De maatschappelijke onderneming
De maatschappelijke onderneming ent and pro em
mo
ca
le
ce
sse
o f lo
s
tion
man ag
Bron van inspiratie voor vernieuwende locale en regionale ontwikkeling in samenwerking met de publieke en private sector
c o n o i c p ro m
Paul Dijkstra, Sonja Knottnerus (ed.)
2
De Maatschappelijke Onderneming
De Maatschappelijke Onderneming Bron van inspiratie voor vernieuwende locale en regionale ontwikkeling in samenwerking met de publieke en private sector
redactie Paul Dijkstra en Sonja Knottnerus Vereniging Solidair/v.o.f. de Verandering
Deze publicatie is tot stand gekomen door de samenwerking van een aantal regionale organisaties van maatschappelijke ondernemingen. Deze organisaties bieden via hun bureaus diverse vormen van ondersteuning aan deze ondernemingen. • SAW, maatschappelijke ondernemingen in Wallonië, België Michel de Wasseige en Marie Spaey • GIEPP, maatschappelijke ondernemingen in Nord – Pas de Calais, Frankrijk Monique Sarre en Pierre Wolkowinski • Netz NRW, coöperaties in Noord Rijn-Westfalen, Duitsland Axel Trippe-Helmer en Reiner Gehrke • ÖkoStadt Bremen, coöperaties in Bremen, Duitsland Gabriele Darias en Peter Brodersen • Cgm Brescia, maatschappelijke coöperatie in Italië Flaviano Zandonai en Pierluca Ghibelli • De Verandering/Vereniging Solidair, maatschappelijke ondernemingen in Nederland Jaap van Leeuwen • De Verandering, algehele coördinatie van het onderzoek Paul Dijkstra en Sonja Knottnerus
Dankbetuiging De redacteuren van deze publicatie willen graag de volgende mensen bedanken: Stuart Field voor inhoudelijke feedback en advies, tevens Engelse vertaling. De overige vertalers: Wendy Lunnon (Duitse vertaling), Monique Sarre (Franse vertaling), Piero Vaglioni (Italiaanse vertaling), Paul Melkert (Nederlandse vertaling), Sheila Gogol (vertaaladvies Nederlands-Engels) en Albert de Groot (redactie Nederlandse vertaling Italiaanse instrumenten). De mensen die ons inhoudelijke feedback hebben gegeven, onder andere op een conceptversie van deze publicatie: Jacques Defourny, Michele Finizio, Hans-Gerd Nottenbohm en Rainer Schlüter. Andere experts die hun kennis en ervaring met ons hebben gedeeld: Greet Hettinga, Gabriella Bartolomeo en Kenneth Quiguer. André Jonkers voor het opstellen en bijwerken van de Glossary. De mensen die ons op andere wijze hebben ondersteund danwel geadviseerd bij het totstandkomen van deze publicatie: Nils Buis, Carola Epping, Eugène Janssen, Jaap van Leeuwen en Ien Tuankotta. De lokale onderzoeken kunnen gedownload worden van onze website: www.mple.info
Introductie De maatschappelijke onderneming is in opmars. Dit type onderneming, waarin eerder het profijt voor de samenleving dan winst wordt nagestreefd, voorziet inmiddels Europa-wijd in meer dan zes miljoen banen 1). Als ‘sector’ slaagt de maatschappelijke onderneming zelfs relatief beter in het laten toenemen van werkgelegenheid dan de publieke en private sector waar eerder sprake is van stagnatie en afname. De maatschappelijke onderneming wortelt over het algemeen in de stedelijke en plattelandsgemeenschap en draagt dan ook bij aan de bloei en gevarieerdheid van de locale en regionale economie. Dit type onderneming mag dan ook niet ontbreken in locale en regionale werkgelegenheidsplannen en plannen voor het stimuleren van locale en regionale economische ontwikkeling. In deze publicatie staat centraal in hoeverre de overheid en de publieke sector tezamen met de private, commerciële sector een rol kan spelen in de verdere ontwikkeling van deze maatschappelijke onderneming. Een aantal organisaties in Europa heeft daar onderzoek naar gedaan. Gevestigd in België, Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland hebben ze vanuit hun eigen invalshoek aan dat onderzoek gewerkt. Al deze organisaties werken voor en met de maatschappelijke onderneming, maken zelf deel uit van deze sector. Hun overwegingen, conclusies en praktische ervaringen zijn in deze publicatie gebundeld. De maatschappelijke onderneming heeft meer dan baat bij directe facilitering door en allianties met de overheid en het reguliere bedrijfsleven. Maar het omgekeerde is niet minder het geval. Dit wederzijds belang wordt in de eerste hoofdstukken uitgelegd. Tegelijkertijd is de maatschappelijke onderneming onvoldoende of niet op de juiste en meest effectieve wijze zichtbaar voor overheid en/of de commercieel getinte ondernemingen. Het is duidelijk dat daar een taak ligt met name voor de maatschappelijke onderneming zelf. Wat dat betreft buigt deze publicatie zich dan ook niet alleen over de herkenbaarheid, de waarde en de rol van de maatschappelijke onderneming in de samenleving. Ze is vooral ook gericht op dit type onderneming zelf om zich met hun werk duidelijker te profileren en te ontwikkelen in het maatschappelijk veld. Herkenbaarheid en profilering van de maatschappelijke onderneming zijn nodig om tot productieve samenwerkingsverbanden te komen tussen de overheid/publieke sector, de commer1) bron: British Columbia Institute for Co-operative Studies, Victoria, Canada De Maatschappelijke Onderneming
5
ciële sector en de derde sector waar de maatschappelijke onderneming de exponent van is. Dat de waarde en doelmatigheid van dergelijke allianties tussen de verschillende sectoren ruim meer is dan de som der delen en een groter belang dient dan het stimuleren van de werkgelegenheid in een interessante niche in de markt, hopen we met deze publicatie duidelijk te maken. De publieke en de private, commerciële sector, lijken zich steeds meer te gedragen als middelpuntvliedende krachten ten opzichte van het belang van de gemeenschap. Bijna noodgedwongen handhaven ze zich eerder via manipulatie dan via participatie. De maatschappelijke onderneming lijkt ons de ultieme mogelijkheid om het vertrouwen te herstellen, de burger weer te betrekken bij het publieke belang. De maatschappelijke onderneming heeft de potentie om een belangrijke en innoverende bijdrage te leveren aan het creëren van een volwaardige democratie op alle niveaus. Deze publicatie is bedoeld voor beleidsmakers en ambtenaren, voor wie werkzaam is in de publieke sector, geïnteresseerde ondernemers in zowel de commerciële als in de maatschappelijke onderneming. Het is meer dan een introductie op wat zich her en der in Europa aan vormen van allianties ontwikkelt. Het laat ook praktisch zien wat via wetgeving en ontwikkeld instrumentarium zich aan mogelijkheden aanbiedt. Het geeft daarvan geen uitputtende weergave, maar biedt aan de hand van een keuze aan wetgeving en ontwikkelde instrumenten (werkwijzen) een beeld van hoe het op onderdelen kan. Een deel van deze werkwijzen, methoden en instrumenten zijn door de organisaties ontwikkeld die aan het onderzoek deelnamen dat aan deze publicatie ten grondslag ligt. De verschillende wetten, instrumenten en werkwijzen zijn ieder voor zich kort beschreven voor wie daarin is geïnteresseerd. Wie de gebruikte terminologie in dit boek kort en goed wil overzien kan daarvoor de lijst van gebruikte begrippen raadplegen. Wie meer wil weten vindt een korte bibliografie met relevante literatuur. Vanzelfsprekend kan men ook de afzonderlijke studies lezen die door de samenwerkende organisaties zijn gemaakt. Informatie daarover staat achterin dit boek. De studies zijn te vinden op http://www.mple.info. Deze gezamenlijke publicatie is, evenals de afzonderlijke deelstudies, gefinancierd door de Europese Commissie in het kader van het onderzoek ‘Management and Promotion of local Economic Processes’. Paul Dijkstra maart 2004
6
De Maatschappelijke Onderneming
Inhoud DEEL 1 De Maatschappelijke Onderneming als de economische uitdrukkingsvorm van de wereld van waarden van de burger
9
hoofdstuk 1 De maatschappelijke onderneming een positiebepaling in de Europese context
11
hoofdstuk 2 Derde sector: de wereld van waarden als onderneming De maatschappelijke onderneming op het kruispunt van economisch handelen en waarden die tot uitdrukking worden gebracht
17
hoofdstuk 3 De positie van de maatschappelijke onderneming in de samenleving Samenwerking voor vernieuwende werkgelegenheid tussen overheid (de publieke sector), de commerciële sector en de maatschappelijke onderneming
24
DEEL 2 Werken aan de succesvolle samenwerkingsrelatie
hoofdstuk 4 De gereedschapskist van de maatschappelijke onderneming 4.1. Algemene Inleiding 4.2. Kritische variabelen, inleiding 4.3. De gereedschappen - enkele voorbeelden ter illustratie met een bespreking van de aard en de werking 4.4. Slotwoord
33
35 35 45 59 65
DEEL 3 Instrumenten
67
Index Tabel van kritische variabelen
69 70 De Maatschappelijke Onderneming
7
• Maatschappelijk verantwoord ondernemen • Het "Management ES-change" project • Brengen fiscale prikkels de sector van de sociale economie tot ontwikkeling? • Kringloopfonds • Co-constructie • Participerende diagnose • De nieuwe Franse code voor aanbestedingsopdrachten: bepalingen die zo veel mogelijk recht doen aan de maatschappij en het milieu • De Coöperatieve Vereniging met een Maatschappelijk Belang (SCIC) • Instrument: gestandaardiseerde Europese lijst met adressen en links met betrekking tot de “sociale economie” • Bevordering van de infrastructuur om werkgelegenheid te scheppen (BsI) in Duitsland • Management training • Het strategisch bureau van het netwerk • De sociaal directeur • Wet no. 68/99 “Wetgeving voor het recht op werk voor gehandicapten” • Wet no. 328/00 "Kaderwet voor het realiseren van een geïntegreerd systeem van sociale maatregelen- en diensten" • Het nieuwe wetsontwerp voor de maatschappelijke onderneming • Instrumenten voor Handhaving van Sociale functies • Strategie voor een nieuw Lokaal Sociaal beleid • Convenant (tussen meerdere partijen) ter ondersteuning van zelfinitiatieven • Communicatie analyse en strategie • Gouden Gids woon-werk-en-cultuurpanden
72 76 80 85 88 96 100 105 111 115 117 120 123 126 127 128 129 132 138 141 147
DEEL 4 • Conclusies en aanbevelingen • De partners en hun lokale onderzoeken • Woordenlijst • Aanbevolen literatuur • Colophon
8
De Maatschappelijke Onderneming
151 154 162 172 174
DEEL 1
De maatschappelijke onderneming als de economische uitdrukkingsvorm van de wereld van waarden van de burger
De Maatschappelijke Onderneming
9
10
De Maatschappelijke Onderneming
hoofdstuk 1
De maatschappelijke onderneming, een positiebepaling in de Europese context - Paul Dijkstra
De sociale economie bestaat uit dezelfde groep organisaties als die van de derde sector en zijn noch commerciële organisaties noch overheids-organisaties. De derde sector bestaat uit verenigingen, liefdadigheidsinstellingen, kerkgenootschappen, clubs, gemeenschapsorganisaties, coöperaties, onderlinge maatschappijen, organisaties zonder winstoogmerk, bonden, genootschappen, etc. In deze publicatie gaat de meeste aandacht uit naar de maatschappelijke ondernemingen. Deze ondernemingen vormen een onderdeel van de sociale economie. Maatschappelijke ondernemingen nemen binnen de sociale economie een speciale plaats in vergeleken met de rest van de organisaties die handelsactiviteiten gebruiken om hun doel te bereiken en financieel zelfvoorzienend te worden. Het zijn ondernemingen die de vaardigheden van ondernemers uit de commerciële sector koppelen aan een sterke sociale taak die typerend is voor de sociale economie als geheel.
De uitbreiding van Europa en de groeiende eenwording ervan vindt plaats onder economisch moeilijke omstandigheden. De druk op de arbeidsmarkt zal toenemen met miljoenen mensen die hoge verwachtingen hebben van wat Europa ze te bieden heeft. Welvaart voor iedereen is in Europa allang geen vanzelfsprekendheid meer. Tradities en omstandigheden van waaruit het economisch handelen overal vorm krijgt in het nieuwe Europa laten grote verschillen zien. Verdeling van middelen in het kader van Europese, nationale, regionale en uiteindelijk lokale werkgelegenheidsplannen zal een grote uitdaging vormen om het proces van uitbreiding en eenwording vanuit het werkgelegenheidsvraagstuk van effectieve en waardevolle impulsen te voorzien. Traditioneel voorzien de private en de publieke sector in werkgelegenheid. De werkgelegenheid in deze sectoren staat door ontslagen en bezuinigingen in economisch slechtere tijden steeds verder onder druk. Bepaalde bevolkingsgroepen, en niet alleen maar de zogenaamde zwakken, vallen buiten de boot. De maatschappelijke onderDe Maatschappelijke Onderneming
11
neming kan een belangrijke rol spelen om deze kwestie op te lossen, door op te pakken wat de private en publieke sector laten liggen. Dat doet ze al jaren en de laatste jaren steeds nadrukkelijker, al wordt deze ondernemingsvorm nog onvoldoende erkend en herkend. De maatschappelijke onderneming speelt vooral een rol op lokaal en regionaal vlak. Als ze al wordt ondersteund dan wordt dit type onderneming meestal gefaciliteerd door de overheid. Het succes en de reikwijdte van deze onderneming zal vooral gediend zijn wanneer niet alleen de overheid maar ook het reguliere bedrijfsleven er samenwerkingsverbanden mee aangaat. De aard, de betekenis en het belang van de maatschappelijke onderneming is het onderwerp van dit eerste deel. Daar hoort natuurlijk ook wat geschiedenis bij en de manier waarop dit fenomeen gezien wordt in Europa, het economisch kader waar het in thuis hoort. Het is niet ondenkbaar dat voor de maatschappelijke onderneming ook nationaal en internationaal een rol is weggelegd. Een dergelijke conclusie is zeer wel te trekken uit de overwegingen en mogelijkheden die aan deze publicatie en grondslag liggen en die hierin worden duidelijk gemaakt. Vanuit de aard van het werk door de samenwerkende organisaties in hun gezamenlijk onderzoek verricht, beperkt deze publicatie zich tot de lokaal en regionaal functionerende maatschappelijke onderneming. Het directe ervaringsgebied beperkt zich voor het overige ook tot België, Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland. Waar gesproken wordt over Europa of grotere delen daarvan zijn dat voor de deelnemende organisaties ervaringen en aannames die op hun algemene kennis van het Europese speelveld berusten.
De Europese context Naar zijn aard en wezen heeft de maatschappelijke onderneming de winst voor de samenleving als eerste doel en niet zozeer de winst als zodanig. Als algemene aanduiding zijn het dan ook not-for-profit ondernemingen. Toch zullen ook deze ondernemingen moeten leven van wat ze doen, daarin verschillen ze niet van de private onderneming. Het verschil met de reguliere, commerciële onderneming is zeer essentieel, maar wordt niet overal in Europa zo gezien of gevoeld. Iedere zichzelf respecterende en fatsoenlijke onderneming zal zich immers zeker ook willen zien als van maatschappelijk belang. Toch is dat wat anders dan het direct en primair nasteven van maatschappelijke winst. Het is dan ook niet zo vreemd dat met name in Noord-Europa de maatschappelijke onderneming nog steeds wordt gerangschikt onder de private sector. Ook al is het dan een buitenbeentje met zijn bijzondere identiteit en doelstelling. 12
De Maatschappelijke Onderneming
In Zuid-Europa, te beginnen met België, maar zeker in Frankrijk, het Iberisch Schiereiland en Italië wordt de maatschappelijke onderneming wel degelijk gezien als een afzonderlijke vorm van bedrijfsvoering. Het is dan ook vooral daar dat deze bijzondere vorm via eigen wetgeving wordt erkend en gestimuleerd. Een paar voorbeelden van die wetgeving worden verderop gepresenteerd en toegelicht. In het Europese veld van beleid 2), het uitzetten van strategieën op het terrein van werkgelegenheid, het stimuleren van nationale, regionale en lokale ontwikkelingsplannen wordt de maatschappelijke onderneming als een vanzelfsprekende verworvenheid van onze tijd gezien. Toch ontbreekt het ook daar aan een samenhangende visie als het om de positie van de maatschappelijke onderneming gaat als onderdeel van een zich steeds duidelijker aftekenende aparte sector in de Europese samenleving.
Steun en erkenning van de nationale en locale overheid: Frankrijk als voorbeeld De Franse overheid reageerde in 1999 op de ontwikkeling van deze alternatieve vorm van economische en sociale activiteit door in alle Franse regio’s de actoren van de sociale en solidaire economie te raadplegen. Als gevolg van deze vernieuwende raadpleging werd in april 2000 een nieuw ministerie opgericht: het secretariaat voor de solidaire economie. De daaropvolgende regering schafte het secretariaat op landelijk niveau af maar heel veel regio’s en steden hadden eigen vertegenwoordigers voor de sector. Christiane Bouchart, bijvoorbeeld, is loco-burgemeester voor de solidaire economie in Lille in het noorden van Frankrijk. Op 28 juni 2002 kwam men een 10-puntenplan overeen voor de ontwikkeling van de sociale en solidaire economie in Lille: Het begeleiden en coördineren van het netwerk van de sociale en solidaire economie voor Lille : • informatie verstrekken, begeleiden, coördineren van de netwerken van de actoren.
2) Door de Europese Commissie, het Comité van de Regio’s, de Europese Economische en Sociale Commissie en het Europese Parlement. De Maatschappelijke Onderneming
13
Toename bewerkstelligen van het aantal bestaande organisaties en de kwaliteit ervan verbeteren: • aanmoedigen van het proces van benchmarking • ontwikkelen en onderhouden van de verschillende soorten activiteiten door middel van training, onderlinge verdeling van de middelen en door beter in te spelen op lokale behoeften. • mobiliseren, ontwikkelen en coördineren van de financiële middelen. Het bevorderen van sociale vernieuwing: • hulp bij het ontstaan van nieuwe projecten • zorgen dat ondersteunende organisaties op het gebied van de solidaire initiatieven actief worden • aanmoedigen van nieuwe manieren van ondernemerschap (SCIC). De vraag naar solidaire goederen en diensten stimuleren: • de economische zichtbaarheid van de solidaire economie in Lille verbeteren en het gebruik van solidaire diensten en goederen stimuleren. • de economische uitvoerbaarheid vergroten • een gedeelte van de solidaire projecten integreren in het gemeentebeleid.
Geschiedenis en sociale positie Historisch gezien heeft de maatschappelijke onderneming zijn wortels in de coöperatieve beweging van eind negentiende, begin twintigste eeuw. De opkomende industrialisatie, het winst- en marktdenken creëerde een klimaat waarin mensen de behoefte kregen zich in hun economisch handelen op een totaal andere manier te organiseren. Soms noodgedwongen omdat ze – als stakers of politieke agitatoren – worden uitgesloten van arbeid. Vanuit welke achtergrond dan ook, het alternatief was om hun eigen werk op eigen kracht en voorwaarden te organiseren, hun belangen te bundelen. Onderlinge gelijkwaardigheid, democratische werkverhoudingen, maatschappelijke betrokkenheid en vooral afwijzen van winstbejag waren kenmerken van de bedrijven die worden opgezet. Heel wat grote bedrijven zoals banken, verzekeringsmaatschappijen, woningbouwcorporaties, zuivelindustrieën en voedingsmiddelenconcerns, omroepen en bouwbedrijven, scheepsbouwmaatschappijen vinden hierin hun oorsprong. Inmiddels hebben ze hun coöperatieve status achter zich gelaten en maken ze deel uit van de private, commerciële sector dan wel de publieke sector. Een 14
De Maatschappelijke Onderneming
enkeling beroept zich nog op de bedoelingen van het verleden, is daar trots op en handhaaft elementen daaruit, laten die nog steeds deel uitmaken van hun bedrijfsvisie en identiteit. De coöperatieve beweging is in essentie nooit verloren gegaan. Wel is het zo dat daar waar ze voor staat en stond in de loop van de twintigste eeuw allerlei vormen en gedaantes is gaan aannemen. En dat veelal buiten de coöperaties zelf om, die zich in meerderheid tot het marktdenken bekeerden en in principe een van de vele verschijningvormen van het reguliere bedrijfsleven zijn geworden. De essentie van de coöperatieve beweging was aanvankelijk en is nog hoe burgers vanuit de basis van de samenleving vorm gaven en geven aan hun gezamenlijke verantwoordelijkheden en belangen. In de tweede helft van de twintigste eeuw ontstonden grote aantallen niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en non-profit instellingen, die zich sterk maken voor directe maatschappelijke doelen en belangen. Ook dit element in onze samenleving is altijd aanwezig geweest, maar is in de tweede helft van de twintigste eeuw tot ongekende bloei gekomen. De omstandigheden van deze tijd verschillen nogal van rond de aanvang van de twintigste eeuw en de periode daarna. Het accent van door burgers gedragen initiatieven is verschoven van onderlinge belangenbehartiging en het opzetten van bedrijven en organisaties waarin gemeenschappelijke idealen werden nagestreefd naar het realiseren van directe winst voor de samenleving, het opheffen van het maatschappelijk tekort. Zo is de coöperatie van toen de maatschappelijke onderneming van nu. Wat hetzelfde is gebleven is dat de maatschappelijke onderneming nog steeds staat voor onderlinge gelijkwaardigheid, democratische werkverhoudingen, maatschappelijke betrokkenheid en het daaraan ondergeschikt maken van de winst. Die maatschappelijke betrokkenheid is nu meer dan ooit onderdeel van de bedrijfsidentiteit. Dit aspect is nu preciezer omschreven: het gaat om de maatschappelijke winst - het direct waarneembare profijt voor de samenleving is het leidende principe van de maatschappelijke onderneming geworden. In het Europese taalgebruik en beleid wordt deze samenhang van uiteenlopende initiatieven, organisaties en bedrijven aangeduid als derde sector. Naast de publieke en de private, commerciële sector is daarmee een nieuwe sector gedefinieerd. Deze derde sector wordt ook wel gezien als de leidende manifestatie van de ‘civil society’.
De Maatschappelijke Onderneming
15
De eerste sector, overheid en publieke sector, is uitdrukkingsvorm van de georganiseerde politieke wil van een land. Deze politieke wil wordt vanwege de wisselingen in de machtsverhoudingen noodgedwongen vormgegeven in tijdelijke compromissen. De tweede sector de private, commerciële sector, is de wereld van het kapitaal, de markt, gedreven tot groei en winst. De derde sector is de ‘wereld van waarden’ die in de samenleving tot uitdrukking wordt gebracht, het is de uitdrukkingsvorm van het onvervreemdbaar sociaal kapitaal waar de burgers van een samenleving met elkaar over beschikken. Binnen deze derde sector is de maatschappelijke onderneming als zodanig een verrijking op het speelveld van maatschappelijke verhoudingen en kansen op sociaal economische vernieuwing en innovatie. De keuzes hiervoor worden aanzienlijk vergroot als dit gebeurt in samenwerking met de publieke en de commerciële sector. De maatschappelijke onderneming zal hiertoe zelf een versnelde ontwikkeling moeten doormaken door te groeien aan een aantal ‘kritische variabelen’ zoals we deze beschrijven in deel twee van deze publicatie. Voor de sector als geheel en de maatschappelijke onderneming in het bijzonder is het van groot belang om te werken aan haar zichtbaarheid en profilering als sector. Pas dan kan de maatschappelijke onderneming met de organisaties die ze opbouwt om haar belangen te bundelen ook de rol spelen die haar past.
16
De Maatschappelijke Onderneming
hoofdstuk 2
Derde sector, de wereld van waarden als onderneming De maatschappelijke onderneming op het kruispunt van economisch handelen en waarden die tot uitdrukking worden gebracht - Paul Dijkstra
De ‘civil society’ bevat diverse vormen van verantwoordelijkheid die burgers via allerlei netwerken en organisaties tot uitdrukking brengen. Deze zijn zeer verschillend wat betreft vorm en inhoud, doelstellingen en verschijningsvormen. De ‘civil society’ kan wel omgaan met allerlei soorten problemen, behoeften en mogelijkheden waar de publieke en private sector dit niet kunnen. De verbintenissen waarop de netwerken en organisaties van de ‘civil society’ zijn gefundeerd tonen de bezorgdheid van de burgers over de manier waarop de samenleving is georganiseerd. De wijze waarop burgers zich organiseren in de ‘civil society’ laat ten minste een aantal tekortkomingen zien in de manier waarop de publieke en private sector functioneren. Via informele en formele organisatievormen proberen burgers antwoord te krijgen op zaken die de samenleving laat liggen, vergeet of zelfs verergert. Dit zien we terug in allerlei sociale, culturele, politieke en economische activiteiten. De drijvende kracht hierachter is het sociaal kapitaal: de totale hoeveelheid van normen, waarden en morele kwaliteiten in de samenleving. De betekenis van dit sociaal kapitaal is grotendeels gebaseerd op intrinsieke waarden als familiebanden, de band van boeren met het “landschap” of burgers met hun buurt, het milieu, en openbaar welzijn. Dit leidt tot initiatieven die de publieke en private sector behoren te versterken en waarmee ze behoren samen te werken. Deze initiatieven zijn niet te koop; men kan ze niet annexeren of overnemen; ze zijn er slechts om te verrijken en aan te moedigen. Dat is de manier om sociale rijkdom te vergaren. De directe, en als zodanig herkenbare, economische factor die uit deze wereld van waarden – aangezien we hier de economisch actieve vorm van de civil society beschrijven – naar voren komt is de zogeheten derde sector. We beschouwen de derde sector als een sociale, op zichzelf staande kracht: het complex van niet-gouvernementele organisaties, de snon profit sector en de maatschappelijke ondernemingen. De Maatschappelijke Onderneming
17
De derde sector – als iets dat aanzienlijk verschillend is van de publieke sector (de eerste sector) en de private, commerciële sector (de tweede sector) – is duidelijk een begrip in onder meer België, Frankrijk en Italië maar is nog niet geheel ingeburgerd in Duitsland en Nederland. Op het Europese niveau van de Europese Unie is het een bekend begrip en wordt de derde sector door velen gezien als een belangrijke factor voor werkgelegenheid in Europa. Zeer veel programma’s die door de Europese Commissie in het leven zijn geroepen hebben te maken met of zijn direct gericht op het verrichten van onderzoek naar en bevorderen van de derde sector/sociale economie, en dan met name de maatschappelijke ondernemingen, als een belangrijke bron om banen en werk te creëren. In elk Europees land zijn er wel wetenschappers die over dit onderwerp nadenken, onderzoek doen, publiceren. Onder deze wetenschappers bevinden zich Roger Spear uit Engeland, Jacques Defourny uit België, Jean Louis Laville uit Frankrijk, Karl Birkholzer uit Duitsland en Carlo Borzaga uit Italië 3). Zij hebben allemaal uitstekend werk verricht door het in kaart brengen van de invloed van de sociale economie in Europa en de speciale rol die maatschappelijke ondernemingen hierbij spelen. De maatschappelijke onderneming als onderneming die de eigen winst ondergeschikt maakt aan de winst voor de samenleving, is een relatief nieuw fenomeen dat een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling en groei van de sociale economie. Deze publicatie richt zich op zaken waar de maatschappelijke onderneming vooral actief is op lokaal niveau en als zodanig iets toevoegt aan de plaatselijke werkgelegenheid en de werkgelegenheid in bepaalde buurten. Dus waar de derde sector een verscheidenheid aan organisatievormen en activiteiten laat zien, zien we hier het specifieke ondernemerschap van de maatschappelijke onderneming. Het is een specifieke ondernemingsvorm van de duurzame economie, de sociale/solidaire economie. De derde sector, met de maatschappelijke onderneming als een direct bedrijfsmatige uitdrukkingsvorm, komt voort uit het waardepatroon, de wereld van waarden van de ‘civil society’. Het is het domein van de sociale en solidaire economie die niet zo zeer winst of groei als zodanig nastreven, maar sociale weelde of sociale rijkdom en voorspoed in de verzakelijkte, geïndividualiseerde en sociaal verschralende samenleving.
3) In Nederland onderzoeken wetenschappers de Nederlandse non-profit sector – waarvan soms wordt gezegd dat die de grootste ter wereld is – en zij zeggen dat het moeilijk is onderscheid te maken tussen de non-profit sector en andere sectoren. (“Hybrid Governance: The impact of the nonprofit sector in the Netherlands”, SCP-werkdocument 65, 2000, p. 158).
18
De Maatschappelijke Onderneming
Sociale en solidaire economie: is er een verschil? In noord Europa worden de begrippen “sociale economie” en “solidaire economie” duidelijker uit elkaar gehouden dan in Zuid-Europa. Maar het idee om ze als twee verschillende begrippen te beschouwen wordt overal in de literatuur besproken.
Sociale economie en solidaire economie: het verschil zoals dat in Frankrijk wordt gezien De sociale economie kwam voort uit de verenigingsbeweging, die rond 1800 was ontstaan als reactie op de onvervulde sociale behoeften van die tijd. Vooral op Europees niveau is de definitie ervan afhankelijk van de wettelijke identiteit: verenigingen, onderlinge maatschappijen en coöperaties vallen er onder. Deze drie organisatievormen hebben bepaalde waarden gemeen, zoals de keuze voor mensen (boven kapitaal), solidariteit, onderlinge steun en creativiteit. De solidaire economie ontstond aan het begin van de jaren '80 uit initiatieven van mensen die zochten naar alternatieve oplossingen voor veranderingen die zich in de maatschappij voltrokken en waarop de publieke en private organisaties slechts gedeeltelijk een antwoord hadden. Voor de actoren van de solidaire economie is het erg belangrijk te kunnen aangeven “uit naam waarvan” de activiteit wordt ondernomen.
Het probleem is dat deze begrippen verwijzen naar gedeeltelijk overlappende vormen van economisch gedrag. Aan de ene kant van het spectrum hebben we de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven en de ethische handel als onderdeel van de sociale economie. Aan de andere kant is er de solidaire economie of de economie van samenwerking, de “zorgeconomie”4). Ergens in het midden ligt het Duitse begrip van de ‘zelfhulp’-economie. 4) “Een zorgeconomie is een economie van genoeg, niet alleen voor de rijken maar ook voor de armen…. met inbegrip van de zorg voor latere generaties. Deze zorg voor de armen en voor degenen die na ons komen betekent in de praktijk zowel verantwoordelijkheid als duurzaamheid. Het zorgen voor degenen die later op onze aarde willen komen leven vraagt respect voor het milieu. In een zorgeconomie zijn mensen op zoek naar eerlijke relaties tussen de werkenden, ongeacht hun geslacht of ras. In een zorgeconomie letten mensen op het welzijn van kinderen en richten zij zich dus op het scheppen van meer en betere onderwijsmogelijkheden, het opvoeden tot burgers en de gezondheid”. (Julio de Santa Ana, Inleiding bij de Kuyper lezing van Bob Goudzwaard in 1999 aan het Dordt College in Sioux Center in Iowa, Amerika) De Maatschappelijke Onderneming
19
De sociale economie beoogt er voor te zorgen dat alle mensen uit de samenleving betaald of onbetaald werk kunnen doen in een economie zoals die op dat moment is. Het doel is mensen te integreren of te reïntegreren die weinig of geen kans hebben op een goede baan. Vervolgens zoekt de sociale economie achterstandswijken of zwakke regio’s te helpen bij het herstellen of versterken van hun maatschappelijke en economische kansen op een sociaal en economisch duurzame toekomst. Bij de solidaire economie, de economie van samenwerking en wat breder de “zorgeconomie”, gaat het meer om mensen die het economisch handelen willen veranderen van geld-maakt-geld relaties naar echte relaties van gemeenschappelijke zorg en contacten in economische activiteiten. Het draait meer om mensen die hun eigen verantwoordelijkheid en soevereiniteit in de alledaagse omstandigheden waarin ze zich bevinden willen terug winnen. Zoals hierboven reeds vermeld draait het bij de solidaire economie om het nemen van de volle verantwoordelijkheid voor alle sociale en ecologische effecten van een economische activiteit. De solidaire economie wil alle mogelijke gebieden van economisch gedrag omvatten alsook de manier waarop een economische activiteit wel of niet bijdraagt aan een betere wereld voor iedereen. Het is duidelijk dat de overgang van een sociale naar een solidaire economie veel overlappingen kent wat betreft doelen, bezieling, doorzettingsvermogen en organisatiemethodes. Daarnaast is het net zo duidelijk dat er op een gegeven moment een punt komt waarop een diepe kloof bestaat tussen de twee zienswijzen. De sociale economie beoogt het economische systeem zoals het is te verbeteren en/of te corrigeren. De solidaire economie daarentegen zoekt naar een ander systeem dat nog slechts in heel weinig delen van de zichtbare, officiële samenleving gevonden kan worden. Toch vormt zij een onderdeel van de ‘civil society’ en is zij zeer aanwezig in het sociale leven van de wereldgemeenschap, in de wereld van waarden. Deze bezieling, en de manier waarop mensen proberen deze bezieling uit te werken in de sociale en solidaire economie, wordt grotendeels onderhouden door het sociaal kapitaal dat daarbij betrokken is. Hierdoor besteden getalenteerde mensen veel tijd aan het op een bepaalde manier doen van dingen zoals zij denken dat die gedaan moeten worden. Ondanks dat er geld mee gemoeid is, is het hen daar niet om te doen. Ondanks de “kloof” vinden we deze gedachtes en bezieling ook terug bij mensen die bij commerciële bedrijven werken, zelfs op managementniveau, en ook bij mensen die in de politiek of voor de overheid werken, want niets menselijks is ons vreemd. Het is de kunst om deze verschillen in functies en kansen productief te maken, om mensen in staat te stellen met inspirerende oplossingen te komen die goed doorwerken in de samenleving en die leiden tot allerlei vormen van sociale rijkdom en voorspoed. 20
De Maatschappelijke Onderneming
De sociale en solidaire economie richten zich dan ook niet per se op de economisch zwakkeren, de achterblijvers, op wie buitengesloten is. Het is vanzelfsprekend dat ze zich hierop richt en met name voor overheden is dat aantrekkelijk en van belang omdat men daarmee tegemoet komt aan de wens om iedereen maximaal aan het arbeidsproces te laten deelnemen. Het maatschappelijk ondernemersschap, dat zich beweegt op het terrein van de sociale en solidaire economie, richt zich op een heel wat breder scala van maatschappelijke behoeften en noden waar binnen de samenleving aan tegemoet gekomen dient te worden. Heel wat sociaal talent is beschikbaar voor de arbeidsmarkt als het gaat om de derde sector. Zeker waar velen zich om verschillende redenen niet thuis voelen in de publieke dan wel private sector, niet passen in de cultuur die in deze sectoren het werkklimaat bepaalt. Dat heeft alles te maken met de krachten die hen drijven en de kwaliteit die ze willen nastreven in hun werkende leven. Die krachten worden gevormd door de waarden en normen waardoor ze zich geïnspireerd weten en in de meest directe vorm tot uiting willen brengen voor het profijt van de samenleving als geheel. Dit ligt verborgen in de wereld van waarden, het sociaal kapitaal waar iedere samenleving op drijft.
Sociaal kapitaal Het succes en het falen van de maatschappelijke onderneming heeft alles te maken met de mate waarin ze beschikt over sociaal kapitaal. Samengevat wordt het sociaal kapitaal gevormd door de waarden en normen, het onderling vertrouwen waar de samenleving over beschikt en de netwerken waarin dat met elkaar wordt gedeeld, daarin gevestigde opvattingen en waarderingen. Voor de maatschappelijke onderneming zijn de persoonlijke kwaliteiten van de initiatiefnemers, van wie de onderneming stuurt en leidt, uiteindelijk doorslaggevend. Dit tezamen met die van de medewerkers en het vermogen van de onderneming deze medewerkers te laten groeien in hun ambities en mogelijkheden. Het leidende principe is bij de maatschappelijke onderneming gelegen in het verwezenlijken van een doel op basis van wat gezien wordt als waardevol om te realiseren. Die doelen liggen in de tekorten en behoeften binnen buurten, steden, dorpsgemeenschappen, regio’s. Het gaat dan om zorg, veiligheid, ecologische randvoorwaarden, voorzieningen van allerlei niveau variërend van verdwijnend winkelaanbod, vervoer tot kinderopvang en ouderenzorg. Evengoed kan het gaan om activiteiten die de gemeenschap van belang acht zoals initiatieven op het gebied van kunst en cultuur, permanente educa-
De Maatschappelijke Onderneming
21
tie, toerisme, economische ontwikkeling als zodanig. Hoe dat ervaren wordt ligt in iedere gemeenschap anders en daarmee ook waar de energie zich op richt om er iets aan te doen. Iedere gemeenschap herbergt een eigen patroon aan normen en waarden, netwerken, behoeftes en tekorten. Die patronen verschillen ook door de bevolkingssamenstelling en omstandigheden. We weten weinig van de wereld van waarden in migrantengemeenschappen en de kracht, de mogelijkheden die zich daarin verbergen van het daarin aanwezige sociaal kapitaal. We kennen simpelweg de waarden niet die zich daarin voor de opbouw van de samenleving als geheel verbergen Sociaal kapitaal als ruggengraat van de gemeenschap is geen constante factor. Het kan afnemen en toenemen. Door de moeite waarop het tot zijn recht komt en tot uiting komt in gezamenlijke initiatieven zal het toenemen. Waar de gezamenlijkheid doorbroken wordt door frustrerend ingrijpen, verslechterende omstandigheden door werkloosheid of criminalisering neemt het sociaal kapitaal af. Waar gemeenschappen zich mengen en zelden meer een homogeen geheel vormen, allerlei invloeden zich laten gelden via vormen van migratie, wegtrekkende werkgelegenheid wordt de variatie in aanbod van de wereld van waarden steeds groter. Het daarin beschikbare sociaal kapitaal is niet meer zo strak te definiëren of te herkennen. Het vraagt energie en vindingrijkheid om met behulp van innovatief beleid en samenwerkingspatronen de productiviteit van de verschillen in waarde en vertrouwen te vinden en tot bloei te laten komen. Met een zich vernieuwend en vergrotend Europa komen eveneens nieuwe waardepatronen beschikbaar waar we nog maar weinig weet van hebben hoe die kunnen uitwerken op de Europese samenleving. Het gaat daarbij om meer dan het bereiken van een politiek en economisch evenwicht. Politieke en economische kracht is erbij gebaat hoe verschillen in waarde en kansen tot hun recht komen en productief worden gemaakt, ook in economische zin. De rol van de maatschappelijke onderneming is daarin cruciaal, naast alle andere uitingsvormen van de ‘civil society’. De kansen die de onderneming biedt in directe samenwerking met de overheid, de publieke sector en de private sector mogen niet onbenut blijven om de samenleving te versterken en van nieuwe impulsen te voorzien. En dat niet in het minst voor de ontwikkeling van nieuwe vormen van werkgelegenheid op met name lokaal en regionaal niveau.
22
De Maatschappelijke Onderneming
De rol van sociaal kapitaal in maatschappelijke ondernemingen in België Solidarité des Alternatives Wallonnes (SAW), de Belgische partner in het onderzoek dat de basis vormt van deze publicatie, heeft zeer gedetailleerd onderzoek gedaan naar de rol van sociaal kapitaal binnen Azimut. Azimut is een “activiteitencoöperatie”, haar leden zijn startende ondernemers en die daarbij een zekere mate van steun weten te vergaren. Het idee van een “activiteitencoöperatie” was nieuw voor België en kwam oorspronkelijk uit Frankrijk waar verschillende succesvolle projecten liepen. De “dragers” van het project moesten er daarom de Belgische federale minister voor werkgelegenheid van overtuigen dat het concept ook in België zou aanslaan. Zij moesten ook overeenstemming bereiken over de status van het werk van de startende ondernemers in verband met premies voor de sociale verzekeringen. SAW onderzocht hoe de Azimut “dragers” erin slaagden hun project te realiseren met behulp van sociaal kapitaal. Ze keken naar het sociaal kapitaal van de “dragers” zelf, van hun contacten bij het Belgische federale ministerie voor werkgelegenheid en de controle-instantie voor sociale verzekeringen, en van de startende ondernemers die zich bij de coöperatie hadden gevoegd. Uit hun onderzoek kwam een vlechtwerk van contacten naar voren waarbij de belangrijkste spelers, waaronder de “dragers” van het project, betrokken waren. Het liet ook zien hoe het geloof in eigen normen en waarden er toe heeft bijgedragen dat de contacten bij het Belgische federale ministerie voor werkgelegenheid en bij de controle-instantie voor sociale verzekeringen uiteindelijk overstag gingen en het project steunden. Bijzonderheden zijn te vinden in het rapport over de lokale onderzoeken die zijn uitgevoerd door SAW, “The activity co-operative, a new concept for job creation - The AZIMUT case”.
De Maatschappelijke Onderneming
23
hoofdstuk 3
De positie van de maatschappelijke onderneming in de samenleving Samenwerking voor vernieuwende werkgelegenheid tussen overheid (de publieke sector), de commerciële sector en de maatschappelijke onderneming - Paul Dijkstra
Een land als Italië laat zien hoe maatschappelijke ondernemingen kunnen bloeien en groeien, en een tot nu toe ongekende groei ten toon spreiden. In Italië hebben maatschappelijke ondernemingen een eigen status gekregen op grond van daarvoor speciaal ontworpen wetgeving 5). Aan de ene kant zijn er sociale coöperaties ("type A") die opereren voor het “algemene nut van de gemeenschap” en diensten verlenen die uiteenlopen van onderhoud van parken en tuinen tot aan zorg voor oudere mensen. Een aantal van deze ondernemingen vervullen een rol die in andere delen van Europa is voorbehouden aan de publieke sector. Aan de andere kant is er een tweede vorm van sociale coöperaties (“type B”) die betrokken zijn bij werkintegratie voor gehandicapten, mensen die veroordeeld zijn geweest en langdurig werklozen. Kortom, mensen die moeilijk ergens anders werk kunnen vinden dan binnen deze specifieke vorm van de maatschappelijke onderneming 6). Ook Frankrijk en België hebben een eigen wetgeving en een beleid dat gericht is op de maatschappelijke onderneming zodat bijzondere vormen van bedrijfsvoering en organisatie mogelijk worden gemaakt. In Frankrijk was er tot voor kort zelfs een afzonderlijk ministerie voor de sociale en solidaire economie. Regionaal en stedelijk gezien zijn er, na het verdwijnen van dit ministerie, nog steeds op politiek en ambtelijk niveau toch heel wat afdelingen operationeel van waaruit handen en voeten wordt gegeven aan het beleid op het terrein van de sociale en solidaire economie.
5) Wet nr. 381/91 6) In 2001 had Italië ongeveer 5.600 sociale coöperaties, met 23.000 vrijwilligers, 156.900 werknemers en 14.900 kansarmen. 55% waren van het type A, 40% van het type B en 5% waren ofwel gemengd of consortia (coöperaties van het tweede niveau waarvan de leden andere coöperaties zijn). Bron: “Venturing into the Social Sphere - experiences and tools”, Cgm 2003. Dit is het rapport van één van de lokale onderzoeken die zijn uitgevoerd tijdens het onderzoek dat de basis vormt van deze publicatie. 24
De Maatschappelijke Onderneming
Het lijkt erop dat Duitsland en Nederland een dergelijke wetgeving niet zo nodig vinden. Daar wordt de burger toch al tot in de puntjes verzorgd. Toch zijn er ook daar bijzondere ontwikkelingen gaande, waarin burgers allerlei maatschappelijke initiatieven nemen met een ondernemend, not-for-profit karakter. Zowel Duitsland als Nederland kennen bijvoorbeeld moedercentra, waar vrouwen met elkaar organiseren waar ze behoefte aan hebben. Dat is kinderopvang, maar ook allerlei vormen van scholing en educatie en van waaruit ook bijvoorbeeld cateringbedrijven worden opgezet.
Het moedercentrum kan worden gezien als een sterk voorbeeld van initiatief dat vanuit burgers zelf is bedacht, opgezet en gerund. Je vindt het moedercentrum over het algemeen in steden. In Duitsland bestaan moedercentra sinds 1984 en in Nederland sinds 1992. Op dit moment zijn er bijna 30 moedercentra in Nederland. Tevens is het een internationaal fenomeen geworden: in maar liefst 14 landen bestaan moedercentra. Het moedercentrum vervult vele sociaal economische functies die niet gedaan kunnen worden door de overheid of welzijnsinstellingen omdat die daar geen geld voor hebben en de kennis missen over wat er in een gemeenschap daadwerkelijk nodig is. In het moedercentrum worden vele activiteiten ontwikkeld en onderhouden door mensen die daar veelal geen opleiding voor hebben gevolgd, maar simpelweg met hun eigen gezond verstand voorzien in de behoefte van een groot aantal vrouwen en kinderen.
Amsterdam kent het broedplaatsenbeleid. Via dit beleid worden centra van kunst en cultuur gerealiseerd, gecombineerd met ambachtelijke en cultuurgerelateerde beroepen, presentatieruimtes voor het publiek en andere buurtfuncties. Het bijzondere is dat er eerst geld ter beschikking is gesteld (± € 30 miljoen) en er vervolgens beleid werd gemaakt waarbij zowel de doelgroep als de projectontwikkelaars mee aan tafel zaten om tot de best passende oplossingen te komen. Daar ontstaat dan een vorm van directe samenwerking tussen de burger die dat wil, de overheid en de commerciële sector. Die samenwerking is ook zichtbaar in steden als Delft en Utrecht, waarbij de drie sectoren zich vinden om kleine sociale huisvestingsinitiatieven te laten ontstaan. Initiatieven die niet zouden lukken als ze via de traditioneel gevestigde partijen tot stand zouden moeten komen zonder de inzet van betrokken burgers. Soms moeten burgers nogal hun best doen om hun initiatief niet te zien op gaan in welzijnsinstituten die hun quota aan klanten moeten halen. En die klanten moeten De Maatschappelijke Onderneming
25
dan naar hun regels functioneren, terwijl die mensen een beter en meer ondernemend initiatief neerzetten als ze dat naar hun eigen inzicht en behoefte kunnen doen. Sommige (overheids)instellingen moeten weer leren om dit type initiatieven niet op te slokken in hun eigen werkwijze, maar zich te laten ontwikkelen tot zelfstandige maatschappelijke ondernemingen op hun eigen waarde en doelstelling.
Kenmerken van de maatschappelijke onderneming Laten we de maatschappelijke onderneming identificeren aan de hand van de EMEScriteria zoals die zijn ontwikkeld door wetenschappers in heel Europa. Het is niet zo dat alle criteria direct op elke maatschappelijke onderneming kunnen worden toegepast maar een aantal van deze criteria iszeker van toepassing . EMES is de naam van een Europees onderzoeksprogramma over de maatschappelijke onderneming.
De economische dimensie en de ondernemersdimensie van de maatschappelijke onderneming 7) • Een constante stroom van activiteiten bij het produceren van goederen en/of verlenen van diensten In tegenstelling tot de traditionele non-profit organisaties zijn maatschappelijke ondernemingen normaliter niet altijd bezig met het aanprijzen van de goede zaak of met het herverdelen van geldstromen (zoals bijvoorbeeld subsidiegevende stichtingen), maar zijn zij direct betrokken bij het produceren van goederen of het verlenen van diensten op een permanente basis. Het verlenen van diensten en goederen vertegenwoordigt derhalve de bestaansgrond of een van de bestaansgronden van de maatschappelijke ondernemingen. • Een grote mate van autonomie Maatschappelijke ondernemingen zijn op vrijwillige basis door een groep mensen gecreëerd en worden door hen beheerd in het kader van een autonoom project. Zij kunnen derhalve bogen op overheidssubsidies maar zij
7) Defourny, J., Borzaga, C. (ed). (2001), The Emergence of Social Enterprise, Routledge, London, pagina 16, 17 en 18. Of http://www.emes.net
26
De Maatschappelijke Onderneming
worden niet direct of indirect bestuurd door overheids- of andere organisaties (samenwerkingsverbanden, particuliere bedrijven, etc.) en zij hebben zowel het recht van zeggenschap als dat van beëindiging (het recht om een eigen standpunt in te nemen en het recht om hun activiteiten te beëindigen). • Een belangrijke mate van economisch risico Degenen die een maatschappelijke onderneming oprichten nemen volledige of gedeeltelijke verantwoordelijkheid voor het initiatief. In tegenstelling tot de openbare instellingen hangt hun financiële winstgevendheid af van de inzet van hun leden en werknemers om voldoende middelen te verzorgen. • Minimum hoeveelheid aan betaald werk Zoals vaak bij traditionele stichtingen kunnen maatschappelijke ondernemingen een mix maken van monetaire en niet-monetaire hulpmiddelen, vrijwilligers en betaalde arbeiders. Voor de activiteiten die worden uitgevoerd in de maatschappelijke ondernemingen is echter een minimum hoeveelheid betaalde arbeid nodig.
De sociale dimensies van de maatschappelijke onderneming • Een expliciet doel tot voordeel van de gemeenschap Een van de hoofddoelen van de maatschappelijke onderneming is het dienen van de gemeenschap of een specifieke groep mensen. Daarnaast is een kenmerk van de maatschappelijke onderneming het verlangen om op lokaal niveau maatschappelijke verantwoordelijkheid te bevorderen. • Een initiatief genomen door een groep burgers Maatschappelijke ondernemingen zijn het resultaat van een collectieve dynamiek waarbij mensen die tot een gemeenschap of groep behoren graag een bepaalde behoefte of doelstelling willen delen en zij moeten een dergelijke dimensie op de een of andere manier in stand houden. • Een besluitvormingsbevoegdheid die niet gebaseerd is op kapitaalbezit Dit houdt meestal het principe in van ‘een stem per lid’ of in ieder geval stemrecht dat niet afhangt van hoeveel aandelen in kapitaal het bestuurslichaam bezit dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid heeft. De kapitaalbezitters zijn natuurlijk belangrijk (ofschoon alle maatschappelijke
De Maatschappelijke Onderneming
27
ondernemingen geen aandelenkapitaal hebben) maar de zeggenschap wordt gedeeld met andere belanghebbenden. • Een participerend karakter, waar de mensen in betrokken zijn die het direct betreft Vertegenwoordiging en participatie van de klanten, gerichtheid op de belanghebbenden en een democratische managementstijl zijn belangrijke kenmerken van de maatschappelijke onderneming. Vaak is een van de doelen van de maatschappelijke onderneming het bevorderen van de democratische processen op lokaal niveau door middel van economische activiteiten. • Beperkte winstuitkering Maatschappelijke ondernemingen bestaan niet alleen uit organisaties die helemaal geen winstuitkering mogen doen, maar ook uit organisaties, zoals coöperaties in een aantal landen, die alleen een beperkte winstuitkering mogen doen, waardoor voorkomen wordt dat ze zich op het maximaliseren van de winst zullen richten.
Deze criteria behoren bij wat wel als de sociale economie wordt omschreven. We denken dat het goed is om er hier een extra ondernemerscriterium aan toe te voegen: risico- en winstdeling. Dit houdt in dat de maatschappelijke onderneming de risico’s en de winst deelt met de klant, in alle betekenissen van het woord, de belanghebbenden, de buurt of bepaalde delen van de samenleving. Hierdoor ontstaat een echte, brede samenwerkingsrelatie, een van de kenmerken van de solidaire economie.
Sociale architectuur en sociale sturing Twee andere kwaliteiten die verband houden met hoe de maatschappelijke onderneming in de samenleving is geworteld zijn de sociale architectuur van het initiatief en de wijze van sociale sturing (“social engineering”)8). Je zou kunnen zeggen dat de sociale architectuur te maken heeft met de interne en externe contracten en de manier waarop de organisatie formeel tot stand is gekomen. Dit omvat zowel de participatie van de belanghebbenden wat betreft hun verantwoordelijkheid als ook het op een goede 8) In deze publicatie wordt de uitdrukking “sociale sturing” (social engineering) gebruikt als een neutrale term in de hier beschreven specifieke betekenis. Zie de woordenlijst voor de definities van “sociale architectuur” en “sociale sturing”.
28
De Maatschappelijke Onderneming
manier delen van de winst. Sociale sturing heeft te maken met de manier waarop de onderneming functioneert, besluiten neemt, prikkels (in geld of in goederen en diensten) verleent en ontvangt, de manier waarop medewerkers worden opgevangen en ondersteund om hun persoonlijke doelen te bereiken enzovoorts. De mate waarin een maatschappelijke onderneming is vormgegeven in heldere contracten en de juridische setting waarin ze zich bevindt maakt het haar ook beter mogelijk om haar maatschappelijke doelstelling verder vorm te geven en vast te houden. Zeker waar deze onderneming vaak ondersteuning ontvangt van de overheid om te kunnen starten of bepaalde taken te vervullen is dat ook een voorwaarde. Dat is ook van belang voor commerciële bedrijven die zich faciliterend met geld of expertise aan maatschappelijke ondernemingen committeren. Sociale sturing en verbetering in prestatie en gerichtheid wordt vooral ondersteund door goede scholing en training van het management en de medewerkers. Een maatschappelijke onderneming zal de vorm moeten krijgen die het beste past bij de taken die ze verricht. Afhankelijk van de wettelijke kaders en fiscale regelgeving die per land verschillen kan dat variëren van stichting, coöperatie tot ideële BV. Een havenbedrijf, een regionale busvervoermaatschappij of een bedrijf dat het groenonderhoud verricht voor een gemeente of de thuiszorg op zich neemt in een lokale gemeenschap, ateliers of een theater beheert zullen ieder eigen vormen van organisatie vereisen. De onderneming zal effectief, professioneel en kwalitatief hoogwaardig moeten presteren en mede-gedragen, waar nodig mee aangestuurd worden door belanghebbenden. Er zullen eerder standaards, keurmerken, wettelijke en fiscale kaders voor gecreëerd moeten worden dan opgelegde regelgeving in termen van organisatorische vormgeving.
Hebben maatschappelijke ondernemingen wel een eigen juridische organisatie nodig? Sinds kort heeft Frankrijk een nieuwe juridische organisatievorm die geschikt is voor maatschappelijke ondernemingen: de SCIC. Deze organisatievorm zorgt ervoor dat alle verschillende groepen belanghebbenden een zekere inbreng hebben in het bestuur van de maatschappelijke onderneming, en is er een mechanisme dat ervoor zorgt dat de sociale doelen overeind blijven. Helaas is het een vrij complex geheel en moeilijk te doorgronden, zelfs door degenen die bij de sociale economie betrokken zijn, en zijn er geen belastingvoordelen. In 2002 kregen daarom slechts 15 Franse SCIC-organisaties
De Maatschappelijke Onderneming
29
officieel toestemming om als eersten in deze nieuwe organisatievorm van start te gaan. Het opzetten van een nieuwe juridische organisatie voor maatschappelijke ondernemingen kan nuttig zijn, maar dit moet niet op zichzelf staan; iedereen uit de sociale economie behoort afdoende informatie te krijgen over de nieuwe organisatie en het belastingkader moet passend zijn. Voor meer informatie verwijzen we naar de bijdrage van de Franse onderzoekspartner GIEPP over “De Société Coopérative d’Intérêt Collectif (SCIC)”.
Institutionalisering en emancipatie De derde sector en de maatschappelijke ondernemingen zijn in het algemeen weinig zichtbaar: ze komen nauwelijks in contact met de zienswijze van de verschillende spelers in de publieke en private sector. De publieke en private sector hebben zo hun eigen redenen om de maatschappelijke ondernemingen niet te zien, maar dit heeft duidelijk ook met de maatschappelijke ondernemingen zelf te maken. Om er maar geen doekjes om te winden: ze zijn vaak zo van hun eigen waarden overtuigd dat ze hun ogen sluiten voor hun zwakke punten en tekortkomingen wat betreft hoe ze zichzelf moeten organiseren, hoe ze zichzelf moeten zien en hoe ze zichzelf moeten presenteren. Hierdoor wordt het moeilijk allianties te vormen tussen de maatschappelijke ondernemingen en /of hun organisaties op het tweede (stad/regionaal) en derde niveau (landelijk) enerzijds en de publieke en private sector anderzijds. Tijdens het onderzoek hebben we een aantal kritische variabelen helder gekregen. Het zijn elementen waaraan de maatschappelijke onderneming zal moeten werken om zich sterker te maken en waardoor ze met succes allianties aan kunnen gaan.
De 5 “kritische variabelen” • • • • •
30
Zelfbewustzijn/zelfreflectie – hoe we ons zelf zien Zichtbaarheid – hoe de anderen ons zien Professionaliteit – efficiënt werken als individu Organisatiekwaliteit – efficiënt werken als organisatie Netwerken – efficiënt werken om samenwerkingsrelaties tussen organisaties op te bouwen
De Maatschappelijke Onderneming
De problemen waarmee organisaties op het tweede en derde niveau worden geconfronteerd wanneer zij initiatieven ontplooien of andere organisaties proberen te helpen in verband met sociale duurzaamheid, kunnen ook in de vorm van kritische variabelen worden omschreven. Een heldere visie op emancipatie en op institutionalisering/organisatie is een belangrijke factor tot succes. Het is duidelijk dat “kritische variabelen” ook kunnen worden toegepast op de publieke en de private sector. Deze publicatie is echter op de eerste plaats bedoeld om te laten zien hoe maatschappelijke ondernemingen en hun organisaties op het tweede en derde niveau zichzelf kunnen versterken zodat ze allianties kunnen aangaan met de publieke en private sector. We hebben het al eerder gehad over het feit dat het opleiden een belangrijk instrument is voor de ontwikkeling van de maatschappelijke ondernemingen. Communicatie op professioneel niveau is essentieel voor een maatschappelijke onderneming om zich open te kunnen stellen voor de publieke en commerciële sector. Voorlichtingsstrategieën en effectieve marketing/dienstverleningsactiviteiten moeten standaard in de gereedschapskist van de maatschappelijke ondernemingen aanwezig zijn, en dan in het bijzonder in die van de organisaties op het tweede en derde niveau want die verzorgen de communicatie namens de maatschappelijke ondernemingen. Organisaties die op het tweede en derde niveau van de maatschappelijke ondernemingen zitten en initiatieven van burgers hebben een brede alliantie van sociale organisaties nodig om vooruitgang te kunnen blijven boeken, om ruimte en tijd te hebben voor experimenten en deskundigheid en knowhow op te bouwen. Dat betekent dat een heleboel energie, ideeën, vernieuwing en geld nodig is om echte kansen te creëren om verder te kunnen gaan. Om dit te bereiken is het nodig de ‘civil society’ te inspireren en op te bouwen met medewerking van alle sociale organisaties. Deze samenwerking voor de ‘civil society’ moet gestimuleerd en in banen geleid worden door de derde sector zodat mensen nieuwe richtingen krijgen aangereikt om nieuwe vormen van economisch gedrag en duurzaamheid te ontwikkelen die overeenkomen met de doelstellingen van de sociale en solidaire economie. Het zijn precies deze allianties, experimenten en goede praktijkvoorbeelden die dienen als (door de derde sector geïnspireerde en beheerde) modellen en verschijningsvormen van de ‘civil society’, waardoor maatschappelijke ondernemingen hun eigen, verbeterde aanpak kunnen ontwikkelen om tegemoet te komen aan de eisen van de Europese strategie voor werkgelegenheid.
De Maatschappelijke Onderneming
31
32
De Maatschappelijke Onderneming
DEEL 2
Werken aan de succesvolle samenwerkingsrelatie
De Maatschappelijke Onderneming
33
34
De Maatschappelijke Onderneming
hoofdstuk 4
De gereedschapskist van de maatschappelijke onderneming - Sonja Knottnerus
1. Algemene Inleiding In het eerste deel van deze publicatie werd geconcludeerd dat de maatschappelijke onderneming in veel gevallen haar niveau van ontwikkeling zou moeten verbeteren en haar vermogen om relaties met andere maatschappelijke sectoren aan te gaan zou moeten versterken. Deel twee gaat over de vraag naar wat er nodig is om dit te bewerkstelligen. Belangrijke onderdelen hierin zijn de samenwerkingsvormen (paragraaf 1.1) en de kritische variabelen (paragraaf 2). In paragraaf drie zullen de voorgaande theoretische opmerkingen bij wijze van illustratie toegepast worden op enkele concrete voorbeelden. Het hierop volgende deel drie bevat een verzameling ideeën en methoden (“gereedschappen” of “instrumenten”) die de bovengenoemde doelen voor de maatschappelijke onderneming dienen: het niveau van ontwikkeling verbeteren en het vermogen om relaties met andere sectoren aan te gaan versterken. Deze verzameling gereedschappen is niet bedoeld om uitputtend te zijn, hij is zelfs vrij willekeurig. De keuze is namelijk enerzijds ontstaan om de stellingnames in deze publicatie te kunnen illustreren, anderzijds is de selectie bedoeld om door middel van praktische voorbeelden een inspiratiebron voor de ontwikkeling van maatschappelijke ondernemingen en hun relaties met andere maatschappelijke partijen te zijn. 1.1 Waarom willen partijen iets met elkaar? Uitwisseling en binding. De basis voor alle samenwerkingsrelaties is dat partijen elkaar iets te bieden hebben, of iets hebben bij te dragen aan een eventueel gezamenlijk doel. Alleen dan is er reden, een motivatie om een relatie op te bouwen waarin diensten, geld, goederen, rechten of kennis zullen worden uitgewisseld. Het gaat in de kern om ruil, om uitwisseling (“exchange of benefits”). De eerste vraag moet dus zijn: wat hebben de partijen elkaar te bieden? Wat schiet de één met de ander op? Als op deze vraag eenmaal antwoord is gegeven, hebben we de basis om verder te denken over de vraag om wat voor soort relatie het zal gaan. Zal het wellicht om een oppervlakkige en incidentele ruilrelatie gaan, of misschien om een langdurige samenwerkingsrelatie met gemeenschappelijke doelen en een weefwerk van onderlinge diensten, belangen en afhankelijkheden? De Maatschappelijke Onderneming
35
Een andere factor die de samenwerkingsrelatie sterk medebepaalt is “binding” (de Engelse term “bonding”). Hierbij onderscheidt men sociale binding (persoonlijke en affectieve aspecten van de relatie) en structurele binding (economische, strategische, legale en organisatorische aspecten van de relatie). “Structurele bindingen” noemen we alles wat partijen bindt in een uitwisselingsrelatie wat niet op het persoonlijke of affectieve vlak ligt. Dát de partijen elkaar iets te bieden te hebben, opent de mogelijkheid voor een wederzijdse uitwisseling, maar het zal het soort en de mate van binding zijn die bepaalt of de uitwisseling incidenteel zal zijn of tot een meer duurzame samenwerkingsrelatie zal leiden. 1.1.1 Vier basisvormen in samenwerkingsrelaties De combinatie van wát men elkaar te bieden heeft en soort en mate van binding, leiden tot vier goed herkenbare basisvormen in samenwerkingsrelaties. 1. De incidentele ruilrelatie kenmerkt zich door samenwerking gericht op een wederzijds voordeel, maar meestal niet op een gemeenschappelijk doel (we spreken dan van een uitwisselings- of ruilrelatie of – als er meer partijen zijn – van een uitwisselingsnetwerk). Bij deze relatie is binding niet aanwezig of relevant. 2. De relatie waarin de partijen samenwerken om een gezamenlijk doel na te streven (meestal maatschappelijk van aard). Hierbij speelt naast structurele binding (financieel en strategisch) vaak ook sociale binding een rol (op het persoonlijke vlak is er een band omdat men elkaars maatschappelijke bewogenheid herkent). Deze samenwerkingsvorm kan op projectbasis zijn, maar ontwikkelt zich meestal tot een duurzame samenwerkingsrelatie. 3. De relatie is bepaald door structurele binding op grond van uitsluiting of overheidsdwang, waardoor de partners op grond van wetten, regels, besluiten, monopolie of uniek specialisme op elkaar aangewezen zijn. De sociale binding kan hierbij sterk onderontwikkeld blijven, terwijl verschillende aspecten van de structurele binding (bijv. legaal, contractueel, strategisch, financieel, organisatorisch) sterk ontwikkeld zijn. 4. De interdependente samenwerkingsrelatie kenmerkt zich door duurzame samenwerking met meervoudige interdependenties en meestal een hoge mate van sociale binding. De structurele binding is niet noodzakelijkerwijs hoog, maar is dat in de praktijk vaak wel. De interdependenties kunnen worden voorgesteld als een weefwerk van wederzijdse diensten en voordelen, die niet meer gemakkelijk te ontrafelen zijn zonder het geheel van voordelen teniet te doen.
36
De Maatschappelijke Onderneming
Het is duidelijk dat sommige soorten samenwerkingsrelaties duurzamer zijn dan andere. Ook lijkt er een tendens te zijn om gaandeweg naar bepaalde vormen toe te bewegen. Rodriguez en Wilson wijzen bijvoorbeeld op de volgende tendens:
“Dependency theory suggests that each participant's behavior produce mutual benefit through exchange and his/her outcome is dependent upon the behavior of the other participant. This is referred to as an exchange relation and networks [..]. Actors may behave in ways that transform the structural dependency into interdependence to reduce the presence of inequalities in power and uncertainty [..]. An interdependent social structure is one in which actors produce mutual benefit through cooperation [..].” (Rodriguez en Wilson, 1999, p. 5, 6) ) (vertaling van het citaat: “De afhankelijkheidstheorie gaat er van uit dat het gedrag van de deelnemers een wederzijds voordeel oplevert door middel van ruil en dat het resultaat voor de ene deelnemer afhangt van het gedrag van de andere deelnemer. Dit wordt ook wel ruilrelatie of uitwisselingsnetwerk genoemd. [..]. Betrokkenen kunnen zich op een dusdanige manier gedragen dat de structurele afhankelijkheid omgezet wordt in interdependentie zodat de aanwezige ongelijkheid in macht en de onzekerheid afneemt [..]. Een interdependente sociale structuur is er een waarbij betrokkenen wederzijds voordeel kennen door middel van samenwerking [..].”) (Rodriguez, C.M. en D. T. Wilson, 1999, “Relationship Bonding and Trust as Foundation for Commitment in International Strategic Alliances” , ISBM Report 21-1999.)
Voor wie de maatschappelijke onderneming wil helpen om een meer centrale plaats in het maatschappelijk verkeer in te nemen, is een dergelijke categorisering bruikbaar bij het inschatten van welke doelen het best passen bij de context waarin de maatschappelijke onderneming opereert en welke strategieën daar het best bij passen. Bij deze indeling in categorieën dient benadrukt te worden dat niet te snel de conclusie moet worden getrokken dat het zou gaan om een interdependente en daarom duurzame samenwerkingsrelatie. Zo is er een voorbeeld bekend in Groot-Brittannië van een maatschappelijke onderneming die actief is op het gebied van recycling. Deze activiteit sloot aan op het gemeentelijk beleid en de maatschappelijke onderneming kon dan ook sinds jaar en dag rekenen op een flinke gemeentelijke subsidie. De Maatschappelijke Onderneming
37
Op een zeker moment heeft de gemeente echter onder druk van vakbonden besloten de recyclingactiviteiten zelf uit te gaan voeren en de subsidie stop te zetten. Hier was geen sprake van een interdependente samenwerkingsrelatie, daarvoor was de relatie te eenvoudig. Bij een interdependente samenwerkingsrelatie maakt de complexiteit van de relatie, de verwevenheid van de voordelen en afhankelijkheden over en weer, dat de relatie duurzaam is. Overigens is het in het algemeen bij elke relatie met de publieke sector van belang te beseffen dat politieke veranderingen invloed kunnen hebben op de relatie met de overheid en op het succes van de maatschappelijke onderneming. In het meest extreme geval is de relatie van een maatschappelijke onderneming met de overheid, waarbij de relatie van de kant van de overheid gebaseerd is op politieke keuzes, niet duurzamer dan tot aan de volgende verkiezingen. 9) 1.1.2 Kenmerken van de vier basisvormen van samenwerkingsrelaties Soort relatie Samenwerking gebaseerd op een ruilrelatie Partners Iedereen (binnen een vrije markt) Kenmerken projectmatig of incidenteel; niet noodzakelijk langer durende of duurzame samenwerkingsrelatie; wederzijds iets aantrekkelijks te bieden hebben; geen verweven interdependenties; er is niet noodzakelijk sprake van sociale binding.
9) vergelijk “WiWAt e.G. – a city district cooperative”, netz NRW, 2003 en “Structuring the Social and Solidarity Economy and local initiatives in the Nord Pas de Calais region", GIEPP, 2003. Dit zijn rapporten van de lokale studies in het kader van het onderzoek. In die van netz NRW (Duitsland) en GIEPP (Frankrijk) komen de politieke veranderingen in de respectieve landen aan bod en welke gevolgen deze ontwikkelingen al dan niet hebben gehad voor de derde sector. Voor het project in Duitsland “WiWat” is de politieke verandering een van de oorzaken voor ten minste vertraging en bemoeilijking van realisatie van het project. Voor de lokale politiek van het gebied Nord Pas de Calais (F) heeft de landelijke ommezwaai van een linkse naar een rechtse regering veel minder impact gehad. Het ingezette beleid kan voortgezet worden onder de nieuwe politieke constellatie.
38
De Maatschappelijke Onderneming
Soort relatie Samenwerking gericht op een maatschappelijk doel Partners Partijen met een maatschappelijke functie of een sociaal doel – vaak de publieke sector, maar niet per definitie Kenmerken gezamenlijk doel, vaak maatschappelijk (ideëel) van aard; de relatie is vaak duurzaam; het maatschappelijk doel is vaak wel het hoofddoel van de maatschappelijke onderneming, maar niet van de partner; er ontstaat gaandeweg interdependentie en ook ligt een toename van sociale binding voor de hand.
Soort relatie Samenwerking op basis van uitsluiting of overheidsdwang Partners Meestal de overheid, maar ook partijen die een monopolie hebben (marktmonopolie of een uniek specialisme), anderzijds: de partijen die baat of voordeel zoeken in de relatie met de overheid of de monopoliehouder. De maatschappelijke onderneming is soms de door de overheid aangewezen intermediair. Kenmerken door de aard van de zaak worden wetten, regels en bindende besluiten door de overheid toegepast, de facto kan iets heel vergelijkbaars ontstaan bij een (meestal grote) marktpartij die over een marktmonopolie beschikt, bij unieke kennis en vaardigheden kan ook een noodzakelijk specialisme voor dit type structurele binding zorgen; andere kenmerken: sociale binding en interdependentie blijven meestal een ondergeschikte rol spelen; of de relatie duurzaam is, hangt af van de keuzes van de partner die over de uitsluitingsmacht beschikt (de maatschappelijke onderneming heeft hier weinig invloed op). Vanuit de afhankelijke partner gezien zal de relatie duurzaam zijn – deze heeft immers weinig of geen alternatief.
De Maatschappelijke Onderneming
39
Soort relatie De interdependente samenwerkingsrelatie Partners Iedereen, vooral bij relaties die door hun aard geneigd zijn langdurig te zijn Kenmerken meervoudige structurele binding, over en weer bestaan er diverse afhankelijkheden, er is een weefwerk van transacties en wederzijdse diensten - voor een deel ook informeel; de totaalsom van de voordelen is voor beide partijen groter dan de formele verplichtingen; als een project eindigt, is de kans groot dat de relatie voortduurt en opnieuw ingevuld zal worden met nieuwe projecten; intensief contact is een kenmerk; vaak bieden partijen elkaar toegang tot het eigen netwerk van relaties
De indeling en de kenmerken kunnen met name bruikbaar zijn voor de maatschappelijke onderneming om zich beter bewust te worden van hoe zij zich in het maatschappelijk speelveld en in de markt van vraag en aanbod van producten en diensten zal positioneren. 1.1.3 Voorbeelden Een voorbeeld van een ruilrelatie is die tussen een vastgoedbeheerder en een toneelvereniging die voor een onbepaalde tijd een ongebruikt pakhuis als repetitieruimte mag gebruiken. De vastgoedbeheerder dekt zich in tegen de risico’s van leegstand, de toneelvereniging is weer een tijdje goedkoop onderdak. De ruilrelatie kan heel goed incidenteel blijken te zijn, ook is het niet noodzakelijk dat de vastgoedbeheerder de podiumkunst in de regio wil bevorderen. Het enige dat nodig is, is dat de partijen ieder iets te bieden hebben wat de ander nodig heeft en dat men dit een goede ruil vindt. Een voorbeeld van samenwerken aan een groter maatschappelijk doel, is dat van de industriële onderneming die een bepaald filantropisch doel in haar “mission-statement” opneemt en bij de uitvoering een maatschappelijke onderneming betrekt. Hier werkt men samen aan een gemeenschappelijk doel, hoewel met een geheel andere achtergrond. Een voorbeeld van samenwerking op basis van uitsluiting of overheidsdwang, is dat van de overheid die besluit alle culturele initiatieven te concentreren op een enkel project: 40
De Maatschappelijke Onderneming
een op te richten cultureel centrum. Het overleg en de bundeling van de initiatieven loopt via een door de overheid aangestelde mediator/procesbegeleider. Voor de belanghebbenden is er geen andere weg open dan via de mediator en via het culturele centrum, andere routes naar de subsidie en naar deelname in het cultureel centrum zijn door de overheid uitgesloten. Voorbeelden van interdependente samenwerkingsrelaties zie je vaak tussen netwerkorganisaties en aangesloten leden, maar ook tussen bijvoorbeeld de lokale overheid en een pilotproject. In dat laatste geval kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een initiatiefgroep van culturele groepen en kunstenaars die gezamenlijk een project willen realiseren op één locatie.10) Tegelijkertijd is de gemeente op zoek naar werkbare oplossingen voor het onderdak bieden aan dergelijke culturele groepen en kunstenaars. Hierbij laat zij het beleid van onderop definiëren vanuit de gedachte dat het beleid vooral door de betrokkenen zelf gedragen moet worden, tevens voert zij hiermee haar eigen beleid uit en verkrijgt zij zicht op wat er met subsidiegelden gebeurt en ziet zij er op toe dat dit inderdaad in het kader van de beleidsdoelstellingen wordt besteed. De gesprekspartners voorzien de gemeente van belangrijke informatie, de gemeente biedt ruimte, of bemiddelt daarbij, biedt een bestuurlijke context waarin het reëel is om te verwachten dat het doel bereikt zal worden en kan meefinancieren. De kunstenaars krijgen zicht op onderdak en op een levensvatbare bestuursvorm van het project, direct invloed op het beleid en kunnen hun manier van wonen en werken in hoge mate zelf (mede) vormgeven. Al deze factoren worden “gedragen” door intensief overleggen en netwerken. De voortgang hangt af van alle vormen van uitwisseling. Haal een enkel facet weg en je brengt het succes van het geheel in gevaar. 1.2 Hoe bevorder je coöperatieve relaties tussen de sectoren? De gereedschappen. Coöperatieve relaties ontstaan niet vanzelf. Commerciële organisaties gaan naar vakbeurzen om hun zakelijke contacten te verbreden, ze gaan naar bijeenkomsten van hun Kamer van Koophandel om te netwerken, ze doen aan marketing om nieuwe klanten te verwerven en om bestaande relaties te onderhouden. Overheden op alle niveau’s nodigen vertegenwoordigers van andere sectoren uit voor overleg, houden inspraakvergaderingen, beleidsdiscussies, publiceren hun voorgenomen beleid en horen maatschappelijke organisaties over hun visie daarop. Zo werken zij actief aan het ontstaan van een weefwerk van relaties, waarbinnen coöperatieve relaties zich kunnen ontwikkelen. Om nu de prille derde sector te kunnen laten inhaken op het bestaande weefwerk, zijn gereedschappen nodig, ideeën en werkwijzen waarmee de derde sector versneld in staat gesteld wordt om samenwerkingsrelaties aan te gaan 10) Dit voorbeeld is gebaseerd op het broedplaatsenbeleid in Amsterdam. De praktijk van het broedplaatsenbeleid is echter anders. Zie voor een nadere uitleg hierover paragraaf 3, p. 57.
De Maatschappelijke Onderneming
41
in projecten waarin haar maatschappelijk relevante doelen kunnen worden gerealiseerd. 1.2.1 Hoe helpen de gereedschappen om de rol van maatschappelijke ondernemingen in de maatschappij te vergroten? De manier waarop de gereedschappen of instrumenten de rol van de maatschappelijke ondernemingen in de maatschappij helpen vergroten, dus het antwoord op de vraag “Hoe doen de instrumenten dat dan precies?”, valt globaal uiteen in twee categorieën: • Door het ontwikkelen van de kritische variabelen bij de maatschappelijke onderneming (zie verder de paragrafen 1.3 en 2); • Door een samenwerkingsrelatie te stimuleren, vorm te geven of zelfs door het op te leggen bijvoorbeeld door middel van een overheidsbeslissing of bij wet (zie de paragrafen 1.1 en 3). Het tweede punt, het vormgeven van de samenwerkingsrelatie neemt vier globale verschijningsvormen aan die hiervoor al beschreven zijn. In grote lijnen kunnen ze op de volgende manieren instrumenteel versterkt worden: • De incidentele ruilrelatie kan bevorderd worden door de maatschappelijke onderneming zich meer bewust te maken van welke voordelen men te bieden heeft voor eventuele partners en welke voordelen en hulpbronnen (resources) men bij een samenwerkingspartner zou kunnen zoeken. Ook het verhogen van de aanwezigheid in het maatschappelijk speelveld zal positieve invloed hebben. De andere sectoren kunnen de deelname van de maatschappelijke onderneming bevorderen, door nadrukkelijk bij het zoeken naar partners ook binnen de derde sector te zoeken. Overheden zouden databases kunnen opstellen van de bijzondere diensten en expertise die binnen de derde sector te vinden is.11) Ook zou een apart register of een aparte zoekcategorie in de bestanden van de Kamers van Koophandel de maatschappelijke onderneming beter vindbaar kunnen maken. • De positie van een maatschappelijke onderneming die samenwerking zoekt bij de bevordering van een maatschappelijk (ideëel) doel kan versterkt worden door de professionaliteit te verhogen en de eigen expertise te vergroten door zich te concentreren op het eigen specialisme. Hierdoor wordt zij een aantrekkelijke partner voor partijen uit de andere sectoren, die hetzelfde maatschappelijke doel willen realiseren, maar niet zelf over de expertise beschikken. Daarnaast kunnen de maatschappelijke onderneming en met name ook de netwerk- en koepelorganisaties 11) vergelijk het instrument van netz NRW ‘standardised European list of addresses and links concerning social economy’, (Gestandaardiseerde Europese lijst met adressen en links betreffende de sociale economie) p. 109. 42
De Maatschappelijke Onderneming
de politiek volgen en overal waar zij beleidsinitiatieven op haar terrein signaleert, in gesprek treden, zodat degenen die het beleid uitvoeren weten dat de maatschappelijke onderneming een wakkere speler is op hun beleidsterrein en over belangrijke expertise beschikt. De andere sectoren kunnen de positie van de maatschappelijke onderneming versterken, door hen in relevante contactlijsten op te nemen, uit te nodigen voor maatschappelijk overleg, conferenties, enz. Als de samenwerking eenmaal een feit is, is het van groot belang dat beide partijen voldoende aandacht geven aan onderlinge communicatie en afstemming. Hiermee wordt de sociale binding versterkt. Sociale binding is uit de aard van de zaak tussen personen, maar er is nadrukkelijk niet bedoeld dat dit slechts om enkele sleutelfiguren of om slechts contactpersonen zou moeten gaan. Als om historische redenen de sociale binding geconcentreerd is op bijvoorbeeld een charismatische leider, dan is het zaak om de contacten tussen beide partners te verbreden - bijvoorbeeld door gezamenlijke deelname aan congressen, conferenties, werkbezoeken, overleg, enz. Uit het eerder geciteerde onderzoek van Rodriguez en Wilson blijkt overigens dat het belangrijk is als sociale binding en structurele binding gelijk op gaan. • Creatief gebruik maken van uitsluiting of overheidsdwang - Soms kanaliseert de overheid dwingend bepaalde maatschappelijke verschijnselen waar de maatschappelijke onderneming goed op zou kunnen inspelen. Denk hierbij aan de Italiaanse Law no. 68/99 “Legislation for the right to work of disabled people” 12), die bedrijven dwingt om een bepaald aantal gehandicapten in dienst te nemen of te houden. De maatschappelijke onderneming die gespecialiseerd is in het creëren van arbeidsplaatsen voor gehandicapten, zou deze expertise aan bedrijven kunnen aanbieden, of hen zelf – namens het bedrijf – in dienst kunnen nemen. Daar waar de overheid bepaalde regelingen dwingend aan bedrijven oplegt, drijft zij hen bij wijze van spreken in de armen van de maatschappelijke onderneming die een relevante oplossing weet te bieden. Voor de maatschappelijke onderneming is het zaak om vóór het net te gaan vissen, niet erachter. Om de kansen van maatschappelijke ondernemingen te vergroten, kan de maatschappelijke onderneming in een vroeg stadium bij de besluitvorming betrokken worden, zodat zij wellicht ook nadrukkelijk in de wettelijke regeling opgenomen kan worden, net zoals dat in Nederland met sociale werkplaatsen, ziekenfondsen, arbodiensten en nutsbedrijven het geval is. Van andere landen zijn wellicht andere, maar vergelijkbare voorbeelden te noemen.13) In een later stadium kan de maatschappelijke 12) zie pag 124. 13) zie bijvoorbeeld de Franse ‘procurement contract code’, decree number 2001-210 of 7 March 2001 beschreven door GIEPP in ‘De nieuwe Franse code voor aanbestedingscontracten: bepalingen die zo veel mogelijk recht doen aan de maatschappij en het milieu’ , p. 98.
De Maatschappelijke Onderneming
43
onderneming op politieke ontwikkelingen inspelen als zij zich goed op de hoogte houdt en met enige verbeeldingskracht een sleutelpositie zoekt in een vraag naar diensten die door een bepaalde regeling gecreëerd wordt. • Interdependente, duurzame samenwerkingsrelaties kunnen bevorderd worden door het versterken van sociale binding en interdependentie. De maatschappelijke onderneming kan er steeds aan werken om in overleg met de partner op te merken welke speciale behoeften deze heeft en daarop inspelen. Ook kan zij om speciale hulpbronnen vragen waar de partner over beschikt. Gaandeweg breidt zich een weefwerk van diensten en wederdiensten uit waardoor het belang van het in stand houden van de relatie toeneemt. Uit deze en andere voorbeelden blijkt een grote diversiteit aan middelen om de positie van de maatschappelijke onderneming in het maatschappelijk speelveld te verbeteren. Als we bij de betekenis van het woord “gereedschappen” stilstaan, blijkt deze term echter goed te passen op deze zeer diverse verzameling. De gemeenschappelijke noemer is namelijk, dat het steeds om middelen gaat, die concreet, doelgericht, instrumenteel en strategisch de positie van de maatschappelijke onderneming in het maatschappelijk speelveld versterken. Op die manier bekeken is duidelijk dat zulke uiteenlopende zaken als wetten, ideeën, houdingen, strategieën, sociaal gedrag en praktische werkwijzen tot de gereedschappen gerekend mogen worden. 1.2.2 Wie zet de gereedschappen in of van wie gaat het initiatief uit? De gereedschappen blijken verder zeer divers voor wat betreft wie ze inzet of van wie het initiatief uitgaat: a. De overheid kan ze inzetten (bijvoorbeeld via afspraken, overleg, wetten en regels, subsidies en stimuleringsmaatregelen) wanneer zij zich gewaar is dat maatschappelijke ondernemingen een belangrijke rol kunnen vervullen bij het realiseren van voorgenomen beleid. b. De commerciële sector kan ze inzetten (bijvoorbeeld via kennisoverdracht, toetsing aan kwaliteitseisen, overleg, training, enz.) wanneer zij in de maatschappelijke onderneming een betrouwbare en professionele partner zoekt. c. De maatschappelijke onderneming kan ze zelf inzetten (bijvoorbeeld door de eigen zichtbaarheid te vergroten of door te werken aan de kwaliteit van de eigen organisatie, enz.) wanneer zij een herkenbare, aantrekkelijke en serieus te nemen gesprekspartner wil zijn voor andere maatschappelijke sectoren. d. Het initiatief kan ook tegelijkertijd van verschillende kanten komen, zoals dat bijvoorbeeld in het broedplaatsenbeleid van de gemeente Amsterdam gebeurt. Hier zitten de publieke sector, de commerciële sector en de derde sector gezamenlijk aan tafel en geven “bottom-up” vorm aan het uit te voeren beleid. Niet alleen 44
De Maatschappelijke Onderneming
door aanwezig te zijn met haar eigen inbreng, maar ook door de versterking van de relaties met andere sectoren, wordt de positie van de maatschappelijke onderneming versterkt. 1.3 Hoe vergroot je bij de maatschappelijke onderneming de kans op succesvolle samenwerking? De “kritische variabelen” Een belangrijk doel van dit onderzoek was om naar middelen te zoeken waarmee de rol en de positie van de maatschappelijke onderneming binnen het maatschappelijk speelveld versterkt kunnen worden. Op grond daarvan zou te verwachten zijn dat de beschreven en ontwikkelde instrumenten slechts gericht zouden zijn op het bevorderen van gelijkwaardige en bestendige relaties tussen maatschappelijke ondernemingen en de andere sectoren (de commerciële sector en de publieke sector). In de loop van het onderzoek bleek echter dat - gezien het ontwikkelingsniveau van verschillende maatschappelijke ondernemingen – het zinvol zou zijn om gereedschappen op te nemen die met name ontworpen zijn om de eigen ontwikkeling van de maatschappelijke ondernemingen te stimuleren en te helpen ontwikkelen. Hierboven (bij punt c) werd er al aan gerefereerd. Er blijken grote verschillen in ontwikkeling te zijn. Sommige maatschappelijke ondernemingen zijn bijvoorbeeld heel professioneel, terwijl andere daar nog veel in te ontwikkelen hebben. Zoals in het vorige hoofdstuk al werd vermeld, bleek een aantal “kritische variabelen” bruikbaar te zijn bij het maken van een globale inschatting van het ontwikkelingsniveau van een maatschappelijke onderneming en - daarmee samenhangend het vermogen om gelijkwaardige en bestendige relaties aan te gaan met de publieke en de commerciële sector. Deze kritische variabelen worden hierna beschreven. Van de instrumenten die de verschillende kritische variabelen helpen ontwikkelen zijn beschrijvingen te vinden in het volgende deel.
2. Kritische variabelen, inleiding 2.1 Wat zijn kritische variabelen? Kritische variabelen zijn kwaliteiten die een maatschappelijke onderneming in zekere mate ontwikkeld moet hebben om in staat te zijn relaties op te bouwen met partners uit andere sectoren (commerciële en publieke sector). Bijvoorbeeld: hoe beter het daadwerkelijke product en de sociale toegevoegde waarde ervan zichtbaar kunnen worden gemaakt, hoe gemakkelijker het zal zijn om de aandacht te trekken van een commerciële onderneming die sociale initiatieven wil gaan ondersteunen.
De Maatschappelijke Onderneming
45
De vijf kritische variabelen (met ter illustratie enkele kernvragen) zijn: 1. zelfbewustzijn/zelfreflectie (awareness) – “Wie zijn wij? Waar staan we voor? Wat kunnen we goed? Wat hebben we anderen te bieden? Waarom is (een stukje van) de samenleving beter af met/door ons?” 2. zichtbaarheid (visibility) – “Hoe treden we naar buiten? Hoe ziet men ons? Hoe maken we publiciteit? Worden we gezien door wie we gezien willen worden? Klopt ons imago? Kunnen we het waarmaken? Komt het overeen met ons zelfbeeld?” 3. professionaliteit (professionalism) – “Staan we in voor kwaliteit? Zijn we bezig volgens de regels van de kunst? Voldoet de interne ondersteuning (kantoor, management, procedures) aan de doelmatigheidseisen die je zou mogen stellen? Hoe werken we aan opleiding, ontwikkeling en bijscholing van medewerkers?” 4. organisatiekwaliteit (organisational quality) – “Is onze rechtsvorm goed geregeld? Hebben we werkbare beslissingsprocedures? Zijn vergoedingen of salarissen helder geregeld? Past de financiële structuur bij onze werkwijze? Interne en externe contracten op orde?” 5. netwerken (networking) - “Maken we goed gebruik van ons netwerk? Leggen we nieuwe contacten? Hebben we draagvlak voor onze activiteiten? Leggen we ons werk goed uit? Maken we goed gebruik van contacten met onze partners? Met andere instellingen?” 2.2 Wat is het belang van de kritische variabelen en waar komen ze vandaan? De vijf kritische variabelen leggen tezamen de basis voor gelijkwaardige en bestendige relaties tussen partners uit de verschillende maatschappelijke sectoren. De maatschappelijke onderneming die de vijf variabelen in voldoende mate ontwikkeld heeft, zal door de overheid en door zakelijke ondernemingen gezien worden als een geloofwaardige en betrouwbare partner, met wie men in zee kan gaan. Van een solide partner kan men immers verwachten dat zij – ook bedrijfsmatig – zal kunnen waarmaken waar zij voor staat. Hoewel de variabelen - afhankelijk van de context - in verschillende mate ontwikkeld kunnen zijn, maakt de totaalsom het verschil uit of een maatschappelijke onderneming door anderen gezien wordt als een geloofwaardige partner of niet. Een conditio sine qua non voor een samenwerkingsrelatie. Reden om deze groep van variabelen als “kritisch” te bestempelen. De variabelen zijn gedurende het onderzoek gedestilleerd uit de praktijk van de onderzoekspartners (allen werkzaam in de derde sector, ofwel als adviserend bureau, danwel als netwerk- of koepelorganisatie). Het feit dat ze nu expliciet genoemd worden en geïdentificeerd zijn als “kritisch”, is deels het resultaat van de onderlinge uitwisseling tussen de onderzoekspartners gedurende dit onderzoek en voor een ander 46
De Maatschappelijke Onderneming
deel het product van de onderzoeksactiviteiten zelf. Aangezien de kritische variabelen een explicitering zijn van een vertrouwde praktijk zal het niet moeilijk zijn voor mensen en organisaties die zich in de praktijk bezig houden met maatschappelijke ondernemingen om de kritische variabelen te herkennen. contextuele vereisten
kritische variabelen zelfbewustzijn zichtbaarheid
ruimte voor verbetering zelfbewustzijn zichtbaarheid
professionaliteit
professionaliteit
organisatiekwaliteit
organisatiekwaliteit
netwerken
netwerken
"een perfecte aansluiting” tussen contextuele vereisten and kritische variabelen kan men zich voorstellen als volledig overeenstemmend. Deuren gaan open.
“een bijna perfecte aansluiting" de kritische variabelen geven een aanwijzing waar nog ruimte voor verbetering is
2.3 Hoe kunnen de “Kritische Variabelen” toegepast worden? De kritische variabelen kunnen dienen als algemene referentiepunten waaraan de maatschappelijke onderneming zichzelf kan toetsen. Het maakt een globale analyse mogelijk rond de vraag: “Hoe staan wij als maatschappelijke onderneming in de wereld?” Aan de hand van toetsingsvragen die rond elke kritische variabele gesteld kunnen worden kan men een inschatting maken van welke van de kritische variabelen sterk dan wel relatief zwak zijn ontwikkeld. Hieruit volgt logischerwijs in welke richting naar verbeterkansen gezocht moet worden. Ook koepel- en netwerkorganisaties en gespecialiseerde adviesbureaus voor maatschappelijke ondernemingen kunnen de kritische variabelen toepassen om van maatschappelijke ondernemingen in te schatten of ieder van de aspecten voldoende is ontwikkeld om als volwaardige partner gelijkwaardige en bestendige relaties aan te kunnen gaan met partners uit de andere sectoren. Bij een dergelijke inschatting bieden de kritische variabelen ook een bruikbaar gereedschap om selectief met de De Maatschappelijke Onderneming
47
verbeterpunten om de gaan: de vinger kan preciezer op de zere plek worden gelegd en de maatschappelijke onderneming kan doelgerichter met de aanbevelingen omgaan. Het is overigens niet de bedoeling om hiermee een nauwkeurig meetinstrument aan te reiken dat aangeeft of de maatschappelijke onderneming al dan niet rijp is om een duurzame relatie aan te gaan met andere sectoren. Daarvoor zijn de kritische variabelen te globaal en te sterk afhankelijk van de specifieke context waarin een bepaalde maatschappelijke onderneming zich beweegt. Het leent zich echter wel goed als een verzameling van toetsstenen of referentiepunten voor een “evaluatie door deskundige(n)”. Overigens biedt de lijst van kritische variabelen wel een nieuwe invalshoek om bijvoorbeeld bestaande criteria en indicatoren die in het kader van “sociale audits” zijn ontwikkeld te categoriseren. Dit kan op zich weer een aanleiding zijn tot het ontwikkelen van nieuwe criteria en indicatoren, met name daar waar ze na deze categorisering blijken te ontbreken. In die zin biedt de lijst de mogelijkheid om een dergelijk meetinstrument te ontwikkelen voor maatschappelijke ondernemingen. Er zal dan echter gewaakt moeten worden voor de illusie dat een universeel meetinstrument zou kunnen bestaan dat los van de context het ontwikkelingsniveau van maatschappelijke ondernemingen beoordeelt. De mate van ontwikkeling die door de specifieke context wordt vereist, moet maatgevend zijn voor de vraag of die factor voor deze speciale maatschappelijke onderneming al voldoende ontwikkeld is. Een andere toepassing van de kritische variabelen is om gericht om te kunnen gaan met de onzekerheden, vragen en problemen die zich voordoen op het moment dat de maatschappelijke onderneming feitelijk een samenwerkingsrelatie aangaat met partners uit de publieke en de commerciële sector. De volgende vragen worden dan actueel: a. Op het gebied van zelfbewustzijn/zelfreflectie & zichtbaarheid zijn dan vragen cruciaal als: “Kunnen we onze belangen en kwaliteiten wel duidelijk genoeg voor het voetlicht brengen?”, “Zijn we tussen de andere partijen wel voldoende herkenbaar?”, “Hoe zorgen we dat we serieus genomen worden?”, “Zijn we helder genoeg over onze doelen?”, “Hoe komen we effectief voor onze doelen en belangen op?”. b. Op het gebied van netwerken worden vragen actueel als: “Kunnen we rekenen op ondersteuning vanuit ons netwerk?”, “Kunnen we onze waarde voor de samenleving voldoende aannemelijk maken – en wordt dit ook extern bevestigd?”, “Worden we wel gezien als representatief aanspreekpunt – zowel binnen onze eigen doelgroep als door de buitenwereld?”. 48
De Maatschappelijke Onderneming
c. Voor wat betreft professionaliteit & organisatiekwaliteit blijken vragen relevant te worden als: “Kunnen we de verplichtingen die volgen uit de samenwerking, in alle facetten goed waarmaken?”, “Is onze organisatiestructuur voldoende ontwikkeld om duurzaam voordeel te kunnen ontlenen aan de samenwerkingsrelatie?”, “Zijn we als organisatie stabiel genoeg om een consistent beeld van onszelf uit te dragen?” Een laatste toepassing ligt bij de partners uit andere sectoren, zoals de overheid en commerciële bedrijven. Deze kunnen eisen stellen aan de partners met wie ze een samenwerkingsrelatie aangaan, bijvoorbeeld dat zij een formele rechtspersoon zijn (organisatiekwaliteit), of dat ze rekening en verantwoording kunnen afleggen (professionaliteit). Om praktisch gesproken het bij de maatschappelijke onderneming gewenste kwaliteitsniveau te bereiken kan de partner bijvoorbeeld kennis, expertise, training en materialen ter beschikking stellen. Ook kan de partner puur normstellend invloed uitoefenen. Dit is de laatste jaren zowel vanuit de overheid als vanuit de commerciële sector algemeen gebruik geworden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de industriële onderneming die van elke toeleverancier vereist dat deze ISO-9000 gecertificeerd is, of aan de overheid die bij openbare aanbestedingen tal van formele vereisten oplegt. Overigens is dit laatste in de praktijk veel meer een proces van naar elkaars normen, vereisten en specifieke behoeften toe groeien dan op het eerste gezicht lijkt. Bij de commerciële onderneming of overheidsorganisatie die voor een speciaal doel samenwerking zoekt met een maatschappelijke onderneming, maar daar wel bepaalde kwaliteitseisen aan wil verbinden, ligt een “evaluatie door deskundige(n)” op basis van de kritische variabelen voor de hand. Samenvattend kunnen de volgende toepassingen onderscheiden worden: 1. Zelfinschatting door de maatschappelijke onderneming, met het doel om via een sterkte/zwakte analyse (SWOT) de eigen kwaliteiten voldoende te verbeteren om voor andere sectoren een geloofwaardige samenwerkingspartner te kunnen zijn; 2. Een “evaluatie door deskundige(n)” uitgevoerd door een koepel- of netwerkorganisatie of door een gespecialiseerd adviesbureau, ten behoeve van een maatschappelijke onderneming die om een evaluatie verzoekt. 3. Voor het verbeteren van instrumenten die bij “Sociale Audits” gebruikt worden en voor het classificeren van de resultaten. 4. Voor het selectief aanpakken van de door een evaluatie naar voren gekomen verbeterpunten – de maatschappelijke onderneming kan doelgericht de belangrijkste verbeterpunten voorrang geven. De Maatschappelijke Onderneming
49
5. Voor alle partijen om zich duidelijker bewust te worden van specifieke contextuele vereisten. 6. Voor de maatschappelijke onderneming om op cruciale momenten snel problemen en onzekerheden te kunnen onderkennen en gericht te kunnen aanpakken. 7. Voor partners van maatschappelijke ondernemingen uit de publieke – en de commerciële sector die een maatschappelijke onderneming willen helpen om een bepaald (vereist) ontwikkelingsniveau te bereiken.
de 4 C’s: Context, Kritische variabelen, Geloofwaardigheid, Samenwerkingsrelaties
contextuele vereisten
ruimte voor verbetering
kritische variabelen
intermediërende factor
resultaat/ gevolg
zelfbewustzijn
organisatiekwaliteit netwerken
zorgen voor
professionaliteit
geloofwaardigheid en vertrouwen
zorgen voor
zichtbaarheid
stabiele en eerlijke coöperatieve relaties die in het wederzijds belang zijn van beide partijen
waar de vereisten in een gegeven context enerzijds en de kritische variabelen anderzijds, goed op elkaar aansluiten, is de basis gelegd voor geloofwaardigheid. Zodra men het eens is geworden over de inhoudelijke invulling van de samenwerking krijgt de maatschappelijke onderneming nu een kans. Op den duur – als blijkt dat de maatschappelijke onderneming ook bedrijfsmatig steeds kan waarmaken waar het voor staat – neemt het vertrouwen toe. Het gevolg is een stabiele samenwerkingsrelatie waarin de doelen van beide partners duurzaam nagestreefd kunnen worden. Hoewel het proces hier omwille van de duidelijkheid eenzijdig is afgebeeld, is het zeker zo dat de kritische variabelen ook voor de partner uit de andere sector geldt.
50
De Maatschappelijke Onderneming
2.4 Hoe weten we wanneer deze kwaliteiten voldoende ontwikkeld zijn? Zoals uit de voorgaande beschrijving blijkt, is er geen precies punt aan te geven waarop de maatschappelijke onderneming voldoende ontwikkeld is om succesvol externe relaties aan te gaan. Het is een glijdende schaal en deze is bovendien in meer of mindere mate contextueel bepaald. Het bewijs wordt geleverd als er een partner is die de maatschappelijke onderneming voldoende geloofwaardig vindt om mee in zee te gaan. Geloofwaardigheid en vertrouwen – als intermediërende factoren – kunnen gezien worden als de totaalsom van de kritische variabelen en hoe het past met de contextueel bepaalde vereisten. Op dit punt is het misschien ook belangrijk om de zaak eens om te draaien en te benadrukken dat dat een duurzame samenwerking een inspanning van beide kanten vereist. Ook bij de partners in de publieke en commerciële sector dienen deze kwaliteiten voldoende ontwikkeld te zijn. Aan de andere kant hebben deze sectoren al goed ontwikkelde mechanismen om de ontwikkeling van deze kwaliteiten te bevorderen. Voor wat betreft de publieke sector: door de centrale rol die zij in het maatschappelijk leven speelt en door processen van democratische controle, worden de factoren “zichtbaarheid” en “zelfbewustzijn/zelfreflectie” reeds door de aard van de zaak ontwikkeld, terwijl besluitvormingsprocedures en de uitvoering van beleid overheden een centrale rol in talloze netwerken geven. “Professionaliteit“ en “organisatiekwaliteit“ zijn gegrond in lange tradities van openbaar bestuur, maar hier wordt ook voortdurend aan bijgeschaafd. Voor de commerciële sector geldt de tucht van de markt. Het overleven van ondernemingen is afhankelijk van het voortdurend investeren in het verbeteren van de vijf kritische variabelen. Aan de maatschappelijke ondernemingen daarentegen, als onderdeel van een prille derde sector, ontbreekt het nog aan goed ontwikkelde mechanismen waarmee men kan zorgdragen voor een goede en evenwichtige ontwikkeling van de kritische variabelen. Vandaar dat dit instrument bijzonder bruikbaar is om stapsgewijs, per aandachtspunt te onderzoeken waar er gelegenheid is voor verbeteringen. We kunnen dus enerzijds stellen dat als partners de maatschappelijke onderneming als voldoende geloofwaardig beschouwen om er een of andere vorm van samenwerking mee aan te gaan, dat we dit dat mogen zien als een bewijs dat de reeds ontwikkelde kritische variabelen in ieder geval aanleiding tot vertrouwen gaven. Anderzijds zien we bij zowel de publieke sector als bij de commerciële sector dat het ontwikkelen van deze kwaliteiten een steeds voortgaand proces is, waarbij deels zelfreflectie, deels de interactie met publiek, markt en partners voor essentiële input zorgt. Voor de maatschappelijke onderneming zal dit niet anders zijn. Wanneer zijn de kritische variabelen voldoende ontwikkeld? Het lijkt een paradox. Het is in ieder geval voldoende ontwikkeld als de partners daadwerkelijk een samenwerkingsrelatie aangaan, De Maatschappelijke Onderneming
51
maar tegelijkertijd is het nooit genoeg: de samenwerkingsrelatie is op haar beurt weer een bron van input voor nieuwe verbeteringen. 2.5 Waarom zouden anderen de maatschappelijke onderneming willen helpen ontwikkelen? In deel 1 is aan de orde gekomen waarom de andere sectoren geïnteresseerd zouden kunnen zijn om de hier beschreven gereedschappen toe te passen om de positie van de maatschappelijke onderneming te verbeteren. Samengevat: • Voor de publieke sector is de motivatie erin gelegen dat zij wil begrijpen wat de burger wil en om de burger ook te faciliteren in het realiseren van die wensen. De maatschappelijke onderneming kan er in beide gevallen een bruikbaar kader of een omgeving voor bieden; • De motivatie voor de commerciële sector is dat het ondersteunen van maatschappelijke doelen ook in haar voordeel is, omdat het om doelen gaat die zij deelt, zoals onder meer veiligheid en diversiteit. Bij het eerstgenoemde punt kunnen we naar de concrete aandachtsgebieden kijken waar de lokale en regionale politiek zich gewoonlijk mee bezighoudt. Politici op lokaal en regionaal niveau hebben te maken met directe en concrete behoeften en vinden in de maatschappelijke onderneming een goede partner om dat op te lossen. Voor de hand liggende aandachtsgebieden zijn hier: gezondheid, ouderenzorg, vluchtelingenopvang, gehandicaptenzorg, kinderopvang, cultuur, werkvoorziening, onderwijs, woonvoorzieningen en sociale woningbouw, openbare werken, nutsvoorzieningen, openbaar vervoer. De conferentie van Praag (“First European Social Economy Conference in Central and Eastern European Countries”, Praag, 24-25 oktober 2002) noemt de volgende rollen van de sociale economie op lokaal niveau 14): • overheden hebben maatschappelijke ondernemingen nodig bij het oplossen van bepaalde economische en sociale problemen; • maatschappelijke ondernemingen brengen lokale welvaart, democratie en werk; • Integreren van achtergestelde groepen, het opbouwen van sociaal kapitaal; • maatschappelijke ondernemingen hebben een sleutelpositie in het bevorderen van sociale cohesie. Tevens ziet de conferentie van Praag grote positieve bijdragen aan de lokale ontwikkeling wanneer overheden samenwerkingsrelaties aangaan met maatschappelijke 14) The Praha declaration: ‘Partnerships between local and regional authorities and social economy organisations’, Praag, 2002, paragraaf 1.1 – 1.4
52
De Maatschappelijke Onderneming
ondernemingen. De voordelen en positieve effecten die men noemt zijn onder meer: • Het kunnen realiseren van doelen waar noch de centrale overheid, noch de traditionele marktpartijen in voorzien; • Om passieve werkeloosheidsuitkeringen te kunnen omzetten in actieve investeringen in duurzame ontwikkeling; • Het bevorderen van sociale cohesie; • De vorming van sociaal kapitaal; • Het bevorderen van de sociale integratie van groepen; • Het creëren van werkgelegenheid; • De vorming van kleine zelfstandige ondernemingen; • Het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid, deelname aan het gemeenschapsleven; • Het vergroten van de communicatie en het vertrouwen tussen de sectoren; • Het vergroten van het vertrouwen tussen mensen onderling; • Het vergroten van een gevoel van lokale trots en zelfvertrouwen; • Het integreren en betrokken houden van groepen die (daar waar de economie de enige bindende factor is) gemakkelijk buiten de boot vallen, zoals bejaarden, langdurig werklozen, arbeidsongeschikten, vluchtelingen en immigranten. Een deel van deze factoren is ook voor de commerciële onderneming van belang. Zodra de overheid of een commerciële organisatie een voldoende belang heeft onderkend om een samenwerkingsrelatie aan te gaan met een maatschappelijke onderneming, dan kan de vraag actueel worden hoe deze gestimuleerd en geholpen kan worden om een bepaald kwaliteitsniveau te bereiken. Waarom wordt dat gewoonlijk wenselijk geacht? Het antwoord zal meestal te vinden zijn op het vlak van organisatiekwaliteit en professionaliteit. Zo zal een subsidiegever eisen stellen aan de stabiliteit van de rechtspersoon met wie ze in zee gaat (organisatiekwaliteit), als rekening en verantwoording moet worden afgelegd, is het belangrijk dat er bij de maatschappelijke onderneming medewerkers zijn die boekhoudkundig onderlegd zijn (professionaliteit). Een ander voorbeeld is wanneer de overheid de maatschappelijke onderneming wil ondersteunen in haar werk met/voor achtergestelde groepen in de samenleving – een functie die door de conferentie van Praag over de Sociale Economie werd onderkend: “As social actors, social economy organisations play a key function in the inclusion of disadvantaged groups and in creating and strengthening the so-called local social capital”15). Hier zal de zichtbaarheid een cruciale factor zijn voor het succes van projecten op dit gebied en zal de overheid er geld en moeite voor over hebben om te zorgen dat de doel-
De Maatschappelijke Onderneming
53
groepen de maatschappelijke onderneming ook daadwerkelijk zullen weten te vinden. Dezelfde “Praha Declaration”16) stelt ook: “Partnerships between the social economy and the private for-profit sector and the public sector, contribute to social cohesion, social capital formation, inclusion, employment and enterprise creation at local level”17). Hierbij is te verwachten dat de publieke sector gespitst zal zijn op het vermogen van de maatschappelijke onderneming om te netwerken en zal zij op dit punt de kwaliteit ervan willen versterken. 2.6 Bespreking van de kritische variabelen In de navolgende paragrafen zullen we ieder van de kritische variabelen uitgebreider bespreken. 2.6.1 Zelfbewustzijn/zelfreflectie (awareness ) beschrijving: Er is sprake van zelfbewustzijn als de maatschappelijke onderneming haar specifieke kwaliteiten als maatschappelijke onderneming kan benoemen en haar identiteit, missie, visie, politieke drijfveer. Wat zijn de hogere doelen van de maatschappelijke onderneming? Wat is haar specifieke bijdrage aan de samenleving in het algemeen? In een maatschappelijke onderneming met een hoog gehalte aan zelfbewustzijn zullen deze vragen vlot beantwoord kunnen worden door de mensen die werkzaam zijn in de onderneming. Zelfbewustzijn in deze context, is de waarde van de onderneming kennen. De waarde van een maatschappelijke onderneming zal per definitie uitgedrukt worden in termen van sociale waarde/kwaliteit, in het ideale geval gecombineerd met commerciële kwaliteit en een balans tussen de twee. Zelfbewustzijn zorgt ervoor dat de mensen die actief zijn in de maatschappelijke onderneming, betrokken en gemotiveerd zijn en blijven. kernvragen: Wie zijn wij? Waar staan we voor? 15) vertaling citaat: Als sociale actoren spelen organisaties uit de sociale economie een sleutelrol in het integreren van kansarme groepen en in het doen ontstaan en versterken van het zogeheten lokale sociale kapitaal. 16) volledige tekst van de “Praha Declaration” op: http://www.cecop.org/praha2002. 17) vertaling citaat: Partnerschappen tussen de sociale economie, de commerciële sector en de publieke sector leveren op lokaal niveau een bijdrage aan de sociale samenhang, sociaal kapitaalvorming, integratie, werkgelegenheid en oprichting van ondernemingen.
54
De Maatschappelijke Onderneming
Wat kunnen we goed? Wat hebben we anderen te bieden? Waarom is (een stukje van) de samenleving beter af met/door ons? trefwoorden: missie, politieke drijfveer, visie, identiteit, eigen waarden/kwaliteit 2.6.2 Zichtbaarheid (visibility) beschrijving: Zichtbaarheid vraagt om een zekere mate van zelfbewustzijn. Hoe meer de maatschappelijke onderneming zich bewust is van haar kwaliteiten, waarden en motivaties, des te beter kan ze zich naar buiten toe presenteren. Gezien vanuit de maatschappelijke onderneming hangt zichtbaarheid af van het antwoord op de vraag: wat doet de maatschappelijke onderneming om zichzelf zichtbaar te maken? Hierin vallen de activiteiten op publiciteitsgebied, of algemener zelfs: op het gebied van externe communicatie. Hoe succesvol de externe communicatie - en de zichtbaarheid zelf - is hangt af van het beeld van anderen, buiten de maatschappelijke onderneming. Om te weten of een maatschappelijke onderneming zichtbaar is: • Kennen anderen (commerciële sector, publieke sector) de maatschappelijke onderneming in alle aspecten: de producten, de missie, de toegevoegde maatschappelijk waarde (social added value)? • Komt hun indruk van de maatschappelijke onderneming overeen met de boodschap die deze wil uitdragen met betrekking tot haar waarden, kwaliteiten en identiteit? • Zien zij de maatschappelijke onderneming als een serieuze speler/partner in economische, sociale en politieke processen? kernvragen: Hoe treden we naar buiten? Hoe ziet men ons? Hoe maken we publiciteit? Worden we gezien door wie we gezien willen worden? Klopt ons imago? Kunnen we het imago waarmaken? Komt het imago overeen met ons zelfbeeld? trefwoorden: communicatie, publiciteit, imago De Maatschappelijke Onderneming
55
2.6.3 Professionaliteit (professionalism) beschrijving: Professionaliteit betreft de kwaliteit van de “software” van de maatschappelijke onderneming: efficiency in het werk, gebruik en uitwisseling van capaciteiten, mogelijkheden en faciliteiten om de professionele capaciteiten verder te ontwikkelen. Andere aspecten omvatten interne communicatie, adequate besluitvorming, duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden, een inzichtelijk archief, een heldere financiële administraties, en het vragen van de juiste prijs voor de producten (goede prijs-kwaliteitverhouding). Professionalisering begint met een proces van stilstaan bij en evaluatie van activiteiten, producten, klantencontacten, human resources etc van een maatschappelijke onderneming in relatie tot haar doelen en identiteit. Training van mensen, managementtaken en kwaliteit van de producten zijn belangrijk. Gebieden waarin met name sociale ondernemers zich moeten kunnen kwalificeren (bijvoorbeeld door middel van training): personeelsmanagement, inzet en verzorging van sociaal kapitaal, marketing, auditing. Deze laatste kwaliteit biedt dan meteen een middel om de mate van professionaliteit kunnen meten. kernvragen: Staan we in voor kwaliteit? Zijn we bezig volgens de regels van de kunst? Voldoet de interne ondersteuning (kantoor, management, procedures) aan de doelmatigheidseisen die je zou mogen stellen? Hoe werken we aan opleiding, ontwikkeling en bijscholing van medewerkers? trefwoorden: management, sociale sturing (social engineering), training, individuele kwaliteit, human resources 2.6.4 Organisatiekwaliteit (organisational quality) beschrijving: Organisatiekwaliteit betreft de kwaliteit van de “hardware” van de maatschappelijke onderneming: juridische structuur, structuur van besluitvorming, afspraken met betrekking tot uitbetaling en sociale zekerheid van hen die werkzaam zijn voor de onderneming. Het omvat ook de overeenkomsten met anderen, bijvoorbeeld met een netwerkorganisatie waarbij de maatschappelijke onderneming is aangesloten of andere personen of organisaties waar de maatschappelijke onderneming een relatie mee heeft.
56
De Maatschappelijke Onderneming
kernvragen: Is onze rechtsvorm goed geregeld? Hebben we werkbare beslissingsprocedures? Zijn vergoedingen of salarissen helder geregeld? Past de financiële structuur bij onze werkwijze? Interne en externe contracten op orde? trefwoorden: institutionalisering, structuur, sociale architectuur 2.6.5 Netwerken (networking) beschrijving: Informele en formele netwerken vormen de bestaansgrond voor een maatschappelijke onderneming en haar toekomstmogelijkheden. Het is van belang voor de vertegenwoordiging van de belangen van de maatschappelijke onderneming in het maatschappelijk veld en de markt, dat ze draagvlak heeft bij en connecties met organisaties in andere sectoren, maar ook andere maatschappelijke ondernemingen. Relaties met de publieke sector kunnen bijvoorbeeld heel formeel zijn, gebaseerd op contracten en beleid, en ze kunnen leiden tot subsidie en financiering. Aan de andere kant kunnen relaties met (managers van) commerciële partners heel informeel zijn en gebaseerd zijn op persoonlijke overtuiging van een sleutelfiguur. Zichtbaarheid, goed publiciteitsmateriaal en de kwaliteit van de producten en de missie zijn belangrijke hulpmiddelen bij het netwerken. Netwerken heeft te maken met het ingebed zijn in de maatschappij, waarbij de maatschappelijke onderneming gebruik maakt van de kwaliteiten van anderen in de directe omgeving en omgekeerd op een zelfde manier bijdraagt aan hun ‘kwaliteit van leven’. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen netwerken als een kritische variabele voor het goed functioneren op zich van de maatschappelijke onderneming en de externe functie van het opbouwen van samenwerkingsrelaties met de publieke en commerciële sector. Er zijn maatschappelijke ondernemingen die bijvoorbeeld zijn opgezet door de overheid. Zo’n maatschappelijke onderneming heeft geen eigen netwerk nodig: het kan volledig steunen op het netwerk van degene door wie ze is opgezet, maar is daarmee ook afhankelijk van de beleidskeuzen van die overheidsinstelling. Een maatschappelijke onderneming daarentegen die haar eigen onafhankelijke positie in de maatschappij heeft of wil hebben, moet wel verbindingen aangaan met andere personen en organisaties. In dit geval is netwerken een kritische variabele, een voorwaarde om relaties aan te gaan waarin uitwisseling mogelijk is. De Maatschappelijke Onderneming
57
kernvragen: Maken we goed gebruik van ons netwerk? Leggen we nieuwe contacten? Hebben we draagvlak voor onze activiteiten? Leggen we ons werk goed uit? Maken we goed gebruik van contacten met onze partners? Met andere instellingen? trefwoorden: sociaal kapitaal, relaties, goodwill, uitwisseling, draagvlak
Zijn de kritische variabelen onafhankelijk of beïnvloeden ze elkaar? Gedurende het onderzoek dat de basis van deze publicatie vormt, kwamen voorbeelden onder de aandacht waaruit de suggestie spreekt dat de kritische variabelen van elkaar onafhankelijk zijn. Zo bleken er bijvoorbeeld grote maatschappelijke ondernemingen te zijn die een hoge zichtbaarheid in stand hielden, terwijl er intern van een duidelijk verlies aan zelfbewustzijn en zelfreflectie sprake was. In andere gevallen – bij kleinere maatschappelijke ondernemingen die zich bovendien in enigszins precaire omstandigheden bevonden – leek het erop alsof het wegvallen van één enkele kritische variabele een domino-effect had op de andere, daarbij het voortbestaan van de maatschappelijke onderneming in gevaar brengend. Op zich is dit al door de aard van de zaak te verwachten: de kritische variabelen zijn succesfactoren en het spreekt vanzelf dat je die niet straffeloos weg kunt laten. Met name bij kleinere maatschappelijke ondernemingen in moeilijke omstandigheden kan het wegvallen van één van de succesfactoren al snel het voortbestaan van de hele organisatie in gevaar brengen. Aan de andere kant is de vraag naar de onafhankelijkheid van factoren er één die bij uitstek door statistische analyse kan worden beantwoord – iets dat buiten de doelstellingen van de huidige onderzoeksopzet lag, maar op zich een zeer boeiend onderwerp zou zijn voor nader onderzoek.
58
De Maatschappelijke Onderneming
3. De gereedschappen - enkele voorbeelden ter illustratie met een bespreking van de aard en de werking In deze paragraaf zullen een aantal instrumenten zoals die door de partners zijn beschreven in het volgende deel worden besproken. De bespreking vindt plaats tegen de achtergrond van wat in de eerdere paragrafen van dit hoofdstuk is neergezet. Ze dient met name om te illustreren hoe de ontwikkeling van de kritische variabelen in de praktijk vorm kan krijgen door toepassing van de gereedschappen. Daarnaast zal waar mogelijk ook aangegeven worden wat de vorm van de samenwerkingsrelatie is in het specifieke geval. De hier beschreven gereedschappen dienen slechts als korte illustratie - de lezer wordt aanbevolen om voor verdere beschrijvingen van instrumenten deel 3 te raadplegen; deze beschrijvingen door de lokale onderzoekspartners bieden een schat aan informatie op dit gebied. 3.1. Instrumenten voor handhaving van sociale functies 18) en het broedplaatsenbeleid van Amsterdam, Nederland Met de ‘instrumenten voor handhaving van sociale functies’ wordt het geheel aan afspraken, contracten en statuten bedoeld, die toegepast worden in een maatschappelijke onderneming en in relaties met andere partijen. Ter handhaving van de sociale functies bevat dit samenstel aan contracten en statuten: a) afspraken, constructies ter handhaving van de sociale doelstelling van het project en b) afspraken ter verschaffing van inzicht in de financiële stromen c) in een samenhangende contractstructuur. Deze contractstructuur biedt de partners van een sociaal initiatief vertrouwen in de te ontwikkelen maatschappelijke onderneming. Deze verzameling van instrumenten is grotendeels ontwikkeld door vof de Verandering 19. De instrumenten zijn een voorbeeld van sociale architectuur. Ze zijn van toepassing op projecten die met medewerking van andere sectoren worden gerealiseerd. Concreet wordt de contractstructuur toegepast in de uitvoering van het broedplaatsenbeleid in Amsterdam om afspraken te maken en subsidies te kunnen verlenen aan atelierpanden in zelfbeheer en broedplaatsen al of niet in samenwerking met een projectontwikkelaar of woningbouwvereniging. Een voorbeeld is de broedplaats aan de Plantage Doklaan in Amsterdam. Dit project heeft door subsidies van de gemeente Amsterdam een betaalbare vierkante meter 18) Instrument beschreven door De Verandering (Nederland) in “Instrumenten voor Handhaving van Sociale functies”, p. 27. 19) Voorbeelden van deze instrumenten zijn te vinden in de bijlage van ‘De Maatschappelijke onderneming: de burger aan het roer’, De Verandering, 2003. Dit is het rapport van de Nederlandse lokale studie in het kader van het onderzoek. De Nederlandstalige versie van het lokale rapport van De Verandering.
De Maatschappelijke Onderneming
59
prijs kunnen realiseren van € 35 per m2 per jaar exclusief gas, water en licht voor 10 woonruimtes en 30 werkruimtes. In de contractstructuur zijn de “inkomen (of winst) gerelateerde huur” en “het fonds bijzondere voorzieningen” opgenomen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat mensen die meer verdienen dan een bepaald basisbedrag, een hogere vierkante meter prijs betalen. En de extra gelden die dat oplevert komen in het Fonds bijzondere voorzieningen, van waaruit alleen bestedingen mogen worden gedaan voor het gehele project en de sociale meerwaarde ervan of van waaruit gelden beschikbaar worden gesteld voor andere projecten (revolving funds). De contractstructuur biedt de garantie dat de sociale doelstellingen en functies van het project gehandhaafd blijven, en niet door de belangen van de individuele leden van de maatschappelijke onderneming uitgehold raken. Op deze manier ziet de gemeente het karakter van het project gehandhaafd binnen de normen die voor haar van belang zijn en zoals ze zijn vastgelegd in de onderhandelingen. Anderzijds biedt de contractstructuur de maatschappelijke onderneming het voordeel dat een zekere mate van zelfbewustzijn gegarandeerd is: omdat verplichtingen ten aanzien van de handhaving van de maatschappelijke doelstellingen contractueel zijn vastgelegd zal de maatschappelijke onderneming er bewust mee aan de slag moeten blijven. Bijvoorbeeld doordat zij de activiteiten telkens dient te toetsen aan de doelstellingen en verantwoording dient af te leggen aan de gemeente over het gevoerde beleid. Hiermee is - via de legale weg van een contract - structurele binding gecreëerd. Een dergelijke contractuele aanpak stimuleert weer de minimale organisatiekwaliteit die voor het aangaan van dergelijke verbintenissen is vereist. Zo worden de statuten in samenspraak met de gemeente opgesteld, waarbij een evenwicht wordt bereikt tussen de belangen van alle partijen, hetgeen weer een garantie is voor de duurzaamheid van het geheel. Qua type samenwerkingsrelatie is er in het specifieke geval van het broedplaatsenbeleid aanvankelijk alleen sprake geweest van samenwerking op basis van overheidsdwang. De overheid is de enige aangewezen onderhandelingspartner voor de groep mensen die een woon-, werk- en cultuurproject in bijvoorbeeld het pand aan de Plantage Doklaan willen realiseren. Groepen, veelal kraakgroepen, hebben de keuze: ofwel in onderhandeling gaan met de gemeente ofwel op termijn ontruimd worden. Motivatie voor de gemeente om het broedplaatsenbeleid te starten was de constatering dat Amsterdam in vergelijking tot andere grote steden in Nederland relatief een weinig vernieuwende rol had op het gebied van kunst en cultuur, met name op het gebied van subcultuur als belangrijke bron van vernieuwing. In deze zin is sprake 60
De Maatschappelijke Onderneming
van een ruilrelatie: namelijk atelierruimte voor de kunstenaars en culturele vernieuwing voor de stad. Het bijzondere van het broedplaatsenbeleid is dat de gemeente er voor heeft gekozen om het beleid gezamenlijk met de betrokkenen vorm te geven, dus met participatie bij de inhoudelijke invulling. Door dit “bottom-up” proces (ipv top-down) is maximale onderlinge afstemming mogelijk gemaakt. In combinatie met de verwevenheid van afspraken bij de totstandkoming van een broedplaats en de belangen over en weer is de samenwerkingsvorm voor een deel verschoven naar een interdependente duurzame samenwerking. Daarnaast is er tot op zekere hoogte sprake van een gedeeld maatschappelijk doel: behoud en stimulering van (sub)cultuur in de stad. De gezamenlijke betrokkenheid op het maatschappelijke doel wordt gegarandeerd in de contractstructuur. Bij het broedplaatsenbeleid zien we goed hoe een project dat aanvankelijk lijkt te beginnen op basis van een ruilrelatie, door een proces van “bottom-up” beleid maken, geleidelijk evolueert tot een interdependente duurzame samenwerkingsrelatie. 3.2. Training voor de maatschappelijk ondernemer 20), ontwikkeld door Cgm, Italië De Italiaanse koepelorganisatie Cgm biedt een aantal trainingen aan specifiek gericht op de behoeften die zij signaleert onder de aangesloten maatschappelijke ondernemingen. Grofweg zijn de trainingen te verdelen in twee hoofdcategorieën: training gericht op professionalisering en training gericht op oriëntatie op de inhoudelijk doelstellingen van de maatschappelijke onderneming. Een specifieke training die Cgm heeft ontwikkeld betreft een training voor de sociaal ondernemer. Hiermee wordt degene bedoeld die een managementfunctie bekleed binnen de maatschappelijke onderneming. Het is een interactieve training waarbinnen kennisoverdracht plaatsvindt, maar zeker ook uitwisseling van praktijkervaring en -kennis tussen de deelnemers. In de training worden verbanden gelegd tussen praktijk en theorie. De thema's die aan de orde komen, zijn: • De bredere maatschappelijke ontwikkelingen waarmee de maatschappelijke onderneming te maken heeft. • De identiteit van de maatschappelijke onderneming: specifieke context gespiegeld aan visieontwikkeling in Europa. • De rol van de manager van een maatschappelijke onderneming. • Instrumenten die de sociaal ondernemer gebruikt in zijn werk. 20) Instrument beschreven door Cgm (Italië) in ”Managementtraining”, p. 115.
De Maatschappelijke Onderneming
61
Een resultaat van de training is dat het professioneel profiel van de sociale ondernemer beter gedefinieerd is. Verschillende onderdelen van de training spitsen zich toe op de verdere ontwikkeling van kwaliteiten die de sociale ondernemer in deze rol kan gebruiken. Door de methode van verbinding tussen praktijk en theoretisch kader is een ander resultaat vergroting van het zelfbewustzijn met betrekking tot de identiteit en waarden van het specifieke project, ontstaan of groei van het besef dat men een maatschappelijke onderneming is en als zodanig deel uitmaakt van de 'derde sector'. Dit zelfbewustzijn is juist bij de sociale manager van belang voor de zichtbaarheid van de maatschappelijke onderneming: juist omdat iemand in deze functie meestal ook een vertegenwoordigende rol naar buiten heeft zal de bewustwording van identiteit en waarden hem beter in staat te stellen de onderneming te profileren en te presenteren tegenover contacten van andere sectoren. Een bijkomend voordeel van de werkmethode is dat de deelnemers door de uitwisseling van kennis en ervaring vanuit de praktijk ook de trainer van nieuwe informatie voorzien. Die kan weer elders ingezet worden door de organisatie die de training geeft. In het geval van een organisatie als Cgm is dit een welkome mogelijkheid, aangezien Cgm een koepelorganisatie van maatschappelijke ondernemingen is en het als een van haar taken ziet de aangesloten ondernemingen te ondersteunen en adviseren. Naast de professionalisering van de deelnemers draagt het geven van de training zodoende bij aan de professionalisering van de koepelorganisatie. De trainingsmethode waarin een belangrijk deel bestaat uit uitwisseling tussen de deelnemers (netwerken) biedt de trainers de mogelijkheid om de hen bekende werkmethodes en -instrumenten voor managers bij te stellen en uit te breiden. Hierdoor blijft de inhoud van de training up to date en toegesneden op de praktijk. Het is duidelijk hoe deze tool op verschillende kritische variabelen tegelijk invloed heeft: het zelfbewustzijn en de identiteit naar de buitenwereld wordt versterkt, professionaliteit neemt toe en de dichtheid van het netwerk wordt vergroot, terwijl er binnen het netwerk belangrijke – ook strategische – informatie wordt uitgewisseld. 3.3. Het ‘management ES-change’ project 21) in België Het ‘Management ES-change’ project is een initiatief van de Minister van Sociale Economie van België. Het doel van het project was om de managementcapaciteiten binnen de sector van de sociale economie te versterken en tegelijkertijd nadruk te leg21) Instrument beschreven door SAW (België) in ”Het ‘Management ES-change’-project, Sociale economie – Traditionele economie: een Lat-relatie”, p. 74. 62
De Maatschappelijke Onderneming
gen op de zakelijke kant van het burgerschap. Hierbij werd voorondersteld dat uitwisseling van managementervaringen tussen maatschappelijke ondernemingen en commerciële ondernemingen zeker zouden leiden tot een economie waarin sociale aspecten een grotere rol zouden spelen. In het kader van het project zijn in de periode van maart tot oktober 2003 vijfenveertig initiatieven gerealiseerd. Men noemt de volgende soorten initiatieven: • gedachtewisselingen; • bezoeken aan bedrijven; • seminars; • gezamenlijke trainings sessiones; • business ondernemingssynergies; • doorbreken op de markt. Thema’s die hierin aan de orde kwamen concentreerden zich rond: • integratie op het werk; • HR-beleid van ondernemingen; • samenwerking op het gebied van onderzoek naar nieuwe producten of markten, • steun aan (nieuwe) ondernemingen door uitwisseling van kennis en specifieke vaardigheden. Wat is de mate van interdependentie binnen het Management ES-change project? Als het project als geheel wordt bekeken zijn er voor elke sector tal van voordelen aan te geven. Voordelen voor de publieke sector: • meer "corporate citizenship" bij de commerciële onderneming; • een economie die sterker op sociale overwegingen is gefocust; • versterken van de maatschappelijke onderneming creëert banen; • positievere beeldvorming over sociale economie creëren; • management capaciteiten versterken bij maatschappelijke onderneming, waardoor dit een professionelere partner wordt. Voordelen voor de commerciële sector: • meer "corporate citizenship" en de kunst afkijken van de maatschappelijke onderneming; • leren van ervaringen met sociaal personeelsbeleid bij de maatschappelijke onderneming; • een potentiële arbeiders"pool"; • samenwerking bij research en marketing; De Maatschappelijke Onderneming
63
• eenmaal warm geworden voor het idee van duurzame ontwikkeling, de kunst afkijken bij de maatschappelijke onderneming; • een goede naam vestigen, positief beeld oproepen bij het publiek. Voordelen voor de maatschappelijke onderneming: • leren van de commerciële onderneming: instrumenten en managementstrategieën; • managementcapaciteiten versterken; • samenwerking bij research; • financiële hulp van de overheid; • ondersteuning en kennisoverdracht aan starters onder meer door organisatieadviesbureaus; • efficiëntere werkwijzen aanleren. Al met al zijn er dus verschillende voordelen voor elke sector aan te wijzen. Of deze echter voldoende zijn om de afzonderlijke initiatieven te doen voortbestaan valt echter te betwijfelen. Totnogtoe lijken de relatie tussen de deelnemende partners uit de derde sector en de commerciële sector nog het meest een incidentele ruilrelatie te zijn, waarbij er behalve tijd, weinig tot niets geïnvesteerd hoeft te worden aangezien de publieke sector voor de financiën zorgt door middel van subsidie. Daarentegen moet worden opgemerkt dat het niet om het uitruilen van enkelvoudige voordelen gaat, maar om een breed pakket aan wederzijdse voordelen. De kansen op het ontwikkelen van interdependente samenwerkingsrelaties zijn dus wel duidelijk aanwezig. De lokale onderzoekspartner stelt hierover dat het initiatief slechts relevant zal blijken als de betrokkenen op termijn financieel onafhankelijk zullen worden binnen een duurzaam kader. Vanuit deze vooronderstelling is het doel van de minister en de uitvoerende stichting, dat wanneer er een tweede “oproep tot het indienen van projecten” zal worden uitgeschreven, om het initiatief breder en bestendiger te maken, terwijl de kosten geleidelijk aan door de partijen zelf gedragen zullen worden. Hieruit spreekt een duidelijke intentie van de publieke sector om de duurzaamheid en de zelfstandigheid van de initiatieven te bevorderen. Hoe zij dit gaat invullen zal de toekomst moeten uitwijzen, de tweede “oproep tot het indienen van projecten” gaat begin 2004 van start. In de toekomst zouden specifieke initiatieven of gelegde contacten dus kunnen uitgroeien tot langduriger relaties tussen commerciële en maatschappelijke ondernemingen. In hoeverre de relatie zal worden omgevormd naar bijvoorbeeld een duurzame interdependente samenwerkingsrelatie hangt af van de inhoud van de specifieke relatie:
64
De Maatschappelijke Onderneming
• • • •
dat wat er uitgewisseld wordt; de mate en verscheidenheid van de voordelen; of men voor het verkrijgen van die voordelen ook op elkaar aangewezen zal blijven; en de mate waarin sociale en structurele binding zich ontwikkeld.
Indien de commerciële partner in contact met de maatschappelijke onderneming dusdanig gemotiveerd raakt sociale doelen na te streven, kan de relatie zich eventueel ontwikkelen naar een samenwerking die gericht is op een maatschappelijk doel. In de andere gevallen zal het een ruilrelatie blijven, die in zoverre incidenteel van aard is dat er slechts voor een van de partijen een belangrijk voordeel hoeft weg te vallen om een einde aan de relatie te maken In termen van kritische variabelen is het duidelijk dat er een grote mate van netwerken aan te pas is gekomen bij dit project. Een ander effect is dat over en weer voor de deelnemende maatschappelijke ondernemingen en de commerciële ondernemingen de visie op elkaar is veranderd. Door het directe contact, de samenwerking en uitwisseling van kennis en expertise op gemeenschappelijke thema’s is over en weer een realistischer beeld geschapen en is het respect voor elkaar gegroeid. In die zin is de zichtbaarheid meer in overeenstemming gebracht met de kritische variabele van het zelfbewustzijn. Dit zal een betere basis vormen voor samenwerking, aangezien de verwachtingen over en weer realistischer zullen zijn en men beter op de hoogte is van wat de ander te bieden heeft. De initiatieven die onder het management ES-change project vallen zijn zeer divers, maar er valt nog wel over te zeggen dat in een heel aantal gevallen de initiatieven hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van professionaliteit.
4. Slotwoord Peter Drucker, de vader van de moderne organisatiekunde, schrijft in zijn essay-bundel over de postkapitalistische maatschappij 22) dat hij een snelle toename verwacht van de noden die traditioneel door instellingen op het gebied van de maatschappelijke dienstverlening gelenigd worden. Hij verwacht hierbij een verschuiving van de traditionele liefdadigheid naar twee nieuwe gebieden van maatschappelijke dienstverlening, namelijk diensten die erop gericht zijn om de gemeenschap te veranderen en de mens te veranderen. Als oorzaken noemt hij een complex van factoren, waar we hier niet op in zullen gaan. De kern van zijn conclusies is dat hij de derde sector, die hij beschouwt als de sector van de maatschappelijke dienstverlening, beschouwt 22) zie verder: Peter Drucker, ´The Post-Capitalist Society` (1993), hoofdstuk 9. Vertaald als: ´De postkapitalistische maatschappij`, uitgeverij Scriptum, Schiedam. De Maatschappelijke Onderneming
65
als een belangrijke groeisector in de westerse samenleving en bovendien als één die uniek in staat is om bepaalde maatschappelijke problemen aan te pakken zoals de problematiek van verpauperende binnensteden, waar de publieke sector en commerciële sector geen invloed op blijken te hebben. Hij voorziet dat er uiteindelijk een autonome derde sector zal komen. Voor het uitvoeren van veel maatschappelijke taken is de overheid volgens hem ongeschikt, zij moet slechts beleid voeren en wel een beleid dat erop is gericht om toeleveranciers binnen de derde sector te zoeken waaraan zij maatschappelijke taken kan uitbesteden aan daarin gespecialiseerde organisaties. Vergelijkbaar met wanneer men toeleveranciers zoekt binnen de economische sfeer. In het verleden zijn de overwegingen van Drucker aanvankelijk soms als tegendraads ontvangen, maar uiteindelijk zeer visionair gebleken. Zijn toekomstvisie roept sterker dan ooit de vraag op naar gereedschappen waarmee de derde sector haar werk kan doen. Deze studie tracht hier niet het ultieme antwoord op te geven, maar hoopt er bouwstenen aan bij te dragen. Dit is nodig omdat de hierboven beschreven veranderingen naar verwachting ook zullen samengaan met een verschuiving van ideëel naar rationeel/resultaatgericht als het om het geven van subsidies gaat. Zoals Drucker het in een inmiddels bekend geworden uitspraak schreef in een ander artikel: ‘People no longer give to charity, they buy into results.’23) Bij een resultaatgerichte overheid, die vanuit haar beleid maatschappelijke taken uitbesteed aan de derde sector, passen geen vage verhalen, maar instrumenten. Gereedschappen op maat gemaakt voor het uitvoeren van maatschappelijke taken. Als Drucker gelijk zal krijgen, zal er ook bij de overheid een verschuiving nodig zijn. Waar uit sommige projecten nu nog blijkt dat de overheid zich slechts een beperkte rol toebedeelt als initiatiefnemer, die een project opstart met een startsubsidie en verwacht dat dit enkele jaren later door de sociale sector en de commerciële sector financieel gedragen zal worden, komt mogelijk nog voor teleurstellingen te staan. Waarschijnlijk zijn de hoofdrollen weggelegd voor de publieke sector en de sociale sector, terwijl juist de rol van de commerciële sector marginaler zal blijken te zijn dan overheden nu nog inschatten. En vermoedelijk zal haar eigen rol juist belangrijker blijken te zijn, als makers van visionair beleid en als opdrachtgever van de derde sector. Hoe snel - en precies hoe - deze ontwikkeling zal plaatsvinden, is nog een open vraag. Wel is duidelijk dat beleidsmakers bij overheden enerzijds en maatschappelijke organisaties en hun koepel- en netwerkorganisaties anderzijds er goed aan doen om nu in hoog tempo de gereedschapskist te vullen om deze taken professioneel uit te kunnen voeren. 23) `Men geeft niet meer aan liefdadigheid, met investeert in resultaten.´ 66
De Maatschappelijke Onderneming
DEEL 3
Instrumenten In dit deel vindt u eerst een index van de gereedschappen die in de verschillende landen zijn verzameld en beschreven door de onderzoekspartners. Dan volgt een schema met per instrument de kritische variabelen die door de toepassing van dat instrument ontwikkeld worden. Hierna volgen de uitgebreide beschrijvingen van de instrumenten.
De Maatschappelijke Onderneming
67
68
De Maatschappelijke Onderneming
Index België: • Maatschappelijk verantwoord ondernemen • Het "Management ES-change" project • Brengen fiscale prikkels de sector van de sociale economie tot ontwikkeling? • Het Kringloopfonds Frankrijk: • Co-constructie • Participerende diagnose • De nieuwe Franse code voor aanbestedingsopdrachten: bepalingen die zo veel mogelijk recht doen aan de maatschappij en het milieu • De Coöperatieve Vereniging met een Maatschappelijk Belang (SCIC) Duitsland: • Gestandaardiseerde Europese lijst met adressen en links met betrekking tot de “sociale economie” • Bevordering van de infrastructuur om werkgelegenheid te scheppen (BsI) Italië: • Management training • Het strategisch bureau van het netwerk • De sociaal directeur • Wet no. 68/99 “Wetgeving voor het recht op werk voor gehandicapten” • Wet no. 328/00 "Kaderwet voor het realiseren van een geïntegreerd systeem van sociale maatregelen- en diensten" • Het nieuwe wetsontwerp voor de maatschappelijke onderneming Nederland: • Instrumenten voor Handhaving van Sociale functies • Strategie voor een nieuw Lokaal Sociaal beleid • Convenant (tussen meerdere partijen) ter ondersteuning van zelfinitiatieven • Communicatie analyse en strategie • Gouden Gids Woon-, werk en -cultuurpanden
De Maatschappelijke Onderneming
69
org. kwaliteit
netwerken
zichtbaarheid x
professionaliteit
zelfbewustzijn X
x
x
België: Maatschappelijk verantwoord ondernemen
X
Het "Management ES-change" project Brengen fiscale prikkels de sector van de sociale economie tot ontwikkeling?
X
Het Kringloopfonds
X
X
x
Frankrijk: x
Co-constructie Participerende diagnose
X
x
X
X x
De nieuwe Franse code voor aanbestedingsopdrachten
v
X
X
De Coöperatieve Vereniging met een Maatschappelijk Belang (SCIC)
x
Duitsland: Gestandaardiseerde Europese lijst met adressen en links m.b.t. de “sociale economie” Bevordering van de infrastructuur om werkgelegenheid te scheppen (BsI)
70
Successful Partnerships for Social Enterprise
X
x
x
X
org. kwaliteit x
netwerken
professionaliteit
zichtbaarheid
zelfbewustzijn
X
Italië: Management training
X
Het strategisch bureau van het netwerk x
De sociaal directeur
X
Wet no. 68/99 “Wetgeving voor het recht op werk voor gehandicapten”
X
Wet no. 328/00 "Kaderwet voor het realiseren van een geïntegreerd systeem van sociale maatregelen- en diensten"
X
X
Het nieuwe wetsontwerp voor de maatschappelijke onderneming
Nederland: Instrumenten voor Handhaving van Sociale functies
x
Strategie voor een nieuw Lokaal Sociaal beleid
X
X
x X
Convenant (tussen meerdere partijen) ter ondersteuning van zelfinitiatieven X
Communicatie analyse en strategie Gouden Gids woon-werk- en -cultuurpanden
x
x
X X
X
Successful Partnerships for Social Enterprise
71
Maatschappelijk verantwoord ondernemen De volgende informatie is voornamelijk gebaseerd op het rapport van CEDAC 24) en Groupe One 25) over openbare en private middelen die gericht zijn op sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen (“Outils publics et privés au service de la responsabilité socialee des enterprises: enjeux et perspectives”), dat werd gepubliceerd in januari 2003. Sociale verantwoordelijkheid is een belangrijk kennisgebied voor maatschappelijke ondernemingen - en in vele gevallen is het zelfs hun raison d'être. Sociale verantwoordelijkheid wordt echter ook een belangrijk aandachtspunt voor vele commerciële ondernemingen. Dit biedt dan weer een goede mogelijkheid voor het creëren van kansen voor maatschappelijke ondernemingen en het versterken van de banden met de commerciële sector door de sociale verantwoordelijkheid van de commerciële ondernemingen tijdens het samenwerken te onderzoeken en te verbeteren.
Inleiding In de breedste zin van het woord is sociaal verantwoord ondernemen de meest vooruitstrevende manier waarop een onderneming rekening kan houden met zaken die het milieu, de maatschappij en de samenleving betreffen. Sommige mensen zien de rudimentaire denkwijze over de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen terug in de context van paternalistische ondernemingen van de 19e eeuw. In deze zienswijze is dit middel een manier om te reageren op (mogelijk) afwijkende meningen. Het wordt ook gezien als een manier voor ondernemingen om – in sommige gevallen – te zorgen voor het aanwezig zijn op een gebied waar niets geregeld is. Sociaal verantwoord ondernemen ontstond als begrip tijdens de economische crisis in de jaren ´30 (met Theodore Kreps); het kreeg weinig aandacht in die tijd en pas in de jaren ´80 (onder invloed van de anti-apartheidsbeweging) en in het begin van de jaren ‘90 (toen het overheidsbeleid minder gericht was op globalisering van de handel) ondernamen sommige ondernemingen – onder druk van belangengroepen – de eerste voorzichtige stappen in het formuleren van een sociaal verantwoord ondernemingsbeleid.
24) Centre d'études et d'action pour la cohésion sociale (Studiecentrum voor sociale samenhang), www.cedac.be 25) “Na oprichting door een groep economen heeft Groupe One, een vereniging zonder winstoogmerk, sinds 1997 veel kennis vergaard over duurzame ontwikkeling op landelijk en internationaal niveau” (www.groupeone.be). 72
De Maatschappelijke Onderneming
De praktische middelen die ondernemingen tegenwoordig ter beschikking staan om als sociaal verantwoord gezien te worden, zijn: • Communicatie- en marketingmiddelen (labels, gedragsregels en handvesten); • Berichtgeving over zaken die met de maatschappij en het milieu te maken hebben; • Ethisch verantwoord investeren. Communicatie en berichtgeving hebben zowel een interne als een externe functie en zijn natuurlijk goede hulpmiddelen om het sociaal beleid en milieubeleid mee te delen aan de werknemers en de dochterondernemingen (intern) en aan de belanghebbenden (extern). Natuurlijk is het wel belangrijk dat de informatie die de onderneming geeft betrouwbaar is. Daarnaast kan berichtgeving worden gezien als een stap in de richting van strategisch management (interne functie). Het eerste – goed uitgevoerde – rapport over duurzame ontwikkeling zal ook een evaluatie bevatten van wat de onderneming op dit gebied heeft bereikt en zal de onderneming helpen bij het vaststellen van haar doelstellingen. Wanneer steeds meer ondernemingen rapporten uitbrengen kan dit ook de functie van benchmarking hebben (vergelijking tussen ondernemingen). In het algemeen, en zoals wordt aangetoond in het voorbeeld hieronder, versterkt het sociaal verantwoord ondernemen de relaties tussen de commerciële en de derde sector.
De sociale verantwoordelijkheid van een maatschappelijke onderneming: Eco-PC-Flection S.A., een voorbeeld Eco-PC bestaat sinds 1995 en werd door Flection International in 1999 gekocht. Het doel van de onderneming is scholen, verenigingen en ondernemingen uit de sociale economie te voorzien van tweedehands computermateriaal. Zij verzamelt oude, afgeschreven bedrijfscomputers, en zorgt daarmee voor een voorraad kwaliteitsmateriaal die zij kan controleren en aan de behoeften van jaar klanten kan aanpassen. Deze vorm van recycling stelt Eco-PC in staat computermateriaal aan te bieden tegen een veel lagere prijs dan de marktprijs voor nieuw materiaal. Tussen 1996 en 2001 steeg de omzet van EUR 400.000 naar 3.500.000. In januari 2003 was de personeelsbezetting van de onderneming het equivalent van 22 fulltime werknemers. Hiernaast is Eco-PC ook nog actief op het gebied van arbeidsintegratie: door de grote omzet die zij realiseert. Door enige overheidssubsidies kon zij de laatste 2 jaar ongeveer 10 mensen inzetten die langdurig werkloos waren. De onderneming heeft ook een professioneel trainingsprogramma voor mensen die langdurig werkloos zijn en die computerexpert willen worden. De Maatschappelijke Onderneming
73
De activiteiten van Eco-PC zijn ook belangrijk uit een ecologisch standpunt omdat het de eerste onderneming in België is die systematisch oude PC’s hergebruikt. Dit is niet onbelangrijk als men kijkt naar de hoeveelheid afval die wordt geproduceerd (waaronder giftig afval) als gevolg van computers die niet worden gerecycled. Andere ondernemingen hebben sindsdien het voorbeeld van Eco-PC gevolgd. Eco-PC organiseert campagnes om mensen bewust te maken van zaken die met het milieu of de maatschappij te maken hebben en die verband houden met haar eigen activiteiten (voordeel van hergebruik, kosten van teveel verbruiken, arbeidsintegratie in het algemeen). Eco-PC is daarnaast ook nog betrokken bij projecten die gericht zijn op het verschaffen van computers aan een aantal plaatselijke commissies die met kansarme groepen werken en een aantal scholen in ontwikkelingslanden. EcoPC maakt ook gebruik van participerende managementmethodes.
Voorbeelden van hoe maatschappelijk ondernemen betrekking heeft op ondernemingen uit de sociale economie en hoe dit de samenwerking tussen de commerciële en derde sector versterkt • Pogingen die commerciële bedrijven hebben gedaan om meer sociaal verantwoord te ondernemen hebben geleid tot meer samenwerking tussen de twee sectoren. Uit bezorgdheid over het milieu, is bijvoorbeeld Fost Plus – een onderneming die zich bezighoudt met het verzamelen, sorteren en hergebruiken van verpakkingsafval voor een aantal bedrijven – voorstander van samenwerking tussen de sociale en commerciële ondernemingen (bijvoorbeeld tussen Watco en Terre); • Ondernemingen uit de derde sector als Ethibel zouden ingeschakeld kunnen worden bij het onderzoek naar de betrokkenheid van commerciële bedrijven wat betreft sociale verantwoordelijkheid (door gebruik te maken van de hierboven genoemde middelen – zoals labelen – als er een extern onderzoek nodig is); • Marketing die een goed doel nastreeft: er wordt een overeenkomst met een sponsor afgesloten, bijvoorbeeld tussen een bedrijf en een NGO (waarbij het bedrijf het feit bekend mag maken dat het de NGO sponsort); • Samenwerkingsrelaties via investering: voorbeelden van investeringen door commerciële bedrijven (SMAP, BACOB/DEXIA) in sociale banken (Credit ouvrier, Credit populaire, CREDAL); • Samenwerkingsrelaties voor het opzetten van een ethisch fonds: bijvoorbeeld de Fortis Bank, of SMAP die een SICAV 26) oprichtte met ondernemingen uit de derde 26) Een "sicav" (société d'investissement à capital variable) is een beleggingsmaatschappij met variabel kapitaal, een soort gezamenlijk investeringsfonds dat geen rendement uitkeert door middel van aandelen of dividenden. 74
De Maatschappelijke Onderneming
sector (Ethibel en Réseau Financement Alternatif ); • Samenwerkingsrelaties voor het uitwerken van labels of gedragsregels: in Spanje is bijvoorbeeld in maart 2002 een “bestuurscode voor duurzame ondernemingen” opgesteld door NGO’s, universiteiten, de overheid en grote ondernemingen; • Samenwerkingsrelaties voor fair-trade: tussen Carrefour (detailhandelzaak voor voedingsmiddelen) en Oxfam Magasins du Monde (NGO) en tussen Delhaize (ook een detailhandelzaak voor voedingsmiddelen) en Trois Petits Fours (biologische voedingsmiddelen).
De Maatschappelijke Onderneming
75
Het "Management ES-change" project
Sociale economie – Traditionele economie: een Lat-relatie? 27)
Sociale economie – traditionele economie: twee werelden waarvan de belangen, afhankelijk van de omstandigheden, uiteen kunnen lopen of samen kunnen vallen maar die in de praktijk vruchtbare interacties kunnen hebben of het nu gaat om ervaringen, middelen of beheersstrategieën. Het doel is synergie te laten ontstaan om de effectiviteit van de twee sectoren te vergroten.
Presentatie van het project Het "Management ES-change"-project was een initiatief van de toenmalige minister voor de sociale economie die zitting had in de Belgische "Regenboog"-coalitieregering (een combinatie van liberalen, socialisten en Groenen van 1999 tot 2003). Het doel van het project was het beheer in de sector van de sociale economie te versterken en tegelijkertijd corporatieve burgerschappraktijken te benadrukken. Het project ging uit van de veronderstelling dat uitwisseling van beheerservaringen tussen ondernemingen van de sociale economie en de traditionele ondernemingen wel moesten leiden tot een economie die zich meer bezig hield met sociale kwesties. In augustus 2002 tekende de minister voor de sociale economie – die het project financiert – een overeenkomst met de Koning Boudewijnstichting 28) voor het beheer van het programma. Er werd een stuurgroep opgericht die bestond uit vertegenwoordigers van de sociale economie sector en de commerciële sector voor het vaststellen van strategische richtlijnen. Het project wordt nauwlettend gevolgd door de Sociale Economie Unit van het ministerie.
27) Deze aantekening is ingegeven door documenten van Gerda Heyde, coördinator van het ESchange Project aan de Koning Boudewijnstichting. 28) De Koning Boudewijnstichting (www.kbs-frb.be) is een onafhankelijke en pluralistische stichting van openbaar nut die werd opgericht in 1976 naar aanleiding van de 25ste verjaardag van de troonsbestijging van Koning Boudewijn. De stichting beoogt "zich in te zetten voor de levensomstandigheden van de Belgische bevolking in het licht van economische, sociale, wetenschappelijke en culturele factoren". Een actieve stichting die gebruik maakt van specifieke werkmethodes (steun aan personen en organisaties, colloquia, publicaties, uitnodigingen voor projecten, etc.) om haar vernieuwende gerichtheid te voeden. De stichting heft de beschikking over aanzienlijke financiële middelen en wordt alom in België gezien als een enorme drijvende kracht voor maatschappelijke vernieuwing. 76
De Maatschappelijke Onderneming
De oproep voor projecten vond plaats tussen 12 november 2002 (dag van de eerste inschrijving) en eind januari 2003 met behulp van een aantal middelen, waaronder het op grote schaal verspreiden van pamfletten (3.000 stuks), het organiseren van een aantal lokale vergaderingen en contacten met de pers. De jury kwam eind februari 2003 bij elkaar en accepteerde 45 van de 61 ingeleverde dossiers voor een bedrag van € 285.679: 21 aan de Frans sprekende kant voor een bedrag van € 136.841 en 24 aan de Nederlands sprekende kant voor een bedrag van € 148.838. De initiatieven die op steun mochten rekenen werden uitgevoerd tussen 1 maart en 31 oktober 2003.
Uitwisseling De 45 geselecteerde projecten lopen zeer uiteen, zowel inhoudelijk als qua vorm: gedachtewisselingen, bezoeken aan bedrijven, seminars, gezamenlijke trainingssessies, ondernemingssynergie, onderzoek naar producten, en doorbreken op de markt. Er kunnen vijf categorieën worden onderscheiden: • Werkintegratie: een aantal industriële sectoren, zoals de bouw-, schoonmaak-, horeca- en uitzendsector, lijken interesse te hebben in de ondernemingen uit de sociale economie, met name werkintegratieondernemingen, omdat zij die zien als arbeidspotentieel. • Uitwisseling over het HR-beleid van ondernemingen: verscheidene discussies richten zich op respectief HR-beleid en personeelstraining en -evaluatie (waarbij zo veel mogelijk nadruk wordt gelegd op het integreren van werk). • Samenwerking bij onderzoek naar nieuwe producten of markten, meestal met een sterk ecologische component of een band met fair-trade. • Steun aan (nieuwe) ondernemingen: verscheidene adviesbureaus hebben hun kennis onderling uitgewisseld, hun vaardigheden tezamen gebracht en deze beschikbaar gesteld aan ondernemingen in de sector waar zij actief zijn. • Breder georiënteerde collectieve projecten: een aantal projecten beslaat een groot scala aan onderwerpen over beheer, zoals de "Plato" 29) -fora in Vlaanderen die 29) PLATO: een soort belgeleidingssysteem waarbij bestuurders van grote bedrijven groepen bestuurders van MKB’s (midden- en klein bedrijf ) begeleiden; dit systeem staat nu open voor beheerders van ondernemingen van de sociale economie.
De Maatschappelijke Onderneming
77
gaan over uitwisselingen tussen midden- en kleinbedrijven (MKB’s) en ondernemingen uit de sociale economie. Er werd veel aan projectnetwerken gedaan en dit resulteerde in meer diepgaand werk over de uitwisselingsvelden en over ideeën voor toekomstige samenwerking. Het uitwisselingsproces werd gekenmerkt door verbazing, verwondering en respect voor het werk van iedereen. De kwestie van oneerlijke concurrentie werd snel opgehelderd toen de private sector besefte hoeveel energie de sector van de sociale economie in het begeleiden van mensen uit risicogroepen moet stoppen. Het project heeft al twee ‘ronde tafel’-sessies opgeleverd waarbij alle actoren samen kwamen. De tweede sessie vond plaats in oktober 2003 in het hoofdkantoor van het Belgisch samenwerkingsverband van ondernemingen, de FEB, hetgeen nog eens duidelijk de invloed van dit initiatief laat zien. Tegenwoordig is de manier waarop de diverse initiatieven worden uitgevoerd afhankelijk van evaluaties die zich baseren op vragenlijsten en op individuele gesprekken, groepsgesprekken en paneldiscussies die aan het eind van de ‘ronde tafel’-sessie plaats vinden. Het doel van de evaluatie is het analyseren van de uitwisselingsprocedure, van de financiële middelen die zijn toegepast, hun invloed op het bestuur van de ondernemingen van beide sectoren, de verbetering van onderlinge kennis en duurzame samenwerking. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt. De nieuwe minister voor de sociale economie (de Belgische regering veranderde de afgelopen zomer in een "Paarse" coalitie van socialisten en liberalen) heeft besloten het initiatief te versterken en uit te breiden met een nieuwe oproep voor projecten in 2004.
Conclusies Dit project benadrukt het belang van de uit drie sporen bestaande samenwerkingsrelaties tussen overheidsinstanties, de derde sector en de private economie bij het ontstaan en versterken van ondernemingen uit de sociale economie. De hieronder aangegeven commentaren laten zien hoe belangrijk dit is. Pieter Timmermans, Algemeen Directeur van de FEB 30): "Ondernemingen uit de sociale economie, vanwege het maatschappelijke doel dat voor hen kenmerkend is terwijl ze ook als traditionele ondernemingen worden gerund, scheppen banen en zijn 30) Openingsrede bij de tweede ‘ronde tafel’-sessie van 17 oktober 2003.
78
De Maatschappelijke Onderneming
de perfecte belichaming van de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen … Een sterke sociale economie bestaat niet zonder een sterke traditionele economie." Françoise Pissart, Directeur voor sociale rechtvaardigheid van de Koning Boudewijnstichting 31): "De boodschap die private ondernemingen willen overbrengen is langzaam aan het veranderen. Onze taak beperkt zich niet tot het maken van winst. Nieuwe zienswijzen over corporatief burgerschap is daar een duidelijk voorbeeld van. Nadat ondernemingen eerst zijn omgegaan voor duurzame ontwikkeling proberen ze nu meer te weten te komen over de sector van de sociale economie. Samenwerking op dit gebied kan ze een positief imago opleveren … Wat me opvalt is het enorme respect dat de private sector heeft voor de sector van de sociale economie en de bewondering voor de behaalde resultaten door de sector van de sociale economie ondanks de beperkte middelen. Zij staan er zeer voor open." De evaluatie laat duidelijk zien dat de private sector nu anders naar de sector van de sociale economie kijkt: de paternalistische houding is langzaam aan het verdwijnen, er is meer respect en meer gelijkheid. Andersom kijkt de sector van de sociale economie ook anders naar de private sector: minder negatief, meer ruimte voor samenwerking op voet van gelijkheid, erkenning van de sociale and maatschappelijke kant van ondernemingen, en de erkenning van het belang van effectieve beheersinstrumenten om een sociaal project tot een goed einde te brengen. Voor dit project waren aanzienlijke financiële middelen nodig. De uitwisselingen werden tot een bedrag van € 250.000 gefinancierd door het ministerie van de sociale economie, terwijl de Koning Boudewijnstichting een subsidie kreeg van € 110.000 voor het begeleiden van het initiatief en voor het organiseren van de oproep voor de projecten, van twee ‘ronde tafel’-sessies en van de evaluatieprocedure. Het doel van de minister en van de stichting bij het starten van een tweede oproep voor projecten is het uitbreiden en duurzaam maken van het initiatief en er tegelijkertijd voor zorgen dat de spelers zelf de uitgaven langzaamaan gaan dragen. Het lijkt erop dat dit initiatief het op Europees niveau ook goed zal doen, zowel op sectorale basis als op interregionale basis. Om dit waar te maken zijn openbare fondsen nodig en ook organisatoren die de oproep voor projecten kunnen coördineren en veranderingen kunnen aanmoedigen. Het initiatief is alleen echt van belang als het langetermijndoel is dat degenen die erbij betrokken zijn financieel onafhankelijk zijn en het geheel plaats vindt in een duurzaam kader.
31) Uit La Libre Entreprise, het economisch supplement bij La Libre Belgique van 31 oktober 2003.
De Maatschappelijke Onderneming
79
Brengen fiscale prikkels de sector van de sociale economie tot ontwikkeling? Dit is een vertaling van een bewerking van een artikel dat in INTERFACE is verschenen, een driemaandelijkse uitgave van het Belgische “Réseau Financement Alternatif ”, nr. 17 – 2e kwartaal 2003, dat naar 7.000 abonnees van het netwerk (http://www.reseau-alterfinance.org/files/ Interface17.pdf ) werd verzonden. Het bevat een aantal resultaten van het onderzoek dat door het SAW is uitgevoerd als onderdeel van het MPLE-project. De sector van de sociale economie, ook wel de derde sector genoemd, beslaat alle economische activiteiten die niet onder de openbare diensten of de commerciële economie vallen. Het hoofddoel van de commerciële economie is winst, terwijl het hoofddoel van de sociale economie is de menselijke ontwikkeling op individueel en collectief niveau. Deze aanpak betekent niet dat de commerciële economie geen sociale rol, ethische beroepsverantwoordelijkheid of verplichting heeft ten aanzien van het bereiken van duurzame ontwikkeling. Het betekent ook niet dat de sociale economie winst verwerpt als een criterium voor doelmatig beheer en als kostendekkend middel. Voor de commerciële economie zijn echter winst en uitbetaling aan aandeelhouders de belangrijkste doelen, terwijl de sociale economie een sociaal doel nastreeft, zoals werkgelegenheid voor degenen die van de arbeidsmarkt worden uitgesloten, regionale ontwikkeling, toegang tot cultuur en onderwijs, milieu, coöperatief beheer, het voorkomen van uitsluiting, training, etc. Deze twee economische velden – commerciële economie en sociale economie – kunnen ook van elkaar onderscheiden worden door hun verschillende werkwijze wat betreft onderwerpen als inkomensverschillen, overlegprocedures en de voorrang die arbeidsbeloning of kapitaalbeloning krijgt. Bij het analyseren van de stimuleringsmaatregelen voor de ontwikkeling van de sociale economie is het belangrijk een onderscheid te maken tussen de niveaus van interventie; anders gezegd, met gebruikmaking van boekhoudkundige terminologie die als voordeel heeft dat het duidelijk is, dient er een verschil gemaakt te worden tussen: • prikkels op het niveau van activiteiten en de winst- en verliesrekening, • prikkels op het niveau van de inzetbare materiële middelen en de balansvoering.
80
De Maatschappelijke Onderneming
Versterking van de winst- en verliesrekening? De sociale economie dient gebruik te kunnen maken van overheidssteun wanneer deze effectief een rol vervult in de openbare dienstverlening en tegemoet komt aan de eindbehoeften van de sector, waarbij men deze staatssteun in ieder geval in de vorm van regelgevende instantie nodig heeft. Dat is waarom maatschappelijke ondernemingen voor een aantal zaken subsidie ontvangen, welke men eerder als een soort beloning dient te zien dan als een echte steun. Subsidies stimuleren eigenlijk zowel de sociale als de commerciële economie. Wat dit betreft moeten we bedenken dat sommige mensen een imperium hebben kunnen opbouwen door handig gebruik te maken van subsidies (de ijzer- en staal industrie bijvoorbeeld). Naast subsidies zijn er ook nog andere maatregelen die ten goede kunnen komen aan de sociale economie, in het bijzonder: • BTW-verlaging van het standaard tarief (21% in België) naar 6%. Dit zal met name de ondernemingen beïnvloeden die met de eindgebruiker werken, zoals gemeenschapsdiensten; als de BTW-verlaging in combinatie met andere subsidies plaats vindt, dienen deze twee soorten steun mondiaal te worden geanalyseerd om te voorkomen dat er concurrentievervalsing optreedt. Dienen niet alle ondernemers met een zeer arbeidsintensieve, hoge meerwaarde hiervan te profiteren? Het zou een verhoging van de directe belastingen inhouden. In ieder geval, zelfs als sommige mensen dit idee aanvechtbaar vinden, blijkt de verlaging van BTW gevolgen te hebben op de markten van de ondernemingen die betrokken zijn bij bijscholingsen activiteitenprogramma’s voor mensen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten. Zouden we deze richting verder willen uitdiepen dan zou een macro-economisch onderzoek noodzakelijk zijn en dat valt buiten de strekking van dit artikel en buiten de bevoegdheid van de schrijver. • Stimuleringsmaatregelen betreffende arbeidskosten, vooral voor degenen die moeilijk integreren in de samenleving en weinig vaardigheden hebben; deze steun is alleen toelaatbaar als de subsidie het tekort aan productiviteit voor de gemeenschap dekt en werkgelegenheid schept en niet als een onverhoopte meevaller wordt gebruikt. • Versnellen van de geleidelijke opheffing van subsidies en stoppen met de indirecte subsidie aan de (commerciële of alternatieve) financiële sector gegenereerd door overbruggingskredieten als gevolg van niet-tijdige betaling door overheidsinstanties. Men kan zicht terecht afvragen of deze maatregelen wel voorbehouden zouden moeten zijn aan de sociale economie (hetgeen niet helemaal klopt, zie de passage hierDe Maatschappelijke Onderneming
81
boven over de ijzer- en staalindustrie). Dienen deze maatregelen überhaupt wel toegepast te worden? Persoonlijk vind ik dat dit het geval zou moeten zijn, zolang er maar een systeem bestaat van beoordeling en classificatie, tezamen met goedkeuring en een effectieve controle, niet noodzakelijkerwijs door de centrale overheid maar door onafhankelijke ‘ad hoc’-organisaties. Als de commerciële economie maatschappelijk gerichte doelen wil nastreven dan is dat alleen maar meegenomen. De ondernemingen die werkgelegenheid scheppen voor mensen die moeilijk in de samenleving integreren en moeilijk (aangepast) werk vinden en de ondernemingen die duurzame ontwikkeling steunen, zorgen er economisch gezien voor dat de Staat op steunmaatregelen kan besparen (werkloosheidsuitkering of een inkomen voor sociale integratie) en meer directe en indirecte belastingen ontvangt. Zij zorgen er ook voor dat er een grotere sociale cohesie ontstaat en minder geld hoeft te worden uitgegeven aan veiligheid en negatieve externe gevolgen veroorzaakt door "niet-duurzame" ondernemingen: denk daarbij aan herstelwerkzaamheden vanwege vervuiling, de extra (menselijke en financiële) kosten die het gevolg zijn van een te streng sociaal beleid. Waarbij niet vergeten moet worden het zwartwerken, want dit aspect is nauwelijks te vinden in de sector van de sociale economie: sommige mensen vinden dat de ethische beroepscode in dit geval zou moeten worden beloond met een financieel voordeel vergelijkbaar met dat wat vele commerciële ondernemers zichzelf gunnen. Anderen vinden dat waarden als deugd en naleving van de wet niet hoeven te worden beloond.
Versterking van de balans? De sociale economie heeft een grote verscheidenheid aan kwaliteiten: inventief, vrijwillig, grootmoedig, vindingrijk, houdt vaak rekening met nieuwe behoeften uit de samenleving, verschaft cohesie, maakt actoren meer verantwoordelijk, vergroot de dynamiek van netwerken, creëert sociale banden, zorgt voor integratie van mensen die worden uitgesloten, zorgt voor vernieuwing wat betreft organisatie, etc. De commerciële economie kan zeker nog heel veel leren van de sociale economie (hoe men bijvoorbeeld een onderneming moeten runnen en tegelijkertijd respect kan tonen voor mensen, en hoe men de productiviteit kan vergroten van “onhandelbare” werknemers uit gemarginaliseerde sectoren van de bevolking). Andersom zou de sociale economie er goed aan doen om de beleidstechnieken uit de commerciële sector over te nemen. Niettemin blijft het gebrek aan eigen vermogen (kapitaal en reserves) een zeer grote handicap voor de sociale economie. 82
De Maatschappelijke Onderneming
Alhoewel dit gebrek aan middelen een "voordeel" heeft (de schaarse middelen moeten zo efficiënt mogelijk worden gebruikt omdat er weinig geld is), remt het bovenal ontzettend de duurzaamheid en ontwikkeling van de initiatieven. In dit geval is het volledig gerechtvaardigd om specifieke steunmaatregelen te verlenen aan de sociale economie, omdat maatschappelijke ondernemingen – dankzij hun juridische structuur als stichting zonder winstoogmerk, zoals b.v. een officieel geregistreerde coöperatie, een stichting gebaseerd op onderling belang, een maatschappelijk gerichte vereniging – altijd werkgelegenheid stellen boven geldelijke beloning en dus weinig eigen vermogen opbouwen. De redenen voor deze lage beloning, en het feit dat deze ondernemingen derhalve niet erg aantrekkelijk zijn voor investeerders, zijn de volgende: • structurele redenen, want dit zijn ondernemingen die geen winst maken en dus ook geen winst uitkeren, of commerciële ondernemingen die de reallocatie van winst beperken en de reserves niet uitkeren, waardoor investeerders geen enkel geldelijk voordeel kunnen verkrijgen; • economische redenen, want het sociale hoofddoel en de lastige sectoren waarin zij vernieuwingen aanbrengen zorgen voor een lage graad van winstgevendheid en beperkte, vaak opnieuw geïnvesteerde winsten (kostendekkende praktijken vanwege een gebrek aan externe geldelijke bijdragen). Deze gebreken gelden specifiek voor de sociale economie en billijken het ontvangen van geldelijke steun, hetzij door verkrijging of beloning, zonder dat er als zodanig sprake is van concurrentievervalsing. Er bestaan al wel enkele beperkte voordelen binnen het kader van de officieel geregistreerde coöperaties. Deze voordelen zouden uitgebreid moeten worden en ook van toepassing moeten zijn voor maatschappelijke ondernemingen te gelden: • verhoging van het belastingvrije tarief voor dividend (wat op dit moment in België nog op € 150 staat), en wat tenminste op hetzelfde niveau dient te worden gebracht als de rentevrijstelling van de spaarrekening direct wordt ingehouden, deze is in België € 1,363; • afschaffing van belasting op opnieuw geïnvesteerde winsten als aandeelhouders geen recht hebben op reserves en vermogenswinst; • specifieke fiscale prikkels voor pensioenfondsen die in de sector van de sociale economie investeren; • het scheppen van nieuwe financiële middelen (maatschappelijk gerichte beleggingsfondsen met veranderlijk aandelenkapitaal), toegespitst op de sociale economie; • etc.
De Maatschappelijke Onderneming
83
Onder de maatregelen die de sociale economie steunen, dient er geen voorkeur gegeven te worden aan kapitaal dat kan worden teruggevorderd, dat wil zeggen leningen. Het aanbod van banken in deze sector (vooral Triodos) en specifieke instanties als Crédal, Sowecsom, etc. is voldoende en voorziet in de huidige behoeften. De oprichting van het Kringloopfonds 32), een bedenksel van de Belgische minister Vande Lanotte, zal weinig effect sorteren als dit fonds alleen maar kredietmiddelen verschaft en geen financieringsmiddelen verstrekt die gebaseerd zijn op duurzaam kapitaal. Waar het meeste behoefte aan is, is durfkapitaal voor het opstarten van projecten. Niet alleen krijgen investeerders in de sociale economie weinig terug voor hun investeringen (behalve dan morele bevrediging en maatschappelijke en ethische voordelen!), maar lopen ze heel veel kans verlies te maken zonder dat daar iets tegenover staat. Durfkapitaal is alleen mogelijk als er winst kan worden gemaakt die als dekking kan dienen voor onvermijdelijke verliezen. Als een fonds met risicokapitaal de oprichting van pakweg vijf ondernemingen financiert, zullen er waarschijnlijk vijf jaar later twee van deze projecten ten onder zijn gegaan samen met het geïnvesteerde kapitaal. Dit verlies kan alleen worden gecompenseerd door winst, of liever gezegd door verkoopwinsten van de andere drie projecten. De sociale economie staat echter investeerders niet toe om verkoopwinsten te maken. Het is alleen mogelijk uit deze vicieuze cirkel te raken met behulp van voldoende overheidsstimulans: • gedeeltelijke staatsgaranties betreffende kapitaal dat is geïnvesteerd bij het opstarten van een maatschappelijke onderneming, op basis van creatieve, strikte, lichtgewicht mechanismen; • oprichting van een "Invest" Fonds 33) dat bedoeld is voor de sociale economie; • omzetting van de geleden investeringsverliezen met durfkapitaal naar belastingaftrek voor commerciële investeerders; • obligaties die uitgegeven en gegarandeerd worden door overheidsinstanties met een beleggingspakket in de sociale economie. Er is geen gebrek aan ideeën over mogelijke oplossingen. Zullen we ooit nog meemaken dat een creatieve minister van financiën effectief gaat samenwerken op dit gebied met de minister die gaat over de sociale economie? Michel de Wasseige 23/2/2003 32) Zie “Het Kringloopfonds” voor een volledige beschrijving van dit fonds, p 83. 33) Invests” zijn een speciaal soort publieke/commerciële financieringsbanken in het Belgische gedeelte van Wallonië, die bestuurd worden door een commerciële onderneming met een minderheidsbelang, terwijl de regionale overheid een meerderheidsbelang heeft en de voor de financiering zorgt.
84
De Maatschappelijke Onderneming
Het Kringloopfonds De Belgische regering besloot in 2003 een fonds op te richten voor de ontwikkeling van de sector van de sociale economie (door middel van krediet houdstermaatschappijen en kapitaaldeelnemingen) in het kader van een ‘programmawet’ 34) (loi programme). Een Belgische maatschappelijke onderneming (een coöperatieve vereniging met een maatschappelijk doel) is een onderneming die opgericht is met behulp van het “Kringloopfonds”. Deze coöperatie heft toestemming gekregen om, middels een staatsgarantie, nominale obligaties van € 500 met een totale waarde van € 75 miljoen op de markt te brengen. • Jaarlijkse rente: 3,125%. • Terugbetaling in 5 jaar. • Belastingvermindering in 2004 gelijk aan 5% van het bedrag waarvoor is ingeschreven (met een maximum van € 250). Aangezien Belgen graag belastingvoordelen ontvangen, was het al na enkele dagen niet meer mogelijk op de obligatielening in te tekenen. Het Kringloopfonds (ook wel genoemd: FES-KLF) is nu een realiteit en heeft € 75 miljoen tot zijn beschikking, waarvan € 52 miljoen voor de financiering van de sector; het restant wordt op een ethisch verantwoorde wijze geïnvesteerd maar dient wel iets op te brengen. Het proces van oprichting en beheer van het fonds is nog in volle gang omdat er verschillende intermediaire partijen bij betrokken zijn: De publieke sector: • Initiatief van een minister die het recht behoudt de begeleiding (van de strategische en operationele doelstellingen) van het fonds te controleren met behulp van een overheidsvertegenwoordiger die een vetorecht heeft binnen de bestuursraad; • Staatsgarantie; • Belastingvoordeel.
34) Een « programmawet » (loi programme in het Frans) is een wet die gemaakt is aan het eind van een beslissingsperiode met daarin verschillende onderwerpen die niet noodzakelijkerwijs iets met elkaar te maken hebben.
De Maatschappelijke Onderneming
85
Het grote publiek • 85% van de inschrijvingen komen van het grote publiek en 15% van instellingen; • Via een abonnement wordt men op de hoogte gehouden van het bestaan van de sociale economie en krijgt men elk jaar informatie over de manier waarop de fondsen worden gebruikt. De private sector • Het bankwezen heeft het Kringloopfonds geïntroduceerd bij het grote publiek met medewerking van de 5 belangrijkste Belgische banken; • De investering van de liquide middelen van het fonds vereist de samenwerking van de gewone financiële sector (en de medewerking van de derde sector: zie hieronder); • Instellingen (verzekering, beleggingsfondsen) hebben zich ingeschreven. De derde sector • Het cash flow kapitaal van het fonds staat onder controle van Ethibel, een organisatie van de sociale economie die gespecialiseerd is in het maatschappelijk beoordelen van bedrijven en in ethisch verantwoorde investeringen; • De kapitaalstroom die voor de sociale economie is bedoeld zal gaan via de financiële actoren van de sector, bonden die krediet verlenen en andere ad hoc bedrijven met durfkapitaal; • De fondsen zijn bedoeld voor de derde sector. Het werkgebied is als volgt omschreven: Het doel van het fonds is de ontwikkeling van de sociale economie te steunen door kapitaal en leningen te verstrekken aan de ondernemingen in deze sector, d.w.z. commerciële bedrijven of organisaties zonder winstoogmerk (associations sans but lucratif – asbl), die zich houden aan de volgende 5 principes: 1. voorrang aan arbeid boven geld; 2. onafhankelijk bestuur, zonder semi-overheidsinitiatieven uit te sluiten; 3. het doel is eerder dienstverlening aan leden of de gemeenschap dan winst te maken; 4. democratisch besluitvormingsproces; 5. sociaal verantwoorde ondernemers die duurzame ontwikkeling garanderen. Het fonds heeft als prioriteit het verlenen van steun aan activiteiten die de werkgelegenheid bevorderen, toegespitst op de sociale integratie van bepaalde doelgroepen. Onder de actieradius van het fonds vallen ook activiteiten die gericht zijn op de sociale integratieactiviteiten van afdelingen van sociaal verantwoorde commerciële bedrijven. 86
De Maatschappelijke Onderneming
Hierin herkent men de 3 ontwikkelingszuilen van de sociale economie: 1. arbeidsintegratie van doelgroepen; 2. duurzame ontwikkeling; 3. sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen, waardoor een brugfunctie wordt ingenomen tussen de private sector en de sociale economie. Er zijn zeer grote beperkingen voor de FES-KLF en er is geen garantie dat dit initiatief zal slagen omdat • duurzame ontwikkeling kapitaal vereist voor de lange termijn terwijl de obligaties slechts voor 5 jaar worden uitgegeven; men is nu bezig procedures te ontwikkelen waarbij private en medeaansprakelijke financiers deze problematiek oplossen; • dit voor België enorme bedragen zijn: € 52 miljoen vertegenwoordigt twee keer zo veel als de huidige output van alternatieve ondernemers in deze sector, en is 3 keer zo veel als die van de Triodos bank in België, die al langer dan 10 jaar bestaat; • de grote hoeveelheid geld een positief effect kan hebben op de sector waar het aanbod de vraag kan creëren, maar ook verschillende contraproductieve effecten zijn goed mogelijk; • het technische karakter van het beheer van een dergelijke portfolio ongebruikelijk is in deze sector; • het rendement dat gehaald moet worden om investeerders te kunnen terugbetalen en om de risico’s in te dekken hoog is, en dit kan in tegenspraak zijn met de sociale doelstellingen. Alles bij elkaar genomen maken al deze tegenstrijdigheden het nieuwe project – dat zich op een kruispunt bevindt van de sociale economie, de private sector, het publiek en de overheid – nu juist zo aantrekkelijk en uitdagend.
De Maatschappelijke Onderneming
87
Co-constructie Beschrijving Het zoeken naar ‘gezond verstand’-projecten was voor veel mensen aanleiding te gaan experimenteren met manieren om alle belanghebbenden bij het proces te betrekken. Deze manier van omgaan met processen heeft zich uitgekristalliseerd in vele participerende technieken van stadsbestuur en andere die veel verder zijn gegaan, zoals bij de Porto Alegre 35) begroting. In het gebied Nord Pas-de-Calais kwam dit procestype vooral voort uit de werkgelegenheidscrisis, en wel zodanig dat de meeste actoren wisten wat een project op basis van co-constructie is. We zien echter ook dat niet alle projecten tot het einde worden volgehouden en dat dit begrip soms identiek wordt gebruikt met “participatie” ter rechtvaardiging van een democratisch onderbouwd project. Co-constructie is een middel of methode waardoor de uitvoering van een project, strategie of activiteit mogelijk wordt gemaakt samen met de partners die besloten hadden een dergelijk proces gemeenschappelijk te organiseren. De dynamiek van een dergelijke onderneming stoelt op het onderling respect van de partijen. Het doel van een co-constructie project is de verschillende partijen in het proces van analyse, discussie en besluit te betrekken waardoor hun motivatie groter zal worden. Hierdoor ontstaat weer een grotere samenwerking in de volgende stadia van het project en dit komt ten goede aan een beter eindresultaat. Bij co-constructie is het belangrijk dat de persoon die het proces aanzwengelt in hoge mate openstaat voor (nieuwe) ideeën, dat alle betrokken partijen akkoord gaan met de voorwaarden van het proces en dat de resultaten natuurlijk gerespecteerd moeten worden. De begeleider en uitvoerder van het co-constructieproces zal waarschijnlijk een ambtenaar, een lid van een organisatie of een externe consultant zijn en veel politieke steun genieten. Hij moet een zeer goede begeleider te zijn en mag zelf nooit partij kiezen in de betreffende materie, maar dient de bewaker van het methodologisch proces te worden. Hij moet zich ervan bewust zijn tot hoe ver hij actief kan ingrijpen en behoort voortdurend contact te houden met degenen die de werkopdracht hebben 35) Porto Alegre is een stad in Brazilië waar het opstellen en controleren van de stadsbegroting in overleg met de bevolking plaats vindt. 88
De Maatschappelijke Onderneming
gegeven. Hij moet ook kunnen omgaan met gedragsveranderingen van de verschillende deelnemers en zij zullen hopelijk met het proces meegroeien. Wat betreft zijn rol en positie, moet hij een hele grote valkuil vermijden: in het begin zullen de deelnemers grotendeels afhankelijk zijn van de begeleider, maar naarmate het proces vordert, zal men hem zeer waarschijnlijk vragen naar de legitimiteit van zijn optreden, deze in twijfel gaan trekken en uiteindelijk kan men hem zelfs van het proces gaan uitsluiten. De stadia 1. Vaststelling van het onderwerp/project dat wordt behandeld. 2. Analyse van het onderwerp/project. 3. Vaststelling van de actoren die actief mee zullen doen. 4. Gezamenlijke vaststelling van de regels van de co-constructie. 5. Management en begeleiding van de co-constructie. 6. Gezamenlijke goedkeuring van de resultaten. 7. In gang zetten van de verschillende besluiten.
Gebruik In de volgende gevallen was er sprake van co-constructie (zie de tabel voor bijzonderheden): • Regionale Raad: het werkgelegenheidsbeleid (gekozen leden, burgers uit de regio, waaronder werklozen) op een moment (1995) dat er geen andere antwoorden meer kwamen ten aanzien van de werkloosheid. • De PILES vereniging 36): zodanige ontwikkeling van de oprichtingsakte en statuten (vrijwilligers, werknemers, gebruikers en partners) dat ook belanghebbenden in het besluitvormingsproces werden betrokken. • Regionale Raad, de sociale en solidaire economie sectoren: beleid vaststellen voor de ontwikkeling van de sociale en solidaire economie met vertegenwoordigers van de ‘civil society’ van de derde sector. Co-constructie is typisch een middel dat het milieu van een organisatie aanpakt en van binnenuit beïnvloedt. Het wordt meestal gebruikt door de publieke en derde sector om allerlei partners (waaronder de commerciële sector) samen te brengen om 36) PILES (Pôle pour la promotion des initiatives locales d'économie solidaire) is een vereniging in Lille die plaatselijke initiatieven ondersteunt met betrekking tot de solidaire economie, door bijvoorbeeld hulp te bieden bij het starten van een onderneming of het met vrijwilligers onderhouden van een netwerk van onderlinge kennisoverdracht.
De Maatschappelijke Onderneming
89
politieke kwesties te behandelen: voor nieuw beleid of voor nieuwe regels om het beleid uit te voeren. Co-constructie heeft te maken met het delen van macht in het besluitvormingsproces. Bij organisaties van de derde sector beïnvloedt het de organisatorische kwaliteit en de professionaliteit. Betreft dit proces een gebied of een sector dan is de co-constructie gericht op de ontwikkeling van de relaties tussen de relevante organisaties. Daarnaast verspreidt het de werkwijzen en waarden naar andere (publieke en private) sectoren. Dit was het geval in de twee voorbeelden betreffende de Regionale Raad van Nord Pas-de-Calais. Het uitstippelen van nieuw beleid of van een nieuwe manier van functioneren vereist dat de SSE 37) actoren goed weten waarmee ze bezig zijn. De betrokkenheid van de verschillende actoren verhoogt hun zichtbaarheid via de uitwisseling van ideeën tussen personen en/of organisaties die hebben deelgenomen. Op deze manier leren ze elkaar beter kennen wat betreft hun politieke gerichtheid en vaardigheden. Door co-constructie ontstaan er netwerken en wordt het sociaal kapitaal van individuen en organisaties vergroot.
Resultaten De co-constructie wordt hier voorgesteld als een deel van de lokale ontwikkelingsprocessen in een bepaald gebied, in een bepaalde professionele sector of binnen een bepaalde organisatie. De resultaten verschillen per geval maar in zijn algemeenheid kunnen we zeggen dat: • De deelnemers zich meer betrokken voelen als ze met een dergelijke vorm van overleg hebben meegedaan, of wanneer ze ontdekken dat de resultaten afkomstig zijn van een dergelijke werkwijze. De co-constructie vraagt een sterke veranderingsdrang die onder alle partners ongeveer even groot moet zijn. • De energie van een partner die nog zijn identiteit aan het ontwikkelen is, of gewoon nog maar recent meedoet, kan door deelname aan zo’n proces ernstig beschadigd worden. De institutionele relaties kunnen pas vorm krijgen nadat een bepaalde organisatie een stevig fundament heeft.
37) Sociale en Solidaire Economie. 90
De Maatschappelijke Onderneming
• De institutionele erkenning van een bepaalde sector door middel van een officieel ontwikkelingsplan kan een steun in de rug zijn voor een andere, zich nog ontwikkelende sector. De betrokken actor moet het institutionele spelletje echter wel kunnen meespelen. • De interne werking van een organisatie kan veel profijt hebben van dit soort procedures, vooral wanneer dit gebeurt op grond van wederzijdse gelijkheid. De interne organisatie wordt sterker en de professionaliteit neemt toe. De versterkte zelfreflectie en zichtbaarheid zorgen direct voor verbeterde netwerken en respons van de organisatie naar buiten toe. • Dit proces kan soms worden bekritiseerd. Vooral door degenen die gewend zijn stevig te onderhandelen, zoals de vakbonden. Het proces zelf geeft geen garantie dat alle beloftes ook waargemaakt zullen worden of dat de samen opgebouwde activiteiten zullen worden uitgevoerd. Nog belangrijker is het de activiteiten een plaats in de tijd te geven. Als de partners elkaar wederzijds respecteren en hun investeringen waarderen omdat het hun gelukt is om samen te werken voor het algemeen belang, zullen deze partners een volgende keer een stap verder gaan en dat in een veel sneller tempo doen. • Dergelijke processen ontwikkelen de zichtbaarheid en het sociaal kapitaal van alle deelnemende partijen. Deze wederzijdse erkenning maakt het voor iedere partij makkelijker vast te stellen met wie ze op een bepaald gebied willen samenwerken.
Opmerking De co-constructie van een beleid kan zowel worden gezien als een politiek middel van een lokale instantie als ook als een teken van erkenning voor de lokale actor (positieve institutionalisering). De waarheid ligt zeer waarschijnlijk ergens in het midden en het is aan beide partners om hun inspanningen te verhogen zodat de op gang gezette dialoog versterkt kan worden en kan groeien.
De Maatschappelijke Onderneming
91
Stadium De vaststelling van het onderwerp/project Werkgelegenheid – de regionale raad In de jaren ‘90, waren de discussies over werkgelegenheid zeer sterk partijgebonden waardoor het onmogelijk was een nieuwe regionale politiek vast te stellen. De PILES vereniging De wet uit 1901 schrijft een verenigingsbestuur voor dat uit vrijwilligers moet bestaan. Werknemers mogen officieel dus niet deelnemen aan het besluitvormingsproces. De PILES vereniging is altijd op een gezamenlijke manier bestuurd geweest (gezamenlijk bestuur van vrijwilligers en werknemers). In 2002 werd echter besloten de wettelijke constructie (vrijwilligers als degenen die de besluiten nemen en werknemers als uitvoerend personeel) aan te passen aan de realiteit. Het ontwikkelingsplan van de sociale en solidaire economie De ontwikkeling van de solidaire economie was er de oorzaak van dat de organisatie in 2000 begon met regionaal overleg over de sociale en solidaire economie in Frankrijk.
Stadium Analyse van het onderwerp/project Werkgelegenheid – de regionale raad Het was voor de eerste keer dat een werkgelegenheidsbeleid werd ontwikkeld op basis van een economische situatie die niet geheel afhankelijk was van de regionale overheid. Gaandeweg ontstaat het idee van een co-constructie. De PILES vereniging Met het kijken naar mogelijkheden een SCIC te vormen startte de vereniging een onderzoek naar de manier waarop een vereniging functioneert. De wijze waarop de macht met de werknemers en partners gedeeld moest worden vormde de basis voor een geheel nieuwe vorm van denken bij de eigen vereniging en dit leidde uiteindelijk tot het veranderen van de oprichtingsakte en de statuten van de vereniging.
92
De Maatschappelijke Onderneming
Het ontwikkelingsplan van de sociale en solidaire economie De Regionale Raad vroeg de twee sectoren een regionaal ontwikkelingsplan op te stellen. De sociale economie werd vertegenwoordigd door de GRCMA 38), een nieuwe groep uit de solidaire economie gevormd op aandrang van bepaalde actoren en van waaruit de Permanente Vergadering van de Solidaire Economie (APES) is ontstaan. In die zelfde periode opende de regering een secretariaat voor de solidaire economie.
Stadium Vaststelling van de actoren die mee zullen doen Werkgelegenheid – de regionale raad De regionale overheid verstuurde een uitnodiging tot participatie aan de plaatselijke inwoners die bestonden uit verschillende beroepsgroepen en situaties: onderzoekers, werkenden, ingezetenen, gekozen leden, jongeren, etc. De PILES vereniging De gekozen vrijwilligers, andere vrijwilligers, de werknemers, de gebruikers en de partners. Het ontwikkelingsplan van de sociale en solidaire economie Voor de solidaire economie waren dit de actoren die de oproep hadden ondertekend. Voor de sociale economie waren dit de traditionele partners. Voor de Regionale Raad waren dit de vice-presidenten voor economische ontwikkeling en voor sociale vernieuwing en burgerschap.
Stadium Gezamenlijke vaststelling van de regels van de co-constructie Werkgelegenheid – de regionale raad De regionale raad kwam met het voorstel tot overleg en zei dat zij de uitkomsten zou respecteren.
38) De GRCMA (Groupement régional de la cooperation, de la mutualité et des associations) was een regionale verenigingsgroep die bestond uit drie organisatietypen uit de sociale economie (coöperaties, onderlinge maatschappijen en stichtingen.) De Maatschappelijke Onderneming
93
De PILES vereniging Een werknemer kreeg een collectief mandaat om het hele proces te organiseren. De regels voor het onderhandelingsproces waren: openheid, democratie, gelijkheid van de partners en een resultaat waar iedereen mee tevreden kon zijn. Het ontwikkelingsplan van de sociale en solidaire economie De co-constructie van iets dat niet bestaat is niet gemakkelijk. Veel van de voorstellen van APES zijn terug te vinden in het ontwikkelingsplan. De voorstellen zijn vervolgens voorgelegd aan en besproken met de regionale overheden. De regels van goed verstand werden toegepast zelfs als er zich problemen voordeden tussen bepaalde partijen.
Stadium De praktische zaken van de co-constructie Werkgelegenheid – de regionale raad De regio vroeg om schriftelijk commentaar, workshops, conferenties die werden georganiseerd en goedkeuring van de uitkomsten door de uiteindelijke werkgroep. De PILES vereniging Het proces duurde meer dan een jaar. Beginselverklaring van een bepaalde werkgroep die de aanbevelingen presenteerde van alle deelnemers tijdens twee bijeenkomsten van een halve dag . Schriftelijke verslaglegging. Het ontwikkelingsplan van de sociale en solidaire economie De APES en CRES 39) (de vroegere GRCMA) bereidden eerst hun eigen voorstellen voor en brachten ze daarna gezamenlijk in bij de regionale overheid en de andere partijen. Afronding van het document geschiedde door middel van een onderhandelingsproces.
39) Regionale Kamer van de Sociale Economie (Chambre Régionale de l'Economie Sociale).
94
De Maatschappelijke Onderneming
Stadium In gang zetten van de besluiten Werkgelegenheid – de regionale raad Creëren van een systeem van financiële ondersteuning voor mensen die projecten wilden opstarten (eerste bestuurslid, liquiditeit, investeringen, ontwikkeling, etc.). De Regionale Raad financiert ook gespecialiseerde organisaties in de verschillende gebieden die de projecten begeleiden. Wat betreft de werkgelegenheidscommissies, worden de uiteindelijke financieringsbeslissingen gezamenlijk genomen door vertegenwoordigers van de commissies en regionale overheid. Nadien stemt de Regionale Raad over de voorstellen. De PILES vereniging De nieuwe versie van de oprichtingsakte en de statuten en de nieuwe organisatie werden voorgesteld en goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van juni 2003 en werden direct daarna van kracht. Het nieuwe besluitvormingsproces is gebaseerd op twee principes: meerdere belanghebbenden en thematische werkgroepen. Vertegenwoordigers van beide zitten in het hoofdbestuur (waarvan de samenstelling nu open is voor alle categorieën van personen die belangstelling hebben, waaronder werknemers en gebruikers). Het ontwikkelingsplan van de sociale en solidaire economie Het uiteindelijke document werd op 15 september ondertekend. De toepassing ervan was al begonnen, door middel van het organiseren van openbare bijeenkomsten die gingen over de sociale en solidaire economie in grote delen van de regio, deels begeleidt door de Regionale Raad en de lokale actoren van deze twee sectoren.
De Maatschappelijke Onderneming
95
Participerende diagnose Introductie De participerende diagnose is een middel of methode voor onderzoek of actie die de uitwerking van een diagnose op een participerende manier mogelijk maakt door een groot aantal actoren te verenigen die zich zorgen maken over een bepaalde kwestie. Het doel van een dergelijke diagnose is om samen de moeilijkheden en cruciale elementen van een bepaald onderwerp te evalueren en prioriteiten te bepalen zodat actie ondernomen kan worden. Het succes van een participerende diagnose hangt ervan af of de wil tot samenwerking tussen de verschillende soorten actoren (private, public, instellingen, burgerlijke samenleving …) is verbeterd en of het ontstane gezamenlijk enthousiasme vastgehouden kan worden. De volgende stap zou dan het ontwerpen van een actieplan op basis van co-constructie 40) kunnen zijn en dit plan gezamenlijk te begeleiden.
Beschrijving Het proces kent vier stadia: 1. Inventaris – vaststellen van een definitie van gezamenlijke waarden, de personen/actoren die aan deze definitie voldoen op een lijst plaatsen en deze uitnodigen mee te doen aan de diagnose. (inventarisatie workshop). 2. De analyse – er wordt rekening gehouden met de successen, obstakels en behoeften gekoppeld aan het gegeven onderwerp. (workshop over verwachtingen en antwoorden). 3. De prioriteiten van de actie – samenstelling van een prioriteitenlijst van de actie. (workshop over strategische en operationele richtlijnen). 4. Gezamenlijk akkoord– alle resultaten worden gepresenteerd en goedgekeurd. Dit instrument kan intern bij een organisatie worden gebruikt voor het oplossen van een bepaalde situatie, maar kan ook extern worden gebruikt voor de aanpak van een onderwerp van algemeen belang over een bepaald gebied. Intern verhoogt een participerende diagnose de zelfreflectie van de organisatorische en professionele kwaliteiten van een bepaalde organisatie. Een dergelijk proces kan een diepgaande heroverweging van individuele danwel gezamenlijke waarden of van 40) Zie het “Co-constructie” instrument, p 86.
96
De Maatschappelijke Onderneming
de identiteit veroorzaken bij de betrokken personen en kan hulp bieden bij het bepalen van de benodigde middelen en strategieën om deze te bereiken. Dit proces kan er toe leiden dat er een beeld van de toekomstige structuur ontstaat en dat het project weer interessant wordt voor alle betrokken personen. Als extern instrument helpt de participerende diagnose om relaties op te bouwen tussen alle partijen (gebruikers, financiële partners en organisaties die in een bepaald gebied opereren) rond een onderwerp van gezamenlijk en/of algemeen belang. Politieke besluitvormers maken vaak gebruik van de participerende diagnose over onderwerpen betreffende de publieke ruimte (gezondheid, water, veiligheid …). Vervolgens komt het aan op politieke wil om burgers en hun organisaties uit te nodigen voor een gesprek en voor samenwerking met betrekking tot een bepaald onderwerp.
Gebruik De participerende diagnose van de solidaire economie in Lille, de zogeheten “Lealille” 41) vond plaats van oktober 2001 tot maart 2002, op initiatief van de loco-burgemeester die verantwoordelijk is voor de solidaire economie. Het Belgische adviesbureau “Habitat et Développement” was bij dit proces betrokken. De loco-burgemeester wilde met de participerende diagnose bereiken dat de methodes van de solidaire economie voor het voetlicht werden gebracht waardoor deze sterker zouden worden, de ervaringen gebruikt zouden gaan worden, de toegevoegde waarde duidelijk zou worden en er manieren werden gevonden voor het verspreiden ervan. Zes maanden lang ontmoetten organisaties van de solidaire economie en de belangrijkste stedelijke actoren elkaar in 17 participerende workshops in de steden Lille, Lomme en Hellemmes. Deze waren georganiseerd voor de verschillende gebieden in 4 buitenwijken van de steden. De informatie die op deze manier werd verzameld werd aangevuld met de antwoorden van de 80 vragenlijsten (meer dan 250 organisaties hadden die opgestuurd gekregen) en 30 persoonlijke vraaggesprekken. Alles bij elkaar hebben er meer dan honderd organisaties meegedaan aan deze diagnose, hetgeen de potentiële kracht van de solidariteitsinitiatieven in dit gebied laat zien. De participerende diagnose werd begeleid door een stuurgroep bestaande uit gekozen leden van de gemeente (milieu en cultuur), twee ambtenaren uit de regio en van 41) Liberté d’Entreprendre Autrement à Lille “Vrijheid om alternatieve initiatieven te nemen in Lille” De Maatschappelijke Onderneming
97
de centrale overheid en twee vertegenwoordigers van de organisaties van de solidaire economie. Daarnaast werd er een speciale workshop georganiseerd die geheel bestond uit ambtenaren van de gemeente Lille. Het idee hierachter was om de departementen te betrekken die te maken hadden met de ontwikkeling van de solidaire economie: economische ontwikkeling en werkgelegenheid, stedelijke ontwikkeling, voorlichting van de jongere werkloze, milieu, overheidsopdrachten, sport, cultuur en kinderen.
Resultaten Wat betreft de concrete resultaten heeft de participerende diagnose het volgende opgeleverd: • Een adressenbestand van actoren uit de solidaire en sociale economie (thema’s, soorten organisaties). • Een tentoonstelling die uitleg geeft over de solidaire economie. • Een website waarin het hele participatieproces nog eens wordt doorlopen. • Een groot aantal documenten dat te maken heeft met de presentatie en analyse van het proces. Door de workshops ontstond er een soort gezamenlijk enthousiasme in het gebied Lille doordat vele locale actoren de gelegenheid kregen elkaars te leren kennen via de discussies over gezamenlijke waarden en problemen. De opbouw van een gemeenschappelijke identiteit werd hierdoor mogelijk gemaakt waardoor het ontstaan van een echt netwerk van actoren mogelijk is geworden. De workshops lieten zien dat: “de verschillende actoren graag met elkaar willen samenwerken, maar ook dat de cultuur van samenwerking tussen de solidaire economie en de gemeentelijke diensten nog niet eens in de beginfase zit. De ervaring van de participerende diagnose toont de verschillende stadia die de samenwerking zal moeten doorlopen. Vanaf het begin van de diagnose tot aan de eindconclusies, veranderde de manier van samenwerking van de co-productie van de inventaris en de diagnose naar een wijze van samenwerking die meer als‘afstemming’ aangeduid kan worden zodra de centrale elementen steeds meer definitief werden.” 42) “Afstemming” is hier het stadium van interactief overleg waarin de deelnemers van de diagnose de uiteindelijke beslissingen van de gemeente betreffende de prioriteiten voor actie proberen te beïnvloeden.
42) Samenvatting van het rapport over de participerende diagnose uitgegeven door Habitat et Humanisme. 98
De Maatschappelijke Onderneming
Dit geeft gelijk de grenzen van de participerende diagnose weer: dit middel dient gebruikt te worden vóór het besluitvormingsproces. Het brengt de deelnemers op het besluitvormingsniveau niet dichter bij elkaar. Het element van vertrouwen is erg belangrijk tijdens het hele proces: vertrouwen dient te worden onderhouden en te worden gerespecteerd. Als het gaat om wat er politiek tot stand is gebracht, leidde de diagnose tot een actieschema voor het ‘Lille-plan’ om de solidaire economie te ontwikkelen. De diagnose was nuttig voor de coproductie oriëntaties waarmee de deelnemers hun prioriteitsvoorrang konden aangeven voor 2002 en 4 strategische hoofdrichtingen konden preciseren: 1. Het bevorderen van sociale vernieuwing. 2. Het verhogen en verbeteren van de bestaande goederen- en dienstenlevering. 3. Het verhogen van de vraag naar goederen en diensten uit de solidaire economie. 4. Het zo veel mogelijk overbrengen en aanmoedigen van de waarden van de solidaire economie. Deze richtingen hebben het Lille-plan een structuur gegeven voor de ontwikkeling van de solidaire economie, welke in juni 2002 door de gemeenteraad werd aanvaard. De eerste drie strategische richtingen werden als zodanig goedgekeurd, maar de vierde is veranderd in “het bevorderen en coördineren van het netwerk van de sociale en solidaire economie”.
De Maatschappelijke Onderneming
99
De nieuwe Franse code voor aanbestedingsopdrachten: bepalingen die zo veel mogelijk recht doen aan de maatschappij en het milieu 43) (Besluit nummer 2001-210 van 7 maart 2001, in werking getreden op 9 september 2001)
Historische en politieke achtergrond De overheidsdiensten in Frankrijk geven per jaar bijna 250.000 aanbestedingsopdrachten uit die een gezamenlijke waarde vertegenwoordigen van ongeveer € 114 miljard. In 1998 werd 60% van deze opdrachten verstrekt door lokale overheden. Aanbestedingsopdrachten dienen verstrekt te worden overeenkomstig de procedures in de code voor aanbestedingsopdrachten wanneer de nettowaarde van de aanbesteding hoger is dan EUR 90.000. Hierbij mag geen onderscheid gemaakt worden tussen de kandidaten (= non-discriminatie principe) en moet de vrijheid om op overheidsopdrachten te bieden worden gerespecteerd . Aanbestedingsopdrachten beslaan drie gebieden: • werken: alle vormen van bouwwerk en waterstaatwerken waarvan een overheidsinstantie de opdrachtgever is; • levering: koop, verhuur of huurkoop van producten of materialen; • diensten: verlenen van diensten. Bij hun keuze tussen de verschillende bieders op de aanbestedingsopdrachten moeten de overheidsdiensten rekening houden met negen criteria zoals die in de wet zijn vastgelegd en die per soort opdracht kunnen verschillen. Andere criteria kunnen echter ook een rol spelen wanneer het soort opdracht en/of de omstandigheden van de tenuitvoerlegging dit rechtvaardigen. Deze moeten omschreven worden en in volgorde van belangrijkheid worden vermeld in het overlegdocument of in de openbare aanbesteding. Het idee van "optimale sociale waarde" werd in Frankrijk bekend door middel van twee circulaires uit 1993 in 1995. Maatschappelijke ondernemingen die werk integreren gingen daarna meedoen op de markt voor aanbestedingsopdrachten voor openbare werken, ondanks tegenwerking van de landelijke bouwfederatie en de landelijke federatie voor openbare werken die bang waren voor oneerlijke competitie. 43) Belangrijkste bron: presentatie gegeven in maart 2003 door Patrick Loquet, hoogleraar in de rechten aan de universiteit van Valenciennes in Frankrijk. 100
De Maatschappelijke Onderneming
De administratieve rechter in Straatsburg oordeelde echter eind 1999 in een zaak die aanhangig was gemaakt door een bouwbedrijf dat het onwettig was een "optimale sociale waarde" clausule toe te voegen, en verklaarde het aanbestedingscontract, dat door de “communauté urbaine de Strasbourg” 44) aan een "régie de quartier" 45) was vergeven, nietig. De code voor aanbestedingsopdrachten moest daarom grondig herzien worden, vooral toen het Europese Hof van Justitie in september 2000 een positieve beslissing nam ten aanzien van het gebruik van een "optimale sociale waarde" clausule. Deze hervorming ging gepaard met een poging de relaties tussen verenigingen en overheidsopdrachten (herziening van de begrippen van aanbestedingsopdrachten, subsidies en uitbesteding van openbare diensten) in zijn algemeenheid te verduidelijken. De Staat bakende ook de sector van maatschappelijke ondernemingen die werk integreren af door een accreditatie te verlangen van hun maatschappelijk nuttige activiteiten en hun commerciële inkomsten te beperken.
De nieuwe code voor aanbestedingsopdrachten De nieuwe code voor aanbestedingsopdrachten (code des marchés publics) voor de Franse publieke sector bepaalt dat vanaf nu aanbestedingen een clausule over “optimale sociale en ecologische waarde” mogen bevatten. Op deze manier kan een goed beheer van overheidsuitgaven worden gekoppeld aan bredere gemeenschapsbelangen. Het gebruik van deze clausule stelt de overheid in staat de kandidaat te kiezen die een goede verhouding tussen kwaliteit en prijs aanbiedt en die specifieke stappen onderneemt ten behoeve van werkgelegenheid, sociale integratie danwel werkintegratie of tegen sociale uitsluiting. Overheidsdiensten mogen ten slotte ook verlangen dat de producten die ze kopen onder goede sociale omstandigheden worden geproduceerd, door bijvoorbeeld geen gebruik te maken van kinderarbeid, hetgeen namelijk in strijd zou zijn met internationale verdragen. Deze criteria gaan voornamelijk over de manier waarop opdrachten worden uitgevoerd en niet zozeer over de manier waarop deze worden toegewezen. 44) De “communauté urbaine de Strasbourg” is een vrijwillige vereniging van 27 stadsraden die samenwerken ten einde gezamenlijk beleid en projecten uit te voeren die voornamelijk liggen op het gebied van gebiedsbeheersing en openbare diensten. 45) Een instrument dat wordt gebruikt bij de ontwikkeling van een Franse gemeenschap, een soort maatschappelijke onderneming voor werkintegratie. De Maatschappelijke Onderneming
101
In de code voor aanbestedingsopdrachten verwijzen twee artikelen naar werkgelegenheid, armoedebestrijding en sociale uitsluiting: Artikel 14 Krachtens artikel 14 van de nieuwe aanbestedingscode mag een overheid aan een aanbesteding voorwaarden toevoegen die de werkgelegenheid bevorderen van mensen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, en voor het bestrijden van de werkloosheid of het beschermen van het milieu. Ingekomen inschrijvingen die aan een dergelijke voorwaarde niet voldoen kunnen op deze grond afgewezen worden. Daartoe dient de overheid te bepalen welke inschrijvingen passen bij de werkgelegenheidsclausule en dit kan afhangen van het onderwerp, de looptijd, de risico’s, de plaats en de waarde van de aanbesteding. Als de aanbesteding wordt uitgevoerd is de aanbestedende organisatie verplicht een door de klant te bepalen percentage van de totale looptijd te reserveren voor het uitvoeren van taken die met werkintegratie te maken hebben. Aannemers kunnen hiervoor uit verschillende opties kiezen: • het direct aanwerven van werkzoekenden of jongeren via opleidingscontracten of werkervaringscontracten; • onderaanneming of gezamenlijke aanneming middels een maatschappelijke onderneming die werk integreert; • onderlinge verdeling van het aantal uren dat apart wordt gehouden voor werkintegratie door middel van een bureau werkintegratie voor tijdelijk werk (ETTI), een samenwerkingsverband van werkgevers voor integratie en kwalificatie (GEIQ) of een intermediaire vereniging (AI) 46). Artikel 30 Dit artikel kan overheidsdiensten voldoende manoeuvreerruimte verstrekken als zij betrokken zijn bij werkgelegenheidsactiviteiten of projecten willen aanmoedigen waardoor mensen weer een kans op de arbeidsmarkt krijgen. Het voorziet in een vereenvoudigde procedure (aankondiging van of concurrentie bij de inschrijving is geen vereiste) in vijf categorieën van sectoren waaronder diensten voor professionele kwalificatie en integratie. Het uitvoeringsbesluit vermeldt dat deze diensten er zijn voor "werkeloze jongeren, mensen die slecht een plek op de arbeidsmarkt kunnen bemachtigen en gehandicapten". 46) entreprise de travail temporaire d’insertion (ETTI), groupement d’employeurs pour l’insertion et la qualification (GEIQ), association intermédiaire (AI) zijn verschillende vorm van maatschappelijke ondernemingen voor werkintegratie in Frankrijk. 102
De Maatschappelijke Onderneming
Door het uitgeven van aanbestedingsopdrachten voor diensten voor professionele kwalificatie en integratie kan een overheidsorgaan degenen die de activiteiten voor werkintegratie uitvoeren helpen door ze taken van een sociaal nuttige aard toe te vertrouwen. Het belang van de relatie tussen de sociale/solidaire economie, de publieke sector en de commerciële sector Deze besluiten bevatten een sterk signaal dat afkomstig is van de publieke sector en dat gericht is op de actoren van de sociale en solidaire economie die zich hebben gespecialiseerd in werkintegratie, milieu en fair trade. Over werkintegratie De toepassing van deze besluiten door overheidsdiensten biedt ruimte voor extra werkgelegenheid in maatschappelijke ondernemingen die zich bezighouden met werkintegratie op het gebied van bouw, onderhoud van groene zones en schoonmaakwerk. Op deze manier zorgen ze voor een nieuwe en belangrijke bron van werk (en inkomsten), met name nu directe overheidssubsidies voor werkintegratie steeds minder worden. Zij kunnen er onder andere voor zorgen dat het bestaande gat tussen de instrumenten voor werkintegratietrajecten en de commerciële bouwbedrijven afneemt. Door het gebruik van deze instrumenten kunnen mensen die buiten de arbeidsmarkt vallen in staat worden gesteld om van een maatschappelijke onderneming met werkintegratie naar een gewone commerciële onderneming over te stappen. Daarnaast kan het ook nog een rol spelen bij het aanleveren en aanwerven van gekwalificeerd personeel aan de betrokken bedrijven. Door het aanhalen van nauwere banden wordt het ook mogelijk dat deze maatschappelijke ondernemingen voor werkintegratie hun werkmethoden professionaliseren en hun prestaties aanpassen aan de commerciële markt. Het gebruik van de nieuwe code voor aanbestedingsopdrachten Deze besluiten zijn te weinig bekend bij de gekozen politici, de keuringsdiensten van overheidsorganen en de maatschappelijke ondernemingen voor werkintegratie. Toch hangt een succesvolle toepassing af van een samenspel van een sterke politieke wil en een bepaalde mate van technisch inzicht. Het plaatselijke actieplan voor werkintegratie kreeg in 2003 van de stad Roubaix de taak technische bijstand te verlenen aan het gebied Nord-Pas-de-Calais voor mensen en organisaties die de clausule over werkintegratie wilden begrijpen en deze in de praktijk wilden uitproberen.
De Maatschappelijke Onderneming
103
Deze taak bestond uit verschillende onderdelen: • leidinggevenden informeren; • het ontwerpen en bijstellen van nieuwe aanbestedingsopdrachten en de verlenging van aanbestedingsopdrachten in de gaten houden; • de keuringsdiensten helpen bij het aanpassen van de arbeidsvoorwaarden voor de aanbesteding; • aannemers helpen bij het voorbereiden van hun reacties; • raad geven bij het kiezen van een maatschappelijke onderneming voor werkintegratie; • het overzien en evalueren van de praktische toepassing van de clausule over werkintegratie. Het is op dit moment echter nog te vroeg om hieruit al conclusies te kunnen trekken.
104
De Maatschappelijke Onderneming
De Coöperatieve Vereniging met een Maatschappelijk Belang (SCIC) (wet 2001-624 van 17 juli 2001, besluit van 21 februari 2002)
Inleiding Met de SCIC 47)-wet ontstaat er gelijk een nieuwe vorm van de oprichtingsakte en statuten voor collectieve coöperatieve verenigingen (waaronder groepen en/of organisaties) die een maatschappelijk nuttig doel nastreven. Deze nieuwe wet markeert een kentering in de geschiedenis van de Franse coöperatieve vereniging; een SCIC is een nieuwe verenigingsvorm die meerdere belanghebbenden kent, een commercieel karakter draagt (SA of SARL 48)) en een maatschappelijk doel nastreeft. Hierbij moet worden opgemerkt dat de SCIC ontstaan is als antwoord op de ontwikkeling van de activiteiten van Franse verenigingen die de afgelopen 30 jaar vooral op economisch gebied actief waren in het leveren van goederen en diensten en de aanneming van personeel. Het lijdt geen twijfel dat deze nieuwe wet 49) beïnvloed is door het Italiaanse model van “sociale coöperaties”. De SCIC behoudt de democratische en participerende eigenheid van coöperatieve verenigingen maar dient daarmee tegelijk een maatschappelijk doel, overeenkomstig de principes van de sociale en solidaire economie 50).
Achtergrond Deze wet moet worden gezien in het licht van de discussie over maatschappelijke ondernemingen, de analyse van de derde sector (zie het rapport van Lipietz 51)) en 47) « Société Coopérative d’Intérêt Collectif » (SCIC), de Coöperatieve Vereniging met een Maatschappelijk Belang. 48) SA – een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, met een vermogen van € 40.000; SARL – een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, met een vermogen van € 7500. 49) Opgemerkt dient te worden dat de wet die in Italië voor verenigingen geldt niet toestaat dat deze verenigingen economische activiteiten ontplooien. Door het ontstaan van sociale coöperaties werden de procedures eenvoudiger en raakte de ontwikkeling van deze sector in een stroomversnelling. 50) De principes van de solidaire economie zijn gelijk aan die van de sociale economie. De solidaire economie tracht zaken vanuit een ander gezichtspunt te benaderen – er wordt geprobeerd een bepaalde situatie te veranderen want er is een sterke, specifieke band met een bepaald gebied en de “plaatselijke ontwikkeling” daarvan. Voor een verdere uiteenzetting van de verschillen tussen de sociale economie en de solidaire economie verwijzen we naar deel 2.
De Maatschappelijke Onderneming
105
het ontstaan van nieuwe samenwerkingsvormen in Europa. De wet vult een lacune op in de wetgeving en komt tegemoet aan de noodzaak voor nieuwe regelgeving zodat meerdere belanghebbenden van een project betrokken kunnen worden in het besluitvormingsproces. Kenmerken van de SCIC • Het hybride karakter: de wet vermeldt vijf categorieën leden van een vereniging (medewerkers, gebruikers, vrijwilligers, lokale overheden, particulieren en rechtspersonen). Daarnaast is de aanwezigheid van tenminste drie verschillende categorieën noodzakelijk en is de aanwezigheid van zowel werknemers als gebruikers verplicht. • Het doel van de SCIC is het veiligstellen van “het leveren van goederen en diensten met een collectief belang die een maatschappelijk nut hebben” 52). • Om te kunnen functioneren dient de SCIC over een vergunning te beschikken die telkens verlengd dient te worden en die voor een periode van 5 jaar wordt afgegeven door de prefect 53) van het departement. Voor het verkrijgen van een vergunning dient de vereniging aan te tonen welke middelen zij zal inzetten voor het maatschappelijk nut en het collectieve belang van het project. Onder maatschappelijk nut wordt verstaan “alle bijdragen die zijn geleverd om te voorzien in nieuwe of niet vervulde behoeften, om beroepsmatige of sociale integratie mogelijk te maken, de sociale samenhang te bevorderen en de toegankelijkheid van goederen en diensten te ontwikkelen” 54). De vergunning voor het project geldt slechts voor een beperkte tijd. Verlenging van de vergunning is pas mogelijk nadat de audit van de coöperatieve vereniging heeft plaatsgevonden, uitgevoerd door een erkende organisatie die het auditrapport ondertekend. Het gezamenlijk belang dat karakteristiek is voor de SCIC is gebaseerd “op het vermogen om de organisatie een democratisch bestuur te geven en te voorzien in de behoeften van een gebied door een betere mobilisatie van de middelen van het gebied, gezien vanuit sociaal en economisch gezichtspunt” 55).
51) 52) 53) 54) 55)
106
Rapport van Alain Lipietz aan de staatssecretaris voor de solidaire economie op de SCIC. Besluit van 21 februari 2002. In Frankrijk de hoogste vertegenwoordiger op departementsniveau. Besluit van 21 februari 2002. Besluit van 21 Februari 2002.
De Maatschappelijke Onderneming
Daarentegen zijn er geen evaluatiecriteria in de bestaande teksten betreffende het maatschappelijk nut, de manier waarop dit element naar waarde kan worden geschat en hoe hieraan een toegevoegde waarde kan worden gegeven. De prefecten en hun diensten zullen hierover dus een arbitraire beslissing moeten nemen 56).
Een specifiek belang voor de relatie tussen de sociale en de solidaire economie, de bevolking en de commerciële sector Omdat de SCIC gebaseerd is op de waarden van solidariteit en democratie kunnen alle actoren (medewerkers, vrijwilligers, juridische lichamen en lokale overheden) uit een bepaald gebied meedoen aan economische activiteiten. De SCIC wordt gezien als een organisatievorm die naar buiten gericht is 57) en geacht wordt een speciale relatie met het gebied te hebben.
Hoe wordt de wet toegepast? Deze nieuwe vorm van een coöperatieve vereniging werd grotendeels tot ontwikkeling gebracht door de coöperatieve beweging en actoren uit de sociale economie. Op basis van een wet uit 1901 58) kan een vereniging omgezet worden in een SCIC en kunnen de particuliere- en overheidspartners volledig belanghebbenden zijn bij het runnen ervan. Er zijn drie verschillende ontwikkelingen aan te wijzen: • Oprichting ex nihilo: op initiatief van een projectontwikkelaar (een persoon of organisatie) ontmoeten de partners elkaar, brengen kapitaal in en richten de SCIC op. De werknemers en gebruikers die niet tot de oprichters behoren worden geassocieerde leden genoemd zodra ze in het project stappen. • Oprichting door omzetting: een coöperatie of een vereniging (wet van 1901) wordt omgezet in een SCIC. • Oprichting op basis van de overdracht van activiteiten: een vereniging kan aangeven in welk gebied men commercieel actief wil zijn dat men via een andere organisatie (van het subsidiaire soort) wil gaan ontwikkelen en waarmee men nauw zal sa-
56) De discussie die op het moment in het noorden van Frankrijk gaande is omtrent het van start laten gaan van projecten die te maken hebben met de sociale en solidaire economie, laat nog eens duidelijk zien hoe moeilijk sommige ambtenaren en politici het hebben met het omgaan met nieuwe begrippen die niet iedereen kent. 57) Uitdrukking gebruikt door Mathieu DAUPLEIX in “La SCIC, entre démarche d’utilité publique et construction de l’intérêt collectif –de l’organisation au territoire, rapport de fin d’études, DESS SAGL, Université Toulouse le Mirail, octobre 2002". 58) Wet op basis waarvan alle verenigingen in Frankrijk zijn ontstaan. De Maatschappelijke Onderneming
107
menwerken. De SCIC ontstaat doordat er partners en werknemers worden ingebracht die al in de genoemde activiteit werkzaam zijn.
Resultaten In 2002 kregen 15 SCIC-organisaties in Frankrijk een vergunning, Op dit moment zijn er nog eens 10 organisaties die deze vergunning hebben aangevraagd. In het gebied Nord Pas-de-Calais worden er twee onderzoeken uitgevoerd door de Regionale Kamer van de Sociale Economie 59) die door de gemeente van Lille, de Algemene Raad van het Nord departement en het Caisse des Dépôts et Consignation 60) worden gefinancierd. De onderzoeken richten zich op de mogelijkheid om van ongeveer 20 organisaties in deze regio een SCIC te maken. In het gebied van Lille hebben zich 2 van de 10 organisaties teruggetrokken uit het onderzoek.
De problemen • De totstandkoming van de tekst: op het moment dat deze wet werd aangenomen, oordeelde de Bijzondere Raad voor Samenwerking 61) dat de nieuwe wet op een slecht moment kwam en dat het beter was geweest de wet van 1947 betreffende coöperatieve verenigingen aan te passen. Heel veel actoren uit de sociale en solidaire economie waren een soortgelijke mening toegedaan omdat er ook al weer andere coöperatieve verenigingsvormen waren ontstaan 62). • Politiek en technisch gezien: door de algemene verkiezingen van juni 2002 veranderde de parlementaire meerderheid waardoor het Staatssecretariaat voor de solidaire economie ophield te bestaan. Dit ministerie had een ambtenarenpost voor de solidaire economie in iedere regionale prefectuur 63) in het leven geroepen. In het gebied Nord Pas de Calais is deze post door de nieuwe regering overgeheveld naar de sociale diensten (DRASS 64)), waardoor ambtenaren die daar al werkten deze verantwoordelijkheid erbij kregen. Op landelijk niveau is er geen organisatie die ondersteuning kan bieden op de manier zoals die tijdens de vorige regeringsperiode gedaan werd (informatie en training van de betrokken actoren).
59) CRES in het Frans: Chambre Régionale d’Economie Sociale. 60) Een landelijke, voor iedereen toegankelijke bank met 500 filialen die enig in zijn soort is en zeer betrokken is bij economische, sociale en regionale ontwikkelingen. 61) Conseil Supérieur de la Coopération. 62) Bijvoorbeeld de UES « Union d’économie sociale » 63) De functie van prefect (hoofd van de lokale overheidsdiensten) bestaat op regionaal- en op departementsniveau. 64) Een regionale instantie voor sociale- en gezondheidszaken. 108
De Maatschappelijke Onderneming
• Algemeen informatieniveau: de wet is heel slecht bekend onder de actoren van de sociale en solidaire economie, de lokale overheden, de politiek zelf en de ambtenaren. • Structureel: de SCIC’s profiteren niet van belastingvoordelen en kunnen geen gebruik maken van met openbare middelen gefinancierde arbeidsplaatsenovereenkomsten, een enkele uitzondering 65) daargelaten. Lokale overheden mogen slechts voor maximaal 20% van het kapitaal van de organisatie investeringen maken en er is geen afzonderlijke toelichting met betrekking tot het inzetten van vrijwilligers. • Ideologisch: voor leden van de solidaire economie lijkt het tegenstrijdig om de interne samenwerking van het project te baseren op financiële deelneming. Dit geldt vooral voor vrijwilligers en gebruikers, die niet noodzakelijkerwijs weten hoe ze geld moeten investeren of hoe ze op zoek moeten gaan naar andere manieren van deelneming.
Gevolgen • Het proces dat nodig is om dit soort organisaties op te zetten blijkt erg lang en moeizaam. Het kent verschillende stadia: afbakening van het project, de financiële en economische uitvoering, vaststelling bestuursreglementen en -bevoegdheden. Wat betreft de omzetting van bestaande organisaties kan deze procedure 1 of 2 jaar duren. De bestuursleden die dit hele proces hebben meegemaakt hadden het gevoel dat ze een heuse hindernisbaan hadden afgelegd. • De lokale overheden en politici hebben zo hun bedenkingen bij deze vorm van coöperatieve verenigingen. In een periode van tien jaar moesten politici zich gaandeweg terugtrekken uit de raden van plaatselijke verenigingen, omdat zij als gevolg van de wet beschuldigd konden worden van het nemen van beslissingen die in hun eigen voordeel of in dat van de betrokken organisatie waren. • Doordat er tegenwoordig in de prefecturen te weinig ambtenaren zijn die verantwoordelijk zijn voor deze zaken, wordt hiervoor een compleet informatie- en trainingsprogramma opgezet.
Toegevoegde waarde De SCIC-wet lijkt meer geschikt voor gevallen waarbij personen een nieuw project willen starten met als doel het creëren van diensten en arbeid die nauw verbonden 65) Met openbare middelen gefinancierde arbeidsplaatsenovereenkomsten kunnen alleen gebruikt worden als de vereniging die omgezet wordt in een SCIC arbeidscontracten van het « emplois jeunes » (werk voor jongeren) soort heeft die door de vorige regering tot 80% voor 5 jaar werden gesubsidieerd en die nu niet langer beschikbaar zijn. De Maatschappelijke Onderneming
109
zijn met de projecten in een bepaald gebied en die het resultaat zijn van plaatselijke ontwikkelingsprocessen.
Kanttekening De vraag die vrijwel direct uit de SCIC wet naar voren komt is: welke verhoudingen zijn nodig om in een bepaald gebied derde-sectorachtige activiteiten te ontplooien die aansluiten op de lokale behoeften? Op basis van de uit deze wet voortvloeiende regels lijkt de wet zelfs te suggereren dat hiervoor een alliantie nodig is tussen aanwezige lokale krachten die gebaseerd zijn op relaties en regels die verder gaan dan de al bestaande. Door de aanwezigheid van commerciële bedrijven en lokale overheden binnen de samenwerkingsrelatie van een SCIC kunnen vragen rijzen omtrent de autonomie en onafhankelijkheid van zo’n organisatie. De veranderingen die nodig zijn in de plaatsbepaling van elke deelnemende partij, om loyaal te kunnen zijn tegenover de SCIC, vereisen scholing, training en het ontstaan van een gezamenlijke cultuur, en deze situatie schijnt op dit moment in Frankrijk niet altijd op plaatselijk niveau te bestaan.
110
De Maatschappelijke Onderneming
Instrument: gestandaardiseerde Europese lijst met adressen en links met betrekking tot de “sociale economie” www.sociale-economie.net
Het is moeilijk op het Internet websites te vinden die te maken hebben met het onderwerp sociale economie. Het begrip “sociale economie” verschilt taalkundig te veel in de diverse Europese landen 66) en kan niet zomaar woordelijk worden omgezet naar andere talen. Het opzoeken van bijvoorbeeld individuele ondernemingen, stichtingen, universitaire instellingen of adviesbureaus is een bijzonder moeilijke opgave (tenzij de naam al bekend is). Als je er al iets over vindt, biedt de site meestal weinig informatie en beperkt die zich tot het desbetreffende land zelf. Links tussen websites zijn slechts sporadisch te vinden en beperken zich meestal tot hetzelfde taalgebied. Alle lijsten met links en adressen op het Internet moeten regelmatig worden bijgewerkt om te zorgen dat alle gegevens up-to-date zijn. Dit vereist veel werk dat niet door de betrokken organisaties kan worden verricht omdat zij slechts over beperkte middelen beschikken. Het doel van deze lijst, die is ontwikkeld binnen het kader van het MPLE-project 67), is het creëren van een Europese, autonoom te bedienen, modulaire, uitbreidbare database om tegemoet te komen aan de behoeften van de verschillende actoren op het gebied van de “sociale economie” zodat men kan netwerken in heel Europa. Het zichtbaar maken van de “sociale economie” in haar Europese dimensie, de professionalisering van deze sector in heel Europa en het in stand houden van een hoogwaardig netwerk zijn doelstellingen van de beweging van de “sociale economie” en deze database kan daartoe een bijdrage leveren. De database zal in eerste instantie worden opgezet in de projectlanden die betrokken zijn in het MPLE-project, te weten: Nederland, België, Frankrijk, Duitsland en Italië. Later zullen ook andere Europese landen kunnen meedoen, evenals de toetredende landen door middel van partnerorganisaties. Deze partnerorganisaties zullen ook een functie krijgen als landelijk “controlerende functionarissen” of “administratiebasis” voor de aangeleverde gegevens. Zij zullen 66) Zie deel 1 onder “De Europese context”. 67) “Management and Promotion of Local Economic processes” (het onderwerp van deze uitgave). De Maatschappelijke Onderneming
111
gegevens mogen goedkeuren of onjuiste gegevens mogen verwijderen. De “gezamenlijke database met adressen en links” zal een database worden die gevuld is met opmerkingen en bevindingen van organisaties en instellingen die de ontwikkeling van de sociale economie binnen Europa ondersteunen of er deel van uitmaken. Dit betekent dat alle bestaande maatschappelijke ondernemingen in deze database opgenomen moeten zijn. Netz NRW ontwikkelt het basiskader voor de database binnen het MPLE-project, waarna men het in heel Europa zal kunnen gebruiken. Andere modules kunnen later worden toegevoegd, afhankelijk van afspraken met landelijke actoren. De technische basis bestaat uit een SQL database. Het invoeren van gegevens kan op elke pc met een internetverbinding plaatsvinden. Iedereen kan gegevens invoeren in de “gezamenlijke database met adressen en links” maar er zijn wel een aantal vereisten: de vermelding van een e-mailadres, een postadres en de toewijzing aan een nieuw of al aanwezig bestand door de persoon die de gegevens invoert. Dit houdt in dat deze persoon bij een organisatie hoort en de gegevens mag invoeren. Het ingevoerde bestand moet vervolgens worden goedgekeurd. Hiervoor zal één organisatie per land verantwoordelijk zijn en deze organisatie zal ook verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van misbruik zodat er ook op langere termijn sprake zal zijn van een kwalitatief hoogwaardige database. De functie van deze organisatie (administratiebasis) of de verantwoordelijke persoon is vergelijkbaar met die van moderator. De goedkeuring vindt plaats door middel van een zogeheten volgfunctie overeenkomstig de volgende technische handelingen: • Gegevensinvoer door een daartoe gemachtigd persoon (zie hierboven); • De moderator (administratiebasis) wordt op de hoogte gesteld; • De moderator controleert de gegevens en wijzigt deze waar nodig; • Goedkeuring van het bestand door de moderator (administratiebasis); • Bevestiging per e-mail aan de geregistreerd staande persoon die de gegevens heeft ingevoerd. Binnen de sociale economie heeft de database naast een interne functie ook een externe functie. De database zal dienst doen als een uitbreidbare opslagplaats van kennis binnen bestaande landelijke en transnationale netwerken van de sociale economie (alle deelnemers aan een project, bijvoorbeeld). Naast deze netwerken zal de database een bron van basisinformatie zijn voor pas opgerichte ondernemingen, media, politici en andere personen die interesse hebben of organisaties uit Europa dan wel landen die tot Europa gaan toetreden. 112
De Maatschappelijke Onderneming
De database is gebaseerd op een grensoverschrijdende samenwerking tussen de sociale bewegingen in Europa. Door de database wordt het mogelijk de sector van de sociale economie nog sterker onder de aandacht te brengen. Het gebruik van de database is geheel vrij. De projectpartners in de afzonderlijke EU-lidstaten zullen de database onder de aandacht brengen en er bekendheid aan geven door middel van de evenementen die ze organiseren. De database moet voldoen aan de volgende criteria: • Een herkenbaar, kort internetadres: www.sociale-economie.net • Beschikbaar zijn in alle talen van de EU
Belangrijke data: Samenstellen van een catalogus met essentiëlezaken voor de programmering
september 2003
Afronding van de “basisversie”
oktober 2003
Beta-test in Duitsland, Nederland, België en Frankrijk
december 2003 / januari 2004
Distributie binnen de EU en toetredende landen
februari-december 2004
De Maatschappelijke Onderneming
113
114
De Maatschappelijke Onderneming
Bevordering van de infrastructuur om werkgelegenheid te scheppen (BsI) in Duitsland (Rechtsgrondslag §279a SGB III)
Het doel van de BsI is het verbeteren van de samenhang tussen het infrastructureel beleid en het werkgelegenheidsbeleid, het scheppen van aanvullende werkgelegenheidsmogelijkheden voor werklozen, het uitbreiden van het regionale volume van handelsopdrachten en het verbeteren van de regionale infrastructuur. Het arbeidsbureau mag overheidsinstanties zoals provinciale besturen, federale staten en kerkgenootschappen passende subsidies verstrekken als zij aan commerciële ondernemingen werk uitbesteden dat erop gericht is de infrastructuur te verbeteren. Hieronder valt bijvoorbeeld werk betreffende de herinrichting van een stedelijke omgeving, onderwijsinstellingen, sociale infrastructuur of zorgeenheden, bescherming van het milieu, cultuur, sport, vrijetijdsbesteding en verkeersverbindingen. De maximale subsidie bedraagt 25% van de totale kosten. De overheidsinstantie dient de subsidie te gebruiken voor uitgaven die bovenop het bedrag komen dat al geïnvesteerd zou worden en uit de eigen middelen komt (om het volume van de handelsopdrachten te vergroten). De commerciële onderneming die het werk uitvoert is verplicht werkloze mensen aan te nemen die door het arbeidsbureau worden toegewezen. Vanwege praktische redenen zal de overheidsinstantie dit vermelden in het aanbestedingsbericht zodat de onderneming die zich aanmeldt daar rekening mee kan houden. Het arbeidsbureau en de overheidsinstantie bepalen samen de duur van de werkgelegenheid en het aantal werklozen dat toegewezen wordt. Dit aantal mag niet meer dan 35% bedragen van het totale (berekend) aantal werknemers dat nodig is voor de opdracht. Het plaatselijke arbeidsbureau neemt de beslissing over het toekennen van de subsidie. De rechtsgrondslag hiervoor is § 279a, Boek III van het Duitse sociale zekerheidsrecht (SGB III) – bevordering van de werkgelegenheid. Deze wet sluit niet uit dat BsI gecombineerd kan worden met andere stimuleringssubsidies (bijvoorbeeld uit federale of landelijke programma’s). Dit programma loopt van 1 januari 2002 tot 31 december 2007. Naast andere regelingen van de SGB III biedt ook het instrument voor het scheppen van werkgelegenheid door bevordering van de infrastructuur (BsI) (rechtsgrondslag §279a SGB III) aan maatschappelijke ondernemingen en de commerciële sector de mogelijkheid tot directe ondersteuning. Voordat een maatschappelijke onderneming een dergelijke subsidie kan aanvragen, moet zij al actief geweest zijn op de plaatselijke arbeidsmarkt en bereid zijn samen te werken met de commerciële sector. De Maatschappelijke Onderneming
115
Door de mogelijkheid BsI te combineren met andere overheidsfinancieringen krijgen maatschappelijke ondernemingen wat meer ruimte. Tevens wordt hiermee aangetoond hoe de combinatie van specifieke (lokale) bevordering van de infrastructuur plus geschikte werkgelegenheidsmaatregelen kan leiden tot het binnenhalen van winstgevende opdrachten voor de commerciële sector. SGBIII: http://www.bmwi.de/Redaktion/Inhalte/Downloads/sozialgesetzbuch-drittesbuch,templateId=download.pdf
116
De Maatschappelijke Onderneming
Management training Training is een instrument dat doorgaans - maar niet uitsluitend – gebruikt wordt voor de kwalificatie en de professionele ontwikkeling van bestuurders van maatschappelijke ondernemingen. Deze organisaties zijn relatief nieuw in de markt en kennen, vanuit management-oogpunt bezien, een aantal bijzondere eigenschappen, waardoor het noodzakelijk is een nieuw type bestuurder te definiëren: “de sociaal ondernemer”. Deze omschrijving omvat in werkelijkheid verschillende typen bestuurders, die echter met elkaar gemeen hebben dat ze actief zijn in een of andere vorm van maatschappelijke onderneming. Voor training is van oudsher een belangrijke rol weggelegd, niet alleen omdat het helpt bij het definiëren van een taakomschrijving van deze nieuwe bestuurder maar ook omdat het duidelijk maakt hoe de sociaal ondernemer opereert bij het bevorderen van de zichtbaarheid en het bewustzijn van zijn organisatie, zowel intern als bij de externe partners. De training in kwestie behelst niet alleen het overdragen van eerder omschreven vaardigheden, maar bestaat vooral een aantal trajecten die doorlopen worden, uitgaande van de specifieke ervaring van de deelnemers, om uiteindelijk door middel van een inductief proces gemeenschappelijke elementen te vinden. Het is geen toeval dat de management trainingen tot op heden meestal werden gegeven door maatschappelijke ondernemingen en hun vertegenwoordigers. Enerzijds bestond er tot voor kort vanuit andere opleidingsinstituten als universiteiten, beroepsopleidingen etc. geen scholingsaanbod voor sociaal ondernemers, anderzijds hadden de maatschappelijke ondernemingen zelf de gemeenschappelijke knowhow van de bestuurders nog onvoldoende in kaart gebracht.
Een specifieke training voor sociaal ondernemers De management training behandelt niet alleen de technische vaardigheden met betrekking tot het besturen (personeelsbeleid, leiding geven, interne organisatie, relaties met de aandeelhouders, etc.) maar ook elementen als identiteit en waarden, die het gevoel versterken deel uit te maken van een sector in opkomst, met een specifieke rol, die als zodanig herkend en erkend wil worden. De sociaal ondernemer houdt zich dus niet alleen bezig met efficiency en economische resultaten, maar ook met de interne en externe relaties van zijn organisatie (werknemers, vrijwilligers, gebruikers, cliënten, etc.) en met de waardesystemen en de culturele aspecten die de identiteit van de maatschappelijke onderneming bepalen. De Maatschappelijke Onderneming
117
In de cursus die Cgm geeft aan bestuurders van maatschappelijke ondernemingen worden de volgende thema's onderzocht: • De context waarbinnen de maatschappelijke ondernemingen opereren: de ontwikkeling van de sociale zekerheid-systemen, met name in die sectoren waar maatschappelijke ondernemingen actief zijn (gezondheidszorg, hulpverlening, werkgelegenheid, etc.). • De identiteit van de maatschappelijke onderneming, waarbij eerst de ervaringen van de deelnemers van de cursus onder de loep genomen worden, om ze vervolgens te vergelijken met ontwikkelingen op nationaal en Europees niveau. Zo wordt bijvoorbeeld de Europese definitie volgens het EMES-netwerk gebruikt om te evalueren in hoeverre de lokale ervaringen overeenkomen. • De rol van de bestuurder van een maatschappelijke onderneming, met als doel zijn kerntaken te definiëren. Als leidraad dient de praktijkervaring van de cursusdeelnemers. In deze fase wordt veel aandacht gegeven aan het kunnen beheersen van processen, doelen en bronnen in plaats van zich te richten losstaande specifieke initiatieven. • De instrumenten die de sociaal ondernemer gebruikt in zijn werk: - De capaciteit om de strategieën van de organisatie te definiëren, en het behouden en verspreiden van haar waardesysteem; - Planning en controle aan de hand van de missie en de strategieën van de organisatie door middel van van instrumenten als het monitoring-systeem voor economische en sociale resultaten; - Het bedrijfsplan voor het definiëren en verwezenlijken van projecten, en het project management voor het beheer van projecten; - Personeelsbeleid (werknemers, vrijwilligers, etc.); - Het besturen van netwerken op lokaal niveau, zowel de informele netwerken (het sociaal netwerk op buurtniveau) als de meer geformaliseerde netwerken (door middel van onderlinge relaties met andere maatschappelijke ondernemingen, overheidsinstellingen, for-profit ondernemingen, etc.); - Instrumenten voor de social audit: de sociale balans. De toegepaste trainingsmethodiek is gebaseerd op een combinatie van theoretische discussies en toepasbare praktijkervaring vanuit de eigen rol. Bovendien worden de trainingen gegeven in de vorm van workshops: er worden werksituaties gecreëerd waaraan iedereen vanuit eigen kennis en ervaring een bijdrage levert. Deze workshops kenmerken zich doorgaans sterke uitwisseling tussen de deelnemers en de instructeurs/experts.
118
De Maatschappelijke Onderneming
De huidige ontwikkeling In de afgelopen drie tot vijf jaar zijn traditionele opleidingsinstituten zoals universiteiten en professionele trainingscentra gekomen met voorstellen voor opleidingen gericht op maatschappelijke ondernemingen. Als resultaat hiervan wordt de vertegenwoordigende en overkoepelende organisaties van maatschappelijke ondernemingen gevraagd om steeds intensievere relaties met deze instellingen te ontwikkelen om te trachten gezamenlijk de opleidingseisen van hun ondernemers te beschrijven en zo een actieve bijdrage te leveren aan de opzet van de trainingen. Hiervoor worden samenwerkingsovereenkomsten met universiteiten en trainingscentra gesloten om gezamenlijk trainingsactiviteiten te beheren, zowel klassikaal als via stages. Een andere nieuwe ontwikkeling is de mogelijkheid trainingen te organiseren waarbij zowel bestuurders van een maatschappelijke onderneming als bestuurders van een andere organisatie aanwezig zijn (met name uit de publieke sector). Hoewel dit een nog tamelijk zeldzaam fenomeen is, bestaan er enkele initiatieven in deze richting, waarbij de deelnemers uit verschillende organisaties afkomstig zijn maar bijvoorbeeld in dezelfde maatschappelijke sector werken (zoals sociale- en medische dienstverlening).
De Maatschappelijke Onderneming
119
Het strategisch bureau van het netwerk Maatschappelijke ondernemingen ontstaan en werken op lokaal niveau en produceren goederen en diensten die beantwoorden aan de specifieke behoeften van het gebied. In het algemeen beantwoordt het creëren van netwerken tussen deze ondernemingen aan een aantal behoeften. • Ten eerste kunnen netwerken de activiteiten in een gebied maximaliseren door te voorkomen dat er overlap of schaarste ontstaat, en kunnen er complexe activiteiten ontwikkeld worden door verschillende maatschappelijke ondernemingen gecoördineerd samen te laten werken; er kan bijvoorbeeld integrale dienstverlening geboden worden op het gebied van gezondheid tot werkgelegenheid, maar het netwerk kan ook helpen nieuwe maatschappelijke ondernemingen te laten ontstaan in sectoren waar vraag is maar nog geen aanbod. • Ten tweede zijn de netwerken het instrument waarmee maatschappelijke ondernemingen op een bewuste, herkenbare wijze hun bijdrage kunnen leveren aan het maken van beleidsvoorstellen voor een gebied, die zij vervolgens kunnen confronteren met die van andere instellingen (met name de publieke sector). Hieruit blijkt dat netwerken tussen maatschappelijke ondernemingen niet uitsluitend “eenvoudige” coördinerende instanties zijn en evenmin slechts systemen om schaaleconomie te realiseren, maar tevens voorzien in de bureaus die de strategieën van het netwerk bepalen op basis van de behoeften van de ‘knooppunten’ die het netwerk vormen en die tevens het systeem van interne regelgeving vaststellen.
Van het natuurlijk netwerk tot het bestuurd netwerk Van alle spelers in de derde sector zijn de maatschappelijke ondernemingen er het best in geslaagd stabiele en goed gestructureerde samenwerkingsverbanden te ontwikkelen. Volgens een recente studie door het Italian Statistics Institute zijn er meer dan 200 syndicaten van sociale coöperatieven verspreid over het land. Dit zijn lokale groeperingen van coöperatieven (meestal op provinciaal niveau) die vervolgens ook regionale en nationale verbanden aangaan en aldus breder gestructureerde vormen van samenwerking creëren die op verschillende niveaus gecoördineerd kunnen worden. Cgm bijvoorbeeld kent minimaal drie vormen van verbinding van het netwerk: de lokale syndicaten, de regionale koepels die een verband leggen tussen syndicaten uit dezelfde of de aangrenzende regio, en het landelijk syndicaat. Dit proces van toenemende infrastructuralisatie van de netwerken die de sociale netwerken verbindt heeft twee belangrijke fasen van ontwikkeling doorgemaakt. 120
De Maatschappelijke Onderneming
• De eerste fase – genaamd het 'natuurlijk netwerk' – is gebaseerd op een gevarieerd systeem van herkenbare verbindingen die uitmonden in netwerkstructuren waarbinnen de ‘knooppunten’ in hoge mate zelfstandig opereren maar ook in staat zijn om samen te werken aan gemeenschappelijke doelen. Het natuurlijk netwerk is dus in sterke mate gebaseerd op een gemeenschappelijke organisatie- en waardecultuur en op de activering van een goed netwerk van persoonlijke connecties. Deze verbanden zijn echter tamelijk zwak en werken vooral voor specifieke initiatieven, activiteiten en acties. • De tweede ontwikkelingsfase daarentegen wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een “bestuurd netwerk” waarin verschillende spelers (doorgaans maatschappelijke ondernemingen) expliciet een onderling organisatiesysteem plannen, besturen en beheren. Hierbij wordt dus een nieuwe, zelfstandig opererende organisatie opgezet, gebaseerd op een stabiele, duurzame integratie van de afzonderlijke initiatieven.
De functies en het bestuurlijk systeem van het strategisch bureau Bij Cgm heeft de overgang van het natuurlijk naar het bestuurd netwerk ook gevolgen gehad met betrekking tot de rol en de taken van de organisaties die zich bezig houden met het opbouwen, versterken en ontwikkelen van het netwerk (de lokale syndicaten, de territoriale koepels en het landelijk syndicaat). In de eerste 'natuurlijke' fase van zijn ontwikkeling was Cgm gestructureerd als een netwerk van maatschappelijke ondernemingen waaraan men vooral deelnam omdat er bepaalde voordelen voor de afzonderlijke ondernemingen aan verbonden waren (bijvoorbeeld goedkope ondersteunende diensten, toegang tot hoge kwaliteit informatie en ervaring, nieuwe zakelijke mogelijkheden, etc.) Het netwerk werd vooral gezien als een onderling hulpmiddel, ter ondersteuning van de ontwikkeling van de organisaties die het opgezet hadden. Met de overgang naar het bestuurd netwerk heeft Cgm zich ontwikkeld tot een netwerk onderneming, een nieuwe, complexe ondernemersstructuur gebaseerd op een landelijk- en een lokaal ontwikkelingsplan, waarbij alle 'knooppunten' van het netwerk op een duurzame en actieve manier zijn betrokken. De netwerk onderneming is dus een zelfstandige ondernemersorganisatie die opereert volgens strategieën en regels die opgesteld zijn door de afzonderlijke leden en de bestuurders (syndicaten en coöperatieven). Deze overgang – een ontwikkeling van de afgelopen jaren - heeft tevens een ingrijpende verandering van de management structuur van het landelijk netwerk ten gevolge gehad. In de eerste fase was het netwerk vooral een coördinatiesysteem om interne communicatie en uitwisseling te bevorderen, momenteel is het “het strategisch ontwikkelingsbureau van het Cgm ondernemers netwerk” en kent drie belangrijke taken. De Maatschappelijke Onderneming
121
• De eerste taak is het ontwikkelen van activiteiten die het systeem versterken, door middel van gerichte ingrepen in de managementstructuur van de maatschappelijke onderneming, en in de sectoren waarbinnen maatschappelijke ondernemingen actief zijn. Hiervoor is een kennispool in het leven geroepen, waar training, advies en onderzoeksinterventies in onderlinge samenhang gebracht worden. Daarnaast zijn er twee pools - actief sociaal beleid en actief arbeidsbeleid - waar de ontwikkeling van zakelijke initiatieven gestimuleerd wordt in de sectoren waar sociaal ondernemingen actief zijn (psychiatrie, jeugd- en kinderwerk, werkgelegenheid, arbeid gerelateerde diensten, etc.). De ontwikkelingspool daarentegen heeft als taak vernieuwende elementen te herkennen en ermee te experimenteren, zowel vanuit het bestuurs- als het aanbod-perspectief, en ze vervolgens aan het hele netwerk aan te bieden. • De tweede taak is het besturen van het ondernemers-netwerk Cgm; er bestaat een netwerkpool die zich bezighoudt met de opbouw en het beheer van het systeem van onderlinge relaties en verbanden, de werking van het dagelijks bestuur en de controle-organen en, meer in het algemeen, het bevorderen van onderlinge uitwisseling tussen de verschillende ‘knooppunten’ van het netwerk. • De derde taak is het ontwikkelen van het interne en externe communicatiesysteem; de communicatiepool werkt hieraan door middel van van communicatie instrumenten zoals tijdschriften, boeken, voorlichtingscampagnes, internet sites, intranet netwerken, etc. Het strategisch bureau wordt voornamelijk gefinancierd door de inkomsten uit eigen activiteiten: projecten die door openbare en privé-instellingen gefinancierd worden, contributies en donaties, en de verkoop van diensten aan eigen leden of externe organisaties. Er is ook een vast bedrag aan contributie dat wordt betaald door de deelnemende ondernemers hoewel dit maar een klein percentage is de totale inkomsten.
122
De Maatschappelijke Onderneming
De sociaal directeur Dit is een bestuurder van maatschappelijke ondernemingen die zich richten op werkgelegenheid en werkervaring voor minder bevoorrechte mensen (de sociale coöperatie van het type B). De sociaal directeur coördineert alle activiteiten die te maken hebben met werkgelegenheidstrajekten binnen de coöperatie. Hij vervult in feite verschillende bezigheden, die erop gericht zijn de kwaliteit van het 'sociaal product' van de ondernemingen te verhogen, met als belangrijkste doel de mensen die doorgaans worden uitgesloten - gehandicapten, mensen met psychische problemen, (ex)gedetineerden, ex verslaafden, langdurig werklozen, etc. - aan een baan te helpen.
De activiteiten van de sociaal directeur Er bestaat nog geen algemeen geaccepteerde taakomschrijving voor de voor de sociaal directeur – zoals evenmin voor de sociaal ondernemer. Op basis van bestaande kennis is het echter al wel mogelijk de volgende taken te omschrijven. • Procesbewaking op het gebied van arbeidsbeleid binnen het coöperatief: van de selectie tot de plaatsing van cliënten, tot aan de integratie binnen de eigen gelederen of de uitstroom naar andere organisaties. • Relatiebeheer: het onderhouden van contacten met die organisaties die mensen aanleveren voor arbeidsplaatsing; meestal zijn dit sociale diensten of andere overheidsinstanties, maar soms ook andere organisaties uit de derde sector, bedrijven of via informele kanalen. • Voorlichting en communicatie met betrekking tot het 'sociaal product' van het coöperatief naar andere organisaties waarmee relaties bestaan (overheidsinstellingen, en met name for-profit bedrijven), ook om de doorstroom van hun cliënten te bevorderen die, na een periode binnen het coöperatief hebben gewerkt, voldoende professionele en sociaal vaardigheden hebben ontwikkeld om in een 'normale' werkomgeving te kunnen functioneren. De sociaal directeur is dus niet alleen actief op het gebied van sociale dienstverlening of beroepsopleidingen voor mensen met moeilijkheden, maar ook als promotor van de identiteit van zijn organisatie en als bouwer van lokale netwerken. Hij zich in feite bezig met arbeidsplaatsing, door de individuele trajecten van de deelnemers te volgen, en meer in het algemeen met de promotie van de sociale missie van het coöperatief binnen het gebied waar men opereert. Wat betreft de identiteit van de sociale coöperatieven van het type B komt het namelijk vaak voor dat ze uitsluitend afgerekend worden op de kwaliteit van de producten die zij verkopen, terwijl er relatief weinig aandacht is voor de economische en sociaDe Maatschappelijke Onderneming
123
le voordelen die het organiseren van efficiënte arbeidsplaatsings procedures met zich meebrengen. Het netwerk voor arbeidsplaatsing is vooralsnog echter incompleet, met name als het gaat om contacten met for-profit organisaties voor de plaatsing van mensen die op een of andere manier moeilijk plaatsbaar zijn, en contacten met overheidsinstellingen en met andere maatschappelijke ondernemingen met betrekking tot ondersteunende diensten voor arbeidsparticipatie (huisvesting, sociale contacten, herstel van familieverbanden en ouder-kind relaties, etc.).
Training en advies voor de sociaal directeur De laatste jaren bestaat er in toenemende mate aanbod voor training en advies voor managers die verantwoordelijk zijn voor de sociale taak van coöperatieven van type B. Niet alle coöperatieven hebben namelijk iemand in dienst die bovengenoemde eigenschappen en knowhow bezit, terwijl in andere gevallen deze taken op informele wijze worden vervuld door mensen binnen het coöperatief die zich eigenlijk met andere zaken bezighouden (bijvoorbeeld de voorzitter van het coöperatief ). Het meest ingewikkelde aspect van de training van een sociaal directeur is het succesvol ontwikkelen van vaardigheden met betrekking tot de relaties met mensen in moeilijkheden, binnen de context van de onderneming. De sociaal directeur moet derhalve over voldoende vaardigheden beschikken voor de volgende taken: • De coördinatie van de productielijnen van de coöperatie, rekening houdend met de sociale beperkingen van de cliënten. Hiertoe moet hij de sociale behoeften van de cliënten analyseren, de cliënten selecteren die voor arbeidsplaatsen in aanmerking komen en het individuele plaatsingstraject mede vormgeven; • Samenwerking met andere medewerkers binnen de coöperatie om gezamenlijk ontwikkelingsresultaten te evalueren en te beslissen over de toekomst van de cliënten (duurzame integratie binnen de coöperatie of uitstroom naar een andere onderneming); • Overleg met de medewerkers van overheids- en particuliere instellingen en rechtstreeks overleg met het plaatselijke bedrijfsleven om voor cliënten die hun traject hebben doorlopen de mogelijkheid te creëren door te stromen naar een normale werkomgeving; • Supervisie en contact met bedrijven (ook om mede beleid te bepalen voor de “verplichte plaatsing” van gehandicapte cliënten). Met deze randvoorwaarden in gedachten, worden momenteel voorstellen gedaan voor trainingen in de vorm van een “platform voor bijscholing en advies”. Dit platform moet het mogelijk maken ervaringen uit te wisselen en is bedoelt om de sociaal di124
De Maatschappelijke Onderneming
recteuren in de gelegenheid te stellen onderling in te gaan op veelvoorkomende aspecten van hun werk. Het platform heeft de volgende doelstellingen: 1. het analyseren van de behoeften van degenen met wie wordt samengewerkt, van het type interventie, van de instrumenten die de sociaal directeur ter beschikking heeft, en van de bestaande onderlinge verbanden; 2. het vastleggen van een werkmethode die de rol van de sociaal directeur onderstreept, waarbij de nadruk ligt op inhoudelijke aspecten, zodat het mogelijk wordt een herkenbare identiteit te ontwikkelen die erkend wordt binnen de coöperatie en door andere coördinatiestructuren waar hij actief is; 3. het bevorderen van de dialoog met andere partners en andere professionals die de sociaal directeur op bepaalde gebieden kunnen ondersteunen.
De Maatschappelijke Onderneming
125
Wet no. 68/99 Wetgeving voor het recht op werk voor gehandicapten Deze wet hervormt In Italië de zogenaamde 'verplichte plaatsing' van gehandicapten in bedrijven en overheidsinstellingen. Bedrijven met meer dan 15 werknemers zijn verplicht een aantal gehandicapten in dienst te nemen, in verhouding met de grootte van de onderneming. Het meest innovatieve aspect van deze wet ligt in de mogelijkheid voor bedrijven om overeenkomsten te sluiten met type B coöperaties die een uitwisseling mogelijk maken waarbij de gehandicapte gaat werken in de coöperatie in ruil voor een baangarantie bij een onderneming. Na een jaar krijgt de gehandicapte een vaste baan aangeboden bij het bedrijf. Het is een interessant instrument dat het mogelijk maakt partnerships op te ontwikkelen tussen for-profit ondernemingen en maatschappelijke ondernemingen die gespecialiseerd zijn in arbeidsplaatsing: op deze manier kan de for-profit onderneming voldoen aan de wettelijke eisen en, in bredere zin, sociale verantwoordelijkheid nemen, terwijl de maatschappelijke ondernemingen enerzijds de mogelijkheid krijgen hun eigen economische activiteit te ontwikkelen en anderzijds de kans hebben uiteindelijk meerdere personen te kunnen plaatsen. Helaas zijn er tot nu toe nog weinig concrete voorbeelden. De redenen hiervoor komen voort uit: • bepaalde technische aspecten in de wet (bijvoorbeeld de te korte duur van de overeenkomst, de verplichting voor het bedrijf om een gehandicapt persoon uiteindelijk in dienst te nemen); • onbekendheid bij de for-profit sector met de maatschappelijke ondernemingen gespecialiseerd in arbeidsplaatsing (ook bij de vertegenwoordigende organen); • moeilijkheden bij het opzetten van een netwerk waarin alle betrokken organisaties vertegenwoordigd zijn (naast bedrijven en coöperaties ook de arbeidsbureaus gehandicapten organisaties). Momenteel werkt men aan een aanpassing van de wet, juist op het punt van de samenwerkingsstructuur tussen de organisaties die zich met arbeidsplaatsing van gehandicapten bezig houden. Zo wordt er bijvoorbeeld gepraat over de mogelijkheid op landelijk niveau verdragen te sluiten tussen vertegenwoordigende organisaties van de betrokken partijen, om zo de randvoorwaarden te scheppen voor het ontstaan van samenwerkingsverbanden.
126
De Maatschappelijke Onderneming
Wet no. 328/00 Kaderwet voor het realiseren van een geïntegreerd systeem van sociale maatregelen- en diensten Deze zeer belangrijke wet hervormt het sociale zekerheidsstelsel in Italië. Hij is drie jaar geleden goedgekeurd en ondanks het feit dat de toepassing ervan op lokaal niveau erg langzaam gaat, zijn er toch een aantal vernieuwingen ingevoerd binnen de maatschappelijke en de hulpverleningssector. Een artikel dat bijzondere aandacht verdiend is het feit dat derde sector organisaties niet alleen erkend worden als aanbieders van diensten, maar ook als organisaties die, gezamenlijk met overheidsinstellingen, bijdragen aan het beleidsvoorstellen en projecten. Het instrument is het 'Zoneplan': een dossier dat landelijk de behoeften en de aanwezige middelen inventariseert, waarna op basis hiervan op lokaal niveau welzijnsbeleid bepaalt wordt. Het Zoneplan wordt op lokaal niveau uitgewerkt - meestal binnen een gebied van enkele gemeenten - en is in de eerste instantie het resultaat van analyses van de behoeften en middelen van het gebied in termen van maatschappelijke dienstverlening. Dienovereenkomstig wordt een planning gemaakt voor maatregelen op korte- tot middellange termijn (2-3 jaar), met voorstellen aangaande het aanwenden van de economische middelen die de landelijke overheid en de respectievelijke regio's ter beschikking gesteld hebben. Deze Zoneplannen zijn nog maar in een paar regio's gerealiseerd, voornamelijk in het Noord en Midden-Italië, en de manier waarop uitgewerkt zijn loopt zeer uiteen, in het bijzonder met betrekking tot de participatie van derde sector organisaties. In het algemeen lijkt het de trend om deze organisaties uitsluitend te willen betrekken middels eenvoudige inspraak-ronden, in plaats van hen daadwerkelijk mee te laten werken bij het uitstippelen van beleid. Dit is waarschijnlijk vooral te wijten aan de onwennigheid van de kant van de overheidsinstellingen met betrekking tot het creëren en beheren van partnerships, maar ten dele ook aan de versplintering van de derde sector organisaties die er slechts met moeite in slagen vertegenwoordigende organen te vormen.
De Maatschappelijke Onderneming
127
Het nieuwe wetsontwerp voor de maatschappelijke onderneming Eind 2002 presenteerde de Italiaanse regering een wetsontwerp voor de maatschappelijke onderneming. Het doel hiervan is een rechtsvorm vast te stellen waarbinnen iedereen, die zich binnen de derde sector op een of andere manier bezighoudt met het op een professionele en duurzame manier produceren van goederen en diensten, erkend wordt als maatschappelijke onderneming. Momenteel bestaat er slechts één wet die zich hierover uitspreekt, namelijk die voor de sociale coöperaties, waarin men zich vooral richt op de productie van maatschappelijke diensten en arbeidsplaatsing initiatieven, terwijl andere belangrijke sectoren zoals cultuur, milieubescherming, etc. er buiten vallen. Het nieuwe wetsontwerp beschrijft de kenmerken van een maatschappelijke onderneming als volgt: • uitsluitend in bepaalde sectoren werkzaam (volgens het ontwerp: ”terreinen van bijzonder sociaal belang”); • uitsluiten van herverdeling van de winst (het klassieke principe “non distribution constraint”); • de verplichting om winst in de activiteiten van de onderneming te herinvesteren; • de onmogelijkheid voor overheidsinstellingen en for-profit bedrijven om controle uit te oefenen op de onderneming; • het voorzien in verschillende participatievormen voor arbeiders en eindgebruikers in de maatschappelijke onderneming. Op het moment wordt het wetsvoorstel nog in het parlement besproken en het is dus allerminst zeker dat het wordt aangenomen, al heeft de regering bij verscheidene gelegenheden de wens te kennen gegeven het voorstel op korte termijn te willen aannemen.
128
De Maatschappelijke Onderneming
Instrumenten voor Handhaving van Sociale functies Beschrijving van het instrument Met de ‘instrumenten voor handhaving van sociale functies’ wordt het geheel aan afspraken, contracten en statuten bedoeld, die toegepast worden in een maatschappelijke onderneming en in relaties met andere partijen. Het doel is om alle betrokken partijen het vertrouwen te geven, dat de sociale functies, die de onderneming heeft, gehandhaafd blijven en niet langzaam door de belangen van de individuele leden van de maatschappelijke onderneming geërodeerd of uitgehold raken. Het gaat er daarbij om dat er evenwicht in de maatschappelijke onderneming is tussen de economische activiteit en de sociale doelstelling. Het instrumentarium biedt handvatten om de combinatie van subsidiering, economische activiteiten en het vervullen van een sociale functie in goede banen te leiden. Er zijn in de praktijk talrijke instrumenten ontwikkeld om dat te doen, het gaat hierbij met name om: • Inzicht in en de handhaving van de (verwezenlijking van de) sociale doelstelling van het project; • Het bieden van (periodiek) inzicht in de financiële stromen binnen het project om oneigenlijk gebruik van faciliteiten tegen te gaan; • De opzet van een contractstructuur, waarbinnen de partners van een sociaal initiatief, hetzij de overheid, hetzij een bedrijf het vertrouwen in de maatschappelijke onderneming kunnen opbouwen. Idealiter voldoen wetten en regels aan de wens van mensen om leven, werk en wonen zoveel mogelijk in eigen hand te nemen. Mensen nemen in dat geval zelf verantwoordelijkheid en krijgen daar erkenning voor. Dit leidt tot ‘positieve institutionalisering’. Overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke onderneming durven wetgeving en regels in te zetten om een maatschappelijke doelstelling, die gecombineerd is met een economische activiteit via zelfinitiatief van burgers te verwezenlijken. Geld dat vrijkomt uit de economische activiteit wordt weer geïnvesteerd in het realiseren van de speciale doelstelling van het project.
Functie, toepassing Een maatschappelijke onderneming is: not-for-profit. Men maakt de sociale activiteiten mogelijk door de economische activiteiten uit te voeren. Er is dus een duideDe Maatschappelijke Onderneming
129
lijke combinatie van sociale meerwaarde en economische activiteit binnen het project. In enkele gevallen (sociale ontwikkeling, activering, dagbesteding) kan het werk ook het sociale doel zelf zijn, maar dat hoeft niet. De sociale functie kan bijvoorbeeld bestaan uit: • Opleidingen, aandacht voor mensen, persoonlijke ontwikkeling, leertrajecten; • Een ontmoetingsplek voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, kansen voor mensen met weinig geld en mogelijkheden, kinderopvang, dagbesteding, creativiteit; • Publieke ruimtes in de buurt voor kunst- en theateruitingen of voor activiteiten in zelfbeheer en vrije ontplooiing van mensen; • Een mix van activiteiten samengebald in één project, een synergie op sociaal, economisch en cultureel vlak en inspiratiebron voor de persoonlijke ontwikkeling van mensen. De economische activiteiten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit: • Wonen (huur opbrengst) met groepen in zelfbeheer; • Producten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, een handicap of achterstand zoals in een sociale werkplaats; • Zelfstandige bedrijfjes in groenbeheer, recyclingprojecten, winkels met tweedehands spullen, restaurantjes, bakkers, fietsenmakers; • Kleinschalige innovatieve, ondernemers of een alternatieve boekhandel, een ideële drukkerij of uitgeverij, biologische, vegetarische of veganistische catering, verzorging van kinderpartijtjes, filmhuizen; • Architecten, Grafisch ontwerpers, kunstenaars, theatermakers; • Cursussen en opleidingen verzorgen tegen (gereduceerde) betaling. Onderdelen van de contractstructuur, waarin afspraken ter handhaving van de sociale functie kunnen worden vastgelegd. • Erfpacht contract (tussen eigenaar en de gemeente, waarin de speciale betekenis van een project en de eisen, die daaraan gesteld worden, kan worden vastgelegd); • Huur- of gebruiksovereenkomsten (tussen deelnemers en eigenaar of beheerder); • Verenigingsstatuten (de vereniging staat voor het belang van de deelnemers, de leden van de vereniging kunnen de doelstelling veranderen); • Stichtingsstatuten (in de stichting is doelstelling van het project vastgelegd, de deelnemers aan de maatschappelijke onderneming kunnen de doelstelling niet veranderen); • Subsidie beschikking of een door de gemeenteraad vastgesteld beleidsstuk of besluit.
130
De Maatschappelijke Onderneming
Enkele voorbeelden van type afspraken ter handhaving van de sociale functie • Verevening: profit functies binnen het project dragen zoveel bij dat de non-profit functies (kunst, theater, publieke ruimtes en wonen) betaalbaar blijven; • Anti speculatie beding: een afspraak dat woon-werkruimte verkregen voor een appel en een ei niet met winst doorverkocht mag worden binnen een bepaalde periode; • Inkomen (of winst) gerelateerde huur: mensen, die meer verdienen dan een bepaald basis bedrag betalen een hogere vierkante meter prijs, X; • Fonds bijzondere voorzieningen: extra gelden uit X, die alleen voor het gehele project en de sociale meerwaarde ervan ingezet mogen worden; • Sociaal jaarverslag: het project doet jaarlijks verslag van de sociale kwaliteit van het project: men maakt de sociale functies zichtbaar maar ook meetbaar in aantallen bezoekers, opleidingen, klanten, films, producties, tevreden deelnemers en bewoners, festiviteiten verslagen, etcetera; • Financieel jaarverslag: het project doet jaarlijks verslag van de geldstromen in het project en hoeveel daarvan tbv de verschillende functies is gebruikt.
Kritische variabelen en relaties De belangrijkste variabelen, die het instrumentarium helpt ontwikkelen is het “netwerken” en het “bewustzijn”. De partners in een netwerk kunnen met elkaar omgaan en economische, beleidsmatige en sociale afspraken in onderling vertrouwen maken. Door de doelstellingen en afspraken vast te leggen in contracten en duurzame relaties worden de deelnemende partijen zich ook bewust van het speciale karakter van de maatschappelijke onderneming.
Huidig gebruik van het instrumentarium In het Broedplaatsenbeleid in Amsterdam wordt de contractstructuur gebruikt om afspraken te maken en subsidies te kunnen verlenen aan atelierpanden in zelfbeheer en broedplaatsen in samenwerking met een projectontwikkelaar of woningbouwvereniging. In de broedplaats aan de Plantage Doklaan in Amsterdam zijn de “inkomen (of winst) gerelateerde huur” en “het fonds bijzondere voorzieningen toegepast”. Dit project heeft door subsidies van de gemeente Amsterdam een betaalbare vierkante meter prijs kunnen realiseren van € 35 per m2 per jaar exclusief gas, water en licht voor 10 “woonruimtes” en 30 werkruimtes. In steden met erfpacht kan bij dit soort collectieve projecten, waar subsidies mee gemoeid zijn, een anti speculatie beding aan het erfpacht contract toegevoegd worden. De Maatschappelijke Onderneming
131
Strategie voor een nieuw Lokaal Sociaal beleid Beschrijving van het instrument Dit instrument is feitelijk een voorstel aan de rijksoverheid, gemeenten en relevante instellingen om te komen tot een andere opzet voor sociaal (en economisch) beleid. De nieuwe opzet bestaat in de kiem al naast de oude, maar wordt alleen incidenteel en ad hoc toegepast. Om tot een structureel succesvol lokaal sociaal beleid te komen is een transformatie nodig, een geleidelijke verschuiving van aandacht, middelen en faciliteiten van de ene aanpak naar de ander. Dit wil niet zeggen dat de nieuwe aanpak de huidige volledig zal kunnen vervangen, het zal waarschijnlijk naast elkaar blijven bestaan. De omvang van het huidige beleid zal echter sterk gereduceerd zijn en er zal altijd een voorkeur bestaan voor het stimuleren van de doe-het-zelf aanpak omdat dat op de langere termijn altijd tot lagere maatschappelijke kosten zal leiden.
Het huidige sociale beleid Het huidige beleid, gericht op het versterken van de sociale cohesie in de maatschappij, kenmerkt zich door een enorme versnippering en verkokering van activiteiten en beleidslijnen waarvan velen niet de doelgroep of de gestelde doelen bereiken. De overheid (rijk, gemeente) stelt daartoe middelen en capaciteit ter beschikking die deels verloren gaan omdat de doelgroepen niet goed bereikt worden of verkeerd aangesproken worden.
De “Doe-het-zelf aanpak” met “sociaal economische kiemen” 68) De overheid zou zich meer moeten richten op het faciliteren van verschillende vormen van zelforganisatie door groepen met een lokale sociale doelstelling, die de sociale samenhang versterken, en tegelijk in broodnodige sociale, educatieve, culturele en/of economische behoeften voorzien 69). Het gaat hier ook om nieuwe vormen van werkgelegenheid, gecreëerd door mensen zelf, waarin economische activiteiten en publieke, sociale verantwoordelijkheid op een open en beheerste wijze samen kunnen gaan in een maatschappelijke onderneming. Een sociaal initiatief van burgers is zodoende te zien als een ‘kiem’ voor een nieuw type sociaal beleid. Momenteel wordt dat niet 68) De sociaal economische ‘kiem’ is een sociaal initiatief door burgers dat door de overheid gesteund en geaccepteerd wordt als een duurzame bijdrage aan haar sociale (en economische) beleid. Het initiatief is dus een ‘kiem’ voor een nieuw type beleid. Ingebed in een samenwerkingsverband met overheid of bedrijfsleven kan zo’n kiem een lokale maatschappelijke onderneming worden. 132
De Maatschappelijke Onderneming
algemeen toegepast of herkend of zelfs ontweken mede door het spanningsveld dat nu eenmaal bestaat tussen middelen en activiteiten vanuit de publieke en de commerciële sector. Het onderstaande overzicht probeert onderscheid te maken tussen een bureaucratische centrale aanpak vanuit de overheid, die de samenleving tot in de uiterste sociale puntjes toe wil blijven sturen, en een aanpak die vanuit de doelgroep zelf werkt. Beide vormen bereiken een doelgroep die om allerlei redenen een afstand of achterstand tot de maatschappij en de reguliere arbeidsmarkt hebben.
Huidig beleid
Doe-het-zelf aanpak
Versnipperde aanpak. • Iemand heeft een drankprobleem, geen werk, een psychiatrisch probleem, een taalprobleem of geen opleiding.
Integrale aanpak. • De mens als geheel ziend: bouw verder met datgene wat iemand leuk vindt en goed kan en laat iemand gaandeweg de problemen oplossen.
Uitgevoerd door (aan de overheid gelieerde) instellingen op het gebied van welzijn en zorg.
De doelgroep gaat uit van de eigen behoeften vaak ondersteund, gefaciliteerd (en niet gedomineerd) door beroepskrachten.
Grote “persoonlijke” afstand tussen mensen uit de doelgroep en de beleidsuitvoerders. Het is lastig om vertrouwensrelaties op te bouwen. Door de gefragmenteerde aanpak is daar ook te weinig tijd voor.
Geen “persoonlijke” afstand tussen mensen in de groep. Vertrouwensrelaties met elkaar zijn veel eenvoudiger. Er is genoeg tijd voor maatwerk.
69) Het meest recente beleid van de Nederlandse overheid bestaat uit het sterk reduceren van de financiering van aan welzijn gerelateerde instellingen en het stoppen van structurele subsidies voor sociale initiatieven. Daarvoor in de plaats komt een veel kleiner budget bij de gemeenten zelf waaruit projectsubsidies of opstartsubsidies gegeven kunnen worden. Dit lijkt slechts ten dele op de strategie die hier voorgesteld wordt. De omvang van het budget voor het nieuwe sociale beleid via het steunen van zelforganisaties moet niet zozeer omlaag het moet op een andere wijze aangewend worden en via andere middelen, zoals het ter beschikking stellen van ruimte en onroerend goed of het bieden van faciliteiten en ondersteuning. De huidige beleidswijzingen laten zien dat een structurele afhankelijkheid van subsidies de sociale initiatieven kwetsbaar maakt.
De Maatschappelijke Onderneming
133
134
Gericht op individuen. • De doelgroep is bekend vanuit adresbestanden van gemeenten en instellingen. • Mensen wisselen niet zo snel ervaringen m.b.t. achterstanden uit, men schaamt zich daarvoor.
Gericht op groepen en hun sociale samenhang • Mensen uit de doelgroep komen uit eigen beweging langs. • Mensen leren elkaar kennen, wisselen ervaringen m.b.t. achterstanden uit, overwinnen hun schaamte en versterken elkaar.
Regelmatig is er sprake van verspilling van geld, capaciteit; de doelgroep wordt slecht bereikt.
Vooral faciliteiten nodig; de doelgroep moet ergens in de buurt samen kunnen komen.
Officiële, bureaucratische, schriftelijke benadering, probleem georiënteerd, dwangmatig. • U heeft een drankprobleem, u spreekt de taal niet, u zou een opleiding moeten volgen.
Informele, persoonlijke, mondelinge benadering, oplossingsgericht, uit vrije wil. • Kom even los van je problemen: wat zou je graag willen doen? Ontdek je zelf.
Gaat er vanuit dat in principe iedereen op de reguliere arbeidsmarkt moet kunnen werken. Men past zich maar aan aan de werkomstandigheden en het werk, dat door anderen worden bepaald. • Mensen passen zich aan werk aan.
Gaat er vanuit dat mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt beter functioneren in een ander type en socialer werkverband waarin men zelf het werk en de werkomstandigheden bepaalt. • Het werk past zich aan de mensen aan.
Gaat uit van wat mensen nog niet kunnen en zouden moeten leren. • Ontkenning.
Gaat uit van wat mensen willen leren en wat ze al kunnen. • Bevestiging.
Houdt weinig rekening met culturele, etnische drempels of verschil man en vrouw.
Houdt wel rekening met culturele en etnische voorkeuren.
Het initiatief komt van de overheid.
Het initiatief komt uit de doelgroep.
De Maatschappelijke Onderneming
Functie, toepassing Het mes snijdt op deze manier aan twee kanten. Ten eerste zijn de deelnemers en deelneemsters in zo’n “sociale, economische culturele kiem” sociaal én economisch actief en indien nodig leert men al doende wat nodig is om dichter tot de reguliere arbeidsmarkt te komen. Men onderwijst elkaar, wisselt ervaringen uit en heeft tegelijkertijd sociale, economische en culturele functies in de lokale gemeenschap. Ten tweede zijn er over het algemeen lagere kosten (salaris, materialen, huisvesting) voor de maatschappij wanneer verschillende maatschappelijke behoeften en beleidslijnen op deze meer integrale manier door mensen zelf lokaal kan worden verzorgd, dan door regionale instellingen met een grote afstand tot de cliënten en klanten. De condities voor het ontstaan en functioneren van kiemen van lokaal sociaal (en economisch) beleid kunnen op de volgende manieren verbeterd worden: Via de overheid: • Betaalbare ruimte. Het toestaan van het “om niet” gebruik van langdurig leegstaand onroerend goed, ter beschikking stelling van ruimtes tegen sociale huren voor sociale functies. • Combinatie van economische activiteit en een sociale doelstelling moet toegelaten worden, instrumenten ter handhaving van sociale doelstelling nodig. Via de overheid en de instellingen: • Middelen en capaciteit uit de bestaande uitvoeringsstructuur voor sociaal (en economisch) beleid losmaken en omvormen tot lokaal beschikbare middelen en beroepskrachten voor het faciliteren (en niet domineren) van maatschappelijke ondernemingen geïnitieerd door en in handen van burgers zelf. • Het gesprek aangaan, tijd vrijmaken, open staan voor zichzelf aanbiedende en vragenstellende groepen zelforganiserende burgers met een sociale doelstelling en deze zeer serieus nemen. Via het bedrijfsleven: • Het gesprek aangaan, tijd vrijmaken, open staan voor zichzelf aanbiedende en vragenstellende groepen zelforganiserende burgers met een sociale doelstelling en deze zeer serieus nemen. • Trainingsmethoden of administratieve middelen aanbieden, samenwerkingsverbanden aangaan op lokaal niveau, nog goed bruikbare tweedehands producten en faciliteiten bieden, giften. • Investeren in sociale voorzieningen voor jongeren waardoor de sociale veiligheid voor supermarkten en winkelcentra wordt vergroot; klanten voelen zich geïntimideerd door ‘hangjongeren’ en dergelijke. De Maatschappelijke Onderneming
135
Kritische variabelen en relaties De nieuwe aanpak voor lokaal sociaal beleid is "voorwaarde scheppend" voor de ontwikkeling van sociale initiatieven en maatschappelijke ondernemingen. Het kan net als het Amendement Middel c.s. een enorm stimulerende werking hebben op “bewustzijn” bij instanties en sociale initiatieven over de rol die kleinschalige, lokale maatschappelijke ondernemingen kunnen hebben in verschillende vormen van beleid. Wat is er nu beter als mensen vol overtuiging zich in groepen organiseren en zichzelf helpen in plaats van dat ambtenaren vanachter verschillende loketten individuen aanspreken op hun tekorten en verplichtingen. Als de overheid de doe-het-zelf aanpak voor sociaal beleid stimuleert naast het bestaande centraal sociaal beleid, dan vergroot dat het “bewustzijn“ van mensen, dat zelforganisatie en eigen initiatief in groepsverband niet tevergeefs is en daadwerkelijk een maatschappelijke en economische betekenis kunnen hebben op lokaal niveau. Het zet mensen dus aan tot sociaal initiatief.
Huidig gebruik van het instrument Er zijn diverse voorbeelden te noemen voor het nieuwe beleid, dat uitgaat van de doelgroep zelf. Moedercentra Er zijn momenteel 30 Moedercentra of Ouder Kind centra in Nederland. In een beschermde omgeving ontwikkelt men activiteiten en vaardigheden met een maatschappelijke en economische betekenis: er zijn voorbeelden te over: catering en vervoer voor thuiswonende ouderen, kinderdagopvang, speeltuinvoorzieningen, naschoolse opvang en huiswerk begeleiding, dagbesteding voor gehandicapte mensen, computer- en taalonderwijs, tussen schoolse opvang (overblijfmoeders) sociale activering, advies op maat bij mogelijkheden voor gezondheidszorg, kraamzorg, thuiszorg, een tweede hands winkel, sociaal culturele activiteiten voor de buurt. Wanneer een Moedercentrum dus goed is ontwikkeld, heeft het naast het voordeel voor de vrouwen zelf ook nog eens een grote impact op de lokale sociale voorzieningen, die normaliter worden verleend door verschillende andere welzijnsinstellingen. Zie ook het lokale rapport van de Nederlandse partner, de Verandering, 2003. Woon-, werk- en cultuurpanden In heel Nederland wonen naar schatting vele tienduizenden mensen in woon-, werken cultuurpanden in eigen beheer zowel in de stad als op het platteland. In deze gemeenschappen bepalen mensen zelf hoe men woont en werkt. In enkele steden, zoals de gemeente Amsterdam, wordt er beleid gevoerd om deze combinaties van be136
De Maatschappelijke Onderneming
taalbaar wonen en werken in groepsverband samen met het atelierbeleid in de stad een eigen plek te geven. De combinatie van de verschillende disciplines leidt tot een versterking van het sociale verband. Daarnaast heeft een culturele en economische innovatie vaak meerwaarde voor de buurt en/of de stad. Voorbeelden: kunstenaars en culturele ondernemers (schilders, beeldhouwers, theatermakers, muziek evenementen) werken in hetzelfde gebouw als ambachtelijke of andere kleine ondernemers (bakkers, architecten, elektriciens, kinderdagopvang) en sociale, culturele en of politieke publieke functies. Zie ook de instrumenten van de Nederlandse partner mbt ‘Communicatie analyse en strategie’ en ‘Handhaving van sociale functies’. Dorpsservice centra Dorpsservice centra worden in diverse kleine gemeenten en kernen in Nederland opgezet. Daar verdwijnen veel voorzieningen (huisarts, slager, café, bakker of supermarkt, bibliotheekfiliaal, gemeente loket, bank filiaal) en er zijn allerlei initiatieven om deze door samenwerking beschikbaar te houden. Men koopt samen een pand (een dorpshuis bijvoorbeeld), exploiteert dat en houdt het zo betaalbaar. Daarnaast kun je ook aan het aantrekken en faciliteren van toerisme en dergelijke economische functies denken. Ook het afwezig zijn of verdwijnen van de zorg voorzieningen uit de kleine kernen, zoals het bejaardentehuis leidt tot zorginitiatieven van mensen zelf. Zie ook het instrument van de Nederlandse partner mbt ‘Convenant tussen meerdere partijen ter ondersteuning van zelfinitiatieven’.
De Maatschappelijke Onderneming
137
Convenant (tussen meerdere partijen) ter ondersteuning van zelfinitiatieven Beschrijving van het instrument Het Convenant is een afspraak tussen gemeentelijke afdelingen, welzijninstellingen (opbouwwerk) en indien aanwezig zelforganisaties op gemeentelijk of regionaal niveau om (potentiële) nieuwe zelfinitiatieven te ondersteunen volgens de uitgangspunten van het stimuleringstraject “Weven aan Samenleven”. De werkwijze richt zich primair op de versterking van de organisatie van deze initiatieven en op de opbouw van een zelfstandige positie. Dit geschiedt met name door het coachen, ondersteunen en begeleiden van deze initiatiefgroepen door opbouwwerkers en (op afstand) door vof De Verandering. Daarnaast zal vof De Verandering de betrokken opbouwwerkers coachen, met name gericht op het ontwikkelen van een werkwijze die tot zelfstandigheid van initiatieven leidt. (uit convenant gemeente Zwolle) Het traject beoogt in deze periode een positieve bijdrage te leveren aan de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van (eventueel nog te ontwikkelen) burgerinitiatieven, door middel van stimulering. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten van belang: 1. Primaire focus op organisatie en structuur van het zelfinitiatief; 2. Ondersteunend ipv sturend naar het initiatief toe; 3. Het initiatief is opdrachtgever voor dit traject, op basis waarvan afspraken tussen het initiatief en de welzijnsorganisatie gemaakt worden; 4. Door middel van signaleren, adviseren, coachen en het aanbieden van (mogelijk onconventionele) instrumenten, wordt gestreefd naar het versterken van de organisatie van het initiatief; 5. Het betreft een landelijk experiment, waarin evaluatie, uitwisseling, rapportage, leermomenten een belangrijke rol spelen.
Functie, toepassing In 2000 is er door de Tweede kamer een amendement op de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Middel, referentie nummer 27 400 XVI, nr 24) aangenomen, dat de weg vrijmaakte voor het Meerjarig Stimuleringstraject ‘Weven aan Samenleven’. Het is van belang dat men zich in de loop van de jaren heeft gerealiseerd dat de verzakelijking van de welzijnsinstellingen in het welzijnswerk en het opbouwwerk zijn doel voorbij is geschoten. Door verantwoording af te willen of moeten leggen aan de opdrachtgevers worden initiatieven gedomi138
De Maatschappelijke Onderneming
neerd of ‘onteigend’ door die instanties, die de initiatieven eigenlijk alleen maar hoefden te faciliteren. Op deze manier worden de burgers- of buurtinitiatieven beroofd van een zelfstandig sociaal-economisch potentieel dat ze in zich hebben. Het amendement is gericht op bemoediging en versterking van de rol van het eigen initiatief van de burger met een sterke sociale meerwaarde, daarbij slechts begeleid door gemeentelijke ambtenaren en de welzijnsinstellingen. De bedoeling is derhalve om een zo gunstig mogelijk klimaat te scheppen voor het eigen initiatief van de burger. In het amendement werd voorgesteld om een beperkt budget van het sociaal beleid te reserveren om gedurende 3 jaar aan de realisatie van dit klimaat te werken. Het Landelijk Centrum Opbouwwerk (LCO) is de opdrachtgever voor diverse lijnen. De toepassing van convenanten is onderdeel hiervan. Het convenant is meestal niet verplichtend voor de betrokken partijen, maar het is eigenlijk een openbaar verslag van de afspraken en de intenties van de partijen. Het stimuleert de betrokkenen om open te staan en na te denken over de meerwaarde van zelf initiatief in hun stad of dorp.
Kritische variabelen en relaties De overeenkomst heeft tot doel om het bewustzijn te vergroten bij vertegenwoordigers en ambtenaren van overheid en opbouwwerk om zelf initiatieven te steunen. Een convenant in een stad, kleine kern of een regio is daarmee "voorwaarde scheppend" voor sociale initiatieven en maatschappelijke ondernemingen, die een kans willen om zich te kunnen ontwikkelen.
Huidig gebruik van het instrument Het functioneren van het convenant wordt uitgetest in de stad Zwolle en in het plaatsje Sumar. In Zwolle worden een aantal concrete buurtprojecten in het convenant betrokken. Binnen deze aanpak is het expliciet de bedoeling dat (eventueel nog te ontwikkelen) zelfinitiatieven vanuit de wijk worden ondersteund vanuit het opbouwwerk in het kader van de Zwolse wijkgerichte aanpak: “Onze Buurt aan Zet”. Enkele voorbeelden zijn: 1. Buurtbewoners bemiddelen zelf bij conflicten in de buurt. 2. De ‘Buurt vol Verhalen’; bewoners/burgers halen de verhalen in de buurt naar boven en organiseren de presentatie daarvan, met bijv. scholen, kunstenaars, e.a. De Maatschappelijke Onderneming
139
3. Aansluiting bij het betrekken van burgers bij de beleidsontwikkeling per straat. Bijvoorbeeld: de bewoners van een tweetal (grauwe) straatjes gaan zelf groen en kleur in de straat aanbrengen. Het proces is beëindigd voordat het convenant formeel ondertekend werd, maar het had wel het gewenste effect. 70) Het voorbeeld van een dorpservice centrum ofwel een multifunctioneel dorpshuis wordt in diverse gemeenten en kernen opgezet. Er verdwijnen er veel voorzieningen (huisarts, slager, café, bakker of supermarkt, bibliotheekfiliaal, gemeente loket, bank filiaal) in de kleinere kernen (dorpjes) en er zijn allerlei initiatieven om deze door samenwerking beschikbaar te houden. Men koopt samen een pand (een dorpshuis bijvoorbeeld), exploiteert dat samen en houdt het zo betaalbaar. Daarnaast kun je ook aan het aantrekken en faciliteren van toerisme en dat soort economische functies denken. Sumar is een kleine plaats in Friesland binnen de gemeente Tytsjerksteradiel. Een burgerinitiatief genaamd Dorpsbelangen Sumar heeft een concept uitvoeringsprogramma ontwikkeld (2003-2004) ‘Meiinoar Foarinoar’ 71) met als speerpunt het ‘Dorpscentrum Sumar’. Dit is een multifunctioneel dorpservicecentrum, waarin een aantal voorzieningen gecombineerd worden, die anders dreigen te verdwijnen uit kleine kernen op het platteland. Deze voorzieningen kunnen zowel sociaal als economisch van aard zijn. Om dit mogelijk te maken is een convenant gesloten tussen de gemeente, het welzijnswerk, De Verandering en Dorpsbelangen Sumar. Voor een ander initiatief, dat sterk lijkt op het dorpsservicecentrum zie ook www. Kulturhus.nl. Een ander actueel voorbeeld. De Friese stichting voor gehandicapten zorg ‘Talant’ heeft een supermarkt, die failliet dreigde te gaan, overgenomen in het dorp Oldeberkoop in Friesland. Hier is het behoud van de supermarkt met het huidig personeel en de dagbesteding van enkele verstandelijk gehandicapten gecombineerd. Zo is voor het dorp een not-for-profit supermarkt met een nieuwe naam ‘Attent’ behouden gebleven en is er geen werkgelegenheid verloren gegaan.
70) In de praktijk hoeft het proces van totstandkoming van een convenant niet altijd voltooid te worden. Met name in grote gemeenten kan dit een langdurig en bureaucratisch proces betekenen. Daar is minder kans op in kleinere gemeenten. Het proces van voorbereiding van een convenant heeft al een positief effect op de betrokken ambtenaren en professionals en creëert bij hen al een open en ondersteunende cultuur ook al wordt het proces niet afgemaakt. 71) Het Friese "Meiinoar Foarinoar" betekent: "Met elkaar voor elkaar". 140
De Maatschappelijke Onderneming
Communicatie analyse en strategie Omschrijving van het instrument Dit instrument is een analysemethode gericht op de communicatie tussen partners uit verschillende sectoren en met verschillende culturen. Het doel is het verbeteren van die communicatie ten gunste van een positieve ontwikkeling van de maatschappelijke onderneming. Het vormt de aanzet tot een communicatie strategie voor de maatschappelijke onderneming gericht op het netwerk waarin zij samenwerkt of wil gaan samenwerken met partners uit de commerciële en publieke sector. Er zijn linken met andere instrumenten of methoden, die gebruikt kunnen worden. Het doel van de communicatie analyse is inzicht verschaffen in de motivaties en belangen van partners met verschillende achtergronden. Dit inzicht en de communicatie strategie die daaruit voort vloeit vergroot het aantal opties en partners om mee te kunnen samenwerken. De taal die zij spreken, de woorden die zij gebruiken en de manier waarop men elkaar aanspreekt of typeert vervat het denkkader dat men hanteert, de visie op de maatschappij. Deze visie hangt weer samen met het eigen belang en ook met de achtergrond of het milieu waar men in verkeert. Doel, belang Taalgebruik/ Belangen
Taalgebruik/ Belangen
1 2
Doel, belang 1
Beleid, belang A
Doel, belang 2
3
Beleid, belang B
Taalgebruik/ Belangen
De Maatschappelijke Onderneming
141
De figuur laat zien dat drie partijen (1, 2 en 3) ieder op een eigen manier in de maatschappij staan met eigen doelstellingen, beleid en belangen en dat daar ook een eigen taalgebruik bij hoort. Als de partijen tot samenwerking willen komen, zullen ze elkaar moeten vinden op gemeenschappelijke belangen, doelen en beleidslijnen (de rondjes). Je kunt je voorstellen dat partij 1 de overheid is, partij 2 een commerciële partij en partij 3 de maatschappelijke onderneming. Partners, die willen samenwerken moeten ook beseffen en accepteren, dat de partners verschillende belangen en denkkaders hanteren, die ieder voor zich mogelijk en nodig zijn in de maatschappij. Ze kunnen met elkaar conflicteren. Paul Dijkstra zegt hierover: maak gebruik van "de productiviteit van het verschil". Het instrument, de analyse methode, bestaat de volgende onderdelen: • Een analyse van het woordgebruik in kranten artikelen, beleidsdocumenten en vergaderstukken van de verschillende sectoren, die over het sociale initiatief gaan of over het beleid dat daarvoor relevant is. • Het opstellen van een verklarende woordenlijst, met de woorden en hun betekenis, die karakteristiek zijn voor de verschillende visies. • Indien mogelijk: het houden van interviews en gesprekken met vertegenwoordigers van de verschillende sectoren, gericht op het bekend en zichtbaar maken van het sociale initiatief en de verkenning van de mogelijkheden en voorwaarden van die partij voor samenwerking met het initiatief.
Functie, toepassing Voor het Broedplaatsenbeleid in Amsterdam is in 2001 een verklarende woordenlijst gemaakt op basis van een literatuurstudie. Vijf mensen lazen 25 tot 50 documenten (publicaties, artikelen, boeken, pamfletten, folders, wetten, notulen van vergaderingen e.d.) geproduceerd door de doelgroep, de media, de overheid en adviseurs en wetenschap. Gezocht werd naar de woorden, die het meest gebruikt worden en nodig zijn om de doelstellingen, het beleid of een verantwoording van het al dan niet samenwerken met de maatschappelijke onderneming te typeren en te omschrijven. Van deze woorden werd een lijst gemaakt, waarin de verschillende betekenissen uitgelegd en geduid werden. Het bleek, dat de publieke sector en de doelgroep andere woorden gebruiken om soms hetzelfde te zeggen en ook dat er een ontwikkeling in het woordgebruik plaatsvindt. In 2003 zijn in het kader van het MPLE onderzoek interviews gehouden met representanten van overheid en commerciële sector. Hierin komt duidelijk naar voren dat er verschillende denkkaders en motivaties zijn waarmee de commerciële en publieke sector de samenwerking aangaan. 142
De Maatschappelijke Onderneming
In de tabel hieronder een overzicht van enkele termen, die partijen gebruiken in hun communicatie over het onderwerp: het broedplaatsenbeleid.
Overheid Project omschrijving Broedplaats, ateliergebouw Doelgroep omschrijving Kunstenaars, culturele ondernemers, subcultuur Andere veel gebruikte termen Gedoogd wonen, professionalisering, atelierruimte Belang, beleid, doel Economische spin-off door culturele diversiteit in de stad. Maatschappelijke innovatie, kwaliteit, leefbaarheid in buurt.
Projectontwikkelaar Project omschrijving Startersgebouw, bedrijfsverzamelgebouw Doelgroep omschrijving De Kleine stadswas, Helmgras, pioniers, idealisten Andere veel gebruikte termen Startende ondernemers Belang, beleid, doel Geld verdienen Behoud van waarde en kwaliteit van gebouwen.
De Maatschappelijke Onderneming
143
Sociaal initiatief Project omschrijving Vrijplaats, woonwerkpand Doelgroep omschrijving Collectieven, woon-werkgroepen, sociale functies Andere veel gebruikte termen Betaalbaar, Zelfbeheer, basis democratie, maatschappijkritisch Belang, beleid, doel Betaalbaar, vrij, creatief en innovatief werken en wonen Maatschappelijke verandering
Enkele voorbeelden van woorden nader toegelicht: “Gedoogd wonen” betekent dat het gebruik van een ruimte afwijkt van de originele bestemming. Als er bijvoorbeeld "gewoond" wordt in bedrijfspanden, waar qua bestemming alleen "gewerkt" mag worden. Het komt in Nederland bij uitzondering voor, als de gemeente een woon-werkproject in zijn geheel waardevol acht, maar niet de bestemming van het pand zoals vastgelegd in het bestemmingsplan kan of wil wijzigen. Aan brandveiligheid worden dan wel dezelfde hoge eisen gesteld als bij wonen. Met "De Kleine Stadswas" doelt de projectontwikkelaar op de onrendabele, maar erg speciale leuke projecten voor een marginale, kleine doelgroep, die altijd iets aparts wil. Het idee erbij is: het is nodig, omdat deze mensen ook bij de stad horen, maar bij wijze van uitzondering. Hiertegenover staat de 'Grote Was', de rest van de projecten, het echte werk, waar gemeente en project ontwikkelaars hun geld mee kunnen verdienen. Met "Helmgras", een pionierplant, doelt de ontwikkelaar op mensen, die in vervallen wijken lege panden kunnen betrekken en in staat zijn er weer een levende buurt van te maken, met sociale en economische functies. Deze mensen verdwijnen echter als de stad economisch in staat is om de gehele buurt weer leefbaar te maken en te herstructureren (middels renovatie en/of nieuwbouw). Net als bij 'verlanding' van een zoute strook land aan de kust, wordt het helmgras dan vervangen door zoutwater minnende planten. Soms blijven de pioniers en gaan over in de vernieuwde stad zoals bij broedplaatsen in het Broedplaatsenbeleid.
144
De Maatschappelijke Onderneming
De lessen uit het Broedplaatsenbeleid zijn als volgt: • De doelgroep (de sociale initiatieven) dient uiteindelijk regelgeving te aanvaarden. • De overheid zou zich meer kunnen richten op een andere invulling van sociaal, cultureel en economisch beleid dan ze gewend is namelijk door sociale initiatieven van burgers zelf te steunen en kan daarvoor tijd van ambtenaren vrij maken en/of faciliteiten (ruimte, lege panden) aanbieden.
Kritische variabelen en relaties De kritische variabelen, waar dit instrument op inspeelt zijn met name “netwerken” en “bewustzijn”. Het is een erg belangrijke voorwaarde voor samenwerking om in te zien dat de mogelijke partners verschillende bedoelingen hebben. Tevens zijn zij zich misschien niet allen bewust van wat de activiteiten inhouden noch zullen ze het met alles wat eenieder beweert, eens zijn. Maar door deze samenwerking ontwikkelt een lokaal, sociaal initiatief zich naar een volwassen door partners geaccepteerde maatschappelijke onderneming. Hier zijn drie voorwaarden aan verbonden: Een eerste vereiste is dat de deelnemers aan een sociaal initiatief bereid zijn om samenwerking aan te gaan met partners, waarmee ze het niet altijd eens zijn en accepteren dat er verschillende motieven zijn. Ten tweede is het besef nodig dat het initiatief alleen door kan groeien naar een volwassen maatschappelijke onderneming als men zich verplaatst in de visie van de partners en men weet om welke redenen de publieke en commerciële sector bereid zouden kunnen zijn om het initiatief te steunen en er mee samen te werken. Dit kan door zich te verdiepen in de belangen en beleidsdoelen van de publieke en commerciële sector en met een open geest het gesprek aan te gaan. Ten derde is het erg handig om vervolgens deze vertegenwoordigers aan te spreken met precies die woorden, en gericht op precies die belangen, die samenvallen met het belang en de doelstelling van de andere partners, zonder echter je eigen taal of woordgebruik te verliezen. In andere woorden: de zichtbaarheid van de volle betekenis van de maatschappelijke onderneming is erg belangrijk om samenwerking haalbaar te maken. Dat betekent dus de zichtbaarheid van zowel de producten met een economische functie als de sociaal toegevoegde waarde in al zijn facetten. Dit alles uiteraard om de maatschappelijke onderneming te kunnen verstevigen en de sociale doelstelling te kunnen handhaven. Mocht deze in het proces verloren raken dan is de missie mislukt.
De Maatschappelijke Onderneming
145
Huidig gebruik van het instrument Deze methode (woordenlijst, analyse van stukken en interviews) is tot nu toe eenmaal toegepast binnen het broedplaatsbeleid in opdracht van de projectgroep Broedplaats en met medewerking van de doelgroep. De interviews met vertegenwoordigers van de publieke en commerciële sector zijn naderhand toegevoegd om een completer beeld te krijgen.
146
De Maatschappelijke Onderneming
Gouden Gids woon-werk-en-cultuurpanden Omschrijving van het instrument Dit instrument is een informatiebron en vraagbaak voor groepen, die in eigen beheer een project op het gebied van wonen, werken en cultuur willen ontwikkelen. Het doel is om hen een handleiding te bieden om zich beter te kunnen organiseren, zelf een exploitatie op te zetten, een haalbaar plan te maken en om links te geven naar de benodigde expertise. De Gouden Gids voor woon-werk-en-cultuurpanden bestaat uit acht hoofdstukken, die op een website van een samenwerkingsverband van de doelgroep staan (www.vrijeruimte.nl). Elk hoofdstuk bestaat uit een algemene toelichting en eindigt met een aantal links naar websites of namen en adressen. De acht hoofdstukken zijn: • De groep en formele organisatie • Financiering en exploitatie • Zelfbeheer • Collectief Particulier Opdrachtgeverschap 72) • Zelfwerkzaamheid en Duurzaam Bouwen • Bedrijvigheid en Publieke Ruimte • Public Relations • Engagement
Functie, toepassing De Gouden Gids voor woon-werk-en-cultuurpanden is gemaakt door het samenwerkingsverband van woon-werkpanden en vrijplaatsen in Amsterdam, De Vrije Ruimte, samen met de advies- en begeleidingsbureaus Raamwerk uit Nijmegen en de Verandering uit Utrecht met financiering van het project Broedplaats Amsterdam.
72) Het "collectief particulier opdrachtgeverschap" is een onderdeel van het landelijke beleid "particulier opdrachtgeverschap", waarmee het ministerie van VROM probeert te stimuleren, dat toekomstige bewoners van nieuwbouwwijken en van te renoveren woningen in eigen beheer hun woning laten (ver)bouwen. Deze beweging is ontstaan, omdat er steeds meer kritiek kwam op de te uniforme en grootschalige bouwwijzen van projectontwikkelaars in nieuwbouwlocaties. Het "collectief particulier opdrachtgeverschap" omvat groepen en zelfs hele straten, die gezamenlijk onder begeleiding van adviesbureaus en architect hun eigen huizen verbouwen of laten bouwen. Ook de woon-, werk- en cultuurpanden uit het broedplaatsbeleid vallen hier dus onder. De Maatschappelijke Onderneming
147
De gids bestaat uit een makkelijk toegankelijke website en wordt regelmatig gebruikt door groepen, die zelf een project op willen starten, ondersteuning zoeken en op zoek zijn naar informatie.
Kritische variabelen en relaties De kritische variabelen, waar dit instrument op inspeelt zijn met name “professionalisering” en “organisatorische kwaliteit”. De Gouden Gids is een open toegankelijke informatieplatform voor groepen die zelf aan de slag willen in de ontwikkeling van hun project. In de context van het Broedplaatsbeleid gaat het met name om projecten, die met de huidige groep gebruikers en of bewoners hun pand met diverse functies duurzaam willen vernieuwen en blijven exploiteren. In dat proces komt allerlei expertise van pas, die bij de ontwikkeling, woon- of bedrijfsruimte nodig is. Het gaat hierbij om Juridische kennis, Belastingwetgeving, Bedrijfsplannen, Bouwkundige opnamen van achterstallig onderhoud, Renovatieplannen, Bouwbegeleiding, maar ook en vooral: de interne organisatie, besluitvormingsprocessen en de wijze waarop men de sociale doelstelling van het project tracht te handhaven. De Verandering vraagt daarom naast aandacht voor de “fysieke architectuur” van zo'n project ook altijd aandacht voor de “sociale architectuur”. Een van de belangrijkste voorwaarden om te kunnen komen tot een duurzame collectieve organisatie in zelfbeheer is de sociale samenhang van de groep. Citaat uit het hoofdstuk 'De groep en formele organisatie': “Hangt de groep van los zand aan elkaar dan bestaat een grote kans dat de interne organisatie vastloopt en is het project gedoemd te mislukken. Er bestaat geen afgerond pakket voorschriften hoe sociale cohesie in een woonwerkproject tot stand gebracht en gewaarborgd kan worden, omdat elke groep dat voor zichzelf moet uitvinden. Wel zijn er enkele gespecialiseerde organisaties, die een groep in dit proces van advies kunnen dienen en/of begeleiden.”
Huidig gebruik van het instrument De Gouden Gids voor woon-werk-en-cultuurpanden is een product van samenwerking tussen de sociale initiatieven en de gemeente in de marge van het Broedplaatsbeleid. De website wordt door de doelgroep regelmatig geraadpleegd als men op zoek is naar informatie bij het verder ontwikkelen van hun eigen project.
148
De Maatschappelijke Onderneming
DEEL 4
• Conclusies en aanbevelingen • De partners en hun lokale onderzoeken • Woordenlijst • Aanbevolen literatuur • Colofon
De Maatschappelijke Onderneming
149
150
De Maatschappelijke Onderneming
Conclusies en aanbevelingen Deze publicatie houdt zich bezig met de positie en het belang van de maatschappelijke onderneming als relatief nieuw fenomeen. Het is de onderneming van de derde sector, de civil society, de wereld van waarden. De maatschappelijke onderneming brengt de economiserende kwaliteit tot uitdrukking van wat de samenleving van burgers vanuit haar waarden- en behoeftepatroon wenselijk acht. De potenties voor de arbeidsmarkt van dit type onderneming zullen sterk toenemen als ze duidelijker wordt gezien en erkend door de overheid en de publieke sector, maar niet minder door de commerciële private sector. Direkte samenwerkingsverbanden en onderlinge facilitering tussen de sectoren zal niet alleen bevorderlijk zijn voor de werkgelegenheid, maar ook direkt bijdragen aan een evenwichtiger samenleving en voldragener democratische verhoudingen. De derde sector en met name de maatschappelijke onderneming zal zich lokaal, regionaal en landelijk moeten organiseren om zich duidelijker te manifesteren en zichtbaar te worden voor de andere sectoren. Anders zal ze zich niet kunnen ontwikkelen tot een volwaardige gesprekspartner voor de sectoren die het economisch leven domineren. De derde sector zal het moeten aandurven zich te institutionaliseren als product van haar eigen emancipatie en gegroeid vermogen een volwaardige en leidende rol te spelen in allianties en samenwerkingsverbanden met de andere sectoren. Ze zal al of niet in overleg met andere partijen, zichzelf standaards opleggen en keurmerken ontwikkelen om de eigen duurzaamheid in doelstellingen, eigenschappen op verschillende niveaus en bedoeld resultaat te waarborgen en herkenbaar te maken. De maatschappelijke onderneming heeft behoefte aan een voor de sector ontwikkelde sociale jaarrekening en verantwoording (social audit), waarmee ze intern en extern kan toetsen en inzichtelijk maken welke waarde ze vertegenwoordigt en waarmaakt als maatschappelijk bedrijf. Deze audit zal zich mee moeten ontwikkelen met de mogelijkheden en de ambities van de sector en de afzonderlijke vormen van bedrijfsvoering die zich daarin ontwikkelen. Met name de vormen van participatie in verantwoordelijkheid, profijt en risico van de betrokken belanghebbenden, de stakeholders van de maatschappelijke onderneming horen in deze sociale jaarrekening thuis. De Maatschappelijke Onderneming
151
Onderzoek en scholing zijn voor de verdere ontwikkeling van de maatschappelijke onderneming een absolute voorwaarde. • Onderzoek gericht op het verhelderen en inzichtelijk krijgen van de behoefte van de samenleving aan participatie van de burger in de uitvoering van taken die aan de samenleving dienstbaar zijn met behulp van de maatschappelijke onderneming. • De ontwikkeling van inzichten hoe de maatschappelijke onderneming publieke belangen effectief kan dienen ook op terreinen waar nu privatisering naar de private, commerciële sector de enige optie lijkt voor kostenbesparing en professionaliteit. • Onderzoek voor het identificeren van benodigde instrumenten en werkwijzen, modellen van organisatie en bedrijfsvoering om de maatschappelijke onderneming optimaal te laten beantwoorden aan de doelstellingen en taken waar ze zich voor gesteld ziet, voor kiest. • Onderzoek naar de motivaties en potenties die zich voor een volwaardige participatiemaatschappij verbergen in de diversiteit aan waarden en inspiraties van de wereld van waarden die de civil society bevat. • Scholing van management en medewerkers, voortvloeiend uit wat via onderzoek naar modellen en gebleken behoefte kan worden omgezet in scholings- en trainingsaanbod voor de maatschappelijke onderneming. Op het meest direkte niveau zou scholing en ontwikkeling van de maatschappelijke onderneming zich mogen richten op de in deel I aangegeven concepten als sociale architectuur en sociale sturing en het vijftal in deze publicatie in deel II geïdentificeerde kritische variabelen: • toenemend zelfbewustzijn; • zichtbaarheidsprofiel; • professionaliteit; • organisatorische kwaliteit en; • vermogen tot netwerken in de breedte. De ontwikkeling van deze kwaliteiten is essentieel voor de maatschappelijke onderneming om te komen tot succesvolle, duurzame samenwerkingsverbanden met de publieke en de private, commerciële sector. Het begrijpen en tot fundamenteel handelen te maken van wat samenwerking met andere sectoren betekent en vereist in termen van persoonlijk en structureel commitment ofwel sociale en structurele binding is daarbij essentieel. De overheid zal de maatschappelijke onderneming faciliteren door het scheppen van wettelijke en fiscale kaders voor de sector. Daarmee zal de sector de eigen rol en positie in het economisch leven duidelijker kunnen vervullen.
152
De Maatschappelijke Onderneming
De private, commerciële sector gaat nu incidentele verbintenissen aan met initiatieven uit de derde sector. Het gaat dan zowel om relaties met de maatschappelijke onderneming als de non-profit organisaties. Voor een meer structurele verbinding zal de maatschappelijke onderneming onderdeel moeten worden van de kaders voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en ‘good governance’ die binnen het bedrijfsleven worden ontwikkeld. Het bijdragen aan de ontwikkeling van de maatschappelijke onderneming als uitdrukking van een zich vernieuwende samenleving zal voor het reguliere bedrijfsleven nieuwe dimensies openen voor de eigen positie in het economisch krachtenveld.
De Maatschappelijke Onderneming
153
De partners en hun lokale onderzoeken België - SAW Inhoud van het lokale onderzoek SAW heeft een onderzoek verricht naar AZIMUT, een Belgische “activiteitencoöperatie”. Haar leden bestaan uit startende ondernemers die bij het opstarten van hun bedrijf enige hulp kunnen gebruiken. Het idee van een “activiteitencoöperatie”, dat geheel nieuw was in België, kwam oorspronkelijk uit Frankrijk, waar men een aantal voorbeelden kende die succesvol waren. De eerste Franse activiteitencoöperatie, CAP Services in Lyon, diende als model voor AZIMUT, en SAW onderzocht hoe het concept naar België werd overgedragen door de “dragers van het project” (de belangrijkste mensen achter het project). De organisatie, processen en samenwerkingsrelaties van AZIMUT met de private en publieke sector werden onder de loep genomen. AZIMUT werd vergeleken met andere initiatieven voor steun aan startende ondernemers (“broedplaatsen”). SAW onderzocht wat het belang was van sociaal kapitaal in de ontwikkeling van AZIMUT, verrichtte een analyse van het sociale kapitaal van de dragers van het project, van bepaalde belangrijke partners en van de startende ondernemers zelf. Daarnaast maakte SAW een analyse van de sterke en zwakke punten, mogelijkheden en onmogelijkheden van AZIMUT. onderzoeker: Michel de Wasseige onderzoeksassistent: Marie Spaey korte beschrijving van de organisatie SAW (Solidarités des Alternatives Wallonnes - Solidariteit van de Waalse alternatieven) Ontwikkelt, steunt, bevordert en vertegenwoordigt de sociale economie van Wallonië en Brussel, tezamen met alle betrokkenen ten einde de effectiviteit en geloofwaardigheid van die sector te vergroten. Steunt de ontwikkeling van de leden, van lokale actoren en van sectorale samenwerkingsverbanden (waaronder recycling, sociale werking, alternatieve financiering, diensten in de omgeving, nieuwe coöperaties...) en reageert op basis van het subsidiariteitsprincipe (SAW komt alleen tussenbeide als de leden zelf niet effectief genoeg kunnen optreden). SAW is de woordvoerder, direct of via een aangesloten samenwerkingsverband, van meer dan 300 ondernemingen in Wallonië en Brussel. Een organisatie die 15.000 werknemers vertegenwoordigt in wat de derde sector wordt genoemd.
154
De Maatschappelijke Onderneming
verdere informatie: SAW Solidarités des Alternatives Wallonnes Rue Monceau-Fontaines 42, B-6031 Monceau-sur-Sambre tel : +32 (0)71 532830 fax : +32 (0)71 532831 e-mail:
[email protected] www.econosoc.org
Frankrijk - GIEPP Inhoud van het lokale onderzoek GIEPP onderzocht hoe de sociale economie en de solidaire economie in het Franse Nord-Pas-de-Calais gebied qua structuur in elkaar steekt. Het onderzoek vond plaats midden in een periode van veel verandering, waarbij een centrumlinkse regering die belangrijke stappen ondernam voor het erkennen en bevorderen van de sociale en solidaire economie, werd opgevolgd door een centrumrechtse regering die hierin minder geïnteresseerd was. Landelijke erkenning ging hand in hand met regionale en lokale erkenning, waardoor er op alle niveaus nieuwe organisaties ontstonden. GIEPP onderzocht deze organisaties op regionaal en lokaal niveau en keek naar proefprojecten. Op regionaal niveau richtte het onderzoek zich op de oprichting en de ontwikkeling van APES, de Franse permanente vergadering van de solidaire economie, en op een regionaal ontwikkelingsplan. Op lokaal niveau werd er gekeken naar de stad Lille waar men een actieve, participerende aanpak had ten opzichte van de ontwikkeling van de sociale en solidaire economie, en werd deze vergeleken met de aangrenzende steden Roubaix en Tourcoing. Uit het onderzoek bleek dat de organisatie en ontwikkeling van de sociale en solidaire economie in het gebied nog maar net van de grond was gekomen en voorlopig nog steun zal moeten krijgen van de publieke sector. Middelen en wetten voor de ontwikkeling ervan werden in kaart gebracht en zijn terug te vinden in deel 3 van deze publicatie. onderzoekers: Monique Sarre, Peter Wolkowinski korte beschrijving van de organisatie GIEPP - een lokale organisatie die projecten van de solidaire economie ondersteunt en die heeft bijgedragen aan de oprichting van een informeel netwerk in het gebied Nord Pas-de-Calais en, iets recentelijker, aan de oprichting van een regionaal netwerk voor de solidaire economie: APES. Territoires, Identités et Développements is een adviesbureau dat gespecialiseerd is in plaatselijke ontwikkeling en de sociale en solidaire economie. In steeds toenemenDe Maatschappelijke Onderneming
155
de mate richtte men zich op een specifiek werkgebied: het uitvoeren van diepte-interviews in een wijk waardoor een gedetailleerd beeld ontstaat van de wijk en personen een toegevoegde waarde krijgen door gebruik te maken van hun herinneringen – men werd weer trots op zijn buurt, ging samen artistieke projecten doen, er ontstond sociale samenhang en een territoriale identiteit. verdere informatie: GIEPP 81 bis rue Gantois, F-59000 LILLE tel: +33 (0)320309825 www.apes-npdc.org
[email protected]
Duitsland - Netz NRW Inhoud van het lokale onderzoek Netz NRW deed onderzoek naar WiWAt eG, een coöperatieve gemeenschap voor solidaire handel, leefmilieu, werken en wonen, die is gevestigd in Mülheim, een voorstad van Keulen. WiWAt eG was een vervolg op het "Initiatief voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheid in Mülheim”, dat had gewerkt voor een renovatie idee voor de voormalige goederenopslagplaats in Mülheim. WiWAt eG ziet zichzelf als een overkoepelende coöperatie voor lokale zelfhulpondernemingen, duurzame stadsplanologie en vergelijkbare initiatieven. Ondanks voldoende leuke ideeën bleven de pogingen van WiWAt eG’s om overheidsfinanciering voor zijn activiteiten te krijgen zonder succes. Het onderzoek richtte zich op de factoren die hiervoor verantwoordelijk waren, zoals bezuinigingen en crisissituaties in de gemeentelijke begroting en de overheidsbegroting, die gepaard gingen met interne strubbelingen van WiWAt eG als organisatie. Het analyseren van deze interne problemen toonde de kwalitatieve tekortkomingen aan voor het goed laten verlopen van een coöperatieve gemeenschap, veelal identiek aan de “kritische variabelen” beschreven in deel 2 van deze publicatie. Onderzoeker: Axel Trippe-Helmer Coördinatie: Reiner Gehrke Onderzoeksassistent: Gisela Emons Adviseurs: Hans-Gerd Nottenbohm, Dr. Rainer Kippe, Sven Kubiak, Felizitas Pokora
156
De Maatschappelijke Onderneming
korte beschrijving van de organisatie Netz NRW e.V. is de bedrijfsvereniging voor kleine en zeer kleine bedrijven op het gebied van dienstverlening, handel, zelfstandige beroepen – waaronder freelancers – alsook voor sociale, sociaal-culturele en ecologische projecten in Noord-Rijn-Westfalen, in Duitsland. Aangesloten bedrijven herkennen zich in de basisprincipes van een coöperatieve, milieugerichte en duurzame economie en proberen dit toe te passen in de dagelijkse gang van zaken. Netz NRW steunt deze pogingen met een breed aanbod van advies, projecten en producten waardoor de leden meer kans hebben met succes zaken te doen en meer toekomstmogelijkheden hebben. Netz NRW werd in 1993 opgericht als een regionale vereniging die voortkwam uit de federale vereniging NETZ für Selbstverwaltung und Selbsorganisation e.V. Tegenwoordig telt Netz NRW 370 aangesloten bedrijven en organisaties. verdere informatie: netz NRW – Verbund für Ökologie und soziales Wirtschaften e.V. Grenzstr. 30, D-46045 Oberhausen tel: +49 (0)208 377120 www.netz-nrw.de
[email protected]
Duitsland - ÖkoStadt Bremen Inhoud van het lokale onderzoek ÖkoStadt Bremen heeft een onderzoek verricht naar AUCOOP, een coöperatie in Bremen voor artistieke training en beroepsopleiding. De AUCOOP is een autonoom werkgelegenheids- en opleidingsproject dat in 1977 in Duitsland van start ging en daarmee een van de oudste projecten van dit soort is. AUCOOP heeft vier werkgroepen die op commerciele basis diensten verlenen en producten maken en tegelijkertijd ook mensen opleiden terwijl ze aan het werk zijn. Ook zijn er opleidingscursussen, kan men werkervaring opdoen, is er een café en een jeugdclub. ÖkoStadt Bremen heeft de samenwerkingsrelaties van AUCOOP onder de loep genomen, en een analyse gemaakt van de sterke en zwakke punten van het project. Men heeft een onderzoek verricht naar de expliciete en impliciete doelstellingen van degenen die aan het project deelnamen en naar de veelsoortige ethnische achtergronden van de stagiairs en deze doestellingen vergeleken met de overheidsdoelstellingen voor beroepsopleidingen en integratie. De bevorderingsfactoren en de belemmeringsfactoren werden ook onderzocht, zowel voor de opleidingsactiviteiten als de verkoop van De Maatschappelijke Onderneming
157
de werkgroepproducten. Een bezoek in 2003 aan een vergelijkbaar project, Werkhof Darmstadt, resulteerde in een vergelijkend onderzoek van de twee projecten en er werden voorbeelden van “goedlopende praktijken” vastgesteld. onderzoeker/coördinator: Gabriele Darias coördinator/medeauteur/assistent: Peter Brodersen medeauteurs/assistenten: Bernd Scheda, Hinnerk Brockmann korte beschrijving van de organisatie ÖkoStadt Bremen is een vereniging die is gevestigd in het Kulturzentrum Lagerhaus (Cultuurcentrum Pakhuis) met een unieke verscheidenheid aan cultuur, migratie en ecologie. ÖkoStadt valt onder het gedeelte van de ecologie. ÖkoStadt Bremen ontwikkelt zelf projecten en moedigt mensen aan projecten op te starten die op het gebied van de sociale economie en duurzame handel liggen. Hier worden modelprojecten over stadsecologische onderwerpen ontwikkeld en uitgevoerd, voordrachten en conferenties gehouden, documentatie verschaft en meningen van experts geraadpleegd. Bekende voorbeelden van geslaagde projecten zijn “Stadt-Auto” (een carpoolproject), de Internationale filmdagen over milieu, ecologische buurtplanologie en stadsgidsen, “fietsstandplaatsen”, etc. De onderzoeksgebieden zijn onder andere mobiliteitsraadgeving, effectiviteit van hulpmiddelen alsook ecologische en sociale audits. ÖkoStadt werkt samen met lokale en regionale milieu-initiatieven en met partners van de Europese Unie en participeert in door de EU gefinancierde projecten. verdere informatie: Verein ÖkoStadt Bremen Schildstraße 12-19, D-28203 Bremen tel: +49 (0)421 701000 / +49 (0)421 7949044 www.kulturzentrum-lagerhaus.de
[email protected]
Italië - Cgm Brescia Inhoud van het lokale onderzoek Cgm heeft onderzoek verricht naar sociale samenwerking in Italië. Deze organisatie onderzocht welke verschillende soorten sociale coöperaties er waren, de geografische spreiding ervan en de opbouw van de netwerken. Er werd vooral gekeken naar hoe een "consorzia" (consortia) wat betreft de organisatie in elkaar stak. Consortia zijn een soort ‘tweede niveau’-coöperaties waarvan de leden sociale coöperaties zijn. 158
De Maatschappelijke Onderneming
Consortia spelen een sleutelrol in de "Italiaanse weg" naar het creëren van maatschappelijke ondernemingen; veel, maar niet alle, Italiaanse sociale coöperaties maken deel uit van consortia. Cgm onderzocht de "toegevoegde waarde" van consortia en andere soorten netwerken en gaf enkele "bruikbare regels" die deze konden gebruiken bij de opbouw ervan. Cmg bracht in kaart welke middelen en wetten nuttig waren voor de ontwikkeling van maatschappelijke ondernemingen. Deze kunt u vinden in deel 3 van deze publicatie. onderzoekers: Flaviano Zandonai, Pierluca Ghibelli medeauteurs/adviseurs: Gabriella Bartolomeo, Antonio Benedetti, Silvia Guazzini, Alessandro Giussani, Roberto D’Alessio, Johnny Dotti, Simona Taraschi korte beschrijving van de organisatie Cgm werd in 1987 opgericht als een coöperatieve organisatie van het derde niveau, dus als een landelijk netwerk dat is opgebouwd uit lokale (provinciale of hoofdstedelijke) consortia die verspreid zijn over het hele land, en dus niet uit individuele cooperaties bestaat. Cgm is het enige netwerk van sociale ondernemingen met een aanzienlijk aantal partners, niet alleen in het noorden van Italië maar ook in midden en zuiden van Italië. Tegenwoordig bestaat Cgm uit 75 lokale consortia in alle Italiaanse regio’s, 63 provincies, waarin meer dan 1.300 sociale coöperaties verenigd zijn (dit is 20% van alle sociale coöperaties in Italië) die als doel hebben de ondersteuning van het algemeen gemeenschapsbelang door het bevorderen van menselijke zaken en door de sociale integratie van burgers (wet 381/91 - art.1). De doelstellingen zijn: • de omzetting steunen van verenigingen en coöperaties uit de derde sector naar maatschappelijke ondernemingen om sociale solidariteit te bevorderen, • een erkend contactpunt of gesprekspartner zijn van instellingen, scholen, media, werkgelegenheid, de zakelijke en politieke wereld, • aanmoedigen en steunen van georganiseerde verenigingsvormen die voortkomen uit initiatieven van burgers, het uitvoeren en beheren van projecten voor het tot stand brengen en introduceren van vernieuwingen in de landelijke en Europese sociale economie. verdere informatie: Cgm Via Rose di Sotto 53, I-25126 Brescia tel. +39 (0)30 2893411 fax +39 (0)30 2893425 www.retecgm.it
[email protected] De Maatschappelijke Onderneming
159
Nederland - De Verandering Inhoud het lokale onderzoek Het lokale onderzoek werd uitgevoerd door De Verandering. Bij "De maatschappelijke onderneming: de burger aan het roer”, werd gekeken naar de lokale sociale economie in Nederland, waarbij men zich richtte op twee elementen. Het eerste element was "Weven aan Samenleven": een landelijk initiatief om de rol van burgerorganisaties aan te moedigen en te versterken, en een gunstig klimaat te scheppen voor zelfinitiatief. Binnen “Weven aan Samenleven” werd het fenomeen ”moedercentra” onderzocht: centra die worden gerund door vrouwen in een buurt waar vrouwen in een veilige omgeving economisch belangrijke activiteiten en vaardigheden kunnen ontwikkelen. Het tweede element is "samenwerking tussen zelfinitiatieven en de commerciële en publieke sector". Als voorbeeld hiervoor werd gekozen voor het “Broedplaatsenbeleid” van Amsterdam. Broedplaatsen zijn grotere locaties met een invulling van wonen, kunstinitiatieven (ateliers), ambachtelijke bedrijvigheid, publieke functies (theater bijvoorbeeld) en non-profit bedrijvigheid. De gemeente stelt subsidies beschikbaar om het geheel betaalbaar te houden. Het onderzoek van De Verandering naar deze twee elementen heeft geleid tot het in kaart brengen van instrumenten of middelen om kleinschalige zelfinitiatieven te ondersteunen. Deze zijn in deel 3 van deze publicatie opgenomen. onderzoeker: Jaap van Leeuwen adviseurs/assistenten: Paul Dijkstra, Jaap Draaisma, Gerard Jager korte beschrijving van de organisatie De Verandering houdt zich bezig met organisatieontwikkeling en het begeleiden van projecten voor met name minder draagkrachtige groepen. Het bedrijf is zelf qua werkwijze en inzet een maatschappelijke onderneming in de volledige betekenis van het woord. De Verandering is een belangrijk lid en ondersteuner van Vereniging Solidair: een samenwerkingsverband met een veertigtal initiatieven en bedrijven, dat een solidaire economie nastreeft. De Verandering stoelt op ruim 20 jaar ervaring bij de ontwikkeling van woonprojecten en bedrijven door het gehele land. Meestal omvat dit planontwikkeling vanaf het allereerste stadium in samenspraak met opdrachtgevers tot en met de financiering en de realisatie. De Verandering heeft over de honderd projecten gerealiseerd zowel in steden en dorpen als op het platteland, variërend van klein tot groot.
160
De Maatschappelijke Onderneming
Verdere informatie: v.o.f. de Verandering Lauwerecht 55, NL-3515 GN Utrecht tel: +31 (0)30 2721660 fax: +31 (0)30 2721532
[email protected] www.deverandering.com
De Maatschappelijke Onderneming
161
Woordenlijst Deze woordenlijst bevat de beschrijvingen van veel specialistische termen en begrippen die in deze publicatie voorkomen. Een aantal hiervan wordt in heel Europa, en vaak ook daarbuiten, gehanteerd terwijl andere slechts in een beperkt aantal landen worden gebruikt. Er zijn ook een paar begrippen waarvan de betekenis tot op zekere hoogte verschilt in verschillende Europese landen; in die gevallen geeft de lijst de verschillende betekenissen. In hoofdstuk 1, 2 en 3 worden de kernbegrippen "sociale economie", "solidaire economie" en "maatschappelijke onderneming" beschreven in een Europese context, met speciale aandacht voor de verschillen in interpretatie van deze begrippen in Europa. De woordenlijst geeft de betekenis van de termen zoals die zijn gebruikt in deze publicatie.
Activiteitencoöperatie (Be, Fr) (in het Frans: coopérative d’activités, in het Engels: Activity co-operative) Een activiteitencoöperatie is een organisatie die aankomende freelance ondernemers helpt bij het opstarten en ontwikkelen van hun eigen onderneming en derhalve hun eigen werkgelegenheid scheppen. In dit kader zijn de aankomende ondernemers in staat de haalbaarheid van hun onderneming na te gaan in een “werkelijkheidsgetrouwe” setting, en tegelijk leren ze hoe ze de administratie (boekhouding) moeten bijhouden. Zij worden gezien als “werknemer-ondernemer” waardoor ze een aantal problemen vermijden wanneer er zaken verkeerd mochten gaan; hun inkomsten zijn afhankelijk van hun omzet; zij die een sociale uitkering ontvangen voordat ze zich bij de coöperatie aansluiten kunnen deze geheel of gedeeltelijk (want afhankelijk van hun salaris of inkomen) behouden terwijl ze als werknemer-ondernemer aan de slag gaan. Zij krijgen de kans andere aankomende ondernemers te ontmoeten en zodoende een netwerk op te bouwen (waardoor een sociale verbondenheid ontstaat) en zij worden begeleid door een team van adviseurs. Broedplaats (Nl) (in het Engels: Cultural incubator) Broedplaatsen zijn gebouwen waar artiesten en traditionele, culturele ondernemers werken (en wonen), hetzij als individu of in groepsverband. Bron: http://www.broedplaatsamsterdam.nl/default.asp 162
De Maatschappelijke Onderneming
Burgerinitiatief (in het Engels: Citizens initiative) Allerlei initiatieven en activiteiten die door groepen burgers worden ondernomen. Deze bestaan uit activiteiten van de informele economie (informele sector). De meeste van deze initiatieven zijn niet verbonden aan een breed netwerk of een samenwerkingsverband. Civil society Civil society verwijst naar het geheel van instellingen, organisaties en wisselwerkingen binnen de staat, de ondernemingen en het gezin. Hieronder vallen met name de vrijwillige en non-profit organisaties van allerlei pluimage, filantropische instellingen, sociale en politieke bewegingen, andere vormen van sociale participatie en betrokkenheid en de waarden en culturele patronen die daarbij horen. De civil society wordt vaak ondersteund door de publieke en private sector. Coöperatie (in het Engels: Co-operative) Een autonome vereniging van personen die zich vrijwillig hebben verenigd om hun gezamenlijke economische, sociale, en culturele behoeften en idealen te verwezenlijken door middel van een onderneming die in gezamenlijk eigendom is en democratisch wordt bestuurd. Derde sector Deze sector van de economie bestaat uit organisaties die noch private organisaties, noch commerciële organisaties, noch organisaties uit de publieke sector zijn. De derde sector bestaat uit verenigingen, liefdadigheidsinstellingen, kerkgenootschappen, clubs, gemeenschapsorganisaties, coöperaties, onderlinge maatschappijen, non-profit organisaties, bonden, genootschappen, etc. Zie ook: sociale economie NB: In verscheidene Europese landen is er geen derde sector of is deze sector nauwelijks ontwikkeld. Voorbeelden hiervan zijn Duitsland en Nederland. In deze landen is de publieke sector zeer sterk ontwikkeld. Taken die door de Italiaanse sociale coöperaties of de Belgische “activiteitencoöperaties” worden verricht, vallen in Duitsland en Nederland onder de verantwoordelijkheid van de overheid of overheidsinstellingen. Het grootste gedeelte van de derde sector, waaronder de non-profit organisaties, wordt in deze landen beschouwd als onderdeel van de private sector.
De Maatschappelijke Onderneming
163
Ethische handel (in het Engels: Ethical trade) "Ethische handel is handel waarbij men probeert sociaal en ecologisch verantwoord bezig te zijn. Bij deze vorm van handel nemen bedrijven verantwoordelijkheid voor de gevolgen die niet ophouden bij de poorten van hun onderneming." Bron: http://www.nri.org/InTheField/uk_ethical.htm Informele economie (in het Engels: Informal economy) Deze sector van de economie valt buiten de regelgeving van de overheid (wat betreft belastingen, en dergelijke). Onder de term vallen naast illegale activiteiten als het verhandelen van drugs ook de economische activiteiten van degenen die niet aan de formele sector mogen meedoen (zoals immigranten zonder een werkvergunning). Voorbeelden van activiteiten in de informele economie: • In het Verenigd Koninkrijk kent men LETS (Local Exchange Trading Schemes): dit zijn op de gemeenschap gebaseerde netwerken voor wederzijdse hulp waarbij mensen allerlei diensten en goederen met elkaar ruilen, zonder gebruik te maken van conventioneel geld. • Bartering (betaling via wederdienst): het verhandelen van goederen van de ene onderneming naar de andere zonder dat er geld wordt overgedragen. • De zwarte markt. • Niet betaalde zorg, bijvoorbeeld in het gezin, voor buren of in de buurt Lokale economie Een lokale economie is het tegenovergestelde van de wereldeconomie. In een lokale economie worden hoofdzakelijk lokaal geproduceerde goederen en diensten ter plaatse verkocht en geconsumeerd. De afstand tussen fabrikant en consument is beperkt in een lokale economie. De voordelen van een lokale economie zijn onder ander een toename van de sociale samenhang en de duurzaamheid. NB: Critici van de marktgerichte economie gebruiken vaak de term “lokale economie” synoniem met kleinschalige duurzame economie. Maatschappelijke onderneming L’entreprise sociale - Sozialbetrieb – l’impresa sociale – social enterprise Maatschappelijke ondernemingen, als organisaties die handelsactiviteiten gebruiken voor hun doelen en voor hun financiële zelfvoorziening, staan wat afzijdig van de rest van de sociale economie. Het zijn ondernemingen die vaardigheden van ondernemers uit de private sector mengen met een sterke sociale taak die kenmerkend is voor de sociale economie als geheel. Synoniem voor non-profit ondernemingen. 164
De Maatschappelijke Onderneming
Andere bruikbare definities: Maatschappelijke ondernemingen worden gedefinieerd door de criteria en indicatoren van het EMES-netwerk: • Het continue produceren van goederen en/of verlenen van diensten; • Een grote mate van autonomie; • Een significant niveau van economisch risico; • Een minimale hoeveelheid van betaald werk; • Een initiatief voortgekomen uit een groep burgers; • Een besluitvormingsvermogen dat niet stoelt op kapitaalbezit; • Een participerende aard waardoor de bij de activiteit betrokken personen zelf betrokken raken; • Beperkte winstuitkering; • Een expliciet doel waarvan de gemeenschap voordeel heeft. Bron: http://www.emes.net/en/recherche/emes/analyse.php Maatschappelijke ondernemingen hebben een bestuursstructuur die is gebaseerd op participatie door de werknemers en/of andere groepen belanghebbenden. Deze participatie zal per model verschillen vanwege de diverse omstandigheden. Bron: http://www.sel.org.uk/social_enterprise/social_index.asp Maatschappelijke ondernemingen: • zijn non-profit organisaties; • trachten de sociale doelen te bereiken door zich bezig te houden met economische activiteiten en handelsactiviteiten; • hebben juridische structuren die er voor zorgen dat alle activa en vergaarde rijkdom niet in het bezit komen van personen maar in bewaring worden gehouden voor diegenen en/of gebieden die baat hebben bij de sociale doelen van de onderneming; • hebben organisatiestructuren waarin de volle participatie van leden wordt aangemoedigd op een samenwerkingsbasis van gelijke rechten voor alle leden; • Een ander kenmerk is dat maatschappelijke ondernemingen wederzijdse samenwerking aanmoedigen alhoewel het betwist wordt of alle maatschappelijke ondernemingen dit kenmerk wel hebben. Bron: CONSCISE Project
De Maatschappelijke Onderneming
165
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (in het Engels: Corporate Social Responsibility (CSR)) Dit is een zeer algemene term waarbij ondernemingen hun sociale, ecologische en lokale economische invloed, hun invloed op de samenleving, sociale samenhang, mensenrechten en fair trade onder de loep nemen. CSR is iets voor zowel de grote multinationals als voor de kleine, plaatselijke ondernemingen. Bron: http://www.sel.org.uk/glossary/glossary.asp Menselijk kapitaal (in het Engels: Human capital) Het geheel van productieve kennis, ervaring, en opleiding van een persoon. Door de verwerving van menselijk kapitaal worden mensen meer productief. Een van de meest opvallende manieren om menselijk kapitaal te vergaren is door middel van onderwijs – van basisonderwijs tot aan universitair niveau. Menselijk kapitaal kan echter ook effectief verkregen worden met behulp van minder formele opleidingen en zeer informele werkervaringen. Bron: http://www.amosweb.com/cgi-bin/gls.pl?fcd=dsp&key=human+capital Non-profit Een non-profit onderneming is synoniem met de maatschappelijke onderneming Zie: maatschappelijke onderneming Private sector De sector van de economie waarin het primaire doel is winst te maken. Dit gedeelte van de economie bestaat uit bedrijven en organisaties die niet door de overheid worden beheerd of waarvan de overheid niet de eigenaar is. Synoniem aan: commerciële sector, marktsector, tweede sector NB: In sommige Europese landen als Duitsland en Nederland waar de derde sector nog weinig tot ontwikkeling is gekomen en een sterke publieke sector bestaat, worden maatschappelijke ondernemingen, non-profit organisaties soms beschouwd als onderdeel van de private sector. Publieke sector Het gedeelte van de economie dat zich bezighoudt met het verschaffen van primaire overheidsdiensten. De samenstelling van de publieke sector verschilt per land maar in de meeste landen omvat de publieke sector overheidsinstellingen en dienstverlening zoals de politie, het leger, openbare wegen, openbaar vervoer, basisonderwijs en gezondheidszorg. De publieke sector kan diensten verlenen waarvan iemand die geen belasting betaalt toch voordeel heeft (zoals straatverlichting), diensten die eerder de gehele samenleving ten goede komen dan alleen het 166
De Maatschappelijke Onderneming
individu dat gebruik maakt van de dienst (zoals openbaar onderwijs), en instellingen die een beleid van gelijke kansen stimuleren. Synoniem met: eerste sector Sociaal kapitaal Netwerk van sociale bindingen Sociaal kapitaal verwijst naar kenmerken van de sociale organisatie zoals de netwerken, normen, en sociale zorg die coördinatie en samenwerking voor wederzijds voordeel bevorderen. Sociaal kapitaal versterkt de voordelen van het investeren in zowel fysiek als menselijk kapitaal. Bron: Robert Putnam (1993) Making democracy work - civic traditions in modern Italy, Princeton University Press Sociaal kapitaal bestaat uit middelen binnen de gemeenschappen die men creëert door de aanwezigheid van veel • vertrouwen; • wederkerigheid en gemeenschappelijkheid; • gedeelde gedragsnormen; • gezamenlijke toewijding en zich thuis voelen; • zowel formele als informele sociale netwerken en • goedwerkende informatiekanalen die op een productieve manier gebruikt kunnen worden door personen en groepen om activiteiten te bevorderen die ten goede komen aan personen, groepen en de gemeenschap meer in het algemeen. Bron: CONSCISE Project (Contribution of Social Capital in the Social Economy to Local Economic Development in Western Europe): Final report – Executive Summary, april 2003 Sociale architectuur De organisatie of het netwerk van relaties, samenwerking, communicatie en coördinatie, inclusief ondersteunende overeenkomsten, principes, maatregelen, leiderschapsrollen, besluitvorming etc., die nodig zijn om open en vertrouwelijke interacties te scheppen. Het is de bedrading van een groep. Sociale audit Sociale en ethische boekhouding en auditing zijn allemaal methodes om sociale en ethische prestaties van een organisatie te meten en er verslag over uit te brengen. Een organisatie die een audit laat verrichten staat ervoor open ter verantwoording worden geroepen door de belanghebbenden en verplicht zich de aanbevelingen van de audit op te volgen. Bron: http://www.sel.org.uk/glossary/glossary.asp De Maatschappelijke Onderneming
167
"het gebruik maken van een voorbeeldverslag van de kwantiteit en de kwaliteit van relaties tussen de onderneming en de vertegenwoordigers van de referentiegroep van de hele gemeenschap, met als doel het opstellen van een homogeen, exact, volledig en transparent beeld van de complexe onderlinge afhankelijkheid tussen de economische en sociaal-politieke factoren als gevolg van de gemaakte keuzes". Bron: http://www.socialaudit.org/pages/socialaudit.htm Op internationaal niveau is er geen algemeen geaccepteerde definitie van sociale audit. Dit komt vooral door de verschillende inzichten betreffende de relatie tussen de onderneming en de samenleving. De Franse stijl van de sociale audit richt zich vooral op bijzonderheden die te maken hebben met de werknemers. Men beschouwt het als een hoeveelheid informatie over de werk- en leefomstandigheden van de werknemers . In Frankrijk was de sociale audit als beheersinstrument slechts een kort leven beschoren, aangezien de sociale audit hier een technisch en operationeel instrument is geworden dat voornamelijk wordt gebruikt voor het controleren van de activiteiten (opleiding, veiligheid, lonen, relaties) met betrekking tot de werknemers. In de Duitse en Engelse stijl wordt de sociale audit beschouwd als een document dat grotendeels bestaat uit de evaluatie van de geproduceerde of gedistribueerde toegevoegde sociale waarde. Het sociaal jaarverslag is de kwantitatieve en kwalitatieve weergave van de relaties tussen de onderneming en de belangrijkste belanghebbenden. Bron: http://www.socialaudit.org Sociale binding De binding die ontstaat tussen groepen en personen onderling op basis van persoonlijke, culturele en affectieve factoren Sociale coöperatie Coöperaties die sociale diensten verlenen aan zowel hun leden als aan hun clientèle beschouwt men als sociale coöperaties. Er zijn veel verschillende soorten sociale coöperaties in Europa. Een aantal coöperaties zijn werkzaam in het leveren van sociale diensten als gezondheidszorg terwijl andere coöperaties zich richten op het voorzien in de sociale behoeften van hun leden door bijvoorbeeld werkgelegenheid te scheppen. Voorbeelden zijn coöperaties voor mensen met een handicap of chronische ziekte, mensen die thuis hulp of zorg nodig hebben, en 65-plussers voor allerlei doelen. 168
De Maatschappelijke Onderneming
Vooral in Italië wordt er een verschil gemaakt tussen twee soorten sociale coöperatie: Sociale coöperatie type A (It) Beheer van onderwijs-, gezondheids- en sociale diensten Type A omvat alle coöperaties die diensten verlenen als dagopvang of wooncentra (sociaal-educatieve centra voor gehandicapten, centra voor de ouderen, gemeenschappen of private faciliteiten voor de geestelijk gehandicapten, ontwenningskliniek voor drugsverslaafden, jeugdcentra of ontmoetingscentra); maatschappelijk werk voor oudere mensen met een handicap (vervoer, maaltijden, thuishulp). Sociale coöperatie type B (It) Het uitvoeren van diverse ondernemingsactiviteiten – op het gebied van landbouw, industrie, commercie of dienstverlening – met als doel arbeidsintegratie van kansarme mensen. Type B bevat de coöperaties die goederen leveren of diensten verlenen met als doel werkverschaffing aan werklozen die moeite hebben een baan te vinden op de arbeidsmarkt (ex-drugsverslaafden, gehandicapten, etnische minderheden, ex-gevangenen of gevangenen die voorlopig zijn vrijgelaten, etc.) Het doel is niet het verschaffen van vast werk aan mensen die het moeilijk hebben maar ze het werk te geven dat hen in staat stelt de vaardigheden te leren die ze nodig hebben om een goede baan buiten de coöperatie te vinden. Deze coöperaties willen zelffinancierend zijn en hun leden conform de marktprijzen betalen. Ze zijn betrokken bij bepaalde soorten werk (als landbouw, industrie, handwerk, stedelijke dienstverlening) en kennen een grote verscheidenheid aan gebruikers. Sociale economie L’economie sociale – Sozialwirtschaft – l’economia sociale – social economy De sociale economie omvat dezelfde groep organisaties als die van de derde sector. Dit zijn noch private organisaties, noch commerciële organisaties, noch organisaties uit de publieke sector. De derde sector bestaat uit verenigingen, liefdadigheidsinstellingen, kerkgenootschappen, clubs, gemeenschapsorganisaties, coöperaties, onderlinge maatschappijen, non-profit organisaties, bonden, genootschappen, etc. In deze publicatie besteden we de meeste aandacht aan de zogeheten maatschappelijke ondernemingen. Deze ondernemingen zijn een onderdeel van de sociale economie. Zij worden bepaald door de EMES-criteria en indicatoren (zie: maatschappelijke onderneming). Zie ook: derde sector, maatschappelijke onderneming
De Maatschappelijke Onderneming
169
Sociale sturing (in het engels: social engineering) De software van een groep; kwalificatieprogramma’s wat betreft kennis en vaardigheden, persoonlijke en gezamenlijke leertrajecten, ontwikkeling, verandering en de manier waarop het bedrijf of de organisatie wordt beheerd, etc. N.B ‘Social engineering’ wordt vaak in een meer negatieve betekenis gebruikt. De term wordt soms gedefinieerd als een poging van een kleine groep personen zich een toekomst te veroveren die alleen die groep ten goede komt, en deze toekomst aan de gehele bevolking op te dringen. In de IT-sector wordt ‘social engineering’ vaak gebruikt om een bepaald soort computerfraude te beschrijven. Sociale rijkdom Sociale rijkdom kan worden omschreven door kenmerken als: de kwaliteit en vaardigheid van menselijke dienstverlening zoals gezondheidszorg en onderwijs; de vitaliteit en duurzaamheid van gemeenschappen en een gevoel van ergens thuis horen en betrokkenheid door middel van actief burgerschap; het vermogen tot sociale vernieuwing en het opbouwen van de cognitieve samenleving; het vermogen tot de vorming en wedergeboorte van een sociale en culturele kennisbasis van de samenleving; sociaal nuttige levering van goederen en verlening van diensten; sociale burgerzin – toenemend bewustzijn van de rechten van burgers en hun verantwoordelijkheid als een bijdrage aan de levendige, constructieve zorgmaatschappij. Bron: http://www.it.bton.ac.uk/research/seake/chap8.html Solidaire economie L’economie solidaire- Alternative Ökonomie – Selbsthilfe Ökonomie – l’economia solidale – solidarity(-based) economy Bij de beschrijving van de solidaire economie moeten de EMES-criteria, die de maatschappelijke ondernemingen beschrijven en definiëren als een onderdeel van de sociale economie, worden toegevoegd aan het volgende criterium: risicodeling en winst door samenwerking Structurele binding De binding die in een (zakelijke) uitwisselingsrelatie ontstaat door economische, strategische, legale en organisatorische factoren Wereld van waarden (in het Engels: Market of values) De commerciële sector met zijn goederen en diensten wordt voortgestuwd door de markt, waarin deze moet concurreren qua prijs en kwaliteit. Voor een organi170
De Maatschappelijke Onderneming
satie uit de derde sector zijn echter de waarden die verbonden zijn aan het product of de dienst belangrijk. Op deze manier is de derde sector de ‘wereld van waarden’ binnen onze samenleving en de uitdrukking van het onvervreemdbare sociale kapitaal dat in al zijn diversiteit door de burgers van een samenleving wordt vertegenwoordigd.
De Maatschappelijke Onderneming
171
Aanbevolen literatuur • Birkhölzer, K. (1996), Social economy, community economy and third sector: fashionable slogans or building blocks for the future?, People's Economy: Approaches Towards a New Social Europe, Bauhaus Dessau Foundation, pp. 41-44. • Defourny, J., Borzaga, C. (ed). (2001), The Emergence of Social Enterprise, Routledge, London. • Fukuyama, F. (2000), Social Capital and Civil Society, IMF Working Paper; WP/00/74. • Pearce, J. (2003), Social Enterprise in Anytown, Calouste Gulbenkian Foundation, London. • Putnam, R., (1995), Bowling Alone; America's Declining Social Capital, Journal of Democracy 6:1, Jan. 1995; pp. 65-78. • Spear, R., Voets H. (ed). (1995), Success and Enterprise; The significance of employee ownership and participation, Avebury, Aldershot. • Waring, M. (1988), Counting for nothing, Allen & Unwin New Zealand, Wellington.
Web links • MPLE rapporten van de lokale onderzoeken zijn te vinden op: www.mple.info • British Columbia Institute for Co-operative Studies web.uvic.ca/bcics/ • EMES www.emes.net • International Society for Third-Sector Research www.jhu.edu/~istr
Door De Verandering aanbevolen literatuur: • Brinkman, K., Dijk, W. van, Draaisma J., Duivenvoorden, E. van, Graad, F. de, Jonkers, A., Kallenberg, F., Leeuwen, J. van, (2002) Gouden Gids woon-werk-en-cultuurpanden, wegwijzer voor startende en gevestigde groepen, De Vrije Ruimte, v.o.f. de Verandering, Raamwerk, Amsterdam, www.vrijeruimte.nl. • Buis, N., Schröder, K. (red.) (2001). Projectcentra en lokale economie, ideeën voor financiering en wederzijdse hulp bij commerciële en sociaal georiënteerde kleinschalige bedrijven. Uitgeverij Papieren Tijger, Breda. • Duyvendak, J.W., Engbersen, G., (2002) Open deuren, sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid: Sociale infrastructuur., NIZW, Verwey Jonker instituut, Utrecht. 172
De Maatschappelijke Onderneming
• Duyvendak, J.W., van der Laan, G., Veldboer, L, (2003), ‘ONTEIGENING’ in tijden van vraagsturing en accountability, Opstellen over de gewenste verhouding tussen bewoners, overheden, instellingen en professionals, Dr. Gradus Hendriks Stichting, Den Haag. • Galesloot, H., I. Horstik (2002), Dragers & Schragers, sleutelfiguren in de lokale samenleving, Instituut voor Publiek en Politiek, Amsterdam. • Hes, J. (2002), Domineren of faciliteren, Universiteit van Amsterdam, Tipschrift, Landelijk Centrum Opbouwwerk, Den Haag. • Project groep Broedplaats Amsterdam, (2003), Voortgangsrapportage Broedplaats Amsterdam, Projectmanagementbureau, Amsterdam, www.broedplaatsamsterdam.nl. • Voogt, P.W., Broekman, H. (2003), De grote kleine-kansen atlas, LCO, Den Haag, www.kansenatlas.nl. Linklist: • www.solidair.nl • www.deverandering.com • www.opbouwwerk.nl. • www.wevenaansamenleven.nl.
De Maatschappelijke Onderneming
173
Colophon
This publication has received funding from Directorate general Employment and Social Affairs of the European Commission. The contents of this publication do not necessarily reflect the opinion or position of the European Commission Directorate general for Employment and Social Affairs. Lay-out: Om tekst en vorm, Utrecht, Nederland Druk: Karmac, Lelystad, Nederland
174
De Maatschappelijke Onderneming