In Brabant Pierre van der Pol
De ‘griezelplaatjes’
Auteur Pierre van der Pol (Breda, 1950) is conservator bij Breda’s Museum. Hij werkt daar al bijna twintig jaar en houdt zich in eerste instantie bezig met beeldmateriaal. Fotografie heeft zijn bijzondere interesse, vooral het werk van de ‘minder grote namen’. Hij heeft over dit onderwerp ook enkele artikelen en boeken gepubliceerd.
van kapitein Van Waegeningh De moord op Marietje Kessels in 1900 was in april en mei van dit jaar weer even landelijk nieuws. Er waren namelijk foto’s ontdekt van het ontzielde lichaam van het elfjarige meisje. Bij toeval, want deze afbeeldingen maakten deel uit van de nalatenschap van kapitein Van Waegeningh. Breda’s Museum werkte op het moment van de vondst aan een boek en een tentoonstelling over deze Bredase amateurfotograaf, die zeker niet alleen vanwege deze lugubere ontdekking een opzienbarende collectie had nagelaten.
44 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Zonder het enthousiaste werk van de vele onderzoekers die zich met het Brabantse erfgoed bezighouden, zou de bron waaruit ook In Brabant put weldra leeg raken. In Brabant biedt daarom iedere editie een gastauteur uitgebreid de ruimte om zijn of haar verhaal te doen, om te tonen hoe diep hij of zij in het Brabantse verleden is gedoken.
fotolinks: Bedelaar uit jaloezie vermoord. 1904. Glasnegatief voor stereodia. (Collectie Breda’s Museum) foto onder: Patholoog J. Hulst verricht in de open lucht sectie op het lichaam van Antonia van Gaens uit Roosendaal. Circa 1915. Glasnegatief voor stereodia. (Collectie Breda’s Museum)
Op 24 augustus van het jaar 1900 werd in een loze ruimte onder het dak van de Tilburgse Noordhoekkerk het levenloze lichaam gevonden van de elfjarige Marietje Kessels. Twee dagen daarvoor was het meisje van huis gegaan voor een boodschap, maar ze was nooit teruggekeerd. Getuigen hadden gezien dat Marietje de kerk was binnengegaan nadat iemand haar vanuit het portaal had geroepen. De vondst van het vermoorde kind was een sensatie en is dat in Tilburg, vanwege aanhoudende suggesties over de betrokkenheid van pastoor Zinnicq Bergmann, tot op zekere hoogte nog steeds. De zaak is nooit opgelost. De verdwijning van Marietje Kessels, de vondst van haar lichaam, de arrestatie van een tweetal verdachten, de mogelijke betrokkenheid van de pastoor (al is het maar bij de cover-up) en het verloop van de
rechtszaken tegen de verdachten worden uitvoerig beschreven in Ed Schilders’ sublieme boek uit 1988: Moordhoek. Deze zaak was afgelopen mei, na meer dan honderd jaar, opnieuw even landelijk nieuws. Breda’s Museum bereidde een tentoonstelling en een publicatie voor over de amateurfotograaf Emile van Waegeningh (1870-1944). Van hem heeft het museum al sinds jaren veel fotowerk in huis. In de collectie Van Waegeningh bevinden zich een aantal zogenaamde ‘plaats delict’ foto’s: opnamen van om het leven gebrachte mensen, inbraken, branden etc.. In de familie werden ze ‘griezelplaatjes’ genoemd. Tijdens het onderzoek werd in een deel van zijn nalatenschap een drietal glasnegatieven ontdekt van het lichaam van Marietje Kessels, gelegen op de plaats in de kerk waar het
inbrabant
N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 0
45
Mevrouw Van Waegeningh en haar zus bij een poging een kaars uit te schieten. 1907. Stereopositief op glas. (Collectie Breda’s Museum)
kort na de misdaad was gevonden. De Nederlandse pers vatte de vondst op als een sensatie. De interesse van de media zal ongetwijfeld aangewakkerd zijn door de actualiteit van de moord op Milly Boele in Dordrecht, de seksschandalen uit het recente verleden waarbij functionarissen van de katholieke kerk waren betrokken en wellicht de populariteit van televisieprogramma’s als ‘CSI’. Voor de onderzoekers van Breda’s Museum was de vondst op geheel andere wijze van belang: de aanwezigheid van Emile van Waegeningh in Breda kon met anderhalf jaar worden vervroegd, zijn betrokkenheid als fotograaf bij criminalistiek kon zelfs meerdere jaren vroeger worden vastgesteld en de beelden van het vermoorde Tilburgse meisje konden worden beschreven als de eerste forensische foto in Nederland. Dat laatste is natuurlijk van belang voor de geschiedenis van de Nederlandse fotografie.
46 i n b r a b a n t
Het grootste deel van de nalatenschap van Emile van Waegeningh bestaat uit glas: glasnegatieven en -positieven (lantaarnplaatjes), autochromen (de vroegste kleurenopnamen, te vergelijken met dia’s), stereodiapositieven. Alles bij elkaar meer dan tweeduizend beelden. Het was pas mogelijk de hele collectie in beeld te krijgen nadat alle opnamen waren gedigitaliseerd. Dat is de afgelopen jaren gebeurd met behulp van een subsidie van de provincie Noord-Brabant. Toen bleek pas goed hoe rijk en bijzonder de nalatenschap van kapitein Van Waegeningh is. Van Waegeningh Emile van Waegeningh was afkomstig uit Roermond. Hij studeerde farmacie in Amsterdam. Daar trouwde hij met een vermogende bankiersdochter. Na zijn studie trad hij als militair-apotheker in dienst bij de Geneeskundige Dienst van de Nederlandse Landmacht. Van Waegeningh begon waarschijnlijk al tijdens zijn studietijd te fotograferen en zou dit de rest van zijn leven blijven doen. Van Waegeninghs belangstelling in de fotografie betrof voornamelijk de techniek. Hoewel zich in zijn collectie zonder meer juweeltjes bevinden,
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Vlasverwerking. 19031910. Stereodiapositief op glas. Collectie NFI (Nederlands Forensisch Instituut), Den Haag.
had hij zelf geen artistieke aspiraties. Hij was en voelde zich wetenschapper, onderzoeker, soms uitvinder, maar kende geen enkele drang om kunstenaar te zijn. Zijn fotografisch oeuvre heeft niettemin wel degelijk kunstzinnige kwaliteit en is in meerdere opzichten uitzonderlijk te noemen. Om te beginnen had Van Waegeningh een duidelijk gevoel voor het maken van aantrekkelijke beelden. Dat blijkt al uit de foto’s die hij in de privésfeer maakte: foto’s van vrouw en kinderen en van vakantiereisjes. In de onderwerpkeuze
van zijn foto’s laat Van Waegeningh zich zien als een sociaal bewogen mens. Hij fotografeerde marktkooplieden, straatjongens, schoenlappers, circusartiesten, ouden van dagen en dienstboden en sloot daarmee als fotograaf aan bij een nieuwe beweging in de fotografie. Daarnaast had hij met name belangstelling voor bijzondere fotografische technieken zoals stereofotografie en kleur. Zijn nalatenschap bevat zodoende objecten die in geen enkele collectie in Nederland voorkomen op het gebied van de driedimensionale fotografie
inbrabant
N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 0
47
Zigeunerkinderen aan de Slingerweg in Breda. Circa 1901. Glasnegatief. (Collectie Breda’s Museum)
(parallaxe stereogrammen) en op het gebied van de kleurenfotografie (afdrukken van autochromen op papier), als ook een combinatie van beiden. Van Waegeningh fotografeerde aanvankelijk vooral zijn vrouw en kinderen; thuis in Amsterdam, op vakantie in Zuid Limburg en aan de Noordzeekust. Toch vond hij ook daar vaak bijzondere onderwerpen om zijn camera op te richten. Zo maakte hij een aantal aantrekkelijke Amsterdamse stadsen havengezichten, bijzondere interieuropnamen van zijn huis en prachtige Limburgse landschappen. Minder obligaat, en daardoor wellicht van grotere zeldzaamheid, zijn de foto’s die hij maakte van rotswoningen in Geulhem en van met beren en muziekinstrumenten rondtrekkende zigeuners. Vanaf 1901 woonde hij officieel in Breda, als militairapotheker verbonden aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA), al bleek dus uit de foto’s van het vermoorde meisje Marietje Kessels dat hij al
48 i n b r a b a n t
een jaar eerder regelmatig in Breda was. Vanaf de eerste jaren dat hij er woonde, maakte Van Waegeningh deel uit van de Bredase elite. Mede op introductie van zijn vriend, de arts Nol Bijnen, ook een amateurfotograaf. Al snel raakten beiden in de ban van de stereofotografie en ze maakten vele honderden van dit soort foto’s, van de meest uiteenlopende onderwerpen. Het fotowerk van Bijnen, dat ook deel uitmaakt van de collectie van Breda’s Museum, bestaat zelfs uitsluitend uit stereobeelden. Van Waegeningh en Bijnen waren hechte vrienden, die met hun gezinnen gezamenlijk op vakantie gingen en reizen maakten. We komen in de collecties van beide fotografen opnamen tegen van dezelfde gelegenheden: schaatsen op de ijsbaan, zwemmen in de militaire zwemkom, het bezoek van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik aan Breda in 1905, de schietclub, het jaarlijkse concours hippique in Breda en gezamenlijke vakanties.
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Fotografische technieken Stereofotografie Kijkend met beide ogen nemen we met het linkeroog de dingen onder een iets andere hoek, en vanuit een iets ander standpunt waar dan met het rechteroog. De afstand tussen beide ogen is immers ongeveer 65 millimeter waardoor beide ogen niet exact hetzelfde beeld zien: ze zien als het ware ‘om het voorwerp heen’. Door het combineren van beide beelden ontstaat in onze hersenen een derde dimensie, diepte, en kunnen we afstand schatten. Fotografisch kan dit worden nagebootst door een opname te maken met een camera met twee lenzen (of door de camera na een eerste opname 65 millimeter te verschuiven voor een tweede foto). Bekijken we nu met het linkeroog het linkerbeeld, en tegelijkertijd met het rechteroog het rechterbeeld dan ziet men een beeld met dieptewerking. Het principe was uitermate populair omstreeks 1880-1900 (stereokaarten en –kasten), in de jaren vijftig van de twintigste eeuw (de bekende Viewmasters, en het systeem met de brilletjes met een rood en een groen glas) en ook tegenwoordig: de 3D-film Avatar is op hetzelfde principe gebaseerd.
Parallaxe stereogram Voor het ervaren van de dieptewerking van een foto is altijd een hulpmiddel nodig: een kijker of kast die zorgt voor de strikte scheiding van de twee beelden, of brillen (met rode, groene of gepolariseerde glazen), die hetzelfde doen. Ook Avatar wordt pas driedimensionaal als er een ingenieuze bril wordt gebruikt, die in principe niet anders is dan die van honderd jaar geleden. Een parallaxe stereogram is een poging om stereo te kunnen zien zonder hulpmiddel. Beide beelden worden gecombineerd in een enkel beeld en een ingenieus raster zorgt voor de scheiding. In het boek Kapitein van Waegeningh, Fotograaf wordt een poging gedaan het systeem nader te verklaren.
Autochrome Dit is een procédé voor directe kleurfotografie. Autochromen zijn dia’s op glas. De lichtgevoelige laag is een normale zwartwit-emulsie. Zonder een kleurenraster zouden ze een normaal zwartwit positief opleveren. Het kleurenraster bestaat uit miljoenen minuscule aardappelzetmeelkorreltjes, geverfd in de kleuren oranje, violet en groen. Deze korrels absorberen bij de opname het licht van hun complementaire kleuren en laten alleen het licht van hun eigen kleur door. Bij het bekijken worden vervolgens door de vermenging van de drie primaire kleuren alle mogelijke kleuren gevormd. Autochrome-platen werden kant-en-klaar verkocht. Ze hadden alleen een wat langere belichtingstijd. En ze waren duur, waardoor ze toch vrij zeldzaam zijn.
inbrabant
N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 0
49
In de zomer van 1905 sloeg het Koninklijk Nederlands Circus Oscar Carré zijn tenten op aan de Gasthuisvelden te Breda. Emile van Waegeningh en Nol Bijnen wisten de circusartiesten voor zich in te nemen, bezochten het circus op een middag vóór de voorstelling en kregen een kleine privéshow voorgeschoteld om foto’s te maken. De hele troupe poseerde voor een groepsfoto. Van Waegeningh en Bijnen kregen dieren te zien die
50 i n b r a b a n t
kunstjes deden – de olifant, de paarden, de honden – en ook een acrobaat toonde een staaltje van zijn kunnen. De twee fotografen stonden vlak naast elkaar en fotografeerden tegelijkertijd dezelfde acties. Bijnen met een Vérascope stereocamera voor diapositieven, Van Waegeningh met een gewone platencamera. Het is interessant te zien hoe dezelfde momenten vanuit nagenoeg dezelfde hoek werden gefotografeerd. Er zijn ook
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
foto boven: Strandscène. 1907-1910. Autochrome dia. Collectie NFI (Nederlands Forensisch Instituut), Den Haag. foto rechts: Fruitkramer op de Baronielaan in Breda. 1907-1910. Stereo-autochrome dia. (Collectie Breda’s Museum) foto links: Salto bij Circus Oscar Carré in Breda. 1905. Glasnegatief. Collectie NFI (Nederlands Forensisch Instituut), Den Haag.
opmerkelijke verschillen: Van Waegeningh was duidelijk de betere fotograaf, met meer gevoel voor standpunt en beelduitsnede. Van de twee was Emile van Waegeningh ook de fotograaf die oog had voor andere zaken. Er is bijvoorbeeld een prachtige serie beelden in stereo van de extreem ongezonde situaties in de vlasverwerking. In stereo gezien zijn de stoffige omstandigheden in de ruimtes waar het vlas wordt
Een moord opgelost In de publicatie Kapitein van Waegeningh, Fotograaf (Breda 2010) staat ook de moord op de zeventigjarige Anna van Agtmaal in Roosendaal beschreven. Twee mannen waren als verdachte in deze zaak aangehouden, Ad Bogers en Louis Alen. Beiden verbleven in het Huis van Bewaring te Breda. Daar was op de luchtplaats een stukje geel papier gevonden met onleesbare, kleurloze schriftindrukken. De rechter-commissaris bezorgde het briefje bij Van Waegeningh met het verzoek het langs fotografische weg leesbaar te maken. Dit lukte door het papier tussen twee platen glas met schuin invallend licht te fotograferen. Het briefje bleek de bekentenis in te houden van de moordenaar en was het doorslaggevende bewijsstuk. De tekst luidde als volgt: ‘Loui hales kan nog goet koomen hals gij maar zegt hals ze mijn bij uw brengen dat gij mijn niet kent dan zal ik uw ook niet erkennen en niet hoover de gloorevorm spreeken handers gaan wij diep in het prison en het ligt aan uw hijgen dus Loui doet wat ik u zeg dan komt hales nog teregt hij die dit briefje vint ziet het eens aan cel 24 te bezorgen mijn dank’. Deze tekst bevat een mooi voorbeeld van West-Brabantse ‘hypercorrectie’: omdat men in het dialect van WestBrabant vaak de ‘h’ aan het begin van het woord weglaat, zie je in geschreven vorm soms een overdreven correctie, waardoor woorden die volgens het ABN met een klinker beginnen toch nog met een extra ‘h’ worden geschreven. Zo wordt ‘alles’ geschreven als ‘hales’, ‘over’ als ‘hoover’, ‘eigen’ als ‘hijgen’ en ‘als’ als ‘hals’.
Het bewuste Roosendaalse ‘schuldbriefje’ gefotografeerd door Van Waegeningh. (Collectie Breda’s Museum)
52 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
gekamd en gesneden bijna voelbaar. Verder fotografeerde hij de inzet van militairen bij de watersnoodramp in Nieuw-Vossemeer in 1905 en wateroverlast in Breda in 1902, militaire oefeningen in het overzetten van personeel en materieel in de Bredase singelgracht en zigeuners in de stad. Kleur In 1907 diende zich een nieuwe en opzienbarende techniek aan in de fotografie: kleur. De gebroeders Auguste en Louis Lumière, dezelfden die in 1895 verantwoordelijk waren geweest voor de commerciële introductie van de film, brachten het autochrome kleurensysteem op de markt. Daarmee werd kleurenfotografie – voor de consument die het kon betalen – bereikbaar. Een autochrome is een kleurendia op glas. Het grote formaat van de gekleurde korrels die zorgen voor de kleurscheiding maakte de autochromedia al gelijk aantrekkelijk voor de nieuwe mode in de artistieke fotografie, het zogenoemde ‘picturalisme’, waar-
in enige onscherpte en grofkorreligheid zeer werden gewaardeerd. Emile van Waegeningh maakte er vele honderden, de meeste in stereo. Hier zitten prachtige beelden bij. Fotografie in kleur leent zich natuurlijk met name voor natuuropnamen, foto’s van tuinen vol bloeiende planten, bosgezichten en zonsondergangen. Van Waegeningh maakte er foto’s van in zijn directe omgeving, in zijn eigen tuin, maar ook in de bossen in de omgeving van de stad. Meteen nadat hij in Breda was komen wonen, was Emile van Waegeningh lid geworden van de Bredase Amateur Fotografen Vereniging, opgericht in 1891 en daarmee een van de oudste in Nederland. In 1906 werd hij voorzitter van deze vereniging. Hij deed regelmatig mee aan projectieavonden en
Anna van Agtmaal uit Roosendaal beroofd en vermoord. 1915. Glasnegatief voor stereodia. (Collectie Breda’s Museum)
inbrabant
N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 0
53
tentoonstellingen van deze vereniging, waar hij de belangstelling voor stereofotografie sterk stimuleerde. Vooral in het feestjaar 1913, toen het honderdjarige bestaan van het Koninkrijk Nederland werd gevierd, deed de vereniging van zich spreken. Op een tentoonstelling die de vereniging organiseerde werd werk getoond van alle leden, maar Emile van Waegeningh spande de kroon met zijn kleurenfotografie en zijn stereo-opnamen en vooral met een tweetal werkelijke unieke fotografische procedés waarmee hij zich had beziggehouden: afdrukken van autochromen op (Uto)papier en parallaxe stereogrammen, een poging om het ruimtelijke effect van stereofoto’s te ervaren zonder dat er hulpmiddelen nodig zijn. Van beide procedés zijn in geen enkele Nederlandse collectie voorbeelden aanwezig. Forensische fotografie Emile van Waegeninghs betrokkenheid bij de zaak van Marietje Kessels in Tilburg berustte waarschijnlijk op toeval. Tilburg behoorde rond 1900 tot het arrondissement Breda waardoor het onderzoek in de zaak vanuit Breda werd geleid. Officier van Justitie was Baron Speyart van Woerden. Deze woonde aan de Nieuwe Prinsenkade, recht tegenover de ingang van de Koninklijke Militaire Academie. Hij was er mogelijk van op de hoogte dat daar een militair-apotheker werkte die amateurfotograaf was. Het idee een fotograaf mee te nemen kwam mogelijk van hem. En op wie kon men voor een dergelijke delicate zaak beter een beroep doen dan op een beroepsmilitair, die tenslotte altijd aan de geheimhouding van een dienstbevel gehouden kon worden. Bij een commerciële fotograaf was je er nooit zeker van wat er met de negatieven gebeurde. De opnamen in de kerk in Tilburg waren de eerste ‘plaats delict’ foto’s die Van Waegeningh maakte en hoogstwaarschijnlijk ook de eerste in Nederland. Hij zou in de jaren die volgden meewerken aan een groot aantal onderzoeken voor justitie.
54 i n b r a b a n t
Tot na de Tweede Wereldoorlog was de forensische wetenschap in Nederland niet geïnstitutionaliseerd; er was geen centrale onderzoeksinstelling zoals het Nederlands Forensisch Instituut. Justitie werkte met lokale deskundigen van wie Emile van Waegeningh er één was. In latere jaren deed hij ook zelfstandig onderzoek en ontwikkelde hij zich tot een kundig grafoloog en deskundige op het gebied van vervalsingen. Hij was zo een van de grondleggers van de forensische wetenschap in Nederland en werkte mee aan forensische onderzoeken tot in het jaar van zijn dood. Fotografie gebruikte hij als bewijsmiddel en ter verheldering van zijn dossiers. De technische kant van het fotograferen voerde bij Van Waegeningh de boventoon. Hij was een militair en een onderzoeker, geen kunstenaar. Ondanks deze opvatting bevat zijn collectie wel degelijk artistieke pareltjes. Artistiek vanwege onderwerpkeuze en compositie. Gecombineerd met zijn belangstelling voor bijzondere fotografische technieken zorgt dit ervoor dat Van Waegeningh ons foto’s heeft nagelaten die in geen enkele andere collectie in Nederland voorkomen.
Info De tentoonstelling ‘Kapitein Van Waegeningh, Fotograaf’, die met ruim 170 prints, meer dan zestig stereobeelden, originele afdrukken en diapositieven in kleur een overzicht geeft van het uitzonderlijke werk van Emile van Waegeningh (1870-1944) is nog tot en met 29 augustus te bezoeken in Breda’s Museum. Daar zijn dan ook de eerste kleurenfoto’s die in Breda zijn gemaakt te zien. De gelijknamige publicatie belicht leven en werk van deze bijzondere fotograaf, rijk geïllustreerd met een groot aantal foto’s van zijn hand.
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Kapitein van Waegeningh in zijn laboratorium. Circa 1907. Autochrome dia. (Collectie Breda’s Museum)
inbrabant
N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 0
55