D EEL 1
D E M AATSCHAPPELIJKE VERMOGENSBENADERING Drs. Derk Windhausen RA Utrecht, april 2012
1. Vijf kernvragen over de financiële positie 2. Een nieuwe invulling aan het begrip ‘eigen vermogen’ 3. Zes principes van financieel ondernemingsbestuur 4. Nieuwe inzichten vragen om nieuwe berekeningswijzen 5. Anker voor bestuur, toezicht en verantwoording
Woningcorporaties bewegen zich in snel tempo naar een nieuwe wereld waarin financiële factoren steeds belangrijker worden in zowel de publieke beeldvorming als bij de bestuurlijke afweging over het te voeren beleid. Met de Maatschappelijke vermogensbenadering heeft &Windhausen BV samen met Mooiland en Woonbron een nieuw financieel sturings- en verantwoordingskader ontwikkeld waarmee corporatiebestuurders deze nieuwe wereld met meer zelfvertrouwen tegemoet kunnen treden. En dat zonder afbreuk te doen aan het bestaansrecht van de corporatie, het blijven creëren van volkshuisvestelijke meerwaarde.
1. V IJF
KERNVRAGEN OVER DE FINANCIËLE POSITI E AL S BASIS
6. Financiële profielen 7. Eerste indruk met een Quick scan
De maatschappelijke vermogensbenadering is in 2006 bij Woonbron ontstaan vanuit de gedachte dat iedere corporatie in staat moet zijn een passend antwoord te geven op vragen over de financiële positie van de corporatie die verwijzen naar de corporatie als maatschappelijke onderneming. Deze gedachte vroeg om een nieuwe vermogensbenadering waarin de informatiebehoeften vanuit de samenleving als vertrekpunt worden genomen. &Windhausen BV heeft aan de wieg gestaan van de maatschappelijke vermogensbenadering en heeft de benadering verder doorontwikkeld. De kernvragen, die verwijzen naar de corporatie als maatschappelijke onderneming, zijn steeds hetzelfde gebleven:. 1.
Hoe omvangrijk is de vermogenspositie van de corporatie?
2.
Opereert de corporatie doelmatig?
3.
Is er een passende relatie tussen financieel rendement en volkshuisvestelijk rendement?
4.
Is de corporatie financieel gezien voldoende weerbaar om bij veranderende externe omstandigheden de gevolgde strategie te kunnen continueren?
5.
Presteert de corporatie naar vermogen?
Het formuleren van een antwoord op elk van deze vijf vragen is vooral van waarde
1
voor corporatie zelf. De vragen nodigen uit tot zelfreflectie op de verschillende dimensies van financieel ondernemingsbestuur. In het verlengde daarvan biedt de maatschappelijke vermogensbenadering ook een geschikte basisstructuur voor de inrichting van het interne toezicht en de externe verantwoording.
2. E EN
NIEUWE INVULLING AAN HET BEGRIP ‘ EIGEN VERMOGEN ’
De maatschappelijke vermogensbenadering biedt houvast om de vijf kernvragen over de financiële positie van de corporatie met meer zelfvertrouwen te beantwoorden. Daarvoor is het nodig om de vermogenspositie vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Er is aandacht voor datgene wat in het verleden daadwerkelijk is gerealiseerd, voor wat er commercieel gezien in de toekomst nog kan worden verdiend, voor de financiële impact van de gevolgde volkshuisvestelijke strategie en voor de financiële robuustheid van deze strategie . Om dit mogelijk te maken bestaat er in de maatschappelijke vermogensbenadering niet één aanduiding voor het eigen vermogen van de corporatie, maar bestaan er meerdere naast elkaar. Elk van deze vermogensaanduidingen draagt op een eigen wijze bij aan de beeldvorming over het corporatievermogen. Hierdoor wordt het beeld completer en ontstaan nieuwe mogelijkheden voor de beoordeling van het totale eigen vermogen vanuit het perspectief van maatschappelijk ondernemerschap. De maatschappelijke vermogensbenadering helpt ook bij de implementatie van de nieuwe richtlijn 645 voor de jaarverslaggeving. Deze gaat uit van een gemotiveerde keuze tussen historische kostprijs, bedrijfswaarde of marktwaarde als waarderingsgrondslag voor het vastgoed. De maatschappelijke vermogensbenadering onderkent de waarde van elk van deze waarderingsmethoden en benut ze niet alleen afzonderlijk, maar ook in onderlinge samenhang. De figuur op de volgende pagina laat zien dat het eigen vermogen van de corporatie in de maatschappelijke vermogensbenadering drie hoofdcomponenten kent , die ieder bestaan uit twee deelcomponenten:
2
1.
Potentieel eigen vermogen: Het eigen vermogen waarop de corporatie uitzicht heeft bij commercieel gedreven exploitatie. Het potentieel eigen vermogen bestaat uit twee deelcomponenten: het gerealiseerd eigen vermogen en het extra marktpotentieel;
2.
Bestemd eigen vermogen: Dat deel van het potentieel eigen vermogen dat vanwege het gevoerde beleid naar verwachting niet gerealiseerd zal gaan worden. Het bestemd eigen vermogen bestaat uit twee deelcomponenten: het economisch offer bestaand bezit en de vermogensaanspraak nieuwe investeringen;
3.
Verwacht eigen vermogen: Het eigen vermogen dat gegeven het gevoerde (huidig en voorgenomen) beleid naar verwachting wel gerealiseerd zal worden. Het verwacht eigen vermogen bestaat uit twee deelcomponenten: de benodigde risicobuffer en, als sluitpost, het vrij eigen vermogen).
Figuur 1: Maatschappelijke vermogensbenadering
Bron: &Windhausen
Met voortbrengingskosten wordt bedoeld het totaal aan investeringen dat de corporatie in het verleden heeft gedaan om het vastgoed in de huidige staat in eigendom te verkrijgen.
3. U ITWERKING
VAN ZES PRINCIPES VOOR F INANCIEEL
ONDERNEMINGSBESTUUR De zes deelcomponenten van het eigen vermogen die in de maatschappelijke vermogensbenadering worden onderscheiden refereren ieder aan een eigen principe van een goed en eigentijds financieel ondernemingsbestuur. Principe 1: Operationele kasstromen vormen de basis De financiële kracht van de corporatie wordt anno 2012 vooral bepaald door het gemak waarmee de corporatie kan voldoen aan haar verplichtingen. Dat zorgt ervoor dat in de financiële sturing de kasstroomontwikkeling steeds meer leidend wordt. Vanuit de gedachte dat iedere euro die niet wordt geleend, ook niet hoeft te worden terugbetaald, is het van belang efficiencyslagen te maken. Om van daaruit de eigen inkomsten te verhogen en de bedrijfskosten te verlagen. Daarmee werkt de corporatie ook aan het vertrouwen van de kapitaalmarkt voor wie de op operationele kasstromen gebaseerde indicatoren zoals de ‘interest coverage ratio’ de belangrijkste graadmeters zijn voor de financierbaarheid van de corporatie. Ondersteunende vermogenscomponent: Gerealiseerd eigen vermogen In de maatschappelijke vermogensbenadering geeft het gerealiseerd eigen vermogen een beeld van de in de tot op heden daadwerkelijk gerealiseerde resultaten in termen van operationele kasstromen. Het gerealiseerd eigen vermogen muteert jaarlijks met het uitvoeringsresultaat. Dat is het verschil tussen de in een bepaald jaar gerealiseerde opbrengsten en de daarvoor gemaakte kosten. Het volgen van het uitvoeringsresultaat is van belang voor het inzicht in het directe rendement en vormt een goede basis voor de analyse van de bedrijfsresultaten.
3
De zeggingskracht van de analyse neemt toe als de bedrijfsresultaten (operationele kasstromen) worden beschouwd in het licht van de gevolgde strategie. Daarvoor is het behulpzaam om het corporatieresultaat te verbijzonderen naar deelresultaten van de verschillende onderdelen van de bedrijfsvoering waarmee uitvoering wordt gegeven aan de strategie. Ieder deelresultaat kan vervolgens op een eigen wijze worden beoordeeld. Figuur 2: Ontwikkeling uitvoeringsresultaat
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Regulier beheer Sociale verhuur Leefbaarheidsactiviteiten Overheidsheffingen Operationeel resultaat Verkopen Investeringen in bestaand bezit Nieuwbouw woningen Maatschappelijke investeringen Voorraadresultaat Financiering UITVOERINGSRESULTAAT Interest coverage rate Bron: &Windhausen
Principe 2: Marktwaarde als additionele financieringsbron Behalve voor de kasstroomontwikkeling hebben vermogensverschaffers ook oog voor de verkoopwaarde van het vastgoed dat als zekerheid geldt voor de verstrekte leningen. Deze mag ten opzichte van de lening niet te laag zijn. Dit principe weerspiegelt zich ook in kengetallen als ‘Loan to value’. Ook voor de corporatie zelf wordt de marktwaarde van het woningbezit steeds belangrijker. De opbrengsten uit exploitatie staan mede vanwege de aangekondigde bijdrage aan de huurtoeslag immers onder druk. Met als gevolg dat nieuwe investeringen alleen nog mogelijk zijn, indien daarvoor door verkoop (onder voorwaarden) van bestaand bezit voldoende middelen kunnen worden vrijgemaakt. Dat leidt tot een nieuw verdienmodel, waarin woningen niet alleen het productiemiddel van woonplezier zijn, maar ook de beleggingsobjecten die het corporatievermogen laten renderen, zodat de corporatie ook in de toekomst haar rol kan blijven vervullen. Sturen op waardeontwikkeling is daarmee een integraal onderdeel van het strategisch vastgoedbeleid geworden. Ondersteunende vermogenscomponent: Extra marktpotentieel In de maatschappelijke vermogensbenadering geeft het extra marktpotentieel een indruk van de extra waarde die aan de organisatie kan worden toegevoegd indien de aan het bezit verbonden verdiencapaciteit maximaal wordt benut. Het extra marktpotentieel wordt berekend als het verschil tussen het potentieel eigen vermogen
4
(waardering vastgoed op basis van marktwaarde in verhuurde staat) en het gerealiseerd eigen vermogen (waardering vastgoed op basis van voortbrengingskosten of lagere marktwaarde). Principe 3: Financiële impact volkshuisvestelijke strategie Het louter sturen op financieel rendement staat op gespannen voet met de bestaansgrond van iedere woningcorporatie: het realiseren van volkshuisvestelijke meerwaarde. Dat verklaart waarom corporaties bereid zijn genoegen te nemen met een niet marktconform financieel rendement, mits daar voldoende volkshuisvestelijke opbrengsten tegenover staan. In een tijd waarin de beschikbaarheid van vermogen onder druk staat en de samenleving steeds kritischer wordt over de besteding van de bij de corporatie beschikbare middelen, wordt de roep om inzicht in de financiële impact van de verschillende onderdelen van de volkshuisvestelijke strategie steeds sterker. Ondersteunende vermogenscomponent: Economisch offer bestaand beleid In de maatschappelijke vermogensbenadering geeft het economisch offer bestaand beleid uitdrukking aan het verwachte verlies aan financieel rendement vanwege het gevoerde beleid. Het economische offer wordt berekend als het verschil tussen de waarde die het bestaande bezit in potentie kán toevoegen en de waarde die het bezit bij het gevoerde beleid naar verwachting zál toevoegen. In de praktijk van de maatschappelijke vermogensbenadering wordt het economisch offer berekend als het verschil tussen de marktwaarde in verhuurde staat en de beleidswaarde. Daarbij wordt de beleidswaarde van het bestaande bezit in twee delen gesplitst, te weten de verdiencapaciteit gedurende de beleidsperiode en de economische waarde aan het einde van de beleidsperiode. Principe 4: Nieuwe investeringen blijven nodig De volkshuisvestelijke opgave blijft zich ontwikkelen en dit vertaalt zich in een continue druk op de corporatie om tegen een niet marktconform rendement te blijven investeren in mensen, woningen en wijken. Corporaties zijn hier op grond van hun missie ook toe bereid. Tegelijkertijd worden er intern en extern strengere en meer tijdsgebonden eisen gesteld aan de ontwikkeling van het financiële rendement. Hierdoor neemt de investeringsruimte voor nieuwe, volkshuisvestelijk gewenste maar financieel onrendabele, investeringen af. Het vinden van de juiste balans tussen volkshuisvestelijk en financieel rendement behoort dan ook tot de kern van de verantwoordelijkheid van de hedendaagse corporatiebestuurder. Het kunnen beschikken over een helder afwegingskader voor investeringsbeslissingen in zowel nieuwbouw en bestaand bezit is cruciaal. Ondersteunende vermogenscomponent: Vermogensaanspraak investeringen In de maatschappelijke vermogensbenadering geeft de vermogensaanspraak investeringsverplichtingen uitdrukking aan het deel van het investeringsprogramma dat uit eigen middelen gefinancierd moet worden. Deze variabele wordt berekend als de
5
contante waarde van de onrendabele toppen van de investeringen waartoe de corporatie zich beleidsmatig heeft verplicht. De omvang van het economisch offer bestaand beleid en de vermogensaanspraak investeringsverplichtingen (samen het bestemd eigen vermogen) geeft een indicatie van de financiële impact van de gevolgde strategie en speelt een belangrijke rol in de oordeelsvorming over het door de corporatie gevoerde beleid. Kernvraag daarbij is: wegen de extra volkshuisvestelijke opbrengsten die met het gevoerde beleid worden behaald op tegen de financiële opbrengsten die de corporatie vanwege deze beleidskeuzes misloopt? Dit is zeker geen eenvoudige vraag. Onderstaande figuur 3 (de zogeheten impactmatrix) laat immers zien dat er meestal geen 1 op 1 relatie bestaat tussen het economisch offer (de investering) en de volkshuisvestelijke opbrengst (‘outcome’). Figuur 3: relatie tussen volkshuisvestelijke opbrengsten en bestemd eigen vermogen
O = levert grote bijdrage aan
Zo maken we het waar
o = levert enige bijdrage aan
O
€
O
€
O
O
O
€
maatschappelijke investeringen
O
O
€
nieuwbouw O
O
O
€
verkoop O
na- investerngen
Dat vraagt om een economisch offer van
O
Energielabel, woongedrag, energieopwekking
Overheids heffingen
Energiesprong
O
leefbaarheid, voorzieningen, sociale cohesie
O
Vitale wijken en buurten
leefbaarheids activiteiten
basiskwaliteit, dienstverlening, keuzemogelijkheden
O O
Goede huisvesting
sociale verhuur
huurprijzen, woonlasten, sociale koop
O
Betaalbaarheid van het wonen
O
aanbod, woningtoewijzing
O
Kansen op de woningmarkt
Dit zijn onze ambities
regulier beheer
Aan deze volkshuisvestelijke Hierop zijn wij vraagstukken verbinden wij aanspreekbaar ons
€
€
totaal
€
Bron: &Windhausen
Principe 5: Continuïteit moet worden gewaarborgd De verwachte verdiencapaciteit van de vastgoedportefeuille speelt een belangrijke rol in veel beleids- en investeringsbeslissingen. Risicomanagement, ofwel het identificeren, verkleinen en deels ook accepteren van de omstandigheden die mogelijk aanleiding vormen voor een lagere dan verwachte verdiencapaciteit, is daarom een wezenlijk onderdeel van financiële sturing. Grofweg gaat de aandacht uit naar twee soorten risico’s. In de eerste plaats het risico dat de externe omgeving zich anders gedraagt dan verwacht (extern omgevingsrisico). In de tweede plaats het risico dat de externe (of: extern gewekte) verwachtingen vanwege interne factoren niet kunnen worden waargemaakt (interne beheersingsrisico). Beide type risico’s kunnen de continuïteit van de corporatie bedreigen, tenzij de corporatie voldoende financiële reserves heeft of in staat is om haar strategie tijdig aan te passen.
6
€€€
Ondersteunende vermogenscomponent: Risicobuffer In de maatschappelijke vermogensbenadering geeft de risicobuffer een indicatie van de robuustheid van de financiële positie. Hierbij geldt dat hoe lager de buffer, des te kleiner de kans dat het voorgenomen beleid vraagt om een grotere vermogensinzet dan in de presentatie van het bestemd eigen vermogen wordt verondersteld. De buffer wordt berekend door bestaande beleidsvoornemens bij gewijzigde, ongunstigere veronderstellingen over de omstandigheden waarin de het beleid dient te worden waargemaakt door te rekenen (het slecht weer scenario) en de uitkomsten van deze exercitie vervolgens te vergelijken met de uitkomsten bij verwachte omstandigheden (het normaal weer scenario). Een geschikt slechtweerscenario besteedt aandacht aan zowel interne als externe omgevingsfactoren, is realistisch en kan worden beschouwd als het scenario waarvan de corporatie vindt dat ze het zonder strategiewijziging moet kunnen worden weerstaan. Daarnaast dient de corporatie een standpunt in te nemen over de duur van de risicoperiode waarvoor de buffer wordt berekend.
Figuur 5: Bestuurlijke principes en componenten van het eigen vermogen
Bron: &Windhausen
Principe 6: Presteren naar vermogen Tenslotte gaat het bij woningcorporaties om het verdienen en behouden van maatschappelijk vertrouwen. Het maatschappelijke vertrouwen dat een corporatie geniet is sterk afhankelijk van de mate waarin de corporatie naar vermogen presteert. Er is sprake van presteren naar vermogen wanneer een corporatie gelet op haar mogelijkheden met de gevolgde strategie niet te veel, maar ook niet te weinig hooi op haar vork neemt. Met de beantwoording van de vraag of een corporatie naar vermogen presteert komt automatisch het vraagstuk van de intertemporele afweging aan de orde. Of wel: welk deel van de lange termijn financiële mogelijkheden kan het huidige
7
corporatiebestuur voor de huidige volkshuisvestelijke opgaven inzetten en welk deel dient ze beschikbaar te houden voor toekomstige volkshuisvestelijke vraagstukken. Behalve de importantie van de huidige volkshuisvestelijke opgave zullen ook principiële overtuigingen over het wezen van de corporatie (rentmeester of eigenaar van het maatschappelijk vermogen) richtinggevend zijn voor het uiteindelijke antwoord. Ondersteunende vermogenscomponent: Vrij eigen vermogen In de maatschappelijke vermogensbenadering geeft het vrij eigen vermogen inzicht in de het vermogensdeel dat bestuurlijk nog niet is gealloceerd, of wel de lange termijn investeringscapaciteit. Het vrij eigen vermogen vormt de sluitpost van de vermogensopstelling De omvang van het vrij eigen vermogen geldt als een toets op de reikwijdte van de bestaande strategie van de corporatie. Kort gezegd betekent een omvangrijk vrij eigen vermogen dat er met de bestaande strategie op lange termijn te weinig maatschappelijk rendement wordt gehaald uit het aan de corporatie beschikbaar gestelde maatschappelijk kapitaal. De corporatie zou in dat geval scherper aan de wind kunnen varen en de maatschappelijke actieradius kunnen verbreden. Een beperkt vrij eigen vermogen duidt daarentegen op een corporatie die te scherp aan de wind vaart. Er is dan sprake van een corporatie die gelet op de huidige maatschappelijke agenda inzet op een zeer hoog volkshuisvestelijk rendement, maar die onvoldoende reserves overhoudt voor extra investeringen ingeval de maatschappelijke agenda wijzigt. De jaarlijkse mutatie in het vrij eigen vermogen wordt in de maatschappelijke vermogensbenadering aangeduid als het bestuurlijk resultaat. Het bestuurlijk resultaat geldt als de financiële Impact van gebeurtenissen en beslissingen in het verslagjaar op de Lange Termijn investeringscapaciteit. In het bestuurlijk resultaat komen de mutaties in elk van de vijf eerder beschreven vermogenscomponenten samen. figuur 4: Bestuurlijk resultaat
Mutatie Potentieel Eigen Vermogen mutatie gerealiseerd eigen vermogen (vanwege in verslagjaar gerealiseerd uitvoeringsresultaat )
a
mutatie extra marktpotentieel (vanwege marktontwikkelingen en mutaties in portefeuille ) saldo mutatie potentiele Eigen Vermogen
b a+b
Mutatie Bestemd Eigen Vermogen mutatie economisch offer bestaand beleid (vanwege doorwerking van veranderingen in de politieke en economische beleidsomgeving ) (vanwege doorwerking van in verslagjaar doorgevoerde beleidsaanpassingen naar toekomst)
c1 c2
mutatie vermogensaanspraak nieuw beleid (vanwege mutatie in investeringsprogramma ) saldo mutatie Bestemd Eigen Vermogen
d c1 + c2 + d
Mutatie benodigde risicobuffer (vanwege gewijzigd risicoprofiel met betrekking tot projecten, exploitatie, rente, markt en/of organisatie)
Bestuurlijk resultaat (mutatie vrij eigen vermogen) Bron: &Windhausen
8
e f= a+b-c1-c2-d-e
De mutatie in het gerealiseerd eigen vermogen (het uitvoeringsresultaat) is het deel van het bestuurlijk resultaat dat in het verslagjaar daadwerkelijk is gerealiseerd. In het verlengde hiervan kan het meerjarig uitvoeringsresultaat worden omschreven als dat deel van het vrij eigen vermogen dat de komende jaren daadwerkelijk beschikbaar komt vanuit de exploitatie én voorraadmutaties. Of populair gezegd: het deel dat uit de stenen worden gehaald.
4. N IEUWE
INZICHTEN VRAGEN OM NIEUWE BEREKENING SWIJZEN
Zoals hierboven toegelicht dragen alle vermogenscomponenten uit de maatschappelijke vermogensbenadering op een eigen wijze bij aan het inzicht in het functioneren van een corporatie als maatschappelijke onderneming. Daarbij geldt als regel: hoe zuiverder de afzonderlijke bestanddelen worden bepaald, des te groter de zeggingskracht. &Windhausen heeft voor iedere vermogenscomponent werkbare ideeën om met verfijnde berekeningen te komen tot een nauwkeurige invulling van vermogensbestanddelen. In het bijzonder de berekening van de beleidswaarde en de risicobuffer vragen om aanpassingen van de bij corporaties gebruikelijke berekeningswijzen.
5. A NKER
VOOR BESTUUR , TOEZICHT EN VERANTWO ORDING
De maatschappelijke vermogensbenadering is ontwikkeld voor corporatiebestuurders en toezichthouders die op een financieel verantwoorde wijze willen bijdragen aan de maatschappelijke effectiviteit van hun woningcorporatie. De ervaring is dat de maatschappelijke vermogensbenadering zowel het bestuur van de corporatie als het interne toezicht op diverse manieren versterkt: De opzet zorgt er voor dat de verschillende dimensies van de financiële besturing automatisch en in de juiste context op de bestuurlijke agenda komen; De vertaling naar vermogensbestanddelen maakt het praktisch mogelijk de afzonderlijke dimensies te kwantificeren en vervolgens te monitoren. De inzichten die hiermee worden opgedaan zijn waardevol voor zowel de sturing als het toezicht en de verantwoording over de verschillende dimensies van financieel ondernemingsbestuur; De benadering verbindt de afzonderlijke vermogenscomponenten, zodat de verschillende dimensies van financiële besturing in samenhang kunnen worden bezien, begrepen en gewaardeerd.
6. F INANCIEEL
MAATSCHAPP ELIJK PROFIEL
Het opknippen van het eigen vermogen in verschillende vermogenscomponenten maakt het bovendien mogelijk om op grond van verhoudingen tussen vermogenscomponenten kwalitatieve uitspraken te doen over de kwaliteit van het eigen vermogen. Dit ondersteunt een overkoepelende beoordeling van het eigen vermogen vanuit het perspectief van de corporatie als maatschappelijke onderneming;
9
Voor dit doel heeft &Windhausen op het fundament van de maatschappelijke vermogensbenadering een instrument ontwikkeld dat corporaties ondersteunt bij het formuleren van een visie op de gewenste ontwikkeling van de vermogenspositie. Het hart van dit instrument wordt gevormd door vijf financiële profielen die zich qua vermogensopbouw van elkaar onderscheiden. Het instrument voorziet de profielen daarnaast van een maatschappelijke lading. Dit agendeert automatisch de vraag of het actuele profiel aansluit bij het uit oogpunt van maatschappelijk ondernemerschap gewenste profiel. Een uitgebreide toelichting bij dit instrument is afzonderlijk beschikbaar.
7. E ERSTE
INDRUK MET EEN QUICK SCAN
Corporaties die nieuwsgierig zijn geworden naar de werking van de maatschappelijke vermogensbenadering, starten met de uitvoering van een eerste Vermogensscan. Deze door &Windhausen ontwikkelde scan vertaalt de beginselen van de Maatschappelijke vermogensbenadering naar de specifieke situatie van een corporatie. De resultaten staan garant voor een leerzame discussie binnen het managementteam of met de interne toezichthouders. Daarna kan worden besloten of het wenselijk is de opstelling nader te verfijnen.
&Windhausen Wilhelminapark 25 | 3581 NE Utrecht 030 2544511 | 06 50696230
[email protected] |www.windhausen.nl De adviespraktijk van &Windhausen richt zich op het versterken van het ondernemerschap van woningcorporaties en andere maatschappelijke ondernemingen. Samen met bestuurders, toezichthouders, directie en staf werken we aan krachtige organisaties van hoge maatschappelijke waarde. Concreet betekent dat we meewerken aan de inrichting en onderlinge afstemming van de vier succesfactoren van goed maatschappelijk ondernemingsbestuur: actuele ambities, evenwichtige governance, gezonde financiële basis en solide lokale verankering.
10