De Heikikker Brabant Water beheert 2200 hectare grond waarvan 1500 hectare natuurgebied. Hiermee zijn wij een van de grootgrondbezitters in Noord-Brabant. In deze natuurgebieden liggen ook de waterwingebieden waar we grondwater oppompen om drinkwater van te maken. Het is daarom belangrijk om de natuurgebeiden goed en duurzaam te beheren. Waar mogelijk dragen wij, met het beheer en de ontwikkeling van onze terreinen, bij aan het behoud van waardevolle natuur. In het kader van het convenant Countdown 2010 (een europees samenwerkingsverband gericht op het behoud van biodiversiteit) hebben wij de bedreigde heikikker (Rana Arvalis) geadopteerd. Bij het (her)inrichten van de natuurterreinen houden we daarom rekening met behoud van de natuurlijke leefomgeving van deze heikikker. De Heikikker De heikikker (Rana arvalis) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae). Het is een van de meest algemene bruine kikkers uit het geslacht Rana in Europa. De soort komt ook in Nederland en België voor, maar is hier niet algemeen.
Leefomgeving In Nederland komt de heikikker voor in een groot gedeelte van het land, maar is niet meer algemeen. De soort is vooral in het oosten en zuiden te vinden. In België komt de heikikker alleen voor in de noordelijkste provincies Antwerpen en Limburg. De heikikker komt het meest voor in het centrale en met name oostelijke deel van Europa. In Nederland wordt de heikikker beschouwd als kwetsbare soort en staat op de rode lijst. Heikikkers houden van open plekken met kleine watertjes zoals vennen en poelen in open plekken in het bos, heidevelden of duinpannen. Kalkrijke gebieden met een hoge grondwaterstand, zoals veengebieden en elzenbroekbos hebben de voorkeur. De heikikker is een typische laaglandbewoner die voorkomt rond zeeniveau maar ook is aangetroffen tot een hoogte van 1500 meter boven zeeniveau in het Altaj gebergte. Kenmerken Een duidelijk zichtbare lichtere brede rugstreep, begrensd door donkere wrattenrijen. De heikikker heeft een bruine kleur, vaak met vlekken op de rug en flanken, de achterpoten zijn licht gebandeerd. Ongevlekte exemplaren komen ook voor, deze hebben een kleur die doet denken aan kipfilet. Achter de ogen is een zeer brede, bruine langwerpige oogvlek aanwezig die loopt van het oog tot de voorpoot. Over de onderlip loopt een gele streep tot de mondhoeken. De achterpoot van de heikikker is eenvoudig te herkennen aan de relatief grote metatarsusknobbel. Deze structuur is verhard en veel langer dan die van andere soorten, die meestal een zachte knobbel hebben. De kop eindigt relatief spits, de ogen zijn geelbruin van kleur, de pupil is horizontaal en enigszins elliptisch. Het trommelvlies is gelegen in de oogvlek en bruin van kleur, het heeft een diameter van ongeveer twee derde van die van het oog. De heikikker bereikt een lengte van ongeveer 55 tot 60 millimeter en kan tot 7 cm lang worden. In uitzonderlijke wordt een lengte van 8 cm bereikt, maar dit geldt alleen voor exemplaren in het zuidoostelijke deel van het verspreidingsgebied. Mannetjes in de paartijd zijn vaak donkerder tot blauw gekleurd, zie ook onder het kopje voortplanting. De heikikker lijkt erg veel op de bruine kikker (Rana temporaria), en de springkikker (Rana dalmatina) en de verspreidingsgebieden overlappen elkaar behoorlijk. Vaak wordt ook kleurverschil aangegeven: veel
West Europese heikikkers hebben een lichtbruine streep op het midden van de rug. Er zijn echter egaal gekleurde heikikkers en ook gestreepte bruine kikkers komen voor wat het onderscheid soms bemoeilijkt. Levenswijze De heikikker trekt al vroeg naar zijn voortplantingswateren, meestal in maart. Tussen mei en juni is de voortplantingstijd voorbij en trekken de kikkers weer naar hun zomerverblijf. In de zomer is de heikikker meer op het land te vinden, als het te warm is wordt de waterkant opgezocht. Ze kunnen tot ongeveer een kilometer van het water worden aangetroffen. In de zomer zijn de kikkers 's nachts actief, tijdens de paartijd zijn ze ook overdag actief. De larven en juveniele kikkertjes zijn dagactief. De heikikker houdt een winterslaap op het land, al is er nog discussie of de winterslaap soms in het water wordt gehouden. Vermoedt wordt dat sommige mannetjes op de waterbodem overwinteren. De mannetjes krijgen in de paartijd een blauwe kleur. Het blauw is een waas dat over het onderliggende patroon heen ligt en na een paar dagen al weer verdwijnt. Het betreft de bovenzijde van het lichaam en vooral de keel. Voedsel en vijanden De geelgerande watertor jaagt op de larven van de heikikker. De larven leven van algen als Chlorophyta en Cladocera en dood materiaal en andere planten, soms worden kleine diertjes gegeten. Het voedsel van de volwassen exemplaren bestaat uit insecten en wormen, die met de tong gegrepen worden. De maaginhoud van exemplaren uit Oekraïne bestond voornamelijk uit kevers, vooral snuitkevers en loopkevers. Daarnaast werden ook regenwormen en insecten als vliegen, vliesvleugeligen, sprinkhanen en vlinders aangetroffen, evenals een klein deel aan andere ongewervelden, zoals spinnen en landbewonende slakken. De heikikker zelf dient weer als voedsel voor voornamelijk vogels, het is een belangrijke prooi voor de bedreigde schreeuwarend. Andere soorten die op de heikikker jagen zijn de buizerd, ooievaar, torenvalk en de zwarte ooievaar, en verschillende soorten uilen en kraaiachtigen. De larven worden gegeten door verschillende waterinsecten zoals de zwemwants, staafwants en de geelgerande watertor. Ook vissen en sommige vogels als de roerdomp en de blauwe reiger eten heikikkerlarven.
De Heikikker Brabant Water beheert 2200 hectare grond waarvan 1500 hectare natuurgebied. Hiermee zijn wij een van de grootgrondbezitters in Noord-Brabant. In deze natuurgebieden liggen ook de waterwingebieden waar we grondwater oppompen om drinkwater van te maken. Het is daarom belangrijk om de natuurgebeiden goed en duurzaam te beheren. Waar mogelijk dragen wij, met het beheer en de ontwikkeling van onze terreinen, bij aan het behoud van waardevolle natuur. In het kader van het convenant Countdown 2010 (een europees samenwerkingsverband gericht op het behoud van biodiversiteit) hebben wij de bedreigde heikikker (Rana Arvalis) geadopteerd. Bij het (her)inrichten van de natuurterreinen houden we daarom rekening met behoud van de natuurlijke leefomgeving van deze heikikker. De Heikikker De heikikker (Rana arvalis) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae). Het is een van de meest algemene bruine kikkers uit het geslacht Rana in Europa. De soort komt ook in Nederland en België voor, maar is hier niet algemeen.
Leefomgeving In Nederland komt de heikikker voor in een groot gedeelte van het land, maar is niet meer algemeen. De soort is vooral in het oosten en zuiden te vinden. In België komt de heikikker alleen voor in de noordelijkste provincies Antwerpen en Limburg. De heikikker komt het meest voor in het centrale en met name oostelijke deel van Europa. In Nederland wordt de heikikker beschouwd als kwetsbare soort en staat op de rode lijst. Heikikkers houden van open plekken met kleine watertjes zoals vennen en poelen in open plekken in het bos, heidevelden of duinpannen. Kalkrijke gebieden met een hoge grondwaterstand, zoals veengebieden en elzenbroekbos hebben de voorkeur. De heikikker is een typische laaglandbewoner die voorkomt rond zeeniveau maar ook is aangetroffen tot een hoogte van 1500 meter boven zeeniveau in het Altaj gebergte. Kenmerken Een duidelijk zichtbare lichtere brede rugstreep, begrensd door donkere wrattenrijen. De heikikker heeft een bruine kleur, vaak met vlekken op de rug en flanken, de achterpoten zijn licht gebandeerd. Ongevlekte exemplaren komen ook voor, deze hebben een kleur die doet denken aan kipfilet. Achter de ogen is een zeer brede, bruine langwerpige oogvlek aanwezig die loopt van het oog tot de voorpoot. Over de onderlip loopt een gele streep tot de mondhoeken. De achterpoot van de heikikker is eenvoudig te herkennen aan de relatief grote metatarsusknobbel. Deze structuur is verhard en veel langer dan die van andere soorten, die meestal een zachte knobbel hebben. De kop eindigt relatief spits, de ogen zijn geelbruin van kleur, de pupil is horizontaal en enigszins elliptisch. Het trommelvlies is gelegen in de oogvlek en bruin van kleur, het heeft een diameter van ongeveer twee derde van die van het oog. De heikikker bereikt een lengte van ongeveer 55 tot 60 millimeter en kan tot 7 cm lang worden. In uitzonderlijke wordt een lengte van 8 cm bereikt, maar dit geldt alleen voor exemplaren in het zuidoostelijke deel van het verspreidingsgebied. Mannetjes in de paartijd zijn vaak donkerder tot blauw gekleurd, zie ook onder het kopje voortplanting. De heikikker lijkt erg veel op de bruine kikker (Rana temporaria), en de springkikker (Rana dalmatina) en de verspreidingsgebieden overlappen elkaar behoorlijk. Vaak wordt ook kleurverschil aangegeven: veel
West Europese heikikkers hebben een lichtbruine streep op het midden van de rug. Er zijn echter egaal gekleurde heikikkers en ook gestreepte bruine kikkers komen voor wat het onderscheid soms bemoeilijkt. Levenswijze De heikikker trekt al vroeg naar zijn voortplantingswateren, meestal in maart. Tussen mei en juni is de voortplantingstijd voorbij en trekken de kikkers weer naar hun zomerverblijf. In de zomer is de heikikker meer op het land te vinden, als het te warm is wordt de waterkant opgezocht. Ze kunnen tot ongeveer een kilometer van het water worden aangetroffen. In de zomer zijn de kikkers 's nachts actief, tijdens de paartijd zijn ze ook overdag actief. De larven en juveniele kikkertjes zijn dagactief. De heikikker houdt een winterslaap op het land, al is er nog discussie of de winterslaap soms in het water wordt gehouden. Vermoedt wordt dat sommige mannetjes op de waterbodem overwinteren. De mannetjes krijgen in de paartijd een blauwe kleur. Het blauw is een waas dat over het onderliggende patroon heen ligt en na een paar dagen al weer verdwijnt. Het betreft de bovenzijde van het lichaam en vooral de keel. Voedsel en vijanden De geelgerande watertor jaagt op de larven van de heikikker. De larven leven van algen als Chlorophyta en Cladocera en dood materiaal en andere planten, soms worden kleine diertjes gegeten. Het voedsel van de volwassen exemplaren bestaat uit insecten en wormen, die met de tong gegrepen worden. De maaginhoud van exemplaren uit Oekraïne bestond voornamelijk uit kevers, vooral snuitkevers en loopkevers. Daarnaast werden ook regenwormen en insecten als vliegen, vliesvleugeligen, sprinkhanen en vlinders aangetroffen, evenals een klein deel aan andere ongewervelden, zoals spinnen en landbewonende slakken. De heikikker zelf dient weer als voedsel voor voornamelijk vogels, het is een belangrijke prooi voor de bedreigde schreeuwarend. Andere soorten die op de heikikker jagen zijn de buizerd, ooievaar, torenvalk en de zwarte ooievaar, en verschillende soorten uilen en kraaiachtigen. De larven worden gegeten door verschillende waterinsecten zoals de zwemwants, staafwants en de geelgerande watertor. Ook vissen en sommige vogels als de roerdomp en de blauwe reiger eten heikikkerlarven.
De Heikikker Brabant Water beheert 2200 hectare grond waarvan 1500 hectare natuurgebied. Hiermee zijn wij een van de grootgrondbezitters in Noord-Brabant. In deze natuurgebieden liggen ook de waterwingebieden waar we grondwater oppompen om drinkwater van te maken. Het is daarom belangrijk om de natuurgebeiden goed en duurzaam te beheren. Waar mogelijk dragen wij, met het beheer en de ontwikkeling van onze terreinen, bij aan het behoud van waardevolle natuur. In het kader van het convenant Countdown 2010 (een europees samenwerkingsverband gericht op het behoud van biodiversiteit) hebben wij de bedreigde heikikker (Rana Arvalis) geadopteerd. Bij het (her)inrichten van de natuurterreinen houden we daarom rekening met behoud van de natuurlijke leefomgeving van deze heikikker. De Heikikker De heikikker (Rana arvalis) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae). Het is een van de meest algemene bruine kikkers uit het geslacht Rana in Europa. De soort komt ook in Nederland en België voor, maar is hier niet algemeen.
Leefomgeving In Nederland komt de heikikker voor in een groot gedeelte van het land, maar is niet meer algemeen. De soort is vooral in het oosten en zuiden te vinden. In België komt de heikikker alleen voor in de noordelijkste provincies Antwerpen en Limburg. De heikikker komt het meest voor in het centrale en met name oostelijke deel van Europa. In Nederland wordt de heikikker beschouwd als kwetsbare soort en staat op de rode lijst. Heikikkers houden van open plekken met kleine watertjes zoals vennen en poelen in open plekken in het bos, heidevelden of duinpannen. Kalkrijke gebieden met een hoge grondwaterstand, zoals veengebieden en elzenbroekbos hebben de voorkeur. De heikikker is een typische laaglandbewoner die voorkomt rond zeeniveau maar ook is aangetroffen tot een hoogte van 1500 meter boven zeeniveau in het Altaj gebergte. Kenmerken Een duidelijk zichtbare lichtere brede rugstreep, begrensd door donkere wrattenrijen. De heikikker heeft een bruine kleur, vaak met vlekken op de rug en flanken, de achterpoten zijn licht gebandeerd. Ongevlekte exemplaren komen ook voor, deze hebben een kleur die doet denken aan kipfilet. Achter de ogen is een zeer brede, bruine langwerpige oogvlek aanwezig die loopt van het oog tot de voorpoot. Over de onderlip loopt een gele streep tot de mondhoeken. De achterpoot van de heikikker is eenvoudig te herkennen aan de relatief grote metatarsusknobbel. Deze structuur is verhard en veel langer dan die van andere soorten, die meestal een zachte knobbel hebben. De kop eindigt relatief spits, de ogen zijn geelbruin van kleur, de pupil is horizontaal en enigszins elliptisch. Het trommelvlies is gelegen in de oogvlek en bruin van kleur, het heeft een diameter van ongeveer twee derde van die van het oog. De heikikker bereikt een lengte van ongeveer 55 tot 60 millimeter en kan tot 7 cm lang worden. In uitzonderlijke wordt een lengte van 8 cm bereikt, maar dit geldt alleen voor exemplaren in het zuidoostelijke deel van het verspreidingsgebied. Mannetjes in de paartijd zijn vaak donkerder tot blauw gekleurd, zie ook onder het kopje voortplanting. De heikikker lijkt erg veel op de bruine kikker (Rana temporaria), en de springkikker (Rana dalmatina) en de verspreidingsgebieden overlappen elkaar behoorlijk. Vaak wordt ook kleurverschil aangegeven: veel
West Europese heikikkers hebben een lichtbruine streep op het midden van de rug. Er zijn echter egaal gekleurde heikikkers en ook gestreepte bruine kikkers komen voor wat het onderscheid soms bemoeilijkt. Levenswijze De heikikker trekt al vroeg naar zijn voortplantingswateren, meestal in maart. Tussen mei en juni is de voortplantingstijd voorbij en trekken de kikkers weer naar hun zomerverblijf. In de zomer is de heikikker meer op het land te vinden, als het te warm is wordt de waterkant opgezocht. Ze kunnen tot ongeveer een kilometer van het water worden aangetroffen. In de zomer zijn de kikkers 's nachts actief, tijdens de paartijd zijn ze ook overdag actief. De larven en juveniele kikkertjes zijn dagactief. De heikikker houdt een winterslaap op het land, al is er nog discussie of de winterslaap soms in het water wordt gehouden. Vermoedt wordt dat sommige mannetjes op de waterbodem overwinteren. De mannetjes krijgen in de paartijd een blauwe kleur. Het blauw is een waas dat over het onderliggende patroon heen ligt en na een paar dagen al weer verdwijnt. Het betreft de bovenzijde van het lichaam en vooral de keel. Voedsel en vijanden De geelgerande watertor jaagt op de larven van de heikikker. De larven leven van algen als Chlorophyta en Cladocera en dood materiaal en andere planten, soms worden kleine diertjes gegeten. Het voedsel van de volwassen exemplaren bestaat uit insecten en wormen, die met de tong gegrepen worden. De maaginhoud van exemplaren uit Oekraïne bestond voornamelijk uit kevers, vooral snuitkevers en loopkevers. Daarnaast werden ook regenwormen en insecten als vliegen, vliesvleugeligen, sprinkhanen en vlinders aangetroffen, evenals een klein deel aan andere ongewervelden, zoals spinnen en landbewonende slakken. De heikikker zelf dient weer als voedsel voor voornamelijk vogels, het is een belangrijke prooi voor de bedreigde schreeuwarend. Andere soorten die op de heikikker jagen zijn de buizerd, ooievaar, torenvalk en de zwarte ooievaar, en verschillende soorten uilen en kraaiachtigen. De larven worden gegeten door verschillende waterinsecten zoals de zwemwants, staafwants en de geelgerande watertor. Ook vissen en sommige vogels als de roerdomp en de blauwe reiger eten heikikkerlarven.
De Heikikker Brabant Water beheert 2200 hectare grond waarvan 1500 hectare natuurgebied. Hiermee zijn wij een van de grootgrondbezitters in Noord-Brabant. In deze natuurgebieden liggen ook de waterwingebieden waar we grondwater oppompen om drinkwater van te maken. Het is daarom belangrijk om de natuurgebeiden goed en duurzaam te beheren. Waar mogelijk dragen wij, met het beheer en de ontwikkeling van onze terreinen, bij aan het behoud van waardevolle natuur. In het kader van het convenant Countdown 2010 (een europees samenwerkingsverband gericht op het behoud van biodiversiteit) hebben wij de bedreigde heikikker (Rana Arvalis) geadopteerd. Bij het (her)inrichten van de natuurterreinen houden we daarom rekening met behoud van de natuurlijke leefomgeving van deze heikikker. De Heikikker De heikikker (Rana arvalis) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae). Het is een van de meest algemene bruine kikkers uit het geslacht Rana in Europa. De soort komt ook in Nederland en België voor, maar is hier niet algemeen.
Leefomgeving In Nederland komt de heikikker voor in een groot gedeelte van het land, maar is niet meer algemeen. De soort is vooral in het oosten en zuiden te vinden. In België komt de heikikker alleen voor in de noordelijkste provincies Antwerpen en Limburg. De heikikker komt het meest voor in het centrale en met name oostelijke deel van Europa. In Nederland wordt de heikikker beschouwd als kwetsbare soort en staat op de rode lijst. Heikikkers houden van open plekken met kleine watertjes zoals vennen en poelen in open plekken in het bos, heidevelden of duinpannen. Kalkrijke gebieden met een hoge grondwaterstand, zoals veengebieden en elzenbroekbos hebben de voorkeur. De heikikker is een typische laaglandbewoner die voorkomt rond zeeniveau maar ook is aangetroffen tot een hoogte van 1500 meter boven zeeniveau in het Altaj gebergte. Kenmerken Een duidelijk zichtbare lichtere brede rugstreep, begrensd door donkere wrattenrijen. De heikikker heeft een bruine kleur, vaak met vlekken op de rug en flanken, de achterpoten zijn licht gebandeerd. Ongevlekte exemplaren komen ook voor, deze hebben een kleur die doet denken aan kipfilet. Achter de ogen is een zeer brede, bruine langwerpige oogvlek aanwezig die loopt van het oog tot de voorpoot. Over de onderlip loopt een gele streep tot de mondhoeken. De achterpoot van de heikikker is eenvoudig te herkennen aan de relatief grote metatarsusknobbel. Deze structuur is verhard en veel langer dan die van andere soorten, die meestal een zachte knobbel hebben. De kop eindigt relatief spits, de ogen zijn geelbruin van kleur, de pupil is horizontaal en enigszins elliptisch. Het trommelvlies is gelegen in de oogvlek en bruin van kleur, het heeft een diameter van ongeveer twee derde van die van het oog. De heikikker bereikt een lengte van ongeveer 55 tot 60 millimeter en kan tot 7 cm lang worden. In uitzonderlijke wordt een lengte van 8 cm bereikt, maar dit geldt alleen voor exemplaren in het zuidoostelijke deel van het verspreidingsgebied. Mannetjes in de paartijd zijn vaak donkerder tot blauw gekleurd, zie ook onder het kopje voortplanting. De heikikker lijkt erg veel op de bruine kikker (Rana temporaria), en de springkikker (Rana dalmatina) en de verspreidingsgebieden overlappen elkaar behoorlijk. Vaak wordt ook kleurverschil aangegeven: veel
West Europese heikikkers hebben een lichtbruine streep op het midden van de rug. Er zijn echter egaal gekleurde heikikkers en ook gestreepte bruine kikkers komen voor wat het onderscheid soms bemoeilijkt. Levenswijze De heikikker trekt al vroeg naar zijn voortplantingswateren, meestal in maart. Tussen mei en juni is de voortplantingstijd voorbij en trekken de kikkers weer naar hun zomerverblijf. In de zomer is de heikikker meer op het land te vinden, als het te warm is wordt de waterkant opgezocht. Ze kunnen tot ongeveer een kilometer van het water worden aangetroffen. In de zomer zijn de kikkers 's nachts actief, tijdens de paartijd zijn ze ook overdag actief. De larven en juveniele kikkertjes zijn dagactief. De heikikker houdt een winterslaap op het land, al is er nog discussie of de winterslaap soms in het water wordt gehouden. Vermoedt wordt dat sommige mannetjes op de waterbodem overwinteren. De mannetjes krijgen in de paartijd een blauwe kleur. Het blauw is een waas dat over het onderliggende patroon heen ligt en na een paar dagen al weer verdwijnt. Het betreft de bovenzijde van het lichaam en vooral de keel. Voedsel en vijanden De geelgerande watertor jaagt op de larven van de heikikker. De larven leven van algen als Chlorophyta en Cladocera en dood materiaal en andere planten, soms worden kleine diertjes gegeten. Het voedsel van de volwassen exemplaren bestaat uit insecten en wormen, die met de tong gegrepen worden. De maaginhoud van exemplaren uit Oekraïne bestond voornamelijk uit kevers, vooral snuitkevers en loopkevers. Daarnaast werden ook regenwormen en insecten als vliegen, vliesvleugeligen, sprinkhanen en vlinders aangetroffen, evenals een klein deel aan andere ongewervelden, zoals spinnen en landbewonende slakken. De heikikker zelf dient weer als voedsel voor voornamelijk vogels, het is een belangrijke prooi voor de bedreigde schreeuwarend. Andere soorten die op de heikikker jagen zijn de buizerd, ooievaar, torenvalk en de zwarte ooievaar, en verschillende soorten uilen en kraaiachtigen. De larven worden gegeten door verschillende waterinsecten zoals de zwemwants, staafwants en de geelgerande watertor. Ook vissen en sommige vogels als de roerdomp en de blauwe reiger eten heikikkerlarven.
De Heikikker Brabant Water beheert 2200 hectare grond waarvan 1500 hectare natuurgebied. Hiermee zijn wij een van de grootgrondbezitters in Noord-Brabant. In deze natuurgebieden liggen ook de waterwingebieden waar we grondwater oppompen om drinkwater van te maken. Het is daarom belangrijk om de natuurgebeiden goed en duurzaam te beheren. Waar mogelijk dragen wij, met het beheer en de ontwikkeling van onze terreinen, bij aan het behoud van waardevolle natuur. In het kader van het convenant Countdown 2010 (een europees samenwerkingsverband gericht op het behoud van biodiversiteit) hebben wij de bedreigde heikikker (Rana Arvalis) geadopteerd. Bij het (her)inrichten van de natuurterreinen houden we daarom rekening met behoud van de natuurlijke leefomgeving van deze heikikker. De Heikikker De heikikker (Rana arvalis) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae). Het is een van de meest algemene bruine kikkers uit het geslacht Rana in Europa. De soort komt ook in Nederland en België voor, maar is hier niet algemeen.
Leefomgeving In Nederland komt de heikikker voor in een groot gedeelte van het land, maar is niet meer algemeen. De soort is vooral in het oosten en zuiden te vinden. In België komt de heikikker alleen voor in de noordelijkste provincies Antwerpen en Limburg. De heikikker komt het meest voor in het centrale en met name oostelijke deel van Europa. In Nederland wordt de heikikker beschouwd als kwetsbare soort en staat op de rode lijst. Heikikkers houden van open plekken met kleine watertjes zoals vennen en poelen in open plekken in het bos, heidevelden of duinpannen. Kalkrijke gebieden met een hoge grondwaterstand, zoals veengebieden en elzenbroekbos hebben de voorkeur. De heikikker is een typische laaglandbewoner die voorkomt rond zeeniveau maar ook is aangetroffen tot een hoogte van 1500 meter boven zeeniveau in het Altaj gebergte. Kenmerken Een duidelijk zichtbare lichtere brede rugstreep, begrensd door donkere wrattenrijen. De heikikker heeft een bruine kleur, vaak met vlekken op de rug en flanken, de achterpoten zijn licht gebandeerd. Ongevlekte exemplaren komen ook voor, deze hebben een kleur die doet denken aan kipfilet. Achter de ogen is een zeer brede, bruine langwerpige oogvlek aanwezig die loopt van het oog tot de voorpoot. Over de onderlip loopt een gele streep tot de mondhoeken. De achterpoot van de heikikker is eenvoudig te herkennen aan de relatief grote metatarsusknobbel. Deze structuur is verhard en veel langer dan die van andere soorten, die meestal een zachte knobbel hebben. De kop eindigt relatief spits, de ogen zijn geelbruin van kleur, de pupil is horizontaal en enigszins elliptisch. Het trommelvlies is gelegen in de oogvlek en bruin van kleur, het heeft een diameter van ongeveer twee derde van die van het oog. De heikikker bereikt een lengte van ongeveer 55 tot 60 millimeter en kan tot 7 cm lang worden. In uitzonderlijke wordt een lengte van 8 cm bereikt, maar dit geldt alleen voor exemplaren in het zuidoostelijke deel van het verspreidingsgebied. Mannetjes in de paartijd zijn vaak donkerder tot blauw gekleurd, zie ook onder het kopje voortplanting. De heikikker lijkt erg veel op de bruine kikker (Rana temporaria), en de springkikker (Rana dalmatina) en de verspreidingsgebieden overlappen elkaar behoorlijk. Vaak wordt ook kleurverschil aangegeven: veel
West Europese heikikkers hebben een lichtbruine streep op het midden van de rug. Er zijn echter egaal gekleurde heikikkers en ook gestreepte bruine kikkers komen voor wat het onderscheid soms bemoeilijkt. Levenswijze De heikikker trekt al vroeg naar zijn voortplantingswateren, meestal in maart. Tussen mei en juni is de voortplantingstijd voorbij en trekken de kikkers weer naar hun zomerverblijf. In de zomer is de heikikker meer op het land te vinden, als het te warm is wordt de waterkant opgezocht. Ze kunnen tot ongeveer een kilometer van het water worden aangetroffen. In de zomer zijn de kikkers 's nachts actief, tijdens de paartijd zijn ze ook overdag actief. De larven en juveniele kikkertjes zijn dagactief. De heikikker houdt een winterslaap op het land, al is er nog discussie of de winterslaap soms in het water wordt gehouden. Vermoedt wordt dat sommige mannetjes op de waterbodem overwinteren. De mannetjes krijgen in de paartijd een blauwe kleur. Het blauw is een waas dat over het onderliggende patroon heen ligt en na een paar dagen al weer verdwijnt. Het betreft de bovenzijde van het lichaam en vooral de keel. Voedsel en vijanden De geelgerande watertor jaagt op de larven van de heikikker. De larven leven van algen als Chlorophyta en Cladocera en dood materiaal en andere planten, soms worden kleine diertjes gegeten. Het voedsel van de volwassen exemplaren bestaat uit insecten en wormen, die met de tong gegrepen worden. De maaginhoud van exemplaren uit Oekraïne bestond voornamelijk uit kevers, vooral snuitkevers en loopkevers. Daarnaast werden ook regenwormen en insecten als vliegen, vliesvleugeligen, sprinkhanen en vlinders aangetroffen, evenals een klein deel aan andere ongewervelden, zoals spinnen en landbewonende slakken. De heikikker zelf dient weer als voedsel voor voornamelijk vogels, het is een belangrijke prooi voor de bedreigde schreeuwarend. Andere soorten die op de heikikker jagen zijn de buizerd, ooievaar, torenvalk en de zwarte ooievaar, en verschillende soorten uilen en kraaiachtigen. De larven worden gegeten door verschillende waterinsecten zoals de zwemwants, staafwants en de geelgerande watertor. Ook vissen en sommige vogels als de roerdomp en de blauwe reiger eten heikikkerlarven.