De hondenuitlaatclub
Ander werk van Cornelia Funke De dievenbende van Scipio (2003, ook als e-book) Zilveren Griffel Thomas en de laatste draken (2004) Hart van inkt (2005, ook als e-book) Zilveren Griffel De Wilde Kippen Club (2006) Web van inkt (2006, ook als e-book) De Wilde Kippen Club op schoolreis (2007) De Wilde Kippen Club: Groot alarm! (2007) Igraine Zondervrees (2008) De spokenjagers (2008) De Wilde Kippen Club: De hemel op aarde (2008) Nacht van inkt (2008, ook als e-book) Potilla (2009) De spokenjagers en het vuurspook (2009) De Wilde Kippen Club en de liefde (2009) De spokenjagers en het griezelkasteel (2010) De Wilde Kippen Club voor altijd (2010) De spokenjagers in groot gevaar (2010) Reckless. Achter de spiegel (2010, ook als e-book) Mississippi is van mij! (2011, ook als e-book) De eerste avonturen van De Wilde Kippen Club (2011) Ridder zonder hart (2012, ook als e-book) Nieuwe avonturen van De Wilde Kippen Club (2012) Reckless. Levende schaduwen (2013, ook als e-book) Meer avonturen van De Wilde Kippen Club (2013, ook als e-book)
Cornelia Funke De hondenuitlaatclub Vertaald door Esther Ottens
Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2014
www.queridokinderboeken.nl www.corneliafunke.com
Dit boek is ook verkrijgbaar als e-book. Oorspronkelijke titel Greta und Eule, Hundesitter (Cecilie Dressler Verlag, Hamburg, 1995) Copyright tekst © 1995 Cecilie Dressler Verlag, Hamburg Copyright vertaling © 2014 Esther Ottens Copyright illustraties © 1995 Cornelia Funke Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Petra Gerritsen Omslagillustratie Juliette de Wit isbn 978 90 451 1654 9 / nur 282
Voor Rico, Wutz en Ben, Sofus, Afra, Bilbo, Pippo, Clio, Pelle, Wurzel, Dukie, Aische, Zorro, Huddelmann, Billie, Nele, Kunibert en alle andere lieve honden
Waarom verheugde iedereen zich toch zo op de vakantie? Gaby maakte de deur van de metro open en stak haar neus in de warme wind. ‘Eindpunt!’ schetterde het uit de luidspreker. ‘Iedereen uitstappen.’ Gaby nam haar schooltas onder de arm, sprong uit de trein en sjokte het verlaten perron af. Zomervakantie. Het woord drukte loodzwaar op haar. Al haar vriendinnen gingen ergens heen, op ponykamp, naar de Griekse eilanden of naar Denemarken. Maar Gaby had zes eindeloze weken verveling voor zich. Zesenhalve week zelfs. Een verschrikkelijk vooruitzicht. Bij de kiosk buiten kocht ze een ijsje, maar ook daar knapte haar humeur niet van op. Met een somber gezicht ging ze op weg naar huis, langs de stomerij, de bakker en het winkeltje van Haasewind, waar je bijna alles kon kopen, hoewel het niet veel groter was dan de woonkamer bij Gaby thuis. ‘Hoi Gaby.’ Meneer Haasewind leunde tegen de deurpost, met zijn bolle gezicht naar de zon gekeerd. ‘Waarom kijk je zo lelijk?’ Zijn hondje Pipo sprong keffend tegen Gaby op. ‘O, zomaar,’ mompelde ze. 7
Gaby krabbelde Pipo achter zijn oren. Ze hield zielsveel van honden. Ze was dol op hun koele snuffelsnoeten, hun kwispelende staarten, hun zachte oortjes. Als ze een hond zou hebben, ja, dan zou ze zich wel op die stomme zes weken verheugen. Maar nu... ‘Fijne vakantie!’ riep meneer Haasewind haar na. ‘Bedankt.’ Gaby schopte een leeg sigarettenpakje in de goot en sloeg de Merelstraat in. In deze buurt woonde ze: hoge bomen, reusachtige tuinen, oude huizen en nergens een kind te bekennen. Gaby’s vriendinnen zagen altijd groen van jaloezie als ze met haar meegingen naar de enorme bakstenen villa. ‘Je woont als een filmster,’ zeiden ze dan. Maar wat was er nou zo spannend aan zo’n huis? Bovendien was het van Eduard, de oom van Gaby’s moeder, en het was doodvermoeiend om met Eduard onder één dak te wonen. Gaby likte het ijs van haar vingers en duwde het smeedijzeren tuinhek open. In de voortuin waren twee tuinmannen bezig de buxussen in model te knippen. Gaby vond dat boompjes eruit hoorden te zien als boompjes, maar daar dacht Eduard heel anders over. Gaby bleef bij een van de tuinmannen staan. ‘Wat moet dat voorstellen?’ vroeg ze. ‘Een kip?’ De man keek verstoord op haar neer. ‘Dit is een papegaai.’ ‘Aha.’ Gaby bekeek de buxuskunstwerken van alle kanten en liep toen de brede trap op naar de voordeur. Papegaaien, allemaal papegaaien. Natuurlijk. Ze had het kunnen weten. Eduard was verzot op papegaaien. Vooral op zijn eigen papegaai. Carlo was drie keer zo oud als Gaby en groter dan een gans. Carlo poepte op Eduards Perzische tapijtjes, floot 8
en krijste dat het een aard had, at de gordijnen op en zette zijn snavel in alles wat bewoog. Maar Eduard was wég van het beest. Gaby maakte de voordeur open. De geur van zeep drong in haar neus. Eduard hield niet alleen zes tuinmannen aan het werk, maar ook twee schoonmaaksters. En soms zelfs een kok. Gaby’s moeder zei dat Eduard zijn handen alleen liet wapperen om thee te drinken. De vloer van het trappenhuis was nog niet helemaal droog. Op haar tenen liep Gaby over het gladde marmer. Zoals altijd als ze thuiskwam, stak ze haar tong uit naar de gouden lijst naast de deur. Daar zaten de huisregels in. Eduard had ze zelf in zijn rare krullerige handschrift opgeschreven. Gaby kende ze uit haar hoofd: Hierbij verzoek ik mijn waarde medebewoners vriendelijk om in dit huis rekening te houden met onderstaande verboden: 1. Geen muziek op het balkon en in de tuin (vooral muziek van de eenentwintigste eeuw is ongewenst). 2. Geen bezoek van meer dan drie personen tegelijk (uitzondering: feestelijke gelegenheden). 3. Geen knoflooklucht in het trappenhuis. 4. Geen levende dieren zonder veren en vleugels in huis. 5. Geen tuinkabouters en andere wansmakelijke versiersels in de tuin. 6. Geen waslijnen in het zicht van de veranda.
9
Gaby’s moeder wond zich op over punt 2 en 6 en haar vader kon urenlang op punt 1 mopperen. Maar Gaby nam Eduard maar één ding kwalijk, en dat was punt 4. Want haar liefste wens op de hele wereld en van haar hele leven was een hond, en een hond heeft nu eenmaal geen veren, en al helemaal geen vleugels. Nog steeds op haar tenen wiebelde ze de brandschone trap op. Ze woonden op de eerste verdieping, vier kamers met balkon, en Eduard woonde met zijn stomme papegaai beneden, zes kamers met serre en veranda. Toen Gaby haar voet op de vierde tree zette ging de deur op de begane grond open. Eduard rees in zijn volle lengte op op zijn deftige deurmat. Ook dat nog. ‘Je bent alweer thuis,’ zei hij, zwaaiend met een enorme paraplu. ‘Ik wilde net een wandelingetje gaan maken. Is het erg warm buiten?’ ‘Die paraplu heeft u in elk geval niet nodig,’ zei Gaby. Intussen keek ze zenuwachtig naar de zwarte voetstappen, die ze ondanks alle moeite toch op de trap had achtergelaten. Maar Eduard leek het niet te zien. Bezorgd trok hij zijn wenkbrauwen op. ‘Je ziet er terneergeslagen uit, kindje.’ ‘Vandaag begint de vakantie. En ik ga me te pletter vervelen.’ ‘Bij Carlo en mij ben je anders altijd welkom, hoor. Ken je deze al?’ Eduard boog zich wat naar voren en plukte aan zijn vlinderdasje. ‘Waarom bestaan er wel gombeertjes maar geen gomolifantjes?’ ‘Dan worden de zakjes te duur,’ antwoordde Gaby. ‘Ik moet naar boven, de telefoon gaat. Dag, oom Eduard.’ En ze maakte dat ze de trap op kwam. 10
De smoes met de telefoon werkte altijd, en smoesjes had je wel nodig met Eduard, want hij had drie grote hobby’s: zijn rozen, volslanke dames en moppen tappen. Als hij daar eenmaal mee begon, was hij niet meer te houden. Boven was het muisstil. Gaby’s vader en moeder waren naar hun werk. Haar moeder was verkoopster in een winkel voor fijn damesondergoed en kwam pas om een uur of drie thuis. Gaby’s vader werkte bij een krant, redactie plaatselijk nieuws. Hij schreef over het uitrukken van de brandweer, pluimveetentoonstellingen, honderdste verjaardagen en al dat soort dingen. Gaby slingerde haar schooltas haar kamer in, zette een muziekje op en at wat van de pastasalade die haar moeder voor haar op de keukentafel had gezet. (‘Je moet tussen de middag wel iets eten, schat.’) Daarna liet ze zich in de woonkamer op de bank vallen en ging somber naar buiten liggen kijken. Witte wolken dreven langs de blauwe hemel. Het leken net hondjes met ronde snuiten. ‘Honden, honden, jij ziet overal honden,’ zei haar vader altijd. ‘Ik trap alleen steeds in de drollen.’ Maar dat meende hij niet echt. Als kind had hij namelijk zelf ook een hond gehad. En geen Eduard. Gaby deed met een zucht haar ogen dicht. Een hond zou nu aan haar neus komen likken. Hij zou ’s nachts op haar voeten slapen en zijn kop in haar schoot leggen als ze verdrietig was. Gaby zou botten voor hem kopen, zijn zachte oortjes aaien en zijn vacht borstelen tot die glansde. En haar moeder zou zich niet steeds schuldig hoeven voelen omdat ze pas tegen drieën thuiskwam (wat Gaby eigenlijk helemaal niet zo erg vond). Geweldig zou dat zijn, waanzin11
nig en ongelooflijk. Maar Eduard hield nu eenmaal wel van papegaaien en niet van honden. Eduard was bang voor honden. En daarom zou hij punt 4 van de huisregels nooit en te nimmer afschaffen. Gaby had alles geprobeerd. Ze had honderddrieëntwintig keer om dezelfde mop gelachen. Ze had Eduards rozen geprezen en bewonderend met haar ogen gerold wanneer hij over zijn jeugdavonturen vertelde. Allemaal tijdverspilling. ‘Gaby?’ Gaby tilde verrast haar hoofd op. Dat was haar moeder. Waar kwam die zo vroeg vandaan? Zoals gewoonlijk liet ze zich met een tas vol groente, fruit en andere gezonde dingen buiten adem tegen de deurpost zakken. ‘Die trap wordt nog eens mijn dood!’ pufte ze. Ze gaf Gaby een dikke kus, schopte haar hoge hakken in een hoek, liet zich steunend in een stoel vallen en wiebelde met haar tenen. Ze droeg haar werkkleding: nauwsluitend mantelpakje, kousen met naad en puntschoenen met superhoge hakken waarin ze eksterogen kreeg – allemaal voor de deftige clientèle. ‘De cheffin wilde vandaag vroeg dicht,’ zei ze met een zucht. ‘Wat een geluk. Er viel toch niets te beleven. Ik heb drie knellende jarretelgordels geruild, dat was alles.’ ‘Arme mama,’ zei Gaby. ‘Zal ik koffie voor je zetten?’ ‘Dat is lief van je, mop. Maar...’ Gaby’s moeder keek haar onderzoekend aan. ‘Jij kijkt ook niet al te blij.’ ‘Ach, ze gaan allemaal weer op vakantie,’ zei Gaby. ‘En ik mag me hier te pletter gaan zitten vervelen.’ Haar moeder zuchtte. ‘Ja, het is altijd hetzelfde liedje. Je va12