De Grondwaterfluctuatiezone en de invloed op ruimtelijke ontwikkelingen
Grondwateroverlast op de flanken van de Veluwe Als de verwachte klimaatsveranderingen doorzetten, dan zal de hoeveelheid neerslag toenemen. Ook op de Veluwe zal dit gebeuren en de verwachting is dat daardoor de grondwaterstand zal stijgen. Op de flank van de Veluwe zal er - behalve in bestaand bouwgebied - ook in nieuw in te richten (en te her inrichten) gebied wateroverlast kunnen ontstaan als er geen maatregelen worden genomen. Te denken valt hierbij aan ondergelopen kelders, natte kruipruimten, vocht in huizen/gebouwen, aantasting van wegen en hogere waterpeilen en afvoeren. In deze zone op de flanken van de Veluwe - de zogenaamde grondwaterfluctuatiezone - is er een verhoogd risico op grondwateroverlast. Het is van belang - nu er een beeld is van de begrenzing van deze risicovolle grondwaterfluctuatiezone - om bij de inrichting of herinrichting van stedelijk gebied hier rekening mee te houden en maatregelen te nemen. De stijging van de grondwaterstand in de grondwaterfluctuatiezone zal van plaats tot plaats kunnen verschillen, maar bij de provincie Gelderland wordt rekening gehouden met een lokale stijging tot circa 80 centimeter.
Bron: Stichting RIONED
Deze brochure is bedoeld voor degenen die zich bezighouden met de ontwikkeling en herstructurering van bebouwd gebied rondom de Veluwe, zoals planners, woningbouwcoöperaties, projectontwikkelaars, aannemers, en adviesbureaus. Tevens behoren tot de doelgroep: beleidsmedewerkers van provincies, gemeenten, waterschappen en Rijkswaterstaat
Veel vragen zijn naar boven gekomen tijdens recent uitgevoerde ruimtelijke ontwikkelingsprojecten (RO) in de grondwaterfluctuatiezone. Eén van die projecten was de ontwikkeling van een bedrijventerrein in Nunspeet. Het was één van de eerste RO-projecten in de provincie Gelderland, waarbij de problematiek van de grondwaterfluctuatiezone naar voren kwam.
3
Wat is er aan de hand in de grondwaterfluctuatiezone? De grondwaterfluctuatiezone, zoals die rondom de Veluwe wordt aangetroffen, is een gebied waar door klimaatswijzigingen hoge grondwaterstanden kunnen voorkomen. Hierdoor kunnen problemen ontstaan voor bepaalde gebruiksfuncties. In de grondwaterfluctuatiezone spelen twee belangrijke processen: Structurele stijgingen van de grondwaterstand - de verwachting is tot meer dan 50 cm - door toename van de hoeveelheid neerslag als gevolg van klimaatsveranderingen (zie bijlage 2). Niet trendmatige, langjarige schommelingen van de grondwaterstand door wisselende klimatologische omstandigheden. De grondwaterstand rondom de Veluwe kan tot meer dan 80 cm stijgen boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) als de winterneerslag - tijdens 3 tot 5 opeenvolgende jaren - hoger is dan gemiddeld. Zo waren de grondwaterstanden in de natte jaren zestig aanzienlijk hoger dan de grondwaterstanden in de droge jaren zeventig (zie figuur 1). Ook in de toekomst kunnen dergelijke schommelingen voorkomen.
Figuur 1: Langjarige schommelingen in de grondwaterstand bij Otterlo Als de klimaatsverandering doorzet, dan zullen de grondwaterstanden structureel blijven stijgen; daarnaast kunnen ook langjarige (niet trendmatige) schommelingen van de neerslag voor hoge grondwaterstanden zorgen. De combinatie van deze twee processen zorgt er voor dat in de grondwaterfluctuatiezone de kans op grondwateroverlast verder zal toenemen. Het kan hierdoor gebeuren dat in gebieden waar nu geen overlast is, in de toekomst wel wateroverlast optreedt.
4
De grondwaterstijging zal het grootst zijn in gebieden waar goede ontwateringsmiddelen (beken, sloten, drainage) ontbreken. In het centrale deel van de Veluwe zit het grondwater zo diep dat een verhoging van de grondwaterstand daar niet snel tot problemen zal leiden. De stijging van de grondwaterstand zal beperkt blijven in de lagere delen waar voldoende ontwateringsmiddelen zijn, zoals nabij de Rijn, in het IJsseldal en de Gelderse Vallei. Juist in de overgangszone tussen de twee genoemde gebieden - op de flanken van de Veluwe - kan grondwateroverlast optreden. Het bedrijventerrein in Nunspeet bevindt zich in de overgangszone van hogere gronden op de stuwwal naar lager gelegen gebied. Door in een vroeg stadium in het kader van de Watertoets af te stemmen met de Provincie Gelderland, werd duidelijk dat in dit gebied een stijging van het grondwater, en dus wateroverlast, verwacht mocht worden. Naast de effecten van klimaatsverandering en schommelingen in de grondwaterstand is er ook nog het effect van de zeespiegelstijging. Het waterbeheer zal er mogelijk op gericht zijn om de Randmeren te laten meestijgen met de algemene zeespiegelstijging (al hoewel nog niet definitief is besloten in welke mate). Dit betekent dat het peil in de Randmeren zou kunnen stijgen met (max.) 1 meter in het jaar 2100. Uit berekeningen van het RIZA blijkt dat in dat geval de grondwaterstanden op de flanken van de Veluwe zullen (mee)stijgen met circa 10 centimeter, en plaatselijk zelfs met 20 centimeter. Dichter bij de Randmeren kan de stijging van de grondwaterstand zelfs nog hoger uitkomen.
5
Wat is de begrenzing van de grondwaterfluctuatiezone? De grondwaterfluctuatiezone wordt bepaald door de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG), in combinatie met de te verwachten grondwaterstijging.
Figuur 2: De ondergrens en de bovengrens van een grondwaterfluctuatiezone Uitgangspunt is dat in gebieden waar de GHG hoger ligt dan 70 cm onder maaiveld, er nu al kans bestaat op grondwateroverlast. Onder andere voor de gebruiksfunctie “wonen” ontstaat hierbij een probleem. Deze GHG van 70 cm minus maaiveld wordt gezien als de ondergrens van de grondwaterfluctuatiezone. De maximaal verwachte (niet trendmatige) stijging van het grondwater als gevolg van langjarig neerslagoverschot wordt geraamd op ca. 80 cm. In gebieden waar de GHG hoger ligt dan 150 cm onder maaiveld zal - bij een dergelijke grondwaterstijging - de GHG hoger uitkomen dan 70 cm onder maaiveld. Dit gebied vormt de bovengrens van de grondwaterfluctuatiezone. Figuur 2 illustreert de ligging van de ondergrens en de bovengrens van de grondwaterfluctuatiezone. Uit veldwerkonderzoek op het geplande bedrijventerrein bij Nunspeet bleek dat de GHG al minder dan 150 cm beneden maaiveld te liggen. Bij een stijging van het grondwater van 80 cm zijn in dit gebied problemen te verwachten.
6
Uiteraard zijn er ook andere gebruiksfuncties dan “wonen” (o.a. transport/wegen), die in de grondwaterfluctuatiezone gevoelig zijn voor stijgende grondwaterstanden. Waakzaamheid is ook voor deze gebruiksfuncties geboden voor wat betreft de ontwateringsdiepte.
De grenzen van de grondwaterfluctuatiezone kunnen niet exact worden bepaald, omdat deze zijn gebaseerd op een interpolatie van grondwaterstanden. Het is daarom zinvol voor gemeenten om voor het gehele gebied waakzaam te zijn en de ontwikkelingen in de grondwaterstanden te monitoren. Dit kan worden gedaan door de inrichting van een (gemeentelijk) meetnet voor grondwaterstanden. Op deze wijze kan worden ingesprongen op veranderingen in de grondwaterstand.
Wat betekent dit voor gemeenten? In het Streekplan van de Provincie Gelderland is de grondwaterfluctuatiezone gepresenteerd op een themakaart. In het Streekplan is opgenomen dat gemeenten, die in deze zone met potentiële grondwateroverlast liggen, het risico op overlast moeten beperken. Betreffende gemeenten zullen dus bij ontwikkelingsprojecten alert moeten zijn op een voldoende ontwateringsdiepte. Dat moet nu gebeuren, maar vooral ook in de toekomst. Een detailopname van de kaart voor de Gemeente Nunspeet is in figuur 3 weergegeven. Paars geeft aan waar als gevolg van grondwaterstijging wateroverlast kan optreden. De ligging van de grondwaterfluctuatiezone is weergegeven in bijlage 1. De kaart is ook via de Wateratlas op de website van de Provincie Gelderland te raadplegen ( www.gelderland.nl ). Op deze kaart is te zien welke gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen met de grondwaterfluctuatiezone te maken krijgen.
7
Figuur 3: Detail van de grondwaterfluctuatiezone De Provincie Gelderland heeft voor een groot aantal peilbuizen (op basis van historische gegevens van de grondwaterstand) berekend welke langjarige, niet trendmatige grondwaterstandstijgingen boven de GHG verwacht worden. Daarnaast heeft de Provincie laten berekenen hoeveel de GHG structureel zal stijgen als gevolg van de klimaatsontwikkeling. Een detail van de uitkomst van de combinatie van beide verschijnselen wordt geïllustreerd in figuur 4.
Figuur 4: Verhoging van de grondwaterstand door klimaatsverandering en langjarige fluctuaties Voor inzicht in te verwachten structurele en langjarige stijgingen van de grondwaterstand is de kaart in bijlage 3 een hulpmiddel. Zie ook hiervoor de Wateratlas ( www.gelderland.nl ) Op het geplande industrieterrein bij Nunspeet wordt een structurele
8
grondwaterstijging van 0 tot 30 cm verwacht. Langjarige (niet trend matige)schommelingen laten geen significant hogere stijging zien. Voor een deel van het gebied kon op basis van veldwerk al geconcludeerd worden dat de huidige ontwateringsdieptes onvoldoende zijn. Door de te verwachten stijging van de grondwaterstand moest een groter deel van het plangebied worden onderzocht. Het nemen van maatregelen alleen op basis van de huidige grondwaterstanden bleek onvoldoende.
Waarom moet er iets gebeuren?
Bron: Stichting RIONED
Voor wonen, bedrijven en infrastructuur moet de grond niet te nat zijn en dus de grondwaterstand voldoende diep. Er zal geen grondwateroverlast zijn als wordt voldaan aan de bij een bepaalde functie behorende ontwateringsdiepte. Zo is de gangbare norm voor de ontwateringsdiepte voor woningen (met kruipruimte) en secundaire wegen 70 cm beneden maaiveld. Wanneer grondwaterstanden structureel hoger liggen dan deze 70 cm dan kan wateroverlast ontstaan en kunnen de gebruiksfuncties worden aangetast.
Waarom zouden we bij de inrichting van een gebied in de grondwaterfluctuatiezone rekening houden met zaken die niet met zekerheid en pas in de toekomst, kunnen plaatsvinden? Omdat we negatieve effecten door klimaatsveranderingen niet willen afschuiven op latere generaties. Burgers worden zich steeds meer bewust van de effecten van klimaatsverandering en zullen verwachten dat de overheid daarop anticipeert.
9
Omgaan met een onzekere toekomst Bij het maken van keuzes bij de inrichting van een gebied moet met veel randvoorwaarden - zoals de waterhuishouding - rekening worden gehouden. Klimaatsverandering en de daarmee samenhangende onzekere effecten maken dit proces complex. Veel van de te verwachten veranderingen zijn nu nog niet merkbaar; die zullen pas over 10, 50 of zelfs 100 jaar gaan spelen. Ook bestaat er onzekerheid over de mate waarop het klimaat zal veranderen. Voorts weten we niet goed welke ruimtelijke behoeften we in de toekomst hebben en welke bouwtechnieken voorhanden zullen zijn. Dit betekent dat meer dan voorheen moet worden uitgegaan van een risicobenadering in plaats van een normatieve aanpak. Er moet beter worden gekeken naar de consequenties en kosten & baten van een voorgesteld project. We moeten de vraag stellen: Wat zijn de risico’s en voor wie? En vinden we dat acceptabel? Een tweede belangrijke reden om in de grondwaterfluctuatiezone nu al in te springen op toekomstige overlast is van financiële aard. Vaak is het goedkoper om door een zorgvuldige locatiekeuze voor bepaalde gebruiksfuncties - of door het treffen van maatregelen direct bij inrichting of herstructurering - mogelijke grondwateroverlast te voorkomen. Het treffen van maatregelen op het moment dat de grondwateroverlast zich al voordoet is vaak niet alleen duurder, maar leidt ook tot de vraag wie hiervoor verantwoordelijk is en wie hiervoor zal moeten betalen.
De gemeente Nunspeet heeft in de planfase voor het bedrijventerrein bewust gekozen geen risico te nemen. Er werd direct rekening gehouden met de verwachte stijging van het grondwater en hiervoor zijn maatregelen opgenomen. Gezien onzekerheden en de aanwezigheid van een infiltratiegebied dichtbij is zelfs een extra veiligheidsmarge aangehouden.
10
Veranderende Waterwetgeving Voor grondwateroverlast in stedelijk gebied is wettelijk gezien geen verantwoordelijke overheid aan te wijzen. Het is onduidelijk wie voor de overlastkosten moet betalen. Met de Wetswijziging Verankering en Bekostiging Gemeentelijke Watertaken en de nieuwe Waterwet komt mogelijk aan veel onduidelijkheid een einde. In deze wetgeving is het advies van de Commissie Integraal Waterbeheer opgenomen, n.l. dat iedereen op eigen terrein verantwoordelijk is voor het voorkomen en verminderen van grondwateroverlast. Gemeenten moeten via de grondwaterzorgplicht het inzamelen en afvoeren van overtollig grondwater faciliteren. Verder heeft de gemeente een loketfunctie, waar burgers met hun problemen in verband met grondwateroverlast terecht moeten kunnen. Door als gemeente nu in te spelen op te verwachten wateroverlast in de grondwaterfluctuatiezone, kunnen problemen en conflicten worden vermeden. In principe dient de initiatiefnemer van een bouwproject voldoende aandacht te schenken aan de ontwateringsdiepte tijdens de locatiekeuze en het bouw- en woonrijp maken van terreinen. De gemeente neemt het beheer van deze terreinen vaak over van de ontwikkelaar; goed overleg over ontwateringsdieptes en eventuele maatregelen is daarom van groot belang.
11
Hoe ruimtelijke ontwikkelingen af te stemmen op de waterhuishouding in de grondwaterfluctuatiezone? In de grondwaterfluctuatiezone geldt hetzelfde beleid, en dezelfde wet- en regelgeving als buiten deze zone. Dit betekent dat ook in de grondwaterfluctuatiezone de Watertoets het geëigende instrument is om de verwachte grondwaterstijging in mee te nemen. Sinds 2003 is de Watertoets verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen de interactie met de waterhuishouding te toetsen en op elkaar af te stemmen. De Watertoets komt ook weer terug in de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening, die medio 2008 van kracht wordt.
De gemeente Nunspeet is al in een vroeg stadium samen met de ROontwikkelaars en de waterbeheerders (provincie en waterschap) in het Watertoetsproces gestapt. De provincie informeerde de initiatiefnemer over de te verwachten grondwaterstijging in het plangebied. Op basis van het uitgevoerde bodemkundig–hydrologisch onderzoek kon de huidige en toekomstige ontwateringsdiepte worden bepaald. Door de verwachte stijging op te tellen bij de in het veld bepaalde GHG, ontstond een beeld van de toekomstige GHG in het gebied. Het in kaart brengen van de huidige lokale grondwaterstanden is dus van groot belang.
12
Voor RO-plannen in gebieden waar de grondwaterstand nu al te hoog is, wordt in verband met de Watertoets naar oplossingen gezocht om grondwateroverlast te voorkomen. Dit wordt gedaan door zorgvuldig om te gaan met locatiekeuze, inrichting en bouwwijze. Voor RO-plannen in de grondwaterfluctuatiezone is een soortgelijke aanpak vanzelfsprekend. Normaal gesproken zal het stappenplan - zoals hieronder in figuur 5 aangegeven - tijdens de Watertoets worden doorlopen (de punten in rood zijn aanvullend voor de grondwaterfluctuatiezone).
Figuur 5: Watertoets: stappenplan in de grondwaterfluctuatiezone
13
Wat zijn mogelijke oplossingen? Er zijn verschillende oplossingen voor het conflict tussen de gewenste ontwateringsdiepte en de bestaande of toekomstige ontwateringsdiepte. In ieder geval zijn de randvoorwaarden, zoals die in het huidige waterbeleid zijn gesteld, het uitgangspunt: Grondwater moet zoveel mogelijk als een kostbare grondstof worden gekoesterd en voor hoogwaardige functies worden gebruikt. Onnodig afvoeren van grondwater moet zoveel mogelijk worden vermeden. Afwenteling van grondwateroverlast naar andere gebieden, of andere onderdelen van de waterhuishouding, of naar volgende generaties moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Het oplossen van grondwateroverlast is niet alleen een watertaak, maar een gezamenlijke actie van ruimtelijke inrichting en waterbeheer. Het voorkomen van grondwateroverlast moet worden uitgevoerd. voor de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Zoveel mogelijk afstemmen van acties is van belang om deeloplossingen te voorkomen. De uiteindelijke keuze van maatregelen in verband met ruimtelijke ontwikkelingen is vaak niet alleen afhankelijk van een waterhuishoudkundige analyse. Ook het financiële draagvlak speelt een rol. Bij de uiteindelijke keuze kan men zich laten leiden door verschillende denkrichtingen, zoals: risicomijdend, robuust en duurzaam, innovatief en technisch, en ruimtebewust. Maatregelen kunnen ook in verschillende stadia worden toegepast, zoals in de initiatieffase, tijdens het bouw- en woonrijp maken, of tijdens de beheer- en onderhoudsfase. Mogelijke uitwerkingen van de verschillende denkrichtingen worden hieronder beschreven.
14
Locatie- en functiekeuze Het is noodzakelijk om in een vroeg stadium al rekening te houden met de grondwaterfluctuatiezone; het liefst al in de initiatieffase. Uitgangspunt is dat nieuwbouw het beste buiten deze zone gepland zou moeten worden. Als dit niet mogelijk is, dan kunnen risico’s worden vermeden door verstandig om te gaan met locatiekeuzes en het type gebruiksfunctie dat er wordt toegestaan. De vraag moet gesteld worden: Zijn er binnen de grondwaterfluctuatiezone locaties te vinden waar de toekomstige overlast kleiner en daarmee acceptabel is? Toekomstige overlast kan ook worden beperkt door gebruiksfuncties in bepaalde gebieden niet toe te staan. Ruimte kan nodig zijn voor gebruiksfuncties voor een bepaalde periode. Tegen de tijd dat de grondwaterstand zo hoog is gestegen dat er problemen ontstaan, zijn die gebruiksfuncties misschien niet meer nodig. Gebruiksfuncties moeten goed worden afgestemd op de lokale situatie. Kapitaalintensieve functies en moeilijk verplaatsbare functies kunnen beter gesitueerd worden buiten de grondwaterfluctuatiezone. Het is moeilijker een bedrijventerrein - waarvoor een uitgebreide infrastructuur moet worden aangelegd - te verplaatsen dan een bedrijf voor licht administratief werk.
15
Grondwater neutraal Een voor de hand liggende oplossing om de kans op grondwateroverlast in de toekomst te beperken, is te zorgen voor voldoende ontwateringsdiepte. Dit kan worden bereikt door het maaiveld te verhogen. Deze maatregel wordt toegepast tijdens het bouw- en woonrijp maken. Vanuit waterbeheer is dit een ideale maatregel. De grondwaterspiegel wordt niet verstoord, er wordt geen grondwater uit het systeem verwijderd, en de watergangen worden niet extra belast. Met andere woorden: er ontstaat een robuust systeem waarbij na aanleg geen onderhoud meer nodig is. Bovendien lost de initiatiefnemer zelf het probleem op. Eventuele effecten op bestaande inrichting vormen hierbij wel een aandachtspunt.
Figuur 5: Ophoging De gemeente Nunspeet heeft gekozen voor ophoging om geen hinder te krijgen van een stijgende grondwaterstand. Zij anticipeert hierbij op de klimaatsverandering en hoogt meer op dan voor de huidige situatie nodig is. Als basis voor de ophoging is genomen: de huidige GHG + 20 cm + maximaal 30 cm. De 20 cm heeft te maken met de GHG die niet hetzelfde is als de ontwateringsdiepte. Als geen meetgegevens beschikbaar zijn dan is GHG + 20 cm een redelijke aanname voor de ontwateringsdiepte. Als meetgegevens wel beschikbaar zijn dan kan de ontwateringsdiepte exact worden bepaald (berekeningen voor de grondwaterfluctuatiezone zijn gebaseerd op de periode 1991-1998). De extra 30 cm heeft te maken met de maximaal verwachte structurele stijging van het grondwater als gevolg van de klimaatsverandering. Langjarige, niet trendmatige, schommelingen gaven geen aanleiding om extra op te hogen.
16
Er kan ook worden opgehoogd in combinatie met drainage. Drainage wordt in dat geval gebruikt om de niet trendmatige pieken af te vangen. Drainage wordt echter niet bij alle waterschappen toegestaan. In overleg met het waterschap moet bekeken worden of drainage een optie is en op welk niveau mag worden ontwaterd.
. Figuur 6: Ophoging in combinatie drainage De gemeente Nunspeet heeft in overleg met de waterbeheerders besloten om alleen door middel van ophoging voldoende ontwatering te creëren op het geplande industrieterrein. Van aanvullende drainage is vanuit het duurzaamheidsprincipe afgezien.
17
Innovatief en technisch De laatste jaren worden steeds creatievere oplossingen tijdens het bouw- en woonrijp maken bedacht om gebruiksfuncties mogelijk te maken in gebieden waar conventionele waterhuishoudkundige middelen onvoldoende bleken. Oplossingen kunnen bijvoorbeeld ook in het bouwtechnische spectrum worden gezocht. Waarom niet kruipruimteloos bouwen? De benodigde ontwateringsdieptes voor woningen worden dan kleiner. Of bepaalde constructies waterdicht uitvoeren? Tijdelijke hoge grondwaterstanden hoeven dan geen overlast te veroorzaken. Bouwen op palen en op terpen wordt in sommige gebieden, zoals langs de rivieren, al toegepast. Voor bepaalde gebruiksfuncties meer ophogen dan voor andere is soms een mogelijkheid. Bijvoorbeeld: tuinen lager aanleggen dan woningen en wegen, en in de tuinen af en toe wateroverlast accepteren. Een andere optie is het aanbrengen van kwelschermen; bijvoorbeeld voor individuele woningen of voor hele wijken. Een kwelscherm stuwt het grondwater aan de stroomopwaartse zijde (de kant van de stuwwal) op en laat het grondwaterniveau dalen op de bouwlocatie achter het scherm. Wel moet bedacht worden dat dit consequenties heeft voor de omgeving en de ontwikkelingsmogelijkheden voor het gebied. Met een dergelijke aanpak moet zorgvuldig worden omgegaan.
18
Ruimtebewust Er kan natuurlijk ook voor worden gekozen om bij de (her)inrichting van een gebied nog geen rekening te houden met grondwaterstijgingen. Maatregelen worden pas dan genomen wanneer de noodzaak er werkelijk is tijdens de beheer- en onderhoudsfase. Dit betekent wel dat er bij de inrichting fysieke ruimte moet worden gereserveerd, om in de toekomst de maatregelen (bijvoorbeeld drainage of een kwelscherm) te kunnen nemen om wateroverlast te verhelpen. Ruimte kan bijvoorbeeld worden gereserveerd in de vorm van stroken grond voor drainage, gecombineerd met een locatie om het drainagewater in te bergen. Ook een kwelscherm zou in een later stadium aangebracht kunnen worden. Ruimtereserveringen moeten dan wel in het bestemmingsplan worden opgenomen. Voor maatregelen in een later stadium moet uiteraard ook financiële ruimte worden gereserveerd. De benadering van uitstel vraagt acceptatie van eventuele risico’s bij beheerders en gebruikers. Kunnen straks - wanneer de noodzaak zich voordoet - nog wel op tijd de juiste maatregelen worden getroffen? Niet iedereen kan en wil met dit soort onzekerheden omgaan en een risicodragende rol spelen. Het vergt nog meer dan bij de eerder besproken benaderingen een heldere communicatie en duidelijkheid over de consequenties en verantwoordelijkheden bij de belanghebbenden.
19
Verdere vragen Voor eventuele vragen kan contact opgenomen worden met de provincie Gelderland en de waterschappen.
Provincie Gelderland Dienst Milieu & Water Postbus 9090 6800 GX Arnhem 026 3599111 www.gelderland.nl
Waterschap Vallei & Eem Afdeling Planvorming Postbus 330 3830 AJ Leusden 033 4346000 www.wve.nl
Waterschap Rijn en IJssel Unit Waterbeleid Postbus 148, 7000 AC Doetinchem 0314 369369 www.wrij.nl
Waterschap Veluwe Afdeling Planvorming Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn 055 5272911 www.veluwe.nl
20
Bijlage 1
Grondwaterfluctuatiezone
21
Bijlage 2 Bepaling van de structurele grondwaterstandstijging als gevolg van klimaatsveranderingen Het Nederlands Instituut voor toegepaste Geowetenschappen (NITG-TNO) beheert een database met een groot aantal bodem- en grondwatergegevens. Zo wordt in een groot netwerk van peilbuizen twee maal per maand, en dat al vele jaren, de grondwaterstand gemeten. Op basis van de meetreeksen is per peilbuislocatie de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te berekenen. De GHG is een statistisch meerjarig gemiddelde, dat wordt bepaald door de 3 hoogst waargenomen grondwaterstanden in een meetjaar te middelen en vervolgens deze voor 8 opeenvolgende jaargemiddelden nogmaals te middelen. De GHG-waarden die zijn gebruikt voor de berekeningen zijn bepaald op basis van meetgegevens over de periode 1991-1998. Dit is qua neerslag een relatief gemiddelde periode; geen extreem natte jaren en ook geen extreem droge jaren. Om ook buiten de peilbuislocaties te weten wat de GHG is, is door middel van een ruimtelijke interpolatie van de GHG’s een gebiedsdekkend beeld gecreëerd. Hoe dichter de meetlocaties bij elkaar liggen des te nauwkeuriger de geïnterpoleerde waarden daartussen zijn. In opdracht van de provincie is in 2003 door TAUW een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van klimaatsverandering op het watersysteem van de Veluwe. In het onderzoek zijn de gevolgen van de klimaatscenario’s Waterbeheer 21e Eeuw (toename van de neerslag en toename van de droge perioden in 2050 en 2100) voor het watersysteem van de Veluwe – Gelderse Vallei in beeld gebracht. Met behulp van een ruimtelijk grondwatermodel is bekeken hoe de GHG gaat stijgen in het gebied. Voor de grondwaterfluctuatiezone is het “scenario 2050-midden” gehanteerd. Het “scenario 2050-midden” komt redelijk overeen met de recentelijk door het KNMI nieuw opgestelde scenario’s G en W in 2006.
22
Bijlage 3
Grondwaterstandverhoging door klimaatverandering en langjarige fluctuaties
23