DE KAPUCIJNEN TE LIER ( 1623- 1797)
DOOR
P. A rc h iv a r is
der
H IL D E B R A N D ,
B elqische Ka pu cijn en ,
te
An t w e r p e n .
M e t v ie r P l a t e n .
LIER, Drukkerij J. T aym ans, Groote Markt, 72.
SUPERIORUM AC ORDINARII PERMISSU.
INHOUDSTAFEL.
...............................................................................9
Inleiding. Hoofdstuk I. § § § §
Hoofdstuk § § § §
1. 2. 3. 4.
II.
1. 2. 3. 4.
.
.
.1 1
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Weldoeners en Vrienden.
.
.
.
13
21
Werkzaamheden............................................ 31
Prediking........................................................................... 3* Ministerie van den Biechtstoel................................... 33 Verpleging van Pestlijders............................................35 De Liersche Kapucijnen en O. L. V. van Duffel. . 38
Hoofdstuk IV. § § § § § § §
Klooster.
De edele Familie Clarisse............................................21 Goeverneurs en Militairen, Abdijen en Kloosters. . 24 Geestelijke en Burgerlijke Overheden. . . . 26 Bijzondere Liefdadigheid................................................. 29
Hoofdstuk III. § § § §
Stichting van het
1. De eerste Kapucijn uit Lier............................................11 2. Onderhandelingen voor het Stichten van het Klooster. 3. Stichting van het Klooster............................................16 4. De Kloostergebouwen.....................................................18
Eenige Merkwaardige Gebeurtenissen.
.
Getal Kloosterlingen. Vergrooting der Gebouwen. . De Wonderdoener Marcus van Aviano. . . . Lier en Bisschop Carolus d’Espinosa. . . . Jubilé van den Gardiaan Maternus van Brussel. . De Derde Orde............................................................. 51 Plechtigheden bij Heilig- en Zaligverklaringen. . Eeredienst van S. Antonius............................................55 289
45
45 46 48 50 54
6
INHOUDSTAFEL.
Hoofdstuk V. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
.
59
Gummarus. ..............................................................60 Bernardus (van Doornyck-Boemans). . . . 60 Maximilianus (van den Brande)................................... 60 Mauritius (Parasies-de Backer)................................... 60 Raphaël (Mens-Garniers)..................................................61 Raynerius (Jansens-Rigouts ?)......................................... 61 Benignus............................................................................ 61 Gummarus (Parasiers-Peeters)........................................ 62 Michaei (van Bouchout-Valveckens)................................ 63 Gummarus (de Ka-van den Eynde)................................65 Bruno (Vandervat-de Winter).......................................... 65 Félix (de Herdt-Janssens)................................................. 65 Hyacinthus (Bossaerts-van Reymenant). . . . 66 Henricus (P e e t e r s - S c h a e p ) .................................... 66 Vitaiis (van Audenrode-Verwilligen)............................... 66 Gummarus (Pasteyn-Henderickx)................................... 66 Joannes Baptista (van den Bosch-Buts). . . . 67 Robertus (Vercammen Nauwelaerts)............................... 69
Hoofdstuk VI'. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Leekebroeders te Lier geboren.
Paters en Studenten te Lier geboren.
.
Hiëronymus (Vandyck ?).................................................. 72 Gummarus (Nick-Janssens)............................................ 72 Luoovicus (Tieiemans-van Doornewyck). . . . Oliverius (Huyge-Cools)................................................... 73 Gerardus (Berckmans-Wilderlans)................................... 74 Isidorus (Mans-Vrancks)...................................................74 Norbertus (van C a e m - H u y g e ).................................... 75 Anselmus (van Mechelen-de Vries).................................75 Marcellinus (van den Brande)........................................ 76 Sebastianus (de Haze-Gernier).........................................76 Anselmus (van de Werve-van Mechelen). . . . Athanasius (de Ka-van Harent)....................................77 Cyprianus (van Leemput-van Turnhout). . . . Livinus (van Bortel-van Aken)....................................78 Amandus (Parasies-van Hemeldonck). . . . Martinianus ( C o l i n s - B i a s ) . ....................................80 Modestus ( P a r a s i e s - B o o n ) .....................................81 Valentinus (de Ka-Boonaerts).......................................... 82 Augustinus (Smits-de Pester)...........................................82 290
71
72
77 78 79
7
INHOUDSTAFEL.
20. Coelestinus (Smits-Steyne)............................................ 83 21. Joannes Evangelist (Vertommen-Goyvaerts). . . 22. Amandus (Vanderlinden-Kinnie). . . . . 23. Gratianus (le Clerck-Goyvaerts)...................................84 24. Modestus (StuyckHarts)................................................. 84 25. Tiburtius (Gaethofs-van Steenwegen). . . . 26. Franciscus (van den Branden-Verbist). . . . 27. Christophorus (van Berckelaer-Bosschaerts). . . 28. Gummarus (Schellekens-Rits)..........................................88 Hoofdstuk VII. Afschaffing van het Klooster. . . § 1. Slechte Voorteekens......................................................... 89 § 2. Het Klooster gesloten.................................................... 92 § 3. Verkoop van Gebouwen en Meubels. . . . § 4. Wat er van de Meubels geworden is. . . . § 5. Jacht op de verjaagde Kloosterlingen. . . . § 6. Alleenstaande en samenwonende Kloosterlingen. .
83 84
86 86 87 89
94 95 97 99
Nawoord...................................................................................... 105 Lijst der Platen. 1. 2. 3. 4.
De Liersche Kapucijnen en O. L. V. van Duffel, . 40 Het S.-Antoniusbeeld der Kapucijnen. . . . 56 P. Bonaventura Calluy.................................................... 105 P. Philippus Vermeylen.................................................... 105
V erb ete rin ge n .
Lees Lees
Blz. 14. CClalarraa BBrreeyyeel.l. B lz. 21, regel 14. SSARi a ra B re v e l. Blz. 26. BBre redda. a. Bosch. B lz . 26, regel 26. DDeen n Bosch. 28 29 29 :: voordat voordat ze ze zich zich metterwoon metterw Blz. 27, regel 28 in de stad istigd hadden. voordat hun hun klooster klooster voltrokken v gevestigd voordat was.
Lees :: Lees
Lees :: Lees
Blz. 82, regel 21. 1711.
Lees :
291
1717.
De Kapucijnen te Lier
INLEIDING. Het bloeiend Kapucijnenklooster te Lier, dat vóór de Fransche Omwenteling een bijzondere rol speelde in het godsdienstig leven der Stad, is thans zoo goed als vergeten ; slechts de naam der « Kapucijnenvest » bewaart er nog de herinnering aan. En toch hebben een vijftigtal geboren Lierenaars, uit de voornaamste families der stad, met eere het kleed der Orde gedragen. Daarom hebben we ’t nuttig geoordeeld, eens alles op te zoeken wat nog nopens die godsdienstige stichting vindbaar is. Daarbij mochten we te Lier zelf veel steun en sympathie ge nieten ; hier brengen we vooial hulde aan den dienstvaardigen zoeker M. J u le s V an In, die beter dan gelijk wie de geschie denis zijner stad kent. Jammer maar dat er hier desaangaande niet veel bronnen bewaard bleven (1). Ook in het nogal rijk archief der Belgische Kapucijnen te Antwerpen is er over dit klooster niet veel te vinden. Men heeft daar b.v. wel een uit(1) Eenige werken, die we gedurig enkel met den schrijversnaam, of anders verkort citeeren, zijn : 1) Bruxellis [1870 ss.], 5 fase. ; 2) P. Q. L. D ecke rs, Lier [1870) ; 3) A. B e rq m an n , Antwerpen 1873 ; 4) E. M a s t, Lier, 1888 ; 5) Dl. VII, Antwerpen, 1902 ; 6) A. O. Verm eiren, Lier, z. J. ; 7) veel gegevens hebben we ook ontleend aan het rijk Archief der Belgische Kapucijnen, in het klooster te Antwerpen ; wij citeeren het : ACB. — Boeken en bronnen, meest in Hoofdstuk V en VI benuttigd, worden blr. 59 en 71 in noot opgegeven.
Annuarium Provinciae SS. Trinitatis HollandoBelgicae FF. MM. Capucinorum, Leven en Eerdienst van den H. Gummerus, Geschiedenis der Stad Lier, Ge schiedkundig Liersch Dagbericht, Verzameling der Graf- en Gedenkschriften van de Provincie Antwerpen. Arrondissement Mechelen. Van oude Ltersche Huizen en Gebouwen,
293
10
DE KAPUCIJNEN TE LIER.
voerig bericht over de eerste jaren der oudste VIaamsche kloos ters (I, 4334), bijeenvergaderd in 1629 ; maar spijtig genoeg, van de 27 huizen, die daarin ter sprake moesten komen, ont breken er drie : Brussel, Breda en / En toch is het zeker, dat zoo een verslag ook voor dat klooster vroeger in het archief bewaard werd ; in de chronologische orde van de stichtingen, droeg het daar het nummer 22. Wanneer het ver loren of vervreemd werd, is ons onbekend. Niettemin, met het beschikbaar materiaal, hebben we toch een tamelijk volledig beeld van de wording en ontwikkeling van het klooster kunnen schetsen. In deze studie behandelen we achtereenvolgens : 1) Het ont staan van het klooster, 2) zijn weldoeners en vrienden, en 3) het ministerie en de werkzaamheden der Paters. 4) Daarna vermelden we afzonderlijk eenige merkwaardige gebeurtenissen uit de geschiedenis der stichting ; 5) we geven de chronolo gische lijst van al de Lierenaars, die het Kapucijnenkleed ge dragen hebben, met eenige levensbijzonderheden ; we beginnen met de Leekebroeders en daarna volgen 6) de Paters en Stu denten. In beide hoofdstukken geven we veel kleine bijzonder heden, zonder algemeen belang ; maar wellicht zal die dorre uiteenzetting te Lier zelf toch belangstelling wekken. 7) Wij eindigen met de afschaffing van het klooster, tijdens de Fransche Overheersching. Wij sluiten deze inleiding met den wensch, dat onze aan duidingen de Liersche zoekers mogen op het goede spoor brengen, om onze gegevens te volledigen en te verbeteren.
Lier
DE SCHRIJVER.
294
HOOFDSTUK I.
Stichting van het Klooster. § 1. -
DE EERSTE KAPUCIJN UIT LIER.
In 1585 kwamen de Kapucijnen naar België en hun eerste stichting deden ze in de stad Antwerpen, die toen juist voor den koning van Spanje en meteen voor het Katholicisme terug gewonnen was. Spoedig begonnen ze door woord en voorbeeld de verwil derde en onverschillig geworden bevolking tot ijver en vurig heid op te wekken. Ook in de omliggende gewesten gingen ze ’t woord Gods verkondigen. En dat hun faam spoedig tot in de Netegouw do irgedrongen was, mag men te recht veron derstellen. Want toen de Paters in de Scheldestad novices be gonnen aan te nemen, staat de tweede die ingekleed werd (25 October 1587) vermeld als H iëronym us (men weet dat de Kapucijnen gewoonlijk den naam hunner geboorteplaats bij hun kloosternaam voegen). Volgens het gebruik van dien tijd wordt zijn familienaam opgegeven in het Latijn : Joa n n es (1) ; en in het klooster teekent hij zelf alzoo een paar malen : f. H iëronym us (2). Zijn wereldlijke naam zal dus wellicht van D yck geweest zijn (3).
van Lier
Aggere
ab Aggere
( 0 ACB. III, 3011, p. 1. (2) ACB. I, 8747, pp. 3-4. (3) In 1570 stichtte te Lier een zekere Aug. van Dyck het Arme-Maagdenhuls ; maar die was van Mechelen. D ecke rs, blz. 403, n. 2 ; M a s t, blz. 184186 ; en bfj Vermeiren komt die familienaam genoeg voor. In 1613 kon men in het Llersch Begijnhof nog het grafschrift lezen van een zekeren pastoor •Janus ab Aggere » (S w e s rtiu s , Antv., 1613, p. 366). De historicus J. L. B ax heet hem «Joannes van Dyck» (Brnssel, Koninklijke Bibliotheek, HS. n° 22453, p. 97).
Monumenta Sepulcralia... Ducatus Brabantiae, 295
12
HOOFDSTUK I. —
STICHTINQ VAN HET KLOOSTER.
Over zijn leven is heel weinig bekend. Men verneemt enkel dat hij te Antwerpen bleef wonen tot in den Zomer van 1590, daar hij er op 10 Juni 1588 en 29 April 1590 nog getuige was bij professies zijner medebroeders ; doch reeds op 5 Augustus 1590 teekent hij in dezelfde hoedanigheid te Brussel (4). Het priesterschap, waarnaar hij voorzeker vurig verlangde, heeft hij nooit mogen ontvangen, daar hij in laatstgenoemd klooster reeds op 2 October 1590 kwam te sterven (5). De vurigheid van zijn noviciaat had hij trouw bewaard ; en B o v e riu s (6), die zijn inlichtingen uit Vlaanderen moet ontvangen hebben, vermeldt met lof de onschuld van zijn leven, zijn innige gevoelens van godsvrucht en het feit dat hij den dag van zijn afsterven op voorhand kon vóórspellen. Alhoewel H iëron ym us gewoonlijk « L y ra n u s » genoemd wordt, is het nochtans verre van zeker, dat hij wél in die stad ge boren was ; men vindt immers ook oude teksten waar hij « ex W e s tm a e l » ofwel samen « ex W e s tm a e l (L y ra n u s ) » (7) ge noemd wordt. Niettegenstaande die verschillende opgave van de geboorteplaats, zal hij feitelijk wel te Westmalle ter wereld gekomen zijn. Het komt immers dikwijls voor, dat Kapucijnen uit min bekende dorpen afkomstig, eenvoudig naar den naam eener nabijgelegen stad genoemd worden. En wie weet of de familie later te Lier niet woonde? We weten immers dat Westmalle^waar er eenige jaren vroeger nog 300 families woonden, ten gevolge der woelingen en plunderingen, er in 1587 maar 24 meer telde (8). In 1599 konden de Kapucijnen zich te Mechelen vestigen, zoodat ze nu reeds twee kloosters bezaten op enkele uren afstand van Lier. Ondertusschen kwamen nog een paar novices zich uit de Netestad in de Orde aanmelden. Doch het zou nog een tijd (4) ACB, I, 8747, pp. 3-4. (5) ACB. I, 7920, p. 26; III, 1005, p. 309; III, 9009, p. 58; fase. III, p. 168. (6) t. II (Lugduni, 1639), p. 456 (1590, § 71). Dat bericht wordt letterlijk overgenomen door C a r o lu s de A rem bero, t. II (Colon. Agripp., 1642), p. 517. (7) ACB. III, 3011, p. 1 (ex Westmael); III, 1005, pp. 158, 263 ; fase. II, p. 36 (ex Westmael Lyranus). (8) D eckers, blz. 323, n. 1.
Annaarium,
Annales,
Flores Seraphici,
Annu-
arium,
296
ROL DER ANTWERPSCHE
FAM ILIE CLARISSE.
13
aanslepen, eer het stichten van een klooster in de stad van Sint Gummarus een voldongen feit werd. Ziehier hoe dat be slist werd. § 2. — ONDERHANDELINGEN VOOR HET STICHTEN VAN HET KLOOSTER. Een rijke koopmansfamilie C l a r y was zich uit de omstreken van Saint-Quentin te Antwerpen komen vestigen; het volk ver vormde daar den naam tot C l a r i s s e . Rogerius, zoon van Lodewijk (f 8 Januari 1615) was een groot weldoener van het Antwerpsch Kapucijnenklooster; hij zelf was «syndicus» of «gees telijke vader » ; dat wil zeggen dat hij zich gelastte met financieele zaken, waar de kloosterlingen zich, krachtens hun levens wijze, niet konden mee inlaten (9). Die rijke familie C l a r i s s e heeft den grond en heel den bouw van het Liersche klooster bekostigd. Het is misschien niet zeker, dat zij zelf die stad, als gunstig voor een nieuwe stichting, aangeduid heeft, te meer daar ze aldaar den noodigen grond niet had en dien zelf heeft moeten koopen. Wellicht liet ze de keus der stad aan de Paters over. Doch het tegenovergestelde is toch ook mogelijk. We kunnen immers vermoeden, dat de C l a r i s s e ’s dikwijls te Lier kwamen, tenminste als de tijdsomstandigheden het toelieten ; reeds in 1620 was R o g e r iu s althans in betrekking met het klooster der Kartuizers aldaar (10). In alle geval werd de Gardiaan van Brussel, P. H e u o d o o r , die nog andere dergelijke zaken te regelen had, door den Pro vinciaal J u v e n a l i s v a n S i n t - W i n o k s b e r o e n met de Liersche stich ting gelast.
Annuaire,
(9) In fase. I, pp. 82-85, vindt men o. a. het wapenschild der familie, geiijlc het in de oude Kapucijnenkerk te Antwerpen te zien was. Doch dat is een jonger wapen en in 1614 was er haar een ander verleend. Zie J. T . De Raadt & J. B. S to c k m a n s, (Lier, z. j.), blz. 98-99. Onder de redenen die de familie Clarisse In 1614 opsomt om een wapen te verkrijgen, vermeldt ze ook de groote sommen aan d» Kapucljaen geschonken, voor het bouwen van een klooster. Daarmee wordt natuur lijk het klooster te Antwerpen bedoeld, niet dat van Lier, waarvan er nog geen sprake was. (10) Dl. VII, blz. 270.
Geschiedenis der Gemeente Schelle
Graf- en Gedenkschriften,
297
14
HOOFDSTUK I. —
STICHTING VAN HET KLOOSTER.
De onderneming kon wel een beetje gewaagd schijnen, daar er in de Netestad reeds verscheidene andere kloosters waren. Ook de Minderbroeders van Mechelen hadden reeds te vergeefs gepoogd om er binnen te dringen. Dat gebeurde tijdens het gardianaat van P. H e n ric u s de V room (Sedulius), dus kort na 1597. Het klooster te Mechelen aanvaardde het volgende jaar de hervorming der Recollecten. D e V room schijnt eerst elders zoo ’n « recollectiehuis » te hebben willen inrichten en dâârom was het voorzeker dat hij op Lier gedacht had. In alle geval zond hij omstreeks dien tijd eèn ongedateerde, nog bewaarde aanvraag aan 't Stadsbestuur, om er een of andere leegstaande kapel (gelijk er nog verscheidene waren) te mogen in gebruik nemen. Maar die vraag werd niet ingewilligd (11). Niettemin trok H e li o d o o r v a n B r u s s e l vol moed naar Lier, waarschijnlijk in den loop der maand ju li 1620; alleszins had hij zijn aanvraag bij het Stadsbestuur (eerst mondelings en daar na schriftelijk) gedaan vóór 2 Augustus van dat jaar. Het eigen handig schriftelijk verzoek, door hem in den naam van Pater Provinciaal onderteekend, berust nog in het stadsarchief, doch zit er verdoold te midden van stukken over de Recollecten (12); en daar het niet gedateerd is, heeft een onbevoegde hand er vanbuiten het verkeerd jaartal op geschreven. Op gezegden Augustus vergaderden dan de drie « leden » van ’t Stadsbestuur, om de aanvraag te onderzoeicen. Het maakte den besten indruk, dat de Paters geen toelagen vroegen noch voor het koopen van den grond, noch voor het bouwen zelf, gelijk het toen de gewoonte was. P. H e li o d o o r verzekerde, dat vrienden van buiten de stad alles zouden betalen ; maar de namen dier milde weldoeners schijnt hij niet verklapt te hebben. De Paters vroegen enkel de toelating om te mogen bedelen voor hun dagelijksch onderhoud ; wederkeerig beloofden ze, de liefdadigheid der inwoners « te vergelden, zoo met goede exer citie, gestichtige leeringen, sermonen, missen te doen, visiteren van de zieken, devote gebeden en andere godsdienstelijke wer-
2itn
1640
(11) Origineel zonder datum. Stadsarchief Lier, bundel « Mannenkloosters », farde « Fratres Minores ». — Zie over De Vroom en zijn stichtingsplannen : D a lm . V an H e e l : (D e n H aag , [1931]), blz. 34-37. Lier wordt daarin niet vernoemd. (12) Bundel « Mannenkloosters », farde < Fratres Minores ».
De Minderbroeder Pater Henricus de Vroom
298
VERKRIJGING
DER
N OODIGE
TOELATINQEN.
15
ken » (13). De lezer zal opmerken, dat er geen spraak is van biecht te hooren ; we zullen verder zien waarom. Het antwoord van het Stadsbestuur was heelemaal gunstig. We vernemen immers dat de drie leden « eendrachtiglyk en uit eenen mond (voor zooveel ons zou mogen raken en aengaen) verklaerd hebben en verklaren mits deze, naerdien het voors. verzoek niet alleenlyk en is tenterende tot stichting en ver meerdering van goede oefeningen en deugdelyke werken, maer ook tot meerdere verheffing van de oude catholieke Roomsche religie, mitsgaders van de eere en den dienst Gods en der heylige Kerk in deze stad, dat wy voors. paters Kapucinen goedwilliglyk en zeern geerne accepteren en aennemen, om binnen voors. stad met ons te komen resideren en een klooster te doen stichten in eenig kwaertier of plaets die zy daertoe gevoegiyk en bekwaem zullen bevinden, consenteerende en accorderende dat de zelve paters ter alle tyde binnen deze stad zullen mogen omgaen om aelmoessen tot hunnen onderhoud voor de deuren van degenen die hun zullen gelieven by te staen, zoo dikmaels als hetzelve hun van noode zal wezen » (14). Toch werd er nog eens aan herinnerd, dat het goed verstaan was, dat de stad in de onkosten niet zou tusschenkomen. Doch voor het overige liet men den Paters alle vrijheid, ook nopens de keus van den noodigen grond, zooals de lezer zal opge merkt hebben. Die officieele toelating van het stadsbestuur werd het volgend jaar bekrachtigd door een octrooi van A l b r e c h t en I s a b e l l a , op 26 (15) of volgens anderen 27 (16) April 1621. Op 23 September 1622 stierf de bijzonderste stichter, de edele heer R o q e r i u s C l a r i s s e . Doch zijn werk zou hem overleven. Bij (13) Mast, blz. 266. In dezen tekst heeft de schrijver zi]n origineel op één plaats slecht gelezen ; hij bevestigt Immers dat de stichting zal bekostigü worden door goede vrienden van deze stad, terwijl de tekst Juist zegt dat ze van de staa zijn. - Dat merkwaardig verscheen eerst in de ; de tekst dien we hier aanhalen, staat aaa Jg. XI, n° 38 (17 September 1869), onder den titel van en daar wordt heel juist ultgedrukt : « hunne goede vrienden es stad gehuisvest ». , , , (14) M a s t, blz. 267. Hier volgt hij den tekst uit Dl. II. t o . 50r-51r. (Lier, Stadsarchief.) (15) M a s t, blz. 267-268; loc. cit. (16) B ergmann, blz. 302.
buiten Gazet van Lier
binnen
Dagbericht
Llerscht Jf erj nn" in' buiten Aktboeken,
een ;
Gazet van Lier, 299
16
HOOFDSTUK I. —
STICHTINQ VAN HET KLOOSTER.
testament schonk hij 30.000 gulden voor de ontworpen stichting en voor wat er nog ontbrak zou de familie later instaan (17). § 3. — STICHTING VAN HET KLOOSTER. Het waren toen woelige tijden voor onze gewesten ; en te recht mocht de Bisschop J. M a ld e r u s in 1623 schrijven, dat de Kapucijnen de toelating wel verkregen hadden om te Lier een stichting te beginnen, maar dat de oorlogen vertraging mee brachten (18). Iedereen wist toch in de stad, dat de Paters slechts een gunstige gelegenheid afwachtten, om van de verkregen vergun ning gebruik te kunnen maken. Het is dus niet te verwonderen, dat de Orde hoe langer hoe meer in de streek bekend werd. En in 1623 zou de zaak een grooten stap vooruitgaan. We lezen immers, dat de Generaal der Orde, C le m e n s van N o t o , bij zijn verblijf te Antwerpen, het ontwerp heelemaal goedkeurde. Meteen liet hij toe, dat de familie van den stichter in een kloosterkerk zou mogen begraven worden, naar keus te Antwer pen of te Lier (19). Door die officieele goedkeuring gesteund, vond het Bestuur der Vlaamsche Kapucijnen het maar best, niet langer meer te dralen. Een voorlonpig huis werd gehuurd en in den loop der maand October kwamen eenige kloosterlingen üch te Lier ves tigen (20). Eens ter plaatse, zou het gemakkelijker zijn om een geschikt terrein te kunnen vinden. Een reden om de zaken te bespoedigen, waren misschien de herhaalde pogingen der Recollecten om zich in de stad te komen vestigen. In alle geval bewaart het stadsarchief nog den tekst van een brief aan de Infante, waarbij de Magistraat haar ver zoekt, niet toe te laten dat de Minderbroeder* zich te Lier zouden komen vestigen. Dat ware een te zware last voor de inwoners, te meer daar men heel goed bediend is met de (17)
M a s t , blz. 266, 268.
Les Rapports diocésains... au Saint-Siège 7232 ; Annuarium, lasc. Il, p. 83.
(18) J. P a q u a y ,
p. 40. (19) (20)
(Tongraa 1930),
ACB. I, A C B . III, 1005, p . 84 ; 111, 9510, p p . 19-20 ; B e ro m a n n , blz. 304-305 ; M a s t , blz. 268.
300
KOMST DER PATERS EN AANKOOP VAN DEN NOODIOEN GROND.
17
bestaande kloosters, waaronder ook de Kapucijnen vermeld wor den (21). Dat stuk is niet gedateerd. Maar het dagteekent van vóór den dood van Is a b e lla (December 1633) en na de aanvaarding der Kapucijnen. In 1624 werd door de familie C la r is s e de noodige grond aangekocht, in het klein Mechelstraatje of het Mechelsch Nieuwland gelijk men toen zegde, ’t is te zeggen tusschen de twee Mechelpoorten : de buiten- en de binnenpoort. Het grootste deel van dat terrein wordt thans ingenomen door de kost school der Ursulinnen (22). De straat, toen « Eekelveste » genoemd, heet nu sedertlang « Kapucijnenvest » ; en die naam is zoogoed als de eenige herinnering, die te Lier nog van het oud klooster overblijft. In 1624 bevatte dat terrein een perceel toebehoorend aan de Gilde der Handboogschutters. Die hielden er hun schietoefenin gen en de ingangpoort van dat plein bestaat hedendaags nog. Hen perceel daarvan kwam dus aan de Kapucijnen, samen met vier huizen met erve, toebehoorend aan G r e o o r iu s v a n B o r t e l , J a n V e r lin d e n , J a n de R a e d e m a c k e r en R e y n ie r C o o m a n s (vroe ger E n g h e l v a n N a r e n ) ; eindelijk, één huis wezende twee wo ningen (gelijk de oude tekst zegt) met erve, toebehoorend aan C a t l y n P e e t e r s en twee woningen van J a n v a n d e r O u d e rm e u le n (23). Om de werken te leiden, had men een heel ervaren overste benoemd, nl. Pater A l b e r t u s v a n G e n t , die sedert 1604, bijna zonder onderbreking, als bouwmeester en overste aan het hoofd van nieuwe of te verbouwen kloosters gestaan had. Hij kwam naar Lier in 1624, hetzelfde jaar dat men den grond gekocht had. Doch hij stierf reeds den 8 September van het volgende jaar, nog eer men den eersten steen had kunnen leggen. Dat geschiedde slechts den 6 Mei 1626 (24) en men deed het met (21) Lier, stadsarchief, bundel «Mannenkloosters», farde * Frctres Minores». Ten onrechte heeft men later op dezen ongedateerden brief het verkeerd Jaar tal 1650 geschreven. (22) B ir o m a n n , blz. 489, 618 ; M a s t, blz. 268-269. (23) ACB. I, 8762. (24) ACB. 1, 1005, p. 84 ; III. 9510, p. 19. — Het is natuurlijk heel ver keerd, als P. L a m b e rtu s van Vix.p in ztjn naamloos (Tilburg 1897), p. 7, zegt dat het klooster reeds sedert 1623 was.
Necrologium Serophtcum in opbouw
301
18
HOOFDSTUK I. —
8TICHTINO VAN HET KLOOSTER.
veel plechtigheid. « Het plaatsen der grondsteenen van de ge bouwen van het klooster, ter eere van God, van de H. Maagd en Moeder Gods M aria en van den seraphienschen patriarch Sint Franciscus gesticht, geschiedde met groote solemniteit : de eerste steen werd gelegd door eerwaarde heer Adrianus Kimps, Kanunnik, in naam van Zijne Hoogheid den heer Joannes M a l derus, Bisschop van Antwerpen, waarna de heer Van P raet, Plebaan van Lier, een welgepaste redevoering uitsprak ; de tweede redevoering werd gehouden door den Prior van het klooster der Kartuizers binnen Lier, den eerw. heer Franciscus Schot, in naam van juffrouw Sara B rey d el ; de derde door pater Cyprianus, Gardiaan der Kapucienen van Antwerpen, in naam van den heer Ludovicus Clarisse, en eindelijk door den heer Adam Rademaker, in naam van den heer Rooierus Clarisse, jongsten zoon van den stichter » (25).
De Gardiaan van Antwerpen, die hier het woord voerde, was de vermaarde C y p r ia a n C r o u s e r s of d e C r o e s e r , wellicht te meer een vriend der familie C la r is s e , omdat hij een geboren Antwerpenaar was. Eenige maanden later, in 1627, gaf het Kapittel van Sint Gummarus den Paters de toelating, om hun kerk van een klok te voorzien (26). De gebouwen waren voltrokken in 1628. Den 14 October werd de kerk plechtig geconsacreerd door Bisschop M alderus van Antwerpen, ter eere der Onbevlekte Ontvangenis ; meteen werden ook de drie altaren der kerk gewijd (27). § 4. — DE KLOOSTERGEBOUWEN.
De gebouwen stonden op den Z.-W.-hoek van de huidige Mechelenstraat en der Kapucijnenvest. Vóór den ingang lag, naar oud gebruik der Orde, een klein plein. De gebouwen waren voorzeker heel eenvoudig. (25) M ast, blz. 268. (26) Lier, Kerkarchief van Sint Oummarus : Dryraan’s Jaerboeken, D l. III, p. 335 ; t. V, 1868, p. 39. (27) ACB. I, 1005, p. 84 ; Kl, 9510, pp. 19, 24 ; D ecx e rs, blz. 364, n. 1 ; M a s t, blz. 268. — De kerkwijding had du* p/aats den 14n October. Waar-
Analecta pour servir à l’Hlstoire Ecclésiastique de la Belgique,
302
BESCHRIJVING VAN KERK EN KLOOSTER.
19
Van den dienstvaardigen heer B e r n . Ja n s s e n s kregen we een tamelijk zeldzame plaat, met een oud zicht van Lier. Het werd door een zekeren Peeters geteekend en zonder jaartal uitge geven, waarschijnlijk in het midden der XVIIe eeuw. De op schriften zijn allemaal Duitsch. Onder de afgebeelde gebouwen, ziet men ook het klooster der « Capuziner », te midden van boomen en groen. Het slanke torentje verheft zijn spits hoog in de lucht. Die fraaie toren wordt ten andere speciaal bij verschillige schrijvers vermeld (28). Toen B a l t h a z a r M o r e t u s III in 1668 de stad Lier bezocht, vond hij bij de Kapucijnen niets dat het vermelden waard was, tenzij hun < schoonen hof » (29). De bibliotheek moet nochtans ook nogal rijk geweest zijn. Toen immers pastoor L u y te n in 1625 gestorven was, gaf de Magistraat der stad 300 gulden aan het klooster, om zijn bibliotheek te koopen, op voorwaarde dat de boeken nooit zouden vervreemd worden (30). En op het Kapittel der Vlaamsche Kapucijnen, gehouden in 1668, citeert men een zeldzaam boek van den Kapucijn J e s u a t a , met de melding dat het op de Liersche bibliotheek voorhanden is (31).
* M * Bezat de kerk schilderijen van waarde ? De Fransche reiziger D e sc am p s, die in 1769 zijn uitgaf, schreef blz. 136 nopens deze kloosterkerk : « A Ia droite, près du Chœur, est un# descente de la Croix, par Rubens.... Ce tableau, toujours d’une belle couleur, est médiocrement composé ; les figures sont trop grandes et trop resserrées dans une espace trop bornée ».
Pittoresque de la Flandre et du Brabant
Voyage
schljnlljk werd de plechtigheid jaarlijks gevierd den Zondag nadien ; we weten in alle geval dat het in 1768 op 16 October (een Zondag) was (ACB. 1, 1721). (28) D e c k e rs, blz. 364, n. 1 ; B erqm ann, blz. 305 ; M a s t, blz. 268. (29) M . Sabbe, ln Je 1923, b lz. 491-514 ; Id ., (1668), In Dl. XV, 1924, blz. 25-39, vooral 28. (30) M a s t , blz. 269, 358. (31) A C B . III, 1006, p. 636, § 3. De bedoelde schrijver was een canonist, voorzeker niet J e s u a ta , maar Je s u a ld u s B o lo o n i van P a le rm o . Zie over hem het artikel van E d o u a rd d ’A le n ç o n in t. VIII, 1« partie, col. 1011 en de literatuuropgave aldaar.
De Moretussen op Reis in 1668, deeiingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, het Reisdagboek van Balthazar Moretus III
Verslagen en MedeUit Oudheid en Kunst,
Dictionnaire de Théologie Catholique,
303
20
HONPDSTUK I. —
STICHTINQ VAN HET KLOOSTER.
M a x Rooses spreekt ook over een Rubens bij de Liersche Kapucijnen en hij weet ons te vertellen, dat het doek voor die kerk geschilderd werd in 1613 of 1614 (32). Hier is er alleszins een verwarring, daar de kerk niet begonnen werd vóór 1624 en er in 1613-14 nog geen spraak was van een stichting te Lier. Ook zouden we eer gelooven wat B e r o m a n n (33) bevestigt : dat het geen echte Rubens was, maar eene waardelooze kopie. Ook toen in 1794 de kostbaarste schilderijen uit de stad naar Parijs gevoerd werden, had men eerst wel één of meer doeken uit de Kapucijnerkerk opgeteekend ; doch toen men zag, dat het geen echte Rubensen waren, liet men ze onverlet (34). (32) (33) (34)
L’Œuvre de P. P. Rubent, t.
II (1888), pp. 125-126.
B eromann, blz. 363. B e rq m a n n , blz. 422, n. 1.
304
HOOFDSTU K
II.
Weldoeners en Vrienden. Daar het archief van het Liersche klooster verloren ging, is er niet heel veel bekend nopens al de milde zielen, die de kloosterlingen in hun stoffelijke behoeften ondersteunden. D e c k e rs kende nog een of handboek van het klooster, waar de weldoeners dankbaar ingeschreven werden (1); doch hij zegt niet waar dat eerbiedwaardig document te zijnen tijde berustte ; en wij hebben het niet kunnen terugvinden.
Manuael
§ I. — DE EDELE FAMILIE CLARISSE. Een eereplaats kcmt in alle geval toe aan de familie C la r is s e , die het klooster slichtte. R o o e r iu s , zooals we hooger reeds gezegd hebben, stierf den 23 September 1622 ; zijn weduwe, C l a r a B r e y e l , bleef in leven tot 30 November 1635 (2). Hun kinderen, die de milddadigheid der ouders overgeërfd hadden, waren L u d o v ic u s en R o g e r iu s (Junior), alsmede een dochter M a r ia , die met een zekeren J a n d e W a u w e r e of v a n d e n W o u w e r in huwelijk was verbonden (3). Jegens die milde weldoeners toonden de Paters hun dank baarheid op verscheidene wijzen. Toen de Generaal C le m e n s v a n N o t o in 1623 de Vlaamsche provincie der Orde bezocht, schreef hij hun te Antwerpen een officieele toelating, gelijk zij het verlangden, om in de Kapucijnerkerk begraven te mogen worden. « W ij hebben vernomen, zegt hij in zijn Latijnschen (1) D ecke rs, blz. 269. (2) fase. II, p. 84. (3) ACB. I, 1005, p. 84 III, 9510, pp. 19-20 ; Dl. VU, blz. 271.
Annuarium,
;
305
Qraf- en Gedenkschriften,
22
HOOFDSTUK II. —
WELDOENERS EN VRIENDEN.
tekst (4), dat de heer Rooerius Clarisse, zoon van Ludovicus, met zijn vrouw Sara Breyel, zich reeds sedert verscheidene jaren groote weldoeners van onze Orde getoond hebben en dat ze uit godsvrucht, op hun kosten, een klooster voor onze broeders in de stad Lier wenschen te stichten ; daarom aanvaarden we bij dezen in dank hun mild aanbod en laten we toe, dat er ons in gezegde stad, volgens hun verlangen, een verblijf ge bouwd worde. En dat genoemde Vrouw Weduwe Sara, met haar zonen en hun echtgenooten, en Ludovicus, Ruoerius en Franciscus, hun zonen, gelijk zij het ook verlangen, wanneer het zal gebeuren dat ze uit dit licht naar een beter leven over gaan, een begraafplaats kunnen krijgen in onze kerk, ofwel in de stad Antwerpen, ofwel in het hooger genoemde klooster, door hen te bouwen ; doch in allen eenvoud en zonder welkdanige versiering >. Dat stuk werd onderteekend op 28 Sep tember 1623. ’s Anderen daags verliet Pater Generaal de Scheldestad, om te Mechelen zijn kanoniek bezoek der provincie te gaan voortzetten. Doch toen hij het Antwerpsch klooster yerliet, werd de geschonken toelating nog uitgebreid. De Eerbiedwaar dige Dienaar Gods Honoratus van Champiqny, Provinciaal te Parijs, die toen als « socius » of secretaris Pater Clemens van N oto vergezelde, bekwam dat dezelfde toelating zou verleend worden, niet enkel aan de drie genoemde kleinkinderen van Weduwe Sara Breyel, maar ook aan een vierde, wiens geboorte nog verwacht werd. En te Mechelen aangekomen, schreef Pater Honoratus op 30 September een plechtig bewijs, om de ver kregen toelating te bevestigen (5).
Bijna twee jaar later, toen de Vlaamsche Provinciaal te Rome vertoefde voor het generaal kapittel, diende hij een nieuw smeek schrift in ; het wordt nog bewaard, samen met het eigenhandig antwoord van den nieuwen generaal, Jo a n n e s - M aria van N oto (6). (4)
ACB. I, 7232, (afschrift door P. Damunus, met zegel der Provincie). fase. II, p. 83. (3) Afschrift door P. D am ianus, met zegel der Provincie, ln ACB. !, 7233. (6) ACB. I, U92ter. fase. II, p. 83. — Rogerius Clarisse, heer van Schelle en Niel, was den 28 Mei 1617 te Antwerpen gehuwd met Magdalena (de) Schot. Zie J . T . D e R a a d t & J . B. S to c x m a n s , Lier, z. J , blz. 99. — L u d o v ic u s C la r is s e huwde M a r ia N o i r o t ; hun twee zonen, Jo a n n e s F ra nc iscu s en P h ilip p o s A lb b r t u s , werden samen getonsureerd te Antwerpen op 28 December 1643 (Antwerpen, Archief
Annuarium,
Annuarium,
Geschiedenis der
Gemeente Schelle,
306
DE EDELE FAMILIE CLARISSE.
23
Er waren ondertusschen bij L udovicus en R o o e riu s C la r is s e voorzeker al kinderen bijgekomen (van hun gehuwde zuster wordt niet gesproken) ; in alle geval vroeg men om uit beide gezinnen in de kerken der Orde te mogen begraven ; de Generaal gaf echter slechts de toelating voor de zonen, niet voor de dochters. Te Lier, boven den ingang der nieuwe kerk, las men het opschrift : « Aen God ende Gods maget moeder ende den Seraphynschen vaeder Franciscus hebben Rogier Clarisse ende Sara Breyel desen Convente opgebouwt. Anno M. D. CXXV1II » (7). En in het midden der kerk, op een blauwen zerk, las men het volgend Latijnsch grafschrift: « D. O. M. Monumentum Praeno bilis Familiae Clary, vulgo Clarisse, Antiqua apud Veromandos Stirpe Oriundae, Rogerii Claris Sarae Breyel conjugum, Hujus Conventus Fundatorum » (8). De stichters stelden natuurlijk belang in het klooster dat ze aldus gebouwd hadden ; en ze verlangden eerst de gebouwen te zien, binnen en buiten, eer er een regelmatig slot ingébracht werd. Doch de tijden moeten wel woelig geweest zijn en de wegen onzeker ; want we lezen dat ze ’t op 14 Mei 1629 nog niet gewaagd hadden, om van Antwerpen naar Lier te reizen, wegens de strooptochten der Hollandsche soldaten. Om toch hun vroom verlangen niet tegen te werken, werd er in het klooster slechts een slot ingericht (sub praecepto S.
alle kinderen
&
&
voorloopig
van 0.-L.-V.-kerk, « Capsa Episcopatus», n<> 202 [2]. — De wapenschilden van R o o e riu s en L u do iv cu s, samen met die hunner echtgenooten, versierden vroeger oolc de glasramen der Liersche Kartuizers. DI. VII, blz. 281-282. (7) [Foppens], (Bruxellis 1717), p. 185 ; (’s Oraavenh., 1727), blz. 155 ; De Ram, (Bruxellis, 1856), p. 220; M a s t, blz. 268. — in die drie verschillende werken ls de zin van het opschrift dezelfde, maar de uitdrukking verschilt ; Foppens en De Ram geven zelfs den tekst in het Latijn ; wfl volgen (misschien wel ten onrechte) Mast, die echter het Jaar tal drukt : CIC. IC CXXVIII. — CIC moet natuurlijk de M of platliggende ® ( = duizend) en IC de letter D weergeven. — Het opschrift wordt ook ln het Latijn gegeven door J . L. B a x ln het HS. 22453 (p. 88) der Koninklijke Bibliotheek te Brussel. (8) Chr. v a n Lom , blz. 342 ; DI. VII, blz. 251. — WIJ geven den tekst volgens Van L o m ; de spelling verschilt nogal hier en daar ; ook de verdeeling der regels Is niet eenvormig ; wij houden daar dus geen rekenschap mee.
Graf- en .Gedenkschriften,
Historia Episcopatus Antverpiensls Groot Kerkelyk Toneel... van Brabant Synopsis Actorum Ecclesiae Antverpiensis
Gedenkschriften,
Beschryvlng der stad Lier in Brabant,
307
Graf- én
24
HOOFDSTUK II. —
WELDOENERS EN VRIENDEN
Oboedientiae, en niet onder kerkelijke straffen) en op gezegden datum van 14 Mei 1629 besloot het Definitorium, dien toestand te laten voortduren, zoolang dezelfde reden zou bestaan (9). Dat was toch iets heelemaal buitengewoons : een klooster dat al zoolang af was en zelfs regelmatig door religieuzen bewoond, zonder groot kerkelijk slot 1 Later, in 1668, zal men dit geval van Lier inroepen (10), om te bewijzen dat het slot in de nieuwe stichtingen niet noodzakelijk zoo spoedig moet ingé bracht worden. In October 1631 schijnen de stichters hun zoo lang verwacht bezoek reeds gedaan te hebben ; en het inbrengen der clausura zal misschien wel de gelegenheid geweest zijn van de kruisplanting, plechtig door Pater Provinciaal gedaan op 28 October 1631. Dat godsdienstig zinnebeeld, dat men gewoonlijk vond aan den ingang onzer oude kloosters, stond ook te Lier tegen over de poort (11). § 2. — GOEVERNEURS EN MILITAIREN, ABDIJEN EN KLOOSTERS. Benevens
de
stichters,
andere voo rnam e andere, L e o p o ld ,
B a r th o lo m a e u s goeverneur
O o k A lb e r t u s
lagen
er
in
de
K a p u cijn e n k e rk
personen en w eldoeners b egraven. de
der
S a lin a s ,
kapelaan
van
N ederlan de n , gestorven
in
nog
Z o o onder A artsh e rtog
1674 (12).
de F r a n itz e n , goeverneur der stad, v o n d er zijn
1766, v ó ó r het P resby terium . H et w as een v rie nd der O rd e . Reeds in 1748 bevoordeeligde h ij het klooster te L u x e m b u rg , d a t do o r z ijn toedoen een b e d rag van 120 g u l aatste rustp laats in
dens m ocht o n tv a n g e n . O v e r z ijn b e tre kkin g e n m et het klooster te
L ier,
vernem en
we
enkel
dat
h ij
er
in
1756 den
eersten
steen legde van ’t n ie u w g e b o u w , d a t toen begon n e n w erd (13). (9) ACB. III, 1006, p. 248, § 4. (10) ACB. III, 1006, p. 636, § 4. (11) M ast, blz. 268-269. (12) Mast , blz. 173. (13) M a s t , blz. 106-107 ; B e ro m a n n , blz. 638 ; p. 142. (Ms. n<> 40 van de Bibliotheek der Section Historique de l'institut Grand-Ducal te Luxemburg).
Registre de l’Archive du
Couvent de Luxembourg,
308
OOEVERNEURS EN MILITAIREN, ABDIJEN EN KLOOSTERS
25
D o n F rancisco G a n c h a ro u y , goeverneur der stad in 1615-1626, werd in S.-Gummaruskerk begraven. Aan de Kapucijnen schonk hij een schoon antipendium voor het hoogaltaar, een kostelijk misgewaad en een zilveren kelk (14). Het garnizoen van Lier, door tusschenkomst van Kapitein C a r lo s D aesdonck (van Haesdonck?), schijnt in 1646 of kort daarop een serie achterstallige of niet gereclameerde soldijen aan de Kapucijnen geschonken te hebben, om bij te dragen tot den bouw (?) der kerk « para ayuda de la fabrica de su nueva yglesia » (15). Van een herbouwen of veranderen der kapel rond dezen tijd, verneemt men elders echter niets. Nu wij toch met militairen en goeverneurs bezig zijn, zullen wij hier maar bijvoegen, dat we onder de weldoeners van het klooster ook kolonel-ingenieur de B a u f f rekenen moeten. Sedert 1736 was hij goeverneur van de stad. En zoo we niets ver nemen over zijn betrekkingen met het klooster, weten we ten minste dat hij den Paters van Luxemburg heel genegen was. Bij het herbouwen van een vleugel van hun gesticht in 1736, bezorgde hij steenen afkomstig van militaire werken ; en op het jaar 1730 lezen we in het register van ’tzelfde klooster : « La même année les armoires de notre sacristie, du côté du chœur, ont été faites par la libéralité de Mr. Bauffe, ingénieur général de l’empereur et gouverneur de la ville de Lière ; il en a luimême donné le dessei.i et cela a coûté 16 écus » (16). De verschillende abdijen van den omtrek waren den Paters fel genegen. Telkens de Provinciaal in Stad was, schijnt hij het noenmaal genomen te hebben in de abdij van Nazareth, ten minste in de tweede helft der XVIIIde eeuw (17) ; dat laat ver moeden, dat de Paters aan dat gesticht verplichtingen hadden. Nopens Tongerloo lezen we bij het begin van het Liersche klooster (1627), dat de religieuzen daar veel gingen bedelen uit de huizen van Sint-Truiden, Hasselt, Breda en Lier ; doch (•4)
Mast, blz. 105, 269;
Qraf- en Gedenkschriften, Registre de l’Arehive...,
Dl. VII, blz. 16.
(15) ACB. I, 8761. (16) Reeds geciteerd HS. pp. 54, 60; B e ro m an n , Wz. 638. (17) Pater Provinciaal dineerde er in alle geval op 12 Juli 1783, 24 Juni 1784, 11 Juni 1785 en 13 Mei 1793 (ACB. III, 1008, pp. 286, 292, 295, 333). Voor de andere Jaren zijn we zoo volledig niet ingellcht.
309
26
HOOFDSTUK II.
—
WELDOENERS EN VRIENDEN.
voortaan kregen die van Lier alleen het recht om er nog te gaan, daar ze ten andere dichtst waren (18). Het Begijnhof te Lier zal men voorzeker ook onder de wel doeners moeten rekenen. Alleszins weten we, dat er nogal veel betrekkingen waren met de Paters en dat dezen ook op tijd en stond den nonnekens pleizier konden doen. Dat is ten an dere niet te verwonderen, daar we weten dat meer dan één Begijntje bij de Kapucijnen te Biecht ging. Te Antwerpen, bij E . H. P h ilip p e n , den geschiedschrijver der Begijnhoven, wordt aldus het origineel bewaard van een brief in Januari 1682 geschreven door den Kapucijn G i l l i s v a n A n t w e r p e n , predikant in zijn geboortestad, naar een zekere Juff. E lis a b e t h v a n H e e s, Begijntje te Lier. Het gaat over een zeer dringende aangelegenheid, daar de brief de herhaalde melding draagt « Cito, c ito !». Het zusterken moet den Pater geschreven hebben, dat ze, voorzeker door tooverij, al sedert jaren haar geld uit haar kas kwijtraakt en dat ze ’t nu nog maar heeft opgemerkt... De Pater tracht haar te troosten ; en als remedie raadt hij gewijden wierook aan en veelvuldig belezen van huis en kas. Desnoods zal de belezing zelfs alle acht dagen moeten geschieden... De Pater heeft nog zoo’n histories beleefd, schrijft hij... Nu, hij was al oud ook : ongeveer 67 jaar, schijnt het. En wie weet? Het Begijntje was misschien nog ouder? Beiden schijnen in alle geval veel aan spoken geloofd te hebben... B ijn a
een eeuw later, zien w e den
K a p u c ijn
P . J o z e f M on-
hemen v a n B re d a , b ij z ijn tw eede reis naar Rom e in 1775, van d a a r relikw ieën m eebrengen van S . D o n a tu s en S . B e g g a, die aan de B e g ijn tje s geschonken w e rd en . H et ja a r d aaro p w erden de noodige relikw iekasten ge m aakt do o r den A ntw erpschen g o u d sm id D h e u re (19).
§ 3. -
GEESTELIJKE EN BURGERLIJKE OVERHEDEN.
Bij zijn visiet te Lier op 15 Augustus 1790 en op 16 Juli 1792, aanvaardde de Provinciaal het middagmaal bij den Plebaan
Neerlandia Francise.,
(18) ACB. III, 5006, 2* deel, f° 77v. ; Dl. III, 1920, blz. 245, n. 3. (19) Archief der Godshuizen van Lier, « Fonds der Begijnen », n» 380. — Zie onze bijdrage ( f 1776), thans ter perse, In D l. XV, 1932.
P. Joztf van ’s-Hertogenbosch Francisc. Levtn, 310
DE OPENBARE BESTUREN.
27
van Sint Gummarus (20). En telkens iets in de stad gebeurde, waren de Paters er bij. Men ziet ze steeds meestappen in processiën (21) ; ze zijn tegenwoordig in 1666 bij de plechtige erkenning der relikwieôn van S. Gummarus ; te dier gelegenheid hebben ze in het midden der hoofdkerk een zeer schoon altaar opgericht, waarop een solemneele mis met muziek wordt ge zongen (22). In 1652 is de Gardiaan F a u s tin u s v a n B r u s s e l tegenwoordig bij de plechtige overbrenging der relikwiefin van den Z. Bartholomaeus, stichter der abdij van Nazareth (23). En zelfs waar het meer profane plechtigheden en feesten geldt, ontmoet men ze wel eens. Op 30 Juni 1722 geven ze in hun eigen refter een feestmaal voor de broeders van ’t « biercruyersambacht » en we weten dat er daar te dier gelegenheid een feestdicht afgelezen werd van den vruchtbaren Pater J u s t in u s v a n B r u s s e l (24). Met alle openbare besturen leefden de Paters in de beste verhouding en door alle werden ze met gunsten en voorrechten rijkelijk bedacht. Hooger hebben we reeds een bewijs gegeven van de mildheid van het Stadsbestuur, waar we over de bibliotheek handelden. Andere giften zullen er genoeg geweest zijn ; en een stelsel matig onderzoek der Resolutieboeken en stadsrekeningen zou voorzeker toonen, hoe gaarne het Stadsbestuur zijn Paters met allerlei giften wist te bedenken. Alhoewel de kloostergebouwen tamelijk groot en ruim waren, bleven de Kapucijnen steeds vrij van het herbergen der door trekkende troepen ; dat was een voorrecht dat ze onder het oud regiem genoten. Reeds voordat ze zich metterwoon in de stad gevestigd hadden, kwam er op 8 Mei 1626 een ordon nantie vanwege de Aartshertogin I s a b e l l a , waarbij alleen de bedelorden der stad van dien last vrij bleven (25). Doch in (20) (21)
ie Lier
ACB. III, 1008, pp. 319, 328. D eck e rs, blz. 342; R . Rommens, (Lier [1888]), blz. 56 en 102 (1713 en 1732). D eck e rs, blz. 371. M ast, blz. 246.
De Predikhetten en de Kluizekerk
(22) (23) (24) M . S abbe, in Dl. V, 1909, blz. 74-96. Het hier bedoelde gedicht w o rd t verm eld op blz. 88. (25) Stadsarchief te Lier, « Berckmans-Boeken », Dl. III, f° 91v. DI. IV, blz. 321.
Pater Justinus’ Kloostergedichten,
311
De Vlaamsche Gids,
28
HOOFDSTUK II. —
WELDOENERS EN VRIENDEN.
Maart en Augustus 1692 verzocht de magistraat niettemin de oversten der Predikheeren, Jezuïeten en Kapucijnen, toch eenige manschappen te willen opnemen, om de zware lasten der bur gerij wat te helpen verminderen (26). Op 28 Januari 1628 gaf Aartshertogin Is a b e lla , die den Paters fel genegen was, een gunstig antwoord op een rekwest van hunnentwege. Een zekere D o n Loys de B enavides en andere officieren uit Zandvliet begeerden, uit genegenheid voor de Orde, eenige porties « moluwe » of kabeljauw als aalmoes te schenken aan de kloosters te Lier, Mechelen of elders ; maar er was geen middel zoo’n verzendingen te doen, zonder een paspoort der Aartshertogin. Op hun verzoek, werd hun zoo’n vrijgeleide geschonken, waarmee de Paters persoonlijk den visch konden gaan afhalen (27). Op 4 December 1650 besloot het definitorium der Vlaamsche Kapucijnen dat men zou trachten alle jaarlijksche lasten en verplichtingen af te koopen, die wogen op de kloosters te Lier, Mechelen en Brussel (28). Welke die verplichtingen waren, wordt niet nader aangegeven. Waarschijnlijk is er spraak van wat we nu « grondlasten » zouden noemen. Want voor de Liersche gronden en huizen, in 1623 aangekocht, was er jaar lijks 9 gulden en 8 stuivers te betalen. In 1653 was die beta ling reeds 29 jaar verachterd ; dat maakte samen een belang rijke schuld (29). In 1657 noemt men dat een jaarlijksche rente van « 10 livres 13 solz, du prix de 40 gros notre monnaie de Flandre la livre ». Op verzoek van Pater Provinciaal en om reden der armoede van het klooster, werd die schuld ten eeuwigen dage kwijt gescholden (3 December 1657 — 28 November 1658) ; doch de Gardiaan bleef voor altijd gehouden, ieder jaar twee HH. Missen te laten lezen, tot welzijn van koning en onderdanen ; jaarlijks ook moest hij den ontvanger in het Antwerpsch kwartier ver wittigen, dat hij die verplichting nageleefd had (30). Nog op (26) B e rg m a n n , blz. 313-314. (27) ACB. I, 4301, 4302. (28) ACB. III, 1006, p. 495, § 5. (29) ACB. I, 8762. (30) Algemeen Rijksarchief, Brussel. Register der Charters, n° 16, blz. 260. ACB. I, 8763T (groot document op perkament, met afhangend zegel in rood lak. Getchonden).
312
OPENBARE EN BIJZONDERE LIEFDADIOHEID.
29
19 Februari 1787 hooren we verklaren, dat de Kapucijnen van Lier « twee missen ’s jaers » moeten lezen « voor den Catholiken Koninck, ter redemptie van eene cheyns bezet op een klijn deel van den hof, welcke missen tot heden voldaen zijn » (31). § 4. — BIJZONDERE LIEFDADIGHEID. Bijzondere dankbaarheid vanwege de kloosterlingen verdienden vooral de « syndieken » o! « geestelijke vaders en moeders », die zich met de geldzaken van het gesticht belastten. Men kent er slechts twee bij naam : een zekere Jf. N. Cam m eron (11 No vember 1777) (32) en een heer Adam Radem aker. Deze laatste bezocht wekelijks het klooster en telkens liet hij er een of andere gift. Hooger hebben we al vernomen, dat hij in 1626 den eersten steen legde van de nieuwe stichting. Hij was Burge meester der Stad en stierf op 30 October 1640 (33). Het klooster, dat geen de minste bezittingen had noch vast inkomen, leefde hoofdzakelijk van de milddadigheid van de Lierenaars, die hun Paters fel genegen waren. De stad was ten andere heel godsdienstig en alle goede werken werden er mild gesteund. W ij weten b. v. hoe de Recollecten uit Mechelen ook te Lier rijken steun vonden. Zoo had het Stadsbestuur zich op 9 Novem ber 1627 bezig te houden met een schrijven van A n to n iu s van den S te e n , Gardiaan der Recollecten, nopens het bedelen van bier, boter en vleesch. De beslissing was niet heelemaal gun stig, misschien wel omdat men eerst en vooral de Paters uit de stad zelf wilde bevoordeeligen. Uit een brief van een zekeren P. Joannes M inssen vernemen we in alle geval, dat zoo’n bede len aan de Recollecten niet meer toegelaten wordt en dat men voorgeschreven heeft b. v. met een schaal rond te halen. Dat kan men niet aannemen, daar het tegen den Regel is. Doch daar men jaarlijks in de stad niet minder dan 26 of 27 tonnen « goed bier » rondhaalt, vraagt de Pater
in natura
(31)
Antwerpen, Staatsarchief, Clergé Régulier, n° 348.
(32) ACB. I, 6107. (33)
geld
Mast, blz. 269;
Graf- en Gedenkschriften,
313
Dl. VII, blz. 76.
30
HOOfDSTUK H. —
WELDOENERS EN VRIENDEN.
dat de stad zelf regelmatig 25 tonnen zou schenken (34). W at daarop geantwoord werd, weten we niet. Doch als de inwoners zoo mild waren voor kloosterlingen uit vreemde steden, zullen die uit stad zelf voorzeker nog beter gevaren hebben... (34) Lier# stadsarchief, bundel < Mannenkloosters », farde < Pratres Mino res ». De brief van P. Mlnssen is niet gedateerd, maar waarschijnlijk kwam hij kort na de beslissing van den Magistraat, waarnaar hij sch|Jnt te verwijzen.
314
HOOFDSTUK III.
Werkzaamheden. § 1. — PREDIKING. Heel slecht zijn we ingelicht nopens de verschillende geeste lijke werkzaamheden, die de Liersche Kapucijnen ten bate der bevolking ondernamen. Maar daar, gelijk elders, zal de predicatie wel de hoofdzaak geweest zijn. In een stuk van 1630 lezen we in alle geval, dat ze toen reeds op al de feestdagen van het jaar, om 1 uur namiddag, preekten in S.-Gummaruskerk. Slechts eenige dagen waren uit gezonderd, n.l. eerste en tweede Paaschdag, eerste en tweede Sinksen, Allerheiligen en Kerstdag ; ook de feestdagen, die op een Zondag vielen. Maar daarentegen predikten ze wel den 3*“ dag van Paschen en Sinksen, den 2en en 3en Kerstdag, alsook op Witten Donderdag en Paaschavond (1). Op 23 April 1633 verleende het kapittel aan de Kapucijnen de toelating, om ook op alle Zon- en feestdagen in de Collegiale te prediken, ’s avonds vóór het lof. In 1634 besloot men, het 3ermoen om 1 uur ook te houden op de vier hooge feestdagen van het jaar, die zooals gezegd, eerst uitgezonderd waren ; ook het volgend jaar zou men de vastensermoenen houden en eveneens zou er uitstelling zijn van het H. Sacrament. In dat
Franciscana,
(1) D l. VII, een stuk van 1610 nopens de is hier zonder belang, daar (Bundel « Mannenkloosters »,
1924, blz. 283. — In het Stadsarchief te Lier berust « staties », die aldaar gepreekt werden ; maar dat het van vóór de aankomst der Kapucijnen is Farde « Fratres Minores »).
315
32
HOOPDSTUK III.
—
WERKZAAMHEDEN.
jaar 1635 besliste men ook, dat op de feestdagen in de vasten de stationaris zou prediken om 1 uur en de Kapucijnen aan stonds vóór het lof (2). Op de drie Sinksendagen van het jaar 1641 hielden de Paters een plechtig veertig-urengebed in de Collegiale (3). In het begin van 1763 lieten de Mechelsche Karmelieten weten, dat ze voortaan de gewone predicatie te Lier op O.-L.-V.Lichtmis niet meer konden houden, daar ze sedert eenige jaren voor de mondkosten van den predikant en den broeder die hem vergezelde, moesten toeleggen. De Kapucijnen werden in hun plaats met die prediking belast ; en om de onkosten te dekken, mochten ze dan een omhaling van boter houden (26 Januari 1763) (4). Het is zeker dat de Paters, vooral in de XVIIIe eeuw, op de verscheidene parochiën van den omtrek, het H. Ministerie gedu rig zullen uitgeoefend hebben, gelijk ze ook in de andere kloosters deden. Opzoekingen in de plaatselijke kerkarchieven zouden dat ongetwijfeld bewijzen. Maar bijzonderheden kennen we niet. Hetzelfde moet men zeggen nopens het prediken in de ver scheidene vrouwenkloosters der Stad. Slechts één enkele maal hooren we « staties » vernoemen bij de Kanonikessen van Vredenberg. Van P. I r e n a e u s v a n M e c h e l e n zullen we hooren, dat hij in 1638 preekte in het Begijnhof en « in andere kloos ters». Dat de Paters er op tijd en stond Gods woord gingen verkondigen, is des te natuurlijker, daar ze bij gelegenheid, in de XVIII* eeuw, ook in verscheidene gestichten de Biecht dÈr Zusters hoorden, gelijk we straks zullen zien. En als de Nonnen ook onder de weldoeners gerekend worden, mag men wel ver onderstellen, dat de Paters door hun predicatie hun dankbaar heid zullen bewezen hebben.
Anal, pour servir à l’Hist. Ecclés. de la Belg.,
(2) t. V, 1868, p. 40. — Hier maakt men dus een onderscheid tusschen de Kapucijnen en den « Sta tionaris ». Wie dat was, wordt niet nader aangeduld. Waarschijnlijk kwamen de verschillende kloosterorden overhands aan de beurt, ln 1708 was P . P a c i fic u s v a n Z o tte o e m , Kapucijn, Stationaris in S.-Qummaruskerk (Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.-kerk, « Capsa Episcopatus», n° 197, ad 11 Febr. 1708). (3) t. V, 1868, p. 42. (4) B erouann , blz. 303.
AnaL pour servir à l’Hist. Ecclés. de la Belg.
316
33
PREDIKEN EN BIECHTHOOREN.
§ 2. — MINISTERIE VAN DEN BIECHTSTOEL. Toen de Kapucijnen hun aanvraag deden om in de Stad te mogen stichten, beloofden ze, gelijk we blz. 14 gezegd hebben, hun dankbaarheid te toonen « met goede exercitie , gestichtige leeringen, sermonen, missen te doen, visiteren van de zieken, devote gebeden en andere godsdienstelijke werken ». Van biechthooren was er dus geen spraak. En het is niet een bloote vergetelheid, als dat niet genoemd wordt ; want in dien tijd was het slechts in een uitzonderlijk geval dat de Kapucijnen de bediening van biechtvader aannamen. De geloovigen hadden het over het algemeen liever anders gehad en op sommige plaatsen moest men wel aan hun verlangen toegeven. Ook voor Lier bepaalde het Definitorium, op 22 November 1635, dat de toenmalige gardiaan, S e b as tiaan van A n tw e rp e n , de biecht der geloovigen mocht hooren ; maar zooiets moest toch altijd een uitzonderlijk geval blijven en biechtstoelen moch ten er in de kerk niet geplaatst worden (5). In 1638 woonde er in het klooster een zekere P. Irenaeus v a n M e c h e le n ; hij was biechtvader voor zijn medebroeders en hij schijnt ook wereldlingen gehoord te hebben ; want op 29 Mei van gezegd jaar, besloot het Definitorium, dat de Pater wel mocht prediken in de Kapucijnenkerk, in het Begijnhof en in andere kloosters, doch dat hij niemands biecht mocht hooren buiten die zijner medebroeders, ook niet van priesters of kloos terlingen, zonder uitdrukkelijk oorlof van het Definitorium ; ook zou hij voortaan geen bezweringen meer doen over mannen en vrouwen, die dachten van den duivel bezeten te zijn (6). In 1642 vinden we Lier genoemd als een klooster, waar men slechts bij uitzondering de biecht hoort van één of andere in het bijzonder (7) ; en nog in 1668 verbiedt men het, dat een Pater der Orde op Zon- en feestdagen, of ook maar ééns in de maand, biecht gaai hooren in de collegiale van S. Gummarus (8). Die strengheid duurde tot in 1671 ; in dat jaar
bij gelegenheid
(5) (6) (7) (8)
ACB, ACB. ACB. ACB,
I, 1006, p. 341, n° 6. I, 1006, p. 361, § 4. I, 1256bis. 1, 1006, p. 636, § 9.
317
34
HOOFDSTUK III.
—
WERKZAAMHEDEN.
verleende het Generaal Kapittel de permissie, om te Lier regel matig de biecht der geloovigen te hooren (9). Spoedig nam dat heilig ministerie nu een groote uitbreiding. En de Nonnenkloosters uit Stad waren hier de eerste om de dienstvaardigheid der Paters in te roepen. Aldus gebeurde ’t bij de Engelsche Karmelietessen of Teresianen, toen ze in 1708 hun Biechtvader hadden zien sterven. Op 20 September, liet het Bisdom aan P. P a c ific u s van Zotte o e m toe, de Biecht van één of andere non te hooren, totdat er een nieuwe Engelsche Biechtvader benoemd was. En nadat er dan ook op 1 Juli 1709 een aangesteld was, liet de Bisschop op 14 Februari 1710 toch nog toe, dat de Pater voort de Biecht van een zekere Zr. M a r ia A n n a bleef hooren (10). Meer betrekkingen waren er met het prioraat der Kanonikessen van Vredenberg. Van 1741 tot 1767 en misschien tot het einde van het Oud Regiem, hoorden veel Kapucijnen daar Biecht. Een paar malen wordt die toelating gegeven voor den tijd der gewone preeken of «staties» (11); in andere gevallen wordt die beperking niet vermeld (12). Het was meestal de Gardiaan of de Vicaris van het klooster die daar biecht hoorde, en wél gewoonlijk als « extraordinarius » (13), een enkele maal ook als gewone Biechtvader (14). (9) Vroeger werd die toelating in ons archief bewaard, blijkens een ouden inventaris. ACB. III, 1012, p. 19. (10) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-kerk, « Capsa Episcopatus », n° 197. (11) Aldus voor den Gardiaan Lucas van A a l s t (24 Mei 1749) en P. C lem ens van H e rz e le (20 Juni 1749). — Deze namen en datums, zoowel als die der volgende noten, komen uit dezelfde jurisdictie-registers n° 197, die we hier herhaaldelflk benuttigen. Op de aangegeven datums zal men gemakkelijk de namen der Paters terugvinden. Men gelieve echter op te merken, dat die toe lating om Nonnenbiechten te hooren, dikwijls achterna bijgevoegd werd, dààr op den datum waar de gewone jurisdictie der kloosterlingen reeds vroeger geboekt werd. En alzoo zou het gebeuren dat een Pater hier op een gegeven datum als « Gardiaan » aangegeven wordt, terwijl hij feitelijk maar eenige maanden later tot Overste benoemd werd. (12) Aldus de drie Gardiaans : Jo a n n e s B a p t is ta van Leuven (12 Septem ber 1752), HiEro.vymus van T u r n h o u t (21 Mei 1755) en Jo ac h im van A n tw e r p e n ( I I September 1759). (13) Aldus P. A n to n iu s van B e ve re n (21 Mei 1766) en de belde Gardiaans F e rd in a n d van T e rv u re n (2 October 1741) en N o r b e r tu s van W e s t e r lo o (22 October 1764) ; ook de Vicaris B o n a v e n tu ra van B r u s s e l (22 October 1764 en 21 September 1767). (14) P. A le x a n d e r van A a ls t , OaTdiaan (22 September 1767).
318
BIECHTHOOREN EN ZORO VOOR DE PESTLIJDERS.
35
Reeds veel vroeger had men begonnen met de Biecht der Begijnen te hooren, n.l. sedert 1708. Gewoonlijk geschiedde dat, niet in het Begijnhof zelf, noch voor al de Zusters, maar slechts voor hen die in de Paterskerk een Biechtvader kwamen vinden. Daartoe was er toch een speciale jurisdictie noodig ; en we kennen zoo een heele reeks Paters, die daartoe van ’t Bisdom de vereischte machtiging kregen (15). § 3. — VERPLEGING VAN PESTLIJDERS. Zoo de gewoonten en voorschriften der Orde in den beginne streng waren voor het biechthooren, bewezen de Broeders des te meer dienst tijdens pest en besmettelijke ziekten. Dan stelden ze edelmoedig hun leven ten pande voor den evenmensch. In de 17de eeuw kende men niet, gelijk hedendaags, allerlei ontsmettingsmiddelen, om desnoods ziekten te voorkomen of te genezen. En alzoo nam de kwaal dikwijls een ongehoorde ui breiding, waartegen de wetenschap van dien tijd niets vermoc . Te Lier woedde de pest o. a. in de jaren 1636*37 en 1652 ; er vielen toen ontelbare slachtoffers. Doch veel erger was e nog in de jaren 1665-69. Reeds van in 1664 had het sJ-heP®n* college zekere voorzorgsmaatregelen genomen, om te be e en dat de besmetting, die in andere steden 'e.’ds woedde, ook naar Lier zou overkomen (16). Door tusschenkomst van Mechelen kon men uit Rome, in hetzelfde jaar 1664, relikwieën bekomen van de schutspatronen tegen de besmetting ; plechtig wer en ze « verheven » op 23 September, en de Kapucijnen hielden in S.-Gummarus het 40-urengebed. En twee jaar later, zien we (15) Ziehier de namen, altijd volgens dezelfde registers :_ PACl” a“ ® ™ *kZ°*n TE8EM (11 Februari 1708), Andréas van Leuven (10 Mei . P den Pastoor van ’t Begilnhof zelf). Lucas van H a s s e lt (26 Febntari^ B e rn a rd u s van A ssche (met toelating van den Pastoor), a van (9 December 1738), F e rd in a n d van T e rv u re n (2 October Leuven (16 Juli 1743 en 7 December 1745), Lucas va n A a l s ^ Mei 1749). C le m e n s v a n H e rz e le (20 Juni 1749), Joannes B a p t is ta Van ^ ^ ber 1752), H iëronym us van T u r n h o u t (21 Mei 1755). Joachjm (11 September 1759) en A le x a n d e r van A a l s t (22 September ). (16) D ecx e rs, b lz . 363; D l. I. J 11^ . (17) à >
Lier Vroeger en Nu, Anal, pour servir l'Hlst. Ecclés. de la. Belg., - •< 319
36
HOOFDSTUK III.
—
WERKZAAMHEDEN.
nog uit de Netestad een plechtige bedevaart naar Duffel ver trekken, altijd met hetzelfde doel : om van de pest bevrijd te blijven (17). Doch niets mocht baten en alle voorzorgen waren vergeefs. Spoedig woedde de geesel in volle geweld en een derde der bevolking zou hij uitroeien. Onder de verschillende kloosterorden der stad, toonden de Kapucijnen in die droevige omstandigheden het meest toewij ding. Door magistraat, plebaan en kapittel werden ze verzocht om hun diensten aan de slachtoffers te verleenen ; met goed keuring van hun Provinciaal, waren ze gelukkig dat heldhaftig liefdewerk te kunnen aanvaarden. Dat was in October 1668 (18). Reeds den laatsten dag derzelfde maand stierf een jong stu dent der Orde, ten gevolge der besmetting : Fr. C le m e n s van A n tw e rp e n . Twee of drie weken later, op 17 November, stierf in den dienst der pestzieken Br. M a c h a r iu s van Ieper (19). Uitdrukkelijk wordt van hem betuigd, dat hij besmet werd al anderen verzorgend (20). Na hem, stierven er nog vijf Paters der Orde, ook ten gevolge der pest ; en alhoewel men niet uitdrukkelijk zegt, dat ze de besmetting gekregen hadden met zelf anderen te verplegen, is dat toch vast en zeker, daar men stellig weet dat onze kloosterlingen toen met dat liefdewerk belast waren. Ziehier hun naam en sterfdag : P. G e r a r d u s B erckm ans van L ie r, bezweken 5 Dec. 1668. P. B r u n o v a n B ri-ssel, predikant, 4 Januari 1669. ? P. T ib u r tiu s v a n B r u s s e l, predikant, 5 Februari 1669. P. R o b e r tu s van K o r tr ijk , predikant, 21 Maart 1669, en P. V a le r iu s van A n tw e rp e n , 4 April 1669. Die slachtoffers der naastenliefde werden begraven in den kloostertuin, tegen den muur van het pesthuis, waar men later nog hun grafschriften schijnt gelezen te hebben (21). Bij hun (18) D ecke rs, blz. 363-368; M a s t , blz. 146-147, 269; B e ro m a n n , blz. 314. (19) In de wereld Omer van Thuyne, zoon van Jan en Josina Mortiers. Men noemde hem gewoonlijk Macharius van leper, alhoewel hij eigenlijk te Reningelst geboren was. Reeds 30 jaar oud, werd hij te Leuven Ingekleed op 3 Juni 1658. (20) ACB. I, 5398, p, 15 ; I, 4032bls, p. 10. (21) D e c k e r s , blz. 377 ; M a s t , blz. 146-147, 269. — In de verschillende berichten waarover we beschikken, wordt de sterfdag dezer ziekenverplegers niet altijd heelemaal gelijk aangegeven ; ook durven we niet verzekeren dat onze datums noodzakelijk de juiste zijn.
320
ZORQ VOOR PESTLIJDERS.
37
medebroeders en stadgenooten bleef hun aandenken in groote eere. Men bezit nog een brief van dan Provinciaal P a t r i t i u s v a n H a z e b r o e k , waarbij hij op 1 April 1669 aan B a s ilia n u s v a n B r u q q e , Gardiaan te Kortrijk, het overlijden aankondigt van twee Paters, in den dienst der pestlijders bezweken : B e rn a rd in u s v a n O o s t e r w ijk , te Maastricht, en R o b e r t u s v a n K o r t r ij k , te Lier. En hij voegt er bij : « Wij begeeren en verlangen dat voor hen die in den dienst der pestlijders sterven, ieder Priester twee Missen lezen, en Clerici en Leekebroeders ook een dubbel suffragium » (22). Aldus schonk men hun, na hun dood, uit hoogachting en bewondering, het dubbel van wat de gewone kloosterlingen van hun medebroeders mochten verwachten. n ¥
¥
Wij noemden daar juist het «pesthuis». Het was immers de gewoonte bij de oude Kapucijnen, dat ze op het verste uiteinde van hun tuin zoo’n afgezonderd gebouwtje hadden, dat in tijd van besmetting gebruikt werd, niet om er menschen uit stad te bezorgen, gelijk men soms denkt, maar wel om tot nachtverblijf te dienen voor de « Pestpaters », die gedurende hun ambt moes ten afgezonderd blijven, om voor hun medebroeders geen gedurig gevaar op te leveren. Deze bladzijde over pestverpleging sluiten we met de vermel ding van eenige Liersche kloosterlingen, die datzelfde jaar 1669 in andere steden van het land hun leven offerden in hetzelfde liefdewerk. Dat deed b. v. een zekere Fr. M a r c e l l in u s v a n L ie r , nog maar Diaken, waarschijnlijk geboren in 1643 en ingekleed in 1663, die op 26-jarigen leeftijd bezweek, slachtoffer zijner naas tenliefde. Hij stierf in het klooster te Aalst, op 1 Augustus 1669. Zijn wereldlijke naam was v a n d e n B r a n d e ; en met eere voor zeker staat de jeugdige kloosterling hierboven opgeteekend in het boek des levens. (22)
« P. B e r n a r d i n u s O o s t e r w y c a n u s in peste obUt ; Lyrae, P. R o b e r t u s requiescat in S. Pace. Desideramus autem et commendamus, ut pro iis qui in servitio pestis obierunt, dicantur duae Missae a singulis sacer dotibus et a cleris et lalcis duplices preces. » (Kortrijk, Stadsbibliotheek, Case 315, register 25). C
ortrac.
321
38
HOOFDSTUK III.
—
WERKZAAMHEDEN.
Br. M a u r i t i u s P a r a s ie s v a n L ie r stierf te S.-Truiden, den 26 September van hetzelfde jaar, ook in den dienst der pest lijders. Vier zijner medebroeders slachtofferden daar mede hun leven in denzelfden liefdedienst, van April tot October 1669. Eindelijk Br. R a y n e r iu s v a n L ie r stierf in den dienst der pestlijders te Maastricht, den 26 Juli 1669 ; vier zijner mede broeders bezweken daar omstreeks denzelfden tijd (23).
Te Lier werd in Augustus 1669 een plechtige octaaf van openbare gebeden gehouden, waarna de Kapucijnen het 40-urengebed preekten. En den 29 November daarop, mocht in de gehouden wor Collegiale een plechtige processie met den, omdat de stad voprgoed van de pest bevrijd was (24).
Te Deum
§ 4. — DE LIERSCHE KAPUCIJNEN EN O. L. V. VAN DUFFEL. Er blijft ons een woord te zeggen nopens de betrekkingen der Kapucijnen met de bedevaart van Duffel. In vorige eeuwen, vooral rond 1660, was O. L. V. van Goeden W il, die aldaar vereerd wordt, overal vermaard, misschien evenveel als die van Scherpenheuvel. En in het bevorderen en verbreiden dier devo tie, hebben de Kapucijnen een groote rol gespeeld. En hier bedoelen we hoofdzakelijk de religieuzen uit de kloosters te Aalst en veel meer nog te Lier. In beide kerken werd een afbeelding van O. L. V. van Duffel vereerd, gesneden uit den wilg, waarin het genadebeeld eens ontdekt werd (25). De familie v a n M e r o d e , die toen de baronie van Duffel bezat, was goed bevriend met de Kapucijnerorde ; en alzoo komt het misschien, dat beide kloosters een namaaksel van het mirakuleus beeld bezaten. (23)
ACB. I, 4932bis, pp. 3, 13; I, 5398, pp. 11, 15, 16; [L am be rtus a
Necrologium, p. 33 ; Zondagsblad, DI. IX, 1906-1907, blz. 392. (24) Anal, pour servir à l’Hist. Ecclès. de la Belg., t. V, 1868, p. 46. (25) N. M a t t e n s , Onse L. Vrouwe Van Duffel ofte Van Goeden Wil (A n t w .
V elp]
1717), blz. 30, 117, 179.
322
DE LIERSCHE KAPUCIJNEN EN O.
L. V.
VAN DUFFEL.
39
In de kerk te Aalst werden er door de aanroeping van 0 . L. V. van Duffel verscheidene wondere genezingen bekomen. Het beeld werd er geplaatst op S.-Bernardusdag (20 Augustus) 1638, zooals we lezen in het relaas der genezing van E lis a b e t h d e R id d e r , vrouw van heer A r t u s v a n U d e n , uit Aalst. In 1640 genas ook aldaar P e t e r v a n R a f f le q e m en omstreeks denzelfden tijd A d r ia n u s C r o o n e (26). Doch wat er te Aalst gebeurde, interesseert ons voor het oogenblik minder. Te Lier stond er ook zoo’n beeld in de kloos terkerk, en dat ten minste sedert 1642, zooals blijkt uit het volgende verhaal (27). In gezegd jaar 1642 was C h a r l e s de C o t t r e l , heer van Lessenbosch (Bois-de-Lessines), doodelijk ziek ; van de dokters ver laten, had hij reeds de laatste HH. Sacramenten ontvangen. In dien uitersten nood nam hij zijn toevlucht tot 0 . L. V. van Duffel en liet door een Pater Kapucijn een noveen houden bij haar miraculeus beeld. Alles scheen toch verloren ; en reeds stond de gewijde kaars gereed, toen hij zijn biechtvader verzocht met hem de litanie van 0 . L. V. te willen bidden. Pater Huoo v a n B o k s t e l , Gardiaan te Lier, vroeg hem daarop, of hij waar be trouwen had op O. L. V. van Duffel; op zijn bevestigend antwoord, liet de Pater, door een knecht van den huize, uit de kloosterkerk het O.-L.-V.-beeldje halen. Terwijl de zieke het vol betrouwen omklemde, viel er een stukje van de kroon in zijn hand; ’s avonds, omstreeks 10 u., zwolg hij dat met volle betrouwen in. Terstond vond hij bate, daar hij gansch dien nacht rustig mocht slapen, wat hij sedert 38 dagen niet meer had gekund, ’s Morgens bij zijn ontwaken, voelde hij zich volledig genezen. Uit dat verhaal ziet men dus, dat reeds in 1642 0 . L. V. van Duffel bij de Liersche Kapucijnen vereerd werd. Die genezing werd fel besproken. En op 30 Maart 1644 ver klaarde de Bisschop van Antwerpen, in een plechtig document, dat het een echt mirakel was (28). En in het boekje van N. M a t t e n s , over 0 . L. V. van Duffel, is die genezing één (26) N . M a tt e n s , Onse L. Vrouwe Van Duffel ofte Van Goeden Wil (Antw. 1717), blz. 88-89, 104-105 en 1 1 7 -118 . (27) Ibld., blz. 179. (28) Ibid., blz. 175-177.
323
40
HOOFDSTUK' III j —
WERKZAAMHEDEN.
van de veertien, die op medaljons rondom het titelblad afgebeeld staan (29). In 1646 werd in de kapel te Duffel het 40-urengebed gehou den (30), waarschijnlijk ook door de Kapucijnen, die overal die devotie bevorderden. Omstreeks denzelfden tijd werd ook door de Paters een jaarlijksche bedevaart uit Lier naar het genade oord ingericht, gelijk we straks nog zullen zien. In de kapel hangt thans nog een oud schilderij, dat een genezing voorstelt uit het jaar 1683, nl. die van een Begijntje, A n n a C a th a r in a Jo r is . En wat ons hier interesseert, is dat er daar twee Kapucijnen op afgebeeld staan. En daar het twee Paters zijn uit het klooster te Lier, zijn we gelukkig er hier de reproductie van te kunnen geven. Wij hebben ze te danken aan de dienstvaardigheid van Heer B e r n . Janssens, die het stuk onlangs kunstig restaureerde. Rechts leest men het opschrift : « Anna Catharina Joris / Begynken van Lier is / in dese Capelle van [den] / Boosen Vyandt verlost, / door de voorspraeck / van Maria op den 22 Feb. / Anno 1683 ». Rechts, op de trappen van het altaar, zit het Begijntje ge knield. Een Pater, die hooger staat, met het kruisbeeld in de hand, wijst haar het H. Sacrament, dat plechtig uitgesteld is. Een tweede kloosterling knielt links op de trappen en toont aan het Zusterke het beeld van O. L. V. van Duffel. Boven het hoofd van het Begijntje vliegt de duivel verschrikt weg. Een der beide Paters is niemand anders dan M ic h a ë l v an O u d e n b o s c h , die verscheidene malen Provinciaal was van de Vlaamsche Provincie en óok als ascetisch schrijver bekend staat. Kort na de genezing van het Begijntje, werd het mirakuleus beeld gestolen. En toen men het spoedig teruggevonden had, was de groote kwestie natuurlijk, te bewijzen dat het gevonden beeld wel was ; en toen werd het getuigenis der twee Paters ingeroepen. « Het selve attesteerde oock, schrijft M a tte n s (31), den Eerw. Pater Michaël van den Ouden Bosch, voormaels Provinciael der PP. Capucinen, alsdan Vicarius tot
hetzelfde
(29) Het medaljon meet maar 18 mm. doorsnee. Het staat in den bovenhoek links. Men ziet er twee Kapucijnen afgebeeld, bij een rijk ziekbed, waarin de kranke neerligt. En daaronder leest men « Heer Caries de Cottrel. » (30) S t . S c h o u te n s , 3e dr., Aalst 1905, blz. 76. (31) Ibld., blz. 68-69.
Maria’s Antwerpen, 324
F o to
B.
Ja ss se n s.
M I C H A ë L VAN O UD EN BO SCH f.n K
MAXI MI LI ANUS VAN DEN BOSCH, a p u c ij n e n
GENEZEN
u it
het
klooster
HET BEGIJNTJE
DOOR [)E VOORSPRAAK VAN O . te
D u ffe l,
L. in
325
te
A. C. V.
L ie r ,
J O R IS ,
VAN G O E D E N
1683.
WlL,
DE LIERSCHE KAPUCIJNEN EN 0. L. V. VAN DUFFEL.
41
Lier, die noch den 22 Feb. van het selve jaer, dat is een maent voor de dieverye, met het mirakuieus Beeldeken in sijn handt den duyvel uyt eene besete hadde gejaegt, waer van noch de gedenck-schilderye hangt in de Capelle. En van gelycken getuygde den Eerw. P. Maximilianus van s’Hertogen-Bosch, compagnion van P. Michaël in de gesyde Beswering. » Het getuigenis van beide Paters had dus zijn belang ; en op 25 April van hetzelfde jaar verklaarde de Bisschop van Ant werpen plechtig, dat het weergevonden beeldje wel degelijk het echte was (32). Reeds hooger vermeldden we de jaarlijksche bedevaart, die door de Kapucijnen regelmatig naar Duffel geleid werd. We zijn gelukkig daarover een uittreksel te kunnen geven uit een brief van den ouden Lierschen zoeker G. v a n V u o t (f1887), die ons interessante gegevens mededeelt. Dat schrijven werd gericht tot den Gardiaan der Kapucijnen te Antwerpen ; en thans berust het (voorloopig ongenummerd) in ons archief. J. M. J.
Lier, den 11 September 1868. Eerw. Pater Gardiaan,
Mr. V e r p o o r t e n , wereldlijken bestierder van het genootschap der Processiën Scherpenheuvel-Duffel heeft aen Uwen Vicaris beloofd, eenige inlichtingen te bezorgen wegens den oorsprong der bedevaert van Lier naer Duffel, alhier bekend onder den naem van Capucienendag of Capucieneprocessie (33). Hij heeft, om hieraen te voldoen, mij aenzocht van mij met die taek te willen belasten, uit hoofde dat ik, die meer dan een vierde eeuws de geschiedenis onzer stad bestudeerd heb, tot Uw genoegen UEd. deze inlichtingen zoude kunnen verschaffen... Authentieke bewijzen wegens den oorsprong der bedevaert en zelfs nopens het klooster der Capucienen alhier, zijn er ongelukkiglijk hedendaegs niet meer te vinden... Dus ontbreken ons de dokumenten. Thans moet ik mij bepalen bij de volks-
Maria's Antwerpen,
(32) S t. S c h o u te n s , 3° dr., Aalst 1905, blz. 69-70. (33) Vgl. B erom ann. blz. 363, n. 1 : * BIJ de Capucienen bestond het gebruik Jaarlijks eene bedevaart naar Duffel te doen. Thans gaat in de Septembermaand ®ene processie uit St.-Jac«bskapel naar Duffel, en die bedevaart blijft de Capuclentjes heeten ».
327
42
HOOFDSTUK JU.
—
WERKZAAMHEDEN.
overlevering wegens den oorsprong van de bedevaert. Ziehier wat ik desaengaende vernomen heb : In den Zomer van het jaer 1646 (dit tijdstip is echt) woedde er te Lier en omstreken eene besmettelijke ziekte, eene soort van pestkoorts, welke overal vele slagtoffers maekte. Het klooster der Capucienen werd ook door dien algemeenen geesel aengetast ; nogtans (hetgeen te verwonderen is) niet éénen religieus stierf er van... De Capucienen besloten dus, om van dien schrikkelijken geesel verlost te worden (34), eene jaerlijksche bede vaert te doen naer het wonderdadig beeld van Maria te Duffel... Die bedevaert is altijd blijven voortgaen tot aen de vernietiging der Orde in 1797. Al de Paters en Broeders gingen processiegewijs, gebeden opzeggende, naer Duffel, voorafgegaen van hun Passiekruis, hetwelk door eenen broeder gedragen werd. Na de vernietiging der Orde en tijdens het schrikbewind begaven zich nog inwooners onzer Stad jaerlijks naer Duffel, de bedevaert aldus in stilte voortzettende, totdat eindelijk zeker deugdzaem man, met naem M e l c h io r M ic h ie ls , onderwijzer alhier en bestier der van de Processie van Scherpenheuvel, besloot, met toestem ming der geestelijke overheid, de aloude bedevaert naer Duffel te hernemen en ze te vereenigen met de Processie van Scher penheuvel. Sedert dien tijd tot heden is de bedevaert altijd door een groot aental geloovigen bijgewoond geweest, die voor het meestendeel te Lier of te Duffel communiceren en dien dag in godvruchtigheid overbrengen, gelijk ik nu 36 achtereenvolgende jaren, dat ik er (door Gods gratie) deel van maek, altijd gezien heb. De Eerw. Pater, die onze aenleider zijn zal, mag er dus fier op zijn, dat hij de eerste is, die, sedert de vernietiging van hun klooster te Lier, de bedevaert zal vergezellen, welke zijne medebroeders der voorgaende tijden zoo loffelijk onder nomen en in stand gehouden hebben... Ik denk hier nog te moeten bijvoegen, dat er eene andere overlevering te Lier bestaet over den oorspiong der bedevaert, (34) Volgens een andere uiteenzetting, heeft men eerder den indruk dat de Processie uit Lier een uitboetend karakter zou gehad hebben, althans den eersten keer, wegens de sacrilegies te Duffel bedreven in 1646. Zie Dl. U, Brussel [1922], blz. 166-167. En dat de pest juist in het jaar 1646 te Lier bijzonder zou gewoed hebben, vinden we nergens bevestigd, alhoewel V a n V u o t beweert dat « dit tijdstip echt » is.
Handelingen
van het Vlaamseh MariaCongres,
328
DE LIERSCHE KAPUCIJNEN EN 0 .
L. V.
VAN DUFFEL.
43
welke het begin er van stelt in 1666, wanneer ruim 2/3 deelen onzer inwooners (ongeveer 5000) door eene soortgelijke pestkoorts ais deze van 1646 aengetast werden en waervan er meer dan 3000 overleden zijn, onder dewelke 4 Capucienen (35). Wat hiervan zij, zeker is het, dat in 1646 (36) de processie van Lier naer Duffel begonnen is, volgens dat men het aengestipt vind in den boek der Geschiedenis en Mirakelen van O. L. Vrouw van Goeden Wil te Duffel... Ziehier nu tot slot' de orde der goddelijke diensten : 5 ure, plegtige Mis in St.-Jacobskapel. Na het evangelie, sermoon door den Eerw. Pater Capucien. Vóór en onder de Mis : uitreiking der H. Communie. Na de Mis : vertrek naer Duffel. Aldaer aenkomende, gelezene Mis door den voornoemden Eerw. Pater. Ten 9 ure, plegtige Mis en sermoon. Ten 1 uer, roozenkransgebed door den wereldlijken bestierder der Processie, waerna het plegtig lof. Na het lof, vertrek naer Lier. Te Lier aen komende, plegtig lof in St.-Jacobskapel, waeronder Te Deurçi. Na het lof, zegening met de Relikwiën van O. L. Vrouw. De solemnele Mis en lof worden gedaen door den Eerw. Heer Kapellaan der Kapel... fr. G . V an V u q t .
Hier kunnen we nog bijvoegen, dat men het in 1930 vergeefs beproefd heeft, om die oude bedevaart weer in te richten ; die poging mislukte geheel en werd niet meer herhaald. Het is hedendaags inderdaad moeilijk, om een groep menschen samen te laten opstappen, als daar zoo’n gemakkelijke fietsen, auto’s, bussen en trams zijn, om ons ter bestemming te brengen... In vorige eeuwen gingen de Kapucijnen regelmatig naar Duffel prediken en biechthooren. Daarover zullen we spoedig meer vernemen, eens dat de E. H. D o m zijn uitgebreide geschiedenis der bedevaart zal in druk geven. Dat ze er ook dikwijls afzon derlijk of met wereldlijke personen bidden gingen, bewijst de verordening die op 23 April 1660, gemaakt werd voor de Vlaam sche Kapucijnen : « Dat niemant en ete tot Laken met wereltsche persoonen, oock tot Duffel by Lier » (37).
te voet
Capucienen. zeven.
(35) 4 Dat is mis ; en zooals de lezer hooger gezien heeft, waren er (36) A U tte n s , Op. Cit., blz. 40. <37) ACB. III, 5006, II, f» 117 r., § 13.
329
44
HOOFDSTUK III.
—
WERKZAAMHEDEN.
En op 20 Augustus 1787 zien we Pater Provinciaal, reizend van Lier naar Mechelen, het middagmaal gaan gebruiken bij den Pastoor te Duffel (38). Hedendaags is O. L. V. van Goeden W il veel minder bekend dan vroeger. En weinig personen vermoeden, wat die devotie aan de oude Liersche Kapucijnen te danken heeft. (38)
ACB. III, 1008, p. 306.
330
HOOFDSTUK IV.
Eenige Merkwaardige Gebeurtenissen. In dit hoofdstuk verzamelen we eenige korte inlichtingen aangaande verschillende feiten, die we hier en daar vernemen nopens het leven en de ontwikkeling van klooster en kerk. Vooreerst lezen we, dat de Kapucijnen die na den val van Breda die stad op 11 October 1637 moesten verlaten, deels naar Mechelen en deels naar Lier trokken, waar ze voorzeker bij hun medebroeders de gulste gastvrijheid genoten (1). § 1. — GETAL KLOOSTERLINGEN. VERGROOTING DER GEBOUWEN. Hoeveel cellen er waren, voor hoeveel religieuzen er dus plaats was, staat nergens beschreven. Reeds in de eerste helft der XVII* eeuw diende het klooster soms tot noviciaat, een teeken dat het' toch tamelijk groot was. En een smeekschrift der reli gieuzen uit de Vlaamsche provincie, om te verkrijgen, dat ze weer, naar oud gebruik, . « discreten » of afgevaardigden der onderdanen zouden mogen verkiezen voor de provinciale kapit tels (2), werd in 1707 in het klooster te Lier door zeven Paters en vier Broeders onderteekend ; maar voorzeker waren er daar méér religieuzen gehuisvest ; de andere zullen zich liever ont houden hebben. Dat er méér waren, kan men hieruit vermoeden, dat er, slechts elf jaar later, in 1718, toen de kloostergemeente plechtig de Bul aanvaardde, daar, buiten de leeke-
Unigenitus
0)
Zondagsblad,
Dl. X, 1907-1008, blz. 59.
(2) Origineel ln het Aartsbisschoppelijk archief te Mechelen.
331
46
HOOFDSTUK IV. —
EENIQE MERKWAARDIOE QEBEURTENISSEN.
broeders, zestien Paters en één Clericus woonden (3). In een tijdruimte van elf jaar zal het getal kloosterlingen toch zoodanig niet vermeerderd zijn... Niettegenstaande dat betrekkelijk groot getal religieuzen dat er wonen kon, vond men toch het klooster te klein. Ook werd er in 1753 langs den kant van het ziekenhuis een vleugel bij gebouwd. Heer v a n Z in n ic q , burgemeester der stad, legde er plechtig den eersten steen van, in tegenwoordigheid van geheel den magistraat en de voornaamste weldoeners. Drie jaar later werd ook de vleugel langs de hofzijde heelemaal herbouwd, zoodat de refter 14 voet langer werd. De eerste steen werd ditmaal gelegd door Ridder A l b e r t u s d e F r a n i t z e n , goeverneur der stad (4). Timmerhout voor al die werken werd broederlijk ver schaft door het klooster te Meersel ; en in een register van dat gesticht lezen we (5) : € 1755 is hier gecapt den dreef, begin nende van aen de eysere poort tot aen de vyvers, altemael eycke opgaende volwassche boomen ; en nogh eenige in t binneen buytebosch en oock een cleyn bosken nevens den grooten dreef naer t Hollandts, rechtover het eerste huys : altemael volwasse mastboomen ; en dit alles voor den bauw van Lier. Welck houdt hier altemael gesaeght is. > Na het voltrekken van den nieuwen bouw, was het klooster natuurlijk veel ruimer dan vroeger ; en nu gebeurde ’t dikwijls dat men er studenten plaatste : een teeken ook, dat men daar gemakkelijk leven kon. Sedert de beperkingen en moeilijkheden onder het bestuur van Jozef II, was het getal kloosterlingen in België fel verminderd. Niettemin zien we, dat er in 1796 te Lier nog 20 Paters en 4 Broeders woonden (6). § 2. — DE W ONDERDOENER MARCUS VAN AVIANO. In 1681 werd ons land bezocht door den vermaarden Italiaanschen wonderdoener M a r c u s v a n A v ia n o , Kapucijn, wiens proces
Acta Ecclesiae Mechliniensis... circa Bullam Unigenitus
(3) (Ed. major, Brux. [1719?]), p. 144, (Ed. tnlnor, Brux. [1719?]), p. 150. (4) M ast, blz. 269. (5) ACB. 1, 9001, p. 50. (6) Lier, Stadsarchief. Bundel « Kerkelijke Zaken. Mannenkloosters ». Farde « Fratres Minores ».
332
VERGROOTINO
DER
G EBOU W EN .
MARCUS
VAN
AVIANO.
47
van zaligverklaring te Rome aanhangig is. Voorzeker zijn veel inwoners der stad zijn zegen gaan ontvangen te Antwerpen en te Mechelen, waar hij persoonlijk kwam en waar ook veel zieken genezen werden ; men heeft er nog de lijst van, samen met de wettige getuigenissen en den uitslag van het nauwkeurig onderzoek, dat daarover gehouden werd (7). Men heeft zelfs beweerd, dat de Dienaar Gods ook naar Lier zou gekomen zijn. Op 8 Augustus 1681 zou hij er een plechtige Mis gezongen en op O.-L.-V.-Hemelvaart, acht dagen later, het volk gezegend hebben (8). Dat is echter totaal onmogelijk, daar we stellig weten dat de Pater op 26 Juli uit Roermond naar Duitschland getrokken was en nergens verneemt men, dat hij op zijn stap pen teruggekeerd zou zijn. Men weet, wel integendeel, dat hij op 8 Augustus uit Koblenz vertrok en den 20" te Turkheim was (9). De waarheid is deze : Er werd te Lier inderdaad een plechtige Mis gezongen, om den zegen Gods te bekomen door den Wonderdoener van Aviano ; en acht dagen daarna werd dan die zegen gegeven, voorzeker door een of ander Pater, dien P. M a r c u s daartoe aangesteld had, terwijl hij zelf, van op afstand, zijn benedictie aan de Stad schonk. Hij had immers de gewoonte, lezen we in zijn leven (10), iederen middag van verre zijn zegen te geven aan al wie zich in zijn gebeden be volen had. Ook te Kortrijk, Gelder, Luxemburg, Maastricht enelders werd zijn zegen ófwel door een afgevaardigde gegeven, ófwel door hem zelven, maar dan slechts van verre. Het bericht dat de Dienaar Gods zelf naar Lier zou gekomen zijn, berust op een slecht begrepen tekst van den geschied schrijver D r y m a n s , tekst die inderdaad op twee manieren kan
Marcus van Aviano te Mechelen, in Franciscana, Dl. V, Marcus van Aviano te Antwerpen, Ibld., Dl. VI, 1923, blz. 120-134. (8) Anal, pour servir à l’Hist. Eccl. de la Belg., t. V, 1868, p . 4 7 ; cfr. E. Rem bry, Le P. Marc d’Aviano, Bruxelles 1884, p. 133. — Over dien ver m aarden kloosterling, kan m e n n o g raadplegen : L ouis-A ntoine de P o r r e n tr u y & E rne st- M arie D e B e a u lie u , Le Vénérable P. Marc d’Aviano, T o ulou se , 1921 ; M. H e y r e t, P. Markus von Aviano, M Qnchen [1931]. (9) M. Op. Cit., S. 242-243. (10) L ouis-A nt. de P o r r e n tr u y & E rnest- M arie de B e a u u e u , Op. Cit., (7) P . H ild e b ra n d , 1922, blz. 194-208 ; ID.
H
eyrbt,
P. 64.
333
48
HOOFDSTUK IV. —
EENIOE MERKWAARDIQE GEBEURTENISSEN.
begrepen worden (11). En van genezingen of wonderen, die hier, gelijk elders, zouden gebeurd zijn, verneemt men niets. § 3. — LIER EN BISSCHOP CAROLUS
d ’ESPINOSA.
C a r o lu s d ’Espinosa, Bisschop van Antwerpen en te voren een
voudig Kapucijn, hield op 8 Juli 1729 zijn plechtige intrede te Lier. ’s Avonds, om 6 uur, trokken de Kanunniken en de Dominikanen hem van uit de kerk plechtig te gemoet, naar de Antwerpsche poort (12). Voorzeker zullen er te dier gelegenheid in het klooster zijner medebroeders bijzondere feestelijkheden geweest zijn. In 1732 had dezelfde Bisschop de gelegenheid om zijn bijzon dere bezorgdheid voor de inwoners van den Lierschen Bijvang door daden te toonen. Reeds in 1730 kwamen er bij E u q e n ia v a n d e r N a t h , Abdis van Nazareth, herhaalde klachten toe vanwege haar pachters, gevestigd buiten de Leuvensche poort. Die menschen moesten rijke tienden betalen aan de Kanunniken van S. Gummarus ; en toch werden hun hoogere belangen door de geestelijkheid bijna totaal verwaarloosd. De kinderen groeiden op in de grootste onwetendheid, daar ze nooit een priester zagen om hun den catechismus te leeren. Zieken werden door niemand bezocht of getroost. Met moeite werden ze van de HH. Sacramenten der stervenden voorzien. En zoo er ’s nachts een dringend ziekte geval voorkwam, was het dan dikwijls moeilijk om tijdig een priester te kunnen vinden. Men moest eerst den portier der
Jaerboeken
(11) Men leest in D l. III van D ry m an s' (op het archief van S.-Gummaruskerk), blz. 482 : « 8 Aug. Celebratur missa solennls cum exposi tione Ven. Sac. hora undecima, in honorem S . Gum., ad impetrandam Del benedictionem per R. Patrem Capucinum ab Aviano. In festo Assumptionis flebat supplicatio ordinaria, sed cum Ven. Sacr., ratione benedictionis dandae per R. Patrem Capucinum ab Aviano. [Andere inkt] Ad intention. C[a]p[ltu]!i. » — Dat de Kapucijnen te Lier veel belangstelling voelden voor den heiligen Man, bewijst het feit dat de Gardiaan C assian us van G e n t aldaar twee jaar later, ln 1683, op de keerzijde van ’s Paters portret, eenige historische aanteekeningen boekte. Zie E. R em bry, p. 24, n. 1 ; Dl. III, 1867-1868, blz. 163. (12) t. V, 1868, p. 50; M ast, blz. 180-181.
Op. Cit., Rond den Heerd, Anal, pour strvir à l’Hlst. Ecclés. dt la Belg.,
334
LIER EN BISSCHOP CAROLUS D’ESPINOSA.
49
gesloten Leuvensche poort opkloppen ; die moest bij den Goeverneur de sleutels gaan halen, de poort openen en de menschen binnenlaten. Het duurde toen nog een tijd, eer men den Plebaan of zijn Vicaris gewekt had, om den zieke te gaan bijstaan. Het kwam dikwijls voor, dat men alzoo slechts aankwam, als de zieke reeds gestorven was. De Abdis was goed bevriend met Burggraaf van d e r H aeoen, kanselier van Brabant. Op den duur verwittigde zij hem over dien toestand ; en hij sprak er over met C a r o lu s d ’Espinosa, tot wiens gebied Lier behoorde. Die vrome kerkvoogd liet de zaak onderzoeken ; en het gevolg was dat hij, op 4 Augustus 1732, niet maar nieuwe plaatsen van pastoor voor den Lierschen Bijvang instelde. Men kreeg dus meer dan men gevraagd had. En inderdaad was dat uitgestrekte en dichtbewoonde gebied door de Nete in tweeën verdeeld ; en daar er op den buiten geen brug was, was er geen middel de rivier over te steken, zonder door Stad te passeeren. Er werden dus twee nieuwe districten ingericht : 1) De Meile, buiten de Leuvensche poort, waartoe ook de Nazaretsche of Kloosterheide behoorde ; en 2) het gebied buiten de Antwerpsche-, Mechelsche- en Lisperpoorten, met Lachenen en Hagenbroek. Beide gebieden krijgen elk een priester, die buiten de poorten der stad moet wonen ; dag en nacht zal hij aan zijn parochianen de HH. Sacrament&n toedienen, de kinderen onderwijzen, de zieken bezoeken en troosten enz. De Bisschop verzoekt de Ka nunniken, als wettige tiendeheffers, ten spoedigste voor ieder dezer priesters een woning te bouwen met een kapel, waar het H. Sacrament zal bewaard worden. Daarenboven zullen ze, bui ten de huisvesting en aan den pastoor van de Meile jaarlijks 300 gulden betalen en 350 aan den anderen; deze laatste krijgt méér, omdat zijn gebied en zijn bevolking grooter is en hij daarbij op Zon- en feestdagen tweemaal (eens vóór en eens na den middag) in verschillende wijken catechismus moet houden. Voor het oogenblik lost de Bisschop de kwestie niet op, o! de Stad zelf dan misschien met één Onderpastoor niet zou voortkunnen in plaats van met twee, gelijk tot nu toe gebruikelijk is. Dat kan men later in der minne schikken, zegt hij. De Kanunniken toonden zich inschikkelijk ; en spoedig werden de huizen der nieuwe pastoors gebouwd : één tegen den steen
één,
twee
jus stolae,
335
50
HOOFDSTUK IV. —
EENIOE MERKWAARDIGE OEBEURTENISSEN.
weg buiten de Antwerppoort en één buiten de Leuvensche poort, langs den steenweg op Kessel (13). § 4. — JUBILÉ VAN DEN GARDIAAN MATERNUS VAN BRUSSEL. In 1741 vierde de Gardiaan van het Liersche klooster, M a t e r zijn plechtig jubilé. Een Latijnsch gedicht (14) werd te dier gelegenheid gedrukt. De naam van den zanger is niet bekend ; maar het zou ons niet verwonderen, moest het P. J u s t i n u s v a n B r u s s e l zijn ; wij weten immers dat hij ook Latijnsche verzen dichtte en alleszins maakte hij er bij dezelfde gelegenheid in ’t Nederlandsch, die echter waarschijnlijk niet gedrukt werden (15). In deze verzen leest men o. a. een opwek king om een goed glas te drinken ; maar daarenboven werd de feesteling, naar de gewoonte bij jubilé’s, ook wat bekapitteld. Uit zijn levensgeschiedenis verhaalt men o. a. welke groote treurnis de dochter van een raadsheer uit Gelder, « een goedt kindt », om zijnentwille heeft geleden, toen hij van daar ver plaatst werd en ze zoo’n goeden geestelijken leidsman moest missen. n u s v a n B r u s s e l,
En sy dede niets als treuren En van weedom ’t herte scheuren. Ach ick sterf, ach ick sterf, Nu ik mijnen pater derf 1 (13)
M e lc h io r V an Z a n d e n ,
Nazareth (HS.
Chorographia ae Chronoïogia sacra Abbatiae de
In het archief van St.-Gummaruskerk) ; M a s t, blz. 141-142. — Reeds in 1709 was er aldus voor Hagenbroek' en Lachenen een « nachtpastoor » aangesteld, maar dat duurde maar tot in 1712 t. V , 1868, p. 49). En in 1752 verneemt men : « Domini de magistratu petunt tertium vicepastorem, volentes duos pastores habere in civitate de nocte » (Ibld., p. 51). (14) F. V a n d e rh a e o h e n , t. III (Qand 1861), p. 226 : « Concentus Heroicus reverendo... P " Materno Bruxellenii capucino quondam Guilllelmo Ignatio Hofhuys, Lyrae Guardiano... Quinquaginta Annorum Jubi laeum in Conventu Lyrano Capuclnorum celebranti 24 Julii Anno 1741 >. In-fol., 4 pp. Latijnsch dicht met jaarschriften enz. (15) M . S abbb, in Dl. V, 1909, vooral blz. 81-82 en 90-91.
(Anal, pour servir à l’Hist.
Ecclés. de la Belg.,
Bibliographie Gantoise,
Pater Justinus’ Kloostergedichten,
336
Vlaamsche Gids,
JUBILÉ VAN P. MATERNUS. DERDE ORDE.
51
Doch haar zwagerin deed haar begrijpen, dat er geen reden was om zoo te treuren, vooral daar de Pater toch maar « een verneutelt man » en een « clijn postuer » was... Dat was natuur lijk al gezegd om den jubilaris te plagen (16). § 5. — DE DERDE ORDE. De kloosterkerk schijnt bij het volk nogal aftrek gevonden te hebben. Telkens er een jubelaflaat te winnen was, was zij een der bidplaatsen die door de geloovigen moest bezocht worden (17). Op 25 Mei 1643 werd in de kloosterkerk de broederschap opgericht van het koordje van S. Franciscus, en het officieel stuk desaangaande wordt thans nog bewaard (18). Op 22 September 1739 keurde C a r o lu s d ’Espinosa voor de kloosterkerk een relikwie goed van S. Franciscus van Assisi. Het was een stukje lijnwaad, met bloed van den Heilige door trokken (19). Het zal wel dezelfde relikwie zijn, die het jaar daarop, op 3 October, vooravond van S. Franciscus’ feest, te Lier officieel « verheven > werd. Een plechtige stoet trok te dier gelegenheid door de straten der Stad (20). Of er ook een Derde Orde bestond, wordt nergens gezegd ; doch in de 18e eeuw zal dat voorzeker wel het geval geweest zijn, zoowe' als in de andere Vlaamsche Kapucijnenkloosters (21). (16) Een ander feit, van ernstiger aard, doch dat ook te Lier plaats vond, wordt kort opgegeven in ACB. III, 1008, p. 195. « Circa finem mensis octobris N774], R. P. Vicarius Provincialis a M. V. P. Guardiano conventus LyranI, per urgentes et iteratas litteras Lyram vocatus, non potuit statlm eo se conferre ob octavam de animabus, quam in se susceperat condonandam ; qua vero peracta, die I0a novembris Lovanio sese Lyram contulit, ln quem diem eo etiam R. P. Melchlorem Stralensem, definitorem, convocavit; illoque assistente, die l ia *t 12a de aliquo casu judiciali peregit ; et inde recessit Mechllniam... » (17) Dat was althans het geval b|J de jubllé’s van 1676 (ACB. I, 5249), 1726 (I, 5519) en 1776 (I, 6092). (18) ACB. I, 8760. (19) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 200, 1° 23v. (20) t. V, 1868, p. 51. De tekst zegt niet uitdrukkelijk dat er hier van de Paterskerk spraak is ; maar te recht mag men dat veronderstellen. (21) P . H ild e b r a n d ,
Analectes pour serv. à rHist. Ecclés. de la Belg.,
ia
Franciscana,
De Belgische Kapucijnen ten de wereldlijke Derde Orde,
Dl. IV, 1921, blz. 161-172.
337
52
HOOFDSTUK IV. —
EENIOE MERKWAARDIQE GEBEURTENISSEN.
Nopens die kwestie bezitten we «en interessanten brief van M. G. V a n V u g t , een reeds geciteerden Lierschen snuisteraar. We drukken den tekst hier af, omdat het origineel, dat in mijn handen berust, bijna totaal onleesbaar geworden is, door het verbleeken van den inkt. Het schrijven werd gericht tot den toenmaligen Gardiaan van het klooster te Antwerpen, P. SeraPHINUS VAN BrUOGE.
Lier, 22 Meert 1869. Eerw. Pater Guardiaen, De ondergeteekende, oversten van de Vergadering der Broe ders en Zusters der 3* Orde van den H. V. Franciscus te Lier, vertoonen aan Uwe Eerw. het volgende : 1° Dat de 3* Orde voormeld altijd onder het bestier der EE. PP. Capucienen geweest is, te weten van het begin hunner stichting af, in of omtrend 1628, tot in 1797, tijdstip hunner ver nietiging in België. 2° Dat na hunne vernietiging de Eerw. Pater Franciscus (in het klooster fr. Joannes Van Balen) eene nieuwe vergadering van Broeders en Zusters tot stand gebragt heeft, welke hij tot aan zijne dood toe met zeer veel iever heeft bestierd ; waerna de 3* Orde te Lier, door het afsterven der Paters, Broeders en Zusters te niet gegaen is. 3° Dat er in 1851 eene nieuwe Vergadering onder het bestuur der Eerw. Paters Recollecten opgeregt is door den Eerw. Heer J. B. De Roover, Pastoor-Deken alhier, welke thans nog bestaet in de kerk der Coletinen, waervan de Eerw. Heer Joannes Luykx, opvolger van den Eerw. Pastoor-Deken voormeld, zijn ontslag als bestierder gegeven heeft, in Februari 11. 4° Dat er van in Februari 11. tot heden vruchtelooze poogingen gedaen zijn bij de seculiere en reguliere geestelijkheid onzer Stad, om eenen bestierder in vervanging van den Eerw. Heer demissionaris te kunnen bekomen. 5° Dat er insgelijks in dien zin poogingen gedaen zijn bij de EE. PP. Recollecten te Mechelen, in welk klooster de Provin ciae! dier Orde of zijn gevolmachtigde zich bevind en dat deze poogingen geen den minsten uitslag hebben opgeleverd. 6° Dat het te voorzien is, dat de 3e Orde alhier welhaest zal te niet gaen, indien het een of ander klooster der kinderen
338
53
DE DERDE ORDE.
van den H. Franciscus hierin niet kan voorzien, met eenen zijner religieusen aen te stellen om den Eerw. Heer Luykx als bestierder te vervangen, des te meer dewijl de EE. PP. Predikheeren over eenigen tijd een 3e Orde van mans- en vrouws personen opgeregt hebben, waerdoor het te vreezen is dat velen onzer Broeders en Zusters, in dien staet van zaken, eindelijk tot die Orde zullen willen overgaen. Diensvolgens verzoeken de bovengemelde Oversten Uwe Eerw. zeer ootmoediglijk, onze 3* Orde in die droevige omstandigheid te willen ter hulp komen, met te zorgen dat wij door uwe tusschenkomst de volgende gunsten van de Orde der EE. PP. Ca pucienen kunnen bekomen : a) Een religieus van het klooster te Antwerpen, om den Eerw. Heer Luykx als bestierder op te volgen in het kleeden, professen, prediken enz. in de maandelijksche vergaderingen welke den eersten Zondag van iedere maend plaets hebben, ofwel den tweeden Zondag (later te schikken). b) Een andere religieus, die volgens den regel onzer 3e Orde het ambt van Visitator zal bekleeden om de jaarlijksche Visitatie der Broeders en Zusters te doen. Al de onkosten voor het reizen, logist enz. der Paters zijn en blijven ten allen tijde tot last der Vergadering. Hopende dat Uwe Eerw. alles zal doen wat in uwe macht is om deze gewichtige zaak zoo spoedig mogilijk te doen gelukken, tot meerder eer en glorie van God, zaligheid der zielen en aengroei onzer H. Orde, verzoeken wij Uwe Eerw. de gevoelens onzer ware hoogachting en kinderlijken eerbied te willen aenveerden. Voor de Overste der Zusters : De l ste Assistente : A. M. G o v a e rts .
De Overste der Broeders : Br. G. V an V u q t .
De gewezen Bestierder : Ego attestor me fuisse ejusdem Congregationis rectorem. J . Luykx.
In dezen brief komt er stellig een verwarring voor. Het is namelijk overdreven, gelijk we van elders weten, dat de Kapu
339
54
HOOFDSTUK IV. —
EENICE MERKWAARDIGE OEBEURTENISSEN.
cijnen reeds spoedig na hun aankomst te Lier dè Derde Orde zouden ingericht hebben. Dat deden ze toen nog nergens. De P. J o a n n h s E v a n g e lis t V a n B a l e n , die na de Omwenteling een derde-ordevergadering leidde, was wel een Kapucijn, en dat wijst er op, dat er voor de uitdrijving ook een Derde Orde in Stad zal bestaan hebben ; en dat ze onder de leiding der Kapu cijnen stond, zal wel waar zijn, daar er toch geen Recollecten te Lier gevestigd waren. Het verzoekschrift van 1869 zal wel zonder gevolg gebleven zijn ; de Kapucijnen zullen zich die vergadering niet aangetrokken hebben, daar ze toen tot een andere jurisdictie behoorde. § 6. — PLECHTIGHEDEN BIJ HEILIG- EN ZALIGVERKLARINGEN. Onder de buitengewone kerkelijke plechtigheden, die nu en dan bij de Liersche Kapucijnen, zoowel als in de andere kerken der Orde, gevierd werden, vermelden we de solemniteiten ter eere van nieuwe Heiligen en Gelukzaligen. Bij de heiligverklaring van F e lix v a n C a n t a l ic ié , in 1712, werden de diénsten en de processie gehouden door het kapittel van S. Gummarus (22). Op 28 Septembe- 1737 besliste de Bisschop van Antwerpen, dat de Zaligverklaring van J o z e f v a n L e o n e s s a op 20 October en twee volgende dagen in de Kapucijnenkloosters van zijn gebied zou gevierd worden. En op 17 October van hetzelfde jaar duidde hij den 27 October en twee volgende dagen aan, tot het herdenken der Zaligverklaring van S e r a p h in u s v a n M o n t e G ran a r o (23). En later, bij de plechtigheden ter eere van denzelfden, toen reeds gecanoniseerden S e r a p h in u s v a n M o n t e G r a n a r o en den Z. B e r n a r d u s v a n C o r le o n e , in 1768, wordt Lier eventjes ver' meld, daar die liturgische feesten daar samenvielen met het plaatselijk officie der kerkwijding op 16 October (24).
Anal, pour servir à l’Hist. Eccl. de la Belg.,
(22) t. V., 1868, p. 49. (23) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n<> 199, f° 20r. (24) ACB. I, 1721.
340
55
EEREDIENST VAN SINT ANTONIUS.
§ 7. — EEREDIENST VAN S. ANTONIUS. In de kloosterkerk werd S. Antonius druk vereerd en alleszins al in het midden der 17* eeuw. Ja, te Lier bestond er zelfs in 1646 misschien reeds een broederschap ter eere van den Heilige. We bezitten immers een tekst (25), waaruit blijkt dat het kapittel van S.-Gummarus, op 23 November van dat jaar, « provisionaliter » aan de broederschap van S. Antonius toelaat, den Woensdag een votieve mis te zingen na de Metten. Die tekst zegt toch niet, van S. Antonius er spraak is. Maar dat het die van Padua is, kan men misschien hieruit veron derstellen, dat die Mis te zijner eere gezongen wordt ; want we weten stellig dat die dag op verscheidene plaat sen (te Leuven en te Antwerpen b. v.) aan den grooten Franciscaanschen Heilige was toegewijd. Maar of er hier spraak is van een plechtigheid in de Kapucij nenkerk, valt fel te betwijfelen. Die plechtige Mis werd immers « gezongen », wat te dien einde bij de Paters heel zelden voor kwam ; en wel gezongen « na de Metten ». In het klooster hield men de Metten te Middernacht ; die bijvoeging was dus wel overbodig. Maar als er spraak is van de Collegiale, dan wil dat beteekenen, dat de votieve Mis direct na het Officie volgde. En tot nader bewijs, vermoeien we dat de broederschap van S. Antonius haar zetel had, niet bij de Kapucijnen, maar wel in S.-Gummaruskerk. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat de Paters ook hun grooten Medebroeder niet vereerden. We weten wel integendeel, dat reeds in het midden der XVIIe eeuw de devotie tot S. Antonius ten volle in de Kapucijnenkerk bloeide. En dat de Heilige ook elders in Stad goed bekend was, weten we o.a. hierdoor, dat reeds in 1671 zijn beeld in het Begijnhof vereerd werd. In de bekende reeks immers (26), kan men het berijmd chronogram lezen, dat in gezegd jaar voor dat beeld opgesteld werd. Wat nu het klooster zelf betreft, bezitten we een brief, dien een zekere P. T r u d o v a n S .- T r u id e n in 1669 uit het klooster te
welken
den Woensdag
Graf- en Gedenk
schriften
(25) (26)
Analectes pour servir à l’Hiti. Eeclès. de la Belg., Blz. 168.
341
t. V, 1868, p. 43.
56
HOOFDSTUK IV. —
EENIOE MERKWAARDIQE GEBEURTENISSEN.
Velp (Nederland) naar den toenmaligen Provinciaal schreef (27), nopens een « mirakel », dat te Lier door de voorspraak van den Heilige gebeurd is. « Weet noch andere gheschidenissen die my gheschiedt syn, van een zeker mirakel van Ste Antonius de Padua, als ick te Lier portier was : van een vrauw die haeren register hadden verloren wt haeren winckel. Indien Syn Reve rentie oock begherich is om te weten, sal [ik] het oock overschryven. Want sy vertelden my dat haren register was van haren winckel ghenomen ende niet en derfden aen haeren man te kennen gheven, etc. » Of Pater Provinciaal over dat « wonder » naderen uitleg vroeg, is niet bekend ; een volgende brief van die braven portier T r u d o wordt in alle geval niet meer bewaard. De bijzondere gebedsverhooring, waarop de Pater zinspeelt, wordt gedagteekend van den tijd toen hij portier was te Lier. De Pater werd geprofest in 1634 en hij moèt zijn studies vol trokken hebben in 1643 ongeveer; van een anderen kant, werd de brief in 1669 geschreven. Nadere chronologische aanduidingen kunnen we niet verstrekken. Bijna een eeuw later, had men in het klooster een relikwie van den grooten Wonderdoener kunnen verkrijgen. Den 9 Augustus 1739 werd ze plechtig naar het klooster gebracht, gedragen door zes kapelanen van S. Gummarus. Het kapittel, de magistraat en andere notabelen namen deel aan den plechtigen stoet, die te dier gelegenheid door de straten der Stad trok (27). Z. E. H. Kanunnik V a n C a u w e n b e r g h , bibliothecaris aan de Hoogeschool te Leuven, bezit een houten Antoniusbeeldje, uit het Kapucijnenklooster te Lier afkomstig. En vooral het groot beeld van den Heilige, dat eens in de Paterskerk prijkte, bestaat nog altijd en wordt thans ijverig in de Collegiale vereerd. We geven er hier een foto van (29). Die groote devotie tot den Wonderdoener is bij de suppressie van ’t klooster naar de Groote Kerk overgegaan. Daarover schrijft de reeds geciteerde G- V a n V u g h t (11 September 1868) : « lu de hoofdkerk prijkt op eenen (27) ACB. I, 4931. (28) t. V, 1868, p. 50. (29) Men gelieve het eigenaardig maaksel van S. Antonius’ sandalen op te merken. Volgens de gewoonte vóór de Fransche Omwenteling, dragen ze elk maar één breeden riem, niet twee smalle, gelijk hedendaags.
Anal, pour servir à l’Hist. Ecel. de la Belg.,
342
F oto B . J anssens.
BEELD VAN S. ANTONIUS VAN PADUA, VROEGER VEREERD BIJ DE LlERSC H E K aP U C IE N E N , THANS IN DE C O L LE G IA L E VAN
343
S.
GUM M ARUS.
EEREDIENST VAN SINT ANTONIUS.
57
schoonen autaer het kunstig gebeiteld houten beeld van den H. Antonius à Padua, hetwelk eertijds stond op den autaer regts, in de Capucienenkerk. In dezelfde kerk berust eene zilveren relikwiekas, waerin besloten is een deeltje (omtrent van deze... (30) grootte) voortkomende van de Capucienen. Alle Dynsdagen is er aldaer groote toeloop, generale communie, expositie met de remonstrantie, van 6 tot 9 ure, solemnele mis en lof en in Juny negendaegsche plegtigheid... » Hedendaags nog gaat de Antoniusvereering daar onverminderd voort. Doch het oud beeld staat niet meer op het altaar der zijkapel, zooals vroeger, maar op een voetstuk, naast een pilaar, in den rechter zijbeuk der kerk. De menschen komen er veel voor knielen. Het is een schoon beeld. Het bevallig kind Jezus, dat de Heilige op zijn boek draagt, houdt zijn armen geopend naar zijn vereerders; het heeft een rozetak in de eene hand; en op het hoofd draagt het een zilveren kroon.
ex ossibus S. Antonii de Padua,
(30)
Hier teekent de schrijver een rondetje van ongeveer 6 mm. doorsnee.
345
r î óh j t i. -'H:
::• •' :■y.
j,. v
ar.
-, \ ■ . y .Ad-.*1 ) t ■ \ 1-' . .■ -Si) f.
:■ 's-cLir-
Ml fj S*♦£*,’£; ÎC1*.t?fe
>ô'Üj6
35‘1
r.-ÎJr-
*>f:
;-Q
, -sis^f hùilî ^;ï^ ’/:sà. JsK .:.iS3<J V' ri
îw n
’V.» . Oi-
’2E*i; '
‘ i'»';
A v: '
^ ;& a o s
*.*•.:
J
-.V*.?*'..”:
r.*j v (; u[s- 4' 5£-'-. •ï'-"'--'! : v.'- . r.-:V;?aàU-/ !"><
■A U -iiT i
. „•
i ’■ -r
rtSO?J uas
t^.'îqOTÿ PSSî”i. P4I I *£ J ê isS ;
‘ , î ü . i K ’tf-
ty»fa
ii ’rif ta .:- r? ?S5% -:9 .îsJîïôv
u y .i
-&r. • •«£«• V. -vt •«? i» v 'V . ?■"’. : , d , ! t ' " i !>:■ >5 .?fn. -hrï^Vï;;
3 3 i ?3il
• r. « iW : : '-***
5q;:.,s/ï il 'lövV •■•v.î-.c:'
■...'!■■ ‘--i' ~ r*.-j ^ ’■
ïs;“*;' “C
H OO FDSTU K
V.
Leekebroeders te Lier geboren. We kunnen er niet aan denken, om in deze schets absoluut alles te geven wat we weten over de Liersche Kapucijnen. We bezitten b. v. de lijst van alle kloosterlingen aldaar overleden ; ook de lijst van alle oversten, alle afgevaardigden voor het Pro vinciaal Kapittel (« discreten ») en ook ten deele de Vicarissen of onderoversten. Het zou een droge, weinig interessante lijst zijn van namen, die den buitenstaander niets zeggen. En we hopen ten andere, elders eens zulke lijsten te kunnen uitgeven voor al onze gewezen Vlaamsche kloosters samen. Dat laten we hier dus heelemaal onverlet. Doch we willen niet nalaten, de volledige lijst te geven van de geboren Lierenaars, die in het kleed der Kapucijnen gestorven zijn. Van het meerendeel kennen we eenige bijzonderheden nopens hun levensloop ; en we vertrouwen dat die lijst, ten minste te Lier zelf, belang zal wekken, daar meestal die kloos terlingen, vooral de Studenten en Paters, tot bekende, soms nog bestaande families behooren. In het geheel vonden we, vóór de afschaffing van ’t klooster, 46 Kapucijnen te Lier geboren : 18 Leekebroeders en 28 Paters en Studenten. We beginnen met de eersten en we behandelen ze in chronologische orde, volgens het jaar hunner inkleeding. Op dezelfde ’.vijze komen dan in het volgend kapittel de Paters en Clerici ter sprake (1). (1) Om niet gedurig dezelfde bronnen te moeten citeeren, geven wij hier eenige aigemeene aanduidingen nopens onze manier om deze levensberichten samen te stellen. Inlichtingen nopens de oude Liersche families ontleenen we meest aan het hooger geciteerde werk van V erm eiren en aan J. B. S to c k m a n s, cm (Lier, 1902). Waar we den Juisten geboorte- of liever doopdag geven, dan volgen we daarin de oude kerkregisters.
Magistraat
Schependom der Stad Lier 347
60
HOOFDSTUK V. —
LEEKEBROEDERS TE LIER QEBOREN.
De lezer zal zien dat zes van die kloosterlingen, bij hun inkleeding den naam van G um m arus ontvingen, ter eere van den schutsheilige hunner geboortestad. Dat is reeds het geval met den allereersten : 1. Br. G u m m a ru s , geboren omstreeks 1583, ingekleed op 21 December 1603. Familienaam onbekend. Hij stierf te Brussel den 20 Juli 1605 (2). * ¥
¥
2.
Br. B e rn a rd u s , P e tr u s van D o o rn y c k , zoon van H ans en Boeaians, gedoopt 29 Januari 1603, ingekleed 30 Juli 1603, ingekleed 30 Juli 1632, overleden Brussel 5 December 1664.
B a rb ara
* ¥
¥
3.
Br. M a x im ilia n u s , A n d ré a s v a n den B ra n d e , zoon van 27 Juni 1612, ingekleed te Lier den 8 Juni 1635 (4), overleden in zijn geboortestad den 20 October 1690, als Jubilaris. F ra n s en A n n a ... (3), gedoopt den
¥ 4.
*
«
Br. M a u r itiu s , G um m arus P arasie s. Hij was een zoon van
B a lt h a z a r en M a r t in a de B a ck e r en schijnt geboren omstreeks We spellen de familienamen gelijk ze daar voorkomen ; doch 5ok afwijkende vormen vermelden we, als we nog de eigenhandige professleakte bezitten ; in deze laatste bronnen vinden we ook den naam van vader en moeder. Waar we den julsten geboortedag niet vermelden, maar slechts het jaar, zonder dat de tekst der professieakte nog voorhanden zij, dan komt het geboortejaar, dag der Inkleedlng, alsook sterfdag en -plaats uit het register ACB. 111, 1005, de naam der ouders uit ACB. III, 3011 en de doop- en familienaam uit beide bronnen tegelijk. — Eindelijk, worden al de religieuzen vermeld in het naamloos werk van L a m b e rtu s van V e lp : (Tilburg, 1897). Daar staan nogal veel verwarringen in en eigen historische waarde heeft het gewoonlijk niet. — Deze noot willen we niet eindigen, zonder een woord van dank voor den heer R o d e n s, die ons zoo bereidwillig veel geboorteakten in de oude kerkregisters opgezocht heeft. (2) ACB. I, 7920, p. 26 ; III, 2132 ; III, 9009, p. 58. (3) De naam der moeder ontbreekt in het doopregister te Lier; volgens ACB. III, 3011, p. 383, was haar voornaam Maria Anna, maar de familienaam ontbreekt eveneens. (4) ACB. III, 5003, p. 108 laat hem inkleeden te leper; maar III, 3011, p. 383 zegt Lier. En we weten, volgens III, 1006, p. 330, dat er dat jaar geen noviciaat was te leper, maar wel een in de Netestad.
Necrologium Seraphicum
348
BROEDERS INOEKLEED TOT
1663.
61
1624; doch te Lier hebben we zijn doopakte niet gevonden (5). Hij werd ingekleed in zijn geboortestad, den 25 Juli 1650. Hij stierf heldhaftig te S.-Truiden, in den dienst der pestlijders, den 26 September 1669.
* ■ * 5. Br. R aphaël, J udocus M ens, gedoopt te Lier den 18 Janu ari 1631, zoon van F rederik en M ayken G arniers, werd ingekleed te Leuven den 1 December 1653 en stierf reeds te Brussel den 16 November 1655 (,6).
¥
*
¥
6. Br. R aynerius. Het archief der Belgische Kapucijnen kent den naam zijner ouders niet en zijn eigen naam wordt aange geven als M elchior « J a ren sis », wat stellig onjuist is. Hij zou geboren zijn in 1636. Welnu, in de doopregisters te Lier vindt men voor de jaren 1635-1637 slechts één enkelen M elchior onder de doopelingen wier familienaam met J begint, namelijk M elchior J ansens, den 7 Maart 1635. Waarschijnlijk hebben we hier onzen aanstaanden leekebroeder, daar ouderdom, voornaam en zelfs min of meer familienaam overeenkomen. We vermoeden dus dat « J arensis » moet J ansens gelezen worden. Zoo dat waar is, dan hieten de ouders B althazar en B etteken R igouts (7). Br. R aynerius werd ingekleed te Leuven, den 11 April 1662, en stierf op jeugdigen leeftijd te Maastricht, in den dienst der pest lijders, den 26 Juli 1669 (8).
*
*
»
7. Br. B enignus, wereldlijke naam en ouders onbekend, gebo ren omstreeks 1643, ingekleed den 6 Mei 1663. Hij stierf te Tienen den 1 December 1685. (5) Misschien toch is hij dezelfde Gommaer Parasis, die gedoopt werd op 4 Januari 1620 ; doch dan wordt de moeder daar Martynken Smidts geheeten ; de vader heet ook Balthazar. (6) ACB. I, 7920, p. 28 ; III, 9009, p. 59. (7) V e r m e ir e n , blz. 219-221 kent een huishouden Janssens-RIgouts, dat in 1628 een deel van het gasthof < De Zwaan » kocht (op de Groote Markt), om er een brouwerij in op te richten. Doch de voornamen verschillen. Hier heeft Rien misschien een onkel en een tante van Br. Raynerius. (8) ACB. III, 9009, p. 101.
349
62
HOOFDSTUK V. —
LEEKEBROEDERS TE LIER GEBOREN.
De Broeder wordt vermeld in een oud briefje (9), zonder handteekening, maar waarschijnlijk door een Zuster Kapucines geschreven. Het draagt den titel : * Memorie van een Mirakel gheschiet in onse kercke tot Ipren. » En langs de keerzijde leest men : « Memorie dat Broeder Benignus van Lier, Cappucin onweerdich, heeft Marie Craeyes, Weduwe van Mijnheer Cortil tot Belle (10), somtijts hooren segghen, als dat sij haer ghehoor verloren hebbende, hetselve wederom ghekreghen heeft door de hulpe ende bijstant van Onse Lieve Vrouwe van Scherpenheuvel, rustende in onse kercke tot Ipren. Haer devotie houdende voor hetselve belt, ende eenige belofte doende tot dien eynde, soo sijn op denselven ooghenblick haere ooren met eenen grooten clanck gheopent; ende heeft tsedert veel beter ghehoort als sij te voren oyt hadde gedaen. »
8. Br. G ummarus, B althazar P arasiers, behoorde tot een bekende Liersche familie, die vier harer leden aan de Kapucijnen «chonk. B althazar was een zoon van M elchior en C atharina P eeters ; waarschijnlijk was hij de broer van dien « M elchior P arasiers, M elchiors sone », aan wien tegen den kerkmuur van S. Gummarus een zerksteen opgericht werd (11). Onze toekoms(9) ACB. I, 9690. (10) Vrouw Marie Craeyes of Craeye, geboren te Belle in 1616 en er in 1685 overleden, was gehuwd met Mathaeus Cortyl, geboren in dezelfde stad in 1615 en er reeds in 1642 overleden. De familie van haar man was met de Kapud]nen heel bevriend. Hij had een broer, Carolus Franciscus, geboren 2 November 1624, die zelf Kapucijn werd onder den naam van P. Antonius van Belle. Zijn zuster Marie (1628-1666) was getrouwd met Joris Isenbrant, « geestelijken vader » van het klooster aldaar ; man en vrouw werden in de kerk der Orde begraven en hua wapenschilden versierden er een der glasramen. Die drie Cortyl’s (Mathaeus, Marie en de Pater) waren kinderen van Mathaeus en Catharina de Qhelcke; de vader leefde van 1585 tot 1631. Hij was een iroot weldoener der Kapucijnen van zijn geboortestad. Hij stond aan het hoofd van een twijnfabriek ; en van de winsten werd steeds een deel voor Qod en armen weggelegd. Op 7 Maart 1629, bij een bezoek aan Belle, teekende de Provinciaal der Vlaamsche Kapucijnen hem een affiliatiebrief aan de Orde (in 't Nederlandsch), thans berustend bij Advokaat Eugine de Prat, te Dowaai, echtgenoot van Vrouw Marie-Louise Cortyl de Wytshove, nanlcht van denzelf den tyathaeus Cortyl (Mededeeling van den grijzen beer Eugène Cortyl, uit Hazebroek, die de geschiedenis zijner familie opgemaakt heeft). (11) Qraf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 117.
350
BROEDERS INOEKLEED IN
1663-1689.
63
tige Kapucijn werd gedoopt op 1 November 1645 en ingekleed te Leuven den 30 Juni 1669. Nauwelijks geprofest, werd hij naar Tienen gezonden, om daar bij den bouw van het nieuw klooster te helpen (12). Hij stierf in zijn geboortestad, den 18 October 1705. n
M * 9. Br. M ichaël , J oannes van B ouchout , zoon van C ornelis en A nna V alveckens. Zijn eigenhandige professieakte bestaat nog altijd (13), doch zijn ouderdom wordt er niet in aangegeven. Elders wordt gezegd dat hij bij zijn inkleeding (Leuven 21 No vember 1689) 21 jaar oud was; niettemin hebben we in de jaren 1661-1669 zijn doopakte niet kunnen terugvinden. Hij moet werkelijk veel ouder zijn ; want het staat vast dat hij dezelfde J oannes van B ochout is, die te Antwerpen op 4 Maart 1667 de kruin en de mindere orden ontving ; van ver dere wijdingen vindt men niets. In het archief van het gewezen bisdom der Scheldestad (14) geeft men ook den naam zijner ouders aan, zoodat alle twijfel uitgesloten wordt. Wellicht had de jeugdige J oannes minder aanleg voor de studie ; in alle geval werd hij leekebroeder. In 1707 woonde hij te Brussel en op 19 Februari 1731 stierf hij in datzelfde klooster (15). Br. M ichaël- behoorde tot een familie van smeden en horloge makers. EciTzekere C ornelis van B ouchout, uit Lier, die wel zijn vader of grootvader zal geweest zijn, leverde in 1632 voor 508 gulden een torenuurwerk voor Nijlen en later ook een klepel voor 36 gulden. In 1699 moest dat uurwerk hersteld worden, en een modern schrijver noemt het « een groot brodwerk »... (16). Br. M ichaël was in alle geval een ervaren horlogemaker. We weten b. v. dat hij gewerkt heeft voor de kloosters te Brussel en te Meersel. En nopens dit laatste leest men (17) : « In t jaer 1757 is de groote orlogie geheel uyt malkanderen gedaen ende (12) ACB. I, 9684, p. 79. (13) ACB. I, 8750, pp. 7-8. (14) Antwerpen, Archief der O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n» 202. (15) ACB. I, 7920, p. 33. (16) J . B. S to c k m a n s, Geschiedenis der Gemeenten Kessel, Bevel, Nylen, Emblehem en Gestel, Lier 1910, blz. 226 en 230. (17) ACB. 1, 0001, p. 56. — Br. Cornells van Zeeland, die hier ook genoemd wordt, zal wel de maker zijn van het groot uurwerk van het klooster te Velp. Het draagt het Jaartal 1747.
351
64
HOOFDSTUK V. —
LEEKEBROEDERS TE LIER OEBOREN.
schoon gemaeckt door onsen orlogiemaecker freer Cornelis van Zeelandt, synde een constigh werck, eerteydts gemaeckt door freer Michaël van Lier, waervan de weergaer in de provincie maer tot Brussel is ». Misschien was dat wel hetzelfde groot uurwerk, dat nog te Meersel de uren wees over een dertigtal jaren. Omstreeks 1904/05 werd het naar den zolder verbannen, vanwaar het dan, een drietal jaren later, gegeven werd aan de Trappisten van Zundert (N.-B.) (18). Bij het hoog volk van Brussel moet Br. M ichaël zeer in aan zien geweest zijn. Volgens een koninklijk decreet dat vroeger in ons archief bewaard werd (19), was het den Oversten verboden, hem ooit uit de hoofdstad te verwijderen. De reden voor dat ongewoon ingrijpen, wordt niet aangegeven. Maar het zal wel geweest zijn, omdat de Broeder al het staatsgerief in bewaring had om munt te slaan. Daar de Kapucijnen geen geld mochten behandelen, had men gedacht, niemand beter met het bewaren van dat kostelijk getuig te kunnen gelasten ; het was dus begrij pelijk, dat men er aan hield, dat de Broeder steeds in de hoofd stad bleef, om voor die dingen te blijven zorgen. De Broeder was bijna 2 172 jaar overleden, toen alles uit het klooster werd weggehaald. De Paters kregen het volgend bewijs, onderteekend door een zekeren F ranquen (20) : < Le sousigné, Greffier du Conseil des Finances, déclare d’avoir retiré du couvent de RR. PP. Capucin à Brusselles, des mains des RR. PP. Guardien et Vicaire, les utensilles servantes à la monnoie, que feu Gaspar Van Bouchaut, cy devant entrepreneur des moulins, couquoirs, pressoires et autres utensilles nécessaires à ladite fabrique, avoit laissé dans ledit couvent ; lesquels m’ont déclaré n’avoir rien autre chose regardant ledit van Bouchaut ou les héritiers. Fait à Brusselles, le 22 d’Aout 1733. > Het was dus een zekere G aspar van B ouchaut , misschien een broer of stellig een bloedverwant van Br. M ichaël , die al dat gerief in het klooster ter bewaring gegeven had. (18) Uit dat prioraat vernemen we, dat de klok daar niet lang gebruikt werd, omdat ze te dikwijls moest opgewonden worden. En op de vraag of er geen Jaartal of opschriften op stonden, antwoordt Broeder Smid, dat h(J nooit zooiets opgemerkt heeft... (19) ACB. UI, 1012, p. 08. (20) AÇB. I, 7764. — Op den rug leest men : « Declaratio ex parte Con cilii FinanUarum circa utensilia pro fabricatione monetae, quae conservata fuerant in conventu nostro Bruxellensi a fratre Micbaele Lyrano. »
352
BROEDERS INGEKLEED IN
1689-1716.
65
W e -zijn blijde den verdienstvollen Broeder horlogemaker aan de vergetelheid te kunnen onttrekken. Wegens zijn betrekkingen te Brussel, is er misschien dââr wel ergens nog méér over hem te vinden.
»
*
10. Br. Gummarus, W ille m de Ka, zoon van W ille m (Gilliam) en A nna van den E yn de , werd gedoopt den 15 Januari 1682. Zijn vader was Schepen in 1688 en 1697-98. Verscheidene jaren was hij brouwer in « Het Hoefijzer », op de Groote Markt (hoek der Vischmarkt, nn 75 en 76), waar thans een winkel van mode artikelen en de firma Delhaize gevestigd zijn. In 1677 kocht hij voor 1500 gulden het huis « De Zwaan », ook op de Groote Markt, waar we nog de oude school van M . D ’Hooohe geweten hebben, achter het oud gildenhuis van S. Sebastiaan (21). De zoon, Br. G umm arus , werd den 13 Maart 1707 te Leuven ingekleed ; hij stierf als Jubilaris in zijn geboortestad den 26 Maart 1759. Zijn eigenhandige professieakte wordt nog bewaard in ACB. I, 8750, p. 275.
«
*
*
11. Br. B runo , F ranciscus V andervat , zoon van C ornelis en C atharina de W inter , gedoopt 14 November 1688, ingekleed Leuven 16 Juni 1713, overleden als Jubilaris Antwerpen 4 Febru ari 1771.
¥
*
¥
12. Br. F e u x , L ambrecht de H erdt , zoon van L ambrecht en H elena J anssens , gedoopt 4 September 1691, ingekleed Leuven 14 Juli 1716, overleden Antwerpen 24 December 1749. Hij moet een knap schrijnwerker geweest zijn, want den 23 Mei 1722 plaatste hij in de Kerk der Orde te Maaseik een nieuwe Com muniebank van eigen maaksel ; ook een nieuwe kast vervaar digde hij aldaar voor de sacristie (22). Waar hij zijn ambacht geleerd had, is ons niet bekend zijn vader was anders bakker van stiel. Reeds vóór 1694 en tot in 1723 woonde deze in het huis «de D uif», op de Groote Markt, dat zijn eigendom was.
;
(21) V e r m e ir e n , blz. 98, 172-173, 222. (22) HS. De Institutione et Progressu FF. Capuc. Register van het klooster te Maaseik, vroeger te Handel (N.-Brab.), thans onvindbaar. Wij citeeren volgens het afschrift van E. P. D r o s t , Kruisheer te Maaseik.
353
66
HOOFDSTUK V. —
LEEKEBROEDERS TE LIER QEBOREN.
Dat is het derde huis van den hoek der Vischmarkt gerekend (thans nr 74). In 1723 werd de woning aan andere eigenaars voor 2350 gulden verkocht (23).
«
*
¥
13. Br. H yacinthus, G ummarus B ossaerts, zoon van J oannes en E lisabeth van R eym enant , gedoopt 27 September 1697, in gekleed Leuven 19 Juni 1724, overleden in zijn geboortestad 17 Februari 1749.
* ■ ¥ 14.
Br. H enricus , H enricus J oannes P eeters , zoon van W il en J acoba S chaep , gedoopt 4 September 1701, ingekleed Leuven 21 November 1726, overleden Lier 29 Januari 1756. lem
15. Br. V it a lis , J oannes G ummarus van A u denrode , gedoopt 1 November 1727, zoon van W illem en J oanna V e rw illiq en , ingekleed Leuven 22 September 1751, overleden Mechelen 25 Maart 1768. x ¥
¥
16. Br. Gummarus, J oannes Gummarus Pasteyn, geboren Lier 10 September 1734, îoon van J oannes Ferdinand en Lucia Henderickx, ingekleed Leuven 12 Augustus 1761. Bij de suppressie verbleef hij reeds drie jaar te Brussel (24). Blijkens zijn over lijdensakte, woonde hij laatst te Lier in de Begijnhofstraat, en hij stierf den 29 November 1807, om 8 u. ’s avonds, niet echter in zijn woning, maar in die van zijn gebuur, den metser J. B. Van Rickstal, Begijnhofstraat, 56. Deze laatste kwam het sterf geval aangeven, samen met Pieter Jozef van de Velde, loodgieter, 46 jaar oud, kozijn van den overledene, gevestigd op de Groote M arkt. (23) V e r m e ir e n , blz. 98. (24) Aldus de overlijdensakte. Ook Bullet, de la Commiss. Roy. d’H lst., t. 77, 1908, p. 253. De beer Pergameni, die daar de lijst der Brusseische kloos terlingen uitgeeft, gelijk ze er woonden in 1796, drukt den naam : Jean Dommar Pastyn; zoo ook op de voorgaande bladzijde : Jean Dommar Schillekens. De geleerde professor heeft stellig nooit onzen H. Gummarus aangeroepen; maar zou bij toch nooit zijn naam hier of daar ontmoet hebben ?
354
BROEDERS INOEKLEED IN 1724- 1788.
67
17. Br. Joannes Baptista, later kortweg Br. Joannes geheeten, in de wereld Joannes Gummarus van den Bosch, was een zoon van Jacobus en Catharina Buts, en werd den 9 Februari 1767 ten doop gehouden door Gummarus Buts en Elisabeth Lambrechts. Daar hij zich tot het kloosterleven geroepen voelde en toch bij de Vlaamsche Kapucijnen, wegens de wetten van Jozef II, niet mocht aanvaard worden, liet hij zich inkleeden (13 Decem ber 1788) in de Luiker provincie. Doch spoedig na zijn professie kon hij, op voorspraak van Graaf K arel d’O ultrem o nt, wel doener der Orde, zijn inlijving in de Vlaamsche provincie ver krijgen (19 October 1790) (25). Later, in 1795, vinden wij hem te S. Ginesio, in de provincie van Marchia (Ancona) ; doch daar schijnt hij zich niet gelukkig gevoeld te hebben ; de gedachte aan het Vaderland heeft hem jaren lang gekweld, eer het hem gelukken mocht, weer dien zaligen grond te betreden. Reeds op 28 Augustus 1795, in een nog bewaarden brief, wenschte de Provinciaal van Ancona hem goede reis naar zijn geboortestreek ; maar hij voegde er toch bij, dat hij de gevraagde permissie om naar Assisi en Rome te gaan, niet verleenen kon (26). Van die reisplannen is er ondertusschen niets gekomen en op 3 Juni 1796 werd Joannes uit Morro di Valle (Macerata) als koster naar het klooster te Monte Granaro gezonden (27). Den 16 Sept, van het volgend jaar, zendt de Gener?al hem te San Ginesio ook een oboedientie om naar België terug te keeren, maar wederom met de beperking, dat de reis niet zal gaan over Assisi en Rome ; maar te Loreto, dat immers tot de provincie van Ancona behoort, heeft de Broeder gelegenheid genoeg, om zijn devotie te vol doen (28). Oek ditmaal komt er weinig van die plannen te recht. Toch veranderde hij van provincie. W ant uit een brief van den Generaal Nicolaas van B u s tillo , gezonden uit Spanje, op 11 April 1798, vernemen we dat de Broeder toen te Cortona verblijft, in Toscane. O p twee verscheidene brieven antwoordt de Overste, dat het genoeg bekend is, dat er in België geen kloosters der Orde meer bestaan ; en dat de Broeder zich ten andere met den Provinciaal van Toscane te verstaan heeft, aangezien dien van (25) (26) (27) (28)
ACB. ACB. ACB. ACB.
III, 1008, pp. 323-324. I, 9661. I, 9662. I, 9667.
355
68
HOOFDSTUK V. —
LEEKEBROEDERS TE LIER QEBOREN.
hooger hand alle noodige macht gegeven werd, tot het verleenen der noodige oboedientiebrieven (29). Waar J oannes in 1801 verbleef, staat niet vast; stellig was het ergens in Itaiië. En op 3 Juli van dat jaar zond Generaal A ngelicus a P ortu F irmano hem een brief van den volgenden inhoud (30) : « In de veronderstelling dat Ge van den H. Stoel de vereischte toelatingen bekomen hebt, veroorloven wij U ook bij dezen, met de verdiensten der H. Gehoorzaamheid, naar Uw provincie terug te keeren, om er, volgens het pauselijk induit, regulier te leven, zooals het zal mogelijk zijn. En bij gebrek aan Oversten der Orde, zult Ge den wettigen Ordinaris onder danig blijven... » Ditmaal zou het lang gekoesterd plan eindelijk uitgevoerd worden. In den loop van 1802 was J oannes in zijn Vaderland terug. En op 4 Januari van het volgende jaar, kreeg een zekere Br. A eoidiu s te Cortona een brief van J oannes, waarop seffens geantwoord werd. Uit dat antwoord, dat ons bewaard bleef (31), vernemen we, dat de reis uit Italië naar Vlaanderen opperbest verloopen was ; de andere mededeelingen en groeten van vrienden en kennissen interesseeren ons minder... Br. J oannes heeft een hoogen ouderdom bereikt. Maar over zijn lotgevallen na 1803 vernemen we weinig. Volgens een offi cieel verslag in het archief te Tienen, woonde hij in 1819 in die stad, samen met nog twee medebroeders ; ze leidden er een beschouwend leven, zegt de tekst (32). Andere soortgelijke ver slagen uit de jaren 1822-1829 vermelden hem insgelijks (33). Eindelijk, den 31 Januari 1845 vernemen we uit een Fransch bericht van den heer Van D orm ael , burgemeester te Tienen, dat, bij koninklijk besluit van den 20cn der loopende maand, het Ministerie van Justitie hem, als gewezen religieus, voor dat jaar 1845 een hulpgeld van 150 fr. zou verleenen (34). Hij woonde dus nog in die stad. En daar stierf hij ook op 26 Maart 1849, in het huis dat hij daar, blijkens de overlijdens akte, op het Begijnhof bewoonde. (29) (30) (31) (32) (33) (34)
ACB, I, 9609. ACB. I, 9673. ACB. 1, 9679. Stadsarchief Tienen, C. 17. Ibid., C. 15. ACB. I, 9683.
356
BROEDERS
INOEKLEED IN
1788-1791.
69
18. Br. R obertus, J acobus G ummarus V ercammen , zoon van J oannes en M aria N auw elaerts, werd den 20 Mei 1770 gedoopt. Te Leuven ingekleed op 12 Augustus 1791, woonde hij reeds vier jaar te Brussel bij de suppressie (35). Hij stierf te Lier, op 11 December 1828, in het klooster der Alexianen, Kleinen Bril, Wijk 2, n° 186 (36). Hij was de laatste Lierenaar, die vóór de Fransche Omwenteling het kleed der Orde aangetrokken had. (35) ACB. II, 7296, pp. 363-364; Bull, de la Comm. Roy. d'H lst., t. 77, 1908, p. 253. (36) Aldus Overlijdensakte. L am be rtus van V e lp , p. 175, zegt ten onrechte : den 11 December 1829. De verwarring kwam, doordien dat het Directorium der Vlaamsche Kapucijnen voor 1830 hem opgeeft onder de overledenen van 1829.
357
ĥ
liïtiV
'«!* .
" 'ÿi
'"
i f r f >-••;<•■■-t
-;K
••Sjb ;,V^JrJ S':' ■■|;"‘.'ïV ..':| ’!*C£/ V" ■ ’?$&’$: •-■ Sƒ ,'ï/v ; K'-ir '^ ;::m r^,; >/ r* » & ï ' ' ■*»/-s'Æ -' ^;.w ^ji\V *>e '■ -■ ■ !)'ribtf'1 ^s»&l '^ï •|s;;; 'ï '":K Æ; <• :-'V..s.' '!f! '*■ *.■'■-:& ’ ; 1\ Æ 4 'ÿ > '&* It o y t f c 'f i^V.,à4 'Arf :T ^ r .« s
ie
v - ;ï - ,
ïv- ,v,A
^ ;.
ra;
- a c ^it
*'■■ •
-•
% y ^ -'^ -k
JWif ^ '. r . ; ^ V J ^ É v : A V ^ ^ :r i0 h - ^ tf W ^*W : **: ■ ■ ••mi W iïTm^'f4<- vy/» V;?4 «ï*ân-d terctg. •?. c..- •* ;.. -r.u'. v*-; «*• .■••■'*':*•..'?? e € a
/ i r O
i t ^ K
**«!*¥« î^,.>'’-î'--•'■■;:. /
î è
' C v ;
.:.'.; , n
'.v '? * :
■■‘v-. -L^*
'f M iv H - W .
V < ü - - :" '
ÿ
'-.r-ïw. •- ”'
v:-: .... \,; : ; :. '■ , vi,>;î#;\t
it ■ ■ >■ :'. îh &Â '^«4 ;-.•■ ■ fptii iK‘--vi‘ ; .;:-■ ,.* . £',>kï ae. ïe .y " : ^ V:vK. *-. »? ; .---.
;;**«<
;ïi
ÎM?'-'
Ù^ti:ùÎf fâs i|cf. il^-:
:*••
"
:";r
->ii ':.■•■
■ K,
'fi-: '
. _ ... .
:M. V, m^y y 0 tÙii vü- m£Z ,. f i : ? 5-
y.î, . . . .
?fe,. C- :i f
••■ «
,
'*.->r- .-. ■ . H:' . ■ .
/ îff V’-: ^■■■!-- ■ ■-T • •• jïft '-.*aï;< _]•. ■ ■ ..•■ ■ ,_ ..,, flMT ï-î'4 .; •• . ,r_ / ; ->; . m ' ■ ,% . . A kii,
.
. :
;;;
-;V .
■ ■
■u
_
,
.
■,.....■!■ Î-. "
-
... r *
HOOFDSTUK VI.
Paters en Studenten te Lier geboren. Hoogere studies zijn hedendaags veelal ook voor minder begoeden toegankelijk. Dat geldt vooral als er spraak is van studies om Priester of Pater te worden ; we kennen immers allerlei stich tingen en beurzen, ook speciale Colleges, die hier de onkosten tot een minimum terugbrengen. Vroeger was het echter zoo niet. Wel bestonden er ook eenige dergelijke stichtingen, doch over het algemeen mag men zeggen, dat vóór de Fransche Omwenteling, op weinig uitzonderingen na, Priesters en Paters tot welstellende families behoorden. Dat ziet men ook bij de Kapucijnen te Lier. Dank zij de opzoe kingen van den heer V erm eiren , weten v'e b. v. dat de ouders van veel dier kloosterlingen in het bezit waren van bekende huizen en eigendommen. En bij de nog bestaande grafschriften in S.-Gummaruskerk, zijn er ook verscheidene gewijd aan afge storven ouders of familieleden dier Paters. Dat alles zegt reeds genoeg, dat die families tot de voornaamste der stad behoorden. De lezer zal er zelf over oordeelen (1). (I) De boeken en bronnen die we hier het meest benuttigen, zijn over het algemeen dezelfde als voor de leekebroeders ; wij hebben ze hooger opgesomd. Niettemin zl]n er voor de Paters en Studenttn ook eenige speciale bronnen te raadplegen. Aldus zal men gegevens nopens benoemingen en waardigheden in de Orde, gewooniijk chronologisch terugvinden in ACB. III, 1006 (1585-1678), 1007 (1680-1735) en 1008 (1736-1796); dit laatste register geeft ook inlichtingen nopens het verloop der studies. Voor sommige religieuzen geven we aan, waar ze woonden ln 1707 en in 1718. Voor het eerste Jaar, putten we onze gegevens uit een smeekschrift van dat Jaar, waarbij de Vlaamsche Kapucijnen zich uit spreken voor het opnieuw inbrengen der < discreten » bij het houden der Kapittels, gelijk de Constitutiën het voorschrijven. De kloosterlingen teekenei, klooster per klooster. Dat interesant stuk berust in het archief van het Aarts
359
72
HOOFDSTUK VI. —
PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
1. Over Fr. H iëronym us van Lier, die eigenlijk te Westmalle geboren schijnt, hebben we reeds hooger gesproken. Na hem vinden we :
*
u
a
2. P. G umm arus , B ernardus N ick . Hij werd den 21 Septem ber 1597 gedoopt (2) en den 4 October 1619 te Leuven ingekleed. Hij stierf te Antwerpen den 24 October (3) 1670, na zijn jubilé van 50 jaar kloosterleven gevierd te hebben. Hij was priester, doch nooit werd hij tot het predikambt bevorderd. Hij was een zoon van W illem N ick , koster van S.-Gummaruskerk, en van zijn echtgenoote M aroarita J anssens (4). In zijn jeugd was hij koorknaap in de Groote Kerk, gelijk hij vertelt in een eigenhandigen brief van 10 October 1665, gericht tot P. C on stantinus van B russel (5), toen predikant te Lier. Dat interes sante stuk, van belang voor de geschiedenis der relikwieën van den patroon der stad, wordt thans nog bewaard in het kerk archief.
•
*
»
3.
P. L udovicus (H ans T ielemans ) was een zoon van H ans en C athlyn van D oonew yck en werd gedoopt op 16 Juni 1599 (6). bisdom Mechelen. Voor 1718 hebben we de lijst van alle Paters, ook volgens de orde der kloosters, waar ze plechtig de bul Unigenitus aanvaardden. Dat vindt men ln het werk Acta Ecclesiae Mechliniensis anni M.DCC.XVIH circa Bullam Unigenitus. Van dat interessant boek verschenen er te Brussel, zonder Jaartal (1719?) twee verschillende uitgaven : één ln-8° en één in-128; we bezitten ze beide. (2) In ACB. III, 3011, p. 270 en 1005, p. 152 wordt de voornaam opgegeven als Willem, maar dat moet een verwarring zijn met vaders naam, daar we te Lier dien doopnaam niet vonden. Wel ontmoetten we er een Egbertus, gedoopt den 24 Januari 1595, doch die is te oud ; bij zijn inkleedlng was Fr. Qummarus immers 23 jaar ; en in den straks te citeeren brief, schrijft hij zelf, dat hij ln 1610 13 jaar oud was, wat dus goed past voor Bernardus. — De familienaam der moeder wordt in de doopakte niet vermeld, doch wel haar voornaam. Wij lezen beide in onze registers. (3) ACB, I, 7280, p. 90 geeft den datum van 28 October, maar dat zal wel een verwarring zijn. (4) Als koster verschijnt Willem Nick in 1595 bij D e ck e rs, blz. 340. (5) Van Bruse, zegt D e c k e rs, blz. 351, noot, aan wien we deze inlichting ontleenen. Doch door de gegevens uit ACB. weten we, dat er < van Brussel » te lezen is. (6) In de doopakte van een ander kind derzelfde echtelingen (Ingelken, 6 November 1606) heet de moeder Lynken van Dornick en de vader Tilmans.
360
HIËRONYMUS, OUMMARUS, LUDOVICUS, OLIVERIUS.
73
Hij werd ingekleed te Brugge den 19 Augustus 1623 en overleed te Brussel, als predikant, den 27 September 1638 (7).
*
«
¥
4. P. O liveriu s , G ummarus H u yg e , gedoopt den 11 Septem ber 1616, zoon van C arel en C athlyn C ools (8), ingekleed te Leuven den 9 Maart 1636 (9). In 1649 woonde hij te Oudenaarde en werd er, bij de twee Kapittels, in dat jaar gehouden, telkens tot discreet gekozen. Later, in 1652, werd hij aangesteld tot lector in de philosophie te Mechelen ; maar op 3 Februari 1655 vroeg en bekwam hij eervol ontslag, omdat zijn wankelbare gezondheid gevaar voor tering liet vermoeden (« propter immi nentem thisim »). In 1654 werd hij in datzelfde klooster tot discreet gekozen ; zoo ook te Antwerpen in 1658 en 1660. In dit laatste jaar bekwam hij zelfs 5 stemmen voor definitor en het volgende jaar had hij er wederom 3 (10). Toen woonde hij te Duinkerke en was er weerom discreet in dat jaar 1661. P. O liverius was een flink predikant. In 1663 toonde hij zijn talent te Oostende, en te dier gelegenheid gaf het Stadsbestuur hem als belooning voor 60 pond Parisis « vastenspyse » (11). Verplaatst naar Veurne, werd hij daar weeral discreet in 1664. Eindelijk werd hij Gardiaan in zijn geboortestad (1665 1666) en daarna te Oostende, waar we hem reeds ontmoet hebben. Hij bleef er als Overste van 1666 tot einde Augustus 1667. Hij stierf te Mechelen den 24 Januari 1673. O liverius was vol ijver voor de kloosterlijke deugden van eenvoud en armoede. Het generaal archief der Kapucijnen te Rome (12) bewaart thans nog een eigenhandigen brief, door hem op 10 Juli 1660 naar den Generaal S im plicianus van M ilaan gestuurd, waarin die gevoelens ten klaarste voor den dag komen. Hij is blij, zegt hij, dat hij dat jaar Antwerpen heeft mogen verlaten, om aldus niet te moeten aanschouwen welke nuttelooze onkosten er daar gedaan worden ; en daarmede bedoelt (7) ACB. I, 7920, p. 27. (8) Aldus de doopakte. ACB. III, 3011, p. 185 geeft den voornaam der moeder op als Anna. (9) ACB. III, 5003, p. 189 ; III, 9009, p. 36. (10) ACB. III, 5006, 1, f. 95v., 96v. (11) Stadsarchief Oostende. Resolutie van 3 Februari 1663. (12) Karton « Belgica I », farde « Conventus ».
361
74
HOOFDSTUK V I. —
PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
hij het bouwen van een nieuw koor naast de kloosterkerk. En bij zijn schrijven voegt hij een brief, dien hij van een zekeren P. C yprianus van B russel ontvangen heeft en waarin dezelfde meening uitgesproken wordt.
5. P. G erardus, J acobus B erckmans, gedoopt 17 Mei 1633, zoon van M atthaeus en E lisabeth W ilderlans. Een zekere M athys B erckmans, schilder van beroep, werkte in 1619 aan den herop bouw van « Het Groenhuis », Gildenhuis der Voetboogschutters (13). Die woning behoort thans aan de Samenwerkende Maat schappij « Liersche Duivenbond >, Groote Markt, 35. Misschien was die B erckmans de vader van onzen Pater. Deze werd te Leuven ingekleed op 11 Juli 1656. Gansch zijn leven bleef hij eenvoudig priester, zonder jurisdictie. Zooals hooger gezegd, stierf hij in zijn geboortestad, in den dienst der pestlijders, op 5 December 1668 (14).
«
*
*
6. P. Isidorus , F ranciscus M ans, zoon van F ranciscus en A nna V rancks. In de Liersche doopregisters vindt men twee kinderen van dezelfde ouders, gedoopt onder den naam van F ranciscus : op 23 September 1628 en op 2 December 1637. Men moet dus veronderstellen, dat de eerste jong zal gestorven zijn ; doch daar de overlijdensregisters voor die periode ontbreken, kunnen we dat niet nader onderzoeken. In 1648-1650 was de vader waard in het gasthof « Den Wildeman » en hij had er soldaten te Iogeeren, zooals op het stadsarchief nog te vinden is. Zijn huis is thans vervangen door den boekhandel J. V an In en Cia (Groote M arkt, 37) (15). De zoon, de jeugdige fr. I sidorus, werd te Leuven ingekleed den 15 Juni 1659; doch het volgend jaar moest, voor een ons onbekende reden, zijn professie drie maand uitgesteld worden, volgens een beslissing van het Kapittel te Gent (16). Hij was later predikant en sleet zijn laatste levens jaren in zijn geboortestad ; hij was er Discreet in 1674 en 1675, (13) V erm eiren. b lz . (14) ACB. III, 9009, (15) V erm eiren, blz. (16) ACB. III, 1006,
236. p. 86. 152-153. p. 581, n° 10.
362
GERARDUS, ISIDORUS, NORBERTUS, ANSELMUS.
75
werd er Gardiaan in 1678, doch stierf er reeds den 4 November van datzelfde jaar.
*
w
¥
7. P. Norbertus, Joannes van Caem, zoon van Valentinus en Catharina Huyoe, gedoopt 5 Juli 1634. Hij behoorde tot een familie die verscheidene priesters aan de Kerk geschonken heeft. Hij was ten andere een eigen neef van P. Oliverius (hooger, nr 4) ; zijn moeder was diens eigen zuster. W ij lezen immers in den reeds geciteerden, thans te Rome bewaarden brief van P. Cyprianus van Brussel, dat Oliverius’ zuster, « de moeder van Norbertus », op 15 Juni 1660 de H. Communie, en daags daarop, in stervensgevaar, ook het H. Oliesel ontvangen had. Daar de jeugdige J oannes van C aem zich ook tot den geeste lijken stand geroepen voelde, werd hij te Antwerpen getonsureerd op 22 December 1656(17). Doch uit zucht naar hooger volmaakt heid, besloot hij het kloosterleven te omhelzen. Hij werd dus te Leuven bij de Kapucijnen ingekleed, samen met zijn stadsgenoot, fr. I sidorus, op 15 Juni 1659. Eens predikant, vinden wij hem als Discreet te Duinkerke in 1675 en 1677, te Lier in 1678, als Gardiaan te Hasselt 1678-1680, Discreet te S.-Truiden 1687, en te Dendermonde 1690; later, in 1697, werd hij Gardiaan te Oudenaarde, doch reeds in October van 1698 werd hij vervan gen, daar hij vrrwillig ontslag genomen had (18). Hij stierf te Gent, den 8 Juli 1702. — In de jaren 1670-1680, toen de theolo gische twistvragen van dien tijd ook in het klooster weerklank vonden, moet N orbertus daar ook soms deel aan genomen hebben, om de ware leer der Kerk te verdedigen. Dat blijkt uit sommige verslagen uit dat tijdvak, te Rome in het Generaal Archief der Orde bewaard.
8. P. A nselmus, C arolus Ionatius van M echelen, zoon van N icolaus en M aodalena de V ries , gedoopt 14 Juli 1642, ingekleed Leuven 13 Juli 1661, als predikant gestorven Gent 26 Juni 1680. (17) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202. — Reeds hooger hebben we dit nummer 202 geciteerd ; het bestaat uit acht ver schillende registers. Nog meer dan ééns zullen we ze hier benuttigen. Ze zijn niet gepagineerd, doch de aanteekentngen volgen in chronologische orde en zijn dus gemakkelijk weer te vinden. Hetzelfde geldt voor het nummer 197 van het zelfde archief, dat we verder ook citeeren. (18) ACB. UI, 6236, p. 23.
363
76
9.
HOOFDSTUK VI. —
PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
Fr. M arcellinus. De wereldlijke naam van dezen jeugdigen
student staat in het ordesarchief niet geboekt ; doch in ’t wijdingsregister van het oud bisdom Antwerpen (19) lezen we, dat hij gedoopt werd onder den naam van J oannes van den B rande . Hij behoorde dus tot de bekende Liersche familie, die nog twee andere harer leden aan de Kapucijnen schonk. J oannes schijnt geboren omstreeks 1644. Wellicht is hij diezelfde J oannes van den B randen , wiens doopsel te Lier op 21 December 1643 ver meld wordt ; dan is hij een zoon van J oannes en E lisabeth van H ulst. Maar gansch zeker is het niet, daar een andere J oannes van den B rande gekerstend werd op 18 Augustus 1645 ; die was een zoon van G ummarus en Bevtrix de C apua . W at er ook van zij, ingekleed werd hij op 13 Juli 1663 ; en pas zeven maand was hij te Antwerpen Diaken gewijd (22 December 1668), toen hij edelmoedig zijn jong leven offerde en den heldendood stierf, in den dienst der pestlijders, op 1 Augustus 1669, te Aalst.
10. P. S ebastianus, J acobus de H aze , gedoopt den 4 Augus tus 1642. Zijn ouders waren H endrik de H aze , die schepen was van Stad in 1655-1656 en B arbara G ernie (r ). Niet minder dan drie zijner broers verkozen den geestelijken stand ; H endrik immers werd te Antwerpen getonsureerd op 24 September 1601 en B al thazar op 21 September 1645 ; men vindt daarenboven een zekeren A ndréas de H aese , die ook te Antwerpen op 14 Decem ber 1643 de toelating kreeg, om de H. Kruin te ontvangen. De naam der ouders -wordt niet aangegeven ; doch stellig is het dezelfde Andréas, die op 9 Mei 1624 in S.-Gummaruskerk gedoopt werd, een zoon uit hetzelfde huishouden de H azeG ernier of G arnier (20). J acobus werd te Leuven bij de Kapucijnen ingekleed op 13 Juli 1665. In 1707 en 1718 woonde hij te Dendermonde, waar hij ook stierf als predikant en Jubilaris, op 26 September 1719 (21). (19) Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.*Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202 (22 December 1668). (20) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatu* », n° 202. — Balthazar ontving de mindere Orden op 10 Maart 1656, het Subdiaconaat op 10 Juni van hetzelfde jaar, het Diaconaat en het Priesterschap op 24 Februari en 26 Mei 1657. (21) ACB, III, 9009, p. 43.
364
MARCELLINUS, SEBASTIANUS, ANSELMUS, ATHANASIUS.
77
11. Fr. A nselmus , H enricus J ustus van de W erve , gedoopt op 27 Augustus 1660. Hij was meer dan 30 jaar oud, toen hij op 27 November 1690 te Mechelen als clericus ingekleed werd. Zijn eigenhandige professieakte wordt nog bewaard (22). Ook vindt men geboekt, dat hij te Antwerpen Kruin en Mindere Orden ontving op 19 December 1692, het Subdiaconaat daags daarop en het Diaconaat den 27 Maart 1694. Het Priesterschap heeft hij nooit mogen ontvangen, daar hij reeds te Mechelen stierf, op 19 Augustus 1695. Zijn broer, W illem R aym un dus , werd reeds te Antwerpen getonsureerd op 11 Maart 1672 (23). Beiden waren zonen van Jonker R aymundus H yacinthus van de W erve en M aria F lorentia van M echelen . De vader was bijna aanhoudend Schepen van Stad en Bijvang in de jaren 1660-1678. Hij stierf te Lier den 22 December 1678 (24).
*
n
*
12.
P. A thanasius , G ummarus de K a , zoon van G aspar en M aria van H arent , ook van Aren(t) geschreven. De familie de K a , die drie harer leden aan de Orde schonk, was afkomstig van Viersele, en in 1542 kwam ze zich te Lier vestigen (25). G aspar of J asper de K a , de vader van onzen Kapucijn, was « Capiteyn van de borgerlycke wa:ht » ; hij stierf den 2 Septem ber 1692 ; zijn vrouw was reeds den 20 Augustus 1684 overleden, zooals blijkt uit een zerksteen in S.-Gummaruskerk (26). De zoon G ummarus werd gedoopt op 6 Mei 1675 en onder den naam van « fr. A thanasius * ingekleed te Leuven den 12 Januari 1694 (27). Subdiaken werd hij te Antwerpen den 21 Sep tember 1697 (28). Waar en wanneer hij priester gewijd werd, is niet bekend. Doch eens predikant geworden, woonde hij in 1710 te Antwerpen (29) en daarna een tijdlang in zijn geboortestad, o. a. in 1718 en misschien ook al in 1713 ; in dat laatste jaar (22) (23) (24) (25) (26) (27) (28) (29)
ACB. I, 8750, p. 19. Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202. J. B. S to c x m a n s, b lz . 78-82. V e rm e re n , blz. 173. Qraf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 21. ACB. 1, 8750, pp. 57-58. Eigenhandige professieakte. Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus, n° 202. Ibld., n° 197 (12 en 29 Augustus 1710).
365
78
HOOFDSTUK V I.
—
PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
zien we hem in betrekking met Deken de G heetere van S. Gum marus (30). In het bisdom Antwerpen werd zijn jurisdictie regel matig vernieuwd van 1710 tot aan zijn dood (31), een bewijs waarschijnlijk dat hij in dat gebied woonde. Hij stierf te Ant werpen den 6 November 1730.
«
*
»
13. P. C yprianus , J acobus van Leemput , was een zoon van C arolus en M aria van T urnhout. Zijn broer W illem werd priester gewijd te Antwerpen den 17 April 1683 (32). Hij zelf was toen nog maar 11 of 12 jaar oud, daar hij gedoopt werd op 13 November 1671. Spoedig voelde hij zich ook tot den geeste lijken stand geroepen, en te Leuven werd hij bij de Kapucijnen ingekleed op 19 April 1694 (33). Eens predikant geworden, woonde hij in 1707 te Kortrijk ; en op 25 Mei van dat jaar kreeg hij van den Bisschop van Doornik, van wien Kortrijk toen afhing, twaalf maand jurisdictie (34). In 1711 kwam hij naar het Bisdom Antwerpen (35), waarschijnlijk naar de Scheldestad zelf; dââr vinden we hem althans in 1718 en hij stierf er ook op 24 Augustus van het volgende jaar.
¥
w
¥
14. P. L iv in u s , I onatius F ranciscus van B ortel , zoon van L ivinus en M aria van A ken . Hij werd gedoopt op 31 October 1676. Van jongsaf voelde hij zich tot den dienst der Altaren geroepen ; en op 3 October 1691 werd hij te Lier zelf getonsu(30) ACB. I, 5344. (31) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, < Capsa Episcopatus », n° 197 (1710, 12 en 29 Augustus; 1711, 20 januari; 1712, 23 Augustus; 1713, 21 Au gustus; 1715, 1 October; 1718, 26 April; 1721, 23 April; 1727, ln examine vernali; 1729, 10 Mei). (32) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202. Willem werd getonsureerd op 17 December 1777, ontving de Mindere Orden op 20 September 1680, het Subdiaconaat den 19 September 1682, het Diaconaat den 19 December 1682 en het Priesterschap, zooals gezegd, den 17 April 1683. (33) ACB. I, 8750, pp. 58-59. We schrijven de famllienamei gelijk ze staan in de doopakte. In de eigenhandige professieakte schrijft de Pater anders : van Leemputte-van Turenhoudt. (34) Bergen, Staatsarchief, Oud Bisdom Doornik, Register 1915. «Acta Vlcariatus » 1707-1708, ad 25 Ma]!. (35) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 197 (1711, 7 September; 1712, 7 September; 1715, 3 September).
366
CYPRIANUS, LIVINUS, AMANDUS.
79
reerd (36). Zes jaar later, den 21 April 1697, werd hij te Leuven bij Franciscus’ kinderen ingekleed, zooals blijkt uit zijn eigen handige professieakte (37). Eens predikant geworden, heeft hij meer dan ééns in zijn geboortestad gewoond — althans in 1718 en bij zijn dood, op 16 October 1753 (38). Hij had een hoogen ouderdom bereikt ; zijn jubilé van 50 jaar kloosterleven en voor zeker ook van Priesterschap had hij mogen vieren. Hij behoorde tot een vermaarde Liersche familie. Blijkens het opschrift van een grafzerk in S.-Gummaruskerk (39), stierf zijn moeder den 8 October 1694 en zijn vader den 12 November 1693. Deze laatste was « oudt Schepenen deser stadt, Rentmeester ende Secretaris van het Capittel, Broodmisse ende Distributie deser kercke ende overdeken der Colloveniers ». Men weet ten andere, « dat de familie van Bortel, ofwel door haar leden, ofwel door hare verwantschap, de familie is welke voor Lier het meest beroemde telgen heeft opgeleverd... » (40).
*
*
•
15. P . A m andus , J oannes P arasies , gedoopt op 24 Nov. 1677, zoon van G ummarus en M aria van H emeldonck , werd te Leuven ingekleed op 16 Juni 1698 (41). In 1707 woonde hij te Brussel. Later vinden we hem als predikant en stationaris te Tervuren, waar hij in 1717 discreet gekozen werdt ; het jaar daarop vervult hij dezelfde bediening te Brussel en teekent hij er met zijn mede broeders de Bul tot teeken van algeheele onderwer ping. Daarna woonde hij in het Bisdom Antwerpen, waar hij op 15 September 1723 jurisdictie kreeg ; in de stad Antwerpen zelf werd hij tot discreet gekozen in 1725. Nog op 13 September 1728 werd zijn jurisdictie in dat Bisdom vernieuwd (42); doch eenige
Unigenitus,
(36) (1711, (37) (38)
Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n<> 202 7 September; 1712, 7 September; 1715, 3 September). ACB. I, 8750, p. 102. Wonder ls het, dat hl] nergens In de jurisdl^le-registers van het oud
Bisdom Antwerpen vermeld wordt; het archief geeft hem toch herhaaldelijk den «tel van Predikant.
(39) Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 85. (40) D e c k e rs, blz. 372, n° 2; cfr. S to c k m a n s, blz. 80-85; daar wordt vadera overlijden op 19 November 1693 gesteld. (41) ACB. I,' 8750, p. 118 : Eigenhandige professieakte. De naam der moe der wordt er van Emeldonck geschreven. (42) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n» 197
367
80
HOOFDSTUK VI. —
PATERS EN STUDENTEN TE LIER GEBOREN.
dagen of weken nadien werd hij vicaris te Kortrijk (43). Bij zijn vertrek uit dat klooster in 1730, werd hij opnieuw te Antwerpen geplaatst. Wederom werd hij er discreet in 1732 en 1734. Daarop vinden we hem als Gardiaan in zijn geboortestad, 1734-1735, en Gardiaan en Novicenmeester te Leuven, 1735-1738. In September 1736 komt het Provinciaal Definitorium op zijn verzoek in het klooster samen, om er eenige aangelegenheden te beslissen, o. a. het vergrooten van den vijver (44). Hij stierf te Antwerpen den 18 April 1739. w m
«
16.
P. M artinianus, J oannes J acobus C olins, zoon van M aren M aria B ias. Zijn vader was kerkmeester van S. Gum marus. We weten daarenboven dat hij wijnhandelaar was en in de jaren 1683-1706 dikwijls groote hoeveelheden wijn op rekening der Stad mocht leveren. Herhaaldelijk pachtte hij ook de stadswijnaccijns. In 1677 huurde hij voor één jaar de reeds vernoemde brouwerij < de Zwaan », op de Groote Markt. Na den dood zijner vrouw M aria B ias (30 Juli 1687), hertrouwde hij met een zekere C atharina S mits of Smets , die leefde tot 25 Augustus 1700. In 1690 woonde C olins in de herberg « de Valk », op de Groote Markt, n° 25 (thans zetel der Katholieke Vereenigingen). Dat huis werd het eigendom van beide echtelingen in het gemeen ; en na den dood der vrouw, werd er door haar erfgenamen, nopens dat eigendom, een proces tegen C olins ingespannen. In 1706 behoorde het reeds aan een anderen eigenaar. Ondertus schen was M artinus C ouns op 6 September 1704 overleden en een zerksteen werd hem in S.-Gummaruskerk gewijd (45). tinus
Zijn zoon J oannes J acobus werd gedoopt den 26 Juli 1679 en op twintigjarigen ouderdom bij de Leuvensche Kapucijnen inge kleed op 8 September 1699 (46). Op 22 September 1703 werd — Wederom werd zi]n jurisdictie vernieuwd op 13 September 1728 en 13 Mei 1734. — Ook te Antwerpen onderteekende hl] in 1725 een verslag Origo, Statas et Adjacentia over zijn klooster, thans bewaard in het Qeneraal Archief der Kapucijnen te Rome, « Belgica I », farde « Conventus ». (43) Stadsbibliotheek te Kortrijk, HS. Regittrum Ctnventus FF. Minorum Capacinorum Cortraci, pp. 120, 121. (44) ACB. III, 1008, p. 10. (45) Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 80; V erm eiren, blz. 136-138, 222-223. (46) Eigenhandige professleakte in ACB. I, 8750, p. 135.
368
AMANDUS, MARTINIANUS, MODESTUS.
81
hij Diaken en op 20 September van het volgend jaar Priester gewijd te Antwerpen (47). Hij woonde toen in die stad. Daar was hij ook predikant in 1707 ; doch spoedig daarop kwam hij naar Gent, waar hij stierf den 2 Aug. van datzelfde jaar 1707.
*
*
*
17. P. M odestus, P etrus P arasies, zoon van Balthazar en C lara B oon, werd gedoopt den 27 Maart 1683 en ingekleed te Leuven op 22 Mei 1702 (48). Hij werd Subdiaken gewijd te Ant werpen den 19 Sept. 1705 (47). Als jeugdige Priester woonde hij in 1709 te Mechelen en onderteekende daar ook op 26 April, samen met een paar medebroeders, een petitie tot P. Generaal, om het weer-inbrengen der « discreten » te bekomen (49). Later woonde hij als predikant in zijn geboortestad, o. a. in 1718. Hij stierf te Antwerpen, den 29 November 1740. Zijn vader, B althazar P arasie ( r )s , was Schepen der Stad in 1721. Hij was schipper van stiel. Een groote grafsteen bewaart nog altijd zijn aandenken, in het midden der Collegiale, waar bij fel in ’t oog valt. Blijkens dat grafschrift (50), was P arasies « aalmoezenier » der stad, Kerkmeester van S. Gummarus, Kapi tein der Kolveniersgilde en Overdeken der « Rethorycke van St. Anna ». Wij weten (51) dat hij het was, die van de Kanun niken van S.-Baafs te Gent het thans nog bestaande hoogaltaar van S.-Gummaruskerk kocht ; het werd geplaatst in 1707 ; doen daar de middelen ontbraken om te betalen, werd er, na veel onderhandelingen, besloten aan P arasies 1200 gulden uit te keeren (1709) en de overige 1000 schuldig te blijven. B althazar P arasies stierf den 14 Januari 1724 en in de hoofdkerk werd hij begraven. De P arasies ’ zijn thans te Lier niet meer bekend. Jn de 17* en 18e eeuw waren ze er te talrijker. Daarom is het moeilijk, met zekerheid te weten, of het P . M odestus ’ moeder is, die (47) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202. (48) Eigenhandige professieakte ACB. I, 8750, p. 186. (49) Rome, Generaal Archief der Kapucijnen, « Belgica II », farde « de Jansenismo », § Discreti. (50) Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 83. (51) Analectes pour servir à rH ist. Ecclés. de la Belg. t. V, 1868, p. 48 ; Berqmann, blz. 359.
369
82
HOOFDSTUK VI. —
PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
in 1711 het gasthof « de Zwaan » kocht, op de Groote Markt, voor 2000 gulden. Het was toch stellig een vrouw B althazar P arasies (52). M
*
«
18. P. V alentinus, Gummarus de Ka, was een zoon van Joannes en M aria Boonaerts. Hij sohijnt geboren omstreeks 1684, doch zijn doopakte is te Lier niet te vinden ; wij vonden enkel die van zijn broer Antonius, gedoopt den 10 Januari 1688. Gummarus werd getonsureerd te Antwerpen op 17 September 1700 (53). Vijf jaar later werd hij te Leuven ingekleed, op 15 Maart 1705 (54). Het diakonaat ontving hij te Antwerpen den 16 Maart 1709 (55). Hij stierf heel jong in dezelfde stad, den 19 November 1715 ; waarschijnlijk was hij reeds priester (de teksten verschillen in dat punt), doch zijn studies had hij mis schien nog niet voltrokken. Zijn vader is misschien dezelfde J oannes' B aptista de Ka , die in 1709-1715 Schepen en ook Burgemeester was. Ofwel was het de Ka , gewezen Schepen en Rentmeester, gestorven in 1707, eigenaar van het huis « d ’Eycke», bij het Waterpoortje, in het Lispernieuwland (56).
J oannes
*
■
M
19.
P. A uoustinus, J oannes G ummarus Smits, zoon van G edeon en E lisabeth de ' P ester , werd gedoopt op 26 October 1711 en ingekleed te Leuven op 19 Maart 1736. De Kruin en alle HH. W ijdingen ontving hij te Antwerpen, uit de handen van den Kapucijner-Bisschop C arolus d ’E spinosa. Bij zijn priesterwijding was hij nog heel jong ; van uit Rome moet hij zelfs pauselijke dispensatie krijgen om gewijd te mogen worden, daar hij 34 dagen te kort had (57). En alhoewel reeds priester sedert 23 Septem(52) V erm eiren, blz. 224-225. (53) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202. (54) Eigenhandige professleakte in ACB. I, 8750, p. 245. Daar heet de moe der Bonarts. (55) Voor het Subdiaconaat, dat hij elders ontving, verkreeg hij zijn brieven te Antwerpen, op 16 Maart 1708. Zelfde register als in noot 53. (56) V e rm eire n , blz. 173. 189. (57) Kruin en mindere Orden, 19 December 1738; Subdiaconaat, 20 Decem ber 1738; Diaconaat, 19 December van het volgende jaar. Toen hij de drie groote Orden ontving, woonde hjj te Antwerpen. Dat alles uit het Wljdingsreglster n° 202.
370
VALENTINUS, AUGUSTINUS, COELESTINUS, JOANNES EVANO.
83
ber 1741, deed hij slechts zijn eindexamen in 1746, te Brussel. Hij werd tot predikant en biechtvader bevorderd. Sedert Sep tember 1757 woonde hij stellig in het gebied van ’t Bisdom Antwerpen en waarschijnlijk in de bisschoppelijke stad zelf (58). Daar ook stierf hij, den 5 Maart 1765.
20. P. C oelestinus, J oseph J an B aptist S mits, zoon van G ummarus en C ornelia Steyne, gedoopt den 10 Februari 1717 en ingekleed te Leuven den 21 November 1736. Na zijn pro fessie werd hij naar het klooster te Maaseik gestuurd ; en vandaar ging hij in 1739 naar Luik, om er op 22 Mei de Kruin en de Mindere Orden te ontvangen (59). Waar en wanneer hem de andere Wijdingen toegediend werden, is niet bekend. Bij zijn eindexamen (Aalst 1747), werd hij tot predikant bevorderd. Hij stierf te Brussel, den 17 October 1781 (60).
»
*
¥
21. P. J oannes E vanoelist, C arolus J oannes V ertommen, zoon van Balthazar en C atharina G oyvaerts. Zijn vader was in 17301732 eigenaar van het huis « de Cleyn Roose », in de Eikelstraat (61). Hij was Aalmoezenier van Stad. Blijkens een graf schrift, stieri hij den 15 Juni 1738 en zijn vrouw den 7 Januari 1730 (62). De zoon C arolus J oannes werd gedoopt den 4 September 1717 en twintig jaar later, den 21 November 1737, te Leuven inge kleed als Kapucijn. Hij woonde te Aarschot, toen hij te Antwer pen op 18 September 1739 getonsureerd en geminoreerd werd ; daags daarop ontving hij het Subdiaconaat (63). Eens priester geworden, werd hij te Brugge, bij zijn eindexamen in 1748, tot predikant en biechtvader bevorderd. Van datzelfde jaar tot aan zijn dood, liet hij te Antwerpen regelmatig zijn jurisdictie ver (58) Te Antwerpen werd hem Jurisdictie verleend op 9 September 1757, 9 September 1760 en 10 December 1762 (Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 197). (59) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers F. VI, 10 en F. VI, 12. (60) ACB. I, 7855; I, 7920, p. 105. (6 1 )
V e r m e ir e n , b lz . 20 2.
(62) Grqf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 87. (63) Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202.
371
84
HOOFDSTUK VI. —
PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
nieuwen (64). De laatste jaren van zijn leven bracht hij toch over buiten dat Bisdom, te Aarschot ; hij werd er Discreet in 1759, Vicaris in 1756-1760, Gardiaan, 1760 1763 en wederom Vicaris, van 1763 tot aan zijn dood, den 22 Februari 1766. •
*
m
22. P. A mandus, P hilippus J acobus V anderlinden , was een zoon van F ranciscus en J oanna C arolina K innie . Hij werd ge doopt den 20 Augustus 1725. Reeds vroegtijdig verloor hij zijn vader (19 Februari 1744) ; zijn moeder leefde echter tot 28 Janu ari 1764 (65). P. A mandus werd ingekleed te Leuven den 18 Mei 1747 ; hij woonde te S.-Truiden, toen hij te Luik op 28 Februari 1749 de Tonsuur en de Mindere Orden ontving (66). Priester werd hij te Antwerpen den 5 Juni 1751 (67). Zes jaar later, werd hij te Brussel tot predikant bevorderd. Verders verneemt men niets meer over hem, tot aan zijn dood (Lier, 30 September 1792) (68). «
*
■
23. P. G ratianus, J oannes le C lerck , zoon van J oannes B aptista en C lara T eresia G oyvaerts, gedoopt op 17 October 1725, ingekleed te Leuven op 15 October 1749. Zijn eindexamen te Aalst werd den 26 Januari 1760 onvoldoende bevonden, zoodat hij nog een tijd moest blijven voortstudeeren ; den 29 Maart echter van hetzelfde jaar verleende de Generaal S eraphinus van Z ieoenhals hem zijn predicatiebrieven (69). Hij stierf te Lier den 28 October 1783 (70).
*
m
»
24. P. M odestus, J oannes F ranciscus S tuyck, gedoopt op 7 December 1724, was een zoon van J oannes F ranciscus en (64) Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.-Kerlc, « Capsa Episcopatus », n° 197 (29 Februari 1748, 16 Maart 1750, 11 October 1753, 1 Juni 1756, 1 Dec. 1759 en 11 December 1764). (65) Qraf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 90. (66) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers F. VI, 10 en F. VI, 12. (67) Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.-Kerk, ■Capsa Episcopatus », n# 202. (68) Den 30 October, zegt ten onrechte L a m b e rtu s van V e lp in zijn Necrologlnm. (69) ACB. I, 5951. (70) L a m b e rtu s van V e lp , Op. Cit., p. 111, zegt ten onrechte : 8 October 1783.
372
AMÀNDUS, GRATIANUS, MODESTUS.
85
C lara T eresia H arts. Zijn broer, J acobus J osephus , gedoopt op 4 September 1738, omhelsde ook den geestelijken stand. Misschien is zijn vader wel dezelfde F ranciscus S tuyck , dien we als Schepen der Stad ontmoeten in 1723-1724.
Langs den kant zijner moeder, behoorde P. M odestus tot een der bijzonderste families der stad, want de HARTs’en bekleedden er meerdere ambten en betrekkingen van aanzien. C lara T eresia H arts , zijn eigen moeder, woonde in het nog bekende gasthof « de Valk », op de Groote Markt, n° 25, dat aan haar familie toebehoorde sedert 1706. W illem H arts, haar vader, werd brouwer in 1725 en waarschijnlijk was het bij die gelegenheid, dat hij het gasthof aan zijn dochter afstond ; doch het volgende jaar verkocht deze « de Valk » voor 6000 gulden (71). P. M odestus was bijna 27 jaar oud, toen hij den 22 Septem ber 1751 te Leuven ingekleed werd. Na zijn noviciaat woonde hij te S.-Truiden ; en van daaruit trok hij naar Luik, om er den 21 September 1753 de H. Kruin en de Mindere Orden te ont vangen (72). Later naar Antwerpen verplaatst, werd hij in die stad Priester gewijd, op 21 December 1754 (73). Eenige jaren nadien, bij zijn eindexamen in 1761, werd hij tot predikant bevor derd. Blijkens een oud document (74) woonde hij in 1796 in het klooster zijner geboortestad, en wél sedert 1777. Na de verjaging der kloosterlingen, werd hij op 14 Brumaire VII ter deportatie veroordeeld (75). Hij stierf op 23 Frimaire IX (14 December 1800) (76). Hij woonde laatst in de ’s-Hertogenboschstraat, thans Lisperstraat genoemd.
(71) V e r m e r e n , blz. 137. Dezelfde schrijver, blz. 152, meldt dat er te dien ÜJde twee Willem Harts’en te Lier woonden; één onder hen (men weet niet welke van de twee) kocht in 1702 het huis « den Wildeman », voor 3000 gul den ; en in 1735 werd het voor 3654 gulden voortverkocht. Dat was toen een gasthof en huurhouderij ; nu is daar de boekhandel J. Van In & C® gevestigd (Groote Markt, n° 37). (72) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers P. VI, 10 en F. VI, 12. (73) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202. (74) Lier, Stadsarchief. Bundel « Kerkelijke Zaken. Mannenkloosters », Farde « Fratres Minores ». (75) Annuaire Ecclés. de l'Archev. de Mallnes, t. V, 1865, p. 451. (76) Aldus volgens de overlijdensakte. L a m b e r t u s v an V e l p , p. 132, zegt ten onrechte 14 Augustus 1800 ; en ACB. III, 3011, p. 342 : 14 October 1800.
373
86
HOOFDSTUK V I. —
PATERS EN STUDENTEN TE LIER GEBOREN.
25. P. T iburtius, W illem J ozef G aethofs, zoon van P aulus en I sabella van Steenwegen, gedoopt den 23 October 1743. Peter en Meter waren W illem d ’A lton en A nna V erbeek. Het kind was twee maand oud, toen de vader voor de som van 3179 gulden den aankoop deed van het huis « het Lam > (23 De cember 1743). In 1781 werd het weer verkocht. Alzoo gebeurde’t dat bijna 40 jaar lang, het huis waar dit boek nu gedrukt wordt (Groote M arkt, n° 72), wettig toebehoorde aan de ouders van een jongen heer G aethofs, die eens het kloosterkleed zou aan nemen in hetzelfde gesticht, waarvan we hier de geschiedenis schrijven (77). Te Leuven werd P. T iburtius ingekleed den 19 Maart 1762. Op het einde zijner studies was hij ziekelijk, en aldus werd zijn eindexamen te Brussel in 1771 onvoldoende bevonden ; hij bleef zich in hetzelfde klooster op de theologie toeleggen ; slechts in 1773 bekwam hij zijn predicatiebrieven, en nog in dat jaar draagt hij de melding van « mediocris » : middelmatig student (78). Dat belet niet, dat hij later Vicaris werd van het klooster zijner geboortestad, in 1781-1791. Blijkens zijn overlijdensakte behoorde hij bij de suppressie tot het klooster te Leuven. En hij stierf te Lier den 27 Maart 1811, om 1 u. ’s morgens, in het huis dat hij bewoonde in de Berlarij. Het sterfgeval werd aangegeven door zijn neef, den 43-jarigen apotheker J ozef -Karel G aethofs , uit de Rechtestraat, en zijn aangetrouwden neef, W illem J ozef van der L in den , 42 jaar, brouwer, op de Vischmarkt.
«
■
*
26. P . F ranciscus , P etrus F ranciscus van den B randen , zoon van P etrus F ranciscus en A nna E lisabeth V erbist , werd gedoopt den 19 Juni 1743. Peter en Meter waren P etrus G ummarus van den B randen en E lisabeth W auters . Misschien was het zijn vader, ofwel zijn peter (beiden droegen den doopnaam P etrus) die lange jaren Schepen van Stad was (1774-1777 en 1780-1785) en Rentmeester sedert 1777 of 1778 ; deze woonde in de Berlarij (79). We kennen zijn christen mild
(77) Vermeiren, blz. 20. (78) ACB. III, 1008, pp. 178, 181, 187. (79) Deckers, blz. 417. — De familie Van den Branden-Verbist wordt ver meld la de Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 90.
374
TIBURTIUS, FRANCISCUS, CHRISTOPHORUS.
87
heid, doordien dat hij in 1780 drie nieuwe woningen bij S.-Jacobsgodshuis voegde (80). Een zekere V an den B rande , wiens voor naam ik niet weet, was brouwer in het « Schaakberd ». In 1794 namen de Franschen hem als gijzelaar voor de stad ; hij moest heel rijk zijn, daar hij, bij de gedwongen leening van 27 Juli 1794, door de Franschen hoogst van gansch de stad geschat werd, nl. voor 6000 livres (81). Fr. Franciscus werd te Leuven ingekleed op 14 Januari 1763. Bij zijn eindexaam, te Brussel in 1772, werd hij « middelmatig * bevonden, maar toch tot predikant bevorderd. Op 10 September van dat jaar, kreeg hij ook te Antwerpen een jaar jurisdictie (82). Later zien we hem den titel geven van Stationaris ; het moest dus een flink predikant zijn. Hij stierf te Aalst op 9 Ventose jaar VIII (28 Februari 1800) (83).
¥
m
*
27.
P. Christophorus, G uillelm us M atthaeus van Berckelaer, zoon van Pieter en Anna Catharina Bosschaerts, geboren op 21 September 1743 en ten doop gehouden door W ille m van Berckelaer en C atharina de Ridder. Hij werd te Leuven inge kleed op 19 Maart 1763. Na zijn professie woonde hij te Hasselt en vandaaruit werd hij naar Luik gestuurd, om er op 21 Decem ber 1764 de H. Kruin en de Mindere Orden te ontvangen (84). Daar in 1773 zijn eindexamen te brussel onvoldoende geoordeeld werd, moest hij te Kortrijk zijn studies gaan voortzetten. Bij de suppressie woonde hij in het klooster te Antwerpen (85) en op 12 Prairial VI (31 Mei 1798) werd hij te Parijs ter deportatie veroordeeld (86). Het Stadsarchief te Lier (87) bewaart nog het afschrift van een brief der < administration municipale du Canton de Lierre au Commissaire du Directoire Exécutif près d’elle », (80) BERaMANN, blz. 364. (81) Ibld., blz. 414-415. (82) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatui », n* 197. (83) L am be rtus van V e lp , p. 132, plaatst heel willekeurig het overlijden te Lier op 20 Mei 1800. (84) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers F. VI, 10 en F. VI, 12. (85) ACB. 1, 7280, p. 153. (80) Anmuaire Ecclés. de VArchev. de Malines, t. IV, 1864, p. 362 ; t. V, <865, p. 434. (87) Briefwisseling, 3« jour complém. - 5 Vend. VII, n® 90.
375
88
HOOFDSTUK V I. —
PATERS EN STUDENTEN TE LIER OEBOREN.
waarbij ze op 26 Prairial VI (14 Juni 1798) een brief mededeelt van P. C hristophorus , ontvangen in antwoord op een schrijven der Administratie zelf, drie dagen voordien. Toen de rust in het land teruggekeerd was, woonde de Pater op den Mosdijk, in zijn geboortestad. Hij stierf daar in een zaligen ouderdom, den 26 September 1817. Het sterfgeval werd aangegeven door zijn eigen broer, den 61-jarigen F ranciscus G ummarus van B erckelaer , die ook op den Mosdijk woonde, waarschijnlijk in ’tzelfde huis.
¥
*
M
28.
P. G ummarus , J oannes G ummarus Schellekens, zoon van C ornelius en M aria C atharina R its, werd gedoopt den 4 April 1745, met J. B. R its als Peter en M aria C orneua S chellekens als Meter. Hij werd te Leuven ingekleed den 22 September 1767. Toen hij te Luik op 19 Mei 1769 de H. Kruin en de Mindere Orden ontving, woonde hij te Hasselt (88). Bij zijn eindexamen te Brussel in 1777, werd hij bevorderd tot predikant en biecht vader « in fieri ». Bij de suppressie woonde hij sedert twee jaar te Brussel (89). Op het einde van zijn leven schijnt hij biecht vader geweest te zijn in S.-Gummaruskerk. Hij woonde in de Berlarij en stierf daar den 6 Mei 1815, om 3 uur namiddag. Zijn overlijden werd ten stadhuize aangegeven door J. B. H aeverals, lakenmaker, 70 jaar oud, zwager van den afgestorvt ne, wonend in dezelfde straat. (88) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers F. VI, 10 en F. VI, 12. (89) Bulletin de la Commission Royale d’Histoire, t. 77, 1908, p. 252, waar zijn naam tot Jean Dommar Schillekens geradbraakt wordt !
376
HOOFDSTUK VII.
Afschaffing van het Klooster. § 1. -
SLECHTE VOORTEEKENS.
In de tweede helft der 18e eeuw waren de kloosters in ons land heel voorspoedig. Maar J ozef II, die op zijn manier de Kerk wilde hervormen, begon allerlei beperkingen in te voeren zelfs schafte hij ontelbare kloosters af, die hij als « nutteloos » aanzag, nl. deze waar men een beschouwend leven leidde (1). Eenige jaren later moest ieder klooster van het land een nauwkeurigen staat indienen van zijn bezittingen en inkomsten. Die van de Liersche Kapucijnen is van 19 Februari 1787 en hij werd ingediend door A matus van L euven , agent der Orde te Brussel ; men verklaart er in, dat men niets bezit en geen inko men heeft ; men heeft ook geen schulden, tenzij dat het klooster belast is « met twee missen ’s jaers voor den Catholiken Koninck, ter redemptie van eene cheyns bezet op een klijn deel van den hof, welcke missen tot heden voldaen zijn » (2). Men kon een oogenblik denken en hopen, dat de Brabantsche Omwenteling voor de kloosterlingen meer vrijheid en onaf hankelijkheid zou brengen. Op 17 December 1789, om 7 uur 's avonds, deed H eintje van der N oot plechtig zijn blijde intrede te Lier. Kapucijnen, Dominicanen en Kapittelheeren stapten blijgezind voorop in den stoet (3). Maar alles wat de Patriotten
;
(1) Bij misverstand rekent B e ro m an n , blz. 368, daar ook de Kapucijnen bij ; hij verwart ze met de Kapacinessen, die Inderdaad door Jozef II afgeschaft werden. (2) Antwerpen, Staatsarchief, Clergé Régulier, n° 348. (3) B e ro m an n , blz. 380; B e rn a rd Janssens, Lier, in Vlaamsch Leven, Dl. I, 1915-1916, blz. 500-503, 513-514, vooral blz. 513.
377
90
HOOFDSTUK VII. —
AFSCHAFFINQ VAN HET KLOOSTER.
hadden kunnen veroveren en terugwinnen, ging spoedig weer verloren door hun eigen verdeeldheid. « Tot in de kerk lieten zich ophitsingen hooren. Op derden kruisdag van 1790, riep een Minderbroeder in de Capucienenkerk, dat men, om ’s lands vrij heid te behouden, de hoofden der Vijgen diende af te houwen, en dezelve ten toon te stellen op pinstokken op de stadsvesten, gelijk geschied is met het hoofd van Holophernes » (4). Eerst onder het Fransch Bewind zou de vervolging voorgoed beginnen. Op 24 November 1792 moesten de kloosteroversten te Lier tegenwoordig zijn bij het planten van den vrijheidsboom op de Groote Markt (5) ; maar spoedig zou men klaarder begrijden, dat Vrijheid voortaan maar een ijdel woord meer was. Een verordening van 27 Juli 1794 eischte van de Stad Lier een krijgsschatting van 500.000 livres ; al de burgers moesten daar hun deel in betalen, en de kloosters hun zilver, goud en juweelen inleveren ; slechts de Kapucijnen, die niets bezaten, bleven wegens hun armoede verschoond (6). Ia 1796, toen de Franschen reeds maatregelen tegen de kloos terlingen voorbereidden, moesten de Oversten de lijst hunner religieuzen indienen. Voor de Liersche Kapucijnen wordt dat stuk nog bewaard (7); het geeft een totaal op van 20 Paters, 4 Broeders en 2 dienstboden ; en voor ieder onder hen geeft men kloosternaam, geboorteplaats, doop- en familienaam, ouder dom en getal jaren dat men reeds te Lier woont. Die lijst moet dagteekenen van omstreeks Augustus 1796; want de Gardiaan, H iêrotheus van B erleqem , staat er aangeduid met 3 jaar verblijf in Stad ; en we weten dat hij er kwam bij het Kapittel van 30 Augustus 1793 en weer vertrok na het Kapittel van 2 September 1796. Hier volgt, volgens dat Latijnsch stuk, de lijst der Paters en Broeders, die te dien tijde het klooster bewoonden. De cijfers duiden den ouderdom aan en de jaren verblijf in Stad : (4) B e ro m a n n , b lz . 383. (5) [J. Van In, deknaam :] Dr. S. N u f f e l, Liersch Dagbericht uit den Sanscalottentijd 1792-1800. Uit de Gazet van Uer, Januarl-Mei 1907. — De overdruk is niet gepagineerd ; maar daar de berichten in chronologische orde volgen, is het tamelijk gemakkeiyk, ze terug te vinden. (6) BERG Ma n n , blz. 413-415. 07) Lier, Stadsarchief, Bundel : « Kerkeiljke Zaken. Mannenkloosters », Farde < Fratres Minores ».
378
HET KLOOSTER IN 1 7 9 6 .
91
P. P.
D e s id e r a t u s v an Z o e r l e , F r a n c is c u s H e l s e n ; 54 , 2.
P.
A n d réas van M o l , T h eo d o ru s J oannes W u y t s ;
H ië r o t h e u s van B e r l e g e m , F r a n c is c u s S e e u s ; 44 , 3.
69, 18.
P . A n o e l u s v a n T o n q e r l o o , S ia r d u s N o r b e r t u s H e l s e n ; 6 6 , 10. P . M o d e s t u s v a n L i e r , J o a n n e s F r a n c is c u s S t u y c k ; 72 , 19. P . J o a n n e s E v a n g e l is t v a n M o l , F r a n c is c u s v a n B a l e n ; 6 4 , 21. P . D o n a t ia n u s van L e u v e n , L a m b e r t u s d e P r e u t e r ; 6 0 , 3 .
P.
J u c u n d u s v a n R e t ie , F r a n c is c u s v a n d e n B r o e c k ; 60 , 30.
P . X y s t u s v a n R e t ie , P e t r u s v a n G o r p ; 60 , 16.
P.
E d u a r d u s v a n A n t w e r p e n , F r a n c is c u s E m m a n u ë l v a n C a m p ;
P. P.
C ijet u s v a n W ic h e l e n , A d r ia n u s van H a u d e r m e ir ; 5 7 , 26.
P. P.
S im e o n v a n M o l , F r a n c is c u s L a m b e r t u s M i c h i e l s ; 55 , 1.
5 8 , 25 . G a b r ië l van T ie n e n , H e n r ic u s v a n D o r m a e l ; 54 , 13. H e n r ic u s v an D en B o s c h , M a r t in u s J o a n n e s v a n d e n B ic h e laer;
5 0 , 1.
P . A lphon su s van 52 ,
A n t w e r p e n , P e t r u s C o r n e l iu s V a l e n t ijn s ;
1.
P . S t e p h a n u s van O o l e n , J o a n n e s F r a n c is c u s H e y l e n ; 50 , 3 . P . P e t r o n iu s v a n G e e l , T h o m a s P e e t e r s ; 50, 7.
P. P. P.
J u s t in u s v a n D r a n o u t e r , J o s e p h d e C o n in c k ; 44 , 3 . F u l g e n t iu s v an E in d h o u t , F r a n c is c u s V e n ; 41, 2. W il h e l m u s v an B r e d a , C o r n e u u s v a n O l m e n ; 35, 8 .
B r . F e u x v a n W e r c h t e r , P e t r u s v an T o n g e l e n ; 77, 11.
Br. Br. Br.
C o l u m b a n u s v a n G r im b e r g e n , A e g id iu s v a n L e m m e n s ; 6 2 , 6. C o n s t a n t in u s v a n A a r s c h o t , M a r c u s V e r v o o r t ; 40, 8. T h o m a s van B o o m , A n d r é a s V e r s t r e p e n ; 41, 4.
J oannes C e u lem a n s, van B e rla a r,
P e tru s Hoes,
van
dienstbode ;
62 , 16.
Itegem , dienstbode ; 30 , 3 .
Het is klaar, dat we hier de lijst niet hebben van de religieu zen die te Lier verbleven daar het Kapittel van 1796 voorzeker nogal eenige veranderingen moet meege bracht hebben. De Vicarius, D e s id e r a t u s v a n Z o e r l e , bleef wel in functie, maar de Gardiaan werd vervangen door P. L in u s v a n S .- O e d e n r o d e . De veranderingen der eenvoudige religieuzen zijn ons niet bekend.
tijdens de suppressie,
379
92
HOOFDSTUK VII. —
§ 2. -
AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
HET KLOOSTER
GESLOTEN.
Eens dat het vaststond dat alle kloosters van het land zouden gesloten worden, liet de Fransche Regeering aan de religieuzen haar « bons » aanbieden, waarmee ze « nationale » goederen konden koopen. Te Lier was een zekere heer D rom ery daarmee belast en op 24 Frimaire V (14 December 1796) bracht hij bij de municipaliteit verslag uit over zijn verrichtingen. Alle kloos ters der Stad hadden zijn aanbod geweigerd (8). Spoedig daarop werden de Kapucijnen verjaagd. De juiste dag waarop dat ge beurde, zou, volgens den reeds geciteerden brief van G. V an V uot (11 September 1868) de 6 Januari 1797 geweest zijn. We zouden het feit eerder op 3 of 4 Januari stellen ; we weten immers dat er sedert den 4e een leek met het bewaken van ’t eigendom door de municipaliteit belast was ; en van een anderen kant lezen we (9), dat op 3 Januari 1797 het H. Sacrament uit hun kerk door den Pater-koster naar de Spaansche Kapel ge dragen werd, ’s morgens om half elf, na de laatste Mis. Veel burgers volgden al weenend het Allerheiligste, dat toen in een tinnen ciborie geplaatst was, aangezien alle goud en zilver van kerken en kloosters geroofd of verborgen was... De uitdrijving der Liersche Dominicanen ging zonder moeilijk heid ; maar bij de Kapucijnen ging het zoo gemakkelijk niet. We lezen (10), dat de Paters, den dag vóór de aankomst der Kommissarissen, volk aan het werk gesteld hadden om hun meubels weg te dragen en al wat roerbaar was te redden. De « Commis saire du Directoire > wilde er zich tegen verzetten en liet twee dier werklieden aanhouden ; doch de Overste der Kapucijnen, P. D onatus [?], begaf zich naar het bureel, eischte de vrijstelling der gevangenen en verklaarde, geweld met geweld te zullen keeren. Het volk nam een dreigende houding en de Kommissaris achtte ’t voorzichtiger, den Pater en de twee werklieden niet te verontrusten... Toen echter de Kommissarissen in het klooster verschenen, om de Paters uit te drijven, gehoorzaamden dezen eenvoudig. Ze (8) Lier, Stadsarchief. Procès-Verbaux, t. II, pp. 11-12; Berqmann, blz. 442. (9) [J. Van In]. Loc. Cit. (10) Beromann, blz. 489, 618; Mast, blz. 268-269.
380
DE PATERS UITGEDREVEN.
93
zagen voorzeker, dat geen weerstand baten kon. Pater D onatus wilde nog tot het volk spreken, doch de Kommissaris liet hem voor 24 u. onder de waakzaamheid van een vrijwilliger in een kamer van het klooster opsluiten, « pour avoir, zegt het verslag, fait l’orateur et manifesté des sentiments inciviques ». Op het einde vroeg hij, als laatste gunst, de toelating om het vergaderde volk te zegenen. — « Bah, bah, antwoordde de Franschman, het volk heeft uw zegen al in de kerk ontvangen ! Pak u maar weg ! » In dit verhaal, dat we aan den geschiedschrijver B ergmann ontleenen, is er alleszins een verwarring. P. D onatus, die hier zoo onverschrokken optreedt, was niet de Overste van het kloos ter, daar we weten dat P. L inus die bediening vervulde. Er was toen bij de Vlaamsche Kapucijnen maar één enkele P. D on a t u s ; hij was geboortig van Retie, maar te Lier schijnt hij niet ge woond te hebben. Waarschijnlijk wordt hier bedoeld P. D onatianus van L euven , die toen sedert een viertal jaren te Lier woonde en dien we verder nog zullen ontmoeten... Wat er ook van zij, van 4 Januari 1797 (15 Nivose V) stonden de kloostergebouwen onder toezicht van een zekeren C harles M oreels, die een paar dagen nadien een helper kreeg, een zekeren A ntheaume . Op 13 Februari (25 Pluviose V) dienden beiden hur rekening in bij de municipaliteit, voor de dagen dienst die ze gedaan hadden (11). Die maatregels tegen de kloosters waren bij het volk heel slecht gezien. Zoo lezen we b. v. dat Schout van der B lok , omstreeks half Januari, op het stadhuis J uliaan de H ert liet ontbieden, als meester der stadstimmerlieden ; deze werd er mee belast, de klokken uit de kloostertorens weg te halen. Doch hij en zijn werklieden weigerden beslist en daarom werden ze van hun werk beroofd. Dezelfde schrijver aan wien we die gegevens ontleenen (12), verhaalt ook hoe in September en October 1798 de kruisen van torens en kerk- en kloostergevels verwijderd werden. Het chris ten gevoel der bevolking kwam daartegen in opstand. Heel meester F rans B erckmans stond in de Rechtestraat, in den tuin van Ste. Barbaragodshuis, met een spiegel de vreemde werklieden (M) Lier, Stadsarchief. Procès-Verbaux, t. II, p. 81. (12) [J. Van In], Loc. CIt.
381
94
HOOFDSTUK VII. —
AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
ie verblinden, die op den grooten toren aan hun goddeloos werk bezig waren. De heelmeester verblindde ze zoodanig, dat er één viel ; doch hij kon zich nog bijtijds redden, met in zijn val een koord te grijpen... § 3. — VERKOOP VAN GEBOUWEN EN MEUBELS. Daarmee zijn we de gebeurtenissen al vooruitgeloopen. Op 4 November 1797 (14 Brumaire VI) werd het klooster en de kerk
met al de afhankelijkheden voor 30.500 livres toegewezen aan zekeren opkooper S p e t h . Het is dezelfde die het Goeverneurshuis op de Groote Markt gekocht heeft (13), alsook ander zwart goed, zooals het Nonnenklooster te Arendonk (14). De meubels der Kapucijnen werden later in veiling gebracht; eerst geschat op 147 livres, bracht ze er op 3 Februari 1798 (15 Pluviose VI) slechts 64 op (IS). Er was ten andere niet veel meer te vinden. In de kerk was het houtwerk van de muren verwijderd en de sloten van de deuren ; van al het ijzerwerk was er niets meer te zien. De klok was door den vloer der bibliotheek verdwenen ; de boekerij bestond enkel nog uit eenige onvolledige werken. Iedereen vermoedde dat de Paters zelf hun goed hadden laten weghalen, döch het bewijzen kon men niet. Om de daders dier ontvreemdingen te kunnen ontdekken, zegt het verslag, zou men de Kapucijnen op water en brood moeten- zetten... Maar dat middel scheen onuitvoerbaar en de zaken bleven gelijk ze waren (16). Op 31 Maart van datzelfde jaar (11 Germinal VI) schreef de opkooper S p e t h naar het Gemeentebestuur (17) dat hij reeds bezig was met het Kapucijnenklooster af te breken ; maar spoe(13)
B e ro m an n , blz. 489; M a s t, blz. 179. Vgl. V erm eiren, blz. 51-53. Fl. P r im s , Sint-Agnetendal, te Arendonk (Campinia Sacra, N° 1), (Ant werpen [1931]), blz. 27.
(14)
(15) (16)
B eromann , b lz . 486-487; M ast , b lz . 270. B eromann , b lz. 446.
(17) Lier, Stadsarchief, Arrêtés, t. III, n° 773. — Dezelfde Speth wordt nog vermeld in de Procès-Verbaux, t. IV, Séance du 8 Pluviose VII, waar hij zijn betaalkracht staaft door het eigendom der gewezen Kapucijnen, dat hij als pand en waarborg aangeeft.
382
LOT VAN MEUBELS EN QEBOUWEN.
95
dig zou hij zijn werk moeten staken, zoo de municipaliteit de bibliotheek en het houtwerk der altaren niet liet wegnemen, die nog immer in de gebouwen gebleven waren. Ook verzocht hij alles in de drie dagen te willen verwijderen. § 4. — WAT ER VAN DE MEUBELS GEW ORDEN IS. In ’t voorbijgaan kunnen we hier zeggen, dat vroeger toch eenige oude herinneringen aan de Kapucijnen, die bij deze vernieling gespaard bleven, te Lier nog te vinden waren. Zelfs hedendaags nog beweert Heer Burgemeester V an C auw enberoh , dat het groot O.-L.-V.-beeld, dat bij zijn woning op den hoek der Kapucijnenvest staat, stellig afkomstig is van het gewezen klooster, waarvan de ingang daar vlak vóór lag. . Vroeger waren er veel meer dergelijke herinneringen. Zoo lezen we b. v. in den brief van den snuisteraar G. V an V uqt (11 September 1868), dien we hooger reeds aanhaalden : « ... Op 6 Januari 1797 is het klooster vernietigd en zijn al de documen ten der Capucienen gedragen of beter gezegd gevlugt geworden ten huize van zekeren J. V erbert , winkelier in de Lisperstraat alhier (18). Na de vernietiging, kwamen de kloosterlingen, den éénen voor en den anderen na, boeken en papieren bij Verbert halen, die zij niet terug brachten ; en wanneer gezegde Ver bert aen den Eerw. Pater L in u s , gardiaen (later naer Gent vertrokken, alwaer hij overleden is) de opmerking deed, dat op die wijze hunne geheele bibliotheek zoude te niet gaen, ant woordde de brave man : « Och, Verbert, laet ze maer doen ; wij zullen toch waerschijnelijk nooit meer in ons klooster kunnen terugkeeren... » Na dan uitvoerig over de bedevaart naar Duffel gesproken te hebben, zooals we hooger zagen, zegt V an V uqt dat het passiekruis, dat vroeger in de Kapucijnerprocessie meeging, te zijnen tijde bij de Liersche Coletienen bewaard werd. En verder voegt hij er bij : « In de Predikheerenkerk bestaen nog 6 groote en 2 kleine houten kandelaren van den hoogen altaer der Capucienen. In de (18) Die Verbert was ook gelegenheidsdichter. HIJ wordt b. v. vermeld bi] Decxers, blz. 414 en 445, n. 1.
383
96
HOOFDSTUK VIT. —
AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
kerk der Coletinen is geplaetst op de autaertafel een spiegelglas, door hetwelk de nonnen op de koor den Priester kunnen zien celebreren. Dit glas diende eertijds in den hoogen autaer der Capucienen. In den hof van dit klooster (misschien in dien der Ursulinnen daernevens) moet den doodkelder der Capucienen nog bestaen. » Dan gaat het over het beeld en de relikwie van S. Antonius, gelijk we hooger gezien hebben. Daarna zegt hij om te eindigen : < In de kapel van den H. Jacobus, waer ik thans koster ben, zijn de twee biegtstoelen en den predikstoel herkomstig van de oude kloosterkerk der Capucienen... Ook ziet men aldaer het beeld van St. Felix a Cantalicio. > We gelooven niet, dat er van al die herinneringen thans nog iets bestaat. De vervlogen jaren en vooral de verwoestingen van den wereldoorlog hebben hier hun werk gedaan... W at Van V ug t niet wist, kunnen we hier nog bijvoegen, nl. dat er thans nog in den schat der kerk van Scherpenheuvel een beeldje van de plaatselijke O . L. V. bewaard wordt, dat afkomstig is van het Kapucijnenklooster te Lier. En daarenboven bezit de kerk van Zandhoven ook twee biechtstoelen, die ze na de sup pressie van die Paters afgekocht heeft... Het zijn twee schoone stukken, met beeldhouwwerk en bloemkransen versierd. Bovenop staan de beelden van twee groote boetelingen : den apostel Petrus (M am enkant) en Magdalena (Vrouwenkant).^ Te Lier moeten die biechtstoelen half in den muur ingemetseld geweest zijn en aldus droegen de zijkanten geen versiering. Onlangs heeft men dat bekleed met stukken houtwerk, die ergens onge bruikt weggeborgen waren, maar ook uit de kerk der Liersche Kapucijnen afkomstig zijn. In het kerkarchief te Zandhoven bewaart men daarover nog de volgende acte : < Ontfangen van de kerckmeesters van de kercke van Santhoven de somme van twee hondert een en negentig guldens courant geit, in voldoeninge van den koop van twee bichtstoelen, eene communiebanck ende twee spiegels van eene boeseringe, mits welcke bekennen van alle het voorschreve voldaen te syn. Actum Lier, drij en twintigsten 8-bris 1800 en vier. P. J ucundus , cap., alias Franciscus van den B roek; P. Xystus, Cap., alias P etrus van G o rp ; P . Donatianus, ex-Capuclen, alias Lambert de P ru y te r ; P. J oannes Evanq., ex-Capucin, alias Franciscus van B alen ; B. D idacus , ex-Capuc., alias P. j . van L inden . >
384
KERKMEUBEL9, VERJAAGDE KLOOSTERLINGEN.
97
Die acte, geschreven door P. J ucundus en door de anderen eigenhandig onderteekend, geeft ons dus de lijst der Kapucijnen van het gewezen klooster, die toen nog in stad verbleven. Op de keerzijde leest men het opschrift : « Quittancie van 2 Biechtstoelen en eene communiebank in 1804 ». Onvermeld blijven bijgevolg in dat opschrift de « twee spiegels van eene boeseringe », t; t. z. de twee houten paneelen, waarover de akte spreekt. § 5. — JACHT OP DE VERJAAGDE KLOOSTERLINGEN. Na die lange uitweiding keeren we terug naar de woelige periode van de Fransche Overheersching in ons land. B erqmann bericht ons (19) dat de registers der municipaliteit de namen opgeven van 8 Kapucijnen en een 9« uit Antwerpen, die verklaarden (volgens de wet van 10 Vendiose IV) te Lier hun verblijfplaats te willen houden. Maar de lijst drukt hij niet over. Het duurde niet lang, of de priesters werden openlijk vervolgd, omdat ze in geweten den eed moesten weigeren dien het Fransch bewind van hen eischte. Op een lijst van 31 Mei 1798 (12 Prai rial VI) vindt men aldus den naam van 65 opgezochte priesters, waaronder vijf Kapucijnen die te L'er verbleven (20). Het waren de Paters : D e W inter , F ranciscus (of liever : D e W inter , J oannes, F ran ciscus . in het klooster P. F ranciscus van K ontich ); V an B erckelaer M atthaeus (P. C hristophorus van L ier ) ; V an O lm en , G uilu elm us (beter : V an O lm en , C orn eu u s , in ’t klooster P. G uillielm us van B reda ) ; V an Gorp, Petrus (P. Xystus van Retie), en V an der H eyden , T heodoor , Gardiaan (P. L inus van S.-Oedenrode ).
Toen men h^n ging opsporen, hadden ze lont geroken en waren ze bijtijds uit Lier vertrokken. Brigadier T hevenon moest aan het departement melden, dat hij, niettegenstaande zijn naar stige opzoekingen, geen aanhoudingen had kunnen doen... (19) Blz. 447, n. I. (20) Annuaire Ecclés. de l ’Archev. de Malints, t. IV, 1864, pp. 362-3C3; t. V, 1865, p. 334; B e r o m a n n , blz. 457.
385
98
HOOFDSTUK V II. —
AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
In den nacht van 9-10 Juni werd ook te Antwerpen jacht gehouden op Priesters en Paters, doch daar vond men ze even min (21). Een besluit van 4 November 1798 (14 Brumaire VII) veroor deelde 1978 Belgische priesters ter deportatie. Voor Lier stonden er 43 op de lijst, waaronder drie Kapucijnen : V an den B roeck , C arolus (beter : V an den B roeck , F ranciscus , in ’t klooster P. J ucundus van R etie ) ; S tuyck , J an B aptist (P. M odestus van L ier ) ; en D e C oninck , J oseph (P. J ustinus van D ranouter) (22). De municipalen, vooral de secretaris A vontroodt , verwittigden zelf de bedreigde priesters, en de burgers waren gelukkig ze te kunnen helpen of verbergen ; zoodat er van de 43 maar 11 aan gehouden werden : meestal ouderlingen, die volgens de wet toch niet in ballingschap mochten weggevoerd worden. Aldus werd de Kapucijn P. M odestus S tuyck gevangengezet den 17 Novem ber, ’s nachts. Men beschuldigde hem, zoowel als de andere veroordeelde priesters, medeplichtig te zijn aan den opstand der « Brigands > ; maar in den grond zal het weigeren van den voor geschreven eed wel zijn groote misdaad geweest zijn (23). Dank zij de bemoeiingen der municipaliteit, kwam hij spoedig vrij ; reeds den 15 April 1799 (26 Germ. VII) kwam hij zich bij den municipalen raad aanbieden, met een besluit van het centraal bestuur, waa.bij hij naar Lier mocht terugkeeren, onder bewa king der municipaliteit ; een zekere heer K ennis uit Antwerpen had zich voor hem verantwoordelijk gesteld (24). Ondertusschen waren sommige kloosterlingen zich elders gaan vestigen, bij familie, vrienden of kennissen. Anderen bleven in Stad. Zelfs uit vreemde kloosters kwamen eenige religieuzen naar Lier schuilen, hetzij dat ze daar geboren waren, er nog gewoond hadden, of eenvoudig om een of andere reden er een onderkomen meenden te kunnen vinden. (21) A. T h ts , De Geestelijkheid van Antwerpen in 1798-99, Dl. I (Antw. 1894), blz. 39 w . ; S. Franc, en S. Ant. Stand., Dl. V, 1898-1899, blz. 165. (22 ) Annuaire Ecctis. de l’Arch. de Matines, t. V, 1865, p. 451 ; Beromann, b lz . 474-475.
(23) [J. V an In] Op. Cit. (24) Lier, Stadsarchief, Procès-Verbaux, t. IV, Stance du B im m a n n , blz. 476.
386
26
Germ. VII;
JACHT OP DE OVEROEBLEVEN KLOOSTERLINGEN.
99
Twee Paters zouden in stad een kerkelijke bediening vervuld hebben. Aldus zou P. B enjamin van Iteqem (K erselaers) om streeks 1800 of 1810 van den Aartsbisschop een beneficie te Lier gekregen hebben, eer hij naar Brussel verplaatst werd (25). Maar nergens vonden we bekrachtiging van dat bericht. En volgens een verslag van 18 Floréal X (8 Mei 1802) zou P. G ermanus van B russel, wiens familienaam ook G ermain was, als beëedigd priester dienst gedaan hebben in S.-Gummaruskerk. Maar als we hem c beëedigd > noemen, dan is er hier spraak van een een voudige belofte van trouw en gehoorzaamheid, die later den eed van haat aan het koningdom verving. Veel geestelijken zagen er geen bezwaar in, die verzachte formuul te aanvaarden. Ook G ermain niet (26). Volgens de overlijdensakte, stierf hij in het burgerlijk of S.-Elisabethgasthuis van Stad, op 13 Thermidor XII (2 Augustus 1804) (27).
§ 6. — ALLEENSTAANDE EN SAMENWONENDE KLOOSTERLINGEN. Men heeft beweerd dat de Liersche Kapucijnen omstreeks 1801 wederom hun kloostergemeente zouden ingericht hebben en dat de laatste Gardiaan, P. L inus van S.-Oedenrode, daarom door zijn oversten uit Holland teruggeroepen werd (28). Daar is hoege naamd niets van bewezen. En zoo P. Linus omstreeks dien tijd uit Dongen (bij Breda) vertrok, schijnt hij wel niet direct naar Lier (25)
L a m bert tre
van
V elt , p . 147.
(20) B e r o m a n n , blz. 497-498. (27) Hi] stierf om 8 u. ’s avonds; bij heet in de overlijdensakte Judoctu Joseph Qermain, ex-Kapucijn, 65 jaar oud, geboren te Brussel, zoon van Joanaes Joseph en Maria Anna de Bavai. Hij woonde te Lier in de 2* Stads wijk. (28) Dat bericht komt oorspronkelijk uit de « Aanteekeningen », die een zekere zuster Marie Joseph omstreeks 1860 ncerschreef en die thans in een klooster te Rozendaal (N.-Brabant) berusten. Zie P. O e r l a c h u s , P. Linus van S.-Oeden rode, in Frandscaanseh Leven, Dl. XV, 1932, blz. 106-116, vooral 111. — K r u q e r , Kerkelijke Geschiedenis van het Bisdom van Breda, Dl. III, Bergen-op-Zoom. s. blz. 328, zegt enkel dat de Pater door zijn Oversten naar België werd teruggeroepen. Doch P. E d u a r d u s , De Congregaties van ZZ. Franciscanessen In Niderland (’s-Bosch 1907), blz. 68, bevestigt ook dat de Kapucijnen te Lier opnieuw gingen vergaderen.
387
100
HOOFDSTUK V II. —
AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
gekomen te zijn. Hij was er wel op 30 October 1805, daar hij er op dien dag een brief schreef naar zijn nicht, religieuze te Dongen (29); maar voorzeker was hij er niet op 23 October 1804; anders zou hij wel mede de verkoopakte der biechtstoelen onderteekend hebben, waarover wij hooger gesproken hebben. De verdreven kloosterlingen bleven links en rechts wonen, waar ze herbergzaamheid vonden. P. M odestus van L ier (J oan nes Stuyck) stierf den 23 Frimaire jaar IX (14 December 1800) in de ’s-Hertogenboschstraat, thans Lisperstraat geheeten. P. Stephanus van O olen, Joannes Franciscus Heylen, woonde te Lier in den Grooten Bril. Hij stierf den 11 September 1807, om 4 1/2 u. ’s morgens, in ’t huis van zijn vriend, goudsmid Frans Thomas van Berckelaer, op de Markt. Die heer ging zelf op het stadhuis het overlijden aangeven ; voorzeker was hij een broer P. Christophorus van Berckelaer ( t 1817). Br. G ummarus van L ier (Joannes G ummarus P asteyn) woonde
in de Begijnhofstraat, en stierf in ’t huis van een gebuur, in dezelfde straat, den 29 November 1807. Op de Berlarij stierf P. T iburtius (W illem J ozef G aethofs), den 27 Maart 1811. P. A lbanus van D endermonde, J oannes F ranciscus van Lokeren, woonde in de Rechtestraat en stierf er op 21 Juli 1811, om 8 u. ’s avonds (30). Br. T homas van B oom , A ndréas W illem V erstrepen, woonde op het gehucht Lachenen en stierf er den 26 Juli 1811, om 7 u. ’s avonds (31). In de Berlarij stierf op 6 Mei 1815 P. G ummarus van Lier , J oannes G ummarus S chellekens. Hij had een zwager in dezelfde straat : lakenmaker H aeverals ; misschien was het wel bij hem dat de Pater zijn intrek genomen had. P. C hristophorus van Lier , W illem M atthaeus van B erckelaer, stierf op den Mosdijk, den 26 September 1817, waar hij woonde. (29) Origineel in het archief van het Moederhuis der Zusters Recolleetlnen te Rozendaal. Zie P. Q e r l a c u u s , L o c . Cit., blz. 113. (30) Volgens de overli]densakte was hi] laatst Kapucijn te Oudenaarde. Hli was geboren op 23 Augustus 1743, zoon van Jacobus en Maria Phillppina van Doorn. (31) Volgens de overlijdensakte, zoon van Jacobus en Anna Maria Maes, geboren den 26 October 1754. Het sterfgeval werd aangegeven door zijn neef, Pieter Jozef Cornelis Verstrepen, 32 Jaar oud, steenbakkersbaas te Boom.
388
ALLEENSTAANDE EN SAMENWONENDE KLOOSTERLINGEN.
101
Zijn eigen broer was goudsmid in dezelfde straat ; en misschien woonde de Pater bij hem in. P. J oannes E vangelist van M ol , F rans van B aelen, geboren 27 October 1732, zoon van A lexis en M aria F eyen , stierf in de Mechelenstraat, waar hij woonde, den 18 September 1820. Hij verbleef reeds in dezelfde straat ten jare 1804, gelijk we verne men zullen, wanneer hij het overlijden van zijn medebroeder P. A ngelus van T ongerloo gaat aangeven. Dezen Pater mag men niet verwarren met P. H ubertus van B ael, die omstreeks denzelfden tijd en later nog lange jaren pastoor was van het Begijnhof te Lier. Eindelijk, P. P etronius van G eel, T homas J ozef P eeters, woonde op de Markt en stierf daar den 24 September 1822, om 8 u. ’s morgens (32). Dat zijn dus al kloosterlingen, die verspreid bleven leven, onverschillig waar ze plaats gevonden hadden. Doch men vindt er ook andere, dit naar vermogen toch weer samen schijnen gewoond te hebben. We hebben reeds gezegd, dat P. G ermain, gestorven in 1804, in de 2° Stadswijk woonde. Met die beknopte aanduiding wordt misschien wel dezelfde woning aangeduid, die voor een vijftal andere kloosterlingen als < omtrek der parochiekerk » of ook een enkele maal < Kerkhofplaats, n° 27 » aangeduid wordt. Dat is de huidige Kardinaal-Mercierplaats of H.-Geeststraat ; maar nader waag ik het niet, die woning aan te duiden. Daar stierven in alle geval : 1) P. A noelus van T ongerloo, S iardus H elsen, 8 Thermidor XIII (27 Juli 1804). Hij overleed buiten zijn eigen woning, namelijk bij zijn vriend H enri van den Broeck, koster van S.-Gummaruskerk, die dezelfde straat bewoonde. Die kwam het overlijden aan geven, samen met F ranciscus van B aelen, ex-Kapucijn, vriend van den overledene, wonend Mechelenstraat. 2) P. C letus van W ichelen, A driaan van A uwermer, of van H audermeir , geboren 1737, zoon van P ieter en J osine Baeyens,
overleden Lier 4 September 1813, om 5 u. ’s morgens. (32) Hi] was geboren te Qeel den 5 Februari 1746. zoon van Aegidius en Maria Kerckhofs; zijn overlijden werd aangegeven op het stadhuis, door zijn eigen broer, Aegidius Hendrik, Dokter te Qeel, 69 jaar oud, en door een vriend van den overledene : Lodewijk van Aken, vischhandelaar te Lier op de Markt, 46 jaar oud.
389
102
3)
HOOFDSTUK V II. —
AFSCHAFFINO VAN HET KLOOSTER.
P . Donatianus van Leuven, Lambertus de Pruyter, geboren
te Leuven (S.-Pietersparochie) 9 Februari 1737, zoon van W ille m en C atharina Limbos, overleden te Lier den 3 Mei 1814, om 3 u. ’s morgens. — Deze Pater was op het einde van zijn leven biechtvader in S.-Gummaruskerk, althans volgens ACB. III, 8503.
4) P ieter
P . J ucundus van R et ie , F rans van den B roeck , zoon van en A nna M olenberohs , geboren 26 December 1736 ;
overleden Lier 7 December 1819, om 5 u. voormiddag (33). 5) Eindelijk P . A thanasius van A n tw erpen , A rnoldus J oannes J osephus H e r r y , is de laatste Kapucijn die in den < omtrek der parochiekerk stierf, en die straat wordt hier aangeduid als • wijk 2, n° 27, Kerkhofplaats ». De Pater stierf aldaar den 30 September 1838, om 12 u. ’s middags. Hij was een zoon van P iet er J ozef en H elena C onstantia L unden , geboren 28 Juli 1769. Laatst behoorde hij tot het klooster te Gent. Er wordt wel niet uitdrukkelijk gezegd, dat al die Paters in hetzelfde huis woonden ; maar het ware toch niet te verwon deren, zoo er daar een echte kloostervergadering heringericht werd. In denzelfden omtrek lag het klooster der Alexianen of Cellebroeders. In dat gesticht stierf Br. R obertus V ercam m en , op 11 December 1828. In de overlijdensakte wordt dat verblijf aan geduid als W ijk 2, n° 186, in d?n « Kleinen Bril ». Te dien tijde was de ingang van het gesticht immers in die zijstraat. Ook in het Begijnhof stierven er een paar Paters. Doch daar er meer dan 30 jaar verliepen tusschen hun beider overlijden, ware ’t moeilijk te zeggen, of ze daar ooit gewoond hebben. Het waren : 1) P. F ranciscus van K ontich (J oannes F ranciscus de W inter ), zoon van F ranciscus en A nna M a ria de M aesschalck , woonachtig op het Begijnhof te Lier en overleden den 19 Vendémiaire XI (11 October 1802) (34).
»
samen
(33) Het sterfgeval wordt aangegeven door zijn vriend, Gummarus Parasiers, L a m b e r t u s v a n V e lp , p . 102 staat d« in het Directorium der Vlaamsche KapucQnen voor 1821, de 8* — beid* verkeerd. (34) Dus niet den 15 October, gelijk L a m b e r t u s v a n V e l p , p . 134, drukt. — la 1790 woonde P. Franciscus reeds sedert zes Jaar in het klooster te Brussel. B ail, de ta Commiss. Roy. A'HitU, t. 77, 1908, p. 251. 45 Jaar, winkelier, Rechtestraat. Bij 6 December als sterfdag aangegeven;
390
SAMENWONENDE KLOOSTERLINGEN.
103
2) P. F ranciscus S alesius van B orsbeke (J oannes F ranciscus G uillelmus V ierpeyl ), geboren den 19 September 1756, zoon van J oannes en E lisabeth L enaerts, gewezen Kapucijn uit het klooster te Meersel, woonde op het Begijnhof, wijk 3, n° 431, en stierf er den 8 October 1834, om 4 u. ’s morgens.
i»
*
m
De lezer zal ons vergeven, dat we die dorre lijst van klooster lingen, die te Lier hun laatste rustplaats vonden, hier op haar geheel afgedrukt hebben. Volledigheidshalve moesten we ’t wel doen. Men zal ten andere opgemerkt hebben, dat we daarbij meer dan één vergissing van onze voorgangers hebben kunnen goedmaken. Volgens het reeds meermaals geciteerde, doch weinig te be trouwen van P. L ambertus van V elp , zouden er nog eenige andere Kapucijnen na de suppressie te Lier gestor ven zijn. In noot geven we de lijst dier sterfgevallen, die we in de officiëele registers niet gevonden hebben (35); andere vonden we met zekerheid in andere steden terug (36).
Necrologium
(35) Aldus geeft L a m b e r t u s v a n V e l p als overleden te Lier : 1797, 10 Jan. : P. Andréas Wuyts uit Mol ; 1797, 2 Maart : Br. Felix van Tongelen ultJWerchter ; 1797, 10 Maart : Br. Columbanus (van) Lemmens uit Qrlmbergen ; 1800, 25 Mei : Br. Constantinis Vervoordt uit Aarschot; 1817, 22 December: Br. Fellx Zellick uit Breda ; 1834, 2 Februari : P. Jozef Heaors uit Herent. Van al dezen moch ten we er geen enkele te Lier terugvinden. (36) Aldus worden ln hetzelfde Necrologium ten onrechte aangegeven als t« Lier gestorven : 1800, 20 Mei : P. Franciscus van den Branden uit Lier (feitelijk gestorven te Aalst, 29 Februari 1800) ; 1802, 23 Maart : Br. B r u n o Wlnnock van Veume (gestorven te Tienen, 25 Maart 1802) ; 1814, 5 Januari : P. Linus van der Heyden uit S.-Oedenrode (overleden te Qent, 5 Januari 1814); 1832 : 2 September : P. Honorius Hollans uit Eindhout (overleden Eindhout, 27 Maait 1832); 1837, 17 September : Br. Didacus van Linden uit Aartselaar (feitelijk overleden te Antwerpen, 10 September 1825).
391
. n> ’-r ; ■■'i.
r u;.>;
. ' Vü'.". • ■
-2'W- ;v: - • n : :V -’ -v ^ i&îÇÏy ■ ï ' ■ ■
■j
,v J ■ÏSi".
-
■K-
Z. E. P. BONAVENTURA CALLUY VAN LIER,
1845 EN OVERLEDEN 1925 G a r d i a a n t e B e r g e n (1873-76) e n t e B r u g g e (1876-79) l a t e r L e e r a a r in d e P h i l o s o p h i e e n d e T h e o l o g i e (1888-1900) e n e i n d e l i j k M i s s i o n a r i s in E n g e l s c h - I n d i ë (1900-1913) GEBOREN
393
W . E. P. PHILIPPUS Vh'RMEYLEN VAN LIER, QEBOREN DEN P r ie s te r
6
A P R IL
g e w ijd
in
1869, 1895
EN DAARNA SEFFENS NAAR I n DIË VERTROKKEN, W AAR HIJ IEVER1G W ERKTE te
A
dah
, M
aryabad
, S
ahow ala
394
, F
r a n c is a b a d
en
K
hushpur.
Nawoord. Sedert de Fransche Omwenteling zijn er weinig betrekkingen geweest tusschen de Kapucijnenorde en de Stad Lier. We vinden slechts vier Lierenaars, die sedertdien nog in de Orde professie gedaan hebben : 1) P. B onaventura C allu y , geboren te Lier 22 Januari 1845, was lange jaren leeraar in de Theologie en ook Gardiaan ; op gevorderden leeftijd werd hij in 1900 nog missionaris in EngelschIndië; in 1913 keerde hij naar ’t Vaderland terug, en rijk in ver diensten stierf hij te Aalst den 4 December 1925. Hij was de eerste Lierenaar die na de suppressie bij de Kapucijnen binnenfrad. Daarom verdient hij hier een bijzondere melding. Het was een bekwaam, heel verdienstelijk man. 2) P . P hilippu s V e r m e y l in , te Lier geboren op 6 April 1869, sedert lange jaren zendeling in Engelsch-Indië. Hij werkte er onverdroten te Adah (1895-99), Maryabad (1899-1901), Sahowala (1902-07), Francisabad (1907-11, 1912-28) en Khushpur (1901-02, 1911-12), waar hij sedert 1928 neg zijn ijver toont. In 1907 bezocht hij zijn geboortestad. In 1904 liet hij een boekje drukken van 36 blz. in-12. Den titel kunnen we hier niet aangeven, daar alles in Urdu-schrift gesteld is. Het zij ons voldoende te weten, dat het Communieoefeningen zijn, ten dienste der inboorlingen. 3) P. L iberatus B osmans, geboren te Lier 18 Maart 1903, thans leeraar in het klooster te Brugge (Boeveriestraat). En eindelijk 4) Fr. S im on D ielen , geboren te Lier 10 Juli 1909, thans student in de Wijsbegeerte te Aalst.
* * m Mochten deze bladzijden er toe bijdragen, om de deugd en de verdiensten der oude Liersche Kapucijnen aan de vergetelheid te onttrekken 1 Mochten zij misschien den een of anderen zoon der bloeiende Netestad aanzetten, om als priester of kloosterling de voetstappen dier godvreezende voorgangers te volgen : dan ware de schrijver dezer bladzijden voor zijn moeite ruimschoots be loond !
395
CC vi,----' :~ï' ~r i ■.r:< •• r ;’ : •* ' r ■'i ’. ♦
••ï
•*> . -H• r;'»'c .vy-'-*
. . ,v ; ■ . «••
: ».
-
ALFABETISCH REGISTER. In deze lijst staan zaaknamen in kapitaal, plaatsnamen in en persoonsnamen in gewoon Romeinsch. — De afkorting « Kap. » beteekent : « Kapucijnenklooster » en de letter N. verzendt naar de voetnoten. O pm erking . —
cursief
Aalst 103 n. 36 ; Kap. 37-39, 76, 83, 84, 87, 105. Aarschot, Kap. 83, 84. Ab Aggere, Janus 11 n. 3 ; — Joannes
II.
Adah, Kap. 105. Aegidius of Gillis van Antwerpen 26; — Italiaan 68. A k tboeken 15 n . 14.
Albanus van Dendermonde 100. Albertus van Gent 17.
Albrecht, Aartshertog 15. Alexander van Aalst 34 n.
14, 35
n.
15.
A le x ia n e n 69, 102.
Alphonsus van Antwerpen 91. Alton, Willem d’ 86. Amandus van Lier I (f 1739) 79, 80 ;
— II ( t 1792) 84. Amatus van Leuven 89.
Ancona, Kap. 67. Andréas van Leuven 35 n. 15; — van Mol 91, 103 n. 35. Angelicus a Portu Firmano 68. Angelus van Tongerloo, 91, 101. Annuarium 9 n. 1 en passim. Anselmus van Lier I ( f 1680) 75; — II (t 1695) 77. Antheaume 93. Antonius van Belle 62 n. 10; — van Beveren 34 n. 13; — van Padua 55-57, 96. Antwerpen 23, 28, 75, 98, 103 n. 36; archief der Belgische Kapucijnen (ACB.) passim ; archief van O.-L.-V.Kerk 22 n. 6, 32 n. 2, 34 n. 10-11,
397
35 n. 15, 51 n. 19, 54 n. 23, 63, 75-85, 87 ; staatsarchief 29 n. 31, 89 n. 2; Bisdom 39, 41, 54, 7*-79, 8284, 87, zie Esplnosa, Malderus ; Kap. 11-13, 16, 18, 21, 22, 26,41, 47,52, 53, 65, 72, 73, 77-83, 85, 87, 97. A r c h ie v e n . Zie Antwerpen, Bergen, Brussel, Lier, Luik, Meehelen, Oost ende, Rome, Tienen. Aremberg, Carolus de 12 n. 6. Artnionk 94. Assisi 67. Athanasius van Antwerpen 102 ; — van Lier 77, 78. Augustinus van Lier 82, 83. Avontroodt, secretaris 98. Baeyens, Josine 101. Bartholomaeus, Z. 27. Basilianus van Brugge 37. Bauff, de 25. Bax, J. L. 11 n. 3, 23 n. 7. Begga, H. 26. B e o ij n e n 11 n. 3, 26, 32, 33, 35, 40, 41, 55, 101. Belle, Kap. 62. Benavides, Loys de 28. Benignus van Lier 61, 62. Benjamin van Itegem 99. Berckmans, Frans 93 ; — Jaoobus 74 ; — Matthaeus 74. B e r c k m a n s -B o e k e n 27 n. 25. Bergen, staatsarchief 78 n. 34. Bergmann, A. 9 n. 1, 20, 97 en passim. Berlaar 91.
108
ALFABETISCH
Bernardlnus van Oosterwijk 37. Bernardus van Assche 35 n. 15; — van Corleone 54 ; — van Lier 60. Bevel 63 n. 16. Bias, Maria 80. B ib l io t h e e k der Kapucijnen 19, 94, 95. B ib l io t h e k e n . Zie Brussel, Kortrijk, Luxemburg. B ie c h th o o re n 15, 33-35. B ie rc ru y e rs a m b a c h t 27.
Boemans, Barbara 60. Bois-de-Lessines 39. Bolognl, Jesualdus 19 n. 31. Bonarts, Maria 82 n. 54. Bonaventura van Brussel 34 n. 13 ; — van Lier 105. B o n s 92.
Boom 100 n. 31. Boon, Clara 81. Boonaerts, Maria 82. Bosmans, P. Liberatus 105. Bossaerts, Gummarus en Joannes 66. Bosschaerts, Anna Catbarina 87. Boverius, Zacb. 12. Breda 99 ; Kap. 10, 25, 45. Breyel, Sara 7, 18, 21-23. B r o e d e r s c h a p van ’t Koord]e 51 ; — van S. Antonius 55. Brugge, Kap. 73, 83, 105. Bruno van Brussel 36 ; — van Lier 65 ; — van Veurne 103 n. 36. Brussel 99 ; Algemeen RQksarchief 28 n. 30; Kap. 10, 12, 13, 28, 60, 61, 63-66, 69, 73, 79, 83, 84, 86-89, 102 n. 34; Koninklijke Bibliotheek 11 n. 3, 23 n. 7. Buts, Catharina en Gummarus 67. Calluy, P. Bonaventura 105. Cammeron, N. 29. Carolus de Aremberg 12 n. 6 ; — d’Espinosa 48-51, 82. Cassianus van Gent 48 n. II. C e llb b ro e d e r s 69 , 102.
Ceulemans, Joannes 91. Champigny, Honoratus van 22. Christophoras van Lier 87-88, 97, 100,
.
101
REGISTER.
Clarisse, familie 13, 17, 18, 21-24; — Franciscus 22 ; — Joannes Franciscus 22 n. 6; — Ludovicus 13, 18, 21-23; — Maria 21 ; — Philippus Albertus 22 n. 6; — Rogerius 13, 15, 16, 18, 21-23. Clary. Zie Clarisse. Clemens van Antwerpen 36; — van Herzele 34 n. 11, 35 n. 15; — van Noto 16, 21, 22. Cletus van Wichelen 91, 101. Coelestinus van Lier 83. Colins, Joannes Jacobus en Martlnus 80. Colleoiale. Zie Lier. Columbanus van Grimbergen 91, 103 n. 35. Constantinus van Aarschot 91, 103 n. 35; — van Brussel 72. Cools, Anna 73 n. 8 ; — Cathlyn 73. Coomans, Reynier 17. Cornelius van Zeeland 63 n. 17, 64. Cortil. Zie Cortyl. Cortona, Kap. 67, 68. Cortyl, Carolus Franciscus, Eugène en Marie 62 n. 10; — Matthaeus 62 en n. 10. Cortyl de Wytshove, Marie Louise 62 n. 10. Cottrel, Charles de 39, 40. Craeye(s), Marie 62. Croone, Adrianus 39. Crousers, Cyprianus 18. Cyprianus van Antwerpen 18; — van Brussel 74, 75; — van Lier 78. Daesdonck, Carlos 25. D’Alton, Willem 86. Damlanus [van Burburg] 22 n. 4-5. De Backer, Martina 60. De Bauff 25. De Baval, Maria Anna 99 n. 27. De Capua, Beatrix 76. Deckers, P. G. L. 9 n. 1, 21 en passim. De Conlnck, Jozef 91, 98. De Croeser, Cyprianus 18. De Gheetere, Deken 78. De Ghelcke, Catharina 62 n. 10.
398
BERNARDINUS
—
De Haese of De Haze, Andréas, Bal* thazar, Hendrik en Jacobus 76. De Herdt, Lambrecht 65. De Hert, Juliaan 93. De Ka, familie 77 ; — Antonius 82 ; — Gaspar of Jasper 77; — Gummarus 77, 82 ; — Joannes 82 ; — Joannes Baptista 82 ; — Willem of Gllliam 65. Delhaize 65. De Maesschalck, Anna Maria 102. Dendirmonde, Kap. 75, 76. De Pester, Elisabeth 82. De Prat, Eugène 62 n. 10. De Preuttr of De Pruyter, Lambertus 91, 96, 102; — Willem 102. De Raadt, J. T. 13 n. 9. De Raedemacker, Jan 17. ZIe Rademaker. D e r d e Orde 51-54. De Ridder, Catharina 87; — Elisa beth 39. De Roover, J. B. 52. Descamps 19. De Schot, Magdalena 22 n. 6. Zie Schot. Desideratus van Zoerle 91. De Vries, Magdalena 75. De Vroom, Henricus 14. De Wauwer.î, Jan 21. De Winter, Catharina 65; — Francis cus 102; — Joannes Franciscus 97,
D iscret en 45, 59, 71 n . I , 81.
Dom, E. H. 43. D o m in ix a n en 27 n . 21, 28, 48, 53, 89,
92, 95. Donatianus van Leuven 91, 93, 96, 102. Donatus H. 26 ; — P. 92, 93 ; — van Retie 93. Dongen (bij Breda) 99, 100. Doornik 78. Dowaai 62 n. 10. Dromery 92. Drost, E. P. 65 n. 65.
109
18 n. 26, 47, 48 n. 11. Duffel 36, 38-44, 95. Duinkerke, Kap. 73, 75. DuUsehland 47. D rvm an s’ J a erboeken
Édouard d’Aiençon 19 n. 31. Eduardus van Antwerpen 91 ; — [van Zevenbergen] 99 n. 28. Eindhout 103 n. 36. Emblem 63 n. 16. E n q e l s c h e K a r m e l ie t e s s e n 34. Engelsch-IndiS, Kap. 105. Espinosa, Carolus d’ 48-51, 82. Ernest M. de Beaulieu 47 n. 8 en 10. Faustinus van Brussel 27. Felix van Breda 103 n. 35; — van Cantalldë 54,96 ; — van Lier 65-66 ; — van Werchter 91, 103 n. 35. Ferdinand van Tervuren 34 n. 13, 35 n. 15. Feyen, Maria 101. Francisabad, Kap. 105. Franciscus van Assisi 51 ; — van Kontich 97, 102; — van Lier 86, 87, 103 n. 36. Franciscus Salesius van Borsbrke 103. Franitzen, Albertus de 24, 46. Franquen 64. Fulgentius van Eindhout 91.
102.
Dheure 26. D’Hooghe, M. 65. Dldacus van Aartselaar 96, 103 n. 36. Dlelen, Fr. Simon 105.
QERLACHUS.
Gabriël van Tienen 91. Gaethofs, Jozef Karei en Paulus 86; — Willem 86, 100. Gancharguy, Francisco 25. Gamier, Barbara 76. Gantiers, Mayken 61. G a z e t v a n L ie r 15 n. 13 en 15, 90 n. 5. G eb el ien voor Overledenen 37. Geel 101 n. 32. G e e s t e l ijk e Vaders en Moeders 13, 29. Gelder, Kap. 47, 50. Gent 81, 95, 103 n. 36; Kap. 74, 75, 81, 102. Gerardus van Lier 36, 74. Gerlachus, P. 99 n. 28, 100 n. 29.
399
110
ALFABETISCH REGISTER.
Germain, Joannes Joseph 99 n. 27; — Judocus Joseph 99, 101. Germanus van Brussel 99, 101. Gernle(r), Barbara 76. Zie Garnier(s). Gestel 63 n. 16. Gillis van Antwerpen 26; — Italiaan, 68. Govaerts, A. M. 53. Goyvaerts, Catharina 83 ; — Clara Teresia 84. Gratianus van Lier 84. Gvillelmus van Breda 91, 97; — van Leuven 35 n. 15. Gummarus, H. 9 n. 1, 27, 48 n. II, 60, 66' n. 24, 72; — van Lier I ( t 1605) 60 ; — II ( t 1670) 72 ; — III ( t 1705) 62-63 ; — IV (t 1759) 65 ; — V (t 1807) 66, 100; — VI (f1815)
88, 100.
Haegen, Burggraaf van der 49. Haeverals, J. B. 88, 100. H a NDBOOOSCHUTTERS 17. Handel (N-B.), Kap. 65 n. 22. Harts, Clara Teresia en Willem 85. Hasselt, Kap. 25, 75, 87, 88. Hazebroek 62 n. 10. Hectors, P. Jozef 103 n. 35. HEIUaVERKLARINaEN 54. Heliodorus van Brnssel 13, 14. Helsen, Franciscus 91 ; — Siardus Norbertus 91, 101. Henderickx, Lucia 66. Henricus van Den Bosch 91 ; — van Lier 66. Herry, Amoldus Joannes Josephus en Pieter Jozef 102. Heylen, Joannes Franciscus 91, 100. Heyret, M. 47 n. 8 en 9. Hiëronymus van Lier of van Westmalle 11*12,72 ; — van Turnhout 34 n. 12, 35 n. 15. HlErotheQs van Berlegem 90-91. HQdebrand, P. 47 n. 7, 51 n. 21. Hoes, Petrus 91. Hofhuys, Guill. Ign. 50 n. 14. Holland 99. Hollans, P. Honorius 103 n. 36. Holopbernes 90.
Honoratus van Champigny 22. Honorius van Eindhout 103 n. 36. Hugo van Bokstel 37. Huyge, Carel 73 ; — Catharina 75 ; — Gummarus 73. Hyacinthus van Lier 66. leper, Kap. 60 n. 4; Kapuclnessen 62. Irenaeus van Mechelen 32, 33. Isabella, Aartshertogin 15-17, 27, 28. Isenbrant, Joris 62 n. 10. Isldorus van Lier 74-75. Italie, Kap. 78. Itegem, 91. J a n s e n is m e
75, 81 n. 49. Zie
U n io e -
n it u s .
Jansens, Balthazar 61 ; — Melchioröl. Janssens, Bern. 19, 40, 89 n. 3; — Helena 65; — Margarita 72. Janssens-Rlgouts 61 n. 7. Jarensis, Melchisr 61. Jesualdus Bolognl van Palermo 19 n. 31. Jesuata, P. 19. J e z u ïe t e n 28. Joachlm van Antwerpen 34 n. 12, 35 n. 15. van Lier 67-68. Baptista van Leuven 34 12, 35 n. 15 ; — van Lier 67-68. Joannes Evangelist van Lier 83-84; — — van Mol 52-54, 91, 96, 101. Joannes M. vat Noto 22. Joris, Anna Cath. 40. Jozef II 4«, 67, 89 ; — van Herent 103 n. 35 ; — van Leonessa 54 ; — Monheyme van Den Bosch 7, 26. JUBELAFLAAT 51. Jucundus van Retie 91, 96-98, 102. Justinus van Brussel 27, 50; — van Dranouter 91, 98. Juvenalis van S.-Winoksbergen 13, U .
’oannes joannes
n.
KAPUajNENVEST 9, 17, K upucinessen 62, 89 K a rm e lie te n 32. K a rm e lie te sse n 34.
18. 1.
n.
K a r tu iz e rs
400
13, 18, 22 n. 6.
OERMAIN
—
KcinJs 98. Ktrckhofs, Maria 101 n. 32. Kerselaers 99. Kessel 50, 63 n. 16. Khushpur, Kap. 105. Kimps, Adrianus 18. Klnnie, Joanna Carollna 84. K la rissen 52 , 95, 96. K lu ize k e r k 27 n . 21.
Koblentz 47. K o let ien en 52, 95, 96. K o lv en iers 79, 81.
Koordje van S. Franciscus 51. Kortrijk, Kap. 37, 47, 78, 80, 87; stadsbibliotheek 37 n. 22, 80 n. 43. Kriiger, J. B. 99 n. 28. Laken 43. Lambertus van Velp 17 n. 24, 59 il 1 en passim. Lambrechts, Elisabeth 67. Le Clerck, Joannes en Joannts Bap tista 84. Lemraeni, Aegidlns 91, 103 n. 35. Lenaerts, Elisabeth 103. Leopold, Aartshertog 24. Lessenboseh 39. Urnen 55, 56, 102; Kap. 36 n. 19, 51 n. 16, 61, 63, 65, 66, 69, 72-88. Liberatus van Lier 105. LIER. A rch ie ve n : Kapucijnen 9, 10, 21, 95 ; Godshuizen 26 n. 19; Kerkarchief van S. Gummarus 18 n. 26, 47» 48 n. 11, 50 n. 13; Stadsarchief 14-17, 27 n. 25, 30 n. 34, 31 n. 1, 46 n. 6, 5» n. 1, 85 n. 74, 87, 90 n. 7, 92-94, 98 n. 24. — A m b a c h tin en G ild e n : Biercruyers 27; Handboogschutters 17 ; Kolveniers 79, 81 ; Liersche Duivenbond 74; Rethorycke van S. Anna 81 ; Voetboogschutters 74. — G b s tic h te n en H uizk n : Arme-Maagdenhuis 11 n. 3; S.-Barbaragodshuis 93; S.-Elisabethgasthuis 99; S.-Jakobsgodshuis 87 ; Gildenbuis van
401
LIER.
111
S. Sebastlaan 65; Goeverneurshuis 94; de Cleyn Roose 83; de Duif 65, 66 ; d’Eycke 82 ; het Groenhuis 74 ; het Hoefijzer 65 ; het Lam 88 ; het Schaakberd 87; de Valk 80, 85; den Wildeman 84, 85 n. 71 ; de Zwaan 61 n. 7, 65, 80, 82. — K a n u n n ik e n en K a p it t e l van S. Gummarus 18, 31, 36, 48, 49, 54-56, 62, 79, 89. — K e r k e n : Collegiale van S. Gum marus 25, 27, 31-33, 35, 38,48, 55-57, 62, 71, 72, 76-81, 88, 99, 101, 102; Kluizekerk 27 n. 21 ; S.-Jakobskapel 41 n. 33, 43, 96; Spaansche K a p e l 92. — K l o o s t e r s 14, 16, 17, 27, 33, 36, 89, 90, 92-94; Alexlanen of Cellebroeders 69, 102 ; Begijnhof 11 n. 3, 26, 32, 33, 35, 40, 41, 55, 101-103 ; Dominikanen of Predlkheeren 27 n. 21, 28, 48, 53, 89, 92, 95; Jezuïeten 28; Karmelietes sen 34 ; Kartuizers 13, 18, 22 n. 6 ; Klarissen-Koletienen 52, 95, 96; Na zareth 25, 27, 48-50; Ursulinnen 17, 96 ; Vredenberg 32, 34. — P l e b a a n van S. Gummarus 18, 26, 27, 36, 49. — P o o r t e n : Antwerpsche 48-50; Leuvensche 48-50; Lisperpoort 49; Mechelsche 17, 49 ; Waterpoortje 82. — S t r a t e n : Begijnhofstraat 66, 100; Berlari] 86, 88, 100; Eekelveste 17; Eikelstraat 83; Groote Bril 100; H.-Geeststraat 101 ; ’s-Hertogenbosch* straat 85, 100; Kapudjnenvest 9,17, 18, 95 ; Kardlnaal-Mercierplaats 101 ; Kerkhofplaats 101, 102; Kleine Bril 69, 102; Klein Mechelstraatje 17; Llsperstraat 85, 95, 100; Mechtlenstraat, 18, 101; Mosdijk 88, 100; Omtrek der Parochiekerk 101, 102; Rechtestraat 86, 93, 100, 102 n. 33. — W ijk e n : Hagenbroek 49,50 a . 13 ; Lachenen 49, 50 n. 13, 100; Lier sche Bijvang 48-50, 77 ; Llspernieuwland 82; Mechelsch Nleuwland 17; Meile 49; Nazaretsche of Kloosterhelde 49.
112
ALFABETISCH
L ie rsche D uiv e n b o n d 74. Lirabos, Catharina 102. Linus van S.-Oedenrode 91, 93, 95, 97, 99, 103 n. 36. Livinus van Lier 78-79. Lortto, Kap. 67. Louis Ant. de Porrentruy 47 n. 8 en 10. Lucas van Aalst 34 n. 11, 35 n. 15; — van Hasselt 35 n. 15. Ludovicus van Lier 72-73. Luik 83-85, 87, 88 ; Bisschoppelijk ar chief 83 n. 59, 84 n. 66, 85 n. 72, 87 n. 84, 88 n. 88 ; Kap. 67. Lunden, Helena Constantia 102. Luxemburg, Kap. 24, 25, 47 ; Biblio theek 24 n. 13, 25 n. 16. Luyclcx, Joannes 52, 53. Luyten, Pastoor 19.
Maaseik, Kap. 65, 83. Maastricht, Kap. 37, 38, 47, 61. Macerata, Kap. 67. Macharius van leper of van Reningeist 36. Maes, Anna Maria 100 n. 31. Magdalena, H. 96. Maldenu, Joannes 16, 18. Mans, Franciscus 74. M a n u a e l der Kapucijnen 21. Marcelllnns van Lier 37, 76. Marchia, Kap. 67. Marcns van Aviano 46-48. Maria Anna, Zr 34. Marie Joseph, Zr 99 n. 28. Martinianus van Lier 80-81. Maryabad, Kap. 105. Mast, E. 9 n. 1, 15 n. 13 en passim. Maternus van Brussel 35 n. 15, 50, 51. Mattens, N. 40. Mauritius van Lier 38, 60. MaxlmiUanus van 's-Hertogenbosch 41 ; — van Lier 60. Mechelen 11 n. 3, 35; aartsbisschop pelijk archief 45 n. 2, 71 n. 1; Kap. 12, 22, 28, 44, 45, 47, 51 n. 16, 66, 73, 77, 81 ; Karmelieten 32 ; RecolUcten 14, 29, 52. Meersel, Kap. 46, 63, 64, 103.
REGISTER.
Melchior van Stralen 51 n. 16. Mens, Frederik 61 ; — Judocus 61. Merode, Familie van 38. MlchaSl van Lier 63-65 ; — van Oudenbosch 40-41. Michiels, Franciscus Lambertus 91 ; — Melchior 42. Minssen, Joannes 29, 30. Modestus van Lier I (t 1746) 81-82 ; — II (t 1800) 84-85, 91, 98, 100. Molenberghs, Anna 102. Monheyrae, Jozef 26. Monte Granar», Kap. 67. Moteels, Charles 93. Moretus, Balthazar III 19 Morro éi Valle, Kap. 67. Mortiers, Josina 36 n. 19. Nauwelaerts, Maria 69. Abdij 25, 27, 48-50. Nete 49. Nick, Bernardus, Egbertus en Willem 72. Nicolaas van Bustillo 67. Niel 22 ik 6. Noirot, Maria 22 n. 6. Norbertus van Lier 75; — van Westerioo 34 n. 13. Nuffel, S. 90 n. 5. Nijlen 63. N azareth,
Oliverius van Lier 73-75. O. L. V. van Goeden Wil 38-44. Oostende, Kap. 73; stadsarchief 73 n. 11. Oudenaarde, Kap. 73, 75, 100 n. 30. Oultremont, Graaf Karei d' 67. O v e r l e d e n e n , Gebeden voor 37. Pacificus van Zottegem 32 n. 2,34 n. 15. Paquay, J. 16 n. 18. Parasiers, Balthazar 62, 81 ; — Gum marus 102 b. 33 ; — Melchior 62. Parasies, Balthazar 60, 61 n. 5, 81, 82; — Qummarus 38, 60-61, 79; — Joannes 79; — Petrus 81. Parasis, Gommaer 61 n. 5. Parijs 20, 87; Kap. 22.
402
UERSCHE
DUIVENBOND
Pasteyn, Joannes Ferdinand 66 ; — Joannes Gummarus 66, 100. Patritius van Hazebroek 37.
P rk d ik h eeren 27 n . 21, 28, 48, 53, 89, 92, 95.
Prims, Fl. 94 n. 14. Rademaker, Adam 18, 29. Zie De Raedemacker. Raphaël van Lier 61. Raynerius van Lier 38, 61. R ecollecten 14, 16, 29, 52, 54.
Sabbe, M. 19 n. 29, 27 n. 24, 50 n. 15, Sahowala, Kap. 105. Saint-Qaentin 13. Salinas, Barth. da 24. S an d alen 56 n . 29.
San Qlneslo, Kap. 67. Schaep, Jacoba 66. Schelle 13 n. 9, 22 n. 6.
113
TIELEMANS.
Schellekens, Cornelius 88 ; — Joannes Gummarus 66 n. 24, 88, 100 ; — Maria Cornelia 88. Seherpenheuvel 38, 41, 42, 62, 96. Schillekens. Zie Schellekens. Schot, Franciscus 1 8 ; — Magdalena 22 n. 6. Sebastianus van Antwerpen 33 ; — van Lier 76. Sedulius, Henricus 14. Seeus, Franciscus 91. Seraphlnus van Brugge 5 2 ; — van Monte Granaro 54 ; — van Zlegenhals 84. Simeon van Mol 91. Simon van Lier 105. Slmpllcianus van Milaan 73. S.-G um m aruskerk. Zie Lier. S .- Jakobskapel 41 n. 33, 43, 96. S.-Truiden, Kap. 25, 38, 61, 75, 84, 85. Smets, Catharina 80. Smidts, Martynken 61 n. 5. Smits, Catharina 8 0 ; — Gedeon en Joannes Gummarus 82 ; — Gumma rus 8 3 ; — Joseph Jan Baptist 83.
Peeters, teekenaar 19 ; — Aegidins 101 n. 32; — Aegidlus Hendrik 101 n. 32; — Catharina 62; — Catlyn 17 ; — Henricus Joannes 66 ; — Tho mas 91, 101; — Willem 66. Pergameni, Prof. 66 n. 24. P e s t 35-38, 42, 43, 61, 74, 76. Petronius van Geel 91, 101. Petrus, H. 96. PhlHppen, E. H. 26. Philippus van Lier 105.
Rembry, E. 47 n. 8; 48 n. 11. Reningelst 36 n. 19. R e t h o r y c t e van S. Anna 81. Rlgouts, Betteken £1 ; — vrouw Janssens 61 u. 7 Rits, J. B. S3 ; — Maria Catharina 88. Robertus van Kortrijk 36, 37; — vaa Lier 69, 102. Rodens, stadsbediende 59 n. 1. Roermond 47. Rome 35, 47, 82 ; generaal archief 73, 75, 79 n. 42, 81 n. 49; Kap. 22, 26, 67. Rooses, Max 20. Rozendaal 99 n. 28, 100 n. 29. Rubens, P. P. 19, 20.
—
S paansche K a pel 92.
Spanje 11, Speth 94.
67.
S t a t ie s 31, 32, 34.
Stephanus van Ooien 91, 100. Steyne, Cornelia 83. Stockmans, J. B. 13 n. 9, 59 n. 1, 63 n. 16 en passim. Stuyck, Franciscus 8 5 ; — Jacobus Josephus 85 ; — Joannes Francisait 84, 91, 98, 100. S u f f r a o ië n
Sweertius S y n d ie k e n
voor Overledenen
37.
11 n. 3 . 13, 29.
T e re sian en 34.
Tervuren, Kap. 79. Thevenon, Brigadier 97. Thomas van Boom 91, 100. Thys, A. 98 n. 21. Tiburtius van Brussel 36 ; — van Lier
86, 100.
Tlelemans, Hans en Ingelken
403
72.
114
ALFABETISCH REOISTER.
Timtm 103 n. 36; Kap. 61, 63, 68; stadsarchief 68. Tllmans, Hans en Ingelken 72 n. 6. Tongerloo 25. Toicant, Kap. 67. Trudo van S.-Truiden 55. Turkheim 47 Unioenitus, Bul 45, 71 n. 1, 79. Urcuunnen 17, 96. Valentijns, Petrus Cornelius 91. Valenünus van Lier 82. Valerius van Antwerpen 36. Valveckens, Anna 63. Van Aken, Lodewijk 101 n. 32. Van Aren(t), Maria 77. Van Audenrode, Joannes Gummarus en Willem 66. Van Auwermer, Adriaan 91, 101 ; — Pleter 101. Van Bael, Hubertus 101. Van Balen, Alexis 101 ; — Franciscus 52-54, 91, 96, 101. Van Berckelaer, Franciscus Gummarus 88 ; — Frans Thomas 100 ; — Mat thaeus 87, 97; — Pieter 87; — Willem 87, 100, 101. Van Bortel, familie 79; — Gregorius 17 ; — Ignatius Franciscus 78 ; — Livinus 78. Van Bochout, Cornelius en Joannes 63. Van Bouchaut, Gaspar 64. Van Bouchout, Cornelius en Joannes 63. Van Caem, Joannes en Valentlnus 75. Van Camp, Franciscus Emmanuël 91. Van Cauwenbergh, Burgemeester 95; — Kanunnik 56. Van den Bichelaer, Martinus Joannes 91. Van den Bosch, Jacobus en Joannts Gummarus 66. Van den Brande, brouwer 8T ; — An dréas 60 ; — Frans 60 ; — Gumman u 76 ; — Joannes 37, 76. Van den Bianden, Joannes 76 ; — Petrus Franciscus 86, 103 n. 36; — Petrus Gummarus 86.
Van den Broeck, Carolus 98 ; — Fran ciscus 91, 96, 98, 102 ; — Henri 101 ; — Pieter 102. Van den Eynde, Anna 65. Van den Steen, Antonius 29. Van den Wouwer, Jan 21. Van der Blok, Schout 93. Van der Haegen, Burggraaf 49. Vanderhaeghen, F. 50 n. 14. Van der Heyden, Theodoor 97, 103 n. 36. Vanderllnden, Franciscus en Phtlippui Jacobus 84. Van der Linden, Willem Jozef 86. Van der Nath, Eugenia 48. Van der Noot, Heintje 89. Van der Oudermeuten, Jan 17. Van der Vat, Comells en Franciscus 65. Van de Velde, Pieter Jozef 66. Van de Werve, Henricus Justus, Raymundus Hyacinthus en Willem 77. Van Doorn, Maria Phillppina 100 n. 30. Van Doornewyck, Cathlyn 72. Van Doomyck, Hans en Petros 60. Van Dormael, te Tienen 68; — Hen ricus 91. Van Domick, Lynken 72 n. 6. Van Dyck, Aug. 11 n. 3; - Hierony mus 11 ; — Joannes 11 n. 3. Van Emeldonck, Maria 79 n. 41. Van Gorp, Petrus 91, 96, 97. Van Haesdonck (7), Carlos 25. Van Harent, Maria 77. Van Haudermeir, Adrianus 91, 101 ; — Pieter 101. Van Heel, Dalmatlus 14 n. 11. Van Hees, Elisabeth 26. Van Hemeidonck, Maria 79. Van Hulst, Elisabeth 76. Vatk In, Jules 9, 90 n. 5, 92 n. 9, 93 n. 12, 98 n. 23; — J. & C " 74, 85 n. 71. Van Leemput(te), Carolus, Jacobus en Willem 78. Van Lemmens, Aegidius 91, 103 n. 35. Van Linden, P. J. 96, 103 n. 36. Van Lokeren, Jacobus en Joannes Fran
404
ciscus
100.
TIENEN
—
Van Meehelen, Carolus Ignatlus 75 ; — Maria Florentia 77 ; — Nicolaus 75. Van Naren, Engbel 17. Van Olmen, Cornelius 91, 97 ; — Guillelmus 97. Van Praet 18. Van Rafflegem, Peter 39. Van Reymenant, Elisabeth 66. Van Rickstal, J. B. 66. Van Steenwegen, Isabella 86. Van Thuyne, Jan en Oraer 36 n. 19. Van Tongelen, Petrus 91, 103 n. 35. Van Turnhout of Van Turenhoudt, Maria 78. Van Uden, Artus 39. Van Vugt, Q. 41-43, 52, 53, 56, 57, 92, 95, 96. Van Zanden, Melchior 50 n. 13. Van Zinnicq 46. V e e r t io -U r e h q e b e d 32, 35, 38, 40. Velp (N.-Brabant), Kap. 56, 63 n. 17. Ven, Franciscus 91. Verbeek, Anna 86. Verbert, J. 95. Verbist, Anna Elisabeth 86. Vercammen, Jacobus Gummarus en Joannes 69, 102. Verllnden, Jan 17. Vermeiren, A. O. 9 n. 1, 59 n. 1, 71 en passim. Vermeylen, P. Philippus 105. Verpoorten 41. Verstrepen, Andréas 91, 100; — Jaco bus 100 n. 31 ; — Pieter Jozef Cornelis 100 n. 31.
405
ZUNDERT.
115
Vertommen, Balthazar en Carolus Jo annes 83. Vervoort, Marcus 91, 103 n. 35. Verwllllgen, Joanna 66. Vetirne, Kap. 73. Vlerpeyl, Joannes en Joannes Francis cus Gulllelmus 103. Vlersele 77. Vltails van Lier 66. Vlaanderen 12, 68. V o e t b o o g s c h u t t e r s 74. Vrancks, Anna 74. V r e d e n b e r q 32, 34. V r ij h e id s b o o m 90. Wauters, Elisabeth 86. Westmalle 12, 72. Wllderlans, Elisabeth 74. Willem van Breda 91, 97; — van Leuven 35 n. 15. Wlnnock, Br. Bruno 103 n. 36. Wuyts, Theodorus Joannes 91, 103 n. 35. Xystus van Retie 91, 96, 97. Zacharias Boverius 12. Z a . iq v e r k l a r in o e n 54. Zaïidhoven 96. Zandvliet 28. Zellick, Br. Fellx 103 n. 35. Zundert (N.-Brabant) 64.