De Kracht van je Stem voor de leerlingen 2 e, 3 e, 4 e graad bso werkmap over democratie, burgerzin en politiek
Voorwoord Heb jij een duidelijke mening over maatschappelijke problemen en thema’s? Waarschijnlijk wel. Werkgelegenheid, armoede, diversiteit, … zijn enkele thema’s die jongeren duidelijk bezig houden en waar ze zich een mening over vormen. Maar onderzoek toont ook dat weinig jongeren zeggen dat ze geïnteresseerd zijn in politiek. Ze hebben wel een mening over politieke thema’s, maar dat wil niet zeggen dat ze ook geïnteresseerd zijn in de politieke wereld. Heel wat jongeren en volwassenen zeggen dat ze de politiek niet begrijpen, dat ze het moeilijk vinden om te volgen. Maar bijna iedereen zegt dat het belangrijk is om in een democratie te leven waar mensen rechten hebben, waar ze vrijuit kunnen spreken en waar ze erop kunnen rekenen dat wetten voor iedereen gelden en worden toegepast. Wat wil dat eigenlijk zeggen, ‘democratie’? Welke rechten heb je? En hoe kun je als jongere mee vorm geven aan de samenleving en je eigen plaats in die samenleving? Dat is de rode draad van deze map. Dit is geen map met een hoop theorie over de werking van de democratie en de overheid. Want democratie heeft te maken met participatie aan je eigen leefomgeving, met meningsvorming en meningsuiting, met luisteren naar elkaar, samenwerken, beslissingen nemen, uitsluiting en discriminatie verwerpen en kritisch zijn. Logisch dus, dat we telkens kijken naar onze leefwereld en naar de school. Je brengt er een groot deel van de dag door met vele verschillende jongeren samen, er worden afspraken gemaakt en er is een schoolreglement. Logisch dat de school een grote rol speelt in het leren democratisch samenleven, in het leren hoe de democratie werkt en welke rol elke burger daarin speelt. De Kracht van je Stem De educatieve dienst van het Vlaams Parlement
2
Deze map bestaat uit vier modules: ●●
Mensenrechten en kinderrechten
●●
Democratie en rechtsstaat
●●
Verkiezingen en partijen
●●
De overheid
Elke module bevat basisinformatie, opdrachten en taken die je helpen om dieper in te gaan op een thema. Kies samen met je leerkracht welke thema’s je wilt uitdiepen, want democratie begint op school! De icoontjes geven het soort opdrachten aan:
Starten
Opzoeken
Weten
Extra
Doen
Afsluiten
een verkennende opdracht die je op weg zet
wat je moet weten
oefeningen en opdrachten die je aan het werk zetten
vertelt waar je zelf bijkomende informatie kunt vinden
bijkomende informatie, oefeningen en opdrachten
een samenvattende opdracht op het eind van de module waarin je kunt aantonen wat je hebt opgestoken
2e, 3e, 4e graad BSO
3
4
Module 1 Mensenrechten en kinderrechten
Mo
1
6
d ul e
Mensenrechten en kinderrechten
Mo
1
d ul e
Inleiding Iedere mens heeft een aantal rechten. Die rechten gelden voor alle mensen in de wereld. Mensenrechten zijn onvoorwaardelijk en drukken een fundamenteel menselijk respect uit. Eigenlijk is er weinig verschil tussen mensenrechten en kinderrechten. Toch heeft de internationale gemeenschap beslist een apart Verdrag inzake de Rechten van het Kind goed te keuren. Dat gebeurde in 1989. Mensenrechten en kinderrechten staan los van toevallige omstandig heden, zoals geboren zijn in een bepaald land of met een bepaalde huidskleur. Ook daarover handelt deze module.
In deze module leer je over:
A
Rechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
B
Rechten van het Kind . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
C
Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
D
De Rechten van het Kind samengevat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
E
De Rechten van het Kind ingedeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
F
Toezicht op de Rechten van het Kind . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
G
Inspraakrechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
H
Kinderrechten zijn mensenrechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
I
Samenvatting Module 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
2e, 3e, 4e graad BSO
7
A
Rechten
Starten Zoek in de media naar foto’s, cartoons, filmpjes enzovoort waarin mensenrechten en kinderrechten ter sprake komen. Kies niet alleen voor voorbeelden van schendingen van rechten, maar ga ook op zoek naar positieve voorbeelden. Maak met je gevonden materiaal een presentatie. Dat kan een tentoonstellingspaneel zijn, een poster, een montage.
Doen
© ZAK
Bekijk de tekeningen en foto’s aandachtig. Lees de gedichten en tekstfragmenten zorgvuldig. Beschrijf in één zin waarover de foto of het fragment gaat. Wat loopt er volgens jullie fout? Wat gaat er goed? Schrijf dat alles op.
1
EEN LERAAR ALS DE ANDEREN Op zijn zestiende maakt Jo Portois (30) een noodlottige duik in het zwembad. Sindsdien is hij volledig verlamd. Toch werkt hij al vier jaar als IT’er in de lagere school Sint-Clemens in Hoeilaart. “Ik ben voor alles aangewezen op mijn elektrische rolstoel. Die stuur ik via een joystick met mijn wang. Via een draadloos infraroodsysteem bedien ik er ook mijn computer mee. Via een beamer volgen de leerlingen in de computerklas wat ik doe. Ze vinden het fascinerend dat ik alles aanklik of typ zonder muis of toetsenbord. Verder geef ik ook bijscholing aan de collega’s over Word, Excel, PowerPoint … De website van de school heb ik ook helemaal zelf ontworpen. Het eerste jaar dat ik hier werkte, hoorde ik via via dat enkele ouders vonden dat iemand met mijn beperking niet op een school kan werken. Gelukkig steunt de directie mij. Met mijn collega’s schiet ik prima op. Ze beschouwen me als dé expert voor hun computervragen. Aan teamactiviteiten doe ik ook bijna altijd mee. Een paar jaar geleden ben ik zelfs mee geweest op weekend naar de Ardennen. Soms vind ik het jammer dat ik niet echt les kan geven. Na mijn studies Toegepaste Informatica heb ik nog overwogen om een lerarenopleiding te volgen. Maar dat betekende nog twee jaar langer studeren en dat zag ik toen niet zitten. Nu zou ik dat diploma toch nog graag halen.” (Uit Klasse 25-01-2013)
8
Mensenrechten en kinderrechten A Rechten
2
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... © Nagel
3
Maandagochtend op school. Boeiende weekendverhalen. Hoe was jouw weekend? Wat deed jij? en jij? en jij, Annemie? Een hees stemmetje.... “ gewoon thuis gebleven.” “Hoe kom je aan die blauwe plek op je gezicht?” Dichtbij, dreigend, vaders ogen en handen.... “ik ben gevallen, ik heb hard speelgoed.”
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... .......................................................
Isabelle Vloeberghs, 14 jaar
4
Meneer de burgemeester, Zou jij dat willen doen? We willen graag een speeltuin, En niet zoveel beton, We willen graag veel bloemen, En ook een stuk gazon. Een park, als dat zou kunnen, Ik weet niet of het gaat! En wel om in te stoeien, En bomen in de straat. Er staan al zoveel huizen, en nergens is er groen! Meneer de burgemeester, Wil jij daar wat aan doen?
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ............................................ ...................................... ................................... ................................ ...............................
Gerda van Cleemput
2e, 3e, 4e graad BSO
9
5
140.000 VLAAMSE KINDEREN LEVEN IN ARMOEDE Bijna 1 op 10 kinderen wordt geboren in een kansarm gezin. “We zien een stijging van het aantal kinderen dat in een kansarm gezin wordt geboren”, zegt professor Daniëlle Dierckx. “Ze lopen op heel vroege leeftijd een achterstand op die ze nooit meer kunnen inhalen.” 10.4 procent van de Vlaamse bevolking heeft een inkomen onder de armoedegrens en een vierde van de kinderen woont in een woning zonder bad, toilet, centrale verwarming of warm en stromend water. (Uit De Standaard 10-05-2012)
6 ........................... ........................... ........................... ........................... ........................... ........................... ........................... ........................... ........................... ...........................
© ZAK
7
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... .......................................................
© ian
10
Mensenrechten en kinderrechten A Rechten
8
.......................................................
Nu Stan ouder was, begreep hij er veel meer van. Hij had niet veel zin om op zoek te gaan naar zijn moeder. Ze was vast zo iemand die niet opgewassen was tegen haar verantwoordelijkheden. Of doodgewoon achterlijk. Ze had hem ongetwijfeld nooit gewild. Nu had hij zijn leven in eigen handen en hij was niet van plan om zich nog langer van het kastje naar de muur te laten sturen. Op een dag zou hij een heel goede baan vinden, geld verdienen en trouwen, en een paar kinderen krijgen, misschien wel vier. En er zou altijd iemand zijn om voor ze te zorgen en van ze te houden. Dat was nu zijn droom.
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... .......................................................
Opgejaagd, Ann Pilling
9
KINDSLAVEN OP DE SCHOOLBANKEN Kabita woont in Nepal. Ze is 13, maar heeft al een heel leven achter zich. “Op mijn 7e stuurde mijn moeder mij weg om te gaan werken als kamalari”, zegt Kabita. Kamalari betekent ‘hardwerkende vrouw’, al lijkt kindslaaf een juistere vertaling. Vandaag werken nog altijd zo’n 2000 meisjes als kamalari in Nepal, hoewel dat al lang verboden is. “Na de dood van mijn vader, had mijn moeder niet genoeg geld.” Ze zag geen andere uitweg dan mij te verkopen. In 5 jaar tijd werkte ik bij 3 ‘meesters’. Ik moest schoonmaken, koken, wassen, voor de kinderen zorgen… Naar school gaan mocht ik niet.” Vorig jaar haalde Kabita’s moeder haar terug naar huis. Voor het eerst in haar leven zit ze nu op school. Vindt ze het niet jammer dat ze op internaat zit? Voor het eerst verschijnt er een lichte glimlach op haar gezicht. “Toch niet. Ik kan eindelijk naar school en krijg iedere dag te eten. Bij mijn ‘meester’ en thuis was ik slechter af. Later wil ik dokter worden.”
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ........................................ .................... ............ ..........
(Uit Klasse 8-06-2012)
2e, 3e, 4e graad BSO
11
10
FREKIE Wanneer ‘s middags om vier uur onze schoolbel was gegaan en we gingen voetbal spelen, dan kwam Freek er altijd aan. Frekie woonde in de buurt maar zat niet op onze school. Hij was een jongen met het Down-syndroom. Meestal riep er iemand wel: “Kom maar, Frekie, doe maar mee!” Welke kant hij uit moest schoppen, daarvan had hij geen idee. Maar we legden soms de bal op twee meter van het doel, en we riepen: “Schieten, Frekie!” En hij trok een ernstig smoel. Als het raak was, dook de keeper mooi naar de verkeerde kant, en ‘t was goal, en dan was Frekie kampioen van Nederland. Ze vonden Frekie zielig, maar dat was hij niet voor mij, want ik zag nog nooit een jongen die zo blij kon zijn als hij. De huilers, W. Schuyesmans
12
Mensenrechten en kinderrechten A Rechten
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... .......................................................
B
Rechten van het Kind
Weten Het kind door de eeuwen heen De middeleeuwen – kinderen als miniatuurvolwassenen Tot het eind van de middeleeuwen beschouwde de maatschappij kinderen niet als een afzonderlijke sociale groep. Ze werden gezien als miniatuurvolwassenen. Tot ze 6 à 7 jaar oud waren, moesten kinderen vooral zien te overleven. Daarna verdwenen ze in de wereld van de volwassenen. Kinderen moesten ook werken. Ze werden opgeleid in het huis van hun leermeester. Daar woonden ze in grote leefgemeenschappen. Ze werden bij alle domeinen van het leven betrokken: werk, seks, leven en dood. Rechten die het kind moesten beschermen, kende men niet. In de middeleeuwse wet bestond het kind immers niet. Het werd beschouwd als het privébezit van de vader. Kinderen hadden geen recht op onderwijs.
Portrait of Edward, Prince of Wales, Hans Hobein, 1539, National Gallery of Art, Washington, VS. Een kind als miniatuurvolwassene
De 18e eeuw – ontdekking van het kind Pas in de 18e eeuw begon men in te zien dat kinderen anders zijn dan volwassenen. Ze werden erkend als een sociale groep. Ze werden steeds minder het privébezit van hun ouders. De opvoedkunde kwam tot ontwikkeling. Kinderen werden beschouwd als dragers van de vooruitgang en de toekomst. Men begon aandacht te besteden aan de belevingswereld van het kind. Kinderen mochten eindelijk ook spelen. In vroegere perioden was van spelen geen sprake: jongens moesten al vroeg het beroep van vader leren en meisjes werden ingeschakeld in het huishouden. Maar in de 18e eeuw begon spelen en speelgoed een belangrijkere plaats in te nemen.
Playing at Giants, Francisco de Goya, 1792, Museo del Prado, Madrid, Spanje
2e, 3e, 4e graad BSO
13
Of er veel tijd en plaats was om ‘kind’ te zijn in de 18e eeuw, hing natuurlijk ook af van de sociale omgeving waar je opgroeide en de stand waartoe je behoorde. Kinderen van adel en van burgerlijke afkomst hadden het materieel goed en hadden alleen de zorgen van het studeren. Kinderen uit minder gegoede families moesten al snel mee gaan werken. Naar school gaan was er voor de meesten niet bij. Het was in elk geval nog geen wettelijke verplichting.
De 19e eeuw – kinderen worden ingezet als arbeidskracht Met de opkomst van de industriële revolutie* veranderde ook de situatie van de kinderen, in het bijzonder de kinderen uit arme gezinnen.
Kinderen a
Vóór de industriële revolutie werden de meeste dingen in een werkplaats thuis gemaakt. Hele gezinnen werkten mee: ze sponnen zelf garen van schapenwol, maakten potten en pannen, vlochten manden, maakten klompen, meubels en kleding voor zichzelf en om te verkopen. Maar kleine werkplaatsen konden op den duur de grote vraag niet meer bijhouden. Ze konden niet //P concurreren met de massaproductie en de az ill a. lagere prijzen van de fabrieken. Vele thuiswerco m /d e-g kers gaven noodgedwongen het thuiswerk op en es ch ied gingen in een fabriek werken om in hun levensondereni s -v a nde-k houd te voorzien. in an e
m pin en s
ac
e hin
.(
to Fo
tp ht
:
derar beid-in -N
ederland)
Maar met het lage loon dat de fabrieken uitbetaalden, konden velen hun gezin niet onderhouden. Ook vrouwen én kinderen moesten mee gaan werken. De arbeidsomstandigheden waren in sommige fabrieken erbarmelijk: vervuilde lucht, onbeveiligde machines, te zwaar en vermoeiend werk, werkdagen van wel 15 uur tegen een hongerloon. Pas tegen het einde van de 19e eeuw keurde het parlement wetten goed die kinderen een betere bescherming moesten bieden.
* Onder ‘industriële revolutie’ verstaat men de omschakeling van handgemaakte naar met machines gemaakte goederen. De industriële revolutie begon rond het einde van de 18e eeuw in Engeland en kwam in het begin van de 19e eeuw ook in de rest van Europa op gang. De uitvinding van de stoommachine als krachtbron speelde daarin een grote rol. Daardoor konden producten veel sneller en in grotere hoeveelheden gemaakt worden. Dat deed de prijs van de producten dalen, waardoor er meer vraag naar kwam.
14
Mensenrechten en kinderrechten B Rechten van het Kind
De 20e eeuw – kinderen moeten geholpen en beschermd worden De 20e eeuw begon met goede vooruitzichten voor het kind. Er werd in heel wat landen wetgeving goedgekeurd die het kind erkent als individu dat beschermd en geholpen moet worden. In 1914 werd in België de leerplicht ingevoerd voor kinderen van 6 tot 12 jaar. dankzij de leerplichtwetten kwam geleidelijk een eind aan de kinderarbeid in ons land. Kinderen konden eindelijk spelen en naar school gaan. Maar tot aan hun meerderjarigheid werden jongeren nog als onvolwassen en onmondig beschouwd en hadden zij geen spreekrecht. Tijdens de laatste decennia van de 20e eeuw kwam daar verandering in. De kinderrechtenbeweging eiste dat kinderen als volwaardige burgers behandeld zouden worden.
0 Foto uit de jaren 195
Kinderen nu – erkend als individu met rechten en een eigen mening Vandaag vinden we deze beide invalshoeken terug: enerzijds blijft het kindbeeld bestaan, waarbij kinderen vooral beschermd moeten worden. Anderzijds wordt het kind erkend als een individu met rechten en met een eigen mening. Kinderen hebben behoefte aan een veilig en goed leven. Maar kinderen moeten evengoed hun mening kunnen geven. Kortom, kinderen hebben rechten en die moeten gerespecteerd worden. Daarover is iedereen het eens.
IS Vrijwilligers voor CN
2e, 3e, 4e graad BSO
15
Doen Lees de tekst op de vorige bladzijden aandachtig. Waar of niet waar? Kruis aan.
Stelling
Waar
Niet waar
In de middeleeuwen beschouwde men kinderen als minivolwassenen. Tot ze 6 of 7 jaar oud waren, werd aan het welzijn van kinderen bijzonder veel aandacht besteed in de middeleeuwen. In de middeleeuwen moesten kinderen vanaf de leeftijd van 6 of 7 jaar werken. In de 18e eeuw kreeg de belevingswereld van kinderen meer aandacht. Spelen en speelgoed werden belangrijker. In de 18e eeuw gingen alle kinderen verplicht naar school. In de 19e eeuw moesten kinderen uit arme gezinnen mee gaan werken in de fabriek. Dankzij de leerplichtwetgeving in het begin van de 20e eeuw kwam een eind aan de kinderarbeid in ons land. In de 20e eeuw maakten heel wat landen wetten om kinderen te beschermen. De beweging die strijdt voor de kinderrechten, eist dat kinderen evenveel rechten hebben als volwassenen.
Starten Jullie zijn uitgekozen om op een verre planeet te gaan wonen. Je moet daar een heel nieuwe wereld opbouwen. Je mag alles meenemen wat je wilt, maar je moet je beperken tot 20 materiële en immateriële dingen. De ruimte in zo’n raket is namelijk erg beperkt. Hieronder vind je 10 mogelijkheden. Je mag er zelf nog 10 aan toevoegen. Denk goed na over wat je belangrijk vindt. Ga in groepjes samenzitten en bepaal je keuze.
DIT NEEM JE ALVAST MEE:
16
gezonde voeding
een smartphone
je favoriete muziek
zuiver drinkwater
studieboeken
iemand die van je houdt en voor je zorgt
spelletjes
het recht op vrije meningsuiting
benodigdheden om een huis te bouwen
godsdienstvrijheid
Mensenrechten en kinderrechten B Rechten van het Kind
C
Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind
Weten Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind Wat zijn kinderrechten? Kinderen zijn mensen en hebben daarom ook mensenrechten. Die rechten zorgen ervoor dat kinderen in vrijheid kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige volwassenen. Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind zorgt er niet alleen voor dat kinderen mensenrechten hebben. Het verdrag voorziet ook in bijzondere beschermingsrechten: het recht op zorg, onderwijs en speelmogelijkheden. Het woord ‘kind’ verwijst naar iedereen onder de 18 jaar. Dus kinderrechten gaan ook over jongeren. Eigenlijk over alle min-18-jarigen. Volgens de wet zijn het ‘minderjarigen’. Alle landen die het verdrag hebben bekrachtigd, moeten zorgen dat die rechten gerespecteerd worden. Hun regeringen moeten die rechten kenbaar maken en concrete stappen ondernemen om te zorgen dat aan die rechten voldaan kan worden. Dat kunnen ze doen door bijvoorbeeld te voorzien in goed en gratis onderwijs voor kinderen en jongeren. De rechten van kinderen en jongeren houden ook plichten voor volwassenen in. Zij moeten er mee voor zorgen dat kinderen en jongeren voeding, onderdak en bescherming krijgen. Ook moeten ze hun de kans geven om deel te nemen aan het gewone leven, bijvoorbeeld door naar hun mening te luisteren. Wellicht heb je als jongere niet altijd de indruk dat je veel rechten hebt. Je ouders en andere volwassenen beslissen vaak over wat goed voor je is. Als kind of jongere mag je gerust voor je rechten opkomen. Daarom moet je natuurlijk wel weten wat je rechten zijn. De mensen die meewerkten aan het opstellen van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, hebben hun uiterste best gedaan om rekening te houden met de verschillen tussen landen en culturen. Een hele zware klus. Voor jongeren uit rijke landen lijken de meeste kinderrechten die in het verdrag neergeschreven staan heel vanzelfsprekend. Kinderen en jongeren in ontwikkelingslanden kunnen van vele rechten nog steeds niet genieten. Denk maar aan het recht op voeding, gezondheidszorg en onderwijs. Maar ook in de rijke landen, zoals België, loopt nog heel wat fout met de toepassing van kinderrechten. Met voldoende onderdak, eten of scholing zijn we er nog niet. Denk maar aan het gebrek aan inspraakrechten voor jongeren, aan het onzekere statuut van minderjarige vluchtelingen, aan de jaarlijkse jonge verkeersslachtoffers, aan het groot aantal slachtoffers van seksueel misbruik, aan leerlingen die schoolmoe afhaken…
2e, 3e, 4e graad BSO
17
Extra Verantwoordelijkheden Rechten hebben, betekent niet dat alles zomaar mag. Als jongere heb je recht op een eigen mening, maar dat betekent niet dat je anderen bijvoorbeeld mag beledigen met racistische opmerkingen. Je moet de rechten van anderen respecteren. Mensen hebben naast rechten ook plichten of verantwoordelijkheden. Zoals volwassenen verantwoordelijkheden hebben tegenover andere volwassenen en tegenover kinderen, zo hebben ook kinderen verantwoordelijkheden tegenover andere kinderen en volwassenen. Rechten en plichten gaan hand in hand. Het ene kan niet zonder het andere. Bij de uitoefening van je rechten, is het ook je plicht om rekening te houden met de anderen. Ga nu eens kijken naar de presentatie die je helemaal in het begin hebt gemaakt. Maak een lijstje met de rechten die daar aan bod komen. Kun je bij elk van die rechten ook een verantwoordelijkheid formuleren? Bijvoorbeeld als je het recht hebt om je mening te uiten, dan heb je ook de verantwoordelijkheid om naar anderen te luisteren.
© ZAK
18
Mensenrechten en kinderrechten C Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind
D
De Rechten van het Kind samengevat
Weten De Rechten van het Kind Samengevat uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind Art. 6
●● Elk kind heeft recht op leven en ontwikkeling.
Art. 7
●● Elk kind heeft recht op een naam en nationaliteit. Hij/zij heeft - voor zover mogelijk - het
Art. 8
●● Elk kind heeft recht op bescherming van zijn/haar nationaliteit door de staat.
Art. 9
●● Elk kind heeft het recht om bij zijn/haar ouders te leven, tenzij dat niet in het belang van
Art. 10
●● Elk kind heeft het recht om zijn/haar land vrij te betreden of te verlaten.
recht zijn/haar ouders te kennen en door hen te worden verzorgd.
het kind zou zijn. Bovendien heeft hij/zij het recht in persoonlijk contact te blijven met beide ouders wanneer hij/zij van één of van beide gescheiden leeft. Het kind moet de kans krijgen om daarover zijn/haar mening te zeggen.
●● Elk kind mag een ander land betreden om zich met zijn/haar gezileden te herenigen en
de ouder-kind-relatie te onderhouden. Art. 11 Art. 12
●● Elk kind heeft recht op bescherming van de staat wanneer het door een van zijn/haar
ouders onrechtmatig naar het buitenland wordt meegenomen. ●● Elk kind heeft het recht zijn/haar mening te vormen en die vrij te uiten in alle aangelegen-
heden die het kind betreffen. Art. 13
●● Elk kind heeft het recht om zijn/haar mening vrij te uiten. Hij/zij heeft de vrijheid om inlich-
Art. 14
●● Elk kind heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.
Art. 15
●● Elk kind heeft het recht om met andere kinderen samen te komen en verenigingen te vormen.
Art. 16
tingen en denkbeelden te vergaren, te ontvangen en door te geven.
●● Elk kind moet worden beschermd tegen willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn/
haar privé-leven, gezinsleven of briefwisseling. ●● Elk kind moet worden beschermd tegen de onrechtmatige aantasting van zijn/haar eer
en goede naam.
2e, 3e, 4e graad BSO
19
Art. 17
●● Elk kind heeft recht op toegang tot informatie en materiaal uit verscheidene bronnen. Hij/
Art. 18
●● Elk kind heeft recht op bijstand en voorzieningen voor de ouders of wettige voogden.
Art. 19
●● Elk kind heeft recht op bescherming tegen mishandeling door ouders of voogd.
Art. 20
●● Wanneer een kind tijdelijk of voorgoed buiten het gezin verblijft, moet hij/zij worden
Art. 21
●● Elke adoptie kan pas gebeuren wanneer het belang van het kind centraal staat.
Art. 22
●● Elk kind heeft recht op een specifieke bescherming voor vluchtelingen.
Art. 23
20
zij moet worden beschermd tegen informatie en materiaal die schadelijk zijn voor zijn/ haar welzijn.
beschermd. De eigen culturele achtergrond van het kind moet ook dan worden erkend.
●● Elk gehandicapt kind heeft recht op een aangepaste verzorging en aangepast onderwijs
om een volwaardig en behoorlijk leven te kunnen leiden. ●● Dat wil zeggen dat de waardigheid van het kind wordt gegarandeerd, dat de zelfstandigheid wordt bevorderd en dat de actieve deelname aan de maatschappij wordt vergemakkelijkt.
Art. 24
●● Elk kind heeft recht op de hoogste graad van gezondheid en medische verzorging.
Art. 25
●● Elk kind dat uit huis is geplaatst ter verzorging, bescherming of behandeling heeft recht
Art. 26
●● Elk kind heeft het recht om van sociale zekerheid te genieten.
Art. 27
●● Elk kind heeft recht op een levensstandaard die toereikend is voor zijn/haar lichamelijke,
Art. 28
●● Elk kind heeft recht op onderwijs en gratis basisonderwijs. De handhaving van de dis-
Art. 29
●● Elk kind heeft recht op onderwijs dat hem/haar voorbereidt op een actief, verantwoor-
Art. 30
●● Elk kind heeft het recht om zijn/haar eigen cultuur en godsdienst te beleven en zijn/haar
Art. 31
●● Elk kind heeft recht op rust en vrije tijd, op deelname aan spel en aan het culturele en
op een periodieke evaluatie van zijn/haar toestand.
geestelijke, intellectuele, zedelijke en sociale ontwikkeling.
cipline op school moet verenigbaar zijn met de menselijke waardigheid en moet in overeenstemming verlopen met het verdrag.
delijk leven als volwassene in een vrije samenleving met respect voor anderen en de omgeving.
eigen taal te spreken.
het artistieke leven.
Mensenrechten en kinderrechten D De Rechten van het Kind samengevat
Art. 32
●● Elk kind heeft recht op bescherming tegen economische uitbuiting. Het mag geen werk
Art. 33
●● Elk kind heeft het recht beschermd te worden tegen het gebruik van verdovende mid-
Art. 34
●● Elk kind heeft recht op bescherming tegen seksuele uitbuiting of misbruik.
Art. 35
●● Elk kind heeft recht op bescherming tegen ontvoering, tegen verkoop van of of tegen
Art. 36 Art. 37
uitvoeren dat gevaarlijk is of dat zijn/haar opvoeding zal hinderen. Het mag bovendien geen werk uitvoeren dat schadelijk zal zijn voor de gezondheid en voor zijn/haar fysieke, mentale, geestelijke, zedelijke en sociale ontwikkeling.
delen. Geen enkel kind mag betrokken worden in de verkoop of de productie van die middelen.
handel in kinderen. ●● Elk kind heeft recht op bescherming tegen elke vorm van uitbuiting. ●● Geen enkel kind mag onderworpen worden aan foltering of aan een onmenselijke
behandeling of bestraffing. In gevangenschap wordt het kind apart gehouden van volwassenen. Hij/zij kan niet ter dood veroordeeld of levenslang opgesloten worden. Ieder kind beschikt over het recht op juridische bijstand en contact met familieleden.
Art. 38
●● Elk kind heeft het recht om, indien jonger dan 15 jaar, niet in het leger ingelijfd te worden
Art. 39
●● Indien een kind het slachtoffer is van gewapende conflicten, foltering, verwaarlozing,
Art. 40
●● Elk kind dat beschuldigd wordt van een misdrijf, moet een behandeling krijgen die
Art. 41
●● Elk kind heeft het recht om geïnformeerd te worden over deze beginselen en voorzienin-
of rechtstreeks deel te nemen aan de vijandelijkheden.
mishandeling of uitbuiting heeft hij/zij recht op lichamelijke en geestelijke verzorging en herintegratie in de maatschappij.
aangepast is aan zijn/haar leeftijd en waardigheid en die zijn/haar herintegratie in de maatschappij bevordert.
gen in het land waarin hij/zij leeft.
Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind telt in totaal 54 artikels. Artikels 42 tot 54 hebben betrekking op de implementatie (= uitvoering) en inwerkingtreding van het verdrag.
2e, 3e, 4e graad BSO
21
Doen Bekijk de presentatie die jullie hebben gemaakt in de startoefening. Probeer voor elk van de artikelen uit het verdrag een bijpassend voorbeeld te vinden. Welke artikelen uit het verdrag horen daarbij? Noteer ze. Zijn er artikelen die nergens bijhoren? Waaraan ligt dat? Misschien wist je niet dat dat een recht was? Welke van die rechten gelden voor alle mensen en niet alleen voor kinderen?
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... .......................................................
22
Mensenrechten en kinderrechten D De Rechten van het Kind samengevat
E
De Rechten van het Kind ingedeeld
Opzoeken Kinderrechten worden dikwijls ingedeeld volgens de 3 P’s Die 3 P’s staan voor de Engelse woorden PROVISION, PROTECTION, PARTICIPATION. Zoek eens op wat die woorden betekenen. Provision:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Protection:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Participation:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Provision • Overlevingsrechten Kinderen hebben recht op leven en op een aantal basisbehoeften: een aangepaste levensstandaard, onderdak, voeding en toegang tot medische verzorging.
• Ontwikkelingsrechten Wat kinderen nodig hebben om zich volledig te kunnen ontplooien. Bijvoorbeeld recht op onderwijs, spel en ontspanning, culturele activiteiten, toegang tot informatie, vrijheid van denken en geloof. Voor Provision-rechten kun je ook de uitdrukking gebruiken: Geef-mij-toegang-rechten.
2e, 3e, 4e graad BSO
23
Protection • Beschermingsrechten Zij wijzen op de nood om kinderen te beschermen tegen alle vormen van mishandeling, verwaarlozing en uitbuiting. Ze omvatten kwesties als bijzondere zorg voor vluchtelingenkinderen, foltering, mishandeling, betrokkenheid bij gewapende conflicten, kinderarbeid, druggebruik en seksuele uitbuiting. Voor Protectierechten kun je ook de uitdrukking gebruiken: Bescherm-mij-rechten.
Participation • Inspraakrechten Zij geven kinderen de kans een actieve rol te spelen in hun gemeenschap en land. Ze omvatten het recht op vrije meningsuiting en het recht een inbreng te hebben in alle zaken die hun leven beïnvloeden. Zo is er ook een recht op gepaste informatie, op privacy, een recht op vereniging en op toegang tot alle media. Voor Participatierechten kun je ook de uitdrukking gebruiken: Laat-mij-meedoen-rechten.
Extra Denk eens terug aan die verre planeet waar jullie terechtkwamen (p. 16). Welke rechten vonden jullie zelf het belangrijkst? Kun je die rechten in groepen indelen volgens de 3 P’s?
....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... .......................................................
24
Mensenrechten en kinderrechten E De Rechten van het Kind ingedeeld
F
Toezicht op de Rechten van het Kind
Weten Ontstaan van het Verdrag voor de Rechten van het Kind Al in 1959 namen de Verenigde Naties de Verklaring van de Rechten van het Kind aan. In die Verklaring kon je reeds lezen welke rechten kinderen hebben. Maar zolang de verklaring geen bindend verdrag was, kon niemand verplicht worden om die rechten te respecteren en toe te passen. Een verdrag is een overeenkomst op papier tussen twee of meer landen, waarbij ze bepaalde zaken afspreken. Wat in de overeenkomst (of het verdrag) staat, is verplicht: die landen moeten dus de rechten die opgesomd staan, toepassen. De VN hebben zich, samen met verschillende andere organisaties, dertig jaar lang ingezet om zo’n bindend verdrag tot stand te brengen. Op 20 november 1989 was het zover: het Verdrag inzake de Rechten van het Kind werd door de VN goedgekeurd. Het kinderrechtenverdrag bestaat uit 54 artikelen waarin alle kinderrechten aan bod komen. Landen die het verdrag bekrachtigen, dat wil zeggen het verdrag ondertekenen en zo een verbintenis aangaan, zijn dus verplicht die kinderrechten in hun land toe te passen. In België kreeg het Verdrag kracht van wet op 15 januari 1992. Het heeft betrekking op alle personen jonger dan 18 jaar. Het verdrag toont aan dat de opvatting over kinderen sterk is veranderd. Kinderen hebben nu volwaardige mensenrechten. Het verdrag erkent dus ook hun bekwaamheid om die rechten zelf uit te oefenen. Spijtig genoeg betekent dat niet dat alle ellende van de kinderen onmiddellijk verdwenen is. Het verdrag is geen toverstaf. Niet alle landen hebben de mogelijkheid om alles zomaar te veranderen. Er zijn heel wat landen die daarvoor hulp nodig hebben. Maar de wil om werk te maken van de rechten van het kind is er, en dat is heel belangrijk. Ook in België is er nog werk aan de winkel om de rechten van kinderen en jongeren waar te maken.
2e, 3e, 4e graad BSO
25
Wie moet erop toezien dat de kinderrechten worden nageleefd? De staten In het Verdrag inzake de Rechten van het Kind is een toezicht op de staten geregeld. Die moet ervoor zorgen dat de landen de bepalingen ook werkelijk in de praktijk omzetten. België heeft het verdrag ondertekend en goedgekeurd. De overheid moet dus de rechten van het kind zelf naleven en garanderen. Ze moet daarvoor alle wettelijke of andere maatregelen nemen en ze wordt daarop gecontroleerd.
Het Comité voor de Rechten van het Kind Een comité is een groep mensen met een bepaald doel of belang. Het Comité voor de Rechten van het Kind is verantwoordelijk voor de internationale naleving van het kinderrechtenverdrag. Het moet dus controleren of alle landen die het verdrag hebben getekend, het ook effectief naleven. Het comité bestaat uit 18 onafhankelijke deskundigen. Elke staat heeft een rapporteringsplicht. Twee jaar nadat ze het kinderrechtenverdrag hebben ondertekend, moeten de staten aan het comité een rapport voorleggen over de toestand van de kinderrechten in hun land. Nadien moeten ze om de vijf jaar mededelen hoe het met de naleving van de kinderrechten is gesteld. In dat rapport kunnen de staten ook om hulp en advies vragen. Zo wordt de positie van de kinderen steeds verbeterd.
De Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind (NCRK) De NCRK staat in voor de voorbereiding van die Belgische periodieke rapporten. Het is een overleg tussen vertegenwoordigers van de regeringen en organisaties die actief zijn op het gebied van kinderrechten. De rapporten van de Belgische overheid voor het VN-Comité voor de Rechten van het Kind vind je op de site van de Federale Overheidsdienst Justitie (http://justitie.belgium.be/ nl/themas_en_dossiers/kinderen_en_jongeren/kinderrechten/op_internationaal_niveau)
(21-05-2013)
Maar overheidsrapporten zijn vaak heel rooskleurig. Ze vertellen vooral wat er goed loopt in het land. Veel kritischer rapporten vind je bij organisaties die niet tot de overheid behoren, Bijvoorbeeld What-do-you-think (www.unicef.be/nl/page/project-what-doyou-think) en het Kinderrechtencommissariaat (www.kinderrechten.be). Zij schrijven rapporten die veel meer de vinger leggen op zaken die fout lopen.
26
Mensenrechten en kinderrechten F Toezicht op de Rechten
Het Kinderrechtencommissarissariaat In 1997 benoemde het Vlaams Parlement een kinderrechtencommissaris en richtte het Kinderrechtencommissariaat op. Het kijkt of het kinderrechtenverdrag in Vlaanderen door iedereen wordt nageleefd en het verdedigt de rechten van kinderen en jongeren. De kinderrechtencommissaris geeft advies aan het parlement en aan de andere overheden over zaken die voor kinderen en jongeren belangrijk zijn, over wat fout loopt, over wetten en regels die ontbreken of moeten veranderen. Als je je niet correct behandeld voelt en je hebt een klacht over je rechten, dan kun je terecht bij De Klachtenlijn van het Kinderrechtencommissariaat. Soms kan er iets fout lopen op je school, in de sportclub, in je buurt, in de jeugdbeweging, in de jeugdzorg, in de hulpverlening,… Of je voelt je slecht behandeld door een overheidsdienst. Je zocht overal hulp maar het probleem raakt niet opgelost. Dan kun je bellen, mailen, schrijven of surfen naar de Klachtenlijn. Het Kinderrechtencommissariaat, Leuvenseweg 86, 1000 Brussel. Tel. van de Klachtenlijn 0800 20 808.
[email protected] www.kinderrechten.be
Doen Opdracht: surf op www.kinderrechten.be en schrijf 5 kinderrechten op die je belangrijk vindt. Schrijf ook op waar je niet van op de hoogte was. Motiveer waarom je die specifieke rechten belangrijk vindt.
Extra De klas wordt ingedeeld in groepjes van vier of vijf. Elke groep krijgt de opdracht om 2 kinderrechten uit te beelden. Stel daarna die rechten voor aan de hele klas. Leg ook uit waarom jullie groep die specifieke rechten heeft gekozen.
2e, 3e, 4e graad BSO
27
G
Inspraakrechten
Weten: Jongeren hebben recht op inspraak Het Kinderrechtenverdrag zegt dat alle minderjarigen hun mening mogen geven in alle zaken waar ze belang bij hebben. Dat kan gaan over zaken thuis, op school, in je buurt, in een ziekenhuis enzovoort. Het kan ook gaan over rechtszaken, bijvoorbeeld over de scheiding van je ouders, over adoptie, over bezoek aan je grootouders of conflicten met de school. Het recht om je mening te geven, is natuurlijk niet hetzelfde als gelijk krijgen. Je mening geef je in een gesprek of misschien in een zware discussie met anderen. Die anderen hebben ook recht op hun eigen mening en die is misschien wel heel verschillend van de jouwe. Belangrijk is dat je je mening laat horen op de juiste manier en bij de juiste mensen. Als je je mening op een aangename en rustige manier laat horen, maak je meer kans dan wanneer je gaat roepen of doordrammen om toch maar je zin te krijgen.
Inspraak op school Leerlingen in het secundair onderwijs hebben inspraak op school. Dat is bepaald in een Vlaams decreet (een Vlaamse wet). Hoe je die inspraak het best organiseert, hangt af van je school. De meeste scholen hebben een verkozen leerlingenraad. Dat is een groep van leerlingen die regelmatig samenkomen om hun mening te geven over de zaken die hen aanbelangen op school. De leerlingen in de leerlingenraad vertegenwoordigen de stem van alle leerlingen op school. Voor alle vragen over leerlingenraden, kun je terecht bij de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK). De Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) is de koepel van leerlingenraden en leerlingen in Vlaanderen en de officieel erkende spreekbuis van de scholieren. VSK verdedigt de belangen van alle scholieren in Vlaanderen zonder onderscheid van cultuur, ras, geslacht of levensbeschouwing. VSK vertolkt de mening van de scholieren over onderwijs en hiermee verband houdende maatschappelijke ontwikkelingen. De website van VSK (www.scholierenkoepel.be) geeft informatie over de rechten van scholieren, activiteiten en ervaringen van leerlingenraden. Je kunt persoonlijk lid worden van VSK. www.scholierenkoepel.be
[email protected]
Tel.: 02 894 74 70
28
Mensenrechten en kinderrechten G Inspraakrechten
Doen: Organiseer een klassenraad Kies minimum 2 onderwerpen die jullie als klas willen bespreken. Die onderwerpen kunnen heel uiteenlopend zijn, wees hierbij creatief! Bij de aanvang van de klassenraad worden 1 voorzitter en 1 secretaris benoemd. De voorzitter zorgt ervoor dat alle leden aan het woord komen en dat niet wordt afgeweken van het onderwerp. De secretaris maakt een verslag op van de klassenraad. De andere leerlingen zijn leden van de klassenraad en gaan met elkaar in debat om tot compromissen te komen. Op het einde van de klassenraad worden de beslissingen genoteerd en door alle leden van de klassenraad ondertekend. Van nu af aan gelden die nieuwe beslissingen binnen jullie klas.
Inspraak in de gemeente Elke gemeente in Vlaanderen is verplicht om een gemeentelijke Jeugdraad te hebben. Jeugdraden hebben een dubbele doelstelling: ●● de gemeenteraad adviseren bij het jongerenbeleid; ●● jongeren leren omgaan met inspraak. Meestal bestaat de jeugdraad uit een algemene vergadering, een dagelijks bestuur en werkgroepen. In de algemene vergadering zetelen alle jongeren van de jeugdraad. Ze legt de grote krachtlijnen van de werking vast, evalueert de werking van het dagelijks bestuur en keurt beslissingen goed. De algemene vergadering kiest een dagelijks bestuur dat de werking van de jeugdraad bepaalt. Jeugdraden kunnen advies uitbrengen over alles wat jongeren aangaat, zoals ●● jeugdbeleid: jeugdlokalen, kampvervoer, subsidies, reglementering zoals sluitingsuur voor fuiven; ●● jeugdwelzijn: verkeersveiligheid, algemeen welzijn, hulpverlening, milieu, onderwijs, huisvesting, tewerkstelling; ●● gemeentelijke infrastructuur: speelpleinen, jeugdcentra, buurthuizen.
2e, 3e, 4e graad BSO
29
Ook op provinciaal niveau zijn er jeugdraden. Op Vlaams niveau kennen we de Vlaamse Jeugdraad, de officiële adviesraad voor de Vlaamse Regering. Hij moet advies uitbrengen over alles wat voor de jeugd van belang kan zijn. Hij wil de stem en de mening van kinderen en jongeren, jeugdorganisaties en jeugdadviesorganen (gemeentelijke en provinciale jeugdraden en leerlingenraden) kracht bijzetten, zodat ze actief gehoord en meegenomen worden in het beleid. Op de site vind je achtergrondinformatie over participatie: interessant onderzoek, leuke methodes, initiatieven. Je kunt er ook als jongere je mening kwijt over verschillende thema’s (mobiliteit, onderwijs,...). www.vlaamsejeugdraad.be
Opkomen voor de belangen van kinderen en jongeren Hieronder vind je nog een aantal organisaties die, naast het Kinderrechtencommissariaat, ook opkomen voor de belangen van kinderen en jongeren. Die organisaties geven hen toegang tot informatie, diensten en mogelijkheden waarop zij als burgers recht hebben.
KARUUR vzw De vzw Karuur heeft als doel om de participatie van jeugdraden, kinderen en jongeren aan het lokale beleid te versterken. Karuur ondersteunt jeugdraden in hun rol van adviesorgaan binnen het lokale beleid. De vereniging beantwoordt vragen, geeft vorming en begeleiding. Ze geeft ook een nieuwsbrief uit. Je kunt contact opnemen met deze organisatie op www.karuur.be
JAC JAC staat voor Jongeren Adviescentrum. Een JAC is er voor jongeren tussen 12 en 25 jaar. In een JAC kun je terecht voor: ●● informatie, over om het even welk onderwerp; ●● advies rond een vraag of een probleem; ●● crisishulp; ●● begeleiding bij een hele waaier van problemen. Meerdere gesprekken zijn mogelijk bij een vaste begeleider die jouw dossier bijhoudt; ●● chat met iemand van het JAC, als je niet zelf naar het JAC kunt komen; In elke provincie zijn er meestal enkele JAC’s, gewoonlijk als jongerenonthaal bij een Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW). Meer info over JAC’s en waar er in jouw buurt een JAC is, vind je op http://www.jac.be/
30
Mensenrechten en kinderrechten G Inspraakrechten
JINT JINT vzw werd in 1989 opgericht door de Vlaamse Regering, in overleg met de Vlaamse jeugdorganisaties. De vereniging heeft de opdracht om de internationale mobiliteit en samenwerking van jongeren en jeugdorganisaties te stimuleren en te ondersteunen. JINT is het Nationaal Agentschap in België voor de uitvoering van het Europese subsidieprogramma Jeugd in actie. Het programma ondersteunt non-profitprojecten voor jongeren en organisaties die actief zijn in jeugdwerk. Het programma is bestemd voor jongeren van 15 tot 28 jaar. Het heeft bijzondere aandacht voor kansarme jongeren en jongeren met een handicap. Meer informatie over Jeugd in Actie vind je op http://europa.eu/legislation_summaries/ education_training_youth/youth/c11080_nl.htm
Geïnteresseerde jongeren kunnen contact opnemen met de Vlaamse Afdeling van het Nationaal Agentschap in België via www.jint.be
Opzoeken Op de voorgaande bladzijden kon je kennis maken met enkele organisaties die zich voor jongeren inzetten. Jongeren kunnen terecht met hun vragen en klachten in een JAC (Jongeren Adviescentrum), een CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk) en een JIP (Jongereninformatiepunt). Ga na of er in jouw gemeente een JAC en/of een JIP is? Indien niet, zoek de dichtstbijzijnde. ●● Noteer de contactgegevens: adres, telefoon, e-mail, website. ●● Beschrijf concreet over welke thema’s je er informatie kunt vinden en voor welke hulp je er terecht kunt. ●● Zoek op wat De Kinderrechtswinkel is. Surf daarvoor op de website. De Kinderrechtswinkel, Hoogstraat 81, 9000 Gent. Tel.: 070 21 00 71,
[email protected], http://www.kinderrechtswinkel.be/ ●● Wat is Jongerengids.be? Ga naar die website en beschrijf waarvoor je er terecht kunt en welke thema’s er aan bod komen.
2e, 3e, 4e graad BSO
31
H
Kinderrechten zijn mensenrechten
Doen Lang voordat er een Kinderrechtenverdrag werd opgesteld, bestond er reeds een Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM). Deze Universele Verklaring bevat 30 artikelen, die voor alle mensen overal in de wereld geldig zouden moeten zijn. Kinderen zijn ook mensen en dus gelden de artikelen van de UVRM evengoed voor kinderen. We leren de UVRM kennen, aan de hand van de Mensenrechtenbingo.
© ZAK
Mensenrechtenbingo Je krijgt een kaartje met op de voorzijde de voornaam van een persoon samen met het land waar hij of zij vandaan komt. Op de achterzijde van het kaartje staat een persoonlijk verhaal. Neem het spelblad met 25 mensenrechten. Je loopt door het lokaal op zoek naar een partner. Je stelt je voor zoals je kaartje dat vermeldt. Voorbeeld: Hallo, ik ben Prahna uit Sri Lanka. Aangenaam, ik ben Jorge uit Zweden. Op die manier lezen jullie om beurten jullie verhaal voor aan elkaar. Je zoekt op je spelblad bij welke van de vermelde rechten dit verhaal thuishoort. Als je antwoord juist is, dan noteer je de naam van je partner in het overeenstemmende vakje. Daarna zoek je een nieuwe partner uit en je begint opnieuw. Als je 5 namen op een rij (horizontaal, verticaal of diagonaal) hebt kunnen noteren, roep dan “BINGO” en ga je zitten. Nadien lees je je verhaal voor aan iedereen in de klas. Wat denk je daar zelf van en wat denk je van de verhalen die de anderen voorlezen?
32
Mensenrechten en kinderrechten H Kinderrechten zijn mensenrechten
Art. 3
Je hebt recht op leven in vrijheid en in veiligheid.
Art. 13
Je hebt het recht om te gaan en staan waar je wilt, in eigen land en in het buitenland.
Art. 21
Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land.
Art. 14
Art. 4
Slavernij is verboden.
Als je slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen, heb je het recht om naar een ander land te gaan en dat land te vragen jou te beschermen.
Art. 22 Je hebt recht op maatschappelijke zekerheid en het recht om jezelf te ontwikkelen.
Art. 23
Art. 5
Je mag niemand martelen.
Art. 7
Art. 15
Je hebt het recht een eigen nationaliteit te hebben.
Je hebt recht op werk in het beroep dat je zelf kiest. Je hebt ook recht op een rechtvaardig loon voor je werk. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk evenveel betaald worden.
Art. 16
Art. 24
De wet moet voor iedereen hetzelfde zijn; iedereen moet volgens de wet op dezelfde manier behandeld worden.
Je hebt het recht te trouwen en een gezin te stichten.
Art. 8
Art. 17
Je hebt recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek wordt, geen honger hebt en een dak boven je hoofd hebt. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand.
Art. 18
Je hebt recht op onderwijs dat gericht is op de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de mensenrechten.
Je hebt het recht om naar de rechter te stappen, als je vindt dat je rechten geschonden worden.
Art. 9
Niemand heeft het recht je zonder goede reden gevangen te zetten of het land uit te sturen.
Art. 10
Als je terecht moet staan, moet dat in het openbaar gebeuren. De mensen die je berechten, mogen zich niet door anderen laten beïnvloeden.
Art. 11
Je bent onschuldig tot je schuld bewezen is; je hebt het recht je te verdedigen tegen beschuldigingen.
Art. 12
Je hebt recht op privacy: op bescherming als iemand je lastigvalt, je brieven opent of kwaad van je spreekt.
Je hebt recht op eigendom en niemand mag je bezittingen zonder goede reden afnemen.
Je hebt recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.
Art. 19
Je hebt recht op een mening en op vrije meningsuiting.
Je hebt recht op vrije tijd en vakantie.
Art. 25
Art. 26
Art. 27
Je hebt het recht om te genieten van wat kunst en wetenschappen voortbrengen.
Art. 29
Art. 20
Je hebt het recht om te vergaderen als je dat wilt.
Je hebt plichten tegenover de mensen om je heen, zodat ook hun mensenrechten kunnen worden beschermd. De wetten in je land mogen niet ingaan tegen deze mensenrechten.
SPELBLAD MET MENSENRECHTEN 2e, 3e, 4e graad BSO
33
I
Samenvatting Module 1
Als je deze module helemaal hebt afgewerkt dan ben je nu vertrouwd met:
**
de rechten van kinderen en hoe je daar respect voor opbrengt;
**
de rechten van kinderen door de eeuwen heen;
**
hoe je zelf rechten kunt opstellen;
**
hoe het Verdrag inzake de Rechten van het Kind tot stand is gekomen;
**
wat het Verdrag inzake de Rechten van het Kind inhoudt;
**
hoe je de rechten van kinderen kunt indelen;
**
wie erop toeziet dat de rechten van kinderen worden nageleefd;
**
wat de inspraakmogelijkheden van jongeren zijn;
**
dat er eigenlijk geen verschil is tussen kinderrechten en mensenrechten.
Controleer voor jezelf of je over al die thema’s voldoende weet.
34
Mensenrechten en kinderrechten I Samenvatting Module 1