Extra vragen Investeringsanalyse 23 juni 2015 Opgave De Nederlandse eredivisie voor ijshockey bestaat uit acht verenigingen. De Tilburg Trappers is al jaren één van de toonaangevende clubs. Gezien het aantal tegenstanders speelt men twee keer thuis en twee keer uit tegen elke club. De Tilburg Trappers hebben een stadion met 2.500 plaatsen. Naast de zitplaatsen en een ijsbaan is er volop ruimte voor de kleedkamers, kantoren, ontvangstruimte en een fanshop. De fanshop verkoopt diverse attributen met het logo van de club. De club onderscheidt twee profitcenters, die men beschouwt als hoofdkostenplaatsen: de afdeling ijshockey en de fanshop. De club maakt dus gebruik van de kostenplaatsenmethode om de indirecte kosten te verdelen over de twee profitcenters. Daartoe onderscheidt de club twee hulpkostenplaatsen: huisvesting/energie en administratie/beheer. De Tilburg Trappers heeft de volgende kostengegevens verstrekt. huisvesting administratie afd. ijshockey Kapitaallasten € 200.000 € 25.000 € 100.000 Overige kosten € 300.000 € 25.000 Totaal € 500.000 € 50.000
fanshop € 50.000
De kapitaalslasten worden gevormd door de afschrijving en de rentekosten. De verdeelsleutel van de hulpkostenplaats huisvesting is als volgt: Administratie 50% Afdeling ijshockey 30% Fanshop 20% De verdeelsleutel van de hulpkostenplaats administratie is als volgt: Afdeling ijshockey 80% Fanshop 20% Gevraagd: Wat zijn de doorbelaste indirecte kosten van de huisvesting en administratie naar de afdeling IJshockey en de Fanshop? De afdeling IJshockey krijgt € 390.000 doorbelast. De fanshop krijgt € 160.000 doorbelast.
1
Opgave Van een touroperator is bekend dat de totale kosten €80.750.000 zijn en de omzet is €90.625.000 De inkoopkosten zijn €80.000.000 en de directe organisatiekosten die kunnen worden doorberekend aan de reizen zijn €5.000.000. Het probleem is dat er ook kosten zijn die niet direct kunnen worden toegewezen aan de reizen. De indirecte kosten van de inkoop voor de hele organisatie zijn bij elkaar € 2.100.000 en de overige indirecte organisatiekosten zijn €400.000. Voor een reis naar München, met als hoogtepunten een bezoek aan een wedstrijd van Bayern München en het biermuseum, worden er jaarlijks 500 verkocht. De volgende kosten zijn gegeven: Accommodatiekosten € 15.000 vast volgens garantiecontract en €25 per geboekte passagier. Maaltijden € 50 per geboekte passagier. Vervoerskosten € 100 per ticket. Organisatiekosten € 50 per geboekte klant Gevraagd: a) Bereken het opslagpercentages voor de indirecte kosten van de inkoopkosten en de organisatiekosten. b) Bereken de directe kosten per passagier voor de reis naar München. c) Bereken de indirecte kosten per passagier voor de reis naar München. a) Het opslagpercentage inkoop: 2.100/80.000 = 2,625% ; Het opslagpercentage organisatie: 400/5.000.000 = 8% ; b) Directe kosten inkoop: (15.000/500+25+50+100) = € 205 Directe kosten organisatie: € 50 c) Indirecte kosten inkoop: € 205* 2,625% = € 5,38 Indirecte kosten organisatie: € 50 * 8% = € 4,00
2
Opgave Met een Airbus kunnen 300 passagiers tegelijk worden vervoerd. Stel dat er met dit vliegtuig naar Helsinki gedurende 2 weken, 3 keer per dag gevlogen wordt. De bezetting is als volgt: maandag t/m vrijdag ochtend; 90% bezetting. middag; 80% bezetting. avond; 70% bezetting. zaterdag en zondag ochtend; 90% bezetting. middag; 90% bezetting. avond; 80% bezetting Gevraagd: a) Bepaal de gelijktijdige capaciteit, de volgtijdelijke capaciteit en de maximaal capaciteit. c) Bereken de bezetting en de bezettingsgraad. gelijktijdige capaciteit: 300 passagiers (pax) volgtijdelijke capaciteit: 2 weken * 7 dagen * 3 per dag = 42 vluchten. maximale capaciteit: 42 vluchten * 300 passagiers = 12.600 pax. bezetting: 300 pax * 90% bezetting * 5 dagen * 2 weken + 300 * 80% * 5 * 2 + 300 * 70% * 5 * 2 + 300 * 90% * 2 dagen * 2 + 300 * 90% * 2 * 2 + 300 * 80% * 2 * 2 = 10.320 passagiers bezettingsgraad: 10.320 / 12.600 * 100% = 82%
3
Opgave Van een zwembad zijn de volgende gegevens bekend: Het zwembad is 52 weken per jaar geopend, dagelijks van 8.00 - 22.00 uur. Het maximale aantal bezoekers per uur is 200. Maandag t/m vrijdag ochtend, 30% bezetting. middag, 50% bezetting. avond, 90% bezetting. Zaterdag en zondag ochtend, 40% bezetting. middag, 80% bezetting. avond, 60% bezetting. De entreeprijs is € 4 per bezoeker per dagdeel. Gevraagd: a) Bepaal de gelijktijdige capaciteit en de volgtijdelijke capaciteit (in dagdelen). b) Bepaal de maximaal beschikbare capaciteit. c) Bereken de bezetting en de gemiddelde bezettingsgraad. d) Bereken de omzet. a) Gelijktijdige capaciteit: 200 zwemmers. Volgtijdelijke capaciteit: 1.092 dagdelen b) Maximale capaciteit: 218.400 zwemmers c) Bezetting: 125.840 zwemmers. Bezettingsgraad: 58% d) Omzet: € 503.360
4
Opgave Kart centrum “Keihard Karten” heeft een kart baan waar 10 karts tegelijk kunnen racen. Het kartcentrum is 50 weken per jaar en 6 dagen per week open. De prijs is € 25 per kart per race. Een kart race bestaat uit een briefing, een vrije training (7 minuten), een kwalificatie training (7 minuten) en een wedstrijd van 5 minuten. De totale tijdsduur is een half uur. De variabele kosten zijn € 2 per race. De afschrijvingskosten zijn € 150.000, de onderhoudskosten € 50.000 en de overige vaste kosten zijn € 400.000. De openingsuren en gemiddelde bezettingsgraad zijn als volgt: Dag
Openings uren
Dinsdag-woensdagdonderdag Vrijdag
17.00 – 22.00 uur 12.00 – 22.00 uur 11.00 – 23.00 uur
Zaterdag-zondag
De gemiddelde bezetting 4 karts
De bezettingsgraad 2010
7 karts
60%
8 karts
90%
40%
a) Hoeveel is de overcapaciteit in aantal kart-races per week? b) Hoeveel is de bezettingsgraad in 2010? c) Hoeveel is de kostprijs? d) Hoeveel is het bezettingsresultaat per week in 2010? Maximaal aantal races: 10 karts x 2 races x 5 uur x 3 dagen+10x2x10x1+10x2x12x2= 980 races per week. Normaal aantal heats: 4x2x5x3 + 7x2x10x1 + 8x2x12x2 = 644 Overcapaciteit: 336 races Bezetting 2010: 4x2x5x3 + 6x2x10x1 + 9x2x12x2 = 672 per week Bezettingsgraad: (50 x 672) / (50 x 980) = 69% Kostprijs: 600.000 / (644 x 50) + 2 = € 20,63 Bezettingsresultaat 2010: (672 – 644) x € 18,63 = € 522 per week
5
Opgave Wine Tours organiseert wijnreizen naar Frankrijk, Italië en Griekenland. In 2011 zijn er 800 reizen naar Griekenland verkocht. In 2012 stort de markt in naar 400 reizen vanwege het feit dat de toeristen bang zijn dat ze geen euro’s meer uit de geldautomaat krijgen. Het management verwacht dat in 2013 de Drachme weer wordt ingevoerd en er 600 reizen verkocht gaan worden. De totale constante kosten van Wine Tours zijn elk jaar €100.000. De totale variabele kosten voor de reizen naar Griekenland waren in 2011 €500.000. Normaal gesproken verkoopt Wine Tours in totaal per jaar 2.000 reizen per jaar (dus niet alleen naar Griekenland). De bruto winstmarge van een reis is 20% van de verkoopprijs (exclusief 19% BTW). Gevraagd Hoeveel bedraagt de integrale kostprijs van een reis naar Griekenland? Welke veronderstelling ligt aan de berekening ten grondslag? Wat is de berekende verkoopprijs? Wat wordt de commerciële verkoopprijs? Bereken met de door jouw gekozen verkoopprijs het break-evenpunt. Ligt je antwoord toe. Kostprijs: 100.000 / 2.000 + 500.000 / 800 = 50 + 625 = €675 Veronderstelling: Dat de vaste kosten per reis gelijk zijn (dus naar alle landen) Verkoopprijs: 675 /80 * 100 * 1,19 = €1.004,06 , €999 of €995 Break-even: 100.000 / (995-625) = 270 reizen
6
Opgave Een Outdoor-evenementenbureau organiseert teambuilding-activiteiten voor de introductieweek van een school. De school verwacht 300 deelnemers. Elke deelnemer betaalt €145. Aan inkoopkosten is het bureau 75% kwijt. De vaste kosten bedragen €7.000. Gevraagd: a) Bereken het te verwachten resultaat. b) Hoeveel deelnemers is voor het evenementenbureau het break-evenpunt? Bereken het verwachte resultaat voor dit jaar Omzet: 300 deelnemers * € 145 = € 43.500 Inkoop 300 * € 145 * 75% = € 32.625 Vaste kosten: € 7.000 Resultaat: € 3.875 Bij hoeveel deelnemers ligt het break-evenpunt? De vaste kosten moeten worden terugverdiend. De contributie marge is: 25% van € 145 = € 36,25 Dat betekent dat de vaste kosten zijn terugverdiend als er: € 7.000 / € 36,25 = 193,1 deelnemers zijn. ( afgerond 194!) Opgave Go Holland, een touroperator voor de Aziatische toeristen in Nederland organiseert rondreizen voor Chinezen die in Nederland zijn. Zij maakt de volgende gegevens bekend voor het volgende jaar: De vaste kosten bedragen: € 350.000. De verkoopprijs van een rondreis bedraagt: € 424 (inclusief 6% btw). De variabele kosten per rondreis zijn: € 275. Go Holland denkt in 3.000 van deze reizen te verkopen terwijl het er normaal gesproken 2.500 zijn. Gevraagd: Hoeveel is de break-even omzet van deze reis? De break-evenomzet is: € 1.120.000 exclusief BTW (€ 1.187.200 inclusief BTW)
7
Opgave Festival Incubate vormt een belangrijke schakel in de culturele infrastructuur van de stad Tilburg, maar heeft het financieel moeilijk. Het festival trok 40.000 bezoekers in 2012. Het exploitatieresultaat in 2012 viel tegen. 2012 Opbrengsten Omzet entree Omzet horeca Omzet verhuur (jaarcontracten) Totaal Kosten Kosten programmering Kosten horeca Personeel Afschrijvingen Huisvesting Organisatie Vrijwillige medewerkers Overige Totaal
€ 350.000 € 280.000 € 140.000 € 770.000 € 500.000 € 150.000 € 170.000 € 35.000 € 300.000 € 45.000 € 15.000 € 10.000 € 1.225.000
De directie heeft een pakket maatregelen ingevoerd om het resultaat te verbeteren. Ook de gemeente heeft haar rol erkend in het oplossen van de problemen. Zij geeft een eenmalige subsidie van €400.000. Van de sponsors krijgt het festival eenmalig €50.000 om te overleven. De kosten die onder huisvesting, personeel, organisatie en afschrijvingen vallen, zijn constant. De programmering aan het begin van het seizoen staat voor 75% vast en de programmering kosten zijn dus voor 75% vaste kosten. De andere kosten zijn variabel. De directie maakt een begroting voor 2013 en neemt de cijfers van 2012 als basis. De gemeente heeft al gezegd dat het subsidiebedrag in 2013 maximaal €190.000 zal bedragen. Door een iets commerciëler beleid zal het sponsor geld verdubbelen naar €100.000. Gevraagd: a) Bereken het resultaten over 2012. b) Bereken voor 2012 de variabele opbrengsten, de variabele kosten en de daaruit volgende marge per bezoeker. c) Hoeveel kaartjes moeten er verkocht worden in 2013 om break-even te draaien als de marge per bezoeker gelijk is aan 2012? d) Wat is de veiligheidsmarge in deze situatie?
8
Resultaat 2009: 770.000+400.000+50.000-1.225.000= - € 5.000 Variabele opbrengsten 2009: 350.000 + 280.000 = 630.000 Variabele kosten 2009: 25% van 500.000 + 150.000 + 15.000 + 10.000 = 300.000 Contributiemarge: (630.000 – 300.000)/ 40.000 = € 8,25 Vaste opbrengsten 2010: 140.000+190.000+100.000 = 430.000 Vaste kosten 2010: 75% x 500.000 + 170.000 + 35.000+ 300.000 + 45.000 = 925.000 Break-evenpunt: (925.000-430.000) / 8,25 = 60.000 Er is geen veiligheidsmarge, het break-evenpunt ligt boven de verwachting Opgave Een wellnesscentrum biedt de klanten een kaart aan waarbij ze onbeperkt een halfjaar toegang hebben tot de wellness. Deze kaart kost €600. Je kan kiezen uit een maandelijkse betaling van €100 aan het eind van de maand of éénmalig bedrag van €580 vooraf. Je hebt het geld ter beschikking en als alternatief een rente van 1% per maand bij de bank. Gevraagd: Wat is de contante waarde van de maandelijkse betalingen? Waar kies je voor? De contante waarde van de maandelijkse betalingen is: 10/ 1,01 + 10/1,02tm2 + 10/1,02tm3 + 10/1,01tm4 + 10/1,01tm5 + 10/ 1,01tm6 = €579,50 In één keer betalen heeft de voorkeur. (voor €0,50 gaan we geen moeite doen) Opgave De eigenaar van Future Fitness in Breda overweegt om naast de fitness-activiteiten racefietsen of mountainbikes te gaan verhuren. Daarvoor wil hij acht racefietsen kopen van € 700 of tien mountainbikes van € 800. De fietsen gaan drie jaar mee. De racefietsen zijn na drie jaar niets meer waard, maar de mountainbikes kunnen na drie jaar voor € 150 per stuk worden verkocht aan de Roha-shop. Als er racefietsen of mountainbikes verhuurd gaan worden, is er ook een extra investering in opslagruimte nodig van € 2.000. Deze investering wordt in drie jaar afgeschreven en de economische waarde is na drie jaar € 0. Aan promotiefolders en training voor het personeel wordt gedurende het eerste jaar € 3.000 uitgegeven. In de jaren 2 en 3 zijn er geen kosten voor promotie en training meer. In de volgende tabel staan de geschatte inkomsten van Future Fitness voor de komende drie jaar. We rekenen met een rendementsfactor van 10%.
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3
Racefietsen € 7.000 € 8.000 € 9.000
Mountainbikes € 8.000 € 9.000 € 10.000
9
Variabele kosten De kosten van onderhoud voor zowel racefietsen als mountainbikes worden geschat op € 100 per fiets per jaar. De loonkosten voor de verhuur van racefietsen zijn € 2.000 per jaar. Ook de loonkosten voor de verhuur van mountainbikes zijn € 2.000 per jaar. Vaste kosten Om het project meer kans te geven worden er geen overheadkosten toegerekend. Gevraagd: a) Bereken de investering voor de verhuur van racefietsen. b) Bereken de investering voor de verhuur van mountainbikes. c) Bereken voor jaar 1 tot en met jaar 3 de cashflow voor de verhuur van racefietsen en de cashflow voor de verhuur van mountainbikes. d) Bereken de terugverdientijd voor racefietsen en mountainbikes. De eigenaar wil de investering binnen twee jaar terugverdienen. Je mag aannemen dat de inkomsten en uitgaven gelijkmatig over het jaar zijn verdeeld. De fietsen worden aan het eind van het jaar verkocht. e) Zou je op basis van deze terugverdientijd fietsen gaan verhuren? Motiveer je antwoord. f) Bereken de netto contante waarde voor de investering in racefietsen en mountainbikes. Aangenomen mag worden dat de inkomsten en uitgaven aan het eind van het jaar plaatsvinden. g) Waar gaat de voorkeur naar uit? Naar racefietsen of mountainbikes? Motiveer je antwoord. h) Wat zou jouw advies zijn aan Future Fitness? Motiveer je antwoord. a) De investeringen Fietsen: € 7.600 b) De investering in mountainbikes: € 10.000 c) De cashflow voor racefietsen: jaar 1: € 1.200 ; jaar 2: € 5.200 ; jaar 3: € 6.200 De cashflow Mountainbikes: jaar 1: € 2.000 ; jaar 2: € 6.000 ; jaar 3: € 8.500 d) Terugverdientijd Fietsen: 2,2 jaren Terugverdientijd mountainbikes: 2,3 jaren ( let op de restwaarde krijg je pas aan het eind van het jaar!) e) Dat hangt ervan af, in hoeveel jaar je de investering wilt terugverdienen. f) Netto contante waarde Fietsen: € 2.447 Netto contante waarde mountainbikes: € 3.163 De terugverdientijd van de racefietsen is iets korter. De netto contante waarde van de mountainbikes is iets hoger.
10
Opgave Boudewijn den Boer van camping Valkenisse overweegt om motorboten of zeilboten te gaan verhuren. Daarvoor wil hij twee motorboten kopen van € 6.000 of 1 zeilboot van € 8.000. Zowel de motorboten als de zeilboot gaan weliswaar twintig jaar mee maar worden na drie jaar verkocht voor 75% van de aanschafwaarde. Als er boten verhuurd gaan worden, is in beide gevallen er ook een extra investering in opslagruimte nodig van € 2.000. Deze investering wordt in drie jaar afgeschreven en de economische waarde is na drie jaar € 0 Variabele kosten De kosten van onderhoud worden geschat op € 500 per boot per jaar. De loonkosten voor de verhuur zijn € 2.000 per jaar. Aan promotiefolders en training voor het personeel wordt gedurende het eerste jaar € 1.000 uitgegeven. In de jaren 2 en 3 zijn er geen kosten voor promotie en training meer. Vaste kosten Om het project meer kans te geven worden er geen overheadkosten toegerekend. In de volgende tabel staan de geschatte inkomsten voor de komende drie jaar. We rekenen met een rendementsfactor van 10%.
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3
motorboten € 7.000 € 8.000 € 9.000
zeilboot € 5.000 € 5.000 € 6.000
Gevraagd: a) Bereken de investering voor de verhuur van motorboten en de investering voor de verhuur van de zeilboot. b) Bereken voor jaar 1 tot en met jaar 3 de ontvangsten en uitgaven voor de verhuur van motorboten en voor de verhuur van de zeilboot. c) Bereken de terugverdientijd voor motorboten en de zeilboot. d) Bereken de netto contante waarde voor de motorboten en de zeilboot. Aangenomen mag worden dat de inkomsten en uitgaven aan het eind van het jaar plaatsvinden. e) Wat zou jouw advies zijn? Motiveer je antwoord.
11
Uitwerking Investering motorboten 2 * 6 + 2 = 14.000 Uitgaven motorboten Jaar 1 2*0,5+2+1= 4.000 Jaar 2 2*0,5+2= 3.000 Jaar 3 2*0,5+2= 3.000 Ontvangsten motorboten Jaar 1: 7.000 Jaar 2: 8.000 Jaar 3: 9.000 Verschil ontvangsten en uitgaven Jaar 1: 3.000 Jaar 2: 5.000 Jaar 3: 6.000+9.000 (verkoop boten) Terugverdientijd: 3 jaar Netto contante waarde: 3/1,1+5/1,1²+(6+9)/1,1³-14= 4.129 Investering zeiboot 1* 8 + 2 = 10.000 Uitgaven zeilboot Jaar 1 1*0,5+2+1= 3.500 Jaar 2 1*0,5+2= 2.500 Jaar 3 1*0,5+2= 2.500 Ontvangsten zeilboot Jaar 1: 5.000 Jaar 2: 5.000 Jaar 3: 6.000+6.000 (verkoop boot) Verschil ontvangsten en uitgaven Jaar 1: 1.500 Jaar 2: 2.500 Jaar 3: 3.500 + 6.000 Terugverdientijd: 3 jaar Netto contante waarde: 1,5/1,1+2,5/1,1²+(3,5+6)/1,1³-10= 567 Advies: motorboten, hogere NCW
12
Van een bungalowpark zijn de volgende gegevens bekend: maximale capaciteit normale bezetting bezetting afgelopen jaar irrationele overcapaciteit
14.000 verhuurweken; 10.000 verhuurweken; 8.000 verhuurweken; 1.000 verhuurweken.
Hoeveel is de normale bezettingsgraad? (afgerond) a) 57% b) 62% c) 71% d) 77% e) 83% Hoeveel is de rationele overcapaciteit van bovenstaand bungalowpark? a) 0 verhuurweken b) 2.000 verhuurweken c) 3.000 verhuurweken d) 4.000 verhuurweken e) Dat kan je met deze gegevens niet zeggen. Hoeveel is de rationele capaciteit van bovenstaand bungalowpark? a) 3.000 verhuurweken b) 4.000 verhuurweken c) 10.000 verhuurweken d) 13.000 verhuurweken e) 14.000 verhuurweken
13
Opgave Iemand wil een nieuwe auto kopen van €5.000. Hij kan kiezen uit een betaling in termijnen of een onmiddellijke betaling met een korting van €400. De betaling in termijnen is €1.000 na 1 jaar, €2.000 na twee jaar en €2.000 na drie jaar. Hij heeft het geld ter beschikking en als alternatief een rente van 3% per jaar bij de bank. Wat is de contante waarde van de betalingen? a) €4.600 b) €4.686 c) €4.854 d) €5.000 e) €5.150 De contante waarde van de betalingen is: 1.000 / 1,03 + 2.000 / 1,03tm2 + 2.000 / 1,03tm3 = €4.686 Welke uitspraak is juist? a) De opslagmethode geeft een betere verdeling van de kosten dan de kostenplaatsenmethode. b) Bij de opslagmethode worden de directe kosten via verdeelsleutels toegewezen aan de kostendragers. c) Bij de opslagmethode worden de indirecte kosten via verdeelsleutels toegewezen aan de kostendragers. d) Bij de kostenplaatsenmethode worden de directe kosten via verdeelsleutels toegewezen aan de kostendragers. e) Bij de kostenplaatsenmethode worden de indirecte kosten via verdeelsleutels toegewezen aan de kostendragers. Opgave Bij de opslagmethode is sprake van a) een opslag op de variabele kosten ter dekking van de indirecte kosten. b) een opslag op de variabele kosten ter dekking van de constante kosten. c) een opslag op de indirecte kosten ter dekking van de directe kosten. d) een opslag op de constante kosten ter dekking van de indirecte kosten. e) een opslag op (een onderdeel van) de directe kosten ter dekking van de indirecte kosten.
14
Opgave USA-Travel heeft zich gespecialiseerd in reizen naar Washington. Afgelopen jaar waren de kosten als volgt: De totale directe inkoopkosten van alle reizen: De totale directe verkoopkosten van alle reizen: De totale indirecte inkoopkosten van alle reizen: De totale indirecte verkoopkosten van alle reizen:
€8.000.000 €100.000 €1.500.000 €10.000
Van een reis naar Washington is het volgende bekend: (de bedragen zijn per persoon en per reis) Inkoop vlucht: €1.000 Inkoop Hotel: €100 p.p. per dag In het betreffende jaar bedroeg de omzet uit reizen naar New York €6.000.000 Om de kostprijs van een reis naar New York te bepalen wordt als verbijzonderingsmethode de verfijnde opslagmethode toegepast. Daarbij worden de indirecte inkoopkosten als een percentage van de directe inkoopkosten meegenomen en de indirecte verkoopkosten als een percentage van de directe verkoopkosten. Het opslagpercentage voor indirecte verkoopkosten bedraagt: a) 10% b) 12,5% c) 18,75% d) 20% e) 32,5%
15
Opgave Een touroperator organiseert reizen naar Spanje. De totale vaste indirecte kosten zijn €1.000.000 per jaar en worden via de opslagmethode doorberekend aan de verschillende arrangementen. De gemiddelde commissie die het reisbureau ontvangt is 10% van de consumentenprijs. De touroperator hanteert een winstopslag van 20% op de kostprijs. De totale directe kosten van de touroperator zijn €20.000.000 op jaarbasis. De directe kosten van een bepaald zomerarrangement zijn €300. De kostprijs van het zomerarrangement bedraagt: a) €315 b) €330 c) €345 d) €360 e) €379,50 De verkoopprijs van de touroperator bedraagt: a) €346,50 b) €369 c) €378 d) €393,75 e) €396 De consumentenprijs is: a) €396 b) €412,50 c) €415,80 d) €420 e) €435,50
16