In Brabant
Zonder het enthousiaste werk van de vele onderzoekers die zich met het Brabantse erfgoed bezighouden, zou de bron waaruit ook In Brabant put weldra leeg raken. In Brabant biedt daarom iedere editie een gastauteur uitgebreid de ruimte om zijn of haar verhaal te doen, om te tonen hoe diep hij of zij in het Brabantse verleden is gedoken.
M i c h i e l Ve r w e i j
De ‘Eindhovense’ curie
Het Brabantse pontificaat
eeuwse studies in Leuven. Hij is werkzaam als adjunctconservator op de Afdeling Handschriften van de Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel en publiceerde o.m. een biografie over Adrianus VI. Hij was ook curator van de herdenkingstentoonstelling over deze paus in Utrecht en Leuven in 20092010.
Tot dusver in de geschiedenis is er slechts één paus geweest uit de Lage Landen: Adrianus VI, in 1459 te Utrecht geboren als ‘Adriaan Floriszoon’. Deze paus omringde zich met vertrouwelingen die vaak afkomstig waren uit de Nederlanden, en wel uit één gewest in het bijzonder: Brabant.
Het interieur van de Santa Maria dell’Anima, een Romeinse kerk vol Brabantse sporen.
Luik het gewest van het Heilige Roomse Rijk dat de meeste oude grafmonumenten in deze kerk heeft opgeleverd, meer dan bijvoorbeeld Oostenrijk zelf. Sterker nog, hoewel de kerk bekend staat als de Duitse en Oostenrijkse kerk in Rome, is de Santa Maria dell’Anima eigenlijk eerst en vooral de kerk van een Brabander, namelijk de in Mierlo geboren Willem van Enckenvoirt (1464-1534). Kardinaal Willem van Enckenvoirt is in deze kerk werkelijk niet over het hoofd te zien. Zijn wapen siert in tweevoud de sokkel van het hoofdaltaar; hij heeft in het koor het grafmonument gesticht voor de enige paus uit onze gewesten, Adrianus VI (1459-1523, pont. 1522-1523), met op de sokkel duidelijk Van Enckenvoirts naam en wapen in tweevoud; een gewelfsleutel met zijn wapen siert het plafond; hij liet Michiel Cocxie de net al genoemde Brabantse kapel met fresco’s versieren, met op het altaar zijn portret ten voeten uit en zijn wapen opnieuw in tweevoud op de sokkel, terwijl Van Enckenvoirts grafmonument tegen de binnenkant van de voorgevel van de kerk een ligbeeld van de kardinaal bevat en, opnieuw, zijn wapen in tweevoud. Twee portretten en negen keer zijn wapenschild: Van Enckenvoirt is in deze kerk inderdaad onvermijdelijk en duidelijk sterker aanwezig dan paus Adrianus zelf. Nu had Willem van Enckenvoirt zijn sporen ten aanzien van deze kerk wel verdiend: hij inbrabant
N U M M E R 1 M A A R T 2 0 1 5
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Michiel Verweij (Oirschot, 1964) studeerde klassieke filologie en middel-
van Adrianus VI (1522-1523)
Wie zoekt naar (Noord-)Brabantse sporen in Rome, komt al snel uit bij de Santa Maria dell’Anima, een kerk gelegen net ten noordwesten van de Piazza Navona midden in het historische centrum van de stad. Deze kerk geldt als de nationale kerk in Rome van Duitsland en Oostenrijk, maar historisch is het de kerk van het Heilige Roomse Rijk en tot in de zeventiende en achttiende eeuw vonden ook de Brabanders (in de breedste zin) daar hun plaats van samenkomst. De Barbarakapel in deze kerk staat zelfs bekend als de ‘Brabantse kapel’. Verder vindt men er grafmonumenten voor de Leuvense theoloog Henricus Gravius (1536-1591), de Antwerpenaars Alexander Iunius (1528-1558) en Ferdinand van den Eynde († 1630), de jong gestorven Brusselaar Charles Micault († 1577), de Brabantse bisschop Johannes Coppis en de Oirschotse pauselijke zanger Christiaan van der Ameijden (ca. 15351605), naast beeldhouwwerk van de Brusselaar François Duquesnoy (1597-1643) en fresco’s van de Mechelse schilder Michiel Cocxie (1499-1592). In feite is het hertogdom Brabant na het bisdom
4 i n b r a b a n t
Auteur
5
secretaris domesticus, Nicolaas van der Poorten uit Eindhoven en Petrus Verbeeck uit Geldrop hoorden tot zijn meest vertrouwde kamerheren. Nooit eerder (of later) zouden inwoners van deze streek zo’n grote rol spelen in Rome en dezelfde namen duiken in deze context steeds op: men zou in dit geval bijna spreken van de ‘Eindhovense kliek’.
foto boven: Het portret van kardinaal Willem van Enckenvoirt, een detail van zijn grafmonument in de Santa Maria dell’Anima. foto rechts: Paus Adrianus VI in 1459 te Utrecht geboren als ‘Adriaan Floriszoon’, op een portret door Jan van Scorel (1495–1552). (Collectie Centraal Museum Utrecht. Bron: Wikimedia Commons)
6 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Van Enckenvoirt en Adrianus VI De literatuur vermeldt hardnekkig dat Van Enckenvoirt in Leuven gestudeerd heeft en dat hij daar kennis zou hebben gemaakt met Adrianus. Dat Adrianus eerst en vooral een figuur van de Leuvense universiteit was (student, hoogleraar theologie, rector, vice-kanselier) is juist, maar Van Enckenvoirt komt niet in de inschrijvingsregisters voor. Bovendien vermeldde hij, toen hij in 1505 kandidaat was voor een prebende in het kapittel van de SaintJacques in Luik (waarvoor een academische graad vereist was), dat hij enkele jaren aan de Sapienza, de universiteit van Rome gestudeerd had: waarom voor Luik naar Rome verwijzen als hij in Leuven gestudeerd zou hebben? Het ziet er dan ook naar uit dat Van Enckenvoirts Leuvense studie een vrome (?) legende is. Wat wel waar is, is dat de kennismaking met Adrianus Van Enckenvoirts leven sterk zou beïnvloeden. Adrianus was vóór alles academicus en was eigenlijk wars van alle politieke macht. Hij had ook geen netwerk in de politiek. Op basis van zijn reputatie binnen de Leuvense universiteit en als hoogste geestelijke van de stad Leuven was hij in 1506 door Margaretha van Oostenrijk, landvoogdes van de Nederlanden, aangesteld als raadsheer. Vanaf 1507 was hij leermeester van Karel V. Het ligt dan ook voor de hand dat Adrianus als regent inbrabant
N U M M E R 1 M A A R T 2 0 1 5
was een van de initiatiefnemers van de herbouw aan het begin van de zestiende eeuw, hij was jaren lang provisor (een soort voorzitter van het dagelijks bestuur) van de kerk (1509-1517) en trad na zijn creatie tot kardinaal tot aan zijn dood op als kardinaal protector, maar vergeleken met anderen en ook met andere kardinalen in andere kerken in Rome is zijn aanwezigheid in de Anima toch wat excessief. Het brengt ook sterk een bepaald programma tot uitdrukking: Van Enckenvoirt hoorde niet tot een van de adellijke families die de
Curie destijds domineerden, hij was in wezen een homo novus of selfmade man uit een ver gewest die zijn positie dankte aan zijn nauwe banden met Adrianus VI. Het pontificaat van Adrianus wordt gekenmerkt door een sterke aanwezigheid van Brabanders in de onmiddellijke entourage van de paus. De barbier van Adrianus, Joannes Rousseau († 1526) kwam uit Brussel, drie broers uit het Antwerpse geslacht De Marselaer traden onder meer op als voogd van het pauselijk kasteel te Ostia en als bevelhebber van de pauselijke troepen, de Leuvenaar Petrus van der Male was Adrianus’ eerste kamerheer. Maar het aandeel van personen uit het zuidoosten van de huidige provincie Noord-Brabant – nog nauwkeuriger: de grenszone van de oude kwartieren Kempenland en Peelland – is relatief het aanzienlijkst: Willem van Enckenvoirt uit Mierlo was Adrianus’ datarius, Dirk van Heeze was pauselijk
Pauselijke Brabander nr. 1 De meest vooraanstaande persoon van deze groep was uiteraard Willem van Enckenvoirt, ook al heeft hij in verscheidene opzichten in vergelijking met de anderen een wat afwijkend profiel. Willem werd in 1464 in Mierlo-Hout geboren. Na de vroege dood van zijn vader nam zijn oom Zeger, prior van de abdij Coudewater, zijn opvoeding ter hand. Op tamelijk vroege leeftijd moet Willem dan al naar Rome zijn gegaan, waar hij de langzame ambtelijke carrière van een procurator en notarius doorliep. Een procurator vertegenwoordigt de belangen van een bepaalde partij of instelling in de doolhof van de Romeinse bureaucratie. Hij wordt in 1489 voor het eerst in Rome vermeld. In 1495 was hij procurator bij de Rota, een van de pauselijke rechtbanken. In 1500 noemt men hem als notaris van diezelfde Rota. In 1503 werd hij scriptor apostolicus voor de brieven aan de pauselijke kanselarij, in 1506 protonotarius apostolicus (voornamelijk een erefunctie die bewijst dat zijn ster langzaam steeg). Tegelijk bracht Willem van Enckenvoirt een indrukwekkende verzameling prebenden en beneficies (plaatsen als kanunnik of kapelaan met, vooral, de bijbehorende inkomsten) bijeen: zo had hij een prebende in onder meer de kapittels van Tongeren, ’s-Hertogenbosch, Antwerpen, Mechelen, Utrecht, Luik, Xanten, Maastricht en Bonn en was hij sinds 1503 aartsdiaken van Brabant (bisdom Kamerijk), sinds 1505 aartsdiaken van de Famenne (bisdom Luik) en sinds 1515 eveneens aartsdiaken van de Kempen (bisdom Luik). In 1507 was hij collector voor de bisdommen Luik en Utrecht en tussen 1507 en 1511 verbleef hij inderdaad enkele maanden in
de Lage Landen om de daarbij horende taak, het innen van achterstallige gelden die die bisdommen aan de pauselijke administratie verschuldigd waren, uit te voeren. Al in 1502 had hij bemiddeld voor Filips de Schone, hertog van Bourgondië en heerser over de Lage Landen. Zijn banden met de Habsburgse dynastie werden echter sterker toen hij vanaf 1517 min of meer als permanente procurator van keizer Karel V optrad. Zo bemiddelde hij dat jaar op uitdrukkelijke wens van Karel V zelf voor de verheffing tot kardinaal van Adrianus van Utrecht, op dat moment regent van Spanje namens Karel. Het was wellicht de eerste keer dat deze twee personen met elkaar in contact kwamen.
7
Het altaar in de Barbarakapel in de Santa Maria dell’Anima, met een portret van Willem van Enckenvoirt door Michiel Cocxie (1499-1592).
8 i n b r a b a n t
Na het pontificaat Na Adrianus’ dood bleef Van Enckenvoirt in Rome waar hij slechts een bescheiden rol speelde. Bij de beruchte sacco di Roma op 6 mei 1527, de grote
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
plundering van de stad door de muitende Duitse lansknechten van Karel V, werd ook zijn paleis geplunderd, ondanks dat hij tot de keizergezinde kardinalen behoorde. In de verzoening tussen paus Clemens VII Medici en Karel V die op de sacco volgde, speelde Van Enckenvoirt zijn oude rol als procurator van de keizer. Hij bemiddelde zo ook inzake de overdracht van de wereldlijke macht over het bisdom Utrecht (tot dan toe uitgeoefend door de bisschop) aan Karel V. Daarmee heeft hij uiteindelijk bijgedragen aan de huidige grenzen van Nederland, want als gevolg van deze overdracht kwamen Utrecht en Overijssel al meteen aan de keizer. Drenthe en de stad Groningen zouden later volgen. Willem werd er dubbel voor beloond: op de keizerkroning van Karel V op 24 februari 1530 in Bologna mocht hij Karel V zalven en bovendien was hij zelf al in 1529 bisschop van Utrecht geworden. Ook dit bisdom zou hij nooit bezoeken. Tot aan zijn overlijden op 19 juli 1534 bleef hij in Rome, waar zijn huis openstond voor uit de Nederlanden afkomstige kunstenaars zoals Michiel Cocxie (1499-1592) uit Mechelen en Maarten van Heemskerck (1498-1574) uit de omgeving van Haarlem. Het thuisfront vergat hij overigens niet: hij stichtte een groot glasvenster in de Sint-Jan van ’s-Hertogenbosch (sindsdien verloren) en een fundatie voor behoeftigen in zijn geboorteplaats Mierlo (het Apostelhuis). Willem van Enckenvoirt, de enige Noord-Brabander die tot kardinaal werd benoemd, was bovenal iemand die in Rome carrière had gemaakt en zich dan ook heel behoorlijk kon redden in het Romeinse Renaissancemilieu. Van alle medewerkers van Adrianus VI was hij de meest Romeinse. Zijn positie als steunpilaar berustte hoofdzakelijk op zijn ervaring met en kennis van de Romeinse curiale administratie en bureaucratie. Als wij Adrianus nu zien als een hervormingspaus die de eerste schreden heeft gezet op de weg van de Contrareformatie (of katholieke reformatie), waarbij begrippen als versobering, degelijke opleiding en een groter moreel bewustzijn sleutelbegrippen zijn, dan past Willem van Enckenvoirt
Paus Clemens VII, opvolger van Adrianus VI, leed met de sacco di Roma een gevoelige nederlaag tegen Karel V, die directe betrokkenheid bij het optreden van zijn muitende troepen ontkende. Op 24 februari 1530 zagen de twee hoofdrolspelers elkaar terug in Bologna. Paus Clemens VII kroonde toen Karel V officieel tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. (Detail van een schilderij van Giorgio Vasari (1511–1574). Collectie Palazzo Vecchio Museum. Bron: Wikimedia Commons)
niet echt in dat plaatje. Soms ook letterlijk: Adrianus had hogere geestelijken aan zijn hof verboden nog lange baarden te dragen (wat beschouwd werd als een uiting van ijdelheid), maar op zijn portretten kijkt kardinaal Van Enckenvoirt ons aan met een zeer lange baard. inbrabant
NUMMER 1 MAART 2015
in Spanje namens Karel dezelfde procurator zou gaan gebruiken. Duidelijk is dat te zien als Adrianus op 9 januari 1522 totaal onverwacht tot paus wordt gekozen. De nieuwe paus was niet op het conclaaf aanwezig geweest en zou pas zeven maanden na zijn verkiezing Rome bereiken. In die periode functioneerde Willem van Encken-
voirt als tussenpersoon tussen de paus en de kardinalen, zoals duidelijk blijkt uit een brief van Adrianus aan de kardinalen van 19 mei 1522: de paus kondigt aan dat hij binnen enkele dagen naar Rome hoopt te vertrekken en zegt dat men zich voor meer informatie tot Willem van Enckenvoirt moet wenden. De procurator was naar het centrum van de macht gegleden! Als Adrianus dan eind augustus eindelijk in Rome aankomt, wordt Willem van Enckenvoirt een van de belangrijkste assistenten van de nieuwe paus: hij was de enige in de onmiddellijke entourage van Adrianus die het reilen en zeilen van de Romeinse bureaucratie kende. Dat maakt hem tot een sleutelfiguur in het pauselijk functioneren. Wie naar Adrianus wilde, moest langs Willem van Enckenvoirt. Dat heeft overigens de snelheid van de besluitvorming van de toch al bedachtzame paus niet verbeterd. Adrianus was erom bekend dat hij op alle vragen eerst antwoordde: ‘Videbimus’ (‘We zullen zien’), om de tijd te nemen rustig over het probleem na te denken. Zoals een academicus betaamt, dus. Willem van Enckenvoirt werd door Adrianus tot datarius benoemd, de enige topfunctie die niet door een kardinaal werd uitgeoefend. De datarius behandelde de toekenning van prebenden en beneficies. Aangezien de meeste administratieve aangelegenheden in de Curie hierop betrekking hadden, was de datarius een van de machtigste mannen in de Romeinse Curie. Op zijn sterfbed benoemde Adrianus Willem van Enckenvoirt tot kardinaal. Ondanks de oppositie van enkele andere kardinalen zette Adrianus zijn benoeming door. Van Enckenvoirt kreeg als titelkerk de Santi Giovanni e Paolo op de Celio (tegenover de Palatijn), de titelkerk van Adrianus zelf. Hij erfde ook Adrianus’ bisdom in Spanje, Tortosa, ook al zou hij daar nooit een voet zetten.
9
Tekening van het verloren gegane glasraam van Willem van Enckenvoirt in de Sint-Jan te ’s-Hertogenbosch (Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, ms. III 713, p. 103.)
10 inbrabant
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
maar hij was ook niet vies van geld, dat hij zag als zijn rechtmatige beloning voor zijn werk. Hij was vooral een carrièreman in de administratie en geen bevlogen priester. Hezius zou vanuit Luik nog enkele keren ageren tegen Erasmus en trad verder op als inquisiteur in Luik (vanaf 1529) en Brabant (vanaf 1540). Hij overleed in Luik in 1555. In de Koninklijke Bibliotheek van België wordt een autograaf van hem bewaard (ms. II 194, f. 95). Het is een brief van hem aan Tilman’s Clericx, de in Geldrop geboren tweede president van het Pauscollege in Leuven. De brief werd later als kladpapier gebruikt en bevindt zich tussen aantekeningen voor een censuur van de werken van Erasmus. Brabantse pauselijke kamerheren De andere twee Noord-Brabanders rond Adrianus zijn minder goed bekend. Zowel Nicolaas van der Poorten als Petrus Verbeeck waren kamerheer of cubicularius van de paus. Nicolaas van der Poorten kwam uit Eindhoven. Hij is vermoedelijk te identificeren met de Nicolaus de Porta die op 29 augustus 1488 in Leuven als student werd ingeschreven. Na de Artes, die in Leuven voor iedereen de verplichte beginopleiding vormden, ving hij de studie van de theologie aan: vóór 1502 behaalde hij de graad van baccalaureus formatus, een van de tussenstadia van deze studie die normaal elf of twaalf jaar duurde. Wellicht heeft hij tijdens deze theologiestudie kennisgemaakt met Adrianus, met wie hij blijkbaar een echte vriendschap heeft ontwikkeld. Toen Adrianus op 26 december 1512 in Leuven zijn eerste testament redigeerde, was Van der Poorten een van de getuigen. Ondertussen was hij kanunnik in en zelfs deken van de Catharinakerk in Eindhoven geworden. Toch ziet het er naar uit dat hij misschien al in 1515 Adrianus naar Spanje gevolgd is of anders in 1522 door de paus naar Rome is geroepen. Na Adrianus’ dood beleefde Nicolaas het meest gevaarvolle moment van zijn leven. De Brabanders uit Adrianus’ omgeving waren niet echt populair in Rome, evenmin als paus Adrianus VI zelf
Het grafmonument voor Adrianus VI in de Santa Maria dell’Anima.
overigens. Ze werden er door het ‘gepeupel’ van verdacht de schatten van de paus te hebben geroofd, 2 want toen men zelf de vertrekken wilde plunderen, was er niets meer te vinden. Het werd Nicolaas waarschijnlijk te heet onder de voeten, zodat hij in het geheim de stad is ontvlucht. Overigens inbrabant
N U M M E R 1 M A A R T 2 0 1 5
De tweede Brabander Er is dan ook een aanzienlijk verschil tussen de typische Romeinse curiaal Willem van Enckenvoirt en de andere intieme medewerkers van Adrianus VI.
De anderen waren al in dienst van de paus toen deze nog in Spanje was (en soms nog eerder) en hebben bovendien – in tegenstelling tot Van Enckenvoirt – wel een band met de Leuvense universiteit. De meest prominente onder hen is wellicht Dirk van Heeze of, in het Latijn, Theodoricus Hezius. Hezius moet ergens tussen 1485 en1490 in Heeze geboren zijn. Op 29 februari 1504 werd hij ingeschreven in het inschrijvingsregister van de Leuvense universiteit.1 Hij kwam onder de aandacht van Adrianus, op dat moment de topman van de universiteit, en trad bij deze in dienst. Op die manier volgde Hezius Adrianus in 1515 naar Spanje en in 1522 naar Rome, waar hij secretaris van de paus werd. Hezius was zelfs secretarius domesticus, een secretaris die belast wordt met politieke (en dus gevoelige) documenten, wat erop wijst dat de Heezenaar het volle vertrouwen van de paus genoot. Zo redigeerde Hezius de twee brieven van de paus aan Desiderius Erasmus. Men vermoedt dat Adrianus op zijn sterfbed eigenlijk Hezius tot kardinaal had willen benoemen, maar dat hij uiteindelijk Van Enckenvoirt aanwees, omdat hij inschatte dat deze zijn medewerkers in de toekomst beter zou kunnen beschermen dan Hezius. Waarschijnlijk terecht. Hezius keerde in 1525 terug naar de Nederlanden met de opdracht de Leuvense theologen ervan te weerhouden nog verder Erasmus aan te vallen. Hij sprak inderdaad met de twee venijnigste tegenstanders van Erasmus, maar dezen wisten hem van hun gelijk te overtuigen. Hezius rapporteerde dan ook in die zin aan Rome. Hij vestigde zich vervolgens in Luik, waar hij zijn kanunnikszetel in de Sint-Lambertuskathedraal opnam. Het was zijn enige prebende: dit tekent hem alleen al als een echte leerling van paus Adrianus VI en plaatst hem in schril contrast met Van Enckenvoirt die in de literatuur bekend staat als schraperig, belust op geld en dat soort dingen. Vermoedelijk zou Van Enckenvoirt dat niet zo scherp hebben gezien en even waarschijnlijk is die visie iets te modern gekleurd vanuit ons verwachtingspatroon. Van Enckenvoirt was geen corrupte maffioso,
11
gaat Van der Poorten vermoedelijk vrijuit, want er heerste na het verkwistende pontificaat van Leo X Medici (1513-1521) een continu geldgebrek, zodat er niets was om te plunderen. Nicolaas van der Poorten keerde in ieder geval terug naar Eindhoven, waar hij zijn functie van deken van het kapittel weer opnam, en in 1526 overleed. Misschien is een van de niet-geïdentificeerde priestergraven in het koor van de oude Catharinakerk wel van hem, maar zekerheid is daarover niet te verkrijgen. Hij liet zijn huis in Eindhoven en een vijftigtal boeken na aan het Pauscollege in Leuven. In tegenstelling tot Nicolaas van der Poorten stelt Petrus Verbeeck, cubicularius secretus, familiaris, continuus commensalis, ons wel voor een aantal problemen. Voor zijn carrière vanaf 1522 beschikken we over enkele gegevens: hij is een van de kamerheren van paus Adrianus VI en keert na diens dood naar de Nederlanden terug, waar hij proost van het kapittel van de Sint-Pieterskerk in Utrecht wordt. In 1524 blijkt hij echter al afstand van de proosdij te hebben gedaan, want in dat jaar kent paus Clemens VII deze toe aan Herman Schulteman. 3 Dat hij uit Geldrop komt, bewijst zijn ondertekening in een register van een aantal verzoekschriften: ‘Petrus Verbeeck de Geldrop’. Aangezien de meeste van deze documenten dateren uit de periode dat Adrianus nog in Spanje zat, lijkt het aannemelijk dat Verbeeck op dat moment al bij de paus in dienst was. Het jaar van overlijden van Petrus Verbeeck is niet bekend. In 1541 wordt een ‘Meester Peter Verbeeck’ als schout van Geldrop genoemd, maar of dit dezelfde persoon is, is moeilijk uit te maken. 4
Titelblad van het opdrachtexemplaar van de eerste biografie van Adrianus VI, door Gerardus Moringus, opgedragen aan Erard de la Marck. (Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, ms. 10167, f. 2r.)
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
De Santa Maria dell’Anima
heid van de paus in Rome. Dat verklaart ook zijn terugkeer naar de Nederlanden na Adrianus’ dood: indien Petrus Verbeeck inderdaad zo geromaniseerd was als de ‘bijnaam’ Petrus de Roma zou doen vermoeden, blijft de vraag waarom hij überhaupt naar het Noorden is teruggekeerd. Willem van Enckenvoirt is uiteindelijk in Rome gebleven. inbrabant
N U M M E R 1 M A A R T 2 0 1 5
12 inbrabant
Petrus de Roma? Verbeecks loopbaan vóór 1522 is al even vaag. In feite hebben eerdere onderzoekers nooit enig aanknopingspunt kunnen vinden, zodat men hem, wellicht ten einde raad, heeft willen identificeren met ene Petrus de Roma die in 1522 vanuit Rome naar Adrianus in Spanje gestuurd wordt, en wel
met het argument dat deze Geldroppenaar dermate verromeinst was dat hij de bijnaam ‘van Rome’ gekregen zou hebben. Dit is echter meer dan onwaarschijnlijk. Ten eerste wordt in een kosmopolitische gemeente zoals Rome nooit een vreemdeling door zijn medebewoners betiteld als afkomstig uit de stad van inwoning. Integendeel, men behoudt altijd het cachet van een andere afkomst: zelfs romanizzati als Christiaan van der Ameijden en Willem van Enckenvoirt heten op hun grafsteen resp. Orschotanus Brabantinus en Brabantinus, hoewel beiden hun hele carrière in Rome hebben doorgebracht. De privépapieren van de eerste zijn zelfs enkel in het Latijn en het Italiaans, zonder een woord Nederlands, maar hij wordt in de documenten nooit anders betiteld dan Flander, Leodiensis of Buscoducensis e.d. Bovendien staan ambtelijke stukken als regesten, supplieken enz. niet bekend om hun gevoel voor humor, zodat het sowieso maar de vraag is of men een dergelijke bijnaam in deze context zou gebruiken. Tot slot verklaart een identificatie met deze Petrus de Roma niet waarom Verbeeck zich ineens vanaf het moment dat hij bij Adrianus is, weer de Geldrop laat noemen. Ik denk dan ook niet dat de voorgestelde identificatie juist is en dat er, integendeel, naar een andere hypothese moet worden uitgekeken. Het enige dat in het geval van Petrus Verbeeck echt duidelijk is, is dat er niet veel over hem bekend is. Misschien moet men hem zoeken in dezelfde richting als de andere directe medewerkers van Adrianus VI, m.a.w. in de Leuvense universiteit. Er werd op 6 oktober 1507 inderdaad een student in Leuven ingeschreven, die wordt aangeduid als Petrus Geldrop. In theorie zou het om onze Petrus Verbeeck kunnen gaan, al blijft dat een niet-verifieerbare hypothese. Indien dat zo is, moet hij min of meer hetzelfde patroon gevolgd hebben als Hezius en zou hij dus kort na zijn studie bij Adrianus in dienst kunnen zijn getreden. Dat verklaart in ieder geval zijn aanwezigheid in Spanje en zijn functie in de onmiddellijke nabij-
13
Info De laatste Brabanders De laatste intimus van paus Adrianus was de Leuvenaar Petrus van der Male, de enige niet-NoordBrabander rond het sterfbed van de paus op 14 september 1523. Zoals ook voor de andere, reeds beschreven personen geldt, had Van der Male ook enkele ondergeschikten uit de Nederlanden in dienst. Onder hen vinden we de laatste ‘Eindhovense’ Brabander uit Adrianus’ hofhouding, Arnoldus Pauli de Oirschot. Mogelijk is deze te identificeren met de Arnoldus de Crom uit Oirschot die op 10 augustus 1515 in Leuven als student werd ingeschreven. Arnoldus Pauli hoorde in ieder geval niet echt meer tot de intimi van paus Adrianus VI zelf en arriveerde pas in Leuven toen Adrianus daar eigenlijk al weg was. Misschien is hij op eigen initiatief na Adrianus’ pauskeuze naar Rome gegaan in de hoop op een baantje, zoals dat op dat moment wel meer voorkwam. De familie De Crom hoorde in ieder geval destijds wel tot het Oirschotse patriciaat. Terugkeer naar de Nederlanden Afgezien van Willem van Enckenvoirt keerden de meeste naaste medewerkers van Adrianus na zijn dood terug naar de Lage Landen. Zij waren te zeer verbonden met de persoon van de overleden paus. Het profiel van deze groep vertoont steeds hetzelfde patroon: het gaat om mensen met een duidelijke Leuvense connectie, die in de eerste hoofdstad van het hertogdom Brabant door Adrianus opgemerkt waren en die hem naar Spanje en Rome vergezelden. Het waren mensen die de paus vertrouwde en die daarom tot zijn onmiddellijke omgeving hoorden. Buiten Adrianus VI was er niets wat hen in Rome hield. De grote uitzondering is steeds Willem van Enckenvoirt, die weliswaar niet in Leuven gestudeerd heeft, maar die door zijn Romeinse carrière en zijn band met Karel V ook voor Adrianus als procurator optrad en daardoor zijn steunpijler in de curiale administratie werd. Van Enckenvoirt bleef dan ook als enige van Adrianus’ Brabanders in Rome. De grote vraag is natuurlijk: is het toeval dat er in 14 i n b r a b a n t
de directe entourage van paus Adrianus VI zoveel (Noord-)Brabanders zaten? Deels wel, deels niet. Als Brabander-door-adoptie omringde Adrianus zich met landgenoten, zoals hij ook al in Leuven en Mechelen voornamelijk Brabanders in dienst had gehad. Dat Willem van Enckenvoirt uit Mierlo tot deze entourage hoorde, ligt aan externe factoren. Voor Nicolaas van der Poorten uit Eindhoven, Dirk van Heeze en Petrus Verbeeck uit Geldrop is er misschien wel een verband, ook al ontbreekt elk positief bewijs. De band tussen Van der Poorten en Adrianus dateert al van een eerder tijdstip. Misschien was hij direct student bij Adrianus die op dat moment als jonge hoogleraar al de aandacht trok. Het is op zich niet onmogelijk dat Van der Poorten Adrianus attent heeft gemaakt op een jongere streekgenoot als Hezius. Op regionaal vlak lopen er tal van connecties tussen Eindhoven en omliggende dorpen, zeker tussen de elites van de verschillende plaatsen. Hetzelfde zou kunnen gelden voor Petrus Verbeeck (indien deze dezelfde is als de bovengenoemde Petrus Geldrop). In dat geval is het dus mogelijk geen toeval dat deze drie nauwe medewerkers van de paus uit dezelfde streek komen. Ook na hun terugkeer naar de Nederlanden blijken de ex-medewerkers van Adrianus VI contact te hebben gehouden. Zo leverden Hezius en Van der Male de Sint-Truidense monnik Gerardus Moringus het materiaal voor de eerste biografie van Adrianus. Het duidelijkst blijkt dit contact uit een project dat de overleden paus zeer dierbaar was, namelijk de stichting van een college voor arme studenten theologie in zijn eigen woonhuis in Leuven. Al in Adrianus’ eerste testament van 26 december 1512 komt dit plan voor. In het tweede testament van 8 december 1523 herhaalt hij zijn wens. Executeurtestamentair Willem van Enckenvoirt pakte de zaken voortvarend aan, maar door de afstand werden ook de anderen erbij betrokken. Van der Poorten, Hezius, Verbeeck en Van der Male hebben ook beurzen in dit college gesticht. Het Pauscollege (zoals het wordt genoemd) was tijdens het
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Een volledig geannoteerde versie van dit artikel is te vinden op de website www. thuisinbrabant.nl.
ancien regime het rijkste college van de universiteit. Het werd in de jaren 1776-1778 herbouwd en siert in deze sobere classicistische vorm nog altijd het patrimonium van de stad Leuven. Het wordt als enig oud college nog steeds voor het oorspronkelijk doel gebruikt, namelijk de huisvesting van studenten, zij het dat het sinds 1817 niet meer enkel studenten theologie zijn. Naast een monument voor paus Adrianus is het echter ook een aandenken aan zijn kring medewerkers die aan de uitwerking bijgedragen hebben. Het meest directe aandenken aan deze kring blijft echter de alomtegenwoordige aanwezigheid van Willem van Enckenvoirt in de Santa Maria dell’Anima. Meestal wordt simpelweg gesteld dat Adrianus de enige Nederlandse (in enge staatkundige zin) paus was. Als men de entourage van de paus en de belangrijke rol van Leuven voor Adrianus erbij betrekt, blijkt dat het in feite voornamelijk een Brabants, om niet te zeggen een ’Eindhovens’ pontificaat was.
foto boven: Het Pauscollege te Leuven. Adrianus VI stelde bij testament na zijn overlijden in 1523 zijn Leuvense woning ter beschikking als college voor behoeftige theologiestudenten. Het gebouw werd sinds 1530 gestaag uitgebreid en tussen 1776 en 1778 gerenoveerd in classicistische stijl met een monumentale straatvleugel en twee haaks hierop geplaatste zijvleugels. (Foto: Johan Bakker. Bron: Wikimedia Commons) foto onder: Het wapen van kardinaal Willem van Enckenvoirt, een detail van zijn grafmonument in de Santa Maria dell’Anima.
inbrabant
N U M M E R 1 M A A R T 2 0 1 5
15
Noten
1
2
3 4
Op 29 februari 1504 werd Hezius ingeschreven in het matrikel van de Leuvense universiteit als Falconensis dives: dit betekende dat hij voldoende kapitaalkrachtig was om zijn studie zelf te betalen en dat hij zijn Artes-opleiding volgde in de pedagogie van de Valk. Als enige van de vier paedagogia of studiehuizen voor de Artes-faculteit bestaat de Valk nog steeds (tegenwoordig faculteit van de rechten aan de Tiensestraat). In een brief van 30 november 1523 vermeldt Johannes Fevynus, scholaster van Sint-Donaas in Brugge, aan Frans van Cranevelt in Mechelen (Litterae ad Craneveldium, ep. 81) dat een zekere Bavus uit een brief van zijn te Rome verblijvende zoon begrepen had dat ‘de Eindhovenaar uit Rome gevlucht was’, maar dat ‘het onzeker was of deze enige schat had meegenomen, maar dat hij in het geheim was weggevlucht’ (erat enim de Endoviano decano que(m) Bavus intellexerat ex filii literulis roma profugisse ... sed de decano incertum quona(m) co(m)portasset nescio que(m) Thezauru(m). et cla(m) profugiss[e].) Fevynus’ Latijn is niet echt een model van duidelijkheid, zodat we eigenlijk niet heel goed weten wat er aan de hand is. Blijkbaar verdacht het ‘gepeupel’ (maar wie is dat hier?) de ‘Brabanders’ en met name Van der Poorten uit Adrianus’ omgeving van een roofpartij. Directive M 523. Utrechts Archief, archief van Sint Pieter te Utrecht, nr. 762-a. Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Oud Rechterlijk Archief Oirschot, nr. 134b, f. 60r, nr. 201, d.d. 20-4-1541.
Literatuur A. Van den Bichelaer, ‘Van kapelaan tot kardinaal. De rol van netwerken bij de carrière van Meierijse geestelijken in de late Middeleeuwen: Aert Boest, Jan van Loemel en Willem van Enckenvoirt (ca. 1465-1535)’, in: H. de Kok (ed.), Van papen en pastoors, de seculiere geestelijkheid in de Kempen (Turnhout, 1997), pp. 7-31. W.A.J. Munier, ‘De curiale loopbaan van Willem van Enckenvoirt vóór het pontificaat van Adriaan VI’, Archief voor de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland, 1 (1951), p. 129-168. W.A.J. Munier, ‘Nederlandse curialen en hofbeambten onder het pontificaat van Adriaan VI’, Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome, derde reeks, 10 (1959), pp. 199-226 H. Raap, ‘Nicolaus van Porta, deken-patroon van Eindhoven en hofdignitaris van Adrianus VI (ca. 1480-1526), ’t Gruun buukske, 10 (1981), pp. 76-79. J. Touber, Willem van Enckenvoirt en zijn collega’s. Ambtelijke netwerken van een Brabander in de Curia Romana 1489-1522 (ongepubliceerde Masterpaper, Groningen, 2002) M. Verweij, ‘Dirk van Heeze en zijn verraad van Erasmus’, Brabants Heem, 53 (2001), pp. 14-24 M. Verweij (ed.), De paus uit de Lage Landen. Adrianus VI 1459-1523. Catalogus bij de tentoonstelling ter gelegenheid van het 550ste geboortejaar van Adriaan van Utrecht, Supplementa Humanistica Lovaniensia 27 (Leuven, 2009), met name pp. 117142 (Hezius) en 182-212 M. Verweij, Adrianus VI (1459-1523). De tragische paus uit de Nederlanden (Antwerpen - Apeldoorn, 2011)
1 6 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED