Op 23 maart 2009 is door xxx (hierna: klager), een klacht ingediend over het optreden van xxx (hierna: beklaagde), die als beëdigd vertaler Nederlands ↔ Frans onder nummer xxx is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv). Deze klacht is op 25 maart 2009 ontvangen door het Bureau beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bureau btv). Het Bureau btv heeft de klacht op 15 april 2009 ter advies voorgelegd aan de Klachtencommissie beëdigde tolken en vertalers (hierna: de commissie). Bij brief van 2 april 2009 zijn klager en beklaagde op de hoogte gesteld van de ontvangst van de klacht. Zij zijn door de commissie uitgenodigd om in het kader van een hoorzitting op 22 mei 2009 een toelichting te geven op de klacht. Beide partijen hebben afgezien van het recht om op 22 mei 2009 te worden gehoord. Beklaagde heeft evenwel op 29 april 2009 schriftelijk gereageerd op de klacht. Op 14 mei 2009 heeft klager bij brief gereageerd op de reactie van beklaagde. De commissie heeft kennis genomen van de stukken van de klachtprocedure en overweegt als volgt. De gronden voor de klacht De klacht is naar het oordeel van de commissie onder te verdelen in de volgende onderdelen: a. b. c. d. e.
het is niet gebruikelijk dat vertalers de te vertalen stukken vóór de aanvaarding van een vertaalopdracht krijgen toegezonden; beklaagde schendt haar geheimhoudingsplicht door stukken na te laten kijken door een andere vertaler; de tarieven van beklaagde zijn hoger dan de “vastgestelde prijzen van het Bureau BTV”; beklaagde beheerst de Nederlandse taal onvoldoende; beklaagde is onvoldoende bekend met de inhoud en de strekking van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv).
Klachtonderdeel a Op 20 maart 2009 heeft klager, na het raadplegen van het Rbtv, telefonisch contact gezocht met beklaagde met het verzoek juridische stukken te vertalen van de Franse naar de Nederlandse taal. In overleg met beklaagde heeft klager de stukken doorgefaxt, zodat beklaagde, alvorens de
vertaalopdracht te aanvaarden, kon bezien of zij in staat zou zijn deze naar behoren uit te voeren. Volgens klager is dat niet conform de gebruikelijke werkwijze. Beklaagde geeft aan geen ervaring te hebben met opdrachten binnen het justitiedomein en niet op de hoogte te zijn van de regels die door de gerechten worden gehanteerd. Ze werkt overeenkomstig de best practice voor het vertaalwerk en de erecode van het Nederlands Genootschap van Tolken en Vertalers (het NGTV). Het inzien van een document voorafgaand aan de aanvaarding van een opdracht strekt volgens beklaagde ter voorkoming van het aanvaarden van een opdracht waarvoor de benodigde bekwaamheid ontbreekt. Klachtonderdelen b, c en d Beklaagde is aanvankelijk schriftelijk akkoord gegaan met de opdracht en heeft aangegeven hiervoor een tarief van € 0,16 per woord in rekening te brengen alsmede een vast bedrag van € 10,-- voor administratieve taken die verband houden met haar beëdiging. Deze tarieven komen
volgens de klager niet overeen met de “vastgestelde prijzen van het Bureau BTV” (de commissie begrijpt: de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003). Klager heeft hierover telefonisch contact opgenomen met beklaagde, waarna beklaagde heeft afgezien van de opdracht. Beklaagde heeft aan klager aangegeven dat zij een tarief van € 0.16 per woord hanteert in verband met het feit dat zij de Nederlandse taal niet optimaal beheerst en om die reden een derde dient in te schakelen ten behoeve van een controle van de door haar naar het Nederlands vertaalde stukken. Klager geeft aan het zeer bezwaarlijk te vinden dat beklaagde niet op de hoogte is van de in de Wbtv opgenomen geheimhoudingsplicht. Die geheimhoudingsplicht strookt naar haar mening niet met het inschakelen van een tweede vertaler ter revisie van de vertaling. Het is niet de bedoeling dat stukken met veelal gevoelige inhoud door een vertaler gedeeld worden met collega-vertalers zonder voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris. Een dergelijke gang van zaken komt de kwaliteit en integriteit niet ten goede. In haar reactie op de klacht geeft beklaagde aan dat de Nederlandse taal niet haar moedertaal is. Zij beheerst het Nederlands als eerste vreemde taal. Haar Nederlands kan daarom nooit zo goed zijn als dat van een Nederlander. Zij is desondanks succesvol afgestudeerd aan de Hogeschool Maastricht in de vertaalrichting Frans–Nederlands. Volgens de best practice van het vertaalwerk is het gebruikelijk dat bij vertaling naar een vreemde taal (in dit geval het Nederlands), de vertaling wordt nagekeken door een tweede professionele vertaler. Beklaagde merkt in haar reactie op de klacht op dat zij aan klager heeft aangegeven dat zij van plan was met een collega samen te werken die niet alleen lid van de NGTV is, maar ook beëdigd vertaler is. Klachtonderdeel e Klager stelt ten slotte dat beklaagde niet bekend is met de inhoud van de Wbtv en de gevolgen van inschrijving in het Rbtv. Volgens klager berust de klacht op een botsing van veronderstellingen en de werkelijkheid. Beklaagde erkent in haar reactie op de klacht dat wettelijke voorschriften niet haar favoriete leesvoer vormen, maar geeft aan dat zij wel heeft geprobeerd informatie in te winnen over de Gedragscode voor beëdigde tolken en vertalers en over de betekenis en gevolgen van het beëdigd zijn in het licht van de Wbtv. Zij heeft hierover echter geen informatie kunnen vinden. Het zou klager ontbreken aan gedegen kennis van de (commerciële/professionele) vertalerwereld. Deze situatie is volgens beklaagde ontstaan door het samenvoegen van bestanden van vertalers die gewend zijn voor justitie te werken en vertalers die dat niet zijn. Klager geeft in een reactie aan in te stemmen met de conclusie dat het samenvoegen van bestanden in de praktijk problemen veroorzaakt. Inmiddels is klager gebleken dat in het Rbtv meer vertalers zijn opgenomen die niet bekend zijn met de werkwijze van justitie. Beoordeling van de klachtonderdelen en advies Algemene inleiding
Op 14 december 2004 is het wetsvoorstel houdende regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigde vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie (Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers) aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit wetsvoorstel strekte aanvankelijk tot het instellen van een register voor gerechtstolken en beëdigd vertalers alsmede tot een afnameplicht voor de gerechten, het openbaar ministerie, de Immigratieen Naturalisatiedienst, de politie en de Koninklijke Marechaussee om in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht enkel gebruik te maken van gerechtstolken en beëdigde vertalers die in het register ingeschreven staan.1 Bij amendement van 3 oktober 2006 is de aanduiding “gerechtstolk” in het wetsvoorstel telkens vervangen door “beëdigd tolk”. Door de minister van Justitie is vervolgens -mede namens de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie- op 9 oktober 2006 een nota van wijziging
1
Kamerstukken II 2004-2005, 29 936, nr. 3, p. 1.
-2-
ingediend.2 In deze nota geeft de minister aan dat met de aanduiding “gerechtstolk” ten onrechte de indruk kan ontstaan dat het in het wetsvoorstel (register, beëdiging, etc.) alleen gaat om tolken (en vertalers) die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie. Dit laatste is echter alleen relevant voorzover het de in artikel 28 geregelde afnameverplichting betreft. Het wetsvoorstel is vanaf dat moment bekend komen te staan als het wetsvoorstel “Regels inzake de beëdiging en de integriteit van beëdigde tolken en vertalers” (Wet beëdigde tolken en vertalers, ofwel de Wbtv). Met de inwerkingtreding van de Wbtv op 1 januari 2009 is het Rbtv ingesteld. In dit register worden (beëdigde) tolken en vertalers opgenomen die aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Een aantal tolken en vertalers is op grond van een overgangsregeling in het Rbtv ingeschreven. De overige tolken en vertalers, die in het register wensen te worden opgenomen, dienen te beschikken over een tolk-/vertaaldiploma op (ten minste) hbo-niveau. Juridische kennis of ervaring met justitieafnemers is voor opname in het Rbtv niet vereist. De beëdigde tolken en vertalers die in het Rbtv zijn opgenomen, worden wel geacht zich te houden aan een nog vast te stellen Gedragscode. In deze Gedragscode worden best practices op het gebied van het tolken en vertalen alsmede regels uit bestaande gedragscodes gecodificeerd. Indien beëdigde tolken of vertalers zich niet houden aan de voorschriften van de Wbtv en de Gedragscode kunnen zij (al dan niet tijdelijk) in het Rbtv worden doorgehaald. Aan de hand van het Rbtv, dat te raadplegen is op de website van het Bureau btv3, kan een ieder vrijelijk geregistreerde tolken en vertalers benaderen. Een aantal organisaties is verplicht om bij het inschakelen van een tolk of vertaler gebruik te maken van de in het Rbtv geregistreerde tolken en vertalers, tenzij de vereiste spoed dat onmogelijk maakt of in de gewenste bron- of doeltaal geen tolk of vertaler in het register is opgenomen (artikel 28 Wbtv). Deze afnameplicht geldt onder meer voor de gerechten en zo ook voor het kabinet van de rechter-commissaris in de rechtbank Maastricht. Dat een tolk of vertaler in het Rbtv is ingeschreven, zegt niets over zijn of haar ervaring met tolk- of vertaalwerkzaamheden voor justitie. Het is daarom mogelijk dat onder justitieafnemers bepaalde verwachtingen heersen, waaraan de beëdigde tolk of vertaler niet kan of wil voldoen en vice versa. Een en ander hangt mede samen met het feit dat in het Rbtv ook tolken en vertalers zijn opgenomen die geen ambitie hebben om binnen het justitiedomein werkzaam te zijn en daarvoor evenmin (of nog niet) een specifieke opleiding hebben gevolgd. Klachtonderdeel a De commissie beschouwt klachtonderdeel a als ongegrond. In artikel 4.1 van de concept Gedragscode voor tolken en vertalers wordt voorgeschreven dat vertalers een opdracht weigeren indien zij zich ervan bewust zijn dat zij de opdracht niet naar behoren zullen kunnen verrichten, wegens onvoldoende kennis en/of bekwaamheid. Om een goede inschatting te kunnen maken van de zwaarte van een vertaalopdracht (bijvoorbeeld: een eenvoudig getuigenverhoor of een ingewikkelde wettekst) en de tijd die benodigd is die opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren, is het niet ongebruikelijk dat een vertaler de stukken van de vertaalopdracht wenst in te zien alvorens de opdracht te aanvaarden. De vertaler is overeenkomstig het bepaalde in artikel 32 Wbtv verplicht tot geheimhouding, zelfs als de vertaler na inzage van de te vertalen tekst besluit de opdracht niet aan te nemen. Voornoemde uitgangspunten (uitsluitend opdrachten aanvaarden waartoe de vertaler de vereiste kennis en bekwaamheid bezit alsmede de geheimhoudingsplicht) zijn eveneens vastgelegd in de erecode van het NGTV. Beklaagde is aangesloten bij het NGTV en is als zodanig aan deze erecode gebonden. Op grond van de stukken van de klachtprocedure is niet aannemelijk geworden dat beklaagde door haar handelen niet aan voornoemde verplichtingen heeft voldaan. Klachtonderdeel b De commissie beschouwt onderdeel b van de klacht als ongegrond. De commissie stelt voorop dat uit de stukken van de klachtprocedure niet is gebleken dat beklaagde haar wettelijk voorgeschreven geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Niet is komen vast te staan dat beklaagde de inhoud van de te vertalen stukken heeft gedeeld met derden. Zij heeft slechts aangekondigd dat zij -indien zij de vertaalopdracht zou aanvaarden- een derde zou inschakelen om de vertaalde tekst te controleren. Uiteindelijk heeft zij de vertaalopdracht niet aanvaard. Ten overvloede overweegt de commissie met betrekking tot dit klachtonderdeel als volgt. Overeenkomstig de best practice van het vertalen is het niet ongebruikelijk dat een vertaler die een tekst vertaalt van de moedertaal naar een vreemde taal, de vertaalde tekst voorlegt aan een
2 3
Kamerstukken II 2006-2007, 29 936, nr. 16. www.bureaubtv.nl
-3-
collega-vertaler. Artikel 32 Wbtv schrijft de geheimhoudingsplicht van beëdigde vertalers voor. Dit artikel houdt in: “De beëdigde vertaler is verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover hij bij de uitoefening van zijn werkzaamheden de beschikking krijgt en waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn werkzaamheden de noodzaak tot mededeling voortvloeit.” Dit voorschrift verzet zich er niet tegen dat de beëdigde vertaler –indien dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de vertaalopdracht- ter controle een andere professionele vertaler raadpleegt, mits die laatste vertaler daarbij eveneens geheimhouding betracht. Beklaagde heeft aangegeven dat zij klager op de hoogte heeft gesteld van het feit dat zij voornemens was de vertaalopdracht samen met een collega-vertaler uit te voeren. Deze collega is lid van het NTGV en is beëdigd vertaler en daarmee gebonden aan de geheimhoudingsplicht van art. 32 Wbtv. Hoewel de commissie van oordeel is dat er in casu geen sprake is van schending van de geheimhoudingsplicht door beklaagde, geeft het klachtonderdeel de commissie wel aanleiding om een algemene aanbeveling te doen. De commissie geeft het Bureau btv in overweging te bevorderen dat in de Gedragscode tolken en vertalers uitdrukkelijk wordt opgenomen dat een vertaler de opdrachtgever op de hoogte stelt en toestemming vraagt alvorens een vertaling te laten nakijken of inzien door een andere vertaler. Het is immers niet ondenkbaar dat de opdrachtgever gegronde bezwaren heeft tegen kennisname van de stukken door derden. De opdrachtgever en de vertaler dienen hierover redelijk overleg te voeren en met elkaar duidelijke afspraken te maken, met name ook over de kenbaarheid van de identiteit van de door de vertaler in te schakelen collega. Klachtonderdeel c De commissie beschouwt klachtonderdeel c als ongegrond. In het klaagschrift wordt gesproken over door het Bureau btv vastgestelde prijzen. Klager doelt kennelijk op de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (met name artikel 5). In voornoemd besluit zijn tarieven vastgesteld voor de vergoeding van werkzaamheden van tolken en vertalers die in opdracht van justitie in strafzaken worden verricht. Gerechten, waaronder ook het xxx, kunnen niet van deze tarieven afwijken. Uit het klaagschrift en de ontvangen toelichting daarop, blijkt dat er sprake is van miscommunicatie tussen klager en beklaagde over de vergoeding voor het vertaalwerk. Beklaagde geeft aan niet op de hoogte te zijn van de Wet tarieven in strafzaken en vraagt een hogere vergoeding. Dat kan haar niet worden aangerekend. Een vertaler is immers bevoegd, alvorens een opdracht te aanvaarden, zelf een tarief voor de verzochte vertaalwerkzaamheden bepalen. Als dat tarief hoger is dan het tarief dat in de wet wordt voorgeschreven, staat het de opdrachtgever vrij om een andere vertaler in te schakelen. Beklaagde heeft bij haar inschrijving in het Rbtv niet aangegeven dat ze niet wenst te worden ingeschakeld door justitieafnemers. In het register is zichtbaar dat beklaagde beschikbaar is voor justitie. Hierdoor is de kans aanwezig dat zij in de toekomst vaker door opdrachtgevers, die onder de werking van de Wet tarieven in strafzaken vallen en die verplicht zijn slechts vertalers die zijn ingeschreven in het Rbtv in te schakelen, zal worden benaderd om vertaalwerkzaamheden te verrichten. De commissie raadt beklaagde daarom aan zich op de hoogte te stellen van de werkwijze en tarieven van opdrachtgevers binnen het justitiële domein en voor zichzelf de afweging te maken of zij ook voor die opdrachtgevers en onder die voorwaarden vertaalwerkzaamheden wenst te verrichten. Zo niet, dan kan zij dit doen aangeven in het Rbtv. Klachtonderdeel d De commissie beschouwt onderdeel d van de klacht als ongegrond. De Nederlandse taal is niet de moedertaal van beklaagde, zodat -zoals beklaagde ook zelf aangeeft- haar beheersing van het Nederlands niet op hetzelfde niveau zal zijn als dat van een autochtone Nederlander. Beklaagde is echter wel afgestudeerd aan de Hogeschool Maastricht als vertaler voor (onder meer) de vertaalrichting Frans–Nederlands. Uit de klacht en de ontvangen toelichtingen daarop is niet aannemelijk geworden dat beklaagde de Nederlandse taal onvoldoende beheerst voor een goede uitoefening van haar werk als beëdigd vertaler. Klachtonderdeel e De commissie beschouwt klachtonderdeel e als ongegrond. Uit de schriftelijke reactie van beklaagde blijkt dat zij wel degelijk pogingen heeft ondernomen om informatie in te winnen over de inhoud en strekking van de Wbtv en het Rbtv. Het Rbtv is op 1 januari 2009 in werking
-4-
getreden en is nog volop in ontwikkeling. De in het kader van de Wbtv op te stellen Gedragscode tolken en vertalers is nog slechts in concept beschikbaar. Op diverse terreinen ontwikkelt het Bureau btv momenteel nader beleid. Tolken, vertalers en opdrachtgevers worden hierover geïnformeerd aan de hand van de nieuwsbrief Babylon en de website van het Bureau btv. Er is sprake van een overgangsperiode waarin zowel beëdigde tolken en vertalers als opdrachtgevers geleidelijk vertrouwd zullen gaan raken met de nieuwe wet- en regelgeving. Die periode gaat onoverkomelijk gepaard met verwarring en onduidelijkheid. Hoewel de algemene strekking van de Wbtv en het daaraan gelieerde besluit als bekend wordt verondersteld bij de in het Rbtv ingeschreven tolken en vertalers blijft het de verantwoordelijkheid van zowel de opdrachtgever als de tolk of vertaler om elkaar genoegzaam te informeren over het soort opdracht, de voorwaarden die aan de uitvoering daarvan worden verbonden en de verwachtingen die er over en weer bij partijen leven. Ten overvloede overweegt de commissie met betrekking tot de klachtonderdelen c en e als volgt. In het Rbtv is door opdrachtgevers na te gaan welke opleidingen door een tolk of vertaler zijn gevolgd. Een opdrachtgever wordt daarmee in staat gesteld te zoeken naar een vertaler die bijvoorbeeld de opleiding “Juridisch vertalen in strafzaken” van de Stichting Instituut van Gerechtstolken & -Vertalers (SiGV) heeft gevolgd. Kennelijk wordt daarmee niet vermeden dat door justitieafnemers tolken of vertalers worden ingezet die geen kennis van of ervaring met werkzaamheden binnen het justitiedomein hebben. Dit geeft de commissie aanleiding om een algemene aanbeveling te doen. De commissie adviseert het Bureau btv de specialisaties van een tolk of vertaler in het Rbtv op te nemen. Op die manier zal het voor opdrachtgevers direct duidelijk zijn op welke terreinen de tolk of vertaler ervaring heeft opgedaan, in welke vakgebieden de tolk of vertaler in het bijzonder is geïnteresseerd en ten aanzien van welke specialisaties hij of zij opdrachten aanneemt. Het opnemen van specialisaties in het Rbtv biedt niet alleen meer duidelijkheid aan potentiële afnemers uit het register, maar stelt de commissie en het Bureau btv ook in staat te toetsen of de tolk of vertaler, ten aanzien van wie een klacht is ingediend, aan de eisen voldoet om met die specialisatie(s) in het register te worden aangeduid. Tot slot De Wbtv en het Rbtv staan nog in de kinderschoenen en uit de inhoud van de tot op heden ontvangen klaagschriften wordt duidelijk dat zowel onder opdrachtgevers als onder tolken en vertalers nog veel onduidelijkheid heerst over de strekking en inhoud van de wet en de werking en reikwijdte van het Rbtv. De commissie doet daarom aan het Bureau btv de algemene aanbeveling om tolken en vertalers, die zijn ingeschreven in het Rbtv of die worden vermeld op de Uitwijklijst, (nogmaals) te informeren over de afnameplicht voor justitieafnemers en hun in het bijzonder te wijzen op de werkwijzen en tarieven van opdrachtgevers binnen het justitiedomein. Klager en beklaagde zullen van de commissie een afschrift van dit advies ontvangen. De commissie stelt het op prijs te zijner tijd te vernemen op welke wijze de klacht door het Bureau btv is, dan wel wordt, afgehandeld en in hoeverre de algemene aanbevelingen door het Bureau btv worden gevolgd.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met het secretariaat van de commissie, bereikbaar onder bovengenoemd telefoonnummer of e-mailadres. Hoogachtend, de Klachtencommissie Wbtv
J.J.L. Link secretaris
R.G.A. Beaujean voorzitter
-5-