DE HANDTEKENING VAN DE MINDERJARIGE EN HET TRANSFERSYSTEEM IN DE VOETBALSPORT
Piet SOETEWEY
Inleiding De behandeling van de in titel aangehaalde onderwerpen zal uitsluitend de voetbalsport betreffen. Reden daartoe is dat de gestelde problemen in deze sporttak bijzonder aktueel zijn. Momenteel wordt, op het niveau van de wetgevende macht, gedokterd aan een statuut voor de sportbeoefenaar, waarbij men vooral het statuut van de voetballer beoogt te regelen. Senator De Clercq nam daartoe het initiatief omdat hij de onmacht der sportbonden op dit punt bewezen acht. Derwijze onder druk gezet, is ook de Koninklijke Belgische Voetbalbond aan het werk getogen, onder de vorm van een Nationale Studiecommissie (NSC), op zoe~ naar een aanvaardbare oplossing voor problemen die, naar hij beweert, alleen hemzelf aangaan. Hoe broodnodig deze hervormingen zijn, zal blijken uit nderstaande analyse van de thans geldende bepalingen. Daarnaast worden de recente voorstellen tot verbetering aangehaald, waarvan de toepassing in de huidige konstellatie zeker niet lang meer kan uitblijven. Ter vergelijking wordt tenslotte even de situatie in het buitenland geschetst. 143
Afdeling I. DE HANDTEKENING VAN DE MINDERJARIGE
Par. 1. Belgie
1.- Men wordt lid van een voetbalclub - en van de nationale bond - door het plaatsen van zijn handtekening op een aansluitingska'art. Nagenoeg aile aansluitingen gebeuren door minderjarigen, waaronder de overgrote meerderheid tussen 10 en IS jaar oud is. Waarom eenjongen zich bij een club aansluit is duidelijk : omdat hij graag voetbalt, omdat het een middel is om gratis aan voetbalschoenen te geraken, of omdat zijn vriend ook aangesloten is. Zo hij de gevolgen kent die aan het plaatsen van zijn handtekening verbonden zijn, wat niet zo waarschijnlijk is, dan beseft hij er zeker de draagwijdte niet van. Wat er ook van zij, die handtekening komt er, omdat het voor de jeugdige voetballer met talent het enige middel is om bij een club te voetballen. De gevolgen zijn ·bijzonder zwaar. Daaronder treft ons hoofdzakelijk de levenslange binding aan de club waarvoor de knaap tekende (art. 43 en 44 van het reglement van de KBVB). De speler zal zich zonder toelating van zijn club niet bij een andere voetbalvereniging kunnen aansluiten. Behalve zo hij verwaarloosd werd, d.w.z. zo hij als senior niet eenmaal per jaar, als jongere niet eenmaal per twee of drie jaar werd opgeroepen voor een officifHe competitie- of vriendschappelijke wedstrijd. Die verwaarlozing wordt echter door de clubs systematisch vermeden. De club heeft daamaast niet de minste verplichting, en is de enige die in de verhouding speler-club zeggenschap heeft. Zij beslist eenzijdig over het al dan niet opstellen van de speler, en in welk elftal dit gebeurt. Zij beslist eenzijdig of een vergoeding aan de speler wordt uitgekeerd voor trainingen en matchen. Zij belet zo zij dit wenst, eenzijdig, een speler van club te veranderen, en kan hem aldus de kans op een financieel betere toekomst ontnemen. Tenslotte ziet de ondertekenaar van een aansluitingskaart af van enig beroep op de. burgerlijke rechtbanken. 2~ De juridische ongerijmdheden vim dit 'systeem belichten is betrekkelijk eenvol.idig, doch dit is me teen overbodig, _zodra nien· stelt dat hetgeen dit stelsel schraagt- de handtekening van een minderjarige- elke rechtsgeldigheid mist. Kah ·een minderjarige :iich aldus verbinden ? bngetwijfeld niet. Hij is onbekwaam . fm k~t'l :zich gewoon niet verbinden, ' zonder instemming van zijn wettelijke vertegenwoor~iger~ d.w.z. zijr1 vader (moeder) o( voogd. De ouderlijke macht houdt in het tech{ van· Qewaking en toezicht _op het miiiderjarig kind. ('Dit rechf van.. bewciking en toezicht ... sluit in zich bet. recht om de omgang en ·-de-~ betrekkingen van het kind met ·derde personen ... gade te slaan en te v.erbi~den ··~" (1), en il1-~teen liet recht om het _I
(1)
144
•
:;
''
'
t,
''
'
";_
~ ~-
•
:
'.
'
'_. •
KLUYSKENS A., Personen- en Familierecht, 2de uitgave, Gent 1950, nr. 624.
l
kind te verbieden zich bij een vereniging aan te sluiten. Het is dus alleen degene die de ouderlijke macht uitoefent die daartoe een geld1ge toestemming kan geven.
3. Op dit punt voorziet het We.tsvoorstel De Clercq, in het kader van zijn dubbele optiek, betaalde eri. niet-betaalde spelers, een aangepaste oplossing. 0 . de ,speler betaald wordt, gepeurt dit op grond van een arbeidsovereenkomst. De handtekening van de minderjarige wordt dan gezet in overeenstemming met het arbeidsrecht. Art. 34 van de wet van 10 maart i 900 en art, 25 yan. de wet van 7 augustus 1922 voorzien in dit opzicht dat de vader of de voogd zijn, toestemming dient te geven. Een minderjarige kan dus alleen beroepsspeler worden mits toestemming van zijn vader of zijn voogd. Zo de speler niet betaald wordt en geen 18 jaar oud is, zou de aansluiting mede moeten ondertekend worden door de wettelijke vertegenwe>or.diger. Dit is een oplossing die overeenkomt met het advies verstrekt door de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven, van het Ministerie van Kultuur.
z
4.
Het antwerp van de Nationale Studiecommissie van de KBVB voorziet dat elke speler liefuebber blijft tot 18 jaar, en stelt voor dat tot die leeftijd · voor aansluiting de vaderlijke toestemming gegeven wordt. 5. · Het blijkt dus dat de toestand in verband met de handtekening van de minderjarige zal geregulariseerd worden. Een lacune blijft nocht~ms bestaan : voor de niet-betaalde minderjarige speler zou de toestand blijven zoals hij is tussen 18 en 21' jaar. Men·kan aanvaarden dat op die leeftijd een afwezigheid van protest vanwege de vader of de voogd als toestemming zou gelden, zoals dit het geval is· voor het lidmaatschap van een beroepsvereniging (wet van 31 maa~t 1898). Par. 2. De situatie in het buitenland
6. 1. Engeland. De minderjarige speler verbin.dt zich door het plaatsen va.n zijn handtekening. Drie maand voor zijn meerderjarigheid ka~ een speler echter zijn club ervan op de hoogte brengen dat hij zijn contract onder andere financii:He voorwaarden wenst voort te zetten. Aldus wordt een nieuw contrac:;t getekend binnen de 7 dagen na de meerderjarigheid en dit heeft terugwerk.~nde . kracht tot de dag zelf waarop de meerderjarigheid bereikt werd. Zo .de meerderjarig geworden speler echter geen voldoening kreeg, kan hij ber9ep :aantekenen pij het "Management Committee" van de "Footb~U League". · 7. 2. 'Frankrijk,'Nederland, West-Duitsland. Het contract dat de spelet aa:n zijn. club bindt, wordt steeds door de ouders of de .voog~ medeondertekend zo de speler minderjarig is. · · 145
Afdeling II. HET TRANSFERSTSTEEM Par. 1. Belgie
8. De kern van de thans geldende transferregeling is neergelegd in art. 44 van het reglement van de KBVB, dat bepaalt : littera a : Een speler kan slechts ... -van club veranderen met de instemming van de club waarbij hij is aangesloten, behalve indien hij door haar verwaarloosd is geworden. littera f : Een overgang ... mag worden onderworpen aan bijzondere voorwaarden, als het betalen ener vergoeding, de uitwisseling van spelers, of het toekennen van zekere voordelen. De speler is dus volledig afhankelijk van zijn club, die eenzijdig over zijn lot beslist, en in de meeste gevallen bij overgang van de financitHe produktie van de speler geniet ... en zoals de praktijk aantoont, vaak in niet geringe mate.
i.
9. Het rapport van de Studiecommissie II (Rapport Zon) in Nederland gaf volgende omschrijving van het transfersysteem : "De wisseling van club door spelers welke afhankelijk is van de voorwaarde dat door de nieuwe aan de oude club een geldbedrag wordt betaald." Deze bepaling is tenvolle toepasselijk op het Belgisch transfersysteem. Het volgende dient echter gepreciseerd : de club stelt eenzijdig het bedrag vast dat voor een speler gevraagd wordt. Zij zal, indien zij een speler wenst te laten gaan, het "normale" bedrag eisen. Wil zij de speler niet laten gaan, dan zal zij hem gewoon niet "transferabel" maken, door hem zonder meer te behouden zonder hem te koop te stellen, wat ook de wens van de speler zij, of zij zal op pipokriete wijze tegemoetkomend aan het verlangen van de speler van club te veranderen, hem op de transferlijst plaatsen, maar een zo hoge prijs vragen zodat geen koper konit opdagen, met het gevolg dat de speler die weg wilde · gewoon niet weg kan. Waar haalt de club, in weerwil van de vrijheid van arbeid (betaald voetbal) of de vrijheid van vereniging (liefhebbersvoetbal) het recht een speler te beletten van club te veranderen, en eventueel zijn financHHe positie te verbeteren ? De grondrechten van vrije keuze van werk en van rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden worden gewoon met de voeten getreden. Waar haalt de club het recht, indien een speler elders zijn talenten gaat uitbaten, bij de overgang gewoon de "marktwaarde" van die speler uitbetaald te krijgen, m.a.w. de financitHe produktie van de speler voor zich op te eisen ? Het is begrijpelijk dat in dergelijke omstandigheden het jeugdronselen een financieel lonende en daarom zo florerende praktijk is. In zoverre dat de grotere clubs ertoe gekomen zijn daartoe gespecialiseerde lui op na te houden. Men kan er niet bij verliezen een jong kereltje, dat niet beter vraagt dan bij een grote club te spelen, gratis of bijna gratis aan te sluiten en hem hemel en aarde te beloven tegen een kinderhandtekening. Belichten wij even de oplossingen voorgesteld door het wetsvoorstel De Clercq en de Nationale Studiecommissie. 146
I t ' I
10. Vooreerst wordt in bet verslag van de senaatscommissie die bet wetsvoorstel bestudeert (2) gesteld dat bet beginsel dat aan alle transfersystemen ten grondslag ligt, de transfervergoeding, buiten de mat erie van bet voorstel valt, daarbij aanmerkend dat de sportbeoefenaar in geen geval bet slachtoffer mag zijn van het transfersysteem, en dat de sportbonden en -federaties derhalve op dit punt hun reglementen zullen dienen aan te passen. Het wetsvoorstel zelf spreekt zich dus niet uit over. de transfervergoedingen. Het beoogt dus niet te beletten dat een club financHHe voordelen zou genieten ter gelegenheid van de overgang van een speler. Het beoogt wel te beletten dat 0 .a. die transfervergoedingen een hinderpaal zouden vormen voor de overgang, door in bet kader van de vrijheid van arbeid voor de betaalde voetballers, en voor de niet-betaalde, de vrijheid van vereniging (alhoewel deze vrijheden reeds elders wettelijk werden vastgelegd), de modaliteiten te regelen van de overgang (duur van de overeenkomsten en opzeggingstermijnen), inachtnemend de aard der sportcompetities. Het voorstel voorziet voor de betaalde sportbeoefenaars twee soorten arbeidsovereenkomsten : de ene voor een bepaalde duur, de andere voor een onbepaalde duur gesloten. De arbeidsovereenkomst van bepaalde duur mag ten hoogste 5 jaar belopen, en is hernieuwbaar. Zo de overeenkomst voor bet verstrijken van de terijn wordt verbroken, zal de benadeelde partij een recht op vergoeding hebben, ten bedrage van het tot bet verstrijken van die termijn te lopen loon. Zo de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur gesloten werd, is zij jaarlijks door beide partijen opzegbaar. Zo ze verbroken werd zonder inachtneming der voorziene modaliteiten (vnl. gemis aan regelmatige opzegging), zal een nader te bepalen vergoeding. verschuldigd zijn. Wat betreft de niet-betaalde sportbeoefenaar, d.i. elke speler bene den 18 jaar of zonder arbeidsovereenkomst, wordt een overeenkomst gesloten met de club, die jaarlijks opzegbaar is, en waarvoor de opzegging uitwerking heeft na 12 maanden. Zodra de sportbeoefenaar 35 jaar oud is, wordt de overeenkomst op elk ogenblik opzegbaar, met uitwerking na 30 dagen. Enkele recente amendementen werden genoteerd doch nog niet gestemd in de senaatscommissie (3). Deze amendementen voorzien voornamelijk dat voor de niet-betaalde minderjarige sportbeoefenaar de overeenkomst met de sportclub een einde neemt zo deze laatste de zetel van zijn sportaktiviteiten naar een andere gemeente overbrengt. Verder dat de niet-betaalde sportbeoefenaars beneden de 22 jaar een vooropzeg van 4 jaar dient te geven, degene hoven de 22 jaar een vooropzeg van 2 jaar.
(2) Gedrukte stukken van de Senaat, zitting 1968-1969, nr. 552, blz. 19. (3) Idem, zitting 1969-1970, nrs 29, 30 en 39.
147
11. Het advies van de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven klinkt meer aanvaardbaar. De belangrijkste reden daartoe is dat de Hoge Raad zich minder om de haalbaarheid van een wetsvoorstel te bekommeren heeft, en dientengevolge meer principitHe stellingen kan innemen. Dit advies voorziet voor de betaalde sportbeoefenaar arbeidsovereenkomsten met een maximum-duur van 3 jaar, die hernieuwbaar zijn. Voor de niet-betaalde sportbeoefenaar van meer dan 16 jaar en minder dan 40 jaar, een jaarlijkse periode tijdens dewelke mogelijkheid tot overgang naar een andere club bestaat, mits vooropzeg van 1 jaar. Voor degenen die jonger dan 16 of ouder dan 40 jaar zijn, een jaarlijkse periode van vrije overgang zonder vooropzeg. Het advies beveelt daarenboven aan dat het storten van transferpremies tussen clubs zou verboden worden, alsook de betaling daarvan aan spelers, zo hun basisloon beneden de 50.000 fr.ligt. 12. De Nationale Studiecommissie van de KBVB heeft in haar antwerp voor een nieuw statuut voor de voetballer haar aandacht vooral naar de transferregeling Iaten gaan. Zij voorziet daarbij een basisonderscheid tussen de liethebber en de contractspeler. Liethebber is iedere voetballer jonger dan 18 jaar, of ouder dan 18 jaar zonder contract. Een liefhebber jonger dan 18 jaar kan een minnelijke overgang bekomen. Dit soort overgang bestaat reeds in de huidige reglementering, in dit opzicht verandert dus weinig. Verder kunnen deze jonge voetballers, en dit is nieuw, een overgang bekomen tijdens de jaarlijkse transferperiode, zo hun ouders in het voorgaande jaar verhuisden. Dergelijke overgang wordt toegestaan door de provinciale verzoeningscommissie, die ook de overgang toestaat van de speler die niet tenminste driemaal de gelegenheid heeft gehad uit te komen in officHHe wedstrijden van het ·afgelopen seizoen. Het be grip "verwaarlozing" wordt dus aanzienlijk verruimd. Een liethebber ouder dan 18 jaar komt vrij van zijn club van oorsprong zo hij contractspeler wordt of als liethebber bij een club van de Nationale Liga gaat voetballen. De maximale transfersom bedraagt in dit geval : zo de speler uit de eerste drie afdelingen komt : 500.000 fr., zo hij uit de vierde afdeling kofnt : 300.000 fr., en 150.000 fr. zo hij uit een lagere afdeling komt. Deze sommen worden gefndexeerd. Een liethebber boven·de 18 jaar komt ook vrij zo hij in een club van de Nationale Liga spelende, niet o-pgenomen werd in de kern· van 30 seniors, telkenjare door die ·clubs aan te leggeri. Hij komt tenslotte vrij op 35-:jarige leeftijd. Wat betreft de contractspelers : zij gaan contracten aan met een club, voor een' duur van ten hoogste 5 jaar. Zo het contract verstreken is, gaan zij een nieuw contract aan met dezelfde club of worden zij getransfereerd. Tot de overgang wordt beslist door de club of door de speler, doch de transfervergoeding wordt vrij door de club bepaald. Zo geen koper gevonden wordt, is de club verplicht een nieuw contract met de speler aan te gaan, met als jaarloon tenminste 10 % van de door de club gevraagde transfersom, z.o deze de speler op de transferlijst
plaatste. Zo het daarentegen de speler zelf was die de transfer aanvroeg en geen koper vond, zal het jaarloon minimaal 7% van de door de club gevraagde transfersom bedragen. 13. Uit hetgeen voorafgaat is duidelijk een gunstige tendens op te maken. Men is er zich van bewust dat de in voege zijnde reglementen hopeloos verouderd zijn. Aan senator De Clercq komt de niet te onderschatten verdienste toe het eerst offici eel de vinger op de wonde te heb ben gelegd. De reactie van de betrokkenen, in casu de KBVB, kon inderdaad niet uitblijven: "Het verleden terzake de beste waarborg zijnde voor de toekomst, acht hij zich in staat, op zijn wellicht enigszins trage doch van wijsheid doordrongen manier, over te gaan tot de nieuwe heraanpassing die zich op gebied van statuut van zijn spelers zou kunnen opdringen, zonder van om het even wie het opleggen van een gedragslijn te aanvaarden." ( 4) De daad bij het woord voegend werd een Nationale Studiecommissie opgericht, die het hierboven behandelde antwerp verwezenlijkte. Op het gebied der transferregeling komt het wetsvoorstel ons als weinig 14. efficient voor. De kern van het systeem ligt hem immers in het feit dat een speler aan zijn club gebonden blijft en zonder diens instemming die club niet kan verlaten. Verder in het feit dat wanneer een speler een overgang wenst te bekomen, door de club een transfersom gevraagd wordt, die ofwel een hinderpaal is voor de overgang, ofwel indien de transfer wei plaatsheeft, de club een inkomen verschaft dat haar niet toekomt. Over dit laatste alternatief spreekt het wetsvoorstel zich niet uit, alhoewel in het verslag van de senaatscommissie aanbevolen wordt de bondsreglementen in dit opzicht aan te passen, blijft dit natuurlijk zonder wettelijk gevolg. Anderzijds is de wederrechtelijkheid van de binding van de speler aan zijn club reeds op te maken uit vroegere wettelijke bepalingen die voor de KBVB even bindend zijn als een nieuwe wet dat zou zijn. Onder deze bepalingen treffen ons in het bijzonder : de wet van 24 mei 1921, art. 1 : De vrijheid van vereniging is op elk gebied gewaarborgd. Niemand kan worden gedwongen deel uit te maken van een vereniging of op te houden daarvan deel uit te maken. Art. 2 : AI wie op zijn aanvraag lid wordt van een vereniging, verbindt zich, door zijn toetreding, zich te onderwerpen aan het reglement dier vereniging, alsmede aan de beslissingen en de strafmaatregelen, krachtens dit reglement getroffen. Ten allen tijde kan hij uit de vereniging treden, mits inachtneming van het reglement ; elke reglementsbepaling waatdoor deze vrijheid zou worden opgegeven, wordt voor niet bestaande gehouden. Art. 4 van de wet van 31
(4)
Standpunt van de KBVB, s.l. s.d., blz. 3.
149
f
maart 1898 bepaalt dat elk lid van een beroepsvereniging zich op elk ogenblik terugtrekken kan. Tenslotte bepaalt art. 1780 BW dat men zijn dienst slechts voor een tijd (d.w.z. beperkte tijd) kan verbinden.
15. Het wetsvoorstel De Clercq doet dus weinig meer dan de modaliteiten regelen van begin, duur en einde van een overeenkomst tussen een speler en een club. Indien de regelen van openbare orde, de beginselen van het verenigingsrecht en de sociale wetgeving geeerbiedigd worden, komt het ons voor dat de interne regeling van lidmaatschap en ontslag toekomt aan de vereniging zelf. Het is de taak van de KBVB aanvaardbare en met de wet strokende modaliteiten dienaangaande uit te erken. "Indien sommige mensen zich willen verenigingen om een bepaald doel na te streven, wordt hun daarbij in ons land de grootste vrijheid gelaten. Om het intern Ieven van hun vereniging te organiseren, kunnen zij statuten opstellen, reglementen uitvaardigen en voorschriften aan hun leden op1eggen. Niets wordt hun daarbij in de weg gelegd, tenzij deze ene beperking dat hun doel, hun statuten, reglementen of voorschriften niet mogen indruisen tegen de algemeen geldende principes van openbare orde en goede zeden." (5) 16. De KBVB heeft ondertussen in zijn Nationale Studiecommissie dergelijk statuut uitgewerkt. Het door de NSC voorgestelde transfersysteem lijkt ons even aanvaardbaar als dit van het wetsvoorstel ( al krijgt naar onze zin de liefhebber te weinig vrijheid), en zal dus omdat het uitgaat van de KBVB onze voorkeur genieten, gelet op de vrijheid ener vereniging - ook ener beroepsvereniging - zichzelf intern te organiseren. Deze voorkeur betekent evenwel niet een kritiekloos aanvaarden. De kritiek betreft een punt door het wetsvoorstel niet behandeld, aldus een kernprobleem van het transfersysteem over het hoofd ziend. De NSC bepaalt inderdaad in haar ontwerp dat verder transfersommen gestort zouden worden tussen clubs. Zij geeft daaraan echter een dubbele funktie. Het zou een vergoeding zijn ten bate van de vervreemdende club voor het afstaan van een waarde uit zijn spelerspotentieel. Het karakter van vergoeding wordt verkregen waar maxima gesteld worden voor de transfer van liefhebbers, er zou niet Ianger sprake zijn van financieel uitbuiten van andermans talent. Dit uitbuiten wordt ook door de andere funktie voorkomen, voor contractspelers, waarbij tevens verholpen wordt aan het feit dat de transfersom een wapen is in de hand van de club om de overgang van een speler te beletten. Een percentage van de door de club vastgestelde transfersom speelt de rol van gewaarborgd loon zo geen koper gevonden werd. Aldus wordt eerlijke konkurrentie mogelijk en is een evenwicht te bereiken, elke speler wordt immers door de club nood-
(5)
BLANPAIN R., Wettelijkheid en Onwettelijkheid in de Belgische Voetbalsport,
Leuven 1963, biz. 4.
150
i
gedwongen volgens zijn werkelijke waarde gekwoteerd, op het gevaar af een speler meer te moeten betalen dan hij "waard" is. Het bepalen van een transfersom kan dus nog moeilijk in het nadeel van de voetballer uitgespeeld worden. 17. Dit alles blijft echter een loffelijke poging om een historisch scheef gegroeide situatie een redelijk uitzicht te geven, en kan nog steeds geen antwoord geven op de vraag waarvandaan de club het recht haalt de financHHe produktie van een speler voor zich op te eisen. Het in dit opzicht meest gehoorde argument houdt in dat de transfersom een vergoeding zou zijn voor de kosten die een club maakt om een speler op te leiden : het ter beschikking stellen van materiaal (terreinen, uitrusting der spelers e.a.), het verschaffen van technische (trainers) en medische begeleiding, etc. Dit argument houdt geen steek : spelers die dezelfde opleiding genoten worden tegen zeer verschillende prijzen verkocht. De prijs van een speler staat rechtstreeks in verhouding tot zijn talent, niet tot de genoten opleiding. De vergoeding voor gemaakte onkosten moet een club vinden bij haar.toeschouwers, en eventueel in tegemoetkomingen van de nationale bond die mede voor een financieel evenwicht zou kunnen zorgen. Men moet in deze zaak konsekwent blijven : een speler levert prestaties tegen een bepaalde vergoeding, zo hij zijn bedrevenheid dermate opdrijft dat hij elder meer kan gaan verdienen, dan moet hij daarin vrij zijn, wel te verstaan volgens modaliteiten aangepast aan de aard der sportcompetitie. Wanneer nu die speler elders zijn kapaciteiten gaat uitbaten, mag dit enkel feit voor de club van oorsprong niet een gelegenheid zijn om zich een inkomen te verschaffen dat niet beantwoordt aan een verdienste van harentwege. Moet men voor de club een vergoeding voorzien? Zo ja, dan moet dit gebeuren op een regelmatige basis, en niet op arbitraire wijze. Feit is dat de transfersom zoals die thans bestaat in niets zijn rechtvaardiging kan vinden, en als dusdanig moet afgeschaft worden. Een argument tegen die afschaffing luidt dat in dit geval een zwarte markt zou ontstaan. Het is ons niet duidelijk hoe een club nog zou betaald worden voor het vrijlaten van een speler, zo die speler eigenmachtig zijn club kan verlaten. Alles wijst erop dat indien inderdaad verder met cijfers gegoocheld wordt, dit tegenover de spelers zelf zou gebeuren, de enige ware eigenaars van het talent. Het is niet meer dan billijk dat indien geld gegeven wordt voor talent, dit geld zou terecht komen waar het thuishoort : bij de speler. Het advies van de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven ( cfr. supra) stemt daarmee overeen, waar het een afschaffing voorstaat van het storten van transferbedragen tussen clubs, en het storten daarvan aan spelers met een minimum-inkomen van 50.000 fr. zou toestaan.
151
Par. 2. De situatie in het buitenland
18. 1. Engeland Bij overgang heeft de club recht op een transfersom zolang de speler met haar onder contract staat en door haar betaald wordt. Met instemming van de speler kan de transfer geschieden op elk ogenblik van de lopende termijn der overeenkomst, en in de praktijk is het zo dat wanneer de speler zelf de overgang vraagt, hij die ook bekomt. Sinds de afschaffing van de maximum-lonen, en sinds de clubs verzaakten aan het recht een ontevreden speler te behouden onder een nieuw en beperkt contract (retention system), kwam het zelden voor dat men dergelijke speler de gevraagde overgang weigerde. Nochtans kunnen de Football Association en de Foot ball League nog steeds een speler registreren als behorende tot een bepaalde club en weigeren van die registratie af te zien op gelijk welk ogenblik,doch sinds het vonnis Eastham(*) waren ze zeer omzichtig bij het uitoefenen van die macht, en het is twijfelachtig of ze nu nog de overgang van een speler zouden durven beletten bij het einde of niet-hernieuwing van diens contract. Er bestaat geen beperking op de transfersommen tussen clubs overeengekomen. Wanneer echter een speler zijn overgang niet kan bekomen wegens het hoge bedrag van die som, kan de "Independent Tribunal" (samenstelling : onafhankelijk voorzitter en de sekretarissen van de Laegue en de Professional Football Association) die som herleiden, in een enkel geval zelfs tot 10 % van de oorspronkelijke som. De speler zelf mag geen transferbedrag uitbetaald krijgen, wei krijgt hij 5 % van de transfersom, met een minimum van 250 pond. Zekere spelers ontvangen dit percent niet, voornamelijk wegens transferaanvraag zonder voldoende reden, doch in dit geval kunnen zij in beroep gaan bij de Football League en de In dependant Tribunal. 2. Frankrijk. Met ingang van het seizoen 1968-1969 werd het 19. transfersysteem gebaseerd op het storten van transfersommen afgeschaft. Club en speler komen in onderling overleg de duur van een contract overeen, met als minimum-duur drie seizoenen voor een liefhebber die voor het eerst een contract tekent, en een seizoen voor de volgende contracten. Aan het einde van de overeengekomen contractperiode is de speler vrij met een andere club te contracteren, zonder dat in dit geval een transfersom betaald wordt.
(*)
Mr. Justice Wilberforce besloot dat de reglementen van de Football Association en deze der Football League m. b.t. transfer en retention van de beroepsvoetballer "unreasonable restraint of trade and ultra vires" en daarom niet bindend waren t.a.v. Eastham, op dit ogenblik spelend voor Newcastle. (Eastham v. Newcastle United FC Limited and others, 4 juli 1963).
152
l
Wanneer evenwel de speler of de club een lopend contract eenzijdig opzegt, heeft de andere partij recht op schadeloosstelling overeenkomstig de normale ,regels van het arbeidsrecht. Dit komt neer op het tot het verstrijken van de contractperiode te lopen loon.
20. 3. Nederland. Er zijn twee beperkte transferperiodes : een van 1 juni tot 10 juli, een andere van 1 tot 15 december. Een speler wordt op zijn eigen initiatief of op initiatief van zijn club op de transferlijst geplaatst, die telkenjare door de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) opgemaakt wordt voor de eerste transferperiode. De KNVB publiceert de lijst zo vlug mogelijk in zijn officieel orgaan, zo nodig met wekelijkse bijlagen. Onder verzegelde omslag maakt de club aan de KNVB het bedrag der gevraagde transfersom bekend. Dit bedrag kan worden opgedreven, niet verminderd, tot de 1Ode juli. De club is verplicht het bedrag kenbaar te maken aan elke geihteresseerde club. Zo geen transfer tot stand komt, wordt het gevraagde bedrag aan de speler kenbaar gemaakt, om in verband daarmee het minimum-salaris van de niet-getransfereerde te bepalen : 7% van de transfersom, of 10 % zo deze 200.000 gulden overschreed, 5 % resp. 8 % zo de speler op zijn eigen aanvraag op de transferlijst werd geplaatst. Een speler die op de transferlijst werd geplaatst door zijn club en geen overgang bekwam, kan zichzelf op de lijst plaatsen voor de tweede periode. Zo hij daarentegen op zijn eigen initiatief op de eerste lijst werd geplaatst, behoeft hij daartoe voor de tweede periode de toestemming van zijn club. De transferlijst voor deze periode wordt ten laatste op 25 november door de KNVB gepubliceerd. Ook kunnen niet meer dan twee spelers per club tijdens deze tweede periode op de lijst geplaatst worden.
21. 4. West-Duitsland. De spelers gaan met een club hernieuwbare contracten aan met een duur van ten hoogste twee jaar. Zo het contract ten einde is zijn de speler en de club vrij. Een speler die getransfereerd wil worden of een club die wil transfereren, moet zijn intentie kenbaar maken per aangetekend schrijven v66r 30 april aan de "Deutsche Fussball Bund" (DFB), die de spelers op de transferlijst plaatst. Het Uitvoerend Comite van de Bundesliga is bevoegd laattijdige aanvragen te aanvaarden. De club moet de DFB en de speler op de hoogte brengen van de transfersom, die vrij overeen te komen is tussen de clubs, tot een maximum van 100.000 DM. Voor hogere sommen is de toestemming van het Uitvoerend Comite van de Bundesliga vereist. Een speler is bevoegd aan dit lichaam te vragen of het bedrag der transfersom verantwoord is. Zo hij het met de dienaangaande getroffen beslissing niet eens is, kan hij in beroep gaan bij de arbitragecommissie.
153
Besluit Het onderzoek van de toestand in verband met de bandtekening van de minderjarige, wijst uitdat de huidige onwettige reglementen van de KBVB op dit punt zullen aangepast worden. Zoniet zou de toestand gesaneerd worden door toepassing van het wet geworden voorstel van senator DeClercq. Het transfersysteem zoals bet nu is blijkt niet zoveel verdedigers meer te vinden. De regeling voortspruitend uit het wetsvoorste1 De Clercq komt ons ecbter weinig efficient voor, zo de KBVB aan de voetbalspelers zelf dezelfde garanties kan bieden. De vrijheid voor de speler wordt hoewel niet volledig, dan tocb in mime mate gerealiseerd in het door de KBVB nieuw uitgewerkte systeem, dat vanaf 1971 toepassing zou vinden. De bedoeling van dit systeem is duidelijk : het is een streven naar evenwicht tussen de soms tegengestelde belangen van clubs en spelers. De belangen van de clubs situeren zicb in concreto voornamelijk in de ontvangst van transfersommen. Hoewe1· in bet nieuwe systeem deze transfersommen een voor de speler nuttige funktie vervullen als basis voor een gewaarborgd jaarloon, menen wij dat het principe · dat deze transacties ten grondslag ligt in niets zijn rechtvaardiging kan vinden. Wij staan bijgevolg de afschaffing van de transfersom voor, zoals dit tot nog toe alleen in Frankrijk gebeurde.
154