn mooie ogen en wilde hem zien lachen. Ik verlangde naar hem, ineens verlangde ik heel erg naar hem. ‘Echt waar?’ ‘Echt waar.’ ‘Blijf dan niet weer zo lang weg. Ik hou ook van jou! Sorry als ik je gekwetst heb. Zullen we dan nu gezellig doen?’ ‘Vraag je niet hoe het feest was?’ 71
‘Ik wil daar niet aan denken, ik wil niet weten dat je met andere jongens plezier hebt gehad.’ ‘Haha. Ik dans met mijn vriendinnen, hoor.’ ‘Nou goed dan, vertel maar over het feest.’ Ik vertelde en daarna kletsten we over zomaar wat dingen en ineens was het weer zoals eerst. Ik liet hem de jurk zien die ik aan had gehad. Toen wilde hij dat ik de jurk zou aantrekken, voor hem deze keer. Dat wilde ik wel. Ik maakte er een show van en hij zei aldoor: ‘Mooi mooi mooi. Mijn meisje. Mooi, mooi, mooi.’
ik wist dat hij me opnam. ‘Luister, snoepje, je hebt nu een prachtige jurk aan, maar daaronder zit iets wat ik ook wil zien. Nou ga je eerst je slipje uittrekken en daarna gaat de jurk uit, heel langzaam, en je laat alles van dat prachtige lijf van je zien.’ ‘Niet helemaal bloot, Twan.’ Ineens wist ik het zeker. ‘Dat wil ik niet.’ ‘Kleine meisjes hebben niets te willen.’ Ik vond het stom dat hij me zo noemde. Ik haalde diep adem. ‘Ik heb geleerd dat het belangrijk is dat je rekening houdt met elkaar.’ Daar reageerde hij niet op, hij praatte gewoon verder: ‘Ik zou best zien...’ 72
Ik kreeg het ineens ijskoud met mijn blote armen in mijn feestjurkje van donderdag. Ik griste mijn vestje van mijn bed en trok dat aan over de jurk, waarop Twan zei: ‘Nu ga je eens even goed naar me luisteren.’ ‘Nee, Twan, luister nou naar mij,’ probeerde ik ertegenin te brengen, maar hij praatte gewoon door. ‘Ik kan verschillende foto’s naar al mijn contacten sturen, innóg wel meer zien... Ik vind het niet echt leuk, je bent tenslotte mijn meisje, maar ik hou er niet van om tegengesproken te gewoon dat vest weer uit moeten trekken, en die jurk en je gaat...’ ‘Twan, nee, alsjeblieft. Waarom doe je dit? je kunt me toch niet dwingen!’ ‘Ik wil je ook helemaal niet dwingen, ik vind het zelf ook heel ik van jou, dus dan is het wel raar dat je je tegen mij verzet...’ ‘Maar zo bedoel ik het niet...’ ‘Luister! Als niet wilt...’ zei hij langzaam, ‘zoek ik iemand die wèl wil.’ Wát? Hier schrok ik toch wel van. Hallo, hij hield van mij, ik wilde de allerbelangrijkste voor hem zijn. Ik vond het heel spannend allemaal, alleen vond ik het niet leuk dat hij zo opdringerig deed. ‘Ik wil je niet kwijt!’, riep ik uit. Ik voelde me rot, had bijna tranen in mijn ogen. lief meisje, maar ik heb geen zin om nog langer te wachten...’ 73
‘Moet je niet werken dan?’ ‘Ik heb nog steeds vrij.’ ‘O, nog steeds?’ Nou, wat doe je? Gaat die jurk nog uit?’ Ik deed wat hij vroeg, en toen was hij weer heel erg lief, en zei hij dat ik het mooiste meisje was, een topmeid, en dat ik hem zo gelukkig maakte. En ik voelde me mooi en opgewonden, en uiteindelijk vond ik het nog leuk ook. Ploegsma, pagina 115 t/m 120
74
1. Hoe vind je het verhaal ? a. Heel herkenbaar b. Herkenbaar c. Niet erg herkenbaar d. Helemaal niet herkenbaar Schrijf kort op waarom je dat vindt. 2. Waarom is Mirte zo geschokt als ze de foto’s en het filmpje ziet? a. Ze dacht dat Twan ook van haar hield en ze begrijpt nu dat dit niet zo is. b. Ze ziet nu pas goed hoe sexy en uitdagend die beelden zijn. c. Ze dacht zeker te weten dat die foto’s en dat filmpje niet meer bestonden vanwege Snapchat. d. Ze begrijpt dat Twan haar in zijn macht heeft. Als je andere antwoorden ook belangrijk vindt, zet ze dan in volgorde van belangrijkheid. 3. Denk je dat meisjes (en jongens) die dit verhaal lezen, zich meer bewust worden van de gevaren van selfies op de social media? Licht je antwoord toe. Vraag aan klasgenoten wat zij er van vinden. 4. Hoe zou Mirte dit probleem volgens jou het best kunnen oplossen? 5. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de bio van Caja Cazemier om vragen te bedenken.
75
76
Marcel van Driel (1967) Bio Marcel van Driel heeft in zijn leven van alles gedaan: hij is manager in een supermarkt geweest, hij heeft een winkel gehad in cd-roms en hij heeft theaterwetenschappen gestudeerd. Uiteindelijk is hij schrijver geworden. Hij heeft al meer dan veertig boeken geschreven! Als kind werd Marcel veel gepest op school. Als hij thuis was, wilde hij niet meer denken aan dat pesten en vluchtte hij naar een andere wereld: de wereld van fantasy-, horroren Science Fiction. In de ban van de ring is één van de boeken uit zijn jeugd waar hij de mooiste herinneringen aan heeft. Marcel van Driel vindt Superhelden.nl het beste en het spannendste boek dat hij geschreven heeft. Superhelden.nl bestaat uit drie boeken die samen één lang verhaal vormen. Je kan dit spannende verhaal ook online spelen. Ga hiervoor naar de website www.superhelden.nl.
77
Copyright foto Marcel van Driel
Marcel van Driel Superhelden.nl Intro Sinds de zelfmoord van hun vader is er veel veranderd in het
moeder. Hij heeft een paar jaar in een kraakpand in Amsterdam gewoond en volgens de laatste berichten woont hij nu ergens in Frankrijk. Af en toe mailt hij nog met zijn zusje, maar dat wordt steeds minder. Iris trekt zich terug op haar kamer en speelt computergames tot diep in de nacht. Haar favoriete game is Superhelden.nl. Iris is erg slim en heeft ook een heel speciale gave: ze heeft een gezien heeft slaat ze op in haar geheugen en kan ze altijd als een foto weer oproepen. Haar slimheid komt haar goed van pas bij het spelen van Superhelden.nl. Ze is er extreem goed in en gaat als een speer door alle levels heen.
78
Fragment Iris ging na het laatste uur meteen naar huis - ze sloeg een voorstel van Eveline om te gaan shoppen af - en deed wat ze al weken deed na schooltijd: verder gamen. Terwijl ze haar avatar door het kasteel manoeuvreerde, dacht ze na over vanochtend. Ze werd opnieuw woest als ze aan Kroontje dacht. Hoe durfde die vrouw te denken dat zij spiekte?! Ze had in haar hele leven nog nooit gespiekt! Maar je had ook niet geleerd, zei het stemmetje in haar hoofd het boek op te roepen. Is dat anders dan spieken? Dat was natuurlijk de vraag. Ze had weliswaar geen spiekbriefje bij zich, maar leren deed ze ook niet. Mensen noemden haar hoogbegaafd, maar was ze dat ook, of kon ze alleen maar heel goed dingen reproduceren? Ze belandde net in een ridderzaal, toen de telefoon ging. Iris had hem expres meegenomen naar haar slaapkamer en naast haar op het bed gelegd. Ze keek op het display. Nummer onbekend. Iris stond in dubio. Waarschijnlijk was het de school die belde over de toets. Als ze niet opnam, belden ze later terug, wanneer haar moeder wel thuis was. Als zij opnam... ‘Hallo?’ ‘Mevrouw Goudhaan?’ haar keel, maar nam haar hele lichaam over. Alles bonkte en trilde. ‘U spreekt met mevrouw Kroon van het Leidsche Rijn College. 79
Het betreft uw dochter.’ O nee! Ze had gehoopt dat het de secretaresse zou zijn of eventueel de directeur, die haar maar één keer ontmoet had, maar het was Kroontje zelf. Zou ze haar stem herkennen? ‘Wat is er met mijn dochter?’ zei Iris alsof ze schrok. ‘Is er iets met haar gebeurd?’ ‘Nee, maakt u zich geen zorgen,’ verzekerde mevrouw Kroon haar. ‘Er is niets aan de hand. Alleen….Iris is een bijzonder slimme meid, mevrouw Goudhaan, veel slimmer dan ze waarschijnlijk zelf doorheeft, in elk geval slimmer dan haar broer. Helaas heeft ze nogal de neiging om zich klein te maken in de klas, om te verdwijnen. Dat is alleen maar erger geworden sinds de ….dood van haar vader.’ Zelfmoord, dacht Iris. Zeg het maar gewoon, hoor, papa was suïcidaal. ‘Vandaag….’ ging Kroontje verder. ‘Uw dochter heeft gespiekt. Ik weet niet hoe ze het gedaan heeft, maar de antwoorden in haar toets waren te letterlijk, ze -’ ‘Mijn dochter spiekt niet!’ zei Iris, iets feller dan ze had bedoeld. Ze wist meteen dat ze fout zat, al voordat Kroontje argwanend vroeg: ‘Pardon? Ik probeer u duidelijk te maken dat...’ Het was even stil. ‘Iris? Ben jij dat?’ vroeg mevrouw Kroon. Iris haalde de hoorn van haar oor en drukte snel op de rode knop. Stomme trut! Ze had de boel willen sussen, maar ze had het alleen maar erger gemaakt! Ze gooide de telefoon op haar bed en klapte haar laptop dicht. Even later rinkelde hij opnieuw. 80
Iris liet hem deze keer overgaan. Wat nu? Dé manier om haar moeder in te palmen was door voor haar te koken. Nu had Iris niet heel veel gerechten in haar repertoire, maar ze maakte een ontzettend lekkere lasagne, met verse pastabladen en zelfgemaakte bechamelsaus. Gelukkig was de supermarkt om de hoek en had haar moeder een huishoudpotje in de keuken voor die momenten dat Iris de kookgeest kreeg. De schaal stond net een halfuur in de oven toen ze de deur hoorde slaan. Hard. Haar moeder kwam de keuken binnen met een star gezicht. ‘Mam?’ ‘Wil je even meekomen naar de huiskamer?’ ‘Ik heb lasagne gekookt, mam,’ probeerde ze nog. ‘Kom op de bank zitten, Iris.’ Haar moeder liep de keuken uit. Iris merkte dat ze kwaad werd. Ze volgde haar moeder en gilde: ‘Mam, je weet dat ik niet spiek! Waarom geloof je dat mens van Kroon als eerste? Weet je wat ze gedaan heeft? Ze verscheurde mijn toets, mam! In de klas. Ze –‘ Ze beschuldigen hem van terrorisme. In zijn hotelkamer is een bom gevonden met zijn vingerafdrukken erop.’ Iris viel een moment stil. ‘Wat zeg je? Een bom?’ ‘Ga zitten.’ Iris nam plaats op de bank, naast haar moeder. 81
‘Wat is er gebeurd?’ ‘Ik kreeg een telefoontje van de Nederlandse ambassadeur in moord op de Franse president. Hij moet binnenkort terechtstaan.’ ‘Ik weet dat het moeilijk te geloven is, Iris.’ Maar dat was nou precies het probleem, dacht Iris. Na alles wat hij de laatste maanden had uitgevreten, was het niet zo moeilijk te geloven, zelfs dit bizarre nieuws niet. ‘Wat kan hij krijgen, mam?’ ‘Ze eisen vier jaar cel,’ antwoordde haar moeder en ze barstte in tranen uit. De lasagne was nog net niet aangebrand. Voor de tweede keer die dag zaten moeder en dochter zwijgzaam aan tafel. Ze kauwden ‘as ‘n aap op knikkers’, zoals haar oma gezegd zou hebben. Niet voor het eerst werd Iris geconfronteerd met de twee lege keukenstoelen aan tafel. Haar moeder had vlak na haar geworden en had geëist dat haar moeder de stoel weer terugzette. Nu was ze in staat om ze allebei zelf naar het grofvuil te brengen. ‘De fabulous four, weet je nog, mam?’ ‘Hmm?’ ‘De fantastische vier, zo noemde papa ons toch? Naar The Beatles?’ ‘Wat is er gebeurd, mam?’ 82
Haar stem klonk monotoon. ‘Ik bedoel ons, mama, niet The Beatles. Wat is er met ons gebeurd?’ met bommen. En wij eten aangebrande lasagne aan een lege keukentafel.’ Iris trok wit weg. Haar eerste reactie was om een arm om haar moeder heen te slaan, zoals ze altijd deed wanneer haar moeder in de put zat. Maar haar kille reactie raakte haar deze keer keihard. In één zin somde haar moeder op hoe hun gelukkige gezinnetje uit elkaar gevallen was. ‘Alles gaat altijd alleen maar over jou,’ zei ze, net zo kalm en monotoon als haar moeder. Ze had geen energie meer om boos te worden. Iris schoof haar stoel achteruit en stond op. ‘Ik ben op mijn kamer.’ Ze was bijna bij de deur toen haar moeder vroeg: ‘Wat was er nou met mevrouw Kroon?’ Iris nam niet eens de moeite om te antwoorden. Op haar kamer had ze de keuze tussen tv-kijken, een boek lezen of verdergaan met Superhelden.nl. Ze koos voor het laatste. Ze was een verwoed lezer, maar sinds haar vaders dood kon ze zich slecht concentreren. Iris lag in haar favoriete houding op bed met haar laptop voor haarmoederboosmevrouwkroon. 83
Nee! Concentreren nu! De kamer bevatte een ingewikkeld soort schuifpuzzel met een doodshoofd waar ze geruime tijd mee bezig was. Elke keer als ze een level opgelost had, kwam er weer een nieuw. En een nieuw. En een nieuw. En toen gebeurde er niets meer. Een deur opende zich. Yes, volgende level! Maar in plaats van haar avatar te bewegen, stond Iris op en liep naar beneden, waar haar moeder bezig was de keuken op te ruimen. ‘Ga je nog wat doen?’ vroeg ze bot.
vorige eeuw?’ ‘Heb je liever dat ik je “onbeschofte aap” noem?’ wat doen?’ ‘Wat bedoel je?’ Haar moeder, die de vaatwasser aan het inruimen was, stopte met een vies bord in haar hand. ‘Wat kan ik in godsnaam doen?’ ‘Het consulaat bellen?’ suggereerde Iris. ‘Nee, dat kan n... dat is eigenlijk helemaal geen gek idee!’
84
‘Mooi, dan ga ik weer verder met mijn spelletje.’ Ze schonk zichzelf een glas cola in en rende ermee de trap op Dat ze zich zorgen maakte over haar moeder en haar apathische houding was inmiddels zo normaal dat ze er een speciaal plekje als ze er even geen zin in had, zoals nu. Ze had het spel niet stilgezet, maar gelukkig waren er geen spinnen gekomen om haar avatar op te eten. De deur stond ook nog steeds open. Iris zette haar vingers op het toetsenbord en bewoog haar poppetje naar voren. De zaal was niet zo groot als de grot met de berg en het doolhof, maar het scheelde niet veel. ‘Vandaag is groen,’ neuriede Iris, terwijl haar virtuele persoonlijkheid het vertrek betrad. Alles in de zaal was groen. De vloer was groen en bezaaid met groene edelstenen die de voegen tussen de groene tegels groen deden oplichten. De muren waren groen, net als het gewelfde plafond. Maar alle aandacht ging uit naar de kolossale stenen troon in het midden. Erboven zweefde een hoofd. Het was een vuurbal, als enige in de hele zaal niet groen maar geel en het gaf een fel licht af. In de vuurbal zweefden ogen en een mond, beter kon ze het niet omschrijven. Iris was blij dat het allemaal maar een spelletje was. Dit was geen hoofd dat ze in het echt hoefde te zien. 85
‘WELKOM IRIS GOUDHAAN,’ sprak de vuurbal met een mechanische stem die niet bij het hoofd paste. ‘WELKOM OP PALA. Iris zette het geluid van haar laptop een stukje zachter en wandelde op haar gemak haar avatar de zaal rond, op zoek naar een aanwijzing. De vuurbol draaide met haar bewegingen mee, wat een knap staaltje programmeerwerk was. ‘MR. OZ IS HIER,’ sprak het hoofd. Bespeurde ze nou enige irritatie? Iris drukte op de zwaaibutton en zag hoe haar avatar het vuurhoofd vrolijk toezwaaide.
De stem ging werkelijk door merg en been en Iris zette het volume nog een stukje lager. Onder aan het scherm was ruimte vrijgehouden waar de spelers zelf tekst in konden typen. Iris schreef: ‘En nu?’ Wat? Iris was er zo automatisch van uitgegaan dat ze met een geprogrammeerd spelkarakter te maken had, zoals de spin, dat ze helemaal niet rekende op een antwoord. En hoe wist hij trouwens haar naam? Haar avatar heette Iduna Rosharig, haar alias op internet. Zat er iemand aan de andere kant teksten te typen? Maar dan nog, hoe wist hij wie ze was? ‘Wie bent u?’ ‘]a, dat snap ik, maar wie bent u werkelijk?’ 86
‘TIENDUIZENDEN SPEELDEN SUPERHELDEN.NL. SLECHTS ENKELEN VOLTOOIDEN HET SPEL.’ ‘Dat rijmt,’ giechelde Iris, maar ze typte het niet in. Pala, dat was het eiland waar het spel zich afspeelde, dat wist ze nu wel. Kom ter zake, man!
‘Waar naartoe?’ ‘NAAR PALA.’ ‘Ik ben toch op Pala?’ ‘HET ECHTE EILAND IN DE GRQTE OCEAAN.’ ‘Pala bestaat echt?’ ‘HET BESTAAT ECHT. MR. OZ IS ECHT.’ ‘Dus... ik heb een vakantie gewonnen of zo?’ ‘Cool! Wat moet ik doen?’
‘Melden? Ik dacht het niet. Ik ga morgen gewoon naar school. Als ik echt een vakantie heb gewonnen’ - en daar geloofde ze eerlijk gezegd helemaal niets van – ‘dan stuurt u mij de tickets maar gewoon op. En nu ga ik weg. Dag Mr. Oz.’ stem door de zaal en uit de luidsprekers. 87
‘Wat bedoel je?’ typte ze. Het vuurhoofd herhaalde zijn vraag:
Superhelden.nl, De Fontein pagina 43 t/m 50
88
1. Wat vond je van het verhaal? a. Heel geloofwaardig b. Geloofwaardig c. Nogal geloofwaardig d. Heel ongeloofwaardig Leg uit waarom je dit vindt. 2. Beschrijf de relatie tussen Iris en haar moeder. Zoek daarbij voorbeelden uit de tekst. Probeer te verklaren waarom die relatie zo is. Overleg met andere klasgenoten over jullie antwoorden. 3. Wat is voor jou de meest emotionele zin of passage in dit fragment. Zeg ook waarom je dat vindt. Overleg met klasgenoten over jullie antwoorden. Misschien hebben zij andere ideeën hierover. 4. In het laatste deel van het fragment zijn veel zinnen in hoofdletters geschreven. Waarom heeft de schrijver dat volgens jou gedaan? a. Je ziet nu direct dat dit een personage uit een computerspel is. b. Hoofdletters maken meer indruk. Ze maken de sfeer dreigender. c. Die zinnen staan er niet echt. Ze fantaseert dat ze op deze manier bij een oplossing komt. d. Een andere reden, namelijk……. Verklaar je antwoord. Wat voor effect hebben die hoofdletters op je manier van lezen? 5. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de biografie van Marcel van Driel om vragen te bedenken
89
90
Victoria Farkas (1973) Bio Voor Victoria Farkas schrijver werd, deed ze de Pabo. Een fijne opleiding vond ze het, vooral het vak Nederlands. Daarvoor moest ze maar liefst 150 kinderboeken lezen en ze vond het fantastisch. Na haar studie stond ze een aantal jaren met plezier voor de klas, maar eigenlijk wilde ze niets liever worden dan schrijver. In 2006 publiceerde ze haar eerste boek en sindsdien zijn er bijna ieder jaar één of meer boeken van haar hand verschenen. Naast boekenschrijver is Victoria ook journaliste voor diverse kranten en tijdschriften. Voor Victoria Farkas is schrijven net zoiets als ademhalen. Ze kan gewoon niet zonder! Soms probeert ze het een poosje niet te doen, maar dan krijgt ze het algauw benauwd en moét ze gewoon woorden op papier zetten. Als ze eenmaal bezig is met een boek, sluit ze zich helemaal op in de wereld van haar verhaal. Ze leeft dan in een soort roes, een andere werkelijkheid. Pas als het verhaal af is komt ze weer in de echte wereld, ’als een beer die uit zijn winterslaap ontwaakt’, zegt ze zelf. Victoria Farkas woont met haar vriend en een heleboel huisdieren in Amsterdam.
91
Copyright foto Victoria Farkas
Victoria Farkas Dik in mijn hoofd Intro Roos is veertien jaar. Ze is verliefd op Constantijn uit de vierde, maar op het grote schoolfeest waar ze samen met haar beste vriendin Karlijn was, zag hij haar totaal niet staan. De hele avond danste en zoende hij met Noa, een nieuw meisje uit haar klas. Noa is populair, knap en superslank. Roos heeft voor het feest een maand lang aan de lijn gedaan zodat ze die avond haar mooie nieuwe broek kon dragen. Constantijn gehad. Ze is jaloers op Noa en erg verdrietig.
92
Fragment Roos begon weer te huilen. Ze snapte het niet. Waarom was het leven nou zo ingewikkeld? School was ineens zo moeilijk geworden. Vooral buiten de lessen. Roos vond het onbegrijpelijk dat niemand het zag, of misschien wilde niemand het zien. Maar iedere keer dat ze een voet op het schoolplein zette, voelde ze een enorme strijd. Iedereen lette op iedereen. Niemand ontging iets. Nauwkeurig werd in de gaten gehouden wie met wie omging, wie met wie praatte en wat je allemaal deed of... niet deed. Ineens was het belangrijk om populair te zijn. Ineens was het belangrijk hoe je je kleedde, met wie je omging en of je dik of dun was. Ze raakte ervan in de war en al die verwarrende gedachten zorgden voor chaos in haar hoofd. Chaos, duisternis en onbegrip. Wat was hier leuk aan? De chaos was er niet altijd geweest. Ze kon zich in ieder geval niet herinneren dat ze zich altijd zo gevoeld had. Zo lamlendig, zo chaotisch, zo negatief. Tot nu toe was alles heel makkelijk gegaan op school. Vriendinnen genoeg. Ze werd voor ieder ergens een pizzaatje eten. Maar sinds een tijdje voelde ze zich anders. Het leek net alsof ze stroop in haar hoofd had, die haar belemmerde te denken. Ze snapte niets meer van zichzelf. Roos ging rechtop in bed zitten. Het liefst wilde ze om aandacht en hulp roepen - nee, schreeuwen, maar haar mond bleef dicht. Potdicht. Ze wilde vluchten. Vluchten voor zichzelf. Vluchten voor al die volwassen rotgevoelens, waarvan ze niet wist hoe ze 93
ermee om moest gaan. Vluchten voor de leegte en de chaos in haar hoofd. Er moest toch een manier-zijn om al die verwarrende gevoelens onder controle te krijgen? Maar hoe Roos ook nadacht, een antwoord wist ze niet. Het enige waar ze controle over leek te hebben, was haar eigen lichaam. Of eigenlijk het eten. Het niet-eten. Nou ja, het niet-snoepen dan. In de afgelopen maand was ze ruim drie kilo afgevallen. Prima! Fantastisch! Maar ze woog nog altijd net iets boven de vijftig kilo. Als ze nu iets zou eten, dan zat er zo weer een kilo aan. Minstens. Misschien was het beter om minder dan vijftig kilo te wegen. Als ze er gewoon onder ging zitten, had ze meer speling. Nee, ze moest nog minstens twee kilo afvallen, dan woog ze achtenveertig kilo. Dat klonk als een mooi gewicht. Als ze dan een keertje iets te veel at, was ze nog steeds onder de vijftig kilo. Roos merkte dat ze zich ontspande. Nadenken over eten maakte haar rustig. Ze ging rechtop in bed zitten. De huilbui was over. Om nog beter af te kunnen vallen, moest ze weten hoeveel calorieën overal in zaten. Dat had ze ooit eens ergens gelezen. Dan wist ze gelijk wat ze wel en wat ze niet mocht eten. Eigenlijk wist ze er veel te weinig van. Vrolijker dan ze zich voelde sinds ze die morgen wakker was geworden, stapte Roos uit bed en ging achter haar bureau zitten. Ze klikte haar computer aan. Het felle blauwe computerlicht verlichtte een deel van haar kamer. Het was de oude computer van haar vader, zodat het opstarten een eeuwigheid leek te duren. Roos was het gewend, maar nu kon de computer haar niet snel 94
genoeg gaan en ze ergerde zich aan de traagheid. Eindelijk was-ie aan. Hup, wachtwoord intoetsen... wachten... ratel... wachten... Ah, daar was het bureaublad. Hup, snel het icoontje voor internet aanklikken. Wachten! Hè, hè. Meteen maar even op Google kijken. Ze tikte het woord ‘calorieën’ in, wachtte een halve minuut voordat er een hele lijst met gevonden sites tevoorschijn kwam en klikte meteen de eerste de beste site aan. Aandachtig las ze de tekst, alsof ze daar morgen een belangrijk tentamen voor zou moeten doen. Er ging een heel nieuwe wereld voor haar open. Ze schrok van de hoeveelheid calorieën die ze als actief meisje van veertien per dag binnen zou moeten krijgen. Veel te veel! Ze schrok van de hoeveelheid calorieën die in het eten zat dat ze iedere dag zonder erbij na te denken at. Geen wonder dat ze zo dik was met alles wat haar ouders haar toestopten, dacht ze boos. Ze had veel eerder op internet moeten zoeken. Dan hoefde ze nu niet te lijnen. Hardhandig trok ze haar bureaula open, rommelde erin en vond uiteindelijk een leeg schrift. Plechtig legde ze het voor zich en opende het. Met de zijkant van haar hand duwde ze de kaft plat, zodat die later niet omhoog zou wippen. Dit werd haar calorieënschrift. Haar dagboek. Haar bijbel! Ze maakte een lijst van etenswaren die ze dagelijks tegen zou komen. Om een goede keuze te kunnen maken, moest ze gewoon alle calorieën uit haar hoofd kennen. Als ze ooit zou moeten kiezen tussen een bruine of een witte boterham, dan zou 95
ze weten dat ze voor een bruine boterham moest kiezen omdat daar minder calorieën in zaten. Liever natuurlijk helemaal geen boterhammen, want vooral witbrood zorgde voor verstopping in het darmstelsel. Daarna maakte ze een lijst met goed eten en dan de ‘goede’ lijst. Ze ging zo in haar lijstjes op dat ze helemaal niet hoorde dat er iemand haar kamer binnenkwam. Pas toen degene vlak achter haar stond, merkte ze het op. Ze schrok. Snel klikte ze de calorieënpagina op de computer weg. Tot haar opluchting was het haar zusje. ‘Floortje, hoe vaak moet ik je nu nog vragen om niet zomaar mijn kamer binnen te lopen?’ zei Roos boos. Floortje sloeg geschrokken haar hand voor haar mond. ‘Sorry, helemaal vergeten dat ik moest kloppen,’ zei ze zachtjes. Met een trillende lip plukte ze aan de staart van haar knuffelschaap. Roos al minder boos. Snel gaf ze haar zusje een knuffel. ‘Kom, dan gaan we naar beneden, want volgens mij is het ontbijt klaar.’ Voordat ze haar kamer uitging, bekeek ze zichzelf in het kleine spiegeltje dat op haar bureau lag. Ze wilde er eerst zeker van zijn dat ze geen rood omrande ogen had. Het viel mee. Roos zocht haar pantoffels, trok haar badjas aan, die achter op haar deur hing, en sjokte naar beneden voor het onvermijdelijke ontbijt, want haar ouders stonden erop dat iedereen (die thuis
96
‘Hoe was het feest?’ vroeg haar moeder meteen toen ze de keuken binnenkwam. Roos’ maag kromp ineen. ‘O, leuk hoor.’ ‘Alleen maar leuk?’ Roos rolde met haar ogen. ‘]a mam, alleen maar leuk.’ Haar moeder wilde nog iets zeggen, maar gelukkig ging precies op dat moment de telefoon. ‘Ik ga wel,’ zei Roos snel en ze liep opgelucht de keuken uit. ‘Met Roos Bruinsma.’ ‘Met Karlijn. Hé, hoe gaat het? Heb je een beetje kunnen slapen?’ ‘Goed hoor,’ antwoordde Roos zo luchtig mogelijk. ‘Ik vind het echt rot voor je,’ zei Karlijn met een zachte stem. Roos haalde diep adem. ‘Wat vind je rot voor me?’ ‘Nou ja, je weet wel. Van gisteravond,’ zei Karlijn voorzichtig. ‘Ah joh, kan gebeuren. Geeft niets. Zo knap is-ie nou ook weer niet, hoor. Ik ben alweer over hem heen.’ ‘Weet je het zeker?’ vroeg Karlijn onzeker. ‘Tuurlijk. Noa en Constantijn passen perfect bij elkaar.’ echt niet groot te houden, zeker niet voor mij.’ ‘Dat doe ik helemaal niet. Ik zie het gewoon praktisch. En de volgende populaire jongen is voor mij,’ grapte Roos. Karlijn lachte. ‘Echt wel! Wedden dat die veel knapper is dan ‘Absoluut. En als dat zo is, ben jij de eerste die het weet. Maar ik moet nu ophangen, want we zitten te ontbijten.’ ‘Oké Da-hag.’ 97
Karlijn had opgehangen. Roos bleef nog even staan, met de hoorn in haar hand. Haar goede humeur van vanmorgen was op slag verdwenen. Een donkere wolk hing laag boven haarhoofd, zo niet ín haar hoofd. Ze kon niet helder nadenken. Daar was die chaos weer. Waarom liet Karlijn haar niet gewoon met rust? Ze had toch gezegd dat het haar niets kon schelen? Waarom bleef ze dan zo doordrammen? Roos voelde een huilbui aankomen, de zoveelste. Nijdig hing ze op. Daarna liep ze terug naar de keuken. ‘Wie was dat?’ wilde haar vader weten. ‘Karlijn,’ antwoordde Roos nors. Waarom wilde iedereen altijd alles weten? ‘Heb je soms ruzie met haar?’ ‘Hoezo dat nou weer?’ ‘Net was je nog vrolijk en nu kijk je boos.’ ‘Nou, als je het per se wilt weten: er is niets aan de hand en ik heb geen ruzie met Karlijn. Mag ik dan nu gewoon eten zonder dat iedereen de hele tijd aan mijn hoofd zeurt?’ ‘Zo, volgens mij heeft iemand hier een behoorlijk ochtendhumeurtje, gaapte Arne, die op dat moment binnenkwam. ‘Bemoei je er niet mee,’ snauwde Roos. Laat me met rust, dacht ze. Laat me allemaal met rust. ‘Roos, wat heb jij?’ vroeg haar moeder. ‘Niets.’ ‘Laat haar maar. Die is lekker aan het puberen,’ suste haarvader. ‘Niks ervan. Ze kan toch wel normaal doen? Als mevrouw niet tegen laat naar bed gaan kan, dan had ze niet naar het feest 98
moeten gaan,’ reageerde haar moeder. Roos zuchtte diep. Ze begrepen niets van haar, helemaal niets. Vooral haar moeder niet. ‘Nou, dat wordt weer gezellig vandaag,’ mopperde haar moeder nog even, maar ze hield toen verder haar mond. Zwijgend aten ze. Alleen Floortje tetterde er vrolijk op los. Roos pakte een boterham uit de mand. Denkend aan alle calorieën nam ze een appelstroop. Dat voelde goed. Gecontroleerd eten had ze in de hand. Zo langzaam mogelijk at ze haar boterham op, zodat het niemand opviel dat ze er eigenlijk maar één at. De boterham spoelde ze weg met een kopje thee, waarvan ze wist dat ze daar niet van aan zou komen. Langzaam verdween de chaos. Ze kreeg weer controle over zichzelf. Dik in mijn hoofd, Uitgeverij Moon, pagina 76 t/m 82
99
1. Wat vind je van het verhaal? a. Heel herkenbaar b. Gedeeltelijk herkenbaar c. Niet erg herkenbaar d. Helemaal niet herkenbaar Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Waarom voelt Roos zich de laatste tijd zo onzeker? a. Haar vriendinnen zijn niet leuk meer tegen haar en ze weet niet hoe dat komt. b. Ze voelt dat ze geen kind meer is en dat er ineens van alles van haar verwacht wordt. c. Ze wordt nooit meer voor een feestje uitgenodigd. d. Ze wordt steeds dikker en ze weet niet hoe het komt. e. Ze heeft het gevoel dat iedereen naar haar kijkt en dat maakt haar onzeker. Welke van deze antwoorden zijn toepasbaar op Roos? En welk is het belangrijkste volgens jou. Zoek voorbeelden in de tekst om je keuze toe te lichten en praat hierover met klasgenoten. 3. Ook jongens kunnen een eetstoornis (anorexia) krijgen, maar de ziekte komt veel meer voor bij meisjes. Hoe zou dat komen, denk je? a. Jongens zijn veel minder met hun uiterlijk bezig dan meisjes. b. Meisjes worden sneller dik dan jongens, dus ze moeten beter op hun lijn letten. c. In meisjestijdschriften wordt veel gepraat over slank-zijn en weinig snoepen en vet eten. d. Jongens zijn meestal sportiever dan meisjes. Ze trainen zich wel slank. e. Meisjes denken dat jongens alleen dunne meisjes leuk vinden. f. Meisjes houden niet van dunne jongens, dus hoeven jongens zich niet met hun lijn bezig te houden. g. Jongens hebben nu eenmaal meer zelfvertrouwen dan meisjes. 100
Als je meer dan één antwoord goed vindt, schrijf je antwoorden dan op in volgorde van belangrijkheid. Verklaar je keuze. Maak kleine groepjes van jongens én meisjes en praat met elkaar over anorexia. 4. Hoe denk je dat dit verhaal zal aflopen? Wordt Roos gelukkig van calorieën tellen of wordt ze juist ziek? 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Victoria Farkas om vragen te bedenken.
101
102
Tiny Fisscher (1958) Bio Tiny Fisscher heeft altijd enorm van lezen gehouden, maar het duurde vrij lang tot ze zelf aan het schrijven sloeg. Ze liep al tegen de veertig toen haar eerste boek En dan was ik de prinses verscheen. Intussen is ze meer dan dertig boeken verder en schrijft ze voor zowel kinderen, jongeren als volwassenen. Voor jongeren heeft ze nu acht boeken geschreven, waaronder de vijfdelige Steph-serie, die gaat over het wel en wee van een jong model. Dat stomme boek is haar achtste jeugdboek en gaat over een jongen die op zoek gaat naar zijn verdwenen vader. Tiny schrijft graag over dingen die ze zelf heeft meegemaakt of over dingen die ze leest of hoort. Veel van haar verhalen zijn dan ook echt gebeurd of zouden echt gebeurd kúnnen zijn. In haar boeken spelen onderwerpen als liefde, (homo)seksualiteit, (faal)angst, geloof en dood een belangrijke rol. Het zijn zware onderwerpen, maar haar toon blijft altijd licht en vol humor. In haar vrije tijd leest Tiny veel en doet ze aan fitness. Ze kijkt ook graag films en series en vindt het fijn om in de natuur te zijn.
103
Copyright foto Tiny Fisscher
Tiny Fisscher Dat stomme boek Intro De vijftienjarige Ivan en zijn klasgenoten krijgen op school de opdracht een boek te schrijven. ADHD’er Ivan ziet dat helemaal niet zitten en heeft de titel meteen klaar: ‘Dat stomme boek’. Omdat hij toch wat moet verzinnen, beschrijft hij een paar dagen uit zijn eigen leven, waarin hij samen met zijn moeder en zusje op zoek was naar zijn verdwenen vader. Zijn vader, die stand-up comedian is, lijdt namelijk aan depressies en verdwijnt soms zomaar een paar dagen. Dit keer leidt het spoor naar Berlijn. Als ze, via een sms van hem, denken hem gevonden te hebben, laat vader weten dat hij eerst moeder wil zien. De kinderen moeten op de hotelkamer blijven, maar besluiten stiekem de straat op te gaan en komen op een kermis terecht. Het zusje van Ivan wil in het spookhuis. Als ze daar uit komen, struikelt Ivan en valt hij recht voor de voeten van een Engels meisje dat ze tijdens hun zoektocht al een paar keer eerder tegen het lijf zijn gelopen. Toeval?
104
Fragment We liepen het houten trappetje af. De geur van noga kwam mijn neus binnenwaaien. En van braadworst. En bier. ‘Hi!’ klonk ineens een verbaasde meisjesstem. Ik keek op. Mijn hart maakte een sprong naar mijn keel en bleef daar steken. Op dat moment wist ik dat toeval niet bestond. Op hetzelfde moment wist ik ook dat je op een trappetje geen trede moet missen. Ik viel voorover op straat. Recht voor haar voeten. 18 ‘Here’s the deal, don’t touch me,’ is de titel van een boek van een Amerikaanse stand-upcomedian. Mijn moeder heeft het op stand-upper die ‘ook iets heeft’. Deze stand-upper heeft ADHD én OCD, wat zoveel betekent als dwangneurose. In het geval van die komediant is dat een obsessie met bacteriën, waardoor hij geen handen schudt, openbare toiletten mijdt en zijn haar heeft afgeschoren omdat dat lekker makkelijk schoonhoudt. Bij mij op school zit een meisje dat ook OCD heeft, niet met bacteriën, maar met kasten open- en dichtdoen. Zij moet een kast altijd drie keer openen en sluiten voordat ze er iets uitpakt, en daarna weer drie keer openen en sluiten voordat ze hem weer dichtdoet. Ik heb haar wel eens gevraagd waarom dat is. ‘Omdat er anders iets vreselijks gebeurt,’ zei ze. Of dat dan wel eens was 105
gebeurd, vroeg ik. Ze antwoordde dat ze het risico niet wilde nemen. Ook al zit mijn hoofd altijd vol gedachtes, ik ben blij dat daar geen dwanggedachten bij zitten. Hoewel drie keer een kastdeur open en dicht moeten doen omdat er anders iets vreselijks zou kunnen gebeuren, het natuurlijk niet haalt bij elke keer als je een deurkruk hebt vastgehouden, je dan je handen en onderarmen tot aan je ellebogen wilt wassen. Dat is logisch als je chirurg overigens steriel uit je lichaam, dus daar is niks mee aan de hand. Met poep schijnt dat anders te zijn, en met het toetsenbord van de laptop waarop ik dit boek heb geschreven helemaal. Zo’n toetsenbord schijnt qua bacteriepopulatie honderd keer smeriger te zijn dan een met poep besmeurde wc-bril, dus ik begrijp eigenlijk niet waarom ik nog niet bezweken ben aan een bacteriële infectie. Al deze dingen schoten door mijn hoofd toen ik op mijn muil op straat lag, midden tussen de uitgespuugde kauwgum, de sigarettenpeuken en de hondenpis die al een poosje daarvoor uit een hond moest zijn gekomen, want het rook al behoorlijk naar ammoniak. Verse pis ruikt anders, ook die van een hond. Ik kan dat weten, want wij hebben een hond gehad. Die is nu dood, wat mijn zusje heel erg vindt en ik iets minder, want een hond hebben is leuk – hem uitlaten minder. ‘Are you okay?’ hoorde ik een bezorgde meisjesstem zeggen. Drie keer is scheepsrecht, vier keer is te bizar voor woorden. 106
Ik keek omhoog, recht in haar kruis. Ze droeg een korte rok van spijkerstof, met een zwarte maillot eronder, en Uggs. Snel stond ik op, veegde mijn handen af aan mijn broek en stamelde wat. ‘Mijn broer is verliefd op jou,’ klonk de stem van mijn zusje. ‘Hou daar eens over op,’ zei ik. ‘Ze verstaat me toch niet,’ zei mijn zus. ‘So weird to meet you again, it must be fate,’ zei het Engelse meisje. Ze stak haar hand naar me uit. ‘I’m Jo.’ ‘Ivan,’ zei ik terug. Daarna legde ik mijn hand op mijn zusjes schouder. ‘And this is Sis.’ ‘Zo heet ik niet,’ zei Zus. ‘Wel in het Engels.’ ‘In het Engels zou jij Aiven heten,’ zei ze eigenwijs. ‘Van Ivanhoe, dat heeft papa zelf gezegd.’ Zonder enige waarschuwing vooraf begon ze dat liedje te zingen: ‘Ivanhoe, Ivanhoe, onvervaard gaan wij te paard met Ivanhoe.’ Had ze ooit van papa geleerd, dat liedje. Of ik daarom Ivan heette, heb ik mijn vader wel eens Ivan de Verschrikkelijke.’ Haha. Voordat mijn zusje het in haar hoofd kon halen het hele couplet uit te zingen, deed ik mijn hand voor haar mond. Er zijn grenzen. Ineens wilde ik dat mijn zusje in de hotelkamer was, samen met mijn moeder, dat ze hier niet stond te zingen over een ridder uit een televisieserie uit de vorige eeuw, dat ik daar alleen stond, niet bepaald alleen noemen. Het krioelde van de mensen, en 107
Duits is een luidruchtige taal, zeker als er drank in zit. Zo te horen zat er al wat drank in. Zelf mag ik niet drinken van mijn ouders, wat niet wil zeggen dat ik het nog nooit heb gedaan. Van elke alcoholische drank weet ik hoe hij smaakt. De laatste keer – en dan bedoel ik ook letterlijk de laatste keer – was op een feestje bij Kick, in het kraakpand waar zijn broer woont, en waar we met z’n allen ongeveer de hele huisbar hebben leeg gezopen. Toen ik naar huis wilde, ben ik niet verder gekomen dan de trap en ben ik daar zo zat als een toeter in slaap gevallen. Om twee uur ’s nachts werd ik door mijn moeder wakker gebeld – waar ik in vredesnaam bleef. Ik kreeg een week huisarrest. Na school moest ik meteen thuiskomen, ik mocht geen televisie kijken, geen videospelletjes doen, niet bellen, sms’en of whatsappen, niks. Het enige wat ik mocht doen was lezen. Correctie, het enige wat ik móést doen was lezen: internetsites over hersenbeschadigingen door alcoholmisbruik, hoofdstukken uit boeken over het puberbrein en de negatieve uitwerking van alcohol daarop, artikelen over uitwerking zou hebben op een puber met ADHD, maar dat had het niet. Ik ben me kapot geschrokken. Een week lang ondergedompeld in horrorverhalen, ik begreep niet dat er überhaupt één volwassene bestond die dronk of rookte, en dat terwijl mijn vader rookt. ‘Daar had ik dan ook nooit aan moeten beginnen,’ zei hij. ‘Stop er dan mee,’ zei ik. ‘Kan ik niet.’ 108
‘Wil je niet.’ ‘Dat zijn jouw zaken niet.’ ‘Als ik jou huisarrest zou kunnen geven, zou ik dat doen.’ ‘Gelukkig ben ik de ouder en jij het kind.’ ‘Nee, niet mijn mindere, we zijn evenveel waard, maar ik ben wel degene met meer levenservaring.’ het jou uitkomt.’ ‘Dat is iets heel anders.’ ‘Leg uit.’ Op dat punt was mijn moeder al naar een andere kamer vertrokken. Waarop mijn vader en ik nog even doorgingen, tot: A. Ik er genoeg van kreeg, B. Hij er genoeg van kreeg, C. We er allebei tegelijkertijd genoeg van kregen, D. Een van ons tweeën kwaad werd. Meestal kwamen we niet verder dan A. Ik kan me niet veel langer dan een halfuur ergens op concentreren, het is een wonder dat ik met dit boek intussen op zo’n 27.000 woorden zit, nog een stuk of 10.000 te gaan. Als ik toch bezig ben, wil ik ook meteen de wedstrijd winnen. O ja, wedstrijd, dat extraatje hadden Otto en Ahmed nog verzonnen bij hun ludieke jaaropdracht. Alsof een boek schrijven nog niet genoeg marteling was, zou het een wedstrijd worden. Niet in de trant van ‘het beste boek’: smaken verschillen nu eenmaal en een avonturenroman kun je moeilijk vergelijken met een verhandeling over schaken of met een stripboek. Maar wie 109
het voor elkaar kreeg om zichzelf te overtreffen in welke vorm dan ook, was de winnaar. Dat als je bijvoorbeeld he-le-maal niet kunt tekenen, je tekeningen bij je verhaal maakte, of dat als je denkt nog niet tot vierhonderd woorden te kunnen komen, je die verplichte tienduizend gewoon verdubbelt. Dat was natuurlijk een bezopen idee, maar toen ik eenmaal aan het schrijven sloeg, merkte ik dat ik soms drie kwartier achter elkaar achter m’n laptop zat en ik me dus al een kwartier langer had zitten concentreren dan me tot dan toe ooit was gelukt. Toen ik dat eenmaal in de gaten kreeg, gaf ik mezelf de opdracht om er een echt boek van te maken en te proberen er behoorlijk veel meer dan tienduizend woorden uit te knallen. Hoewel het idee dat het ooit uitgegeven zou worden me totaal belachelijk leek, zag ik het wel al voor me hoe het zou zijn als dat wel zou gebeuren: ‘Heb jij dat stomme boek al gelezen?’ ‘Welk boek?’ ‘Dat stomme boek.’ Of in de boekwinkel: ‘Heeft u dat stomme boek in huis?’ ‘Welk boek?’ ‘Dat stomme boek.’ Dat stomme boek, Uitgeverij Van Holkema & Warendorf, pagina 115 t/m 121
110
1. Hoe vond je het verhaal? a. Heel herkenbaar b. Gedeeltelijk herkenbaar c. Niet zo erg herkenbaar d. Helemaal niet herkenbaar Geef een toelichting op je antwoord. 2. Waarom moest Ivan van zijn moeder juist deze artikelen en boeken lezen? Leg uit waarom zo’n straf wel of niet helpt. 3. Wat vind je van de vader van Ivan? 1. Hij is een eikel, omdat hij af en toe zomaar zijn gezin in de steek laat. 2. Het is logisch dat hij zo is, want hij is een artiest en zijn gezin moet er maar aan wennen dat hij af en toe verdwijnt. 3. Hij is alleen maar een zielige man, die een ziekte heeft. 4. Hij is eigenlijk een goede vader, want hij heeft het beste met zijn zoon voor en probeert hem op de het rechte pad te houden. Als je vindt dat er meer dan één antwoord goed is, schrijf ze dan op in volgorde van belangrijkheid. Misschien heb je nog andere ideeën over de vader van Ivan? Vergelijk jouw ideeën met die van je klasgenoten. 4. Ivan heeft ADHD; zijn grote probleem is dus gebrek aan concentratie. Hoe komt het, volgens jou, dat hij zich toch zo goed kan concentreren bij het schrijven van dit boek? 5. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de biografie van Tiny Fisscher om vragen te bedenken.
111
112
Annie van Gansewinkel (1954) Bio Annie van Gansewinkel is geboren in Weert. Als kind deed ze wedstrijden met een vriendin wie de meeste boeken kon lezen in een maand. Annie won vaak, ze kon supersnel lezen. Zaterdagochtend haalde ze boeken uit de bieb, die ze ’s middags al weer uit had. Dan rende ze voor sluitingstijd weer terug voor een nieuwe voorraad. Op school vond ze opstellen schrijven maar niks. Onderwerpen die de meester of de juf verzon, daar vond ze niets aan. Ze wilde zelf bepalen waar ze over schreef. Na de middelbare school ging ze Frans studeren en journalistiek. Ze heeft jaren als journalist gewerkt. Maar ze wilde al vanaf haar twaalfde haar eigen verhalen verzinnen. Dat doet ze nu vanaf 1992. Ze schrijft veel verschillende soorten boeken: romans, reisverhalen en thrillers. En ze schrijft ook gedichten. De thrillers die ze schrijft publiceert ze onder de naam Anne Winkels. Het boek Vriend of dealer?, dat ze schreef in 2002, is zo’n thriller. Ze houdt ervan mooie, lange reizen te maken. Soms leveren die reisverhalen op. Ze heeft een voorliefde voor Afrika, maar maakt ook graag wandelingen in Nepal. Een andere hobby van Annie is toneel. Vroeger vond ze het leuk zelf op de planken te staan, tegenwoordig schrijft ze toneelstukken en maakt ze voorstellingen met beeldend kunstenaars. Schrijven doet ze het liefst op een mooie plek met zicht op zee. De zee waait haar hoofd leeg en blaast er nieuwe ideeën in.
113
Copyright foto Annie van Gansewinkel
Annie van Gansewinkel Eén meisje, twee jongens Intro Monica, kortweg Mo, is al bevriend met Axel vanaf de tijd dat ze samen op de peuterspeelzaal zaten. Nu is Axel vijftien en Mo bijna. Sinds kort is Mo hevig verliefd op David, een jongen van haar school. Met Axel kan ze over alles praten, ook over haar nieuwe liefde. En over haar vader, die ze nooit gekend heeft en die ze binnenkort gaat ontmoeten.
114
Fragment Wat is Axel toch een lieverd. Alles kan ze tegen hem zeggen en niets vindt hij raar. Ze had hem straks gezegd dat ze ernaar verlangt om eindelijk haar vader te ontmoeten. Maar ook dat ze bang is dat hij geen leuke man is. ‘Of misschien gil ik hem wel toe: “Waarom heb je al die jaren niets van me willen weten?” ‘Of hij trekt zich de haren uit zijn hoofd dat hij je nooit als kind heeft meegemaakt, want die tijd is voorgoed voorbij.’ ‘Dank je dat ik eindelijk meetel nu ik ook vijftien ben.’ En meteen lacht ze erachteraan: ‘Misschien kan hij zich geen haren meer uit zijn hoofd trekken, omdat hij hartstikke kaal is.’ ‘Is hij zo oud?’ Mo knikt: ‘Hij kan wel vijftig zijn. Zelfs dat weet ik niet eens zeker.’ Ze gaat achter haar computer zitten om te kijken of er nieuwe nieuw naar alle wensmails die ze heeft gekregen. David heeft er na zijn bezoek nog een paar gestuurd. Hij doet alles in het groot, veel vrolijkheid, veel zoenen. Ze voelt dat ze glimlacht. Ze klikt de mail van Luc weer open. Luc, haar vader, het voelt nog onwennig. Haar vader die eerst van langgeleden was, heeft nu een naam en binnenkort ook een gezicht. Vreemd, tegen David heeft ze nog steeds niets over haar vader 115
gezegd. Daar hebben ze in de afgelopen weken ook geen tijd voor gehad. Als ze elkaar zien, doen ze leuke dingen. Terrasjes, uitgaan en zoenen, veel en lekker zoenen. Praten kan altijd nog. Maar ze zal hem binnenkort wel eens over haar vader vertellen, volgende week ziet ze Luc al. David beziet het leven van de luchtige kant, daar kan ze nog wat van leren. Alleen eergisteren was hij even ernstig: ‘Toch begrijp ik niets van jou en Axel. Hoe kan het dat jullie nooit iets hebben gehad? Als ik hem was, had ik niet van je af kunnen blijven.’ ‘Ik ben ook van hém afgebleven.’ Ze had zelf wel gehoord hoe bits het klonk. ‘We vinden elkaar lief, maar we zijn niet verliefd, nooit geweest ook.’ ‘Ik blijf het raar vinden, jij bent een stuk.’ ‘Ik vind Axel ook een stuk.’ ‘]a?’ In zijn verbaasde stem zat een tikkeltje bozigheid. ‘Dat zie jij misschien niet, maar Axel is een mooie jongen. Die felle, donkerbruine ogen, zijn scherpe gelaatstrekken. En hij heeft een vrij grote neus, dat vind ik mooi.’ ‘Dan vind je mijn dopneus dus niets?’ Dapper had David nee geschud. ‘Wat ik met Axel heb, is niet vergelijkbaar met iets anders.’ Het is zo’n schat, David. Hij kan lekker stoer doen, maar hij heeft een klein hartje. Of eigenlijk heeft ze dat laatste van Axel begrepen. David heeft hem iets verteld over zijn problemen. Axel wekt nu eenmaal snel het vertrouwen van anderen. Alles wat je 116
hem toevertrouwt, is in goede handen. Axel heeft helemaal niets losgelaten over het gesprek van David en hem. Axel heeft behalve met haar geen intense vriendschappen, maar iedereen vindt hem aardig. Hij kan ook met iedereen goed opschieten. Zij vindt het moeilijk om vriendelijk te doen tegen mensen die ze niet echt aardig vindt. Glimlachend bestudeert ze de foto van David op haar bureau. Hij is er op haar verjaardag mee aan komen zetten, ingelijst en al. Geen pasfotoformaat, nee, zo’n twintig bij dertig centimeter. ‘Dan ben ik altijd bij je.’ Heeft ze van Axel trouwens wel een foto? Natuurlijk zijn er de foto’s van hen samen in de zandbak, in de speeltuin. Ze duikt in de la van haar bureau. In dat eerste album zitten alleen maar foto’s van hen beiden als spelende kinderen. Toch eens kijken. Schattige kindertjes zijn ze daar. Axel nog met lange, donkerbruine krullen. Ze was het bijna vergeten, omdat hij zijn haar nu telkens laat knippen als de eerste slag verschijnt. Ze heeft niet veel foto’s van Axel van de laatste jaren, vooral omdat hij zelf al vroeg foto’s was gaan maken. Hij heeft veel portretten van haar gemaakt. Hier een hele fotosessie, een jaar of elf was ze. Ze had korter haar dan nu, keurig in model gekamd. Een lief meisje is ze op de meeste foto’s, soms verlegen glimlachend, soms stoer. Net zo wisselend als ze zich nu ook nog voelt. Haar stemming kan van moment tot moment omslaan en dat vindt ze knap lastig. 117
Goede foto’s zijn het al met al. Axel wil later graag fotograaf worden, of architect of binnenhuisarchitect, dat weet hij nog niet. Voor fotograaf heeft hij in elk geval talent. Dat is waar ook, eindelijk weer eens een foto waar ze samen op staan. Zijn ze dertien? Axel heeft hem gemaakt met de zelfontspanner. ‘En nu ontspannen kijken.’ had hij geroepen toen hij het toestel had ingesteld. ‘Moet jij zeggen.’ Hij kwam ademloos aanhollen om naast haar op de bank neer te ploffen. ‘Hemels kijken’ commandeerde hij. Voor wie niet beter wist, leken ze innig verliefd op deze foto. Ze zal hem maar niet aan David laten zien. Stel je voor dat Axel en ik verliefd op elkaar worden. We weten al alles van elkaar. We hoeven ons voor elkaar niet groot te houden. Ook mijn slechte eigenschappen kent hij en toch vindt hij me aardig. Ik weet ook hoe chagrijnig en onredelijk hij kan zijn. Toch vind ik hem lief. Voor hem hoef ik me niet op te doffen. Daar moet ik toch al niets van hebben. Ik kan rustig een dag sloffend en snotterend tegen hem aan lopen zeuren over hoe vervelend het leven is en dat niemand me begrijpt. Behalve hij. Leven zonder Axel, ik kan het me niet voorstellen.
118
Wat moet ik zonder die mooie, donkerbruine ogen die soms lijken te zien wat ik van mezelf nog niet zie? Zijn mooie mond, hoe zou die zoenen? ‘Zoenen? Gek!’ Ze heeft het hardop tegen zichzelf gezegd. Wat mankeert haar? Als hij met die ogen maar nooit heeft gezien wat ze nu een moment bij zichzelf zag. Axel is er niet voor het zoenen en zo, maar verder is hij er voor alles. Ze heeft David om te zoenen en zo. En verder? Misschien ontdekt ze binnenkort een serieuze kant en anders is hij er in elk geval voor het nieuwe.
Eén meisje, twee jongens, Uitgeverij Leopold, pagina 39 t/m 43
119
1. Wat vind je van het verhaal? a. Boeiend b. Een beetje boeiend c. Niet erg boeiend d. Het kon me niet boeien Schrijf kort op waarom je dat vindt. 2. Wat vind je van het karakter van Mo? a. Ze is een flierefluiter, die het ene vriendje na het andere heeft. b. Ze valt op knappe jongens; hun karakter vindt ze minder belangrijk. c. Ze is erg serieus en zoekt een vriend die juist het tegenovergestelde is. d. Ze is een zielig meisje, omdat ze haar vader nooit gekend heeft. e. Ze is een gevoelig meisje, dat verward is door haar tegenstrijdige gevoelens. Als je meer dan één antwoord kiest, schrijf ze dan op in volgorde van belangrijkheid. 3. Uit het fragment blijkt hoeveel Mo van Axel houdt. Hoe zou het komen dat ze niet op hem verliefd is, maar op David? a. Ze kent Axel al haar leven lang en ze voelt alleen vriendschap voor hem. b. Ze is eigenlijk verliefd op Axel, maar ze weet het zelf nog niet. c. Ze vindt David veel aantrekkelijker dan Axel. d. Een nieuwe liefde is altijd leuker dan een oude. e. Ze vindt Axel veel te serieus. f. David zoent zo lekker. Er kan meer dan één antwoord goed zijn. Misschien heb je zelf nog meer ideeën over de verhouding tussen die twee. Zet je antwoorden in volgorde van belangrijkheid. Zoek in de tekst voorbeelden om je antwoord te verklaren.
120
4. Hoe denk je dat dit verhaal zal aflopen? 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Annie van Gansewinkel om vragen te bedenken.
121
122
Said El Haji (1976) Bio Said El Haji kwam op zesjarige leeftijd vanuit Marokko in Nederland wonen, in Berkel-Rodenrijs. Daar haalde hij in 1995 zijn Havo diploma. Hij studeerde Nederlands in Leiden. In 2000 schreef hij zijn eerste boek: De dagen van Sjaitan. Na Sjaitan verschenen nog drie boeken en veel columns, de meeste voor de Volkskrant. Said El Haji is niet gelovig. Hij houdt zich niet aan de islamitische feestdagen. Hij eet en drinkt bijvoorbeeld gewoon tijdens de ramadan. Toen hij een jaar of twintig was durfde hij pas aan zijn ouders te vertellen dat hij afvallig geworden was. Hij wilde niet meer doen alsof hij vastte tijdens de ramadan, terwijl hij stiekem de hele dag had zitten snoepen. In Marokkaanse gezinnen zou meer openheid over dit onderwerp moeten komen, vindt hij. Said heeft een Nederlandse vriendin. Samen hebben ze een zoontje, dat hij niet heeft laten besnijden. ‘De keuze is niet aan mij dat te doen. Als hij ooit zelf tot het besluit komt zich te laten besnijden, in het volle besef van de betekenis ervan, het zij zo. Maar nu heeft hij geen enkel benul van symboliek of een groter geheel’.
123
Copyright foto Sahid El Haji
Said El Haji De dagen van Sjaitan Intro Iedere zondag moet Hamid naar de koranschool. Hij is jonger dan zijn medeleerlingen, maar hij kan de koranverzen beter opzeggen dan de andere jongens. Dat komt omdat zijn vader er streng op toeziet dat hij de verzen perfect uit zijn hoofd leert. Hamid is het lievelingetje van de imam, maar de groep laat hem links liggen omdat hij zo’n stuudje is. De leider van de groep jongens is Samad. Hamid haat de koranschool, maar hij heeft er veel voor over om er bij te horen.
124
Fragment HONDERDVEERTIEN soera’s achtereen. Nooit kwam er een einde aan. Waarom moest hij zo hard in die hatelijke Koran studeren? Hij wílde helemaal geen imam worden, hij wílde niet aan recietwedstrijden deelnemen, hij wilde gewoon naar school en met zijn vriendjes spelen...! Na verloop van tijd stond de imam op en verliet de ruimte. Toen de jonge studenten dat hadden begrepen, stopten ze met leren en begonnen te praten en te stoeien. Hamid was ook opgehouden, maar hij mengde zich niet in de gesprekken. *** Aan de muur, vlak naast de ingang, hing een houten doosje, waarin gemeenschapsgeld werd verzameld. Mohammed daagde Ridwan, een andere trouwe kornuit, uit een karatetrap over het doosje te maken. ‘Nee, jíj eerst,’ zei Mohammed. ‘Ik vroeg ’t het eerst.’ Waarop Ridwan weer zei: ‘Nee, jij.’ En Mohammed: ‘Psh! Denk je dat ik niet durf of zo?’ En hij maakte een lenige zwaaitrap over het doosje. Dit maakte veel indruk op de anderen, getuige de vele complimenten die hij kreeg. Na hem was de linksbenige Ridwan aan de beurt. Ook hij kreeg 125
zijn been met gemak over het doosje. van alle kanten. Ridwan moest niets hebben van deze vergelijking. ‘Tsss! Chan is niks, man! Ik ben Bruce Lee!’ Hamid had het allemaal gadegeslagen, in een opwelling stond hij op en zei kordaat: ‘Dat kan ik ook.’ Niemand zei iets – allen keken afwachtend naar wat Samad zou zeggen. Maar Samad zweeg. Zonder na te denken, vrij spel te bieden aan twijfel of onzekerheid, liep Hamid in vlugge pas naar het doosje – dat bij hem tot op borsthoogte kwam – en zwaaide uit alle macht zijn been de lucht in. Maar Hamid was niet zo lenig. Er klonk een keiharde klap. Hamid slaakte een kreet van pijn en schrik. Het doosje vloog door de lucht over de wel twee meter hoge preekstoel (die indien het zich hierin niet halverwege belemmerd zag door een luie muur, die niet van wijken wilde weten. Patsj! deed het tegen de muur, en patsj! toen het de grond raakte. De jongens lagen dubbel van het lachen. Hamid lachte onzeker mee Het doosje lag op de grond, maar was gelukkig niet kapotgegaan. De imam stapte met boze blik en donderende stem naar binnen: ‘Wat is er aan de hand?! Waarom zijn jullie niet aan het leren?!’ Een enkeling had hem zien binnenkomen en was begonnen luid te reciteren, maar zodra de imam zijn stem had verheven, hield 126
iedereen zijn mond en staarde naar zijn schrijfplankje, waarop de heilige woorden als wanstaltige insecten waren geklad, zonder enige eerbied voor de sierlijkheid van de letters, de welluidendheid van de klanken die zij representeerden en de schoonheid van de verzen. Hamid was vlug gaan zitten en ook hij staarde naar de verzen op zijn plank – alsof er niets was gebeurd. De pijn voelde hij niet meer, maar hij had het doosje niet terug kunnen hangen. De imam zag het liggen. Hij liep er naar toe, raapte het op en eiste volledige stilte. Toen het stil was vroeg hij: ‘Wie heeft dit gedaan?’ ‘...’ De imam herhaalde zijn vraag, nu op dwingender toon. De schuldige maakte zich niet bekend. De jongens keken naar de grond. Ze wisten dat niemand behalve Samad het recht had te klikken. Hamid slikte. Hij voelde de ogen van Samad op hem branden, maar durfde niets te zeggen. Als vader zou vernemen dat híj zoiets had gedaan... Samad zei niets. ‘Als die vandaal nu niet opstaat,’ zei de imam toornig, ‘dan laat ik de hele klas een uur lang extra studeren!’ Er kwam geen enkele reactie uit de groep. ‘Welnu,’ zei de imam, ‘dan rest mij niks anders dan jullie een uur langer hier te houden.’ Ineens stond Samad op. Hamid kon wel door de grond zakken. Samad zei: ‘Ik, meneer de imam. Ik heb het gedaan.’ ‘Wát zeg je? Ik hoor je niet!’ 127
‘Ik heb het doosje van de muur getrapt.’ ‘Waarom heb je dat gedaan? En waarom heb je het niet weer teruggehangen?’ Samad haalde zijn schouders op. ‘Kom eens hier,’ zei de imam. Samad stond op en liep naar de imam. Hij kreeg tien zwiepende slagen zonder van hand te mogen wisselen, maar hij gaf geen gezwollen, maar hij zei niets. Die middag lichtte de imam Samad’s vader in over het gebeurde. een hadj – tot zo’n duivelse daad in staat was. In een moskee nog wel! Toen hij na het tweede middaggebed thuiskwam, vroeg hij Samad of het allemaal waar was. Samad ontkende het niet, maar hij zei ook dat hij het alleen tegen de imam had gezegd om Hamid te helpen. ‘Niet liegen!’ donderde zijn vader. ‘Laat je hand eens zien!’ Samad liet zijn opgezwollen hand zien. Zijn vader werd woedend. Hij greep Samad bij de oren, duwde hem tegen de muur en gaf hem een verstommende klap tegen het oor. Samad bleef maar herhalen dat het echt waar was: ‘Bij Allah, het is écht waar...!’ Maar dit overtuigde vader niet – integendeel: hoe kon zijn zoon bij de almachtige Allah zweren terwijl hij glashard stond te 128
liegen? – en hij gaf hem de ene gemene klap na de andere. Moeder wierp haar gestalte tussen vader en zoon, deed er alles aan haar kind uit het geweld te bevrijden. Met woorden als ‘rustig!’, ‘kalmeer toch wat!’ en ‘beheers jezelf!’ probeerde ze haar man tot bedaren te brengen, maar omdat hij zijn slagen niet staakte, kreeg zij zelf ook het een en ander te verduren. De klappen kwamen dof op haar rug neer, als de vuist van een slager die een taai stuk vlees mals slaat. Toen hij zich uiteindelijk had moe geslagen zette vader het kind op straat. Dit kon moeder niet toestaan – ze haalde hem gauw weer uit de regen en stuurde hem naar zijn kamer. Samad was een taaie en had geen traan gelaten, maar toen zijn moeder even later bij hem kwam kijken, zag hij aan haar rode ogen dat zij wél had gehuild. Hij vond het vreselijk zijn moeder zo te zien. allemaal waar was: had hij echt het houten doosje met gemeenschapsgeld van de muur getrapt? Samad vertelde moeder het verhaal zoals het zich werkelijk had voorgedaan. Moeder zei dat ze met vader zou praten, misschien dat hij inmiddels wat afgekoeld was en voor rede vatbaar. De dagen van Sjaitan, Uitgeverij Prometheus, pagina 37 t/m 40
129
Uitleg van de woorden die je misschien niet kent: soera’s: hoofdstukken uit de koran imam: voorganger in een moskee hadj: iemand die een pelgrimstocht naar Mekka heeft gemaakt recietwedstrijd: wedstrijd in het opzeggen van verzen uit de koran
130
1. Wat vond je van het fragment? a. Heel interessant b. Beetje interessant c. Niet zo interessant d. Helemaal niet interessant Schrijf kort op waarom je dat vindt 2. Waarom denk je dat Samad de schuld op zich nam? a. Hij had medelijden met de kleine Hamid. b. Hij had geen zin om een uur na te blijven. c. Hij wilde stoer doen voor zijn vrienden. Misschien zie je nog een andere reden. Noteer die hier. Wat is volgens jou de belangrijkste reden? Schrijf kort op waarom je hiervoor kiest. 3. Samad wordt wel zwaar gestraft. Eerst door de imam en daarna nog eens door zijn vader. Hoe denk je dat dit conflict zal aflopen? 4. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Said El Haji om vragen te bedenken.
131
132
Rom Molemaker (1945) Bio De ouders van Rom Molemaker vonden dat hij maar onderwijzer moest worden. Dertig jaar stond hij met plezier voor de klas. In die tijd schreef hij al veel, geen boeken, maar gedichten, liedjes en musicals. In 1996 volgde hij zijn droom, stopte met lesgeven en schreef zijn eerste boek. Vanaf dat moment is Rom fulltime schrijver. Onderwerpen voor zijn boeken vindt hij overal om zich heen. Als hij op de fiets zit, met de bus of trein reist, naar het voetbalstadion gaat of gewoon op straat. Hij pakt, zegt hij zelf, zo’n verhaal beet en laat zijn fantasie erop los, kneedt en schaaft het net zolang tot het in een boek past. Pas als het boek helemaal in zijn hoofd zit, gaat hij achter de computer zitten om het op te schrijven. De boeken van Rom gaan over verliefdheid, ruziemaken, gepest worden, voetbalvandalisme, niet meelopen met de groep en over respect hebben voor mensen die anders zijn dan jij. Rom’s grootste hobby is zingen en hij houdt veel van sport, vooral van atletiek. En zodra de Tour de France begint, zit hij voor de televisie.
133
Copyright foto Rom Molenmaker
Rom Molemaker Moord op school Intro
meisje van de school, doet mee. toevallig dat de conciërge Kathagen vermoord gevonden is in het vertelt dat hij in het werkhok is geweest, maar zegt niets over de portemonnee. Savanne is het liefje van Finn Rood. Ze treft hem en zijn vrienden Frenk en Chazal regelmatig in de Factory, een oud fabrieksgebouw waar ze harde muziek draaien, blowen en snuiven. Finn vraagt Savanne van alles over de moord op haar school. gezien heeft. haar alles.
134
Dan komt Savanne Frenk tegen. Hij zegt dat hij de opdracht van gevonden heeft’. Savanne is razend dat Finn haar dat niet zelf vraagt, maar vertelt Frenk wel van de portemonnee.
135
Fragment Savanne En ze betaalt met zichzelf Ze is zo razend kwaad dat ze een rood verkeerslicht totaal over het hoofd ziet en bijna geschept wordt door een auto. Gierende remmen, en een kwaaie stem door het geopende raampje. ‘Stomme muts! Kijk uit!’ ogen: Finn Rood. Ze verdomt het om hem over haar te laten beslissen. Hij heeft nota bene Frenk, die griezel met zijn bleke kop en zijn waterige ogen, op haar afgestuurd. Frenk, die als loopjongen wordt gebruikt, maar dat heeft hij zelf nauwelijks door. Hij vindt zichzelf er alleen maar belangrijker door. Hij is een loser, en toch voelt ze zich niet op haar gemak in zijn nabijheid. Er zit een onderlaag in hem waar ze niet mee te maken wil hebben, al weet ze niet wat die laag precies inhoudt. Het is glibberig en gewelddadig tegelijk. Ze gaat eisen dat Finn hem bij haar vandaan houdt. Wat verbeelden ze zich wel. Ze weet wel hoe ze Finn voor zich moet winnen, en dat gaat ze ook doen. Eerst gaat ze hem verrot schelden, en daarna gaat ze hem inpakken. Dan laat ze haar mond op een andere manier zijn werk doen, dan zal ze hem met haar lijf de baas zijn. Dat dan weer in ruil voor wat wiet, of meer: dat spannende witte poeder
136
een hoger energieniveau tilt. Dat gaat ze van hem krijgen, en ze betaalt met zichzelf. De gedachte alleen al voelt feestelijk en ze bedaart wat. Woede maakt onvoorzichtig, dat weet ze. Ze moet haar verstand gebruiken, ze moet alles op een rijtje hebben voordat ze bij hem is. Ze stopt, pakt haar smartphone, kiest de sneltoets naar zijn nummer en wacht tot hij opneemt. ‘Savanne?’ ‘Nu?’ ‘Belangrijk?’ ‘Heel belangrijk. Waar ben je?’ iemand bij hem. Dan zegt hij: ‘The Factory.’ ‘Ik kom er nu aan.’ ‘Ik wacht op je.’ Het klinkt bijna veelbelovend en ze glimlacht voldaan, terwijl ze haar telefoon weer wegstopt. Factory aankomt. Die heeft ze weggeduwd, samen met het lichte schuldgevoel dat ze heeft. Hij komt er wel weer overheen. open. De grote ruimte erachter ligt er somber bij. Alleen achterin is een hoek verlicht door een spot die aan het plafond is aangebracht. Ze loopt erheen. Als ze dichterbij komt ziet ze iemand opstaan en door een deur verdwijnen. In een stoel zit Finn Rood, onderuit gezakt. Hij ziet haar dichterbij komen. Hij zegt niets, hij kijkt 137
alleen maar naar haar. ‘Waar ben jij mee bezig, Finn?’ zegt Savanne als ze bij hem is. ‘Wat bedoel je?’ ‘Dat gekloot met die portemonnee. Wat heb jij daarmee te maken?’ ‘Daar heb ik niks mee te maken. Die is niet van mij.’ Hij blijft bewegingloos zitten. ‘En waarom stuur je Frenk op me af? Kun je niet meer voor je eigen zaakjes zorgen? Ik wil die gluiperige eikel niet meer bij me in de buurt hebben.’ Ze staat met haar handen in haar zij voor hem en kijkt hem kwaad aan. Maar de driftige haast is weg. Het is nu meer een geprogrammeerde kwaadheid die ze acteert. ‘Heb je me begrepen?’ vraagt ze. ‘Als je iets van me wilt, kun je dat zelf zeggen.’ Hij gaat verzitten. ‘Wat wil je nou eigenlijk?’ vraagt hij. weet best wat ik van je wil,’ zegt ze zacht. krijgt het ook elke keer. Alleen betaal je er niet voor.’ ‘Niet met geld, nee. Anders.’ Ze wiegt licht heen en weer. Hij kijkt zwijgend toe terwijl ze het korte jasje dat ze aan heeft van haar schouders laat glijden. Hoe ze met een langzaam en bestudeerd gebaar haar T-shirt over haar hoofd trekt. Haar huid glanst in het lamplicht en het wiegen gaat over in een langzame dans, met muziek die ze alleen in haar hoofd hoort. Ze komt dichter naar Finn toe en haar handen gaan naar de riem van haar
138
zijn tanden. De deur achter hem gaat open en er komt iemand tevoorschijn: Chazal. Ze kijkt verbaasd, bijna geschokt naar hem en staat plotseling stil. Alles wat ze met Finn doet en hij met haar is alleen maar voor hun tweeën. Daar is nooit iemand bij. Wat is dit?
Ze kijkt hem niet begrijpend aan en zegt niets. ‘Een beetje hoerig, vind je ook niet?’ Ze ziet Chazal een paar passen naar voren doen, tot hij naast de stoel staat. Ze ziet hem met een glazige blik naar haar lichaam kijken, terwijl ze Finns woorden tot zich laat doordringen. Een beetje hoerig… Wat hij zegt is exact wat haar plan was, hij heeft haar natuurlijk door, dat is ook prima. Maar de blik van Chazal maakt het anders, smerig. Ze bukt zich om haar T-shirt en haar jasje van de grond op te rapen. Ze krijgt de bittere smaak van gal in haar mond. ‘Ga je nu opeens weer weg?’ vraagt Finn. draaien. Maar ze heeft nog één vraag: ‘Wat heb jij met Kathagen te maken?’ ‘Kathagen?’ Hij wacht even. ‘O ja, de conciërge,’ zegt hij grijnzend. ‘Heb jij hem vermoord?’ Hij staat plotseling op, en ze doet een stap achteruit. ‘Dat soort 139
dingen bemoeien.’ Ze wil zeggen dat hij dan ook niet aan haar moet vragen dat ze ze eigenlijk niets van weet. Maar ze doet het niet. Iets in Finns houding zegt haar dat ze ervandoor moet. De manier waarop hij kijkt maakt haar bang. Ze gaat. mee bemoeien.’ Ze geeft geen antwoord, maar gaat de hal uit. De deur doet ze zacht achter zich dicht. Maar als ze buiten is slaat de schrik pas uitgaand dat hij achter haar aan komt. Hij of Chazal. Er komt niemand. Thuis, op haar kamer, als ze op de rand van haar bed zit, ziet ze alles nog een keer voorbij komen. Ze is kwaad, op Finn, om wat hij tegen haar zei. Omdat ze er achter is gekomen dat hij alleen maar op haar neer kijkt. Ze is kwaad op Chazal, om de manier waarop hij naar haar keek, de manier waarop hij eigenlijk altijd naar haar kijkt. Ze leunt achterover, op haar handen. Ze kijkt omhoog naar het plafond, een hele tijd, alsof dat de plek is waar de oplossing van al haar problemen te lezen is. Het liefst wil ze hier weg, zo snel en zo ver mogelijk. Bij school vandaan, The Factory, weg uit de stad, haar dromen achterna. Ze droomt vaak over een leven als model, ze heeft er het goede 140
lichaam voor. Dan droomt ze van verre stranden, zon en palmbomen, haar foto op de voorpagina van grote tijdschriften, mannen die naar haar kijken op party’s in grote, luxe huizen aan zee. Ze zucht, staat op en pakt haar iPad. Ze zoekt een site met modellen, met auto’s. Ze ziet modellen op of half onder de motorkap, op schoonheid die bij een tankstation met een veelbetekenende blik het uiteinde van de slang in de opening van de benzinetank steekt. Of ze zijn, zonder auto, alleen maar schaars gekleed voor aan de muur in de garage. Ze kijkt een tijdje naar de foto van een babe in bikini naast een zwarte sportwagen. Ze knijpt een met schuim gevulde spons uit die ze boven haar hoofd houdt. En opeens hoort ze in gedachten de stem van Finn. Een beetje hoerig, vind je ook niet? Fok op, Finn Rood! Ze gaat naar de spiegel en kijkt naar zichzelf. Zestien jaar, donkerblonde krullen, bruine ogen en een lichaam waar jongens natte dromen van krijgen. chaam, maar tussen hen en de fotograaf is een camera. En wat ze doen nadat de foto is gemaakt weet niemand. Daar kun je alleen maar over fantaseren. Gaat Finn nou opeens een beetje fatsoenlijk zitten doen, met zijn opmerking over hoerig? Wat deed ze nou helemaal in The Factory? Ze wilde Finn met 141
haar lichaam verleiden, wat is daar mis mee? Dan ziet ze de donkere ruimte weer voor zich en ze weet wat daar mis mee was: dat Chazal er opeens door Finn bij werd gehaald. De glazige blik waarmee hij naar haar keek. Finn en hij samen, naast elkaar, tegenover haar, dat was waardoor ze zich nu zo goedkoop voelt. Ze hebben haar met geen vinger aangeraakt, maar dat lijkt alleen maar zo. En als Finn ook nog eens de moordenaar van Kathagen is, wordt alles anders. The Factory, dat is voor haar een spel, volgens haar eigen spelregels. Dansen, verleiden, met niemand anders aan de knoppen dan zijzelf. En joints, pilletjes, soms een lijntje snuiven, dat zijn de prijzen. Daar heeft ze nooit zo diep over nagedacht. Nu wel. Het voelt alsof ze aan de rand van een bevroren vijver staat, terwijl ze niet weet hoe dik het ijs is. Ze kent, nu ze erover nadenkt, verschillende Finns: Finn, lekker ding, Finn om een joint mee te roken, Finn die de baas is over zijn groep, en nu Finn, moordenaar. Misschien. Het maakt haar bang, dat moet ze eerlijk toegeven, en er is niemand om er met haar over te praten. Dat zal haar in gevaar brengen.
Moord op school, Uitgeverij Holland, Haarlem, pagina 83 t/m 88
142
1. Wat vond je van het verhaal? a. Heel herkenbaar b. Herkenbaar c. Weinig herkenbaar d. Totaal niet herkenbaar Schrijf kort op waarom je dat vindt. 2. Wat vind je van Savanne a. Ze is een sletje dat het met iedereen doet. b. Ze houdt veel van Finn en is bereid alles te doen om hem te vriend te houden. c. Ze is zielig omdat ze voor drugs afhankelijk is van Finn. d. Ze is moedig omdat ze Finn de waarheid durft te zeggen. e. Ze handelt uit onzekerheid. f. Ze blijft, ondanks alles, sympathiek. Schrijf kort op waarom je deze keuze(s) gemaakt hebt. Als je meer dan één antwoord kiest, schrijf ze dan op in volgorde van belangrijkheid. Misschien heb je zelf nog een andere mening. 3. Denk je dat Finn van Savanne houdt? Geef enkele voorbeelden uit de tekst. 4. Wat zou je de schrijver Rom Molemaker willen vragen? Lees zijn bio om vragen te bedenken.
143
144
Mirjam Mous (1963) Bio Mirjam Mous was thuis enig kind, maar ze verveelde zich nooit. Ze kon al een beetje lezen toen ze nog maar drie was, dat had ze zichzelf geleerd. Vanaf het moment dat ze kon lezen en schrijven wilde ze schrijfster worden. Jarenlang combineerde ze haar baan als leraar in het Speciaal Onderwijs met het schrijven van verhalen. Vanaf 2005 is ze fulltime jeugd- en jongerenboekenschrijver. Ze schrijft haar boeken in een stille zolderkamer van haar huis, zo kan ze zich goed concentreren. En als ze even geen inspiratie heeft, maakt ze een wandeling of gaat ze even slapen. De lijst met boeken die Mirjam schreef, is enorm lang: meer dan veertig titels staan op haar naam. Veel van haar boeken zijn gebaseerd op gebeurtenissen die ze meemaakte op de school waar ze werkte. Mirjam schrijft voor alle leeftijden. Voor kinderen van de basisschool grappige boeken met titels als Een bloot spook en Een loeder van een moeder, maar ook serieuze en spannende boeken voor jongeren, zoals Boy 7 en Doorgeschoten. Ze schrijft zo humoristisch en meeslepend dat ook jongeren die niet van lezen houden enthousiast over haar boeken zijn. Hobby’s van Mirjam zijn reizen en naar het theater gaan. Boy 7 is verfilmd met Halina Reijn en Matthijs van de Sande Bakhuyzen in de hoofdrollen.
145
Copyright foto Mirjam Mous
Mirjam Mous Boy 7 Intro Als de hoofdpersoon wakker wordt, weet hij niet wie hij is, waar hij is en hoe hij daar gekomen is. Hij ligt naast een asfaltweg in een gloeiendhete grasvlakte. Even verderop vindt hij zijn rugzak met een paar spullen die hij ook niet herkent. Onder andere een bestelkaart van de Pizza Hut. En een mobieltje met een voicemailbericht. ‘Wat er ook gebeurt, bel in geen geval de politie’, hoort hij. En het meest angstaanjagende van dat bericht: het is zijn eigen stem. Na een tijdje hoort hij een auto aankomen. Aan het stuur zit een meisje, Lara, die hem meeneemt naar het Bed & Breakfast van haar tante Bobby. Daar kan hij een tijdje blijven met het geld dat in zijn rugzak zit. Tegen hen houdt hij zijn mond over zijn geheugenverlies en de vreemde omstandigheden waar hij in verkeert. Hij liegt dat hij geadopteerd is en nu op zoek is naar zijn echte ouders. De volgende dag rijdt hij met Lara mee naar Flatstaff, een stadje in de buurt. Daar was het voicemailbericht ingesproken, had hij uitgevonden. Samen met Lara gaat hij eten bij de Pizza Hut, om te proberen een aanknopingspunt te vinden voor zijn verloren herinneringen. Lara gaat mee, al is ze niet dol op pizza. 146
Fragment We zaten aan een tafeltje bij het raam. De binnenkomst was alvast tegengevallen. Een kleine blik van herkenning was genoeg geweest, maar zelfs die bleef achterwege. Misschien had ik alleen maar pizza’s thuis laten bezorgen. Een mollig meisje in een zwart poloshirt met het embleem van Pizza Hut op de kraag kwam bij onze tafel staan. ‘Hebben jullie al een keus kunnen maken?’ Lara koos een cola light en een pizza Classic. Ik keek haar verbaasd aan. Ze lustte toch geen pizza? ‘En jij?’ vroeg de serveerster. ‘Cheezy Crust en een icetea.’ Ik draaide mijn gezicht naar haar toe, zodat ze me goed kon zien. Ze keek amper en tikte iets in op een computertje. ‘Komt er zo aan.’ En toen liep ze weg! ‘Wacht!’ Ik pakte haar arm. vergeten?’ ‘Heb je... eh... mij hier al vaker gezien?’ Ik hoorde zelf hoe belachelijk het klonk. Ze zou denken dat ik niet goed snik was. Of nog erger: dat ik haar wilde versieren. ‘Nee,’ antwoordde ze ongemakkelijk. ‘Maar ik werk hier pas een paar weken.’ ‘Oké, bedankt.’ Ik was misselijk van teleurstelling. Het meisje maakte dat ze wegkwam. 147
vaker bent geweest?’ Het bleek allemaal veel lastiger dan ik had ingeschat. Nu moest ik de rest van het personeel ondervragen en ze zouden allemaal denken dat ik krankjorum was. Het idee was zo weinig aanlokkelijk dat ik besloot om het nog even uit te stellen. ‘Of vond je haar leuk?’ Lara grinnikte. ‘Normaal vraag je dan of je háár hier niet al vaker hebt gezien.’ ‘Hoezo?’ nee, niet zevenendertig maar achtendertig” zeggen.’ ‘Waarom zou ik naar een openbare telefoon bellen?’ ‘Daar gaat het niet om,’ zei ik vlug. ‘Het gaat erom waar die telefoon staat.’ ‘In een kledingwinkel of schoenenwinkel.’ Had ik ook al bedacht. ‘Daar hebben ze geen openbare telefoons.’ ‘In een shopping mall wel.’ Lara zoog op haar lip. ‘Of in een café. Zijn ze soms bingo aan het doen? Of roulette!’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Het wordt nog moeilijker.’ Het Pizza Hut-meisje kwam papieren placemats, servetten, bestek en de drankjes brengen. ‘Nou?’ zei Lara ongeduldig. ‘De man die de telefoon heeft opgenomen, zegt: “Het is bijna drie uur en dan zijn wij aan de beurt.” ‘Bij de bank moet je nummertjes trekken voordat je aan de beurt bent,’ dacht Lara hardop. ‘En op het gemeentehuis.’ 148
‘Maar dat “bijna drie uur” dan?’ vroeg ik. ‘Trouwens, er klonk ook achtergrondmuziek.’ ‘Tja.’ Ze zakte onderuit in haar stoel en zuchtte. ‘Oké, zeg het maar. Ik geef het op.’ Mijn handen speelden met het citroenstampertje in mijn icetea. ‘Ik heb het raadsel ook nog niet opgelost.’ nou aan een raadsel als je het antwoord niet weet?’ Geen bal, dacht ik. Er naderde een meisje in een bordeauxrode sloof. Op allebei haar handen balanceerde een bord met een dampende pizza en ze kwam recht op ons tafeltje af. ‘Eén Cheezy Crust voor meneer.’ Het was geen vraag maar een mededeling. Ze zette het bord al neer. ‘Hoe weet je dat?’ vroeg ik, terwijl het bloed in mijn oren gonsde.
wel weer even geleden.’ Ze schoof het andere bord op de placemat van Lara. ‘Ik maak me eerlijk gezegd altijd een beetje zorgen als vaste klanten ineens niet meer komen opdagen. Dan denk ik meteen aan enge ziektes, ongelukken en sterfgevallen. Maar omdat jullie allebei niet meer kwamen, gokte ik er maar op dat jullie verhuisd waren.’ Lara schaamde zich blijkbaar voor mijn gestotter, ze kreeg rode vlekken in haar hals.
149
Ik was hier eerder met Lara geweest! De serveerster werd te golven. ‘Wat is er?’ hoorde ik Lara vragen. Het klonk gedempt, alsof ze in een dichte mist stond. Frisse lucht! Ik klemde mijn handen om de rand van de tafel. Het zweet gutste over mijn bijna exploderende kop, terwijl ik me met uiterste inspanning omhoogduwde. Wankelend liep ik naar de deur. ‘Boy?’ Buiten! Ik liet me op de motorkap van de pick-up vallen en boog mijn hoofd naar mijn knieën. Waarom had Lara verzwegen dat ze me kende? De angstaanjagendste complottheorieën schoten door me heen. Ze speelde met een stel misdadigers onder één hoedje. Ze hadden me ontvoerd voor losgeld en me de hersens ingeslagen - ik was ontsnapt maar toen vonden ze me terug. Of ik was getuige geweest van een vreselijke misdaad, bij traumatische gebeurtenissen konden je hersens herinneringen verdringen, en daarom hielden ze me in de gaten - ik was dus veilig zolang ik mijn mond hield. Of ik had zelf... ‘Hé.’ Lara’s hand in mijn nek. Ik duwde hem weg. ‘Gaat het weer een beetje?’ vroeg ze. Ik wilde schreeuwen dat ze een verraadster was en moest oprotten. Maar toen dacht ik aan mijn rugzak, die in de gele kamer lag. Hij was van levensbelang. Zonder mijn spullen zou ik geen 150
stap verder komen. En Lara wist meer. Al moest ik het eruit slaan, ze zou praten! Langzaam kwam ik overeind. ‘Ik heb de pizza’s meegekregen.’ Ze hield een doggy bag omhoog. ‘Als je niet lekker bent, moet je juist eten, zegt tante Bobbie altijd. Dat is goed voor je bloedsuikerspiegel.’ Wat stond ze nou te bazelen? Dacht ze nou echt dat ik in die onnozele-meiden-act trapte? ‘Auto,’ zei ik met op elkaar geklemde tanden. ‘Nu!’ Boy 7, Uitgeverij Van Holkema & Warendorf, pagina 40 t/m 44.
151
1. Wat is jouw mening over het verhaal? a. Superspannend b. Spannend c. Beetje saai d. Erg saai Vergelijk je antwoord met dat van andere leerlingen. 2. Waarom gaat Boy naar de Pizza Hut? a. Hij hoopt dat hij daar mensen tegenkomt die hij kent. b. Hij hoopt dat hij daar serveersters tegen zal komen die hém herkennen. c. Hij verdenkt Lara ergens van en wil haar uithoren. d. De bestelkaart van de Pizza Hut is het enige aanknopingspunt met zijn verleden. Als je meerdere mogelijkheden kiest, schrijf ze dan op in volgorde van belangrijkheid. 3. Denk je dat Lara goede bedoelingen heeft met Boy of dat zij juist onderdeel is van deze mysterieuze geschiedenis? Licht je antwoord toe met voorbeelden uit het fragment. 4. Wat zou je de schrijver Mirjam Mous willen vragen? Lees vooral de bio van haar om vragen te bedenken.
152
153
Lydia Rood (1957) Bio Lydia Rood heeft meer dan honderd boeken en verhalen geschreven. Ze wordt wel eens een duizendpoot genoemd omdat die boeken en verhalen zo verschillend van karakter zijn: vrolijk, lang, kort, droevig, spannend, eng, vies. Eigenlijk zou ze graag een duizendpoot willen zijn. Het lijkt haar best handig, zo veel poten om alle verhalen die in haar hoofd zitten, op te kunnen schrijven. Schrijven vindt Lydia het leukste wat er bestaat. Als je fantaseert, hoef je je niet aan de regels en wetten van het gewone leven te houden. Je bent gewoon de baas over alles wat er gebeurt. ‘Als ik wil, kan ik zomaar een loterij winnen of heel Nederland laten zinken’, zegt ze zelf. De thema’s van Lydia ’s boeken zijn vriendschap en vrijheid. Haar hoofdpersonen zijn eigenzinnige mensen die hun eigen weg volgen. Lydia Rood heeft veel spannende boeken geschreven. Met haar broer Niels schreef ze ook een aantal thrillers en met haar man, Mohamed Sahli, schreef ze twee boeken die in Marokko spelen. Survival is Lydia’s allernieuwste boek.
154
Copyright foto Mark Sassen
Lydia Rood Survival Intro Liesbeth, dertien jaar, heeft het op school niet makkelijk. Ze draagt geen hippe kleren, heeft geen behoorlijke smartphone en kan niet meepraten over muziek en meisjesdingen. Medeleerlingen zien haar niet staan en negeren haar. Het is voor Liesbeth dan ook een regelrechte ramp als haar ouders haar naar een survivalkamp in België sturen. Tien dagen met 23 vreemde kinderen op kamp, met vier meiden in een tent! Iets ergers kan ze niet bedenken…. viteiten verzonnen waar Liesbeth toch echt aan mee moet doen.
155
Fragment De zon komt pas net boven de berg uit als ik opsta. Annemarie snurkt, in de tent stinkt het, de vogels worden wakker en ik kan niet meer in slaap komen. In het sanitairhok staat Harry zich te wassen. Een slobberjurk hangt op haar middel, een legging en haar ondergoed hangen aan een spijker. In de spiegel grijnzen haar borsten me toe. Godallemachtig - je zal het maar meezeulen. ‘Zo, vroege vogel.’ Als ik uit de wc kom, heeft ze zich gelukkig aangekleed. ‘Zal ik helpen met het ontbijt?’ vraag ik. Ze kijkt me aan. ‘Alweer in je eentje. Heb je al vrienden gemaakt?’ ‘Natuurlijk.’ Gaat ze mijn goede humeur nu verpesten? ‘Zo?’ vrienden met iedereen. ‘Ik had slaap. Moet ik nou helpen of niet?’ Dat klinkt bot, dat hoor ik zelf ook wel. Nog even kijkt Harry me zo doordringend aan, dan besluit ze het los te laten. helemaal zelf voor het ontbijt.’
156
‘Hoezo?’ ‘Kom maar mee.’ Ze neemt me mee het huis in en wijst me het voorraadkamertje. boer om de melk te halen.’ Ik kijk zeker nogal dom, want ze moet lachen. ‘Vandaag doen jullie álles. Karnen, kneden, bakken - wat maar bij jullie opkomt. Zelfde teams als gisteravond. Erik en ik komen bij iedereen proeven. Wie het lekkerste ontbijt maakt, krijgt de hele week bij alles voorrang.’ We pakken ieder een paar zakken. In de keuken zeg ik: ‘Er is maar één oven.’ Weer moet Harry lachen. niet in. Als je een oven nodig hebt, zul je hem zelf moeten bouwen.’ Opeens heb ik er zin in. Dit is leuk! De boerderij ligt een stuk verderop in het dal. We krijgen een ouderwetse bus mee vol klotsende melk. Bovenop drijft geel spul. ‘Room. Of boter, als je dat ervan maakt. Er is een karnton. Antiek.’ Terug in het kamp zie ik dat er meer kinderen uit hun tent zijn wakker. Ik loop naar hem toe. ‘Thuis sta ik ook zo vroeg op, voor mijn duiven. Maar nou barst ik van de slaap.’ Ik leg uit dat we zelf ontbijt moeten maken.
157
‘We moeten nadenken over een oven.’ dagcrème dus aan haar hebben we niet zoveel. Martijn slaapt nog. Annemarie ligt te lezen, maar ze komt als ik haar roep. Ze heeft ik waden langs de oever op zoek naar geschikte keien. We slepen ze op de kant en stapelen ze op. Intussen zijn de meeste kinderen tevoorschijn gekomen. Chagrijnig staan ze onder het afdak om de instructies te horen. Weinig slaap, honger, en nu geen eten. Ik tel de vrolijke gezichten. handdoeken, schopt tegen de vuurplaats, slaat met de wc-deur, kruipt boos weer in zijn tent. Moppert, moppert... Ik zie Denis heimelijk lachen. Dit is precies wat hij heeft voorzien, precies wat hij wil. je inhouden vandaag. Niet alles beter weten. Hoe maken we het lekkerste ontbijt? ‘Weet je hoe dat moet?’ vraag ik. ‘Tijd genoeg. Deeg moet een uur rijzen,’ zegt Annemarie. Ik kijk haar verrast aan. Maar het past bij de zelfgemaakte bloemetjesslaapzak, de roze koffer. Bij haar thuis wordt zelf gebakken. En ze heeft trouwens ook geen ochtendhumeur. Ze ziet er net zo bleek uit als anders - maar wel opgewekt. 158
‘Dan maken de meisjes het deeg en de jongens de oven,’ beslist Vera. Martijn kijkt nieuwsgierig naar mij. Denkt hij dat ik het niet ga pikken? Om hem op zijn nummer te zetten, ga ik akkoord. Natuurlijk zou ik liever een oven bouwen. Maar ik ga niet smeken of ik mag helpen. We mogen zelfs geen kom uit de keuken pakken. Daarom zoeken we een nog niet gekloofde schijf hout uit en zetten Martijn met zijn zakmes aan het werk om hem uit te hollen. Bijna een uur later hebwel kneden. Maar de jongens hebben nog geen oven gebouwd. ‘Wat doen jullie!’ zeg ik. Geërgerd loop ik naar onze stenenstapel. Maar daar blijkt het groepje van Raf mee aan het bouwen te zijn. ‘Afblijven!’ schreeuw ik. ‘Die zijn van ons!’ Raf kijkt me verwonderd aan. ‘O.’ loop zie ik dat die vol zand zit. Hij stort hem leeg op een vloertje van stenen. ‘Wat is het plan?’ ‘Is dat deeg al klaar?’ Hij kon net zo goed rechtuit zeggen dat ik een bemoeial ben. Ik begin een beetje bang te worden voor Martijn. Ik slenter terug naar Annemarie. Zij en Vera zetten net het deeg op een zonnig plekje, een vochtige handdoek eroverheen. Niets meer
159
te doen. Of wel? ‘Harry had het over karnen,’ zeg ik voorzichtig. ‘Wat is dat in hemelsnaam?’ ‘Boter maken,’ zegt Annemarie. gebruikt. We gieten er melk in. ‘Niet de hele bus,’ zeg ik. ‘Dan hebben de anderen niks.’ ‘Ze mogen wel boter van ons,’ zegt Vera. O ja. De karnton ligt op een houten onderstel, er zit een slinger aan die je moet draaien. We doen het om de beurt, want je wordt er doodmoe van. Intussen kletsen we. Nee. Vera kletst. Annemarie zit er min of meer zwijgend bij en ik probeer zo goed mogelijk antwoord te geven. Dit is het zoveelste ding waar ik niet goed in ben. Babbelen over niks. Over kledingmerken. Boybands. Wintersport. Het Nederlands hockey-elftal. Weet ik allemaal geen bal vanaf. en Martijn, in de verte, hebben een laaiend vuur gebouwd. Van een oven nog geen spoor. Ik snap het plan niet, maar ik zou veel liever met hen mee doen. ‘Ik heb honger.’ Tess komt aangeslenterd. ‘Dat rijzen duurt zo lang.’ ook bij. Survival, Uitgeverij Leopold, Amsterdam, pagina 57 t/m 59
160
1. Hoe vond je het verhaal? a. Heel herkenbaar b. Herkenbaar c. Een beetje herkenbaar d. Niet herkenbaar Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Hoe komt het, denk je, dat Liesbeth echt zin krijgt om mee te doen het ontbijt te maken met de groep? Kies uit de volgende antwoorden: a. Ze heeft honger en wil zo vlug mogelijk het ontbijt klaar hebben. b. Ze hoopt met haar groepje te winnen omdat Harry beloofd heeft dat daar een goede beloning tegenover staat in de rest van de week. c. Bij deze opdracht hoeft ze maar weinig over meisjesdingen te praten en dat geeft haar een veilig gevoel. d. Ze is verliefd op Jort en kijkt ernaar uit met hem samen een oven te maken. Misschien kun je zelf nog een reden verzinnen. Praat hierover in kleine groepjes met klasgenoten. Vergelijk jouw keuze met die van de anderen. 3. Liesbeth voelt zich erg ongelukkig op het kamp. Toch doet ze haar best zich aan te passen. Op welke momenten blijkt dat? Bespreek deze vraag ook met je klasgenoten in kleine groepjes. 4. Is Liesbeth volgens jou onzeker of weet ze eigenlijk precies wat ze wil? Geef een aantal voorbeelden en vergelijk ze met anderen. 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Lydia Rood om vragen te bedenken.
161
162
Rob Ruggenberg (1946) Bio Rob Ruggenberg was als kind al gek van de zee. Hij wilde niets liever dan zeeman worden en spannende zeereizen maken. Toen hij een jaar of twaalf was liep hij zelfs van huis weg om als verstekeling aan te monsteren op een schip. Na zes jaar werken bij de Koninklijke Marine werd Rob journalist. Hij reisde voor zijn werk naar verre landen en beleefde veel avonturen. Al die spannende ervaringen komen Rob goed van pas bij het boeken schrijven. Zijn boeken spelen zich vaak af in het verleden en in verre, interessante landen. Vóór hij met schrijven begint gaat hij naar zo’n land toe om met mensen daar te praten en om in oude archieven de geschiedenis van dat land te bestuderen. Het Verraad van Waterdunen speelt zich af in 1572, in de Tachtigjarige Oorlog, een spannende periode in onze Vaderlandse Geschiedenis.
163
Copyright foto Rob Ruggenberg
Rob Ruggenberg Het verraad van Waterdunen Intro Tijdens de Tachtigjarige Oorlog zijn de Spanjaarden de baas in Nederland. Op brute wijze vermoorden en martelen ze de Nederlanders. Veel kinderen blijven zonder ouders achter en worden slaven van de Spaanse soldaten.
Op een dag gaat een peloton van zestien soldaten met hun mochileros op weg naar Brussel. Ze voeren een dwerg met zich mee in een ijzeren kooi, die ze ervan verdenken een spion te zijn.
164
Fragment In Vlissingen moesten ze een boot nemen om de Honte over te steken: een breed water, vol verraderlijke zandbanken en ondiepten en met gevaarlijke stromingen. Aan de overkant lag Vlaanderen. In de Vlissingse haven vorderde Yunio drie grote vissersschepen. De paarden werden aan boord gebracht en in de ruimen gestald. Yunio zag er persoonlijk op toe dat de traliewagen met Emet erin stevig op het dek van de grootste vissersboot werd vastgesjord. Norse, zwijgzame vissers voeren het peloton naar de overkant. harde stroom. Het begon te regenen, waardoor het zicht afnam tot enkele honderden meters. Robbe stond kleumend aan dek en staarde in het grijze water. zeehonden en bruinvissen, maar die waren nu nergens te bekennen. Er waren alleen maar grauwe grijze golven. Om zich heen zag Robbe hoe sommige Spanjaarden haastig een kruis sloegen. Vanwaar hij stond kon hij ook Emet in zijn kooi zien zitten. Het leek warempel wel of de dwerg zat te grijnzen. zich met een wit gezicht aan de mast stond vast te houden. Hij trok zijn zweep uit zijn gordel en deed een paar stappen in de richting van de traliewagen. Op datzelfde moment maakte het De Spanjaard kwam met een smak op het dek terecht en schoof 165
door tot hij vlakbij Robbe tot stilstand kwam. Hij greep Robbe bij een been en trok zich vloekend omhoog tot hij naast zijn mochilero stond en zich aan de reling kon vastklampen. De rest van de Hun aankomst in Vlaanderen werd gadegeslagen door dorpelingen die somber en achterdochtig naar de troep zwaarbewapende Spanjaarden en de traliewagen keken. Het liet de weer vaste grond onder de voeten hadden. Het liep tegen de avond. Yunio besloot even buiten het dorpje Cadsant de nacht door te brengen. Op een open plek sloegen ze de tenten op. Na het eten vertrokken de meeste soldaten naar de herberg in het dorp om het op een drinken te zetten. Enkelen bleven in het kamp achter om de wacht te houden. De gevangene moest immers goed bewaakt worden. Bovendien zwierven hier rebeldes, opstandelingen, rond, waarschuwde Yunio. De mochileros moesten in de tenten blijven. Het was een overbodige maatregel. Geen van de jongens dácht er zelfs maar aan om ervandoor te gaan. Het was veel te koud en het land leek vreemd en vijandig. De aanval kwam net na het donker. Dat tijdstip was goed gekozen. De meeste soldaten zaten nog in de herberg van Cadsant. De soldaat die op wacht stond gaf een schreeuw en viel op de grond. Een tent vloog in brand en al snel wierpen de vlammen een spookachtig schijnsel over het kamp. De soldaten die in het kamp waren gebleven, wisten niet wat hun overkwam. 166
Wat was er aan de hand? Werden ze overvallen? Door de geuzen? Maar waar waren die dan? Er was geen overvaller te zien. Robbe keek angstig vanuit zijn tent naar wat er buiten gebeurde. Hij begreep er niets van. Spanjaarden schreeuwden en vloekten en een van hen schoot op goed geluk een musket af. De kogel raakte een andere soldaat in zijn dijbeen. Het was een enorm kabaal. Robbe zag schimmen door het kamp rennen. Weer werd een musket afgevuurd. Nog een tent vatte vlam, en nog een. Hij zag hoe Yunio met een zwaard bij de traliewagen ging staan. Plotseling zag Robbe twee gestalten op zijn tent afrennen. Snel schoot hij terug de tent in. Toen de twee binnenstormden hief hij zijn armen afwerend op. ‘Ik doe niks,’ wilde hij zeggen - maar de woorden stokten in zijn keel. Het waren meisjes. Een van de twee was ongeveer net zo oud als hij, de ander was beslist jonger. Ze hadden hun gezicht zwart gemaakt. Allebei hadden ze een mes in de hand. De oudste keek hem vals aan. ‘Dat... dat is hier niet,’ stotterde Robbe. duwde die het andere meisje in de armen. ‘Hier, jij draagt deze,’ snauwde ze. Een seconde nog keek ze Robbe aan. ‘Smerige overloper,’ siste ze. Daarna draaide ze zich om en rende 167
ze met het andere meisje de tent uit. Robbe wilde ze nog naroepen dat hij geen overloper was en dat hem zou straffen voor wat zij deden, maar dat had natuurlijk geen enkele zin. Hij gluurde door de tentopening en zag dat de soldaten uit de herberg waren teruggekeerd en nu de overvallers achterna gingen. Er klonk gegil en geschreeuw. Boven iedereen De andere mochileros begonnen met blussen. De tenten die in brand waren gestoken waren niet meer te redden, maar van wat er in de tenten lag was het meeste niet door het vuur aangetast. De jongens legden alles wat ze vonden bij elkaar. Toen de eerste soldaten een paar uur later terugkwamen waren alle vlammen gedoofd en stonden de achterblijvers verslagen tus-
trappelde. Robbe herkende haar. Het was het meisje dat zijn tent was binnengedrongen en hem voor overloper had uitgescholden. de gesel met een knal door de lucht zwiepen. Het meisje kromp ineen. Yunio was er net op tijd bij. ‘Niet met die zweep,’ riep hij. ‘Hoe vaak moet ik je dat nog zegvoordat ze een woord kan zeggen.’
168
Daarna is ze van mij. Afgesproken.’ Yunio keek hem nijdig aan, maar zei verder niets. Hij bond het meisje vast aan een wiel van de traliewagen en begon de schade in het kamp op te nemen. De schildwacht was dood. Hij had een dolkmes in de rug, een kostbaar Spaans dolkmes nota bene, met een zilveren knop. Vier tenten waren in vlammen opgegaan. Een van de soldaten lag te kreunen van pijn vanwege de kogel in zijn dijbeen. Er was eten verdwenen en de overvallers hadden een aantal ransels meegenomen. verdwenen was. Al zijn kostbaarheden zaten daarin. Hij sloeg Robbe links en rechts om de oren en trapte hem gemeen in zijn buik. Robbe klemde zijn tanden op elkaar. Hij hield zich zo stil de. Hij voelde dat het litteken op zijn gezicht begon te bloeden.
traliewagen, bij het vastgebonden meisje. Robbe liep naar hen toe en bleef op een paar meter afstand afwachtend staan. Het meisje keek op. ‘Nog zo’n overloper,’ schamperde ze. Het was duidelijk dat ze hem niet herkende. ‘Ik ben geen overloper,’ zei Robbe. ‘O nee? Net zomin als deze hier zeker?’ tegen Robbe. ‘Ik probeer haar duidelijk te maken aan welke kant we werkelijk staan.’ 169
‘Aan de verkeerde kant, want anders zou je me wel losmaken,’ snauwde het meisje. Ze zag er meelijwekkend uit, maar tegelijk had ze iets gevaarlijks. De natte smurrie waarmee ze haar gezicht zwart had gemaakt, trok donkere strepen over haar hals en over de gehavende kleren kampvuur. meisje aan. ‘Heeft zij mijn ransel gepikt?’ vroeg hij op dreigende toon aan Robbe. ‘Nee, nee, dat was een ander,’ zei Robbe haastig.
gestuurd. De Spanjaard bekeek het meisje van top tot teen en zei toen: ‘Wij gaan samen straks een leuk pleziertje beleven, liefje.’ Het meisje keek hem aan of hij een vuil beest was. ‘Neem daar je paard maar voor, smeerlap,’ zei ze. hand uit om haar te aaien, maar het meisje trok haar hoofd weg. Hij greep haar haar en gaf er een harde ruk aan. Robbe zag het gebeuren en voelde zich kwaad worden. Hij kreeg
zou gaan lijden. Maar wat kon hij doen? Met gebalde vuisten liep ‘s Avonds kon hij er niet van slapen. Hij zag het meisje voor zich, 170
met haar beleefde. Het was guur, zelfs in de tent, en Robbe dacht eraan hoe koud het meisje het zou hebben, met alleen die dunne
gooide zich zonder een woord te zeggen op zijn strobed. Een paar minuten later sliep hij. Het verraad van Waterdunen, Querido, pagina 45 t/m 51
171
1. Wat vond je van het verhaal? a. Heel boeiend b. Boeiend c. Niet zo boeiend d. Saai Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Als je in de eerste zin het jaartal 1572 vervangt door 2014 en je verandert een aantal woorden in het verhaal, dan zou het ook vandaag kunnen spelen. Ben je het daarmee eens? Leg uit waarom je dat vindt. Geef minstens vier voorbeelden. 3. Soms zijn in een verhaal de gebeurtenissen die niet precies beschreven worden, het heftigst. Waar zie je dat vooral in dit fragment? Zou het fragment beter worden als het wel beschreven werd. Verklaar je antwoord. 4. Hoe zal het verhaal volgens jou aflopen? 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Rob Ruggenberg om vragen te bedenken.
172
173
Hans Sahar (1974) Bio Hans Sahar is geboren in Marokko. Toen hij twee jaar oud was, verhuisde hij met zijn ouders naar Den Haag. Hij leerde daar het criminele circuit kennen en de Haagse jeugdbendes. In de gevangenis is hij de verhalen van zijn Marokkaanse lotgenoten gaan opschrijven. Zijn eerste roman Hoezo bloedmooi gaat over die tijd. Hij werd er meteen beroemd mee. Alle talkshows wilden Hans hebben in hun programma, ook omdat hij de eerste Nederlandse schrijver van Marokkaanse afkomst was. Hans schrijft niet keurig Nederlands. ‘Ik schrijf de taal die op straat gebruikt wordt. De meeste jongeren die ik ken en het boek hebben gelezen, liggen constant in een deuk.’ Als Marokkaanse Nederlander voelt Hans zich een kind van twee werelden. En omdat die werelden zo compleet verschillend van elkaar zijn komen Marokkaanse jongeren vaak in de problemen. Het verhaal De heimweekaravaan is daar een prachtig voorbeeld van. De echte naam van Hans Sahar is Farid Boukakar. Hij koos een pseudoniem waarin zijn twee culturen tot uitdrukking komen. De voornaam Hans is oer-Hollands en zijn verzonnen achternaam Sahar doet denken aan de woestijn.
174
Copyright foto Hans Sahar
Hans Sahar De heimweekaravaan Intro Has gaat met zijn ouders en broertjes en zusjes op vakantie naar Marokko. Onderweg ontmoeten ze steeds meer andere busjes met volgeladen imperialen op weg naar het Zuiden. Langzamerhand wordt het een hele karavaan. In België worden ze ingehaald door een busje dat voor hen gaat rijden. In het busje zit een gezin uit Rotterdam met drie mooie dochters: Mariam, Soeraja en Nazet. De beide families besluiten de komende dagen bij elkaar te blijven. Op een avond stoppen ze in Frankrijk op een groot parkeerterrein. maar op een goed moment duwt Soeraja Has van zich af omdat ze bang is dat haar vader haar is gaan zoeken.
175
Fragment Bij zonsopgang kwam de karavaan weer in beweging. Er zijn twee plaatsen op de reis waar bijna iedereen verkeerd rijdt. Op de rondweg van Parijs staat wel een prachtig bord met Bordeaux naar rechts maar daar kun je helemaal niet rechtsaf, en een kilometer verder staat er een lullig klein bordje Bordeaux maar dat zie je haast niet. Pa wist het en draaide zijn raampje open en riep: ‘Yalle!’ Maar de Rotterdammers volgden niet. Weg waren ze. Pa begon te vertellen dat hij van plan was een nieuwe put te gaan graven bij het huis, dieper, want hij wilde ook in het droge seizoen altijd water hebben. Veel werk, zwaar werk, maar samen zouden ze het wel voor mekaar krijgen. Has luisterde maar half want hij miste de meisjes nu al. Ach wat, zei hij tegen zichzelf, het stikt van de mooie meiden in Al Hoceima. Het wordt elke dag feest. Hij stopte een cassette in de speler. ‘Summertime’ van Will Smith was het mooiste nummer van deze zomer. Over dat alles en iedereen relaxed is en dat je buiten een barbecue houdt en dat pa en ma zelfs helemaal loskomen. En ‘Getting jigging with it’ is ook zo’n lekker r&b-nummer. De kinderen wilden raï horen want die muziek zit een Marokkaan, hoe klein ook, in het bloed. Maar mellow, soul en rap vonden ze ook best. Als ze maar niet gingen zingen: We zijn er bijna, maar nog niet helemaal, zoals
176
bovendien nog meer dan tweeduizend kilometer ook. Has dacht weer aan Marokko. De bruiloften die in de zomer overal gevierd worden en waar je zomaar allemaal aan meedoet. De heerlijke kruidige geuren van de soek. Het vlees dat tien keer lekkerder smaakt omdat er geen chemische troep in zit. Elke dag je eigen taal spreken, niet meer omschakelen, niet meer overschakelen. Maar als je een woord niet weet in het Berbers, dan kun je het niet in het Nederlands proberen zoals in de Beatrixstraat. Oma zou er niks van verstaan. Ach, dat kleine mensje met haar reuma-handen. Haar ene oog is blind, maar met het andere ziet ze kilometers ver. En haar gehoor is zo scherp dat ze elke muis hoort waar hij ook trippelt in het huis. Hij zag weer voor zich hoe ze door de straat loopt, heel langzaam en haar jurk houdt ze ietsje omhoog om niet door het stof te slepen. Heimwee. Heimwee. Bij Madrid gaat het ook vaak fout. Het is daar op de autowegen een idiote toestand met twaalf rijbanen en honderd richtingbornaar Cadiz, dan de N340 naar Algeciras. Als je een Spanjaard de weg vraagt, sturen ze je graag verkeerd. Op een kruispunt vroeg een Marokkaan aan pa de weg naar Algeciras. Maar hij stotterde heel erg en deed lang over die ene vraag. Een klein broertje riep dat die man zo raar deed. Pa zei: ‘Man, praat toch Berbers, dat gaat veel beter. ‘ 177
En nu kwam hij vlot uit zijn woorden. Als je dichter bij huis komt, voel je je steeds beter, zo zie je maar weer, dacht Has. In het zuiden van Spanje ontmoetten ze ook een Nederlands gezin dat met een Marokkaans gezin samen reisde, in twee auto’s. Ze waren buren uit Utrecht. Hun vakantie kon al niet meer stuk, zeiden ze, want ze hadden onderweg al zoveel plezier gehad. Has dacht: dat verandert nog wel, want buitenlanders raken door de olijfolie in het eten altijd vreselijk aan de diarree en dan weten ze niet hoe vlug ze een wc moeten vinden. Dat is alleen soms niet meer dan een gat in de grond achter een cactusheg. Ze stonden een uurtje stil langs de weg. Het landschap was er kaal en begon al op Marokko te lijken. Overal zanderige vlaktes met heel veel cactussen. Has had algauw wat vruchten tussen de dikke stekelige bladeren vandaan gesneden en pelde ze open. Heerlijk zoetig maar ook fris en koel in de hitte. Hij moest weer aan zijn kinderjaren denken toen hij ze zo vaak gegeten had met brood erbij. Hij had ze ook op de markt verkocht. En wat hij daar had meegemaakt met al die kooplui! Alles was er eigenlijk verhaal. Een verkoper die zijn prijs niet verder wilde laten zakken omdat zijn kind ziek was, of omdat hij zijn handel helemaal uit Casablanca had gehaald, of beweerde dat hij heel eerlijk was, want dat hij de boel gewoon niet meer besodemieteren kon daar zijn vader de pelgrimsreis naar Mekka had gemaakt 178
land en hij voelde zich nog beter. In Algeciras kwam de karavaan tot stilstand. Op een eindeloze parkeerplaats moet je wachten op de veerboot. Een hele dag en een hele nacht werd het deze keer. Grote vakantiedrukte. Het stikt er van de dieven bij al die loketten waar je kaartjes moet kopen voor de overtocht. En je staat met z’n allen onbeschermd in de hitte. Kinderen worden er soms doodziek van. Er doen allerlei verhalen de ronde onder de wachtenden. Dat er gister een vechtpartij is geweest en dat er deuken zijn geschopt in Spaanse auto’s en ruiten ingeslagen. Een paar honderd Marokkanen hebben de wegen geblokkeerd en zijn in een grote mars naar het stadhuis gegaan om meer boten te eisen. De reden was (ze hoorden keerplaats achter de eigen auto in de schaduw lag te slapen, en door haar eigen man was doodgereden toen hij achteruit moest. Moeder van vier kinderen! Afschuwelijk. Iedereen was down. De volgende morgen kwam de karavaan weer in beweging. Een bootreis van bijna twee uren. Het leed was bijna geleden. Aan boord knapte iedereen weer op. De frisse zeelucht waaide alle zorgen weg. De helderblauwe lucht tintelde alsof er een nieuwe wereld op komst was, zo fris, zo helder, zo mooi. 179
Het gezin met de drie meisjes bleek ook aan boord te zijn. Maar ze waren totaal veranderd. Ze droegen nu keurig een hoofddoek. Dat betekende dat ze geen westerse gevalletjes meer waren waar je iets mee kunt uithalen, niemand zou meer naar ze kijken en worden. Dat was nou niet bepaald waar Has zoveel heimwee naar had maar het hoorde ook bij Marokko, en gelukkig zouden er genoeg andere meisjes te versieren zijn. Aan de reling stond hij te kijken naar de strook land die langzaam dichterbij kwam. Zijn vaderland, zijn moederland, zijn erenaam. Ze was de oudste van het dorp en werd daarom zo genoemd, iedereen kende haar, en wat was hij trots op haar, en wat was zij trots op hem. Alleen het eerste moment van het weerzien al zou de hele reis waard zijn. Maar er ging nog veel meer gebeuren. Het zou allemaal gaan gebeuren, waar hij steeds meer naar was gaan verlangen onderweg. Hij keek in de ogen van zijn vader die naast hem was komen staan. Die ogen glinsterden helderder dan hij ooit had gezien. Of was het de weerspiegeling van zijn eigen ogen? Was het zíjn eigen schitterende heimwee? De heimweekaravaan, Uitgeverij Arbeiderspers, pagina 29 t/m 34
180
1. Wat vond je van dit fragment? a. Heel interessant b. Een beetje interessant c. Het onderwerp interesseert me niet erg d. Het verhaal kon me helemaal niet boeien Schrijf kort op waarom je dit vindt 2. Has denkt aan al het moois dat hij in Marokko weer terug zal zien. Waar verlangt hij volgens jou het meest naar? Zeg ook waarom. a. Naar de Marokkaanse markt. b. Naar zijn oma. c. Naar alle leuke meisjes die hij gaat versieren. d. Naar couscous met lamsvlees. e. Naar de heerlijke Marokkaanse vruchten. Natuurlijk zijn ook de andere redenen mogelijk. Schrijf ze op in volgorde van belangrijkheid. 3. Wat is volgens jou het meest dramatische moment van de reis? Denk je dat ze lang verdriet hebben gehad om deze gebeurtenis? Waarom denk je dat? 4. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Hans Sahar om vragen te bedenken.
181
182
Mo Samuel (1989) Bio Mounira Cornelia Theodora (of kortweg Monique of Mo) Samuel heeft een Nederlandse moeder en een Egyptische vader. In 2011 was er revolutie in Egypte. Achttien dagen lang waren er hevige protesten tegen de dictatuur van president Mubarak. In die periode maakte Monique Samuel naam als Midden-Oostendeskundige. Sindsdien schrijft ze artikelen en columns voor verschillende kranten en is ze vaak te horen en te zien op radio en televisie. Monique Samuel heeft inmiddels acht boeken geschreven. In het boek Dansen tussen golven traangas beschrijft ze de achttien dagen van de revolutie aan de hand van de belevenissen van vier jongeren in Alexandrië. Mo is alweer bezig met een nieuwe roman en in haar hoofd zelfs al met de dááropvolgende. ‘Ik kan mijn hele leven wel blijven schrijven’, zegt ze zelf. ’Ik zit zo vol ideeën en inspiratie!’ Ooit hoopt ze nog eens op het podium te staan om als cabaretier haar mening te geven over vrijheid en over de samenleving. Want zonder humor kan Mo niet leven!
183
Copyright foto Ernst Coppejans
Mo Samuel Dansen tussen golven traangas Intro Layla woont in Alexandrië, in Egypte. Ze is een heel slim meisje van vijftien jaar en ze wil later ICT gaan studeren aan de universiteit. Haar vader werkt keihard om dit voor haar mogelijk te maken. Maar zo ver is het nog niet. Layla moet nog doen wat haar strenge vader zegt. Op het moment dat het verhaal begint is het voorjaar 2011. In Alexandrië wordt een opstand voorbereid tegen het bewind van de gehate tiran, president Mubarak. Het liefst zou Layla actief mee doen met de strijd, maar daar is natuurlijk geen sprake van. Ze is maar een meisje, dat bijna nooit alleen de deur uit mag en thuis haar moeder moet helpen met het huishouden. zogenaamd vanuit Amerika. Zo kan ze anoniem haar stem laten horen en met de protesten meedoen.
184
Fragment Nachtwerk http://confessionsofanegyptiannerd.blog.org Tijd blogpost published at 24/01/2011 02.00 AM
Title Shit aan de modder Full text >> Lieve lezers van mijn blog op het o zo geweldige internet plechtige stilte laten vallen, applaus, pink een traantje weg, buig lichtjes - welkom, welkom! Ik ben er weer! Alive and kicking! En gelukkig een stuk vrolijker blog kunnen schrijven (sorry, sorry, het spijt me, ik hoop dat jullie deze lange dag zonder mijn wondere schrijfsels zijn doormoeder hield me te veel bezig met huiswerk. Geen studiegerelaAlle matten moesten worden geklopt *zucht*, de vloer geveegd, gedweild en nogmaals geveegd *dubbel zucht*, de keukenkastjes leeggehaald, schoongemaakt en weer ingeruimd en nog veel meer *driedubbelzucht*. Ondertussen lonkte de computer vanuit de hoek in de woonkamer en wierp het scherm me verleidelijke blikken toe, maar mijn broertjes zaten er wijdbeens achter. Zij 185
speelden urenlang stomme spelletjes terwijl ik ternauwernood tien hoestbuien en vijf astma-aanvallen overleefde van al het stof dat ik moest opvegen en uitkloppen (en dat deze heren mooi die ik op moest ruimen, maar daar denk ik maar liever niet over na, ik moest namelijk ook hun bedden verschonen *brrrrr*. Het is hier nu half twee ‘s nachts. lk moest vanavond nog het huiswerk voor mijn studie inhalen en daar had ik deze keer gewoon boeken bij nodig, helaas, dus ik kon niet eens mijn studie als goed computerexcuus gebruiken. Uiteindelijk heb ik met veel pijn en moeite mijn broers van de computer verjaagd zodat ik me weer op mijn kersverse nieuwe hobby kan richten: Het voelt niet zo prettig om openlijk te bloggen terwijl mijn familie nog wakker is. Mijn moeder werpt me constant achterdochtige blikken toe als ik achter de computer zit. Voor haar is dat hele internet een vreemde wereld waar ze weinig mee opheeft. Zoals de meeste Egyptenaren kan ze wel lezen, maar leest ze nooit een boek. Ze heeft wel iets gestudeerd (ik weet eigenlijk niet eens Binnen werkt ze wel, en hoe! Ze weet me steeds weer voor een nieuwe klus in te schakelen. Het lijkt wel alsof er nooit een einde komt aan de bergen vaat, was en ongesneden voedsel. Eigenlijk gaat mijn moeder zelden of nooit alleen naar buiten en als ze dat doet schiet ze door de straten alsof de duivel haar op de hielen zit (overigens zit in dat laatste wel een kern van waarheid, de mannen 186
in dit land zijn als duivels zonder punthoorns, echt, jullie willen moeder ervan vindt dat haar eigen dochter de mannenwereld van ICT’ers wil bestormen. Volgens mij maakt het haar trots en onzeker tegelijk. Ik doe alles wat zij nooit heeft gedaan en wil dat zeker blijven doen. Maar eenvoudig is het niet... Terwijl ze die laatste woorden typt, aarzelt ze even. Haar vingers razen voortdurend over het krakkemikkige en plakkerige toetsenbord, maar nu haperen ze. Onwillekeurig denkt ze terug aan de aanvaring die ze eerder die dag met haar vader had, dwars tussen al het geren en gevlieg van de ellendig lange huishoudelijke takenlijst door. Toen hij voor zijn middagdutje thuiskwam had hij het hele gezin bijeengeroepen. ‘Ik heb geruchten gehoord,’ zei hij terwijl hij zijn gezinsleden een voor een streng aankeek, ‘dat er morgen demonstraties worden georganiseerd.’ Iedereen was stil. Haar moeder bracht zenuwachtig haar hand naar haar mond. Niet zozeer vanwege die demonstraties als wel vanwege de angstaanjagende toon waarop hij sprak. ‘Ik wil niet dat jullie daar aan mee doen.’ Mohammed en Abdou staarden onverschillig naar de grond en mompelden braaf: ‘Nee papa, ja papa.’ Maar Layla wilde zich er niet zo gemakkelijk bij neerleggen. 187
‘En waarom niet?’ vroeg ze onverschrokken. ‘In Tunesië hebben de mensen net hun dictator verjaagd! Dat kan hier ook gebeuren. Ik zie de oproepen overal op het internet!’ Haar vader reageerde als door een wesp gestoken. ‘Hoe weet jij dat allemaal?’ ‘Maar zulke demonstraties zijn hartstikke gevaarlijk’ riep haar moeder op klagelijke toon. Met een bruuske handbeweging legde hij haar het zwijgen op. ‘Laat mij...’ En hij deed een stap naar voren zodat zijn gezicht zich op nog geen vijf centimeter van dat van Layla bevond. Ze kon zijn zware ademhaling voelen én ruiken. Brrr. ‘Maar waarom niet? Waarom? Dit land is een puinhoop! ‘Wat? Zo praat je niet over mij en je moeder!’ schreeuwde haar vader terwijl hij zijn hand ophief. Pets. Een klap. De pijnscheut trok koud over haar linkerwang, die direct daarop vreselijk begon te gloeien. De pijn verbijtend drukte ze haar hand tegen haar gezicht. Haar vingers konden de kersverse knalrode plek amper verbergen. ‘Niemand gaat de straat op!’ brieste haar vader, en met een laatste boze blik in haar richting vertrok hij naar de slaapkamer. De deur sloeg met een harde klap achter hem dicht. De anderen bleven bedremmeld staan, maar Layla stormde naar de badkamer. Zo, dat heb ik ook weer overleefd, dacht ze terwijl ze in de spiegel keek. Ze hoefde al heel lang niet meer te huilen als haar vader haar een klap gaf, maar toch welde er een traan 188
in haar linkerooghoek op. Layla huilde niet om die rode veeg schuin over haar wang of om de plotselinge woede-uitbarsting van haar vader - die had hij maar al te vaak - maar om het feit dat ze morgen niet mee mocht doen met de demonstratie en dat ze, zoals het een goed meisje betaamt, weer aan de zijlijn moest staan. Zonder dat ze daar ook maar iets tegenin kon brengen. Of toch wel? scherm. Dan geeft ze een zachte tik op de computerkast. Het helpt, het gereutel houdt op. Ze haalt diep adem en begint met nieuwe ijver te tikken. Als ik niet naar buiten mag, als mijn vader mij op hardhandige wijze de weg naar buiten belet, zoals hij vandaag deed toen hij mij een klap in mijn gezicht gaf (dit mag ik niet zeggen, wij Egyptenaren hangen de vuile was niet buiten, maar bij deze: hier is mijn wasgoed en it stinks, trust me, geen powerwasmid-
meer zwijgen uit angst voor wie of wat ook. Zelfs niet uit angst voor mijn vader.
net zoals onze geweldige leider dat met zijn land doet. Hij slaat liever zijn eigen kinderen dan dat hij opstaat tegen onze o zo geweldige president- noem hem maar gerust een dictator - met zijn lelijke gitzwart geverfde haren die te veel van zijn paleizen houdt om ook maar een seconde aan de krotten van de
armen dromen onder verroeste golfplaten of de blote sterrenhemel. Shit aan de modder! Zift, zoals we hier zeggen. Dit land moet veranderen.
189
Dat kan niet anders. Sterker nog: het zál ook veranderen. ln de afgelopen
die de straat op zijn gegaan. En ze hebben de dictator verjaagd! Ze hebben de menselijke god van hun land van zijn troon gestoten. Als de Tunesiërs dat kunnen, kunnen wij dat ook! Egypte heeft veel meer inwoners dan dat kleine landje aan de Middellandse Zee, én: wij zijn natuurlijk ook een stuk slimmer. Wij hebben immers het papier uitgevonden en de piramides gebouwd! Die
generatie die nooit wat heeft gedaan, die nooit heeft durven opstaan. En maar bidden. En maar wachten. Nou, ik zeg jullie: ik ben dat bidden en wachten meer dan zat. Allah moge me straffen als ik nog een dag zwijg. Dat deden zijn profeten toch ook niet? (Zo ben ik toch nog een goede moslim en dat zonder
xoxo
<<End full text Comments (none) Terwijl Layla haar blog plaatst voelt ze haar hart zacht maar duidelijk kloppen in haar borst. Het is alsof het schrijven haar een vrijheid geeft die ze niet eerder heeft ervaren. Natuurlijk voelt ze zich er nog ongemakkelijk over om zo eerlijk over haar vader te schrijven, of over de president. Ze weet niet waar ze banger voor is: dat haar vader haar blogs te lezen krijgt, of de Egyptische Veiligheidsdiensten haar gewaagde internetposts op het spoor komen. Maar toch is ze trots. Ze heeft zich in geen jaren zo krachtig gevoeld. Net als ze de computer wil afsluiten omdat het nu toch wel erg 190
laat aan het worden is, verschijnt er opeens een reactie. Ongelovig knippert ze met haar ogen, dan buigt ze zich snel naar het scherm. Comments << Hey, mijn naam is Kimberly. Ik woon in Los Angeles. Toevallig kwam ik op je blog terecht. Ik wil je even laten weten dat ik je echt enorm dapper vind! Ga zo door. lk kan me voorstellen dat het niet makkelijk is om zo over je land en je familie te schrijven, misschien is het zelfs wel gevaarlijk, maar volgens mij doe je het uit liefde en dat is goed. Wat zeg ik? Dat is great! Ga dus vooral zo door en als je eens met iemand van buiten wilt kletsen, je kunt me altijd vinden op Skype! Check: Kimberly-the-Collegegirl.>>
Ze heeft een eerste virtuele vriendin! Natuurlijk moet ze wel controleren of het geen valstrik is en er achter Kimberly the collegegirl niet een of andere Mohammed de agent schuilgaat. Onmiddellijk laat ze er een Google Search op los en speurt ze Facebook af. Maar dan logt ze toch maar in op Skype en voegt Kimberly als kersverse internetvriendin toe. Snel rekent ze uit dat het in Los Angeles tien uur vroeger moet zijn, midden op de dag dus. Misschien…En ja hoor, Kimberly is online. Layla’s hart maakt een klein sprongetje. Vrolijk straalt het groene bolletje naast haar naam. Voor ze het
191
Verwachtingsvol slaat ze op enter. Het kan nog wel eens een niet erg. Dansen tussen golven traangas, Em. Querido’s Uitgeverij BV, pagina 66 t/m 73
192
1. Hoe vind je het verhaal ? a. Heel herkenbaar b. Een beetje herkenbaar c. Helemaal niet herkenbaar Schrijf kort op waarom je dat vindt. 2. Welke gevoelens heeft Layla voor haar vader, denk je? a. Ze is bang voor haar vader omdat hij haar slaat. b. Ze houdt van haar vader omdat hij haar beschermt. c. Ze heeft minachting voor haar vader omdat hij te laf is om mee doet met de revolutie tegen Mubarak. d. Ze heeft een hekel aan haar vader omdat hij veel strenger voor haar is dan voor haar broertjes. Er kunnen verschillende antwoorden goed zijn. Misschien heb je zelf nog een ander idee. Zet ze in volgorde van belangrijkheid en geef voorbeelden uit het verhaal. Overleg in kleine groepjes met je medeleerlingen over jullie keuzes. 3. Wat denk je van de relatie die Layla met haar moeder heeft? a. Ze vindt haar laf omdat ze zich niet tegen haar man verzet. b. Ze heeft een hekel aan haar moeder omdat ze van haar zo hard in het huishouden moet helpen. c. Ze hoopt dat ze veel meer zal bereiken dan haar ouderwetse moeder. d. Ze voelt zich solidair met haar moeder omdat die ook een vrouw is en onderdrukt wordt. e. Ze begrijpt heel goed dat haar moeder in haar situatie niet anders kan handelen Er kunnen verschillende antwoorden goed zijn. Zet ze in de volgorde van belangrijkheid. Geef voorbeelden uit de tekst om je antwoord(en) toe te lichten.
193
4. Wat zijn de verschillen tussen de stukjes blog en de andere gedeelten van het verhaal? Wat vind je leuker om te lezen en waarom? 5. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de bio van Mo Samuel om vragen te bedenken.
194
195
Manon Sikkel (1965) Bio Als kind las Manon alle kinderboeken die in de bibliotheek waren. Niet alleen omdat ze dol was op lezen, maar ook omdat er bij haar thuis geen televisie stond. Verhalen schrijven doet ze al vanaf haar zevende. Toen er in de klas een verhalenwedstrijd was, won ze de eerste prijs. De kinderen uit de klas mochten de winnaar aanwijzen en volgens Manon won zij dankzij haar prachtige postpapier. Manon is psycholoog en journalist. Ze schrijft veel boeken en artikelen onder andere over psychologie, opvoeden, koken en de natuur. Maar het liefst schrijft Manon over mensen. En waarom ze doen wat ze doen. Haar eerste jeugdroman, Is liefde besmettelijk, door Izzy Love, verscheen in 2008. Haar boeken zijn erg spannend en grappig. Ze gaan over gevoelens als verliefdheid en vriendschap en de problemen die jongeren daarbij hebben . Manon kan een heel boek in een half uur verzinnen, maar typen kan ze niet zo snel. Het duurt wel een paar maanden voor het boek naar de uitgever kan. Voor wie doe jij een moord is uit de serie Izzy Love, waarin Isa of Izzy Strombolov de hoofdpersoon is. Manon’s lievelingsboek is Mathilda van Roald Dahl. Ze noemt het een OLB, een Ongelooflijk Leuk Boek. Boeken van Manon zelf zijn ook heel OLB!
196
Copyright foto Peter Beemsterboer
Manon Sikkel Voor wie doe jij een moord? door IzzyLove Intro moeder Molly in een dorp woont. Op weg naar zijn huis maakt ze een praatje met een zwerfster. De volgende dag is er op TV een politiebericht: er is een vrouw vermoord en volgens het signalement is het de zwerfster die Isa de vorige dag gesproken heeft.
Creep. Hij kent zijn achterburen goed omdat hij vaak naar ze kijkt met zijn verrekijker. heeft van een man in een lange winterjas, met een baard tot aan zijn middel en dreadlocks tot op zijn schouders. Ineens valt de man op de grond, hij is niet meer te zien door de verrekijker en ook Creep is verdwenen. Heeft Creep die man vermoord?? Via de tuin van een rare buurvrouw, Elektra, een schrijfster van thrillers, sluipen ze naar de tuin van Creep. Daar verstoppen ze zich in een struik. ‘s Middags komen ze weer thuis. 197
Fragment `Weten jullie trouwens dat er weer een moord is gepleegd hier in het dorp?’ Molly zegt het zonder haar ogen van de televisie af te halen. gezeten en ze hebben niets gezien, omdat Creep zijn gordijnen dicht had. Eerst dachten ze nog dat hij sliep, maar een paar keer zagen ze zijn gordijnen bewegen. Alsof iemand er steeds zachtjes pen en heel voorzichtig naar het huis zou lopen. Om te kijken of hij van dichtbij iets zou kunnen zien. Maar Isa had dat veel te gevaarlijk gevonden. Na een tijdje hadden de gordijnen niet meer bewogen. Na wat eindeloos lang leek te duren, was hij naar buiten gekomen. Hij had vier grote rode boodschappentassen bij zich. Wat er in de tassen zat, hadden ze niet kunnen zien. Maar dat er iets in zat was wel duidelijk. Hij had raar om zich heen gekeken. En heel even was Isa bang geweest dat hij hen zou zien. Gewoon dwars door de struik heen. Ze had haar kaken stevig hard in zijn arm geknepen als ze kon. Toen Creep daarna met zijn tassen was verdwenen, hadden ze nog minutenlang heel stil ze opeens iemand vlak achter hen hadden gehoord. ‘Zo, kunnen jullie het vinden?’ De stem van Elektra had heel dichtbij geklonken. En dat kwam omdat ze ook heel dichtbij
198
omhooggehouden. ‘Hebbes!’ had hij geroepen. En Elektra had gekeken alsof ze er niets van geloofde dat ze al die tijd in die struik hadden gezeten alleen maar om een zakmes te zoeken. Toen zij hen bij de voordeur weer naar buiten liet, had ze Isa een vette knipoog gegeven. En Isa had haar op dat moment nog ze eigenlijk was. ‘Kijk, daar is-ie.’ Molly wijst naar de televisie. Een politieagent in uniform wijst naar een foto van een man met lang haar en een baard. Hij draagt een grote winterjas. De foto is niet heel duidelijk, maar Isa heeft hem direct herkend. Ze voelt het bloed uit haar gezicht wegtrekken. Een misselijkmakend gevoel gaat door aan. ‘ln verband met een mogelijk misdrijf op de zwerfster Bianca Modderman zijn wij op zoek naar iemand die haar goed zou hebben gekend. Naar nu blijkt wordt deze man sinds enige tijd vermist. Uit de dossiers van de politie blijkt hij al lang geleden als vermist te zijn opgegeven. De man is ongeveer één meter zeventig lang, heeft een normaal postuur en opvallend lang haar en een baard. Hebt u deze man onlangs nog gezien, of beschikt u over informatie die kan leiden tot zijn opsporing, dan wordt u verzocht zich te melden bij de politie.’ Molly schudt haar hoofd. ‘Het is toch niet te geloven’ zegt ze. ‘Er gebeurt nooit iets in dit saaie dorp en ineens worden er elke dag
199
even naar buiten gaan?’ Molly lacht, zonder op te kijken van de televisie. ‘Gaan jullie maar lekker rolschaatsen. Buiten spelen, pff. Terwijl je ook gewoon televisie kunt kijken. Rare kinderen zijn jullie.’ De agente achter de balie herkent hen direct. ‘Ah, daar zijn jullie weer,’ zegt ze vrolijk. een serieuze stem. ‘En we weten zelfs wie hem vermoord heeft’, zegt Isa. ‘Dat is mooi’, zegt de vrouw.’ Bij de politie zijn we dol op moordzaken die zo snel worden opgelost. Als jullie hier even jullie namen opschrijven, dan roep ik onze inspecteur Moordzaken.’ Ze schuift een vel papier over de balie naar hen toe en geeft haar collega die naast haar zit een knipoog. ‘Zal ik ze meenemen?’ vraagt de collega. ‘O ja, Martijn’, zegt de vrouw lachend, ‘jij bent natuurlijk hoofdinspecteur Moordzaken hier, helemaal vergeten.’ Isa heeft zin om ze allebei een klap te geven. Ze haat het als volwassenen zo stom doen. Alsof ze hier voor de lol zijn. Die agenten zullen nog opkijken wanneer ze straks vertelt dat zij de man met de baard gisteren nog in het huis van de achterbuurman hebben gezien. Ze weet zeker dat hij hem in stukken heeft gezaagd en in die rode boodschappentassen heeft gestopt. ‘Zo,’ zegt agent Martijn. ‘Vertel eens, waar hebben jullie het slachtoffer voor het laatst gezien?’ Hij zit met gekruiste armen voor hen en speelt met een potlood. 200
naar de achterbuurman hebben gekeken en daar de man met de baard hebben gezien. En dat hij toen zomaar op de grond viel. Hij vertelt dat ze gek genoeg al een vermoeden hadden dat die buurman een moordenaar was. En dat ze vandaag hadden gezien dat hij de hele ochtend zijn gordijnen dicht had gelaten, maar wel thuis was. En dat ze hem een uur geleden met een paar grote boodschappentassen naar buiten hebben zien komen en dat hij heel verdacht om zich heen keek. Agent Martijn bijt op de achterkant van het potlood. ‘En hebben jullie gezien dat hij hem vermoordde?’ Hij glimlacht waardoor zijn roze tandvlees zichtbaar wordt onder zijn snor. Schrijf toch wat op, denkt Isa. Zit daar niet zo stom te grijnzen met je gekke snor. ker dat hij het heeft gedaan,’ zegt Isa. Ze is nu echt boos. Agent Martijn legt het potlood voor hem op het bureau en staat op. ‘Ik vind het heel goed van jullie dat jullie dit zijn komen vertellen, en we zullen zeker natrekken wat het slachtoffer gistermiddag deed in het huis van jullie buurman. Maar op dit moment kunnen we er nog niet zoveel mee. Niet iedereen die verdacht lijkt, is gelijk een moordenaar. Kom, dan loop ik met jullie naar buiten. Het is prachtig weer. Gaan jullie maar lekker buiten spelen.’ ‘Dag, jongens’ roept de agente achter de balie hun na wanneer ze langs haar lopen. Dag, stom mens, denkt Isa. En dag Martijn, met je gekke snor. 201
stoep van het politiebureau staan. ‘We gaan naar de straat waar Creep woont en we gaan kijken hoe hij heet. Hij heeft vast een naambordje. En dan gaan we op internet naar hem zoeken. Ik weet zeker dat we iets verdachts vinden. Misschien wordt hij wel al gezocht.’ ‘Ik denk het niet’ zegt Isa. ‘Wat denk je niet?’ ‘Dat hij gezocht wordt. Dat is juist het probleem. Niemand zoekt hem omdat zelfs de politie niet gelooft dat hij een moordenaar is. Voor wie doe jij een moord? door IzzyLove , Uitgeverij Moon, pagina 51 t/m 56.
202
1. Wat vind je van het verhaal? a. Geloofwaardig b. Een beetje geloofwaardig c. Ongeloofwaardig d. Een beetje ongeloofwaardig Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Waarom doet de politie niets met de aangifte van Isa en Jules? a. Omdat ze nog kinderen zijn. b. Hun verhaal klinkt niet erg overtuigend. c. Ze hebben de moord niet echt gezien. d. De politie heeft wel iets anders te doen. Wat is volgens jou de belangrijkste reden? Zeg ook waarom. Als je vindt dat er meer antwoorden goed zijn, zet ze dan in volgorde van belangrijkheid. 3. Hoe oud denk je dat Isa en Jules zijn? Verklaar je antwoord met voorbeelden uit de tekst. 4. Heb je enig idee hoe dit verhaal gaat aflopen? 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Manon Sikkel om vragen te bedenken.
203
204
Maren Stoffels (1988) Bio Toen Maren Stoffels vijftien jaar was, schreef ze al haar eerste boek: Dreadlocks & lippenstift. Ze zat nog op het Montessori Lyceum in Amsterdam. Twee jaar later werd het boek uitgegeven bij uitgeverij Leopold. Een druk leven begon voor Maren. Ze kreeg een eigen website en moest vaak interviews geven. En natuurlijk moest ze ook nog eindexamen doen. Na haar eerste boek volgden er nog veel meer. Schrijven vindt Maren het leukste wat er bestaat. Maar ook tekenen, gitaarspelen en toneelspelen doet ze graag. Vroeger, toen ze nog bij haar ouders woonde, schreef ze in een tuinhuisje achter in de tuin. Nu ze getrouwd is en in een eigen huis in Haarlem woont, laat ze daar ook weer zo’n tuinhuisje bouwen. Marens boeken gaan over anorexia, (homo)seksualiteit, verliefdheid, vriendschap en jezelf durven zijn. Zelf leest Maren het liefst boeken van Gideon Samson en Harry Potter-boeken.
205
Copyright foto Joey Buddenberg
Maren Stoffels Ik denk dat dit het einde is Intro Lotte schuilt op een verlaten bouwterrein voor een stortbui. Daar komt ze Maas tegen, een dakloze jongen van een jaar of zeventien, iets ouder dan zij. Lotte draagt een medaillon om haar hals dat ze nooit af doet, er zit een speciale herinnering in. Voor Maas doet ze het af om het hem te laten zien, maar hij gaat er met haar medaillon vandoor. de daklozenopvang. Als Maas hoort dat het medaillon zo veel waarde heeft voor Lotte, gaat hij op zoek naar háár. Hij weet haar te vinden en probeert haar af te persen. Lotte heeft geen geld en vindt een baantje voor hem als krantenbezorger. Ze vraagt hem naar haar huis te komen om zijn vieze kleren in de was te doen.
206
Fragment De bel ging. Hoewel ik hem had verwacht, schrok ik toch. Trage voetstappen op de trap, het leek een eeuwigheid te duren voordat Maas boven was. Hij zag er verlopen uit, alsof hij de hele nacht wakker had gelegen. Ik hoopte maar dat mijn medaillon veilig was. ‘Goedemorgen.’ Maas stond vlak voor me, op het kleine stukje overloop. ‘]e bent laat,’ zei ik alleen maar. We hadden om acht uur afgesproken, maar het was al bijna halfnegen. ‘Ik heb alle tijd.’ ‘Ik niet.’ Ik deed de voordeur open en trok de grote badhanddoek van de kapstok. ‘Deze is voor jou.’ ‘Gaan we in bad?’ Maas grijnsde. Voor hem was dit één grote grap. ‘Kleed je uit en sla deze om.’ Ik probeerde niet te blozen. Het idee dat Maas hier straks naakt voor me stond, beviel me niet. ‘Hier?’ Maas klonk verbaasd. Ik knikte. Ik had er de hele nacht over nagedacht, maar dit was de enige optie. Mama’s juwelen lagen voor het oprapen. Als die straks weg waren, had ik heel wat uit te leggen. ‘Hier.’ Ik duwde de handdoek tegen zijn borst. ‘Vooruit dan maar.’ Maas legde zijn rugzak en slaapzak neer en trok zijn trui uit over zijn hoofd. Ik keek naar zijn spullen. Misschien zat mijn medaillon wel in zijn rugzak. Als hij even niet oplette, kon ik erin kijken. Maar het leek wel of Maas was 207
vergroeid met zijn spullen, hij verloor ze geen seconde uit het oog. Hij gaf me één voor één zijn kledingstukken aan. Toen hij in zijn boxershort voor me stond, draaide ik me snel om. ‘Wil je niet stiekem kijken?’ Maas grinnikte. ‘Of heb je nog nooit een pik gezien?’ Ik hoorde het schuiven van stof over blote huid en Maas legde de onderbroek over mijn schouder. Ik schudde hem van me af en raapte het ding tussen duim en wijsvinger van de grond. ‘Tot zo.’ Zonder nog iets te zeggen viel de deur achter me in het slot. Even bleef ik met mijn rug tegen de deurpost staan. Ik was gek geworden. Er stond een blote zwerver in het trappenhuis en ik had zijn vieze kleren in mijn handen. Ze stonken, zeker het T-shirt en de onderbroek, waar ik zelfs gele vlekken in dacht te zien. Ik liep met bonkend hart naar de wasmachine en bekeek de programma’s. Zo heet mogelijk, want al het vuil moest eruit. Ik deed extra wasmiddel in het laatje en even later begon de machine te draaien. ‘Het komt goed,’ zei ik zachtjes tegen mezelf. Ik dacht terug aan die dag op het strand. Op weg naar huis had mijn vader een man meegenomen die een lift wilde. Zijn slonzige kleren en slaapzak verraadden dat hij een zwerver was. De hele weg had ik naar de man gestaard en naderhand had ik aan mijn vader gevraagd waarom hij hem had meegenomen. Dat was toch gevaarlijk? Maar daar was mijn vader het niet mee eens. ‘Mensen in nood 208
moet je helpen, Lotje,’ had hij gezegd. En dat was precies wat ik nu deed. Op dat moment hoorde ik een kreet. Een vrouw. Ik snelde naar de hal, verbeet de pijn in mijn enkel, en trok de deur naar de gang open. De bovenbuurvrouw staarde met grote ogen naar Maas. ‘Wie is dit?’ vroeg ze aan mij. Mijn hersens maakten overuren, maar ik kon niets bedenken. Niets kon verklaren waarom er een halfnaakte jongen in een wit badlaken op onze gang stond. ‘Ik ben Maas.’ Maas stak zijn hand uit. ‘De vriend van Lotte.’ Wat zei hij nou weer?! Maar Maas was nog niet klaar. ‘Ik hoorde iets op de gang en ging even kijken. Maar u was het maar.’ Maas glimlachte beleefd. ‘Het spijt me dat ik u liet schrikken.’ De buurvrouw lachte. ‘Ik schrok behoorlijk ja.’ Nu keek ze naar mij. ‘Marit heeft helemaal niets over hem verteld.’ Ik dacht aan mijn moeder. ‘Ik. . . ‘ ‘Het is ook pas net aan,’ ging Maas verder. ‘Nou, dan ga ik maar. Dag, Lotte.’ De buurvrouw wurmde zich langs Maas en liep de trap af. Ik trok Maas aan zijn arm onze gang in en sloeg de deur achter ons dicht. ‘Wat was dit?’ ‘Mag ik nu wél naar binnen?’ vroeg Maas. ‘Hoe durf je... ik...’ ‘Maak je geen zorgen, dat mens geloofde me blindelings.’ Daar was ik juist zo bang voor. Hoe moest ik dit straks aan 209
mama uitleggen? ‘Lekker,’ zei Maas. ‘Wat?’ Ik pakte zijn spullen van de gang en duwde Maas op het witte bankje onder onze kapstok. Het liefst wilde ik hem wegsturen, maar het wasprogramma was nog niet klaar. Dat halve uurtje moest ik toch overleven.
Pindakaas om hem te pesten? Ik stond twijfelend voor de voorraadkast, maar uiteindelijk koos ik voor hagelslag. Maas verdiende geen ontbijtje, maar ik kon zijn ingevallen wangen niet aanzien. Hij zag er slecht uit en ik wist zeker dat ik zijn enige voedselbron was. Nu hij alleen een handdoek droeg, kon je pas goed zien hoe dun hij was. Maas’ sleutelbenen staken uit en ik kon zijn ribben tellen. Ik zette alles op een dienblad en liep terug de gang in. Het bankje onder de kapstok was leeg.
Ik denk dat dit het einde is, Uitgeverij Leopold, pagina 57 t/m 59 210
1. Hoe vond je het verhaal? a. Heel spannend b. Spannend c. Beetje saai d. Heel saai Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Wat is de belangrijkste reden dat Lotte Maas zonder kleren achterlaat in het trappen huis? a. Ze heeft hem nu in haar macht, want zonder kleren kan hij niet zo maar weglopen. b. Ze is bang dat Maas haar iets aan zal doen als ze alleen met hem is. c. Ze is erg verlegen, want ze heeft nog nooit een naakte jongen gezien. d. Ze is bang dat Maas de juwelen van haar moeder zal stelen. Wat is volgens jou de belangrijkste reden. Er kunnen ook andere redenen een rol spelen. Zet ze in volgorde van belangrijkheid. 3. Lotte vertrouwt Maas voor geen meter. Toch lijkt ze nog iets anders te voelen voor Maas. Wat is dat volgens jou? Waarom denk je dat en waar blijkt dat uit? 4. Waaraan kan je merken dat Maas een slimme jongen is? Geef een paar voorbeelden uit de tekst. 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Maren Stoffels om vragen te verzinnen.
211
212
Natasza Tardio (1969) Bio Toen Natasza 18 jaar was, schreef ze een toneelstuk dat door studenten van Toneelschool Amsterdam werd opgevoerd. Ze had meteen de smaak van het schrijven te pakken en werd journaliste. Maar ze ging ook boeken schrijven voor jongeren. Dat ze journaliste was, kwam haar goed van pas. De boeken die ze schrijft zijn allemaal gebaseerd op echt gebeurde verhalen en Natasza weet als journalist als geen ander hoe je daarvoor onderzoek moet doen. Ook in haar boek ‘Meedogenloos’ heeft Natasza zich laten inspireren door verhalen uit de krant over Syrië-gangers De boeken van Natasza zijn erg spannend.
213
Copyright foto Jeffrey Bakker
Natasza Tardio Meedogenloos Intro De ouders van Isra zijn jaren geleden vanuit Syrië naar Nederland gevlucht. Ze hebben hier drie kinderen gekregen. Isra is de oudste, ze is vijftien. Op een vrijdagmiddag komt Isra niet thuis van school, ze blijkt spoorloos verdwenen, net als haar nieuwe vriend, Mohamed, kortweg Mo. Isra’s ouders hadden veel bezwaar tegen die vriendschap. Sinds de omgang met Mo, is Isra een hoofddoek gaan dragen en is ze een stuk religieuzer geworden. Haar ouders en ook de politie vrezen dat het stel naar Syrië is afgereisd om zich daar aan te sluiten bij Isis-strijders.
214
Fragment ISRA vrijdag 5 september Terwijl ik mijn ogen sluit denk ik aan thuis. Hoe zou het met mijn ouders, mijn zusje Najoua en broertje Amar gaan? Amar is nog maar vijf, hij begrijpt er vast niets van. In gedachten zie ik voor me hoe hij wacht tot ik hem een verhaaltje voorlees of hem in bed stop. Mijn moeder is vaak te druk met andere dingen, zoals koken. Mijn vader is meestal pas laat thuis en daarom eten we meestal apart. Niet alleen op verschillende tijden, maar ook verschillende maaltijden. Hij houdt van origineel Syrisch eten. Maar dat is dan hoe het er daar vandaag de dag aan toegaat. In het begin van de revolutie tegen Assad een paar jaar geleden had ik gedacht dat hij blij zou zijn. Samen met mijn moeder is hij begin jaren negentig gevlucht voor de oude Assad en zijn regime. Te gevaarlijk, zeker voor hen. Hij wilde zijn gezin stichten in een land waar het veilig was. Uiteindelijk werd dat Nederland. Maar hoewel ook hij hoopt dat Syrië ooit verlost zal worden van die vreselijke dictator, veroordeelt hij het geweld en de manier waarop dat nu wordt geprobeerd. ‘Te veel onnodige slachtoffers. De ene tiran wordt verruild voor 215
vele andere,’ heb ik hem een keer tegen mijn moeder horen zeggen. Mo is wat eten betreft net als mijn vader. Westers eten vindt hij niets. Sterker nog: volgens hem zou elke moslim westers voedsel moeten laten staan. Het staat nog net niet in de Koran, maar voor Mo maakt dat weinig verschil. Hoewel ik hem wel een keer heb betrapt op het eten van een cheeseburger. Volgens mij ook erg westers, maar ik zei er maar niets van. Rusteloos draai ik me op mijn zij. Het bed voelt vreemd. Hobbelig. Waarschijnlijk een oud matras, net zoals het bed van mijn ouders. Als kind verzon ik daar de wildste verhalen bij. Dat ik sliep in een hooiberg, of ergens in de buitenlucht. Ik vraag me af waar Mo is. Hij was behoorlijk boos toen hij vertrok. Waar hij heen ging vertelde hij niet, en ik heb er maar niet naar gevraagd. Zo langzamerhand weet ik precies wat ik wel kan vragen en wat niet. Wat dat betreft is Mo een open boek. Wat betreft de rest wat minder. Vanavond wist ik echt niet wat ik moest doen. Ik schaamde me dood. Beneden zat Fahoud, een Fahoud dat gehoord heeft. Maar Mo trok zich er niets van aan. En nu is het stil in huis. Of Fahoud er nog is weet ik eigenlijk niet, want Mo heeft me verboden de slaapkamer te verlaten. We logeren bij zijn neef in Neuss, vlak bij Düsseldorf, en hij wil hem absoluut niet tot last zijn.
216
Dan had hij zich eerder op de avond beter een beetje in kunnen houden. ‘Het is niet de bedoeling dat we hem in de weg lopen, Isra. Bovendien is het beter dat we hem niet te veel vertellen.’ Mo’s fronsende blik had geen tegenspraak geduld. Heel anders dan toen ik hem drie maanden geleden ontmoette. Toen was hij bijna verlegen. Lief, vol passie, vooral over de islam. Sinds we uit Nederland zijn vertrokken is dat veranderd. Alsof hij een totaal andere persoon is. En nu is het waarschijnlijk te laat. Hoe heb ik zo stom kunnen zijn? Mo leek de ideale jongen. Voorzichtig sla ik de deken open en zet mijn voeten op de kale vloer. Een huivering trekt door me heen en ik probeer de neiging om mijn voeten terug te trekken en me te verstoppen in het warme bed te onderdrukken. Ik wil hier weg, iemand waarschuwen, maar hoe? Mo heeft mijn paspoort ingenomen. Bang dat ik er zonder hem vandoor zou gaan. Zonder geluid te maken loop ik voorzichtig naar de deur. Daar blijf ik staan. Terwijl ik mijn adem inhoud, leg ik mijn oor tegen het hout. Ingespannen luister ik, maar het is doodstil. De hele dag galmde er Arabische muziek door het huis, maar de afgelopen anderhalf uur is het doodstil. Waarschijnlijk is Fahoud met Mo meegegaan en ben ik toch alleen. Dit is mijn kans! Ik voel mijn hart in mijn borstkas bonzen. Mijn hele lichaam bereidt zich voor op wat gaat komen. Stel je niet aan. Je gaat alleen proberen de deur open te doen. De stem 217
in mijn hoofd klinkt resoluut, hoewel ik bijna zeker weet dat Mo de deur op slot heeft gedraaid. Zo klonk het tenminste wel, maar ik durfde het niet te controleren. Stel dat ik me vergis? Stel dat de deur open is en ik kan ontsnappen? Ik weet best wat me dan te doen staat, maar hoe zit het met Mo? Wat gaat hij doen? En wat als iemand me betrapt? Of erger nog: wat als Mo me betrapt?! Maar de stem spreekt me vermanend toe. Dan zeg je gewoon dat je naar het toilet moet. Niet zeuren, gewoon doen! Met mijn ogen dicht haal ik nogmaals diep adem en dan leg ik mijn hand op de deurkruk. Een normale handeling, die ik al ontelbare keren heb uitgevoerd. Toch voelt het op dit moment allesbehalve normaal. Het voelt alsof er elk moment iets vreselijks kan gebeuren. Iets waar ik me niet tegen kan beschermen. Net als ik de deurkruk naar beneden wil drukken om de deur te openen, hoor ik beneden een klap. Bijna meteen daarna hoor ik voetstappen op de trap. Er is iemand thuisgekomen en die iemand komt naar boven! Razendsnel draai ik me om en duik het bed weer in. Op mijn zij met de deken over me heen probeer ik mijn ademhaling onder controle te krijgen. Mo mag niet merken dat ik nog wakker ben, of erger: uit bed ben geweest en geprobeerd heb om te ontsnappen. Op dit moment weet ik niet hoe hij zal reageren. Alles voelt onzeker. Als drijfzand. Terwijl ik mijn hoofd half onder de deken verberg, hoor ik dat er aan de deur wordt gemorreld en dat die daarna langzaam opengaat. Dus toch op slot. Een streep licht valt over de vloer en 218
glijdt langs het bed. Dan gaat het licht in de kamer aan en hoor ik voetstappen langzaam dichterbij komen. Snel sluit ik mijn ogen. Oppervlakkíg, haal oppervlakkig adem. Je slaapt. Vlak naast mijn hoofd stoppen de voetstappen. ‘Slaap je, Isra?’ Mo’s stem klinkt zacht, maar dwingend. Ik durf me niet te bewegen. Heeft-ie me gehoord? ‘Isra!’ Mo’s stemt klinkt opeens een stuk harder, en voor het eerst voel ik iets van angst. Ik kan een kreet van schrik niet onderdrukken en open mijn ogen in lichte paniek. Mo’s gezicht is bijna onherkenbaar. Zijn ogen zijn rood en zijn gezicht zit vol rimpels. Alsof hij in een paar uur tijd jaren ouder is geworden. Ook stinkt hij naar alcohol, en dat terwijl moslims geen alcohol mogen drinken. Maar ik haal het niet in mijn hoofd om hem daarop te wijzen. ‘Waarom doe je net alsof je slaapt?!’ Mo pakt mijn arm vast en trekt me omhoog. ‘Ik wil dat je naar me luistert, hoor je me!’ probeer ik me los te rukken, waarbij mijn hand zijn kin raakt. ‘Trut!’ Voor ik het goed en wel besef geeft Mo me een klap in mijn gezicht. Meteen laat hij me los. Geschrokken breng ik mijn hand naar mijn wang. Mijn hersens maken overuren. Mo heeft me nog nooit geslagen. Zelfs mijn vader heeft me nog nooit geslagen. Wat bezielt hem? En vooral: hoe los ik dit op en krijg ik Mo weer aan mijn kant? Met tranen in mijn ogen wrijf ik over mijn wang. Dan krijg ik een ingeving, en hoewel het me moeite kost en mijn wang brandt van de pijn, forceer ik een glimlach. Voorzichtig leg ik mijn hand 219
op zijn arm en beweeg hem strelend heen en weer. Ik voel dat de spieren in zijn arm beginnen te ontspannen. Voorzichtig ga ik overeind zitten. ‘Ik hou van je, Mo. Het komt allemaal goed.’ Mijn stem klinkt zacht en zeker, en ik merk dat het effect op hem heeft. ‘Het spijt me, Isra. Maar je maakt me soms zo boos. Waarom wil je toch niet naar me luisteren? Ik weet echt wat het beste is. Echt, dat moet je geloven. Vertrouw me alsjeblieft.’ Als hij zich naar voren buigt en me omhelst, voel ik me langzaam rustiger worden. Misschien valt het allemaal wel mee en kan ik de situatie nog in goede banen leiden. Zo moeilijk kan het niet zijn. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder en heel even lijkt het of we een gewoon stel zijn. Niets bijzonders, gewoon een weekend op pad, en maandag weer naar school. Meedogenloos, Uitgeverij Kluitman, pagina 34 t/m 38
220
1.Wat vind je van het verhaal? a. Heel realistisch b. Realistisch c. Weinig realistisch d. Onrealistisch Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Hoe komt het, denk je, dat Mo in korte tijd zo erg veranderd is? a. Hij is onder invloed gekomen van de ideeën van zijn vrienden. b. Hij wil aan zijn neef laten zien dat hij ook meedogenloos en agressief kan zijn. c. Hij is aan de drank geraakt. d. Hij is tot het uiterste gespannen, omdat hij met iets gevaarlijks bezig is. e. Hij is niet veranderd, maar deed eerst alleen lief en aardig om Isra voor zich in te palmen. Als er meer antwoorden mogelijk zijn, zet ze dan in de goede volgorde. Licht je antwoord(en) toe en vraag wat je klasgenoten hiervan denken. 3. Hoe denk je dat het verhaal zal aflopen en waarom denk je dat? a. Na een weekendje in Neuss gaan ze samen weer terug naar huis. b. Via Düsseldorf reizen ze samen verder naar Syrië. c. Isra gaat met toestemming van Mo alleen terug naar Nederland. d. Isra vlucht stiekem en gaat terug naar huis. e. een andere mogelijkheid. 4. Vind je dat Isra op de juiste manier met Mo omgaat? Zeg ook waarom je dat vindt. 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Natasza Tardio om vragen te bedenken.
221
222
Buddy Tegenbosch (1975) Bio Buddy Tegenbosch houdt erg van sport en de eerste opleiding die hij deed, was dan ook de Sportacademie. Toch werd Buddy geen gymleraar, hij wilde piloot worden! Daarvoor moest hij weer gaan studeren, maar zijn droom is werkelijkheid geworden: sinds 2000 werkt hij als piloot bij de Lufthansa in Duitsland. Hij vliegt de hele wereld over en ziet allerlei soorten mensen op zijn vluchten. Op school was Buddy slecht in creatieve vakken, hij kon niet tekenen of knutselen. Maar een schrijver is ook een soort knutselaar, vindt Buddy, hij plakt en knipt en delete zijn zinnen aan elkaar. Inspiratie voor zijn boeken haalt hij uit de contacten met de mensen die hij tegenkomt tijdens zijn vele reizen. Zij prikkelen zijn fantasie! En tussen zijn intercontinentale vluchten door heeft hij tijd om zijn spannende boeken te schrijven.
223
Copyright foto Buddy Tegenbosch
Buddy Tegenbosch Pokerface Intro Sem en Sander zijn zestien jaar en al jaren jeugdspeler bij ijshockeyclub de Ice Bears. Op een dag worden ze gespot door Stoner, de trainer van het eerste zestal. Ze krijgen de kans twee weken mee te trainen met het eerste. Ze mogen ook mee naar wedstrijden als reserve. Sander en Sem zijn dikke vrienden op school en op de ijshockeyclub. Sander is behoorlijk groot, Sem is nog klein en tenger en nog niet brutaal en hard genoeg bij de trainingen van het eerste team. Sem raakt bevriend met Dave en Randy. Die zijn al negentien en vaste spelers in het eerste. Dave vraagt Sem donderdagavond mee te gaan naar Club 24. Dat is net de avond dat Sem heeft afgesproken met Sander om gezellig samen te gaan poolen. vriend af. In Club 24 krijgt Sem tweehonderd euro van Dave om drank te kopen voor zichzelf en de meisjes daar. Sem is niet gewend aan alcohol en wordt heel dronken en ziek in de club.
224
Fragment Druppels trekken strepen op de ruit. Ik zit in de spelersbus. We hebben verloren. 5-4. Het is bijna twaalf uur en we hebben nog Hoewel ik niet gespeeld heb, was het heel chill om mee te maken. Het warmlopen buiten, de tactiekbespreking van Stoner, de keiharde muziek tijdens de warming-up op het ijs, de tribunes die langzaam volstroomden. En daarna het mooiste moment: het aantrekken van mijn eigen wedstrijdshirt, nummer 17, het nummer dat ik al vanaf de mini’s draag. Achter in de bus is het rumoerig. Ik kijk om, maar kan niet veel onderscheiden. Dave heeft het hoogste woord. Gelukkig is hij niet over donderdag begonnen. Hij had me makkelijk voor lul kunnen zetten in de kleedkamer. Sander zit aan de overkant van het gangpad en lijkt te slapen. Ik zet de rugleuning van mijn stoel wat achterover en staar weer naar buiten. Nog zo’n mooi moment: de stilte in de kleedkamer vlak voor de wedstrijd. Mikka met een handdoek over zijn hoofd. Bas die zijn veters nog eens extra strak aantrok. Het sein van de scheidsrechters dat we konden komen. De oerkreten toen we opstonden en ons opmaakten voor de confrontatie. De tinteling van mijn lichaam. Mark, onze aanvoerder, die bij de deur iedereen een klap op zijn schouder gaf. Het aanzwellende gejoel vanaf de tribunes. Toen we uiteindelijk in een lange rij achter elkaar het ijs op stapten, had ik het gevoel iedereen aan te kunnen. 225
Dat gevoel zakte snel weg toen de wedstrijd begon. Het spel was snel en hard. Veel sneller en veel harder dan tijdens het partijtje van afgelopen week. Ik heb vaak een wedstrijd van de Ice Bears gezien, maar vanaf de bank zag het er toch heel anders uit dan vanaf de tribune. Ik was blij dat Stoner me daar liet zitten. ‘Zin om te toepen?’ In het gangpad staat Alex, de center uit de tweede lijn. Hij kijkt Sander en mij om de beurt aan. ‘We missen twee man.’ Ik twijfel. Eigenlijk lig ik hier wel best. ‘Natuurlijk’ zeg ik snel. ‘We hebben bier.’ ‘Ach, waarom ook niet.’ Ik kom overeind en zie dat Sander hetzelfde doet. Halverwege de bus tikt hij me aan. ‘Kan ik wat van je lenen?’ ‘Geld?’ spelen?’ Ik voel in mijn zakken. Naast wat kleingeld vind ik twee briefjes van vijf. Ik geef er één aan Sander. ‘Meer heb ik niet,’ zeg ik. ‘Hé, schiet eens op,’ roept Alex. Achter in de bus zijn twee tafels. Links zitten Randy, Dave, Bas en Mark te spelen. Aan de andere kant van het gangpad zit Alex met naast hem Victor, de oudere broer van Bas. De stoelen tegenover hen zijn vrij. Victor gebaart, en Sander en ik 226
gaan zitten. ‘Vijf per potje,’ zegt Victor. ‘Alex schrijft.’ Pff, vijf euro. Dat schiet lekker op met iets van zeven euro op zak. Victor deelt bier uit dat hij onder zijn stoel vandaan haalt. Zijn eigen blikje trekt hij met één hand open. ‘Proost, mannen. Op de overwinning van morgen.’ Gehaast open ik mijn blikje en ik proost mee. Het bier smaakt me niet. Het eerste potje wint Sander. Ik leg een briefje van vijf op tafel. ‘Niet nodig,’ zegt Alex. ‘Ik maak een rekeningetje.’ Hij tikt met een potlood op een stukje papier. ‘Als je niet genoeg bij je hebt, betaal je me morgen.’ ‘We zullen nog wel eens zien wie wie betaalt,’ zegt Sander brutaal. Victor grijnst. Hij heeft een gouden hoektand, zie ik. Het tweede en derde potje verlies ik ook, maar het vierde win ik. Ik krijg dus van elke speler vijf euro en sta weer quitte. Ik kijk op mijn horloge. Nog een halfuurtje, dan moeten we er zijn. Veel kan ik niet meer verliezen. ‘Beetje bijgekomen van gisteren?’ roept Randy vanaf de andere tafel. Ik verstijf. Randy kijkt me aan. ‘]a, hoor,’ zeg ik en ik doe alsof ik me op mijn kaarten concentreer. Even heb ik hoop dat de bui overwaait, maar dan begint Randy weer. ‘Hm-mm.’
227
chickies helemaal gek met zijn moves.’ Randy steekt zijn handen in de lucht en doet alsof hij staat te dansen. Ik ben blij dat ik náást Sander zit, zodat ik hem niet hoef aan te kijken. ‘Maar ja, die champagne, hè?’ gaat Randy verder. ‘Die verdomde champagne. Ik heb je nog gewaarschuwd. Niet te veel shaken met schudt.’ Randy maakt een kokhalzende beweging en iedereen buldert van het lachen. Ik grinnik mee. Zo voelt dat dus, lachen als een boer met kiespijn. ‘Hoe heette ze ook alweer?’ ‘Wie bedoel je?’ vraag ik.
haar bagagedrager had mogen zitten.’ Randy gooit een schoppentien voor hem op tafel. ‘En dit betekent dokken, jongens. Haal die We spelen verder. Ik doe alsof er niets aan de hand is, maar iets is veranderd. Tussen Sander en mij staat een muurtje. Een onzichtbaar muurtje. Ik verlies het vijfde potje. Tijd voor een zesde is er niet meer, want we zijn bijna bij de ijsbaan. Ik had niet gedacht dat ik dat erg zou vinden. Toch is dat wel het geval. Zo ‘Opschieten, mannen. Ik wil naar bed!’ Kees staat bij de deur van en waar het stinkt naar oud zweet vermengd met tijgerbalsem. Ik hang mijn uitrusting aan een kleerhanger, zet mijn schaatsen 228
eronder en ga snel het hok uit. Gelukkig regent het niet meer. Zou hij extra langzaam doen, in de hoop dat ik vast naar huis ga? Een minuutje later komt hij naar buiten. Zonder me aan te kijken om hem in te halen. We rijden zwijgend naast elkaar. Het enige wat er te horen is, is het gepiep van mijn trappers. Ik wil van alles zeggen, maar elke zin die in mijn hoofd opkomt, lijkt me de verkeerde. We zijn bijna bij de Margrietstraat. Daar moet Sander rechtsaf. ‘Ik...’ begin ik. ‘Laat maar’ zegt Sander. ‘Als jij liever met je vriendjes champagne gaat zuipen dan met mij gaat poolen, prima. Maar zeg dat dan gewoon en hang niet van die Iulverhalen op.’ Hij moet al langer over deze zin hebben nagedacht, want het rolt wel erg soepel uit zijn mond. Zonder te groeten slaat hij de Margrietstraat in. ‘Laat die vijf euro maar zitten,’ mompel ik. Het laatste stuk naar huis gaat in een tempo lager. achterdeur. De lamellen zijn dichtgedraaid, het huis is donker. Het is niet moeilijk om me in te beelden dat alles normaal is. Dat mijn moeder naast mijn vader in bed ligt. Pokerface, Uitgeverij van Goor, pagina 53 t/m 56
229
1. Wat vind je van het verhaal? a. Heel herkenbaar b. Herkenbaar c. Een beetje herkenbaar d. Totaal niet herkenbaar Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2.Wat is waarschijnlijk de voornaamste reden dat Sander boos is op Sem? a. Hij vindt het erg dat Sem de vorige avond tegen hem gelogen heeft. b. Hij is boos omdat Sem het hem de volgende morgen niet opgebiecht heeft. c. Hij vindt dat Sam zich in Club 24 niet goed gedragen heeft. d. Hij denkt dat Sem voortaan vooral met Randy om zal gaan. Verklaar je antwoord. Er kan meer dan een antwoord goed zijn. Zet ze dan in volgorde van belangrijkheid en bespreek ze met enkele medeleerlingen. 3. Sem voelt zich eigenlijk een kleine jongen tussen de jongens van het eerste team. Noem een aantal voorbeelden waar dat blijkt. Zou jij je misschien net zo gedragen als Sem? 4. Wat zou je de schrijver persoonlijk willen vragen? Lees de biografie van Buddy Tegenbosch om vragen te bedenken.
230
231
Mel Wallis de Vries (1973) Bio Mel studeerde biologie omdat ze de wereld wilde redden van enge ziektes. Daarna werd ze journalist en marketing manager bij een groot beauty-merk. Maar veel geld verdienen maakte haar niet gelukkig. Ze volgde haar droom en werd schrijfster. Toen ze op school zat las ze op vakantie de boeken die haar moeder bij zich had. Dat waren voornamelijk thrillers en Mel vond ze prachtig. Maar in die boeken waren altijd volwassenen de hoofdpersonen. Mel besloot daarom jeugdthrillers te gaan schrijven met jongeren in de hoofdrol. Ze is op het moment een van de populairste jongerenschrijvers van Nederland. Haar boeken zijn enorm spannend en lezen als een trein. Vanaf 2005 heeft Mel ieder jaar een spannend boek geschreven. Inspiratie heeft ze genoeg. Ze noemt zichzelf een ongelooflijke angsthaas, is voor veel dingen bang en dat geeft haar ideeën voor haar thrillers. In elk boek zit wel een waargebeurd stukje, maar de enge dingen als moorden en ontvoeringen komen uit haar fantasie. Mel woont samen in Amsterdam met haar vriend. Ze hebben drie kinderen.
232
Copyright foto Mel Wallis de Vries
Mel Wallis de Vries Shock Intro Eind december 2013 komt Emma, een leerling van het Amsterdams Lyceum, na een schoolfeest niet thuis. In januari 2014 vindt gevonden met haar DNA. Van Emma zelf ontbreekt ieder spoor. Zonder hun beste vriendin Emma gaan Bo, Anouk, Lilly en Mabel met zijn vieren op zomervakantie in Zuid-Frankrijk. Emma is geen moment uit hun gedachten. Na een dag aan het strand missen ze de bus en besluiten lopend naar de camping terug te keren. Ze nemen de weg door het bos, maar verdwalen in het dichte struikgewas. Tot overmaat van ramp breekt er een enorm noodweer los. In dat natuurgeweld raakt Lilly het contact met de groep kwijt. Ze is volkomen in paniek. Ze denkt een menselijke gestalte te Dan voelt ze iets achter zich, ze krijgt een dreun, iets warms
Het boek bestaat uit korte hoofdstukken, waar steeds een andere vriendin aan het woord is. In dit fragment is dat Anouk. 233
Fragment Anouk ‘Lilly!’ In het licht van de bliksem zie ik haar zitten. Op een open plek in het bos. Tussen allemaal afgerukte bladeren en takken. Ik begin hardop te lachen van opluchting. ‘Lilly!’ roep ik nog een keer. ‘Wat doe je daar?’ Lilly draait haar gezicht naar me toe. Ze zeggen wel eens dat de wereld kan ophouden met draaien. Dat de tijd langzamer kan gaan lopen. Dat een moment kan bevriezen. Toen Lilly me aankeek, gebeurde dat allemaal. Ik hoorde de wind en het onweer niet meer. Ik voelde de regen niet meer. Mijn hartslag en ademhaling vertraagden. Lilly kreunt. Met een klap begint de wereld weer te draaien. ‘Lilly, wat is er gebeurd?’ roep ik, terwijl ik naar haar toe ren. Haar ogen zijn opengesperd, maar ze lijkt me niet te zien. Ik kniel naast haar neer en pak haar gezicht beet. De rechterkant van haar voorhoofd zit onder het bloed. In het midden van de wond zie ik iets wits glinsteren, alsof het bot door haar huid heen steekt. Mijn maag trekt samen en ik voel gal in mijn keel omhoogkomen. ‘W-wat is er gebeurd?’ Lilly’s mond gaat open en dicht zonder dat ze geluid maakt. 234
Ik voel hoe haar spieren onder mijn handen trillen. Dit is niet goed. Helemaal niet goed zelfs. ‘Lilly, zeg iets, alsjeblieft,’ smeek ik. Ze jammert onverstaanbaar. Ik probeer Lilly omhoog te trekken. ‘Kun je opstaan?’ Als een lappenpop hangt ze tegen me aan. Ik schud haar heen en weer. ‘Lilly, please.’ Opeens heb ik het gevoel dat de schemering om ons heen nog donkerder wordt. We zijn niet alleen. Ik weet niet waarom ik dit denk, maar ik weet zeker dat het waar is. Met alle kracht die ik in me heb, trek ik Lilly omhoog. ‘Leun op mij,’ hijg ik. ‘En probeer me goed vast te -’ De lucht boven ons ontploft. Een felwitte bliksemschicht schiet uit de hemel en raakt met een oorverdovende knal de aarde. Ik kan de klap tot in het diepste van mijn binnenste voelen. Dit was dichtbij. Te dichtbij. Samen met Lilly strompel ik vooruit. Het is alsof ik een betonblok meezeul. Dit hou ik nog niet eens een minuut vol. Ik probeer mezelf een paar simpele doelen te geven. Loop naar die boomstronk. Passeer dat bosje. Mijn voeten gehoorzamen de bevelen. Bij de scheve boom mag je even uitrusten. Hijgend blijf ik staan. Eén ding is zeker: ik heb hulp nodig. ‘Mabel! Bo!’ Mijn woorden worden als een papiertje weggeblazen door de harde wind. Mabel. Bo. Hier zijn we. Kom ons alsjeblieft halen. Ik roep ze in stilte en hoop dat mijn woorden telepathisch naar 235
hen toegezonden worden. ‘Anouk.’ Mijn naam! Het duurt een paar seconden voordat ik begrijp dat het Lilly is. ‘Het...ik… iemand...’ Ze probeert me iets duidelijk te maken. Ik kijk naar haar ogen en probeer haar gedachten te lezen, maar ik zie alleen maar angst. ‘Sssst, het komt goed,’ stel ik haar gerust. Gelukkig kijkt ze me niet aan, want dan had ze de angst in mijn eigen ogen gezien. Een bliksemschicht geeft het bos een seconde vorm. Bomen. Takken. En... een gestalte, verscholen tussen de bladeren. Er ontsnapt een gil uit mijn mond. Zie je wel, er is hier echt iemand! Het wordt weer donker. Verstijfd van angst staar ik naar de plek waar de gestalte stond. Als een kameleon is hij opgegaan in de schemering. Mijn hoofd schiet van links naar rechts. Hij kan overal zijn. Om me heen hoor ik takken breken. Ik deins achteruit. ‘Wat...’ Lilly klampt zich als een drenkeling aan me vast. Ik kan haar niet geruststellen. Nog een stap naar achteren. Ik trek Lilly mee, totdat we met onze rug tegen een boom aan staan. ‘Anouk.’ Weer mijn naam, nu boos en scherp. Een zwarte schaduw maakt zich los uit het donker. Ik buig mijn bovenlichaam over Lilly, in een poging om haar te beschermen. De schaduw valt over me heen. Ik knijp mijn ogen dicht en voel 236
hoe alle warmte uit mijn lichaam wordt gezogen. ‘What the fuck vreten jullie hier uit?’ De schaduw praat... net als Bo. Ik open mijn ogen. Een paar seconden staar ik Bo sprakeloos aan. Ik voel me opeens heel dom. ‘Heb ik iets van je aan?’ snauwt ze. Ik schud mijn hoofd, maar die kleine beweging maakt me duizelig. ‘Gelukkig, daar zijn jullie,’ zegt ze. ‘Ik heb me zo’n zorgen gemaakt.’ ‘Wat is er met haar aan de hand?’ Bo wijst naar Lilly, die slap tegen me aan hangt. ‘Ze is... Ik heb...’ stamel ik. ‘Hè?’ Ik kijk naar beneden en zie een donkerrode plek op mijn schouder. Door de regen lijkt het nog erger. Rode tranen druipen langs mijn arm omlaag. ‘Nee, nee,’ zeg ik schor. ‘Lilly is gewond, niet ik.’ Het is alsof dit het teken voor Lilly is om ons aan te kijken. Ik zie hoe grauw en bleek haar gezicht is. Hoe haar hoofdwond nog heviger bloedt dan daarnet. ‘O mijn god!’ gilt Mabel. ‘Ze gaat dood.’ ‘Doe alsjeblieft even normaal!’ sist Bo. Mabel huilt nu, met lange uithalen. ‘Ze gaat dood. Net als Emma!’ In een fractie van een seconde gebeurt het. Bo slaat Mabel met 237
een vlakke hand in haar gezicht. Ik zie een witte afdruk op haar wang, die razendsnel rood kleurt. ‘Er gaat niemand dood. Stel je niet zo aan.’ Bo klinkt als een moeder die haar kleuter terechtwijst. Mabel staart naar de grond. ‘We moeten zo snel mogelijk naar de camping,’ zegt Bo. ‘Dan kunnen we daar een dokter bellen.’ Voor het eerst in mijn leven ben ik blij dat ze de leiding overneemt. ‘Oké,’ knik ik. ‘Kan iemand me helpen met Lilly?’ Trek je het nog?’ ‘Een b-beetje,’ stamelt Lilly, maar ze houdt Bo’s T-shirt zo stevig vast dat haar knokkels wit worden. ‘En dan ga je me nu eindelijk eens vertellen wat er is gebeurd.’ Het klinkt vriendelijk, maar Bo’s ogen staan dwingend. ‘Sorry?’ Bo’s ogen knijpen samen. ‘Naam... Iemand... riep mijn naam...’ Lilly kreunt alsof het haar bovenmenselijk veel inspanning kost om dit te zeggen. ‘Misschien kunnen we dit gesprek beter straks voortzetten,’ zegt Mabel zacht.’ Lilly moet zo snel mogelijk -’ ‘Ssst,’ sist Bo. En tegen Lilly: ‘Hoe bedoel je, iemand riep je naam?’ ‘In het bos...’ hijgt Lilly. ‘Ik zag iemand lopen... dacht dat jullie het waren...’ Een ijskoud gevoel verspreidt zich door mijn lichaam. Ik heb ook een schim gezien tussen de bomen! Dat was Bo, zegt het rationele 238
mijn best om niet naar dat deel te luisteren. ‘Door die regen lijkt alles op elkaar,’ zegt Bo schouderophalend, alsof dat alles verklaart. ‘Maar hoe kom je aan die wond?’ Lilly’ s hoofd knakt weer naar beneden. ‘Lilly!’ Bo’s stem trilt. ‘Ik weet het niet,’ zegt ze zacht. ‘Waarschijnlijk ben je tegen een boom of een laaghangende tak aan gelopen.’ Bo laat het klinken alsof ze er zelf bij is geweest. ogen. ‘Mooi, dan is dat ook weer opgelost.’ Bo glimlacht.’Let’s go. Anouk, ben jij er ook klaar voor?’ ‘Eh, ja,’ mompel ik. Lilly’s arm voelt verkrampt in de mijne. Ik kan bijna voelen hoe wanhopig ze probeert om haar tranen binnen te houden. ‘Links, rechts, links, rechts,’ begeleidt Bo elke stap die Lilly zet. ‘Heel goed.’ Mabel loopt een paar meter achter ons. ‘Bij die grote boom gaan we naar links, en dan zijn we er bijna.’ Bo lijkt opeens precies te weten waar we naartoe moeten. Ik ben te moe om te luisteren naar het stemmetje binnen in mij, dat dit maar vreemd vindt. Mijn voeten sloffen door de laag natte dennennaalden. Heel in de verte rommelt het nog. Zo snel als het onweer opkwam, is het ook weer weggedreven. In stilte lopen we verder. Het voelt ongemakkelijk, alsof we vage kennissen zijn die elkaar niks te 239
melden hebben. Of goede vrienden die veel voor elkaar te verzwijgen hebben. ‘Zo, we zijn er.’ Bo’s stem doorbreekt mijn gedachten. Tussen de bomen zie ik het hek, met daarachter onze tent. Shock, Uitgeverij De Fontein, pagina 108 t/m 113
240
1. Wat vind je van het verhaal? a. Superspannend b. Spannend c. Een beetje spannend d. Helemaal niet spannend Schrijf kort op waarom je dit vindt. 2. Welke gevoelens gaan er achtereenvolgens door Anouk heen als ze op de open plek komt waar Lilly zit. 3. Bo is de enige die niet overstuur is. Waardoor komt dat volgens jou? a. Ze is een meisje dat nergens bang voor is. b. Ze is heel praktisch en weet precies wat er gedaan moet worden. c. Ze heeft weinig gevoel. d. Ze verbergt iets. Licht je antwoord toe en overleg hierover met klasgenoten. 4. Dit fragment wordt verteld door Anouk. Als deze gebeurtenis door een van de andere meisjes zou worden verteld, welke passage(s) zou(den) dan wel eens heel anders kunnen zijn? 5. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Mel Wallis de Vries om vragen te bedenken.
241
242
Tjibbe Veldkamp (1962) Bio Tjibbe Veldkamp is een echte Groninger: hij is in Groningen geboren, heeft er gestudeerd en woont er nog steeds met zijn vrouw en twee kinderen. Eigenlijk wist Tjibbe nooit zo goed wat hij moest worden. Hij studeerde geschiedenis van de psychologie en deed een jaar onderzoek in Engeland, maar daarna hij wist hij het nog steeds niet. In 1993 ging hij werken bij de Donald Duck. In zijn vrije tijd begon hij kinderboeken te schrijven. Dat beviel hem zo goed dat hij er zijn beroep van wilde maken. Hij nam ontslag bij Donald Duck en begon gewoon! Al zo’n vijftien jaar verdient Tjibbe nu de kost met boeken schrijven en dat schrijven maakt hem iedere dag weer blij.
243
Copyright foto Tjibbe Veldkamp
Tjibbe Veldkamp Tiffany Dop Intro Tiffany Dop groeit op in een achterbuurt in een echt aso-milieu. Ze woont alleen met haar moeder en twee jongere broertjes. Haar moeder verdient een centje bij als hoer. Ze verwaarloost haar kinderen, die volstrekt hun eigen gang gaan. Niemand kijkt naar ze om en niemand houdt van ze. Tiffany zou het liefst een lieve baby willen om van te houden. Ze wil zwanger worden, maar heeft er geen idee van hoe dat moet. In het volgende fragment kun je lezen in wat voor gezin Tiffany opgroeit.
244
Fragment De dag ervoor begon heel gewoon. Ik schrok wakker van een schreeuw. Licht verblindde me. Ik deed een hand voor mijn ogen. Door mijn gespreide vingers zag ik Sheila, mijn moeder. Ze stond in haar ochtendjas voor mijn bed, met een been in haar hand. Iemand lag op de grond, verstrikt in een laken. ‘D’r oet!’ riep Sheila. ‘Peuk’n hoal’n!’ Ik stapte uit bed en pakte m’n spijkerbroek van de stoel. Ik sliep nog half, maar zelfs met één wakkere helft kon ik raden wat er aan de hand was. Gisteravond hadden Danny en Bruce, mijn broertjes, liggen kettingroken in bed. Dat waren vast niet hun eigen sigaretten geweest. Danny en Bruce begonnen te protesteren. Bruce van boven uit het stapelbed en Danny vanaf de grond - het was zijn been dat Sheila vasthield. Ik had Sheila’s peuken gejat, riepen ze, en zij niet, dus ik moest nieuwe gaan halen en kon ze hen nu laten slapen, ouwe tekendoos die ze was? ‘Goa votl’ zei Sheila. Ze was een soort talenwonder. Niemand kon ‘goa vot’ zoveel verschillende betekenissen meegeven als zij. Eigenlijk kon ze ‘goa vot’ bijna álles laten betekenen. De ene keer betekende het ‘wilt u later misschien terugbellen, nu schikt het niet zo goed.’ De andere keer betekende het ‘twee grote friet en vier frikandellen, met extra mayonaise’. Dat laatste geloof je misschien niet, maar het is waar. Ik was erbij. De man van de Snek Plek vroeg wat ze wou hebben. ‘Goa vot,’ zei Sheila. En wat kreeg ze? Twee grote friet, vier frikandellen en extra 245
mayonaise. Doe dat maar eens na. Hier betekende het gewoon: ‘Weg jullie!’ ‘Goa vot’ is Gronings. ‘Ga weg’ Nederlands. Als ze van Gronings overstapte op Nederlands moest je oppassen. Danny probeerde zijn been los te trekken. Het was vaak niet goed te zeggen of mijn broertjes dapper waren of dom. Sheila is groter en sterker dan wij. Ze sleurde Danny aan zijn been de kamer uit. Onderweg kwam hij de drempel tegen. Ik had intussen een schoon T-shirt uit de kast gepakt, sokken uit mijn laatje, m’n nepnikes en horloge van onder m’n bed. Het was tien voor zes. Had ik alles? Ook mijn sleutels? Ik stapte de gang op. Sheila had Danny de deur uitgewerkt. Ze trok de voordeur met een klap dicht, en liep terug naar de slaapkamer om Bruce te halen. Danny belde aan, waarbij hij de bel ingedrukt hield. Trèèèè! Sheila rende terug om Danny’s vingers van de bel te slaan. Op de galerij begon ik me aan te kleden. Sheila en de jongens gingen door met schelden, bellen, duwen en trekken. Meneer Gietema, onze bejaarde buurman, deed het gordijn open om te zien wat er aan de hand was. Mevrouw Gietema trok het weer dicht. Dat ging vaker zo bij hen. Hij open. Zij dicht. Net toen ik helemaal aangekleed was, lukte het Sheila om de deur dicht te slaan, terwijl Bruce en Danny allebei buiten waren. Danny zat op zijn billen en wreef over een zere hand - die waarmee hij gebeld had. Hij en Bruce droegen alleen de boxershort waarin ze sliepen. Bruce had ook nog een teenslipper aan. Ze leken sprekend op elkaar. Ze hadden stiekels - is dat Gronings? Erg kort haar, bedoel ik. 246
Verder was alles aan ze dik: hun vingers, hun nek, hun buik, noem maar op. Toch waren ze ook heel verschillend. Bruce kon knoeperharde scheetgeluiden maken. Hij legde hierbij zijn onderarm in een buikplooi en bewoog hem op een speciaal door hem ontwikkelde manier. Danny bakte daar niks van. Maar hij kon ‘Nederland o Nederland’ boeren en dat lukte Bruce weer niet. Het was natuurlijk zo oneerlijk als wat dat ik daar stond: ik had die sigaretten niet gejat. Maar ik snapte Sheila wel. En ik vond het prima. Het was al licht. Het was nog lekker koel. Ik ging een stukje lopen. Ik zag zo een twee drie niet hoe Danny en Bruce aan sigaretten konden komen, om deze tijd, zonder geld, op een halve teenslipper per persoon. Maar ze vonden er maar iets op. Bij ons thuis was het ieder voor zich. ‘Tif?’ Bruce hinkte achter me aan op z’n ene slipper. Zijn buikje schudde. Hij wurmde zich langs me, zodat ik nu tussen hen in stond, op de smalle galerij. Geen goede positie als het op vechten uitliep. Dacht hij nou echt dat ik dat niet doorhad? ‘Kun je ons wat lenen? Morgen terug. Ik lieg niet.’ Mijn broertjes zijn goed in lenen, maar terugbetalen hebben ze nog niet onder de knie. Voor ik antwoord gaf, liep ik langs hem heen. Nu had ik ze weer allebei aan één kant. Het was een spel. Een serieus spel, want als je het niet goed speelde kreeg je klappen. Maar toch een spel. ‘Ik heb niks,’ zei ik. ‘Laat je zakken dan eens voelen.’ 247
‘Mooi niet!’ Hij deed een stap naar me toe en ik deed een stap achteruit. Ik had geen cent bij me. Maar hij bleef met z’n vingers uit mijn broek. Als ik dat één keer goedvond, zaten ze voortaan altijd in mijn zakken te graaien. ‘Kom op! Alleen wat geld voor sigaretten.’ ‘Kom maar halen.’ Bruce en Danny zijn twaalf en ik ben dertien. Ik ben een kop groter, maar zij zijn twee keer zo zwaar als ik en vier keer zo sterk. Daarom vecht ik zo gemeen als ik kan. En ik geef nooit op. Ze weten dat ze me kunnen hebben. Maar ze weten ook dat ik ze pijn zal doen. Daarom beginnen ze meestal niet. Ik denk dat we nog maar eens in de week vechten, gemiddeld. Vroeger vochten we aan één stuk door. ‘Laat maar,’ zei Bruce. ‘Ze heeft toch niks.’ Dat vond ik leuk, dat hij dat zei. Ik had namelijk wel geld. Ik barstte van het geld. Ik kon een breedbeeldtelevisie kopen, twee mobieltjes, drie dvd-recorders en dan barstte ik nog van het geld. Geld dat zij en Sheila meteen zouden proberen af te pakken, als ze wisten dat ik het had. Maar dat wisten ze niet. Ik liep nog een paar passen achteruit, terwijl ik mijn broertjes in het oog hield. Ik slingerde een been over de balustrade, nog en sprintte weg. Bruce en Danny hadden hun eigen gevoel voor humor. Zelf had ik liever niet dat ze op me spuugden. Ik propte mijn slaapshirt en onderbroek in onze brievenbus en
248
Sommige leken op de onze, veertien huizen per verdieping, negen
stemmen, geen muziek, geen verkeersgeluiden. Ik besloot geld te gaan halen, voor als ik straks honger kreeg. Ik liep over een smalle landweg, met links en rechts weilanden en af en toe een elektriciteitsmast. Na een kwartiertje kwam ik water. Bij een verroest hek met een bordje met verboden toegang art. 461 wetb. van strafrecht bleef ik staan. Erachter lag een verwaarloosd stukje grond, met hoog gras, brandnetels en rommel: planken, bakstenen en een verroeste cementmolen. Ik klom op het hek. Toen ik zeker wist dat er niemand in de buurt was, sprong ik er aan de andere kant af en rende over het landje naar de hoge struiken daarachter. Via een smal paadje kwam ik op een open plek, die ongeveer zo groot was als mijn bed. In het midden stond een plastic klapstoel. Ooit was hij wit geweest, maar nu was hij op veel plekken bedekt met een dun groen laagje. Ik ging zitten. Ik luisterde. Bladeren ritselden in de wind. Vliegen zoemden. Maar voetstappen of stemmen hoorde ik niet. Naast mijn stoel lagen drie planken van ongeveer een meter lang. Ik schoof ze opzij. Er kwam een gat tevoorschijn. Ik ging met mijn borst op de planken liggen en stak mijn hand in het gat. Op ongeveer een halve meter diepte zat een holte in de wand. Ik haalde er een trommel uit met een lachend meisje erop dat net 249
een koekje in haar mond stak. In de trommel zat een doorzichtig plastic zakje, een pedaalemmerzak, met geld. Ik hoefde het niet te tellen om te weten hoeveel het was. Nog iets meer dan vierenveertighonderd euro, het meeste in briefjes van honderd. Ik haalde er een briefje van vijf uit en stak het in m’n achterzak. De trommel borg ik weer op en de planken legde ik terug. Toen ging ik op mijn rug op het afgedekte gat liggen, keek naar de grote blauwe lucht en dacht aan juf Daan en mij, samen op het bankje rond de eikenboom op het schoolplein. Altijd als ik geld haalde dacht ik even aan haar. Het was tenslotte haar geld geweest. vinden, maar niks bezorgde mij zoveel lol als dat geld. Niet omdat ik er fantastische dingen mee kocht, want dat deed ik niet. over geld was. Laatst nog, vlak voor de vakantie. Danny en Bruce boden aan om boodschappen te doen. Ik zat aan tafel huiswerk te maken. Sheila zat op de bank en liet haar blocnote zakken. Ze dacht eerst dat ze het verkeerd verstaan had. Maar nee, Danny en Bruce hadden niks te doen, zeiden ze, en ze wilden best even boodschappen voor haar doen. ‘Hail laif van joe,’ zei Sheila. Ze maakte een boodschappenlijst en gaf de jongens geld. ‘Haalfmalen,’ zei ze, toen ze de deur uit waren. Dat woord kende ik niet, maar ik gokte dat het ‘stomme idioten’ betekende. Zij wist ook wel dat Danny en Bruce op haar geld uit waren. Een halfuurtje later kwamen Danny en Bruce terug. Ze zetten de 250
boodschappen in de keuken en brachten Sheila de kassabon en het wisselgeld. ‘Ie binnent d’r mit ains dat ik ‘t aal evenpies noatel?’ vroeg Sheila. ‘Huh?, zei Danny. ‘Huh?’ zei Bruce. Ze doen soms of ze dat Gronings van haar niet verstaan. Sheila telde het wisselgeld. Het klopte. Wat me niet verbaasde, want Danny en Bruce waren wel dom, maar ook weer niet zo achterlijk dat ze gewoon te weinig geld teruggaven. Sheila haalde de boodschappen uit de keuken, stalde ze uit op het kleed in de woonkamer en checkte of alles wat op de bon stond er ook was. Dat klopte ook. De jongens begonnen hem te knijpen en vroegen of ze nou eindelijk weg mochten, godsamme, hielpen ze eens een keer, was het weer niet goed. Ze moesten blijven. Sheila controleerde alles opnieuw. Het klopte weer. ‘Zitten blijven!’ zei ze. En ze begon opnieuw. Wat was nou de truc? Danny en Bruce hadden dure artikelen gekocht. Die hadden ze vervolgens geruild voor goedkopere. Die hadden ze aan Sheila gegeven, met de bon voor de dure spullen. Het prijsverschil, zes euro eenendertig, hadden ze in hun zak gestoken. Tegen de tijd dat Sheila het doorhad had ze een pesthumeur. Danny en Bruce moesten het bedrag tienvoudig terugbetalen en konden niet uitrekenen hoeveel dat was. Ik zat aan tafel, luisterde naar hun ruzie om zes euro eenendertig, de klank daarvan beviel me enorm: zes euro eenendertig. Het was een toverspreuk die me blij toverde. Op zo’n moment was ik diep gelukkig met mijn geld. 251
De kunst was om geheim te houden dat ik het had. Daar had ik regels voor. Thuis had ik nooit meer dan één euro op zak. Ik kocht alleen in winkels in andere wijken, winkels waar Sheila, Danny en Bruce niet kwamen. Dingen die ik kocht at ik meteen op - iets anders dan eten kocht ik eigenlijk nooit. En ik vertelde niemand dat ik geld had. Dat was niet zo moeilijk. Aan wie had ik het moeten zeggen? Op school praatte ik wel met mensen. En het hele afgelopen jaar, de hele brugklas had ik op school geen klap uitgedeeld, serieus. Maar echte vrienden of vriendinnen had ik niet. Vrienden gingen na school met elkaar mee naar huis. Ik wilde niet het risico lopen dat iemand Sheila, Danny en Bruce tegen het lijf zou-lopen. Daar kon niks goeds van komen. Niet dat ik anders wel iemand had meegenomen, trouwens. Ik hoefde niet zo nodig vrienden. Wat moest je ermee? Daar lag ik dus languit boven m’n bergplaats, geld in mijn zak en juf Daan in mijn hoofd. Ik was niet ongelukkig. We waren wie we waren, Sheila, Danny, Bruce en ik. Zij waren vals en onbetrouwbaar, maar niet valser of onbetrouwbaarder dan ik. En ik was slimmer dan zij. Aan het vechten was ik gewend. Zelf begon ik nooit meer, maar als Danny en Bruce begonnen en ik gaf ze op deed het niet slecht. Tiffany Dop, Uitgeverij Lemniscaat, pagina 10 t/m 17
252
1. Wat vind je van het verhaal? Erg boeiend Een beetje boeiend Een beetje saai Saai Geef een toelichting op je antwoord 2. Voor veel van jullie is zo’n gezin als hier beschreven wordt, waarschijnlijk een beetje vreemd. Maar als je goed leest, zijn er misschien toch situaties in het verhaal die je herkent.. Probeer er een aantal te noemen. 3. Hoe zou je Tiffany het best kunnen omschrijven? a. Ze is een agressief meisje dat van vechten houdt. b. Ze is een heel slim meisje. d. Ze is een eenzaam meisje zonder vrienden of leuke familie. e. Ze is erg oneerlijk en ze steelt geld als ze dat nodig heeft. f. Ze is een grappig meisje dat overal de humor van inziet Als je meer dan één antwoord kiest, schrijf ze dan op in volgorde van belangrijkheid. Probeer voorbeelden in de tekst te vinden om je antwoord(en) te verklaren. Overleg in kleine groepjes met je klasgenoten over jullie antwoord(en). 4. Waarom denk je dat het geld zo belangrijk voor Tiffany is? a. Ze heeft altijd geld nodig om sigaretten te kopen. b. Ze vindt het fijn een geheim te hebben waar niemand iets van af weet. c. Ze kan er af en toe iets moois voor zichzelf mee kopen. d. Ze kan haar eigen eten kopen als ze honger heeft. e. Het geeft haar het gevoel van niemand afhankelijk te zijn
253
Kan je zelf nog een reden verzinnen waarom Tiffany zo blij is met haar geld? Als je meer dan één antwoord belangrijk vindt, zet ze dan in volgorde van belangrijkheid. Praat hierover met medeleerlingen. 5. Wat is volgens jou de belangrijkste reden dat Tiffany na schooltijd nooit iemand mee naar huis neemt? 6. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Tjibbe Veldkamp om vragen te bedenken.
254
255
Anna Woltz (1981) Bio Toen Anna Woltz op school moest leren lezen, had ze daar helemaal geen zin in. Die kinderachtige boekjes over een kaboutertje dat Pim heette en een musje dat op de wip zat te wippen, konden haar niet boeien. Een jaar lang raakte ze geen boek aan, ze ging gewoon in leesstaking. Totdat ze het boek De kinderen van Bolderburen van Astrid Lindgren in handen kreeg. Prachtig vond ze dat! Vanaf dat moment werd lezen haar passie. En ze ging ook zélf verhalen schrijven. Toen ze vijftien was, schreef ze een jaar lang iedere week een stukje in de Volkskrant over wat ze allemaal beleefde op school. Haar verhalen gingen over verliefdheid, roddelen, spieken, proefwerken, ouders en leraren. Er werd een boekje van gemaakt: Overleven in 4B. Daarna zijn er meer dan twintig boeken van Anna verschenen. Anna Woltz woont in Utrecht. Haar hobby’s zijn koken (sushi en Indiase curry vindt ze het lekkerst), lezen en trektochten maken in de bergen.
256
Copyright foto Anna Woltz
Anna Woltz Honderd uur nacht Intro De vader van de 14-jarige Emilia heeft een erge misstap begaan. Via het televisiejournaal is dat algemeen bekend geworden. Vanaf dat moment wordt Emilia op school en op Twitter en Facebook enorm gepest. Ze besluit van huis weg te lopen en te vluchten naar New York. Met de creditcard van haar vader koopt ze een vliegticket en via internet reserveert ze een kamer bij een zekere Mr Greenberg. Als ze in New York aankomt en bij de voordeur van Mr Greenberg op de bel drukt, doet een jongen van haar eigen leeftijd open. Er blijkt op dit adres helemaal geen kamer te huur. Emilia is gewoon opgelicht door die zogenaamde Mr Greenberg. De jongen, Seth, raadt Emilia aan een kamer in een hotel te zoeken en doet de deur voor haar neus dicht.
257
Fragment Ik blijf naar de dichte deur staren. Terwijl ik daar nog bewegingloos sta, komt Seth zijn huis weer uit Hij draagt nu versleten gympen en een donkere capuchontrui. Op ‘Good luck! hij weg. Ik wil schreeuwen dat hij moet blijven. Dat ik veertien ben en dat ik geen idee heb wat ik nu moet doen. Hij is de enige New Yorker die ik een heel klein beetje ken. De enige die telt in elk geval, want verder weet ik hier alleen maar beroemdheden: Ashton Kutcher en Beyoncé en de jongen die Harry Potter speelde. Maar ik schreeuw niet en Seth suist in de verte een hoek om. O M Y GOD, zeg ik woedend tegen mezelf, hoe dom kun je zijn? wéét toch dat internet niet te vertrouwen is? Op school hadden we vorig jaar zelfs nog van die zeiklessen mediawijsheid, gegeven door een brave mevrouw die tien keer minder van computers snapte dan wij. Waarom geloofde ik ook maar één seconde dat die lachende Mr Greenberg met z’n goudblonde sikje zo vriendelijk zou zijn om mij een prachtige kamer te verhuren voor heel weinig geld? Of nou ja, voor vijfhonderd dollar per week. Vergeleken met de andere kamers was dat goedkoop. En gisteren heb ik dus stompzinnig naïef duizend dollar overgemaakt naar Rusland of Nigeria of god weet waar die vent eigenlijk woont met 258
zijn chihuahua’s*. Als die beesten tenminste wél bestaan. Ik bal mijn vuisten - ook mijn linkerhand met de snee - totdat ik tranen in mijn ogen heb. Eindelijk, voor het eerst van mijn leven, ben ik in mijn lievelingsstad. Maar zonder kraan. Zonder matras. En zonder creditcard. Ik kijk op mijn telefoon. Ik heb alweer drie nieuwe gemiste oproepen van mijn vader. In mijn lichaam zijn schokkend veel cellen die huilend willen terugbellen, maar ik negeer ze. Het is zes uur ‘s avonds en het begint snel donker te worden. De lantaarns springen aan en opeens lijkt mijn straat een toneelstraat. Eerst van karton en toneelbomen van plastic. Zo nu en dan gooit iemand een paar herfstbladeren naar beneden. Elk blad heeft de vorm van twee aan elkaar geplakte hartjes. Ik staar er een hele tijd naar. Dan zet ik mijn voet op twee hartjes en draai ik mijn laars langzaam heen en weer. Vastberaden zet ik hekken neer in mijn hersens. Ik mag alleen aan het komende kwartier denken. Wat ik nú moet doen, daar gaat het om. Moordenaars en verkrachters zijn verboden terrein. Mijn ouders bellen is ondenkbaar. Rillen van de kou, huiveren, beven - die woorden ken ik niet. Oké. Ik heb dus geen bed in deze stad. Hoe krijg je hier een bed? Door geld te betalen. 259
Wat moet ik nu dus als eerste doen? Meer geld pinnen. Wat heb ik daarvoor nodig? Een pinautomaat. Ik trek het handvat uit mijn koffer en begin te lopen. De wieltjes ratelen dof op de betonnen stoep. Ik loop langs de gekleurde huizen, van schijnwerper naar schijnwerper - en ik denk aan een jongen die ik een keer op televisie zag. Die jongen van twintig had vanaf zijn hij zelf. En zijn ouders en vrienden en leraren waren ook allemaal acteurs. Ik vond hem zielig. Niemand wil voor altijd een acteur zijn. Maar tegelijk vroeg ik me af of hij de enige was die hardop zei wat we allemaal voelen. Op de basisschool was het misschien anders. Maar bij mij op de middelbare school speelt iedereen een rol. Serieus. Ons hele gebouw is één groot theater. Ik hoop natuurlijk dat het later anders wordt. Maar soms, als ik wakker lig terwijl de nacht op zijn zwartst is, ben ik bang dat het nooit zal stoppen. Dan ben ik bang dat je als volwassene niet mag ophouden met toneelspelen. Dat je nooit vrij krijgt. Dat het voor altijd door zal gaan. Aan het einde van mijn straat loopt een zesbaansweg die dwars door de stad snijdt. Het verkeer staat er muurvast en er wordt - hoe kan het ook anders - aan één stuk door getoeterd. Minstens de helft van de auto’s zijn taxi’s. Taxi’s die nergens naartoe gaan. 260
Op de brede stoep lopen mensen met totaal verschillende plannen dwars door elkaar. Volwassenen in designerkleren komen uit hun jassen en brillen met zwarte monturen studeren hier natuurlijk. En meisjes in ultrakorte, glimmende jurkjes zijn wankelend op weg naar loungebanken, cocktails en blonde erfgenamen die James Howard the Third heten. Terwijl ik nog denk over genummerde erfgenamen, zie ik opeens een felverlichte etalage van de Bank of America. Met mijn loodzware koffer ren ik er op een sukkeldrafje naartoe. Ik rammel aan de deur. Op slot. Half verdoofd staar ik naar de automaten in hun kale hok en dan staat er opeens een man met een baard naast me. Geen witte Sinterklaasbaard, maar zo’n hip baardje dat nu opeens in de mode is. ‘Wil je naar binnen?’ vraagt hij. Ik knik zwijgend. Hij haalt zijn creditcard door een sleuf naast de deur. Het lichtje springt op groen en de deur gaat open. ‘Thank you!’ zeg ik verbaasd. De man lacht even naar me en loopt dan weer verder. Ik trek mijn koffer het lichte hok binnen en begin met pinnen. Maar dat gaat dus niet. In het buitenland mag ik maar één keer per dag geld opnemen. En op het vliegveld had ik maar vijftig dollar gepind - lang niet genoeg voor een hotel. Ik sleur mijn koffer weer naar buiten. De hekken staan nog overeind 261
in mijn hoofd. Maar er wordt aan getrokken. Nog even en ze vallen om. ‘Excuse me!’
-
streeks uit Sex and the City lijkt te komen. ‘Weet u misschien waar ze Ik kan niet zien hoe oud ze is. Haar huid is strakgetrokken, haar gezicht zwaar opgemaakt. Ze is een angstaanjagend goed gelukte etalagepop. klein meisje. ‘Hier doorlopen en dan rechts op Broadway.’ Dwars door het getoeter en de neonlichten sleep ik mijn koffer naar het groen-witte logo met de zeemeerminvrouw.
Ik ga zitten aan een tafeltje bij het raam en zonder mijn jas uit te doen of Ik weet dat ik zo snel mogelijk op zoek moet naar een hotel waar ik morgen pas hoef te betalen, maar eerst google ik wonden verzorgen. De snee in mijn hand klopt nu voortdurend. Ook wil ik weten hoe vervuild de lucht in New York eigenlijk is en moet ik controleren of Ashton Kutcher wel echt hier woont. Mijn mail check ik heel bewust niet. Nieuwssites ook niet. En Facebook en Twitter kan ik niet eens bekijken, want ik heb gisteren mijn accounts verwijderd. een vage vanillesmaak. Ik heb het eindelijk weer warm en steeds minder cellen in mijn lichaam willen huilend naar huis bellen. Maar dan zoek ik op een forum naar tips voor hotels en is het allemaal voorbij. 262
Als minderjarige mag je in Amerika niet in je eentje een hotelkamer huren. Dat is verboden. En je kunt niet liegen over je leeftijd, want ze vragen altijd naar je paspoort. Ik blijf zoeken, maar ik vind geen oplossing. Na een uur kan ik nog maar één ding bedenken: naar de politie gaan. Mezelf aangeven. En dan moet ik morgen met het eerste vliegtuig terug naar huis. *chihuahua = klein soort hondje Honderd uur nacht, Em. Querido’s Uitgeverij BV, pagina 34 t/m 38
263
1. Wat vind je van het verhaal? a. Heel geloofwaardig b. Geloofwaardig c. Een beetje geloofwaardig d. Helemaal niet geloofwaardig Schrijf kort op waarom je dit vindt 2. Wat zijn Emilia’s grootste problemen als ze voor de dichte deur van Seth staat? a. Ze voelt zich erg alleen. b. Ze heeft geen geld. c. Ze heeft pijn in haar hand. d. Ze heeft geen slaapplek. e. Ze mist ineens haar ouders. Er kunnen meer antwoorden mogelijk zijn. Zet ze in volgorde van belangrijkheid. 3. Wat vind jij ervan dat Emilia naar New York vlucht? a. Ze is laf omdat ze de problemen thuis uit de weg gaat. b. Ze is erg moedig dat ze helemaal alleen naar New York durft te gaan. Je kunt hier heel verschillend over denken. Wat vinden de anderen in de klas hiervan? Praat hierover in kleine groepjes. 4. Geef een aantal voorbeelden waaruit blijkt dat Emilia verstandig met haar problemen in New York omgaat. 5. Wat bedoelt Emilia als ze zegt: ’Ons hele gebouw is één groot theater’ Herken je dat? Leg het uit met een paar voorbeelden. 6. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Anna Woltz om vragen te bedenken. 264
265
Margje Woodrow (1975) Bio Margje Woodrow wilde na het VWO eigenlijk iets heel anders worden dan boekenschrijver. Hoefsmid, veearts of journalist, dat leken haar leuke beroepen! Maar zo’n klein en tenger meisje kan geen hoefsmid worden en voor veearts had ze niet het juiste vakkenpakket. Ook de journalistiek zat er niet in: ze werd uitgeloot… Toen werd ze basisschoolleraar. Met veel plezier geeft ze nu al een poosje les aan achtstegroepers, al stoort het haar dat de nadruk op school wel erg op toetsen en scores ligt. De inspiratie voor haar boeken haalt Margje uit haar eigen leven. Soms ook uit de oude dossiers van haar man, die strafrechtadvocaat is. Margje oordeelt mild over mensen die strafbare feiten plegen. ‘Omdat je uit impulsiviteit slechte dingen doet, ben je niet meteen een slecht mens’, vindt ze. Als Margje met een boek bezig is vindt ze niets fijner dan eropuit trekken met haar hond Bobby. Ze woont in Udenhout, dichtbij de Loonse en Drunense duinen: een ideale omgeving om tot rust te komen en er haar verhaallijnen en plots uit te denken. Margje is getrouwd met Geof. Ze hebben twee kinderen, Micky en Holly.
266
Copyright foto Margje Woodrow
Margje Woodrow Geraakt Intro
in een villa van één van hun vriendinnen. De villa ligt vlakbij de spoorrails. tijden verliefd is. In de donkere bijkeuken van de villa trekken Gijs en Sam zich terug en beginnen elkaar te zoenen. binnengestormd. Ze hebben buiten een enorme klap gehoord en zijn volledig in paniek.
267
Fragment Er was een ongeluk gebeurd. Op nog geen honderd meter afstand van de plek waar we nu stonden. Ik liep naar buiten. trillend als een rietje achter ons stond. Hij schudde zijn hoofd en zei op onvaste toon: ‘Nee, we waren daar een peuk aan het roken en ineens… BAM! Echt niet normaal hard.’ Hij wees naar het overdekte terras bij het zwembad. De zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd. Zijn shirt was drijfnat, alsof hij in een stortbui had gestaan. Alleen regende het niet. Ik keek over mijn schouder en liet Gijs’ hand los. Waar was Diederik gebleven? ‘Denk je dat er iemand dood is?’ Ik rilde van de kou. broekzak. Hij stopte de sigaret achterstevoren in zijn mond en probeerde hem tevergeefs met zijn aansteker aan de praat te krijgen. Ik twijfelde of ik zou gaan kijken bij het spoor. Ik had het koud in mijn blote jurkje en ik had het niet op dat soort enge beelden. Net toen ik had besloten om het niet te doen en terug naar binnen te gaan, kwam Diederik naar buiten rennen. Volledig in paniek, ik
‘Binnen is ze ook niet,’ zei hij en hij begon driftig op het schermpje van zijn mobiel te tikken. Onrustig liep hij heen en 268
weer. ‘Godver, ze neemt weer eens niet op.’ ‘Nee, hè hè, ze hoort dat ding daarbinnen echt niet,’ zei ik geïrriteerd. ‘Maar ze ís niet binnen!’ Hij klonk wanhopig en boos tegelijk. straks samen naar huis,’ riep ik. ‘O.’ Een paar seconden leek hij enigszins gerustgesteld, hij stopte zelfs zijn mobiel terug, maar toen vroeg hij: ‘Waar staan jullie Ik dacht na. Eerlijk gezegd had ik aan het begin van de avond niet zo goed opgelet waar we ze hadden neergezet. ‘Eh… volgens mij bij de rest daar... tegen de zijkant van de garage?’ beeld.
Hun gestaltes staken donker af tegen de blauwe zwaailichten. Tjonge, jonge, wat een ophef maakte Diederik toch altijd. subtiel. Of misschien zat ze net op het toilet. Hij deed weer eens buurt te zijn? Ik nam me voor om het toch een keer met haar te hebben over dat bezitterige trekje van Diederik. Aan het begin van de avond kletsen, toen Diederik alweer aan haar begon te plukken. Het
269
Belachelijk gewoon. Oké, die jongen zag er meer dan leuk uit, maar so what? Ik werd uit mijn gedachten opgeschrikt door Diederik, die schreeuwend op ons af kwam sprinten. ‘Wat roept-ie nou?’ vroeg Gijs. staat er niet meer. Godver, ze zal toch niet…’ Diederik maakte zijn zin niet af, stond abrupt stil en staarde richting het spoor. Een paar tellen stond ik als versteend. Toen zette ik het op een rennen. Nee, nee, nee, schreeuwde het door mijn hoofd. Het zal toch niet! De stekende pijn in mijn zij negeerde ik. Wat was die oprijlaan lang en glad! Mijn jurk kroop omhoog en knelde om mijn bovenbenen. De dunne hoge hakken van mijn pumps zorgden ervoor dat ik steeds omzwikte, maar ik bleef rennen. Achter me hoorde ik snelle voetstappen, gevloek. De jongens haalden me in en stoven voor me uit. Een paar meter voor de spoorwegovergang bleef ik buiten adem staan, mijn ogen schoten van links naar rechts, maar ik zag haar niet. Wel agenten, een ambulance, een politiebusje en ambulanop twintig meter afstand van het spoor, midden op de hoofdweg achter een rood-wit lint stonden. Op de rails, vlak naast de neus van de trein, werd een groot, grijs zeil gespannen, als een soort tent. ‘Zie jij haar?’ vroeg Diederik paniekerig. 270
‘Nee.’ In de verte naderden de zwaailichten van nog meer politiewagens. Ergens diep vanbinnen wist ik, voelde ik dat het goed mis was. Ik zag het ook aan het zenuwachtige heen-en-weergeloop van de agenten. Gespannen volgde ik hun bewegingen. kop nou,’ bitste ik. Opeens, tussen de politiebus en de ambulance in, net voor de ‘O god, nee…’ Het bloed steeg naar mijn hoofd en zwarte vlekken verschenen voor mijn ogen. ‘Wat?’ vroeg Diederik bits. Hij pakte met beide handen ruw mijn schouders beet, alsof hij het antwoord uit me wilde schudden. Maar ik kon niet reageren, omdat de wereld om me heen begon te draaien. De agenten, de lucht, de auto’s – alles werd wazig en ik greep een lantaarnpaal beet. ‘Ademen, Sam,’ piepte ik tegen
Gijs wilde me vastpakken, maar ik duwde hem weg. ‘Daar ligt maakte me nog banger. Wat nu? Ik dwong mezelf opnieuw om kalm te blijven. Maar toen snelde ik naar de agent die het dichtst bij ons stond. ‘Mag… mag ik iets vragen?’ vroeg ik en ineens drong het tot me door dat ik huilde. Bezorgd keek hij me aan. 271
‘Is er iemand dood?’ snikte ik. Hij aarzelde een paar seconden. Het bleef angstvallig stil. Ik kon mezelf niet langer inhouden en barstte in hevig gesnik uit. ‘Er is iemand onder de trein gekomen,’ antwoordde hij ten slotte. ‘Maar…’ ‘Wie?’ onderbrak ik hem. ‘Wie dan?’ Ik móést het nu weten. Ik moest horen dat hij met ‘iemand’ niet mijn beste vriendin bedoelde. ‘Dat weten we nog niet.’ Weer zweeg hij. ‘Een jonge vrouw, maar meer kan ik er niet over zeggen.’ Hij raakte voorzichtig mijn arm aan. ‘Zeg, misschien kun je beter niet hier blijven staan. Is er iemand bij je?’ Hij knikte naar Gijs, die een paar meter verderop stond. ‘Hoort hij bij jou?’
handen, werd mijn akelige voorgevoel werkelijkheid. Het bloed pompte steeds harder door mijn hoofd, maar opeens was het stil. Doodstil. Geraakt, Gottmer Uigevers Groep, pagina 10 t/m 14
272
1. Wat vind je van het verhaal a. Heel spannend b. Beetje spannend c. Beetje saai d. Saai Schrijf in het kort op waarom je dit vindt. 2. In het begin vindt Sam de reactie van de jongens maar overdreven. Op welk moment denk je dat bij haar de paniek toeslaat? a. Als Diederik zegt dat de roze fiets van Jessie nergens te vinden is. b. Als ze de zwaailichten, de ambulance en het politiebusje ziet. c. Als ze van de politie hoort dat er iemand onder de trein is gekomen. d. Als ze de roze fiets van Jessie ziet liggen. Schrijf in het kort een toelichting op je keuze. 3. Waarom denk je dat het zo lang duurt tot het bij Sam doordringt dat het Jessie is die onder de trein is gekomen. 4. Wat zou je de schrijver willen vragen? Lees de bio van Margje Woodrow om vragen te bedenken.
273