Evangelie van Mattheus Gelijkenissen over het koninkrijk van de hemel
Gelijkenissen van Jezus
Bijbellezing maart 2014
Carl Bloch (1834-1890)
Gelijkenissen over het koninkrijk van de hemel De periode voor Pasen lezen we uit het evangelie van Mattheus een aantal gelijkenissen. Jezus probeert zijn leerlingen duidelijk te maken wat het Koninkrijk van de hemel is. Soms lijkt het evangelie van Mattheus op een lappendeken van bij elkaar gezette uitspraken en overgeleverde verhalen. Maar als je een beetje studeert valt op dat het evangelie van Mattheus een weloverwogen compositie heeft. Vaak wordt er aandacht gegeven aan het kleine. Vroeger hadden de verkleinwoorden die de Statenvertaling gebruikte het effect dat ze ontroerden, woorden voor dingen als kleingeld en mussen (dingen die van zichzelf al klein zijn) werden in de Statenvertaling vertaald als penningske en musjes. Mattheus is een mooi evangelie vol troost. Musjes en penningskes zijn kleine dingen, de haren van mensen zijn geteld, kleine dingen hebben al grote waarde, hoeveel te meer hebben mensen dan waarde. Goede lezingen gewenst.
Ps
Maandag 3 maart 2014 Mattheüs 13,1-58 Er is maar één gelijkenis waar Jezus ook een uitvoerige uitleg bij geeft, de gelijkenis van de zaaier. Een boer die zaait. Hij strooit zodat de stukken er af vliegen. Maar het gaat, zo lijkt het, niet zozeer om de boer die rijkelijk strooit maar om de kiemkracht van het zaad. Denk je net dat de uitleg letterlijk gaat komen, dan stopt Jezus. Is dit de hele parabel? 1 Die dag verliet Jezus het huis en ging aan de oever van het meer zitten. 2 Er kwam een grote mensenmassa om hem heen staan, en daarom ging hij in een boot zitten, terwijl de menigte op de
oever bleef. 3 Hij sprak hen uitvoerig toe en vertelde gelijkenissen: ‘Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. 4 Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en er kwamen vogels die het opaten. 5 Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen. 6 Toen de zon opkwam verschroeide het, en omdat het geen wortel had droogde het uit. 7 Weer een ander deel viel tussen de distels, en toen die opschoten verstikten ze het zaaigoed. 8 Maar er viel ook wat zaad in goede grond, en dat bracht vrucht voort, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. 9 Laat wie oren heeft goed luisteren!’
Gedicht : Water geven Ik geloof dat we moeten leren te wachten Zoals we ook moeten leren te scheppen We moeten geduldig de graankorrels zaaien De aarde waarin zij gezaaid zijn Koppig blijven water geven En de planten verder hun eigen tijd gunnnen. We kunnen een plant nu eenmaal niet voor de gek houden Net zomin als we de geschiedenis
Voor de gek kunnen houden Maar we kunnen haar wel water geven Geduldig ,elke dag, met begrip Met nederigheid, maar ook met liefde Václav Havel
Dinsdag 4 maart 2014
Mattheus 13: 10-23
Gelijkenis van de zaaier - Rodolpho Arelano- Nicaracua Veel mensen houden van directe taal, in feedback en directe communicatie. Het is soms prettig als mensen precies benoemen wat ze ergens van vinden. Nederlanders zijn daar goed in. Het vergt dan ook training en inspanning om te snappen als iemand iets probeert duidelijk te maken op een andere, indirecte manier dan je gewend bent. Jezus spreekt in gelijkenissen, en voor sommigen lijkt het erop dat Jezus de gelijkenissen opzettelijk gebruikt om zaken niet bij name te noemen en in het midden te laten wat hij eigenlijk bedoelt. Toch is Jezus allesbehalve vaag. Hij gebruikt beelden waar mensen zich in kunnen herkennen. Met de gelaagde verhalen prikkelt Jezus de verbeelding. Met gelijkenissen maakt hij onderscheid in zijn publiek tussen mensen die alleen de bovenste laag oppikken en mensen die ook de diepere laag begrijpen. Maar die diepere laag is verborgen. Bij wijze van uitzondering geeft Jezus in de gelijkenis van de zaaier de clou helemaal weg. 10
De leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen: ‘Waarom spreekt u in gelijkenissen tot
hen?’ 11 Hij antwoordde: ‘Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen, hun is dat niet gegeven. 12 Want wie heeft zal nog meer krijgen, en het zal overvloedig zijn; maar wie niets heeft zal zelfs het laatste worden ontnomen. 13 Dit is de reden waarom ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen. 14 In hen komt deze profetie van Jesaja tot vervulling: “Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben. 15 Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou ik hen genezen.” 16 Gelukkig jullie ogen omdat ze zien, en jullie oren omdat ze horen!
17
Want ik verzeker jullie: vele
profeten en rechtvaardigen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en te horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen. Hoor en begrijp dan nu de gelijkenis van de zaaier: 19 bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt hij die het kwaad zelf is en rooft wat hun in het hart 18
is gezaaid; bij hen is op de weg gezaaid. 20 Het zaad dat op rotsachtige grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en het meteen met vreugde in zich opnemen. 21 Het schiet echter geen wortel in hen, oppervlakkig als ze zijn. Worden ze vanwege het woord beproefd of vervolgd, dan houden ze geen ogenblik stand. 22 Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het dagelijkse bestaan en de verleiding van de rijkdom het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. 23 Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij dragen dan ook rijkelijk vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.’
Woensdag 5 maart
Mattheus 13: 24-31 Een mosterdzaadje
Mensen verwachten een spectaculair optreden van Jezus. Ze gaan er van uit dat Jezus met grote statements komt en het groot gaat aanpakken. Hoe groter hoe beter. Maar Jezus houdt het klein. Bijna onooglijk klein, als een mosterdzaadje. 24 Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. 25 Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer. 26 Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid tevoorschijn. 27 De knechten kwamen de heer des huizes vragen: “Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?” 28 Hij antwoordde: “Dat is het werk van een vijand.” De knechten zeiden tegen hem: “Wilt u dat wij er het onkruid tussenuit wieden?” 29 Hij antwoordde: “Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. 30 Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.’”’ 31 Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand meenam en in zijn akker zaaide. 32 Het is weliswaar het kleinste van alle zaden, maar het groeit uit tot de grootste onder de planten. Het wordt een struik, en de vogels van de hemel komen nestelen in de takken.
Donderdag 6 maart 2014
Mattheus 13: 33-42
Oog hebben voor het kleine zit in heel Mattheus verweven. Mosterdzaad, zout, zuurdesem, allemaal kleine dingen die groot effect hebben, dingen die groot kunnen worden. Ook in de wereld heeft Jezus aandacht voor het kleine, bij de mens, de kleine mens: het kind. Kinderen zijn het voorbeeld van mensen die in het Koninkrijk van de hemel thuishoren. Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat zij juist de kinderen bij hem moeten laten komen. Mattheus gebruikt het motief van het kleine al heel vroeg in Mattheus 2:16 waar koning Herodes zich gekleineerd voelt door de wijzen uit het Oosten. Er zit nog
één opvallende plaats in Mattheus 27 waar Jezus het letterlijk heeft over kleineren, vertaald met ‘bespotten’. Het gaat dan over de koning van de joden die wordt bespot (Mat: 27:29). Helemaal aan het begin van Mattheus (2:16) en aan het eind (27:29) wordt de nadruk op het kleineren gelegd. Maar klein kan ook positief zijn en de mogelijkheid hebben om te groeien.
De gelijkenis van het zuurdesem
Uit: Illustraties van Jan en Casper Luyken
33 Hij vertelde hun een andere gelijkenis: ‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op zuurdesem die door een vrouw met drie zakken meel werd vermengd tot alle meel doordesemd was.’ 34 Al deze dingen zei Jezus in gelijkenissen tot de menigte; hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot hen. 35 Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet: ‘Ik zal het woord nemen en spreken
in gelijkenissen; ik zal bekendmaken wat sinds de grondvesting van de wereld verborgen was.’ 36 Daarop stuurde hij de mensen weg en ging naar huis. Zijn leerlingen kwamen bij hem en vroegen: ‘Wilt u ons de gelijkenis van het onkruid op de akker uitleggen?’ 37 Hij antwoordde hun: ‘Hij die het goede zaad zaait is de Mensenzoon,38 de akker is de wereld, het goede zaad dat zijn de kinderen van het koninkrijk; het onkruid dat zijn de kinderen van het kwaad, 39 de vijand die het zaait is de duivel, de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld en de maaiers zijn de engelen. 40 Zoals het onkruid bijeengebonden wordt en in het vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld: 41 de Mensenzoon zal zijn engelen eropuit sturen, en ze zullen uit zijn koninkrijk allen die anderen ten val hebben gebracht en de wetten hebben verkracht bijeenbrengen 42 en hen in de vuuroven werpen; daar zullen ze jammeren en knarsetanden.
43
Dan
zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon. Laat wie oren heeft goed luisteren!
Vrijdag 7 maart 2014
Mattheus 13: 44-57
De taal in de gelijkenissen is op een heldere manier opgeschreven. Het doet nogal zwart-wit aan en je bent al snel geneigd de strekking van gelijkenissen zo te interpreteren. Het gaat vaak over goede en slechte dingen, goed zaad en onkruid, mensen van goede wil en kwaadwilligen. Wie de rechtvaardigen en de kwaadwilligen zijn wordt niet gezegd, je krijgt meer een opdracht om er over na te denken. Mensen vroegen zich af hoe een gewone timmermanszoon zoveel wijsheid had, waarschijnlijk omdat zijn boodschap hen aansprak, waarschijnlijk ook omdat hij een nieuwe taal sprak, een taal die niet alles dichttimmert en krom gemompel blijft (zie gedicht van Eugenio Montale) maar een taal is die spreekt over een Koninkrijk van de hemel waarin openingen zijn waardoor een nieuw licht op de wereld schijnt. Er komt al een crocus in het gedicht van Montale uit de grond. Gedicht van Eugenio Montale (1896-1981) Nee, vraag ons niet...
Nee, vraag ons niet om taal als een lijst met een strakke rand
rond ons vormloos gevoelen, die dat helder maakt met vuurrode letters en als een crocus naakt en alleen staat te pralen op stoffig land. Ach hij die de weg kent waar hij gaat, met anderen en zichzelf op goede voet, en zijn schaduw negeert, die door de zonnegloed op een verveloze muur geschreven staat! Vraag ons niet om de formule die je werelden open kan leggen wel wat krom gemompel, dor als oude schillen. We kunnen je heden slechts dit nog zeggen, dat we niet zijn, dat wat wij niet willen. (vert. K. van Eerd)
Mattheus 13: 44-58 Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij 44
had en die akker te kopen. 45 Ook is het met het koninkrijk van de hemel als met een koopman die op zoek was naar mooie parels. 46 Toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond, besloot hij alles te verkopen wat hij had en die te kopen. 47 Het is met het koninkrijk van de hemel ook als met een sleepnet dat in een meer werd geworpen en waarmee allerlei soorten vis werden gevangen. 48 Toen het net vol was, trok men het
op de oever en ging men zitten om de goede vis in kuipen te doen; de slechte vis werd weggegooid. 49 Zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld: de engelen zullen eropuit trekken en de kwaadwilligen van de rechtvaardigen scheiden, werpen, waar ze zullen jammeren en knarsetanden.
50
en ze zullen hen in de vuuroven
51 Hebben jullie dit alles begrepen?’ ‘Ja,’ antwoordden ze. 52 Hij zei hun: ‘Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op een huismeester die uit
zijn voorraadkamer nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt.’ 53 Toen Jezus deze gelijkenissen had uitgesproken, verliet hij die plaats.
54
Hij kwam aan in zijn
vaderstad en gaf de bewoners onderricht in hun synagoge, zodat ze stomverbaasd waren en zeiden: ‘Hoe komt hij aan die wijsheid en hoe kan hij die wonderen doen? 55 Hij is toch de zoon van de timmerman? Maria is toch zijn moeder, en Jakobus en Josef en Simon en Judas, dat zijn toch zijn broers? 56 En wonen zijn zusters niet allemaal bij ons? Waar heeft hij dat alles dan vandaan?’57 En ze namen aanstoot aan hem. Maar Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad en in zijn eigen familie.’ 58 En hij verrichtte daar niet veel wonderen, vanwege hun ongeloof.
Maandag 10 maart 2014 Mattheus 14: 1-9 In periode 1 kwam het verhaal van Judith in het bijbelrooster langs. De kop van Holofernes rolde. In Mattheus 14 wordt in een flashback de onthoofding van Johannes de Doper opgerakeld. Er gaat een dreigend effect van uit, er is een vorst die de koppen snelt van mensen die hem in de weg zitten. Herodes Antipas wordt door de historicus Josefus beschreven als buitengewoon wreed. De Herodes die opdracht geeft om Johannes te onthoofden is Herodes Antipas (zoon van de Herodes die beschreven wordt als kindermoordenaar aan het begin van de evangeliën). Het optreden van Jezus doet Herodes denken aan het optreden van Johannes de Doper. Herodes denkt dat Johannes de Doper uit de dood is opgestaan. Jezus wordt geïdentificeerd met een “oude bekende” van Herodes.
Een sjekel met de beeltenis van Herodes Antipas uit 36 A.D. Herodes met lauwerkrans en een adelaar met een palmtak. Te koop bij de Münzen-Ritter voor € 1300,-
Mattheus 14:1-9 1 In die tijd hoorde ook Herodes, de tetrarch (viervorst), over Jezus vertellen, 2 en hij zei tegen zijn hovelingen: ‘Dat moet Johannes de Doper zijn; hij is opgestaan uit de dood en daardoor
beschikt hij over zulke wonderbaarlijke krachten.’ 3 Herodes had Johannes destijds laten arresteren en in de boeien laten slaan en hem in de gevangenis geworpen vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus. 4 Johannes had namelijk tegen hem gezegd: ‘U mag haar niet tot vrouw nemen.’ 5 En hoewel hij hem wilde doden, deed hij dat niet uit vrees voor het volk, dat hem voor een profeet hield. 6 Toen Herodes een feest gaf ter gelegenheid van zijn verjaardag, danste de dochter van Herodias te midden van de aanwezigen, en dat viel bij Herodes in de smaak. 7 Daarom zei hij dat ze zou krijgen wat ze maar zou vragen, en hij bezegelde die belofte met een eed. 8 Door haar moeder daartoe aangezet zei ze: ‘Breng me dan op een schaal het hoofd van Johannes de Doper.’ 9 Deze vraag bedroefde de koning, maar omdat hij in het bijzijn van zijn tafelgasten een eed gezworen had, beval hij dat men het haar zou brengen, 10 en hij gaf opdracht Johannes in de gevangenis te onthoofden.11 Het hoofd werd op een schaal binnengebracht en aan het meisje gegeven, en zij bracht het naar haar moeder. 12 Zijn leerlingen kwamen het lijk halen, begroeven het en gingen daarna naar Jezus om het hem te vertellen.
Dinsdag 11 maart 2014
In het diepzinnige boekje van John Gray ‘Mannen komen van Mars, Vrouwen van Venus’ wordt de behoefte van mannen beschreven om in ‘hun hol’ te kruipen als zij over een probleem willen nadenken. De vergelijking met het evangelie gaat mank en doet deze tekst tekort maar jezelf terugtrekken is een menselijk verschijnsel. In deze tekst trekt Jezus zich terug en vaart met een schip naar een eenzame plaats. (anachorein = zich terugtrekken). Het vermenigvuldigen van de broden en de vissen kan worden uitgelegd als een letterlijk wonder, er is een andere uitleg mogelijk die de
nadruk legt op de sociale kant en zegt als je deelt wordt iets meer, er is ook een uitleg die wijst op het feit dat Jezus al vooruitwijst naar het avondmaal.
Catacombe van Callixtus
Mattheüs 14,13-36 13 Toen Jezus hiervan hoorde, week hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze hem over land. 14 Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen en hij genas hun zieken. 15 Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’ 16 Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ 17 Ze antwoordden hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’ 18 Hij zei: ‘Breng ze mij.’ 19 En nadat hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. 20 Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol. 21 Er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld. Gedicht : Liefde - Lucebert Ik droom dus ben ik niet Ik droom dat iemand de deur intrapt Niet voor de grap maar voor een politieke moord Ik droom dat ik niet ben Ik droom dat ik dood ga Niet voor de grap maar voor niets Ik droom dat er een ik is Ik droom dat ik eet en drink Voor de grap maar ook voor jou Woensdag 12 maart 2014 Mattheus 14: 22-34
In deze tekst gebeurt iets wat de wetten van de zwaartekracht tart. Jezus loopt op het water. Interessant is vooral de reactie van Petrus. Petrus wil dat ook graag en zolang hij vertrouwen heeft kan hij net als Jezus op het water lopen. De tekst wordt dan ook meestal als ‘vertrouwenstekst’
gelezen. Een beetje op de manier van “geloof in jezelf” en “je kunt alles als je er maar in gelooft”. Daar kun je ook heel bedrogen mee uitkomen. In een gedicht van Stevie Smith wordt beschreven hoe iemand verdrinkt. In het gedicht van Stevie Smith pikt niemand op dat er iemand een teken geeft en om hulp zwaait. Als je niet letterlijk gelooft dat Jezus op het water liep kun je vast de uitgestoken hand naar iemand die om hulp schreeuwt waarderen. In het evangelie steekt Jezus zijn hand uit als Petrus wegzakt in het water. Jezus ziet de angst van Petrus en redt hem, “I was much too far out all my life”.
Not Waving but Drowning Nobody heard him, the dead man, But still he lay moaning: I was much further out than you thought And not waving but drowning. Poor chap, he always loved larking And now he's dead It must have been too cold for him his heart gave way, They said. Oh, no no no, it was too cold always (Still the dead one lay moaning) I was much too far out all my life And not waving but drowning. Stevie Smith Mattheus 14: 22-34 22 Meteen daarna gelastte hij de leerlingen in de boot te stappen en alvast vooruit te gaan naar de overkant, hij zou ook komen nadat hij de mensen had weggestuurd. 23 Toen hij hen weggestuurd had, ging hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en hij was daar helemaal alleen. 24 De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd. 25 Tegen het einde van de nacht kwam hij naar hen toe, lopend over het meer. 26 Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst. 27 Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’ 28 Petrus antwoordde: ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ 29 Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. 30 Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ 31 Meteen strekte Jezus zijn
hand uit, hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ 32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. 33 In de boot bogen de anderen zich voor hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’ 34 Toen ze overgestoken waren, gingen ze aan land bij Gennesaret. 35 De mensen daar herkenden hem en maakten zijn komst overal in de omgeving bekend, en men bracht allen die ziek waren bij hem. 36 Die smeekten hem alleen maar de zoom van zijn kleed te mogen aanraken. En iedereen die dat deed werd genezen en was volkomen gezond.
Donderdag 13 maart 2014 Matteüs 15,1-20
Er bestaan allerlei voorschriften in de Tora wat iemand wel en niet mag eten. Maar Jezus geeft de invulling van het begrip kosjer een heel nieuwe dynamiek. Reinheid gaat om iets anders dan wat je eet en of zijn leerlingen hun handen wel gewassen hebben. De farizeeën worden neergezet als mensen die alleen vanwege de traditionele wet een probleem met Jezus’ leerlingen hebben. Jezus lijkt het respect voor de wet te bagatelliseren maar het gaat Jezus vooral om wat er je mond uitgaat. Het gaat om de taal die iemand spreekt en de grondhouding waarmee iemand wat zegt. 1 Toen kwamen er vanuit Jeruzalem farizeeën en schriftgeleerden naar Jezus. Ze vroegen hem: 2 ‘Waarom overtreden uw leerlingen de tradities van onze voorouders? Ze wassen hun
handen niet voor ze hun brood eten.’ 3 Hij gaf hun ten antwoord: ‘En waarom overtreedt u het gebod van God, alleen om uw eigen traditie in stand te houden? 4 Want God heeft gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en moeder,” en ook: “Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden.” 5 Maar u leert: “Wie tegen zijn vader of moeder zegt: ‘Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn, bestem ik tot offergave,’ 6 die hoeft zijn ouders geen eerbied te tonen.” Zo ontkracht u het woord van God uit eerbied voor uw eigen traditie. 7 Huichelaars, wat is Jesaja’s profetie toch toepasselijk op u: 8 “Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; 9 tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen.”’ Nadat hij de mensen bij zich geroepen had, zei hij tegen hen: ‘Luister en kom tot inzicht. 11 Niet wat de mond in gaat maakt een mens onrein, maar wat de mond uit komt, dat maakt een mens 10
onrein.’
Vrijdag 14 maart 2014 Mattheus 15: 21-28 Wat zijn dat toch, demonen? Wat is er aan de hand met iemand die bezeten is? De bezetene in het evangelie van Mattheus is tot overmaat van ramp ook nog een dochter van iemand van “de foute bewoners” - zo werden mensen bekeken als zij Kanaänitisch waren. Iemand waar je sowieso met een grote boog omheen loopt. Een buitenlander. En dan heeft ze nog een kind met een demon ook. Wat is dat toch een demon? Heeft de dochter van de Kanaäitische vrouw een verstandelijk beperking? Is de dochter gehandicapt? Heeft de dochter een psychische uitdaging? Is de dochter depressief? Met alleen moderne psychologie een eigentijds taalgebruik leg je het verhaal niet uit. Misschien kan de dochter geen gevoelens verwoorden en zijn haar dromen onbespreekbaar en
krijgt ze iedere dag een injectie, zoals de dochter van Ed Leeflang.
Mattheus 15: 21-28 21
En weer vertrok Jezus; hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon.
22
Plotseling klonk de
roep van een Kanaänitische vrouw die uit die streek afkomstig was: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’ 23 Maar hij keurde haar geen woord waardig. Zijn leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen hem dringend: ‘Stuur haar toch weg, anders blijft ze maar achter ons aan schreeuwen.’ 24 Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.’ 25 Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor hem neer en zei: ‘Heer, help mij!’ 26 Hij antwoordde: ‘Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren.’ 27 Ze zei: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.’ 28 Toen antwoordde Jezus haar: ‘U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren.’ En vanaf dat moment was haar dochter genezen. Gedicht : Er is een kind in mijn leven. Ed Leeflang. Er is een kind in mijn leven dat niet goed spelen kan en niet goed denken, maar verdriet, heimwee en pijn gaan niet langs haar heen. Het mag altijd erger dat is zo, je ziet het aan de andere kinderen in dat tehuis – je kan ermee leven: aan de maan ontbreekt geen kwartier, eb en vloed, niks geen last. Gevoelens kan ze niet ver verwoorden, haar dromen zijn onbespreekbaar, haar angsten moet je steeds weer raden; elke dag een onbegrepen injectie.
De dikke toren en de hoge toren bewonen de stad, dat is voor haar zekerheid. Die staan. Die zijn gebouwd en niet geboren.
Maandag 17 maart 2014 Mattheus 16: 1-4 Farizeeën- Duccio di Buoninsegna (13e eeuw) Er waren groepen schriftgeleerden rondom Jezus. Farizeeën en Sadduceeën. Vooral de Sadduceeën zijn opvallend, zij geloofden alleen in de geschreven Tora, niet in latere, mondelinge commentaren. Sadduceeën geloofden niet in een opstanding van het leven na de dood. (De opstanding staat immers niet met zoveel woorden in de Tora). Jezus kan het met zijn uitspraken over zichzelf als de Mensenzoon niet goed doen in de ogen van deze groepen. Quasi geïnteresseerd vragen ze aan Jezus een teken als bewijs. Jezus geeft ze een meteorologisch antwoord. Je kunt aan de kleur van de lucht zien of het gaat stormen. Op de wijze van de weersvoorspelling kun je ook aan de tijd waarin je leeft aflezen hoe laat het is. Een goede verstaander heeft geen extra ”tekenen” nodig. Maar mensen willen altijd eerst tekenen en bewijzen, eerst stellen ze een voorwaarde, daarna zijn ze misschien bereid om zich te laten overtuigen. Met het teken van Jona bedoelt Jezus dat de mensen in Nineve wisten dat er een straf zou volgen na 40 dagen als zij hun leven niet zouden beteren. Dat hoefde verder niet te worden ondersteund met een bewijs of een teken. De mensen wisten heel goed wat er bedoeld werd. 1 De farizeeën en de sadduceeën kwamen hem op de proef stellen met de vraag hun een teken uit de hemel te tonen.2 Hij gaf hun daarop dit antwoord: ‘Wanneer de avond valt, zegt u: “Morgen
mooi weer, want de hemel kleurt rood.” 3 En ’s ochtends: “Storm op til, want het rood aan de hemel is dreigend.” De aanblik van de hemel weet u wel te duiden, en de tekenen van de tijd niet? 4 Dit is een verdorven en trouweloze generatie. Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van Jona.’ Zo liet hij hen staan en vertrok.
Dinsdag 18 maart 2014
Mattheus 16: 5-12
Meestal wordt gist en zuurdeeg gebruikt als een positieve kracht die brood doet rijzen. Hier wordt het juist gebruikt als een negatieve kracht die het geheel doortrekt en mensen dwarsboomt om te begrijpen wat Jezus nu eigenlijk echt bedoelt. De Sadduceeën en de Farizeeën worden hier voorgesteld als negatieve groeperingen die het zicht op wie Jezus is en wat hij doet benemen. Was het lijden van Christus deels dat niemand hem echt begreep? 5 De leerlingen voeren naar de overkant, maar waren vergeten brood mee te nemen. 6 Dus toen Jezus tegen hen zei: ‘Wees terdege op je hoede voor de zuurdesem van de farizeeën en de
sadduceeën,’ 7 begonnen ze er met elkaar over te praten dat ze geen brood hadden meegenomen. 8 Jezus merkte het en zei: ‘Kleingelovigen, waarom bespreken jullie met elkaar dat je geen brood bij je hebt? 9 Begrijpen jullie het dan nog niet, en herinneren jullie je ook de vijf broden voor de vijfduizend niet, en hoeveel manden jullie weer ophaalden? 10 En ook niet de zeven broden voor de vierduizend en hoeveel manden jullie toen weer ophaalden? 11 Hoe is het mogelijk dat jullie niet begrijpen dat ik het niet over brood had? Wees op je hoede voor de zuurdesem van de farizeeën en de sadduceeën!’ 12 Toen begrepen ze dat hij niet bedoelde dat ze op hun hoede moesten zijn voor de zuurdesem in het brood, maar voor het onderricht van de farizeeën en de sadduceeën.
Woensdag 19 maart 2014 Mattheus 16:13-20
Rafael – De opdracht van Jezus aan Petrus De Saducceeën en de Farizeeën komen tegen de uitspraken van Jezus in opstand. Zij denken dat Jezus niet van zichzelf mag zeggen dat hij de zoon van God is. Maar Petrus zegt tegen Jezus dat hij denkt dat Jezus de zoon van God is. Niet begrepen worden is moeilijk te verdragen maar als mensen niet letten op iets wat je serieus meent, iets wat je serieus voelt? Van vijanden kun je weinig anders verwachten dan dat ze je bestrijden maar van minnaars? (gedicht van Judith Herzberg)
Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ 14 Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ 15 Toen vroeg hij hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ 16 ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. 17 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. 18 En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ 20 Daarop verbood hij de leerlingen ook maar tegen iemand te zeggen dat hij de messias was. 13
Gedicht : Minnaars Minnaars - Judith Herzberg Vreselijker wreedheid dan door vijanden begaan wordt minnaars minnaars aangedaan. Hoe het hoofd te bieden aan wie in dat hoofd al binnendrong en rooft? Vijand komt niet zo diep, bonkt tegen buitenkant.
Donderdag 20 maart
Mattheus 16: 21-28
Duccio di Buoninsegna (13e eeuw) Jezus begint te praten over zijn lijden en sterven. Eigenlijk begrepen de mensen niet wat Jezus zei, en als ze de uitspraken van Jezus over zijn lijden serieus namen wilden ze er toch liever niet aan. Petrus zegt dat Jezus niets mag overkomen. Maar Jezus vermaant de satan. Satan denkt aan wat mensen willen, satan denkt niet aan wat God wil. 21 Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de
schriftgeleerden, en dat hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. 22 Petrus nam hem terzijde en begon hem fel terecht te wijzen: ‘God verhoede het, Heer! Dat zal u zeker niet gebeuren!’ 23 Maar Jezus keerde hem de rug toe met de woorden: ‘Ga terug, achter mij, Satan! Je zou me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ 24 Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen. 25 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. 26 Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als hij er het leven bij inschiet? Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven? 27 Wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal hij iedereen naar zijn daden belonen.
28
Ik
verzeker jullie: sommige van de hier aanwezigen zullen niet sterven voor ze de komst van de Mensenzoon en zijn koninklijke heerschappij hebben meegemaakt.’ Gedicht : Aan een vriend - Leo Vroman (1915-2014 ) Ach, laten wij geen ogenblik bederven voor wie van ons het eerst zal moeten sterven, en laten wij ook nimmer praten van alles wat wij huichelden en haatten. Zolang een vlerkgespreide leeuwerik blijft zingen vergeeft zijn God ons al wat wij begingen, zolang wij kersebomen zacht in bloei zien staan dan hebben wij nog niemand kwaad gedaan. Ach, laten wij het leed dat men ons deed, vergeten, God zal het allemaal wel weten, en laten we geen ogenblik bederven voor wie van ons het eerst zal moeten sterven.
Vrijdag 21 maart 2014 Mattheus 17: 1-13
Rafael – De transfiguratie Met Jezus als gewone sterveling die bijzondere uitspraken doet en die met beide benen op de grond staat kan bijna iedereen goed leven. Maar in dit verhaal krijgt Jezus een hele andere gedaante, zijn gezicht straalt als de zon. De schilder Rafael beeldt Jezus af met zijn voeten van de grond. Jezus zweeft. Rafael laat zelfs Elia en Mozes zweven, twee personen in het Oude Testament, beide worden beschreven als mannen die niet gestorven zijn maar die zijn opgenomen in de hemel. De leerlingen van Jezus; Petrus, Jakobus en Johannes staan naar dit beeld te kijken. Dan onttrekt een wolk het zicht en horen ze alleen nog een stem. Zien gaat over in horen, of luisteren. Het verhaal van de tranfiguratie van Jezus maakt mensen in de 21e eeuw ongemakkelijk omdat ze dit niet kunnen plaatsen. Makkelijker is het als je je gewoon kunt bezighouden met dingen van deze wereld. Maar, ha, ha in het gedicht van Zbigniew Herbert zijn gewone dingen ook al getransfigureerd, een doodgewone steen kijkt je aan…met een rustig, helder oog. 1 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. 2 Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, zijn gezicht straalde
als de zon en zijn kleren werden wit als het licht.3 Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren. 4 Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als u wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’5 Hij was nog niet uitgesproken, of de schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’ 6 Toen de leerlingen dit hoorden, wierpen ze zich neer en verborgen uit angst hun gezicht. 7 Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: ‘Sta op, jullie hoeven niet bang te zijn.’8 Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen. Toen ze van de berg afdaalden, gebood Jezus hun: ‘Praat met niemand over wat jullie hebben gezien voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.’ 10 De leerlingen vroegen hem: ‘Waarom 9
zeggen de schriftgeleerden toch dat Elia eerst moet komen?’
11
Hij antwoordde: ‘Elia zou inderdaad
komen en alles herstellen.
12
Maar ik zeg jullie dat Elia al gekomen is, ze hebben hem alleen niet
herkend, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’ 13 Toen begrepen de leerlingen dat hij op Johannes de Doper doelde.
Een steentje Een steentje is een volmaakt wezen Aan zichzelf gelijk zijn grenzen bewakend Nauwkeurig gevuld met de betekenis van steen Met een geur die nergens aan herinnert niet opschrikt noch begeerte wekt Zijn vuur en koelte zijn juist en niets dan waardigheid Ik voel een zwaar verwijt wanneer ik het in mijn hand houd en een onechte warmte zijn edele lichaam doordringt - Steentjes zijn niet te temmen ze zullen ons tot het einde toe aankijken met een rustig en heel helder oog Zbigniew Herbert
Maandag 24 maart 2014
Matteüs 17,14-23
Miniatuur uit een Middeleeuws manuscript Mensen rondom Jezus brengen zieken naar Jezus toe. In landen waar men op open vuur kookt worden kinderen vaak het slachtoffer van brandwonden als zij in het vuur vallen. Als kinderen ook nog een soort epilepsie hebben (Grieks σεληνιάζεται – maanziek)dan is vuur helemaal riskant. Of water. De ouders brengen met de moed der wanhoop hun zieke zoon. Wat als een kind ernstig ziek is en niemand het kind van zijn/haar ziekte af kan helpen? Graag zou je als ouders, of als arts iets aan de ziekte veranderen. Mattheus herhaalt het motief van het mosterdzaadje, iets kleins. Geloof kan ook klein zijn (of zo goed als absent) maar Jezus zegt dat geloof bergen kan verzetten, dat geloof iets kan veranderen. Vooral dit soort uitspraken over het verzetten van bergen wordt vaak letterlijk gelezen door mensen die niet met de wonderverhalen van Jezus uit de voeten kunnen. Het is veel prettiger als de procedure van een genezing helder beschreven kan worden in een medisch handboek, of als je een berg verzet graag een beschrijving van het materiaal dat nodig is en ook aangeven waar de berg gaat komen (in Flevoland?) Bij medische ingrepen zijn de aanwijzingen heel strikt zodat de operatie later precies zo herhaald kan worden. Maar dat dingen niet altijd te beïnvloeden zijn door mensen krijgt in dit verhaal ook een andere lading. Jezus zegt na de genezing dat hij zal sterven en weer zal opstaan. En dat geen leerling daar iets aan zal kunnen veranderen. 14 Toen ze zich weer bij de mensenmassa voegden, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel 15 en zei: ‘Heer, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en lijdt
daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of in het water. 16 Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’ 17 Jezus antwoordde: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen? Breng hem bij me.’ 18 Daarop sprak Jezus de demon op strenge toon toe. Deze ging uit de jongen weg, en vanaf dat moment was hij genezen. 19 Later kwamen de leerlingen naar Jezus toe. Eenmaal met hem alleen vroegen ze: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ 20 Hij antwoordde: ‘Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: “Verplaats je van hier naar daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’ 21 22 Terwijl ze door Galilea trokken, zei Jezus tegen hen: ‘De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan de mensen. 23 Die zullen hem doden, maar op de derde dag zal hij uit de dood worden opgewekt.’ Dit maakte hen zeer bedroefd.
Dinsdag 25 maart 2014 Mattheus 18: 1-6
Sebastiao Salgado – Kind in het Shamak opvangkamp in Afghanistan Om iets van het Koninkrijk van de hemel te begrijpen moet je worden als een kind. Dat wordt soms opgevat als een soort naïef stadium, kinderen kun je alles wijsmaken, kinderen geloven alles. Maar Jezus bedoelt het anders. Kinderen zijn allesbehalve kinderachtig en niet in staat tot inzicht. Misschien zijn het wel de kinderen met de ‘volwassen’ blik. In een boek van Sebastiao Salgado “An Uncertain Grace” staan portretten van kinderen over de wereld te zien. Kijk maar eens naar hun ogen. En kijk maar eens naar hun omstandigheden. En kijk maar eens hoe kinderen naar de wereld kijken.
1
Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: ‘Wie is eigenlijk de grootste in het
koninkrijk van de hemel?’ 2 Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden neer 3 en zei: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. 4 Wie zichzelf vernedert en word t als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel. 5 En wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op.
6
Wie
een van de geringen die in mij geloven van de goede weg afbrengt, die kan maar beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden en in de diepte verdrinken.
Woensdag 26 maart 2014 Mattheus 18: 7-14
Jezus als de goede herder – Fresco uit de catacomben van Callixtus Je kunt beter jezelf en anderen niet voor de gek houden. Iemand bedriegen (of jezelf) komt je duur te staan. Je moet geen geringen (gewone mensen) minachten, die mensen hebben een eigen engel. Op deze tekst gaat het hebben van een beschermengel terug. Gewone mensen hebben engelen, hoewel veel gelovigen niet geloven in een persoonlijk engeltje op de schouder van ieder mens. Engelen dienen meer als een goede macht die mensen beschermen. Dat thema bescherming wordt verder uitgewerkt met het verhaal van de herder. Het gaat Jezus er om dat er niemand verdwaalt. Dat maakt Jezus duidelijk met het verhaal van de goede herder. 7
Wee de wereld met haar valstrikken. Het is onvermijdelijk dat er mensen ten val worden
gebracht, maar wee de mens die de valstrik zet! 8 En als je hand of je voet je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af en werp hem weg: je kunt beter verminkt of kreupel het leven binnengaan dan in het bezit van twee handen of twee voeten in het eeuwigbrandend vuur geworpen worden. 9 Brengt je oog je op de verkeerde weg, ruk het dan uit en werp het weg: je kunt beter met één oog het leven binnengaan dan in het bezit van twee ogen in het vuur van de Gehenna geworpen worden. Waak ervoor ook maar een van deze geringen te verachten. Want ik zeg jullie: hun engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader. 11 12 Wat denken jullie? 10
Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken? 13 Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij zich, dat verzeker ik jullie, over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet afgedwaald waren. 14 Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat.
Donderdag 27 maart 2014 Mattheus 18: 15-20 Mattheus was van beroep tollenaar. Een tollenaar was iemand die belasting inde voor de Romeinen. Mattheus wist dat een tollenaar gehaat was onder het volk. Als iemand niet luistert moet je hem behandelen als een tollenaar. Je zou denken dat dit betekent dat je een tollenaar verbant. Weg ermee! Weg met de Benno L’s. NIMBY Maar het betekent juist dat je een zondaar erbij moet halen. De vorige tekst ging over de 99 schapen die de herder in de steek laat om één schaap terug te halen. Op dezelfde manier moet een zondaar niet worden buitengesloten. Je moet hem juist opzoeken.
15
Als een van je broeders of zusters tegen je zondigt, moet je die daarover onder vier ogen
aanspreken. Als ze luisteren, dan heb je ze voor de gemeente behouden. 16 Luisteren ze niet, neem dan een of twee anderen mee, zodat de zaak zijn beslag krijgt dankzij de verklaring van ten minste twee getuigen. 17 Als ze naar hen niet luisteren, leg het dan voor aan de gemeente. Weigeren ze ook naar de gemeente te luisteren, behandel hen dan zoals je een heiden of een tollenaar behandelt. 18 Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. 19 Ik verzeker het jullie nogmaals: als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren. 20 Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden.’
Vrijdag 28 maart 2014 Mattheus 18: 21 -35
Uit: Bijbels prentenboek (1672 gedrukt in Luneburg)– De schuldige dienstknechten Hoe ver moet iemand eigenlijk gaan met vergeven? Wanneer begint het over de grens te gaan? Kan het uit de hand lopen met vergeven? Wanneer krijgt vergeven trekjes van over je heen laten lopen? Het verhaal van de dienaar die vergeven wordt is een mooi verhaal. Tienduizend talent was een astronomisch groot bedrag. Het is genoeg om aan 300.000 arbeiders een jaarloon uit te keren. Mattheus wist als tollenaar heel goed wat geld voor waarde had. De man die hier de schuld niet kan terugbetalen krijgt een
δάνειον = letterlijk een ‘lening’). Dat zou betekenen dat de dienaar
alsnog, met een regeling’ zijn tienduizend talenten schuld moet aflossen. Des te groter de ontsteltenis als de koning hem de hele schuld kwijtscheldt. In een wereld van vergelding verschijnt plotseling een perspectief van genade. De dienaar hoeft er niets voor te doen, de schuld is in één klap kwijtgescholden. Geen voorwaarden, geen eisen vooraf. Maar de dienaar ziet het als een mazzeltje en behandelt anderen niet op de vergevingsgezinde manier die hijzelf heeft ervaren. En dan is er toch een maat op de zeven maal zeventig maal vergeven. Je vergeeft van harte, om wie gaat het hier eigenlijk? Alleen om geld? Landen als Griekenland of arme landen buiten Europa? Of is schuld hier anders bedoeld? Daarop kwam Petrus bij hem staan en vroeg: ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zon digt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ 22 Jezus antwoordde: ‘Niet 21
tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven. 23 Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren.24 Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was. 25 Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en
kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost. 26 Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” 27 Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt. 28 Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was. Hij nam hem in een wurggreep en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” 29 Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” 30 Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. 31 Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen. 32 Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. 33 Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” 34 En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. 35 Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’