VOX MINORUM
INFORMATIEBLAD VAN DE VLAAMSE MINDERBROEDERS KAPUCIJNEN TWEEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT
Jaargang 67
Nr. 2
April-juni
2014
Inhoudtafel
INHOUDTAFEL ................................................................................................................................................ 28 VOORWOORD ................................................................................................................................................ 29 UIT HET PROVINCIALAAT ................................................................................................................................ 30 AANKONDIGING VAN HET KEUZEKAPITTEL IN 2015 ....................................................................................................... 30 PAASWENSEN ....................................................................................................................................................... 32 BEZOEK VAN BR. PIO MURAT ................................................................................................................................... 35 PROVINCIEDAG TE BRUGGE OP DINSDAG 6 MEI 2014. .................................................................................................. 36 UIT DE PROVINCIE .......................................................................................................................................... 44 JUBILEUMVIERING OP DE PAROCHIE OLV-MIDDELARES IEPER ......................................................................... 44 SINT ANTONIUS DOET NOG WONDEREN ...................................................................................................................... 46 UIT VERVLOGEN TIJDEN ................................................................................................................................. 48 LE CAPUCIN GOURMAND .................................................................................................................................. 48 CAPUCIENENBAARD................................................................................................................................................ 56 WERELDWIJD ................................................................................................................................................. 58 KEUZEKAPITTEL IN NEDERLAND................................................................................................................................. 58 WIJ GEDENKEN ONZE OVERLEDEN MEDEBROEDERS EN FAMILIELEDEN ......................................................... 60 PATERGUIDOTIRELIREN......................................................................................................................................... 60
28
Voorwoord Beste lezer,
Zoals je mag verwachten krijgt het broederlijk bezoek van br. Pio Murat, generaal raadslid de nodige aandacht in dit nummer. Daarmede is echter het nieuws uit het provincialaat niet uitgepunt. Je kan ontdekken dat het keuzekapittel van volgend jaar reeds de aandacht krijgt. Maar ook vanuit de provincie kregen wij berichtjes. Dat maakt de opdracht van ons blad – informatieblad te zijn – gemakkelijker. Wij willen onze dank uitspreken voor de bijdragen die wij mochten ontvangen. D ank zij jullie kan ik onze Vox toch tot een rijk gevuld informatieblad maken. Natuurlijk kregen wij vanuit de faculteit van Theologie weer een artikeltje over ons rijke verleden. Kortom. Er is weer wat dat je kan interesseren. Graag veel leesgenot
29
Uit het provincialaat
Aankondiging van het keuzekapittel in 2015 Provincialaat Minderbroeders Kapucijnen Ossenmarkt 14 2000 Antwerpen
SP/2014/KG/09
April 2014
Dierbare Medebroeders,
Zoals jullie weten loopt het triënnium af op het einde van februari 2015. In de maand februari van dit jaar deden wij een aanvraag te Rome om een provinciaal kapittel te mogen houden. Begin april kregen wij dan toelating voor een dergelijk kapittel. Dit zal doorgaan van 23 tot 27 februari 2015. Wij hebben dadelijk naar een geschikte plaats gezocht voor een dergelijke samenkomst. Eerst en vooral nam ik contact met de Zusters van het Convent van Betlehem, op het domein Zevenbergen te Ranst. Maar tot mijn spijt viste ik achter het net: van 23 tot 27 februari is dit centrum als volzet. Een tweede telefoontje ging naar Mariahove in Bellem. Daar was nog plaats en ik heb vlug deze plaats vastgelegd, om niet nodeloos te moeten blijven zoeken.
Ik wil jullie er aan herinneren dat wij de medebroeders dienen samen te roepen volgens de voorschriften van de nieuwe constituties. Daarin kunnen wij lezen: in de provincies met
30
minder dan honderd leden houdt men een provinciaal kapittel met algemeen stemrecht. Iedereen zal dus ten gepaste tijde worden uitgenodigd voor dit kapittel.
Wij zullen samenkomen voor de keuze van een nieuwe minister provinciaal en een nieuw provinciebestuur. Tevens zullen wij een bespreking houden, aan de hand van rapporten, over de voorbije drie jaar. Er zullen tenslotte voorstellen gedaan worden voor de volgende drie jaar. Nog dit: het kapittel wordt voorgezeten door Broeder Generaal, Mauro Jöhri, en in aanwezigheid van de generale raadsman, broeder Pio Murat.
Bij deze wil ik jullie allen hartelijk groeten. Moge de Heer jullie bewaren en zegenen…
Vrede en alle Goeds !!!
Broeder Gust, Minister Provinciaal.
31
Paaswensen Provincialaat Minderbroeders Kapucijnen Ossenmarkt 14 2000 Antwerpen
SP/2014/KG:10 Pasen, April 2014
Dierbare Medebroeders,
Vroeger dan voorzien kregen wij een mooie lente, met veel zon, prachtige bloemen en nieuw leven overal. Wij kunnen er alleen maar blij om zijn. “Wat wij reeds gekregen hebben, kunnen zo ons niet meer afnemen” zeggen wij dan. Moge dit mooie weer ons deugd gedaan hebben en ons optimisme een “Boest” gegeven.
Lenteweer, de natuur die weer opleeft, de mooie bloemen en het frisse groen… het zijn telkens weer de voorboden van hét nieuwe leven, dat wij met Pasen ontvangen. Alhoewel… de goede week is niet altijd zo vreugdevol: met Witte Donderdag horen wij Jezus zeggen: “Eén van jullie zal Mij verraden”. Het sloeg in als een bom. Iedereen vroeg zich af: “Wie is het ? Ik ben het toch niet ? En wat zal het gevolg zijn van dit verraad ?” Met Goede Vrijdag zien wij de harde werkelijkheid: dit verraad leidt tot de dood van Hem, op wie de leerlingen al hun vertrouwen hadden gesteld. Jezus zal ter dood worden gebracht. In dit hele verhaal gaan de leerlingen niet vrij uit: iedereen, behalve Johannes, slaat op de vlucht. Zelfs Petrus heeft de moed niet om te getuigen dat hij één van Jezus’ volgelingen is. Als bange mensen kruipen zij samen in een grote zaal: zullen ook hun hoofden rollen ? 32
Het heeft wellicht een hele tijd geduurd eer zij tot het besef kwamen dat met dit sterven niet alles voorbij was. Het waren vrouwen, vrouwen die nauw met Jezus verbonden waren, die als eersten de ervaring en de openbaring kregen: Jezus leeft, Hij is verrezen, opgestaan tot nieuw leven. Zijn graf was leeg en Hij verscheen aan Maria Magdalena. Ongelovig lopen Petrus en Johannes naar zijn graf. Ook zij moeten vaststellen: Jezus is er niet meer. Hun twijfel en hun ongeloof wordt stap voor stap omgebogen in geloof: Jezus verschijnt aan zijn leerlingen. Hij wenst hun alle vrede toe, vraagt hen te getuigen van zijn boodschap en Hij zal hen voorgaan naar de berg om op te stijgen naar zijn en onze Vader.
Ik denk dat de weg van “twijfel en teleurstelling” tot “geloof en vurige getuigen” een lange weg is geweest. Wij vieren deze weg in amper drie dagen: van Laatste Avondmaal, over de Dood tot de Verrijzenis. Maar voor ons gaat het wellicht ook niet zo vlug, niet in de tijdspanne van enkele dagen. Ja, wij geloven. En toch dienen wij alle dagen te bidden: “Heer, kom mijn ongeloof te hulp !!” Pasen betekent zo voor mij dat de Heer mij nooit alleen laat. Hij is daar steeds weer om mij te laten groeien in mijn geloof, om mijn geloof op te peppen, om mij enthousiast te maken in mijn geloofsovertuiging. Zo is Pasen een bijzonder blij feest. Het geeft mij telkens weer nieuw leven. Ik durf zeggen: het geeft “ons” telkens nieuw leven. Is het immers geen mooie opdracht: als broeders elkaar lief hebben en zo getuigen van de liefde van God. Dat geeft echt leven.
Beste Medebroeders, Ik wens je allemaal een Zalige Pasen toe. Laten wij het nieuwe leven voelen, een leven van vreugde en optimisme. De levende Heer maakt ons hart vurig en blij !!!
Beste wensen… Vrede en Alle Goeds !!!
33
Broeder Gust Koyen, Minister Provinciaal.
34
Bezoek van br. Pio Murat Provincialaat Minderbroeders Kapucijnen Ossenmarkt 14 2000 Antwerpen SP/2014/KG/11 Antwerpen, April 2014. Dierbare Medebroeders, Met dit kort bericht wil ik trachten een kleine correctie te brengen in onze provincieplanning. Zoals jullie wellicht weten verwachten wij bezoek in onze provincie van Broeder Pio Murat. Hij is lid van het generale bestuur en heeft de zorg voor onze provincie onder zijn bevoegdheid. Tijdens onze laatste samenkomst van de CENOC in Nederland deelde hij mij mede dat hij naar Vlaanderen wilde komen van 2 tot 8 mei. Eind vorige week liet hij mij weten dat zijn bezoek zal duren van 2 tot 7 mei. Oorspronkelijk hadden wij een provinciedag gepland op 7 mei, waar Pio dan kon kennis maken met de ganse provincie. Aangezien hij die dag reeds terug vertrekt, kunnen wij deze planning moeilijk aanhouden. In samenspraak met Klaas Blijlevens hebben wij die Provinciedag verplaatst naar dinsdag 6 mei. Het ganse plaatje van het bezoek van broeder Pio zal er dan als volgt uitzien: -
-
2 mei: aankomst van Pio te Antwerpen. 2 mei ook: vertrek naar Meersel-Dreef (hier overnachten wij). 3 mei: Van Meersel-Dreef rijden wij naar Herentals (’s avonds rijden wij naar Antwerpen). Zondag 4 mei: die dag blijft Pio in Antwerpen. 5 mei: Bezoek aan Ieper (met mogelijkheid tot een bezoek: “In Flanders Fields”,aan een oorlogskerkhof en het bijhoren van de “Last post”. Te Ieper zullen wij ook overnachten). In Ieper houden wij, samen met Pio, een bestuursvergadering. 6 mei: provinciedag te Brugge: alles wat nog “beweegt” in de provincie wordt daar verwacht. Wij keren met Pio terug naar Antwerpen via Izegem. 7 mei: Broeder Pio vertrekt naar zijn volgende bestemming.
Laten wij hopen dat wij Broeder Pio mooie en leerrijke dagen kunnen bezorgen. Wij willen hem van harte welkom heten in onze provincie. En jullie gastvrijheid zal daartoe zeker een steentje bijdragen. Hartelijke groeten,
35
Vrede en alle Goeds !!!
Broeder Gust, Minister Provinciaal.
Provinciedag te Brugge op dinsdag 6 mei 2014.
Dierbare Medebroeder Pio,
Neem het mij niet kwalijk dat ik in het Nederlands spreek. Ik heb gemeend dat deze samenkomst best in de eigen moedertaal verloopt, omdat wij, als Vlamingen, Nederlandstalig zijn. Maar wees gerust, ik heb gezorgd voor een goede tolk, zodat u geen enkel woord van deze vergadering hoeft te missen. Als oud missionaris in Congo, en als welbespraakte medebroeder zal broeder Boni u alles in het Frans weten te vertellen.
Beste Pio,
Op de eerste plaats wil ik u van harte bedanken voor uw bezoek aan onze provincie. Je hebt wellicht al heel wat vernomen van Vlaanderen. Vorig jaar stuurden wij immers naar het
36
generalaat ons half-termijns verslag. Daar hebben wij veel verteld over onze provincie: wie wij zijn, met hoeveel wij zijn, hoe oud en hoe jong wij zijn, wat zijn onze bezigheden, wat zijn onze zorgen. Wij hebben verteld hoe wij trachten onze gebouwen goed te beheren en hoe wij onze toekomst zien, met als bijzonder punt onze medewerking aan de internationale broederschappen. Je hebt dat allemaal al kunnen lezen. Maar een “geschreven woord” is toch niet hetzelfde als iets “aan den lijve” ondervinden. Daarom zijn wij zo blij dat u in ons midden bent. Samen hebben wij bijna alle huizen bezocht. Je hebt gezien waar en hoe wij leven en werken, bidden en broederlijk met elkaar trachten om te gaan. Je hebt wellicht kunnen ervaren waar onze grote noden en problemen liggen, maar ook hoe wij hoopvol blijven en hoe wij voor de toekomst geen doemdenkers zijn. Dank je van harte voor je bezoek. En wij hopen dat deze dagen voor jou toch aangenaam verlopen zijn. Langs u willen wij de groeten overbrengen aan het ganse Generale bestuur en alle mensen van de generale curie die voor ons steeds ten dienste staan.
Dierbare medebroeders,
Ik zou van deze provinciedag willen gebruik maken om een paar dingen mee te delen en in herinnering te brengen. Het werd reeds medegedeeld in een brief: wij zullen in onze provincie kapittel houden van 23 tot 27 februari 2015. Wij zullen dit kapittel echter niet nodeloos rekken: als wij kunnen zullen wij reeds op donderdagavond, 26 februari, eindigen. Dit kapittel zal doorgaan te Bellem, in Oost Vlaanderen. Dit kapittel valt onder de wetgeving van de nieuwe constituties. Daarin wordt vermeld dat een provincie, met minder dan honderd leden, een kapittel moet samenroepen met “Algemeen stemrecht”. Dat wil zeggen voor ons, dat iedereen van de provincie dient deel te nemen aan dit kapittel. “Deelnemen” betekent concreet dat men alles meemaakt: van de eerste dag tot de laatste. Deeltijds aanwezig zijn zal niet worden toegestaan. Ten gepaste tijden zullen wij naar elke medebroeder een uitnodiging sturen. Broeders die menen om bepaalde omstandigheden niet te kunnen deelnemen aan het kapittel dienen dit schriftelijk te laten weten aan het provinciebestuur. Die medebroeder laat dan ook weten waarom hij niet kan deelnemen. Deze gemotiveerde vraag zal door het bestuur onderzocht en beoordeeld worden. Dit kapittel zal zeker, naast de statistisch gegevens, de volgende punten bevatten: het bespreken van het provinciaal verslag over het voorbije triënnaat, de verslagen van de verschillende werkgroepen en commissies, het plannen voor de toekomst en de keuze van een nieuw bestuur. Ik meen dat deze onderwerpen belangrijk genoeg zijn om een deelname van iedere medebroeder te verantwoorden.
37
Tijdens ons vorig provinciaal kapittel van 27 februari tot 1 maart 2012 te Ranst, werden er bepaalde aanbevelingen meegegeven aan het bestuur voor de volgende drie jaar. Ik wil ze hier even vermelden en ze voorzien van enige commentaar.
Een eerste aanbeveling was: “Het kapittel spreekt de wens uit, dat het nieuwe bestuur bij het nemen van haar beslissingen, ernstig rekening houdt met de overwegingen en bedenkingen van het “Bestuursverslag 2009 – 2012”. Dit lijkt mij een zeer algemene aanbeveling, een aanbeveling die in onze provincie steeds in acht werd genomen. Ik denk niet dat in onze provincie, althans niet tijdens de laatste legislaturen, een volgend triënnaat een breuk heeft betekend met het vorige bestuur. Als thema’s vonden wij voornamelijk volgende punten terug in dit verslag: de zorg voor de medebroeders, vooral voor de zwakken en de zieken; spiritualiteit en gebed; interne communicatie; studie en bezinning; inleidende en permanente vorming; onze veelzijdige inzet; het bekendmaken van het franciscaanse leven naar buiten toe: Handdruk, Vox Minorum, Webstek, het werk van onze stafmedewerkster; het financieel en economisch beleid; het huizenbeleid, internationale solidariteit; financiële solidariteit en de relaties met de bredere orde, de franciscaanse wereld en de kerk. Bij al deze punten was het huidige bestuur zeker niet perfect, zelfs soms verre van. Toch werd op vele punten de draad van het vorige bestuur opgenomen en werden er verdere stappen gezet in de aangegeven richting.
Een tweede aanbeveling luidde: “Het kapittel heeft ingestemd met de verslagen van de werkgroepen en zich akkoord verklaard met eventueel geformuleerde evaluaties. Het heeft de werkwijze van de werkgroepen gewaardeerd en de wens geuit dat de werkgroepen hun werk zouden kunnen voortzetten in het nieuwe triënnium.” Ik meen dat de werkgroepen van voordien hun werk weer hebben opgenomen en tevens goed werk geleverd hebben. Wij hopen van deze groepen een mooi verslag te mogen ontvangen bij het nakende kapittel.
Een derde aanbeveling klinkt: “Het kapittel vraagt aan het nieuwe bestuur dat het enkele broeders aanwijst met de speciale opdracht een rapport te schrijven over de vraag of wij een zelfstandige provincie moeten blijven of niet. En zo niet, welke vorm van aansluiting is dan het meest gewenst ?
38
Tot nu toe zijn er nog geen medebroeders aangesproken om zich met die vraag bezig te houden. De vraag is wel te sprake gekomen op onze vergadering van de PNVB, hier en daar ook in de bestuursvergaderingen. Verschillende meningen werden al eens naar voor gebracht. Maar de vraag is nog nergens grondig besproken geweest. Het probleem werd gesteld, maar oplossingen lijken niet voor de hand te liggen.
Vierde aanbeveling: “Het kapittel staat achter het idee om in Antwerpen te komen tot een internationale fraterniteit, en vraagt het nieuwe bestuur al het mogelijke te doen om die te realiseren.” Wat is er reeds gerealiseerd ? In Antwerpen hebben wij twee medebroeders, Raffal en Marcin, die vanuit Polen ons zijn komen vervoegen om het kapucijnenleven in Antwerpen nieuw leven in te blazen. Met doorgedreven cursussen hebben zij het Nederlands voor een groot stuk onder de knie gekregen. Hun taal is niet perfect, maar zij spreken beter Nederlands dan ik Pools. Zij helpen ons in het dagelijkse leven, zij zijn trouw aan het gebed, zij zijn heel actief in de pastoraal voor de Poolse bevolking in Antwerpen en omgeving. Marcin is daarnaast actief in de Vlaamse pastoraal: hij is één van de medepastoors in “Warm Noord” van Antwerpen, een federatie van zeven geloofsgemeenschappen. Hij is tevens actief in de sociale wereld, de wereld voor de armen, bij “De Grijze Kat”. Raffal is vooral bezig met de pastoraal voor de Poolse mensen. Samen met broeder gardiaan, Kenny Brack, wil hij meewerken aan jongerenvieringen in onze kerk te Antwerpen. De doelgroep hier is: de jongeren uit onze Vlaamse, Antwerpse samenleving.
Er is een kleine werkgroep die zich bezig houdt met de uitbouw van de internationale broederschap. Hiertoe behoren: Adri Geerts, Luc Vansina, Kenny Brack en ikzelf. Ten gepaste tijden komen wij samen om te bespreken hoever wij staan, wat de volgende stappen kunnen zijn. Luc Vansina is benoemd als coördinator van de internationale broederschap en relaties. Hij zal zich vooral bezig houden met nieuwe kandidaten die naar ons land willen komen. Hij zal tevens de nodige contacten met Rome leggen om het geheel binnen een wettelijk kader te laten verlopen.
Wat de toekomst betreft: Met de provincie van Warschau is er een overeenkomst dat er in September een derde Poolse medebroeder zal bijkomen. Zo zal het beloofde aantal, namelijk drie, weer volledig zijn. Deze medebroeder, Thomas, zal binnenkort priester gewijd worden en zal daarna naar onze provincie komen. Naar wij hoorden vertellen, is hij reeds bezig met het volgen van lessen Nederlands. Er is een overeenkomst met onze medebroeder Jude Taddeus Gancis. Hij zou graag in Vlaanderen blijven. Er is met hem een afspraak dat hij in juli zou beginnen met een doorgedreven cursus Nederlands in Antwerpen. 39
Samen met broeder Thomas zou hij dan naar Meersel-Dreef gaan voor de verdere vorming: de taalvorming, de cursus voor inburgering, zowel op het religieuze als op het burgerlijke vlak.
Jude Taddeus Gancis is van de Indische provincie, Saint Francis, Kerala. Vanuit deze provincie zouden wij graag een tweede medebroeder verwelkomen. Er is in de provincie echter deze maand kapittel. De huidige provinciaal wil daarom nu geen beslissingen nemen. Wij willen echter na het kapittel de vraag voor een tweede medebroeder opnieuw stellen. Indien het antwoord positief is, zullen wij met Rome contact nemen om samen een contract op te stellen.
Zonder concrete stappen te hebben gezet, denken wij nog aan medebroeders uit Congo, uit Latijns Amerika of uit Italië. Naar horen zeggen is er mogelijkheid om uit die provincies of streken medebroeders te kunnen aanwerven voor Vlaanderen.
Misschien stellen jullie de vraag: Is dat allemaal niet een beetje veel ? Het is al zo moeilijk om met twee verschillende provincies en culturen samen te werken, wat zal dat worden met meerdere “burgerlijke en kerkelijke” culturen samen ? Wij zijn ons bewust van dit probleem. Maar, twee of drie culturen, maakt dat het probleem van inburgering moeilijker ? Het zou wel eens kunnen dat verscheidene culturen de zaken eenvoudiger maken. Trouwens, de Belgische en Vlaamse bevolking is zelf sterk “multicultureel”. Is het dan niet goed dat ook wij een “multiculturele” broederschap vormen ?
Als het verwelkomen van verschillende medebroeders uit verschillende provincies lukt, dan kunnen wij wellicht niet “één”, maar “meerdere” broederschappen in Vlaanderen nieuw leven inblazen. Moge de Heer ons dat geven !!!
Een vijfde aanbeveling klinkt als volgt: “Het kapittel vraagt aan het nieuwe bestuur dat het zorg draagt voor een goede communicatie tussen de medebroeders van Meersel-Dreef die begaan zijn met de pastoraal ter plaatse én broeders die instaan voor de realisering van het project “’t Memoriaal”. Dit is, naar ik meen, geen eenvoudige klus geweest. De twee groepen staan nogal wantrouwig tegenover elkaar. De beide groepen verwijten mij, vaak in stilte of door hun houding en uitspraken, dat ik mij niet veel aantrek van het geheel. Mensen die vol waren van 40
het Memoriaal lijken wat gas terug te nemen, zo zij al niet helemaal er de blok op gelegd hebben. Zij die de pastorale bediening voorzien verwijten mij dat ik geen oog heb voor het belang van Meersel-Dreef, dat ik niet weet wat deze plek betekent aan spirituele kracht en uitstraling, dat ik alleen maar denk aan “materiële verbouwing” en niet aan de “pastorale uitbouw”. Beste medebroeders, beschouw deze bedenking niet als een verwijt. Dat is ver van mijn bedoeling. Ondertussen zijn wij bezig met een deel van het klooster te renoveren en een stuk bij te bouwen. Dit heeft als doel om Meersel-Dreef goed bewoonbaar te maken voor een zevental medebroeders. Dit project ben ik persoonlijk gaan voorleggen aan de broederschap ter plaatse. Toch hoor ik geruchten dat wij maar aandoen en dat de gemeenschap ter plaatse van niets weet. Toch hoop ik dat deze verbouwing zijn vruchten zal afwerpen. Een goede woonst voor een broederschap én een deel dat vrij komt om er een Memoriaal uit te bouwen. Dit Memoriaal mag, in mijn ogen althans, geen dode zaak zijn. Waarom aan dit gedeelte van het klooster ook geen spirituele invulling geven: een plaats waar men kan conferenties geven (in de oude refter of in de Schuur), waar men mensen kan uitnodigen om met ons mee te leven voor een weekend, waar mensen wat tot rust kunnen komen. Zo zie ik in het pastorale en in het memoriale geen tegenstelling. Beide invullingen kunnen daarentegen elkaar mooi versterken. Om die invulling echter mogelijk te maken zullen wij jonge krachten nodig hebben. Is Meersel-Dreef geen mooie plek voor een tweede internationale gemeenschap ?
Nog een zesde aanbeveling: “Het kapittel vraagt aan het nieuwe bestuur om voor Herentals zo spoedig mogelijk te zoeken naar een gemeenschapsleid(st)er, die met en naast de gardiaan instaat voor het welzijn van de fraterniteit”.
Herentals is bedoeld als een huis voor mensen “die wel zorgen nodig hebben, maar toch nog in grote mate zichzelf kunnen helpen in hun verzorging”. Dit maakt het voor Broeder Gardiaan niet gemakkelijk. Soms is gardiaan zijn er goed doenbaar, maar op andere momenten is het te zwaar voor zijn schouders. Een oudere medebroeder kan van vandaag op morgen van “zelfredzaam” “erg hulpbehoevend” worden. Wij hebben getracht om aan dit probleem enigszins tegemoet te komen. Wij hebben het aantal bejaardenhelpsters kunnen terugdraaien, met behoud van een voldoende aantal om het werk op een vlotte manier aan te kunnen. Een van deze bejaardenhelpsters hebben wij een bijzonder contract kunnen geven als “hulp” voor de gardiaan. Naar ik verneem is dit ook werkelijk een goede steun. Toch blijft de vraag: Is deze hulp voldoende ? Ik weet het zelf niet goed. Naar ik verneem schijnt momenteel alles vlot te draaien.
41
Een zevende aanbeveling, enigszins verbonden met de vorige, klinkt: “Het kapittel vraagt aan het nieuwe bestuur, dat het de mogelijkheid onderzoekt om de leegstand in Herentals op te vullen met eigen medebroeders en desnoods met andere bewoners.”
In de beide richtingen hebben wij gezocht naar een oplossing. Maar geen van beide lijkt zeer eenvoudig te zijn. Bij het begin van het triënnaat zijn er vanuit Antwerpen twee medebroeders naar Herentals verhuisd. Eind vorig jaar is een derde medebroeders van Antwerpen naar Herentals getrokken. Geen een van hen is verplicht geweest om te verhuizen. Het is steeds gebeurd met de nodige gesprekken en met een voorzichtige vraag. Drie medebroeders hebben “ja” gezegd. Achteraf blijkt echter dat een dergelijke verhuis niet zo eenvoudig is. Twee medebroeders waren erg ingeburgerd te Antwerpen. Zij hadden er hun taak, maar vooral hun plaats. Een dergelijke medebroeder verplaatsen grijpt diep in het vlees. Heimwee naar Antwerpen is nog steeds niet uit hun leven. Het is ook niet zo eenvoudig, en dit zonder verwijt, om in een nieuwe gemeenschap een eigen plaats te krijgen en te verwerven. Er is ook gezocht geweest naar de mogelijkheid om kamers te verhuren aan mensen buiten de orde. Met dit voorstel zijn wij zelf naar Herentals getrokken en bij een gesprek leken de medebroeders geen probleem te hebben met het feit dat er andere mensen zouden inwonen in het klooster. Wij stellen echter vast dat er niet zoveel plaats overblijft. Als wij Izegem sluiten zal er al één medebroeder naar Herentals gaan. Als onze enige missionaris, Pol Evens, met verlof komt in Herentals, zullen er niet veel kamers meer over zijn om van tijd tot tijd aan een medebroeder “logies” te bezorgen. Het probleem blijft echter bestaan: Wat in de verdere toekomst met Herentals
Een laatste aanbeveling: “Het kapittel stemt in met het standpunt van de provincie dat de tijd aangebroken is dat Pakistan geen vice-provincie blijft van de Vlaamse Provincie.”
Alle gekheid op een stokje: dit probleem heeft zich constitutioneel opgelost: de viceprovincie is een custodie geworden, dus geen vice-provincie meer. Nu ernstig. Het is een probleem dat mij nogal naar het hart gaat. Ik weet niet of Pakistan klaar is om een eigen provincie te worden ? Hebben zij voldoende mensen om vorming te geven aan de eigen jonge medebroeders ? Groeien zij in een voldoende aantal aan ? De laatste jaren hebben enkelen de orde verlaten, zelfs na hun wijding. Kunnen zij financieel op eigen benen staan ? Het inkomen is wellicht voldoende, maar hoe zit het met het beheer en met de onderlinge solidariteit ? Op dit vlak kunnen zij nog best een helpende hand
42
gebruiken. Voor mensen die Pakistan goed kennen, nog een laatste bedenking: Ben ik wellicht toch te erg “koloniaal” ingesteld ?
Beste Medebroeders, Tot zover de aanbevelingen van het vorige kapittel. Ik vond het nuttig om die vandaag nog even naar voor te halen. Ik heb ze trachten te voorzien van wat eigen beschouwingen. Neem deze vragen en bedenkingen maar mee naar huis. Overweeg ze zelf. Het kan misschien een goede voorbereiding zijn voor het aanstaande kapittel. Met dank voor uw luisterbereidheid. Nogmaals dank aan onze medebroeder Pio. Wij hopen dat je, broeder Pio” een aangenaam bezoek hebt gekend in onze provincie. Wij wensen je verder al het goede toe voor de toekomst…
Vrede en alle goeds !!!
Broeder Gust, Minister Provinciaal.
43
Uit de provincie
JUBILEUMVIERING OP DE PAROCHIE OLV-MIDDELARES IEPER Sedert 1958 staan de paters kapucijnen in voor het behartigen van de pastoraal op de parochie Onze-Lieve-Vrouw-Middelares te Ieper. Inderdaad in dat jaar kenden we in Ieper de geboorte van een nieuwe parochie. De toenmalige bisschop van Brugge, Mgr De Smedt , vroeg aan de paters kapucijnen, die pal in het midden van de parochie wonen, of zij er de herderszorg over deze nieuwe parochianen op zich wilden nemen. Er kwam al heel vlug een positief antwoord op deze vraag en pater Herman Vandewalle werd er de eerste pastoor. Pater Herman, bezat een enorme gedreven persoonlijkheid. Hij vond het maar niets dat er op zijn parochie toen alleen maar een basisschool was voor de meisjes, de Mariaschool vlak naast de kloosterkerk, inmiddels gewijd tot parochiekerk. In die tijd was het katholiek onderwijs nog niet gemengd en dus moesten de jongens dagelijks de lange oversteek maken over de spoorweg om in centrum Ieper les te kunnen volgen. Pater Herman klopte aan bij E. H. Maurice Vandeputte, directeur van het Sint-Vincentiuscollege, met de bijna dwingende vraag om op “zijn parochie” voor een lagere school te zorgen. De directeur voelde daar wel iets voor want hij had in het achterhoofd eigenlijk nog andere plannen. Het college dat toen, en nu nog, helemaal ingesloten zat in het nabije centrum van Ieper kon moeilijk nog bij bouwen en vermits het aantal leerlingen bleef stijgen moest gezocht worden naar uitbreiding. Daarom ging het bestuur van het college over tot het aankopen van één ha grond nabij de Vijverbeek op de OLV-Middelaresparochie. Daar zou men in eerste instantie een lagere school bouwen die later geïntegreerd zou worden in een gloednieuw college. Een paar jaar later werd directeur E.H. Vandeputte tot pastoor benoemd en de bouwplannen voor een groot nieuw college werden voorlopig opgeborgen om later nooit meer te worden boven gehaald. Met de bouwaanvang van een nieuwe lagere school op sterk aandringen van pater Herman daarentegen, werd wel begonnen. Maar bouwen kost niet alleen geld maar ook veel tijd. Pater Herman kon niet langer wachten en hij gaf toelating om een eerste klas al op te starten in een deel van de parochiezaal “Familiekring”, een creatie destijds van pater Willibald. De school groeide al 44
vlug aan en in 1965 en 1966 mochten we gebruik maken van vrije lokalen in de Mariaschool. Een en ander zou als tijdelijke oplossing dienen tot in 1967 een aantal nieuw gebouwde lokalen in de Nachtegaallaan, het nieuwe terrein van het college, eindelijk konden in gebruik genomen worden.
We mogen dus gerust stellen dat dank zij de steun en stuwende kracht van de paters Kapucijnen onze school opgestart kon worden. Vandaar dat de school onder de alombekende naam “Capucienenschool” of ook wel eens de “Capucientjes” in Ieper en omstreken veel furore maakt. De school heeft dank zij haar gunstige ligging tussen de vele bijkomende parochiewijken kunnen rekenen op een steeds aangroeiend aantal leerlingen. Daar de school vanuit de schoot van de paters kapucijnen zijn geboorte gekend heeft mogen we gerust stellen dat er een geest van Franciscus over de school waakt en leeft. Al sinds de start van de school in 1964 zijn er altijd paters Kapucijnen geweest die op school in alle klassen één of meer lestijden godsdienst kwamen geven. Mede door hun Franciscaanse bezieling kon de school steeds rekenen op hun steun om te zorgen voor een christelijk geïnspireerde school. Pater Boni Van Looveren, de huidige pastoor b.v., heeft dat maar liefst 20 jaar gedaan. Vóór hem waren dat pater Jozef Crombez, pater Jos Bouwens, pater Jan Van Boxel, en pater Achiel De Pauw en na pater Boni kwam pater Kenny Brack in de klassen. Maar zelfs na het vertrek van pater Kenny laten de kapucijnen de school niet aan zijn lot over en komt pastoor pater Boni of iemand van zijn teamleden tijdens sterke momenten van het kerkelijk jaar alle kinderen in de klas bezoeken. Door de directe aanwezigheid in de klas haalden de paters kapucijnen altijd sterk de band aan met de parochie maar vooral ook met een Franciscaanse levenswijze die er voor zorgde dat alle kinderen, wie of wat ze ook zijn of kunnen, gerespecteerd werden en aanvaard werden. De band met school en parochie voelen we het sterkst aan bij de catechese voor het Heilig Vormsel maar zeker en vooral tijdens de voorbereiding van de eerste communie. Hierbij was pater kapucijnen Boni Van Looveren een van de eerste in ons bisdom om op zijn parochie de school, de ouders en de parochie samen te laten werken aan de voorbereiding op de eerste communie. Intussen zullen dat al vele honderden kinderen zijn die van deze ervaringsgerichte catechese konden profiteren.
45
Maar ook de evangelische zorg voor onze kinderen na de lagere school lieten de paters nooit los, en dit dank zij de pluswerking waarbij tal van jongeren na het H. Vormsel blijven bij aansluiten. Tijdens ons jubileumfeest van 50 jaar Capucienenschool op 16 mei 2014, konden wij niet nalaten om de paters kapucijnen hier hartelijk voor te danken want het succes van onze goede school met zijn naam en faam is zeker voor een groot deel aan hen te danken: de stichting van de school en de niet aflatende catechetische inzet voor onze kinderen op de parochie. In naam van alle Capucientjes: dank u wel.
(Ghislain Lacante: gewezen onderwijzer aan de Capucienenschool)
sint Antonius doet nog wonderen Onze medebroeder Paul Seger stuurde het volgende verhaal: Op zijn feestdag rond 10 uur werd er hier gisteren gebeld en twee grote onbekende heren stonden aan mijn deur. Na een goede dag zegden die onbekende heren: “ wij zijn van de politie” en ze haalden hun bewijs boven. toch even schrikken. Kom maar binnen en zet u, maar in mijn hoofd toch veel vraagtekens. ik heb hier de laatste jaren al zoveel meegemaakt.
We hebben een dief die bekende dat hij in kerken gestolen heeft en vernoemde ook onze kerk. En bij huiszoeking veel gevonden uit kerken. En de laatste jaren is er hier wat verdwenen: zeker 5 tal kandelaars, één voor één of per twee; zeker twee mooie lectionarium met koperen kaft; soms de politie verwittigd...
46
Hier,zeiden ze, kijk eens in ons fotoboek en ik herkende zeker een paar zaken amaai een hele album: spijtig niet dat mooi historisch OLVR beeldje of het beeld van St Job
ze beloofden dat volgde week terug te brengen zo heeft sint Antonius op zijn feestdag ons geholpen
en ik had juist bij Slabbinck twee kandelaars gekocht deze week
zo nog wat reserve kandelaars voor de toekomst. we hebben dan samen in de avondviering het mooi gedicht van Hugo als slot- en dankgebed gebeden
grtjs Paul Segers
47
Uit vervlogen tijden LE CAPUCIN GOURMAND
Op 1 februari handelde onze Culinaire Kalender over “De oude kloosterkeuken”. De anonieme auteur zegt dat deze vroege recepten niet erg nauwkeurig waren en “Nog moeilijker wordt het als de kloosterkok Latijnse woorden in zijn recepten verwerkte. Dan ontstond het spreekwoordelijke “potjeslatijn” waar voor ons vaak niets meer van te bakken valt”. Opmerkelijk is dat hier het woord “potjeslatijn” gebruikt wordt en niet het synoniem “keukenlatijn”, want het woord “potjeslatijn” verwijst eerder naar de apothekers dan naar de keuken. Verder vinden we nog : “Het imago dat de monnik opbouwde van een rondbuikige, blozende “smulpaap” bestaat nog steeds”. Het woord “smulpaap” bestaat nog, maar enige uitleg over de oorsprong van dit woord, zou toch goed geweest zijn. We moeten niet uitleggen wat “smullen” betekent, maar met het woord “paap” werd eerst en vooral de paus bedoeld en afgeleid daarvan de seculiere geestelijkheid ; later kan de “smulpaap” ook een regulier zijn. Op internet vindt men over Smulpaap uit het Etymologisch woordenboek van het Nederlands van M. PHILIPPS e.a. : Smulpaap zn. ‘iemand die van lekker eten houdt’. Vnnl. in Se meugen ‘t soo wel, als … de beste smulpapen (1660). […] Samenstelling van smullen en paap ‘rooms-katholieke geestelijke’ […] Paap werd sinds de Hervormings veelal als schimpwoord opgevat”.
48
Foto van uithangbord van frituur De smulpaep op de Varkensmarkt te Antwerpen “Het is weliswaar geen Kapucijn, maar misschien toch een smulpaep”.
In serie III (literaire bronnen en handschriften) van het Provinciaal Archief (ACB) wordt een kapucijner kookboek bewaard (ACB III 9007). Het is waarschijnlijk het werk van broeder NICOLAUS van Gent (Cornelius DE CLEYNE), ingekleed op 12 juni 1679, kok in Maastricht (1681-1688) en Mechelen (1711-1712). Hij stierf er op 4 juni 1724. Zoals voor zoveel andere onderwerpen, heeft HILDEBRAND ook over dit kookboek de beste uitleg gegeven : Het boek begint met een verhandeling over de meditatie, de dagelijkse oefeningen van de religieus en vrome gebeden en beschouwingen. Verder geeft het nog wat een tuinier iedere maand te doen heeft en het verstrekt een lijst van de verschillende soorten van zaad, met het getal jaren dat het goed blijft. Het eigenlijke keukenboek begint met de leus : Charitate en armoede! De Broeder vindt dat er in het klooster geen enkele bediening is waarin men zo goed liefdewerken kan verrichten en de armoede onderhouden als bij het werk in de keuken. Wat het eerste betreft, vindt hij ’t vooral gepast liefdevol te zorgen voor zieken, ouden en reizigers ; van de predikanten, die in gastronomisch opzicht eveneens veel voorrechten hadden, spreekt hij hier niet. Waar hij echter de armoede noemt, vermoeden we dat hij bedoelt dat een kok niets mag laten verloren gaan en dat hij ook de resten en overschotjes goed moet benutten. Als men immers ziet welke spijzen deze kok zoal kan bereiden, voelt men weinig dat men met arme Kapucijnen te doen heeft ; of liever, ziet men misschien wel dat het om een Bedelorde gaat, die allerlei eetwaren krijgt, ook rijke en gezochte. Het is duidelijk dat een kok voor het dagelijkse maal geen keukenboek nodig had ; wat hier genoteerd wordt, is bedoeld voor hoge feestdagen of voor het rijke traktaat van een milde weldoener, die aan het klooster afstaat wat hij op jacht of bij het vissen heeft kunnen bemachtigen. Dat Br. NICOLAUS alles smakelijk wist te bereiden, ziet men door de grote verscheidenheid van zijn gerechten en de twee of drie verschillende wijzen waarop hij soms dezelfde spijs klaarmaakt. Hij legt komkommers in en gebruikt Spaanse kappers, olijven, artisjokken, pastinaken, platte en Roomse bonen, schorseneren, cichoreien, rode beten, rapen en bloemkolen. Hij maakt potagie van alle groenten, van rode kolen en Roomse bonen ; bierpap (met brood) en broodsoep of panade of groenpotagie, gelijk hij dat noemt. Hij bereidt hutspot met salade of pastinaken, ook runds- en rijsthutspot. Inzake vleeswaren, handelt het boek over pensen, ossen-, schaaps- en kalfsvoeten, rund- en kalfsvlees (dit laatste ook onder de vorm van frikadellen of bolletjes), harst of gebraad, wild, eenden, patrijzen, fezanten en herten. Als visgerechten hebben we evenveel verscheidenheid. Vooreerst kende de Broeder de kunst om gebakken vis op te leggen ; hij maakte bolletjes en venizoen van vis en bereidde grondelingen, giebels, posten, louwkens, lamprei, brasem, gebakken en gebraden spiering, stuur gezoden of met andijvie, gebraden kabeljauw, karpels gebraden of gezoden, gebraden of gestoofde paling en heilbot ; ook het hoofd van de
49
heilbot werd apart bereid ; verder ontmoeten we nog “mulders”, voorzeker hetzelfde als milters of mannelijke haringen. Als eiergerechten vermeldt hij “des oeufs piques”, eieren met zurkel, eikelombaards voor zieken en eindelijk zuipens en vauten. Volgens het Idioticon van DE BO, is een “zuipen” hetzelfde als kandeel, een warme drank met wijn, bier of melk en eieren en suiker; bij de Broeder komt daar echter ook wittebrood bij te pas. We weten echter geen raad met de “vauten” ; we zien slechts dat daarbij ook eieren werden gebruikt, met suiker, korinten, geraspt brood en wijn. De Broeder handelt nog over allerlei sausen, volgens de verschillende gerechten die hij klaarmaakt, en vermeldt ook hazen- en mosselsaus. Een feestmaal kon eindigen met kriekenkoekjes, rijstpap, Spaanse pap of blanc-manger, teilvlaaien, oblieën van groen of van vlees, ofwel met amandel-, karpel-, kervel-, pap-, spinagie- of vleestaarten ; ook nog met taarten van kraak-, stekel- of aardbeziën. Uit : HILDEBRAND, De kapucijnen in de Nederlanden, 8, Antwerpen, 1954, blz. 636-638.
Pater TYTGAT bereidde een uitgave van deze tekst voor, zijn onverbeterde transscriptie zal evenals het handschrift van het kookboek zelf, op internet geplaatst worden op de website van “Capuchins in the Low Countries”. We hopen iemand te vinden die deze tekst wetenschappelijk wil uitgeven en becommentariëren. Dan kan bepaald worden of ons kookboek origineel is of de recepten ontleend werden aan toen bestaande gedrukte en handgeschreven kookboeken. In Duitsland bestaat een zandtaart met de naam Kapuzinertorte, “eine “alkoholträchtige” Sandtorte, die süchtig macht”, pas dus op als je ze eet. Recept van deze taart, van de hand van BELLEDEJOUR : 6 Eier, 375 g Zucker, 1 Vanilleschote (das Mark), 2 Tl Backpulver, 2 EL Zitronensaft, 175 g Dinkelmehl oder 405, 175 g Stärkemehl, 375 g Butter (flüssig), Belag:, 75 g Baiser, 1 Packung Schokoküsse, 1 Eiweiss, 125 ml Wasser, 1 1/2 EL Zucker, 12 EL Kirschwasser, 200 g Kuvertüre Edelbitter, Kakaopulver - Schritt 1 Die Zutaten für den Sandkuchen der Reihe nach verarbeiten und in eine gefettete Springform füllen. Bei ca. 175 Grad ca. 90 Min. backen. - Schritt 2 Zucker, Wasser und Kirschwasser mischen und mit der Hälfte davon den ausgekühlten, eingestochenen Boden tränken. Danach 1 x 100 g zerlassene Kuvertüre darauf streichen und trocknen lassen. Dann den Boden wenden und alles auf der anderen Seite wiederholen.1 Tag ziehen lassen. - Schritt 3 Am nächsten Tag aus der Schokokussfüllung ohne Schokoladenummantelung und ohne Böden und dem geschlagenen Eiweiß eine Masse herstellen und die Torte damit überziehen. - Schritt 4 Zum Schluss den zerbröselten Baiser auf die Torte geben. Mit Kakao abpudern.
50
(overgenomen uit http://www.kuechengoetter.de/rezepte/Kuchen/Kapuzinertorte-3766412.html).
Pas op : in Oostenrijk wordt een gelijkaardige taart “besoffener Kapuziner” genoemd! Eeuwenlang zijn de reftergebruiken grotendeels ongewijzigd gebleven. Oorspronkelijk maakte het hoofdstuk “De ritibus in refectorio servandis” deel uit van deel IV (De disciplina monastica), later van hoofdstuk III (De kloosteroefeningen) van het Gebruikenboek. In dat van 1958 vindt me de voorschriften in Hoofdstuk III, artikel 6 (“De oefeningen van boetvaardigheid”), § 3 De vasten en de onthouding en artikel 7 (“De gemeenschappelijke maaltijden”). Er wordt niets gezegd over het eten zelf. Maar (opnieuw) HILDEBRAND behandelde dit onderwerp uitvoerig in deel 8, blz. 551-589 van zijn Geschiedenis van de kapucijnen in de Nederlanden.
Litho “Refectoire des capucins à Bruges”, 1842 (oude kapucijnenklooster op “het Zand” (Vrijdagmarkt) te Brugge)
“Gulzige monniken” waren een belangrijk onderwerp in de literatuur en kunst. We zouden verschillende afbeeldingen van dit thema kunnen geven, maar we beperken ons tot twee prenten. De tekening van de eerste , The Holy Friar, werd gemaakt door Baronet Edward Herbert BUNBURY ; de ets werd gemaakt door Thomas ROWLANDSON en ze werd gedrukt in Londen in 1807 door Thomas
51
TEGG ; afmetingen 280 x 213 mm. Het British Museum bezit hiervan een handgekleurd exemplaar (B.M.1872.1012.4917). Het zijn zeker geen Kapucijnen die hier afgebeeld worden.
Pater C.J. RENZ, O.P. behandelt deze prent in zijn “Monks and Friars and Food… Oh my! Exhibition notes. Food images in Christianity and the Monastic Life” (op internet te vinden onder Dominican School of Philosophy and Theology, van de Universiteit van Berkeley). De tweede prent is een litho van de bekende Franse karikaturist Honoré DAUMIER (1808-1879). Hij publiceerde o.a. in het dagblad Charivari honderden litho’s over de burgerzeden en op 14 maart 1851 behandelde hij “Capucinade : la pauvreté contente (Catalogue H. Daumier 2813).
52
(te vinden op https://bir.brandeis.edu/handle/10192/2447)
Dit is niet de enige spotprent van DAUMIER over de Kapucijnen, zoals we later hopen te tonen. In het Nederlands bestaan enkele spreekwoorden over de gulzige monniken, zo “Monniken eten dat zy zweeten, en arbeiden dat zy koude krygen” ; of nog “’t is pater Goedleven” (zie Pr. VAN DUYSE, “Spreekwoorden aen geestelyke zaken ontleend”, in Belgisch Museum, 1841, blz. 224-227). Maar alles is relatief. Het beeld van de kapucijn kan ook anders zijn. In Den Hollandszen praat-vaars van ca. 1745 vindt men volgend drinklied : Chanson à boire Boire à la Capucine, C’est boire pauvrement, Boire à la Celestine, C’est boire richement, Boire à la Jacobine, C’est vuider la Chopine ; Mais boire en Cordellier, C’est vuider le Cellier.
53
De Kapucijn is dus in dit drinklied helemaal geen “smulpaap”. “Boire à la capucine” was in de 18de eeuw een bekende zangwijze. De eigennaam “Capucin gourmand” in de 20ste eeuw komt waarschijnlijk van het onterechte beeld dat men over de Kapucijnen had en deze naam klonk en klinkt beter dan “Dominicain gourmand” ; “Jésuite gourmand” gaat helemaal niet. In Frankrijk vindt men niet veel materiële sporen meer over de geschiedenis van de Kapucijnen : de meeste kloostergebouwen zijn lang geleden al afgebroken en de straatnaam “Rue des Capucins” is gewoonlijk veranderd. Maar er bestaan nog enkele restaurants en brasseries die de naam “Le Capucin gourmand” dragen. Maar blijkbaar komt er ook sleet op dit begrip : één van de beste restaurant met die naam, dat in Nantes, heet sedert 2011 niet langer Le Capucin Gourmand maar wel Le Capu. In 1927 drukte de drukkerij Idoux een reeks postkaarten voor dit restaurant, naar tekeningen van René DEPARDAY ; deze worden nog wereldwijd verkocht. Ze zijn niet echt van
grote artistieke waarde en getuigen ook niet altijd van goede smaak…
In Leuven bestond tot einde vorig jaar het café “Het capucientje” op de hoek van de Kapucijnen- en Brusselsestraat ; sindsdien is er de fakbar van de apothekers in gevestigd en draagt het de naam “Den bijsluiter”. In het Frans bestaat er geen woord om letterlijk “smulpaap” te vertalen ; misschien kan men in deze taal dan de omschrijving “Le capucin gourmand” gebruiken. Professor em. W. VAN HOECKE wist ons te vertellen dat samenstellingen als “smulpaap” niet bestaan omdat die taal geen vrije lexicale compositie kent zoals het Nederlands. Hij suggereerde de vertaling “glouton comme un moine”. In de Franse keuken werd (en in Zuid-Frankrijk wordt) een “Capucin” gebruikt. Op wikipedia vindt men hierover volgende verklaring :
54
Flamboir of een kapucijner is een keukengerei van ijzer, gebruikt in de keuken in Frankrijk sedert de middeleeuwen. Al vindt men het vandaag de dag niet terug in sommige streken, is het tot ons gekomen vanuit enkele regio’s uit het zuiden, meer bepaald uit Aveyron (Centraal Massief) waar men het een flambadou noemt (een verfranste schrijfwijze van het Occitaans flambado). De kapucijner wordt gebruikt op het moment van het opdienen. Vooraf wordt het witgloeiend gemaakt in sintels, om vet op de stukken vlees te kunnen smelten die gegrild werden aan een spies, zodat ze de smaak van geflambeerd vet krijgen. De kapucijner is geheel uit metaal vervaardigd. Het bestaat uit een lange steel (nodig om de intense hitte van de haard te behouden) met daaraan een kleine trechter, die het afvloeien van het brandende vet op het stuk vlees mogelijk maakt.
In het 3-sterren(weg)restaurant Capucin van Michel en Sébastien Bras in Laguiole in Aveyron, (sinds september 2013 nu ook in Toulouse, kan je een kapucijner eten, een snack uitgevonden door deze twee broers. Het principe is een pasta gemaakt van boekweitpannenkoek zoals deeg, maar veel minder liquide, in een speciale mal gegoten, geïnspireerd op de Flamadou of kapucijner. De vullingen zijn vervaardigd uit 100% streekproducten : “peer roquefort”, “gevulde kool”, “Laguiole abrikoos”, … De prijs is democratisch, maar je moet wel lang aanschuiven… Foto overgenomen uit TripAdvisor
Het woord “Capucin” kent in het Frans ook nog andere betekenissen : een pennenmes, een knoop, maar als het om een persoon gaat, hebben we de indruk dat er een negatieve bijklank is : “[président] Hollande moine capucin”, maar de Capucin hollandais is een (betrouwbaare) duivensoort.
55
Overgenomen uit : http://blogifhumour.canalblog.com/archives/2013/08/12/27824333.html
Tenslotte nog iets belangrijks : naar men ons zegt eet men in alle Vlaamse Kapucijnenkloosters gezond en lekker (minder of meer gekruid) ; het beste “restaurant” zou dat van Brugge zijn. Dus in Brugge zou niet alleen De Karmeliet drie sterren hebben, maar ook … De Kapucijn! E.P. en G.V.R.
Van onze medebroeder Walbert Defoort kregen wij het volgende artikel toegezonden:
Capucienenbaard.
In september start het nieuwe witloofseizoen. De teelt is intussen verspreid over alle windstreken maar nergens anders dan in België vind je de authentieke grondwitloofcultuur terug. Voor het ontstaan van de witloofteelt moeten we terug naar het begin van de negentiende eeuw naar Schaarbeek. De groentetelers van toen, de boerkoezen, teelden o.a. capucienenbaard waarvoor zij dikke wortels gebruikten en na verloop van tijd gingen de boerkozen zich toeleggen op de verbetering van de eerste scheut. Hierdoor evolueerde de Brusselse capucienenbaard automatisch in de richting van de huidige witloofkroppen.
56
Aanvankelijk bleef de teelt beperkt tot Schaarbeek maar op het einde van de negentiende eeuw groeide er ook interesse in aangrenzende gemeenten. Na de Eerste Wereldoorlog ontstond de “witloofdriehoek” Brussel-Mechelen-Leuven. Vandaag is de teelt en de forcerie van grondwitloof uitgestrekt over een vrij groot grondgebied van Vlaanderen met als kern Vlaams-Brabant. Dankzij een initiatief van de vzw Brussels grondwitloof bestaan er voor het grondwitloof vandaag twee erkenningslabels: het Europese label voor Brussels grondwitloof en het Vlaamse label Streekproduct.BE voor Brabants grondwitloof.
57
Wereldwijd
Keuzekapittel in Nederland Wij ontvingen van onze Nederlandse medebroeders het volgende bericht:
Provincialaat Minderbroeders Kapucijnen Van der Does de Willeboissingel 12 NL-5211 CB ’s-Hertogenbosch Telefoon (073) 614 39 04/613 01 55 Administratie: (073) 613 09 49 Fax: (073) 614 88 39 E-mail:
[email protected]
Website:
www.kapucijnen.com
Vrede en alle goeds
5 juni 2014
Op het provinciaal kapittel van de Nederlandse Provincie van de
MINDERBROEDERS KAPUCIJNEN
gehouden te Helvoirt werden op 5 juni 2014
58
in het bestuur gekozen:
Gerard Remmers, provinciale minister
Jan Snijders, vicaris provinciaal
Bertus Bus, raadslid
59
Wij gedenken onze overleden medebroeders en familieleden Op 5 mei 2014 overleed Odette Stael. Zij was de zus van onze medebroeder Omer Stael. Ze werd geboren in Eernegem op 10 juni 1919 en was getrouwd met Florimond Kindt (+2001). De uitvaart is op maandag 12 mei om 10.30u in Kerk van het Heilig Kruis te Sint Kruis (Brugge).
Pater Guido Tireliren minderbroeder-kapucijn Geboren te Essen op 25 september 1932. Ingetreden in de orde op 17 september 1952 te Edingen. Priester gewijd op 27 juli 1958. - In de Heer ontslapen in het A.Z. Sint-Elisabeth te Herentals op 11 mei 2014, gesterkt door het Sacrament van de zieken. Guido was een veelzijdig man. Hij was heel verstandig, met een grote interesse voor wat er in de wereld gebeurde, hield van kunst en letteren, was geworteld in het christelijk geloof van zijn ouders, en wilde op alle terreinen die voor hem open kwamen zijn talenten ten volle gebruiken. Hij deed dit op een nederige en onopvallende manier. Dat was zijn aanleg en dat -leerde hij nog meer vanuit de spiritualiteit van zijn ordestichter Sint Franciscus. Wanneer hij na zijn noviciaat bij de kapucijnen ook zijn filosofische en theologische studies met lof had beëindigd, werd hij door zijn oversten naar de universiteit van Leuven gestuurd om klassieke filologie te studeren. Na vierjaar werd hij leraar aan ons college in Aalst en een jaar later ook aan het jezuïtencollege aldaar. Na tien jaar vroeg hij een sabbattijd en vertrok naar onze missie in Congo. Hier gaf hij ook een jaar les. Na een paar jaar terug in België geweest te zijn ging hij weer naar Congo om er een voorbereidende studie te maken voor een boek over 'Kerk en missie'. Drie romans 60
over Congo waren onder andere het resultaat van dit verblijf. Dan kwam hij in Brussel wonen om leraar te worden aan het lyceum te Dilbeek en werd hij medewerker in de Vlaamse pastoraal. Daarna kwam een periode van territoriale pastorale bedrijvigheid. Hij werd pastoor in Oudergem. Kwam na een omwegje Ieper in Herentals terecht. Was tijdelijk administrator van drie parochies rond Grobbendonk en verving gedurende drie jaar de pastoor van de O.L. Vrouw parochie in Herentals. Maar toen hadden zijn oversten hem nodig in Antwerpen waar hij gardiaan werd. Ondertussen werkte hij aan nieuwe boeken (over onze medebroeders Paulus van Parijs en Valerius Claes, over het werk van medebroeders die werk(t)en bij zigeuners, kermis- en woonwagenmensen, over `Antwerpen en de kapucijnen', over het kapucijnenklooster van Herentals), en gaf hij gelegenheidsconferenties over boeiende ondernemingen. Een paar jaar geleden kwam hij in Herentals wonen, 'om uit te rusten zei hij soms. Maar toen het Woonzorgcentrum Sint-Anna zonder priester viel, nam hij er al vlug de zondagsliturgie mee over. En in de week stelde hij zich ten dienste van het archief van de kapucijnen waarvoor hij nuttig werk verrichtte. Hij deed dit alles tot enkele weken voor hij stierf. Wie was Guido? Hoewel hij goed bespraakt was, liet hij niet gauw in zijn hart kijken. Maar 'aan de vruchten kent men de boom'. En die vruchten zijn het gevolg van persoonlijke begeleidingen van mensen die hij overal op zijn tocht ontmoette en hem om bijstand vroegen. En van zijn vele preekjes en homilies die kort maar steeds inhoudsvol waren. En van zijn conferenties, artikels en boeken die hij geschreven heeft. Maar ook het vele goeds dat hij verrichtte als verbondsaalmoezenier bij de Scouts en de bezieling die hij bracht tijdens de talrijke CM-kampen. Wij Janken de Heer voor al het goede dat Hij door Guido aan ons, zijn medebroeders, familie en vrienden, heeft gedaan. Wij bidden nu dat hij moge wonen in de vreugde en de vrede van de Heer.
Graag bevelen wij onze dierbare overledenen in uw gebeden aan.
61
62