“De GGD, dat zijn we tenslotte zelf.” Verslag van de bestuursconferentie ‘Publieke Gezondheid in het Sociale Domein’ 24 September 2014
De dag begint met regen, op 24 september in Velsen. Gaandeweg trekken de wolken echter weg; tegen de middag staat de raadszaal volop in de zon. Een passende metafoor voor deze bestuursconferentie? Tien wethouders Volksgezondheid, vergezeld van een aantal ambtenaren uit de regio Kennemerland trachten in één dag de gezamenlijke agenda te definiëren voor de GGD, in het licht van naderende decentralisatie. Een samenvatting.
Inhoud 1. Ouverture: Pitches
2
2. Bert van de Velden spreekt
5
3. Parallelle sessie I: Bestuurders
9
4. Parallelle sessie II: Ambtenaren
16
5. Aris van Veldhuizen spreekt
18
6. Vier Werkgroepen
19
7. Afsluiting & Voorlopige Agenda
25
1. Ouverture: Pitches Voorzitter Maarten van Poelgeest (Andersson Elffers Felix) opent na een warm welkom door Annette Baerveldt (Velsen) zonder veel omhaal de dag. Het woord is aan de gemeenten: in korte pitches geven ze hun eerste gedachten weer over het sociale domein in de nabije toekomst en de rol van de GGD daarin. Belangrijkste vraag: Waar wil ik de komende vier jaar het verschil maken? De diverse pitches belichten de vele verschillende kanten van het sociale domein, de Publieke Gezondheid. Terugkerende opmerkingen:
het belang van preventie en de mogelijkheden die de GGD daarin biedt; de kennis en kunde van de GGD in onderzoek en monitoring; publieke gezondheid als typisch facetbeleid; de wens deze materie voortvarend aan te pakken. Bijna alle aanwezigen pleiten voor een geïntegreerde voorziening van de publieke gezondheidszorg in het sociale domein, over vier jaar.
Markante uitspraken Cees Beentjes, Heemskerk “Preventie: dat is vooral dingen niet doen. Het menselijk brein heeft met dat woord ‘niet’ nogal problemen. Hoe verleid je mensen tot het wél doen van de juiste dingen?” “Gezondheidszorg is een facet in alle beleidsterreinen.”
2
Jur Botter, Bloemendaal “Publieke gezondheid is een voorliggende voorziening binnen het sociale domein.” “Als de publieke gezondheidszorg goed is georganiseerd, hoeft er minder beroep te worden gedaan op curatieve voorzieningen en andere activiteiten. Publieke gezondheidszorg loopt gelijk op met maatschappelijk welzijn.” “Van belang is dat de beste partij voor een voorziening, de aanbieder is of wordt van die voorziening.” “Over vier jaar werken huisarts, GGD, maatschappelijk werk, goed met elkaar samen en met de diverse loketten. Nodig is goede informatie uit een heldere infrastructuur. Zo kunnen we ook adequaat inspelen op rampen en calamiteiten. Je moet daar geen omkijken naar hebben. De GGD functioneert in dezen op heel veel punten al ontzettend goed en is goed ingelicht.” “We hebben een Ambtelijk Overleg; in het kader van verlengd lokaal bestuur is de inrichting van de relatie met de GGD relevant. “Wat wij als gemeente willen bijdragen zijn de randvoorwaarden: financiën, input, dat wat nodig is om het systeem te laten functioneren.” Jacqueline Dorenbos, Beverwijk “Preventie, zeker. Maar je kunt als gemeente niet alles voorkomen. Adviseurs zijn hierin ontzettend belangrijk.” “Gemeenten zijn vaak de partij die in preventie investeren, maar de beloning daarvoor belandt nogal eens bij de zorgverzekeraars. Daar moeten we een beter evenwicht vinden.” “Wij blijven echter investeren, ook in tijden dat het moeilijker gaat. Voorzieningen voor de jeugd, voor ouderen; die moeten we in stand houden.” Annette Baerveldt, Velsen “We vergeten nogal eens dat de grootste sprong in volksgezondheid werd gemaakt toen de riolering zijn intrede deed – een investering op een volstrekt ander terrein dus.” De GGD is onze natuurlijke partner en ‘een gewenst kind’; de publieke gezondheidszorg is geen kwestie van ‘het moet nu eenmaal en het kost alleen maar geld’.” “Gezondheid is een leidende draad door de drie decentralisaties heen.” “Er zit veel kennis en vele gegevens bij de GGD. Hoe kunnen we dat in de regio combineren?” Antoine Tromp, Uitgeest “Uitgeest organiseert de toegang tot het sociale domein op lokaal niveau. Veel andere gemeenten doen dat ook. Op wijkniveau moeten we het inzicht in de gezondheid ontsluiten – wijkteams hebben daar profijt van.”
3
Jack van der Hoek, Haarlem “Neem een gezin van vijf, waarvan er twee altijd ziek zijn. Dat heeft effect op de bewegingsvrijheid en de kansen voor de andere drie net zozeer. Een klein aantal zieke inwoners trekt al een grote wissel op de stad.” “Dwang als instrument werkt niet.” “Gezin gezond, stad gezond.” “We kennen drie speerpunten in Haarlem: 1) jongeren, 2) ouderen (blijven langer zelfstandig), 3) sociaal-economisch zwakkeren.” Een goede samenwerking met de partners vertaalt zich in positievere objectieve meetwaarden bij burgers. Gert-Jan Bluijs, Zandvoort “We moeten wel ruimte houden voor lokaal beleid. Al moet het wellicht herijkt worden, vanuit een geïntegreerde aanpak. Maar we moeten ons kunnen afvragen: wat is nu aan de gezondheidszorg om te doen? En wat kan het maatschappelijk middenveld oppakken?” Tom Horn, Haarlemmermeer “Meedoen is gezond, maar je moet gezond zijn om mee te kunnen doen. Het succes van de aankomende transformatie in het sociaal domein hangt af van samenwerking tussen medische en sociale sector. Daar is de GGD mogelijk een sleutel.” “Artsen en verpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg zien onze kinderen allemaal. Het zijn vooruitgeschoven posten.” “Wij verkeren in de gelukkige situatie dat we de gezondheidszorg van 0-19-jarigen bij de GGD hebben ondergebracht.” We moeten hulp en steun bij inwoners in de buurt beschikbaar maken. Professionals zijn bij ons gemandateerd om inwoners direct naar specialistische hulp te manoeuvreren. Niet alleen jeugd laten we zo doorverwijzen, maar alle mensen.” Wij willen dat alle gegevens van alle jeugdigen opgeslagen worden op één plek. Daarvoor gebruiken we het elektronisch kinddossier. Ook daarin speelt de GGD een belangrijke rol. Het optimaal gebruikmaken van de kennis en de kunde van de GGD is mede daarom een vereiste.” “De GGD, dat zijn we tenslotte zelf.” Christa Kuiper, Heemstede “Ik focus de komende vier jaar niet alleen op het goed regelen van de zaken op papier, maar ook in de uitvoering, zodat de mensen die daarmee belast zijn, voldoende gesteund zijn.” “Uiteindelijk zijn we afhankelijk van onze partners voor het succes.” “De publieke taken, die spreken vanzelf en zijn goed geregeld. Echter, vooral als je naar het sociaal domein kijkt is de kennis van de GGD óók keihard nodig: om te bepalen of we het goede aan het doen zijn.”
4
Wim Westerman, Haarlemmerliede / Spaarnwoude “In Amsterdam was het ooit de voorloper van de GGD die in de 17e eeuw het volk aanraadde bier te drinken in plaats van grachtenwater.” (Van Poelgeest: “Dat doen we er nog steeds.”) “Publieke gezondheid is meer dan alleen gezondheidszorg: met voldoende speelplaatsen brengen we het aantal te dikke kinderen ook omlaag.” “Beleid aangaande de riolering viel ooit onder gezondheidszorg; dit valt tegenwoordig onder milieuvoorzieningen! Het kan verkeren.” “Het beeld is ontstaan dat de gemeente zich daar nooit mee bezig heeft gehouden. Sterker nog, men vraagt zich af of gemeente als bestuurslaag deze rol wel aankan? Daar ligt een taak voor ons. We liggen onder een vergrootglas; het vertrouwen moeten we nog opwekken.” Wij hebben een regiefunctie in de zorg. Daarin moeten we werken met partijen zoals de GGD. Een voorbeeld: de GGD en het RIVM leveren data over de luchtkwaliteit. Wij weten daardoor waarmee we aan de slag kunnen.” “Fabel: de gemeente ‘neemt de zorg over’. Waarheid: wij nemen enkel de regie. Wij moeten dat verhelderen naar de burger, en werken met kundige partners, voor zorg op maat, die de cliënt begrijpt.”
2. Bert van de Velden spreekt Bert van de Velden neemt als Directeur Publieke Gezondheid het woord, om de positie van de GGD uit te lichten: als deel van de organisatie Veiligheidsregio Kennemerland en als publieke dienstverlener in de regio. Bert van de Velden stelt zichzelf voor: hij is in diverse functies goed bekend geworden met de tien gemeenten in de regio Kennemerland. Sinds anderhalf jaar is hij directeur van GGD Kennemerland.
5
Hij vertelt wat hem is opgevallen. “De bestuurlijke keuze is gemaakt voor een regionale GGD met een breed spectrum aan taken. Jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, zorg voor dak- en thuislozen, medische milieukunde, onderzoek, ambulancezorg. “Door de GGD samen met de brandweer onder te brengen in de Veiligheidsregio Kennemerland ontstond een robuuste hulpverleningsdienst die het vertrouwen moest geven om goed voorbereid te kunnen zijn op crisis. Gelet op het risicoprofiel van Kennemerland met daarin een nationale luchthaven (Schiphol); zeesluizen; industrie (Tata Steel); een essentiële wegeninfrastructuur met twee tunnels en dergelijke, waar daarvoor alle aanleiding. Binnen het onderdeel GGD is er grote betrokkenheid en deskundigheid bij de medewerkers. Alle bedrijfsonderdelen van de GGD zijn HKZ gecertificeerd; uit inspectierapporten blijkt een goede performance. Deze GGD doet het beter dan gemiddeld in dit land.”
Bedrijfskundig kwetsbaar Wel ziet Bert van de Velden een bedrijfskundig kwetsbare organisatie. “De verhouding vast versus tijdelijk takenpakket is een bron van zorg: bovenop € 8,4 miljoen aan inwonerbijdragen ontvangt de GGD € 4,8 miljoen voor tijdelijke taken.” Ook valt hem op dat GGD en gemeenten “elkaar wat kwijt zijn geraakt”. Die jaren van wij-zij denken wil hij achter zich laten. “De GGD is van de gemeenten. In de kern is het een gemeentelijk bedrijf.”
Een vraag In de media leeft nu de vraag ‘of de gemeenten de veranderingen in het takenpakket wel gaan redden.’ Hij ziet de tien gemeenten die vraag het hoofd bieden. Dat raakt vanzelfsprekend de GGD. Daarom stelt hij de vraag: “Hoe wilt u dat de GGD tegen de achtergrond van uw aanpak, wordt gepositioneerd. Hoe wilt u de verbinding maken tussen de Publieke Gezondheid met wat is te doen in het sociale domein? Hoe ziet u de rol van de jeugdgezondheidszorg daarin? Welk beeld heeft u over preventie en hoe wilt u daar uitvoering aan geven?” En: “Uw medewerkers bij de GGD zijn in afwachting van een richtinggevende bestuurlijke uitspraak – de na te streven koers – die nodig is om voort te gaan.” Wat zijn randvoorwaarden voor een succesvolle komende vier jaar? 1. 2. 3. 4. 5.
Visie, op de rol van de GGD Een gemeenschappelijke ambitie Bestuurlijke en ambtelijke effectieve samenwerking Bestuurlijke betrokkenheid bij de GGD en bij lopende dossiers Een sfeer waarin elkaar wat kan worden gegund. Elke gemeente is uniek; er dient dan ook ruimte te zijn voor maatwerk 6. Een helder uitvoeringsplan om de stip aan de horizon te bereiken
Overwegingen bij de vraagstelling Bij deze wensenlijst onderstreept Bert van de Velden het volgende:
6
1. De bestuurlijke keuze voor de GGD als ingebed in de VRK in zijn huidige vorm is een bewuste bestuurlijke keuze, vanwege het hoge risicoprofiel van de regio. 2. De GGD is ingebed in deze setting om te komen tot een robuuste hulpverleningsdienst. 3. Besef wat u daarmee in huis heeft. U heeft jeugdartsen in dienst. Sociaal verpleegkundigen. U beschikt over preventiedeskundigheid, over directe en indirecte toegang tot netwerken in het veld van de zorg; over onderhandelingsexpertise met zorgverzekeraars. 4. Veranderingen in het portfolio van de organisatie raken de nu opgebouwde crisisorganisatie en ze kunnen van betekenis zijn voor het veiligheidsdossier. “Dit is daarom niet iets om van weg te lopen, maar het besef is belangrijk. Eén steen wegbikken kan de sterkte van de muur als geheel verminderen.” 5. Veranderingen in het takenpakket kunnen onvermoede bedrijfskundige effecten met zich meebrengen. “Een langdurig en weloverwogen proces heeft geleid tot de organisatie zoals die nu staat; de kwaliteit van de organisatie is het waard, eventuele nieuwe besluiten net zo weloverwogen te nemen.” 6. Een robuuste VRK is niet in zichzelf een belemmering; ze biedt ook kansen. “De 24uurs bereik- en beschikbaarheid, bijvoorbeeld. Nieuwe verbindingen zijn mogelijk waarvan het bestaan wellicht nog niet werd vermoed.“ Hij sluit af met: “Maakt gebruik van wat u hééft.” Bert van de Velden wenst de aanwezigen een inspirerende dag.
Reflectie: verwijdering? Maarten van Poelgeest stelt voor, aandacht te besteden aan de “verwijdering van de afgelopen jaren” die Bert van de Velden noemde. “Het leek er de laatste jaren op dat we elkaar een beetje kwijtgeraakt waren.” Wordt dit gedeeld? Jur Botter zegt echter al vrij snel: “Ik wil me eigenlijk niet laten verleiden tot het bespreken van die beleving, omdat dat een ongewenste sfeer kan brengen in deze dag. Ik was zelf een behoorlijke criticaster van de GGD de afgelopen jaren, en ik zit hier nu met een andere intentie. De producten die de GGD levert zijn namelijk eigenlijk heel goed. En ik pleit er dan ook niet voor ‘stenen uit de muur te halen die de muur zwakker maken’. Ik vraag me alleen wel af, of álle stenen even cruciaal zijn voor ‘de muur’ als geheel. Het ambulancevervoer is een voorbeeld van een dienst waarvan ik me afvraag of die per se door de GGD in de markt moet worden gezet.” Tom Horn voegt toe: “Verwijdering, daar zal iedereen zijn interpretatie van hebben. Ik denk zelf dat ‘grip op de bedrijfsvoering’ vanuit de gemeente Haarlemmermeer eerder een issue is geweest dan verwijdering op een inhoudelijk vlak. Maar dat hoofdstuk is voor een belangrijk deel afgesloten.” Jacqueline Dorenbos reflecteert op de woorden van Bert van de Velden: “Ik was van de zomer bij de Chinese Muur, en wat me opviel: daar zijn vele stenen uit, en die muur stáát nog. Het prijskaartje, daar moeten we echt naar kijken; gemeenten gaan daar tegenaan
7
lopen. Het zal beter moeten, maar tegen minder geld. De kwaliteit van de GGD staat buiten kijf, maar ik als wethouder Financiën zie de problemen wel op me af komen.”
Vooruit kijken: mogelijkheden We gaan vooruit kijken, zegt Maarten van Poelgeest. “Bert van de Velden zegt: ‘de Veiligheidsregio is een gegeven.’ Dat wordt gedeeld, merk ik. Maar ín die structuur is men minder bezig met preventie, terwijl dat steeds belangrijker wordt. Zie jij de focus op calamiteiten als een beperking, Bert?” Bert van de Velden: “Nee. We bereiden ons natuurlijk voor op rampen, maar dat kunnen we doen omdat onze basiskennis- en kunde op het veiligheidsterrein en de zorg. En omgekeerd zorgt die basis voor winst in de dagelijkse preventie. Het bieden van de jeugdgezondheidszorg in de regio zorgt enerzijds ervoor dat we snel kunnen handelen: bij zedenzaken bijvoorbeeld. Maar anderzijds zijn wij hierdoor ook een natuurlijke brug tussen jeugdartsen en huisartsen. Dat die taken bij ons allemaal zijn ondergebracht geeft ons de mogelijkheid om proactief te kunnen functioneren.” Maarten van Poelgeest sluit de plenaire ochtend af. Na de pauze zullen bestuurders en ambtenaren elkaar apart ontmoeten in twee parallelle sessies.
8
3. Parallelle sessie I: Bestuurders Maarten van Poelgeest stelt voor om de komende anderhalf uur deze onderwerpen aan bod te laten komen: 1. De bestuurlijke structuur: “Jullie zijn niet zomaar partijen die bestellen bij de GGD; je bent er eigenaar van.” 2. Gemeenschappelijk basisbeleid: “Willen de gemeenten zoiets? En hoe ver reikt dat dan? Welk deel van zulk beleid willen we eventueel elders beleggen dan bij de GGD? 3. Ambulancezorg 4. Jeugdgezondheidszorg 0-4 (Jur Botter komt met depressie en alcohol als extra terreinen voor preventiebeleid. Hij wil weten of dat terreinen zijn waarvoor we basisbeleid moeten opstellen? Maarten van Poelgeest stelt dat die twee punten mooie casuïstiek zijn voor vraag 2.)
Bestuurlijke structuur Men verwelkomt het principe van portefeuillehouders. De portefeuillehouder verkent issues en werkt naar soepelere besluitvorming. Maarten van Poelgeest opent met een vraag. “Er is de ambitie om meer met inhoudelijke portefeuilles te gaan werken. Hoe vinden jullie dat?” Jack van der Hoek: “We vinden dat spannend. Toch is het een goed idee, vinden we. Het geeft verantwoordelijkheid, maar ook een band met je collega’s.“ Tom Horn: “Het is zeker een goed idee. Het principe van de portefeuilles moet zich ook uitstrekken tot zaken die buiten de inhoud gaan. Ik stond erop voor portefeuille Huisvesting
9
JGZ, maar ook voor zoiets als de begroting is het een goed idee. Tot nu toe bediscussieerden we dat alleen op VRK-niveau en het zou goed zijn als de bestuurlijke verantwoordelijkheden ook op dat ene niveau láger zijn geborgd.” Jur Botter: “Ik sta op de lijst voor de Maatschappelijke Zorg. Dat vind ik heel leuk, maar we moeten in de gaten houden: welke domeinen blijven over? Wij worden allemaal voor een bepaald thema verantwoordelijk, prima, maar wat blijft onderbelicht? Of hebben we alle thema’s getackeld met een portefeuillehouder?” Bert van de Velden: “Als we wat gemist hebben, hoor ik dat graag.” Annette Baerveldt: “Dat is het mooie van het systeem. Wellicht komt er iets nieuws, dan kunnen we dat met elkaar verdelen.” Christa Kuiper: “Bert van de Velden heeft erop gewezen dat een minderheid zou kunnen voorkomen dat er met een onderwerp echt ‘iets gebeurt’, als wij onderling portefeuilles verdelen. Hoe komen we dan uit dat soort discussies? Hoe voorkomen we dat er ‘op papier’ iets geregeld wordt, maar dat er in de praktijk niets gebeurt?” Jack van der Hoek: “Volgens mij hebben we dat geadresseerd. Als we er niet uitkomen met elkaar, dan schuiven we het een vergadering op en dan stemmen we en is het klaar. “ “Overigens, over dat trekkerschap hoor ik twee varianten. 1) de trekker leidt onderwerpen enkel in, kleedt ze aan; 2) de trekker bespreekt onderwerpen alvast voor, zodat consensus al bereikt kan worden vóór de vergadering. Welke heeft onze voorkeur?” Annette Baerveldt: “Ik zie meer in variant 2. De trekker kijkt waar weerstanden zitten en neemt ze weg, zodat je uiteindelijk in de bestuurscommissie sneller kunt besluiten.” Men is het daarmee eens: een zwaardere rol voor de trekker geeft die persoon meer werk, maar het maakt het trekkerschap zinvol en het leidt tot breder draagvlak en kortere discussie in de commissies zelf. Jacqueline merkt echter op: “Ik ben er níet voor, dat trekkers iedereen apart gaan benaderen. Het beperkt de open meningsvorming. Ja, de trekker zorgt ervoor dat iedereen geïnformeerd is, maar om zaken alvast af te tikken, dat gaat me te ver. Dat is een nadeel.” Jack van der Hoek: “Dat is ook zo, maar de trekker mag wel inventariseren waar de weerstanden liggen.“ Maarten van Poelgeest: “We weten allemaal dat het helpt als de trekker méér is dan een doorgeefluik. Een actieve portefeuillehouder is een goede zaak. En iedereen hier is professioneel genoeg om zich niet ‘de kaas van het brood te laten eten’.“ Jacqueline Dorenbos: “Dan verheug ik me op de samenwerking met Jack.”
10
Gemeenschappelijk basisbeleid Drie taakgebieden worden onderscheiden: Wettelijke taken: gemeenschappelijk en per definitie bij de GGD Beleidsadvies: gemeenschappelijk en bij voorkeur bij de GGD Uitvoering: gemeenschappelijk waar het kan, zo mogelijk bij GGD Jack van der Hoek: “Kun je de beleidsadvisering centraal bij de GGD beleggen, met gemeentelijke ambtenaren die daarin bestuurders ondersteunen? Dat is wezenlijk anders dan nu. Toch zie je dat er bij Jeugdgezondheid en ook bij de WMO een pakket is dat wij allemaal afnemen. Daar zouden we gezamenlijk beleid op kunnen voeren.” Jur Botter: “Bij alcoholmatiging is dat misgegaan. Dat hebben we als bestuurders geprobeerd vorm te geven, maar dat duurde kennelijk te lang en toen hebben de burgemeesters dat dossier in een 24-uursconferentie naar zich toegetrokken. Daar kwam pas in tweede of derde instantie een medewerker van de GGD bij. Dat zou niet zo moeten.” Maarten van Poelgeest: “Valt depressie daar ook onder te scharen?“ Jur Botter: “Zeker. Voor depressie en ook voor alcoholmatiging geldt: we hebben in deze regio ook andere zorgaanbieders, bijvoorbeeld de Brijder Stichting. Wie moet daarin uitvoeren?” Tom Horn: “De Brijder Stichting is curatief. Net als Jellinek; ze komen alleen in actie als er al problemen zijn.” Jur Botter: “Maar dat moet niet door elkaar gaan lopen. Mensen zoeken de rafelrand op. Voorbeeld: ik denk dat velen in de gemeente alzheimercafés hebben. Dat is niet afgestemd met de GGD. Vraag is, moet je die afstemming wíllen? Willen we daarin een gemeenschappelijke aanpak? Ik denk dat de Alzheimerstichting met hun lokale organisaties dat goed kunnen aanpakken. Via de GGD is weer een nieuw circuit nodig.” Hij vervolgt: “De GGD doet onderzoek: dat is cruciaal. Dat is een basistaak van de GGD. Dat wil ik graag vertaald hebben naar een niveau waar ik in mijn gemeente iets mee kan. Als ik daar 5 a 6000 extra enquêtes voor nodig zijn, dan heb ik dat ervoor over. Die basis moet goed zijn.” En: “Wat ik zou willen is dat de GGD vanuit epidemiologisch oogpunt contact zoekt met de verzekeraar. Huisartsen hebben verschrikkelijk veel gegevens beschikbaar. Die worden nu nergens samengevoegd. Een onderzoeksafdeling van de GGD is daar goed toe geoutilleerd. GGD is de perfecte partij om vanuit die data aanbevelingen te doen voor thema’s om zich op te richten.” Tot slot: “Hoe gemeentes die thema’s vervolgens invullen, dat is aan henzelf. Dat betekent dus niet automatisch dat we de uitvoering op die thema’s bij de GGD moeten beleggen.”
11
Tom Horn: “Ik ben het in grote lijnen eens met Jur. Het gaat even om de preventieve kant: uitdaging om bij GGD meer preventieve terreinen te beleggen. Alcoholbeleid bijvoorbeeld. Ook dementie: de kosten beperk je als je zo vroeg mogelijk een casemanager inhuurt. De GGD kan ons adviseren: hoe herken je dementie? Ze voeren dat dan niet per se uit; ze kunnen ons wel helpen signaleren.” Jur Botter: “Eens, maar naast de GGD moeten we ook kijken naar de andere centra die er zijn. Landelijke kennisinstituten bestrijken sommige gebieden ook. Ik word als kleinere gemeente liever regionaal of landelijk geadviseerd op zaken als alcoholmatiging, depressie en dementie dan dat ik daar zelf 0,2 FTE aan een beleidsmedewerker moet spenderen. Maarten van Poelgeest: “Wat vinden de grotere gemeentes hiervan?” Jack van der Hoek: “Door te concentreren, en dan vooral op het beleidsvoorbereidende, adviserende gebied, is winst te behalen.” Tom Horn: “Eens. De GGD is een kenniscentrum voor ons. Het is geen probleem om de grote kennisvraagstukken gezamenlijk op te pakken.” Annette Baerveldt: “Maar de úitvoering moet nu niet ineens in tien gemeenten anders gaan worden. Onze inwoners hebben soms geen boodschap aan gemeentegrenzen.” Jack van der Hoek: “Zeker niet. Waar we hetzelfde denken over de uitvoering, moeten we ook de uitvoering samen oppakken. Lokaal maatwerk gaat over specifieke lokale verschillen.” Maarten van Poelgeest: “Ik zie, resumerend, drie taakterreinen: -
Wettelijke taken: gemeenschappelijk en per definitie bij de GGD Beleidsadvies: gemeenschappelijk en bij voorkeur bij de GGD Uitvoering: gemeenschappelijk waar het kan, zo mogelijk bij GGD
Kun jij je hierin herkennen, Bert?” Bert van de Velden: “Jawel. Ik hoor jullie zeggen dat we jullie nog beter van dienst kunnen zijn als we het onderzoek, dat we sowieso doen, zouden kunnen combineren met gegevens die we van derden kunnen krijgen. We moeten onze dienstverlening verrijken met wat anderen te bieden hebben. Een Epidemiologie Plus, zogezegd.” Hij vervolgt: “En wat jullie me zeggen is daarnaast: kom niet met één format voor je informatie, maar bied het ons aan op een niveau dat ons kan bijstaan in ons beleidsterrein.” Met deze parafrase stemt het gremium in. Maarten van Poelgeest: “Hier zit nog huiswerk in voor de leden. Langs de lijn van capaciteiten, formatie en geld moeten jullie nog inzichtelijk maken: wat is de basis, hoe ver gaat de advisering, hoe zit het in elkaar? Maar dat is voor een latere discussie.”
12
Ambulancezorg Een abusievelijk in rekening gebracht tekort wordt aangekaart. Inderdaad abusievelijk, zegt Bert van de Velden: het zal niet weer gebeuren. De ambulancezorg is overigens van groot nut voor de GGD, zegt hij. Maarten van Poelgeest probeert de niet gestelde vraag te stellen: “Is de ambulancezorg per definitie een taak voor de GGD? Kan dit niet ook gewoon aanbesteed worden – iets wat de GGD overigens zou kunnen winnen?” Jur Botter corrigeert: “Een aanbesteding is niet het issue. Echter, in het verleden is gezegd: wij als gemeenten hoeven niet te betalen aan het in stand houden van het GGD-aandeel in de ambulancezorg. Een aantal jaren geleden is dat veranderd. Wij zouden meedoen aan een aanbesteding, dat hebben we met twee marktpartijen gedaan, maar de afgelopen twee a drie jaar zien we een aanzienlijk bedrag, 2 a 3 ton, terugkomen op de begroting. Van de GGD. Dat wij moeten betalen aan het tekort van de GGD.” Tom Horn: “Bert van de Velden kan dit misschien toelichten.” Bert van de Velden: “Heel in het kort: Er zijn 3 vervoerders. 2 privaat, 1 publiek. De publieke is een ‘Haarlemse parel’, al sinds 1918: Ambulancezorg Zuid-Kennemerland. Aangezien de vergunning voor ambulancezorg verder strekt dan Zuid-Kennemerland, is met de 2 private vervoerders in het gebied een coöperatieve vereniging opgericht. De VRK is hierin deelnemer. Onder de streep zijn we financieel verantwoordelijk voor ons eigen aandeel. Hij vervolgt: “Ambulancezorg wordt gefinancierd door verzekeraars. De vergoeding zou voldoende moeten zijn om de taak uit te voeren. Als je het goed doet, kun je er geld aan overhouden, c.q. winst maken. Anders zou geen enkele private partij belang hebben om het werk te doen. Als je geld overhoudt is het goed om ook te reserveren voor perioden dat het een keer wat minder gaat. Dat is niet gebeurd; toen een keer een tekort optrad is de rekening bij de gemeenten neergelegd. Dat had niet gemoeten.” Afsluitend: “Dit jaar eindigt het exploitatieresultaat ergens tussen één en anderhalf ton euro’s positief. Daar kunnen we ons voordeel mee doen. Bovendien is het handig om de beschikking te hebben over deze dienst in crisissituaties, en wie betaalt, bepaalt. ‘De generaal heeft een leger’, zogezegd.” Jur Botter: “Dit is niet de plek, maar ik wil het hier graag over hebben. Want het is volgens mij niet één keer voorgekomen, maar vaker. Ik ben blij te horen dat het resultaat positief is, maar ik wil het er graag over hebben.” Tom Horn, grappend: “En daar ben ik nu portefeuillehouder voor.” Jur Botter, lachend: “Dan gaat je eerste ritje er één naar Bloemendaal zijn.”
13
Jeugdgezondheidszorg 0-tot-4-jarigen Het onderwerp verdeelt het gremium. Een besluit wordt uitgesteld in het licht van de naderende decentralisaties. Jacqueline Dorenbos: In 2008 tot ‘10 was ik wethouder Volksgezondheid en toen speelde dit. Haarlemmermeer had zich net aangesloten. Zij kwamen in 2008 uit een andere GGD over. Zij hadden de 0-tot-4-jarigen bij de GGD ondergebracht. De andere gemeenten hadden voor die groep een subsidierelatie met JGZ Kennemerland, een private organisatie, die voor die gemeenten de taak op het terrein van JGZ uitvoerde. Deze kostte minder dan de GGD.” Annette Baerveldt: “Die discussie hebben we naar achteren geschoven, omdat we er niet uit kwamen. We hebben afgesproken dat we eerst de decentralisaties zouden verwerken vóór we dit onderwerp weer aanpakken. Overigens was de perceptie destijds niet dat de GGD duurder was. De Jeugdgezondheidszorg ‘0-4’ leverde echter goede kwaliteit en de GGD deed het op dat moment in perceptie iets daaronder. Overigens is de kwaliteit daar inmiddels bijgetrokken en geldt dat argument niet meer. Met de zorg voor ‘0-19’ bij één instantie belegd, zou je ook met contactmomenten kunnen schuiven, wat de kwaliteit verhoogt… ‘wordt vervolgd’, denk ik.” Jur Botter: “Er zitten heel veel voors en tegens aan verandering. Het gewoon lastig om het vanuit ieders positie het eens te worden over dit thema.” Maarten van Poelgeest: “Desondanks moet je je afvragen of jullie vinden dat 1) de tien gemeenten hierover een beslissing zouden moeten nemen en dat 2) die beslissing neer zou moeten komen op een zelfde inrichting voor alle tien. De te nemen beslissing kan weliswaar nadelig uitvallen voor een gemeente – en die mag daar dan wellicht voor gecompenseerd worden; het belang van de regio is dan echter prevalent. Zijn jullie daartoe bereid?” Jack van der Hoek: “Ik ben wel bereid samen te kijken naar een objectief optimale inrichting voor de jeugdgezondheidszorg in deze regio. Een exercitie waarin de al bestaande structuren en loyaliteiten dus niet meegenomen worden.” Tom Horn: “Voor Haarlemmermeer is dit verreweg het meest pikante onderwerp. Voor ons mag er maar één uitkomst zijn van die exercitie en dat is het onderbrengen van de volledige 0-19 bij de GGD. Hieraan ligt een afspraak ten grondslag die ik destijds verdedigd heb in de Raad, en waarvoor op de begroting van de VRK al jaren achtereen een reservering staat voor efficiencyopbrengsten - die niet gerealiseerd zijn omdat die afspraak niet nagekomen wordt.” Maarten van Poelgeest: “Maar stel dat er nu niets was afgesproken. Wetende dat die decentralisaties eraan komen, ben je bereid te kijken naar hoe je dit regionaal het beste zou moeten inrichten? Dat is toch waar je voor je burgers naar streeft?” Tom Horn: “Het Kabinet probeert zich ook het spoor niet voor te stellen zonder de NS of ProRail. Het is gewoon lastig om zulke discussies vanuit nul te beginnen. Wij bouwen in
14
Haarlemmermeer zelfs voort op onze inrichting bij de GGD, door jeugdartsen ook in het sociaal domein in te zetten en als kennisbron voor huisartsen. We gaan daar niet zo snel in terug.” Maarten van Poelgeeest: “Dát zijn inhoudelijke argumenten. Je eerdere stelligheid was een institutioneel argument. Maar je punt is helder.” Merijn Snoek: “We zijn allemaal op dit moment druk doende met de voorbereiding van 1 januari 2015; de drie decentralisaties. Deze discussie moeten we nu niet voeren, maar wellicht over een jaar of twee jaar.” Jur Botter: “Ik sluit me daarbij aan. Op de werkvloer is er daarnaast niets aan de hand. Er is geen noodzaak.” Maarten van Poelgeest: “Ik begrijp dat dit het moment niet is. Maar ik zou jullie willen adviseren dit gesprek op zeker moment wel te voeren, en om het vooral inhoudelijk te doen.”
Lunch De zon breekt door. De Raadszaal licht op; vanaf dan is het een mooie nazomermiddag in Velsen.
15
4. Parallelle sessie II: Ambtenaren De ambtelijke medewerkers ervaren dat de samenwerking met de GGD gebukt gaat onder een gebrek aan richting op bestuursniveau. Ze zoeken eenduidigheid in de uitleg van afspraken en een oplossing voor de verschillen in opvatting tussen bestuurders. Gespreksleider Jasper Sterrenburg (Andersson Elffers Felix): “Welkom. Laten we om te beginnen een prikkelend citaat nemen uit de strategische notitie van Bert van de Velden. “Bestuurders leunen sterk op de ambtenaren Volksgezondheid. Als de ambtenaren niet tot overeenstemming kunnen komen, worden verschillen van inzicht tussen bestuurders niet overbrugd. Als ambtenaren worstelen met vraagstukken, worden door bestuurders geen knopen doorgehakt waardoor zaken blijven hangen.” De sessie begint na deze opmaat met een opsomming van vragen die een antwoord behoeven:
Hoe zou de aansluiting met het sociaal domein vormgegeven moeten worden? En in dit licht, hoe zien wij onszelf als ambtelijke ondersteuning? Welke rol kan de GGD hebben als verbinding met de huisartsen? Sociale wijkteams willen we gemeenschappelijk optuigen, maar ze zien er in elke gemeenten anders uit. Is de GGD in staat om dat aan te kunnen? Hoe zorg je dat de gemeenten organisatorisch op gelijke hoogte zitten, om met hun vragen beter aan te sluiten op het aanbod van de GGD?
‘Kennis’ GGD is een kracht Er wordt benadrukt dat geaggregeerde kennis een grote competentie is van de GGD. “Het delen van kennis is een onderdeel van partnership. En er is veel kennis. Maar hoe ontsluiten we die op zo´n manier dat ze bruikbaar wordt? Welke kerninformatie heb ik nodig? Als de GGD haar informatie niet ordent, doet de ontvanger niets met de hele bulk. Wat ik wil weten
16
is: om leefbaarheid te meten, heb ik déze indicatoren. Om gezondheid bij ouderen te meten, heb ik déze indicatoren.”
‘Preventie’ ook Daarnaast is ‘preventie’ een terrein waar de GGD grote diensten kan bewijzen. Maar de bestaande structurele afspraken en het gebrek aan eensluidende invulling hiervan, weegt zwaar, zowel op de ambtenaren als op de aanwezige GGD-medewerkers: “Er is wel een structuur, maar geen programma. Het gevolg is dat we in de praktijk vooral reactief bezig zijn. Niet proactief en ook niet preventief.” Richard Lesscher: “Vanuit de GGD kan ik ook melden dat de inbedding van afspraken te wensen overlaat. De details van afspraken: wie spreekt wie aan, welke stappen doorlopen we wanneer: daar schort het aan.”
Maar… er is veel om kritisch over te zijn Henneke Berkhout, GGD: “We zitten aan tafel vanuit ‘het sociaal domein’, maar we komen allemaal uit deelgebieden. Huisvesting, scholen, jeugdartsen. Een integrale benadering is nodig, anders praat je ongemerkt vanuit verschillende verwachtingen. Want het zijn allemaal verschillende beleidsterreinen.” Alcoholmatiging: waar blijft het hangen? Paul Augenbroe. “Er leven op bestuurlijk niveau verschillende inzichten. Wij als ambtenaren moeten onze bestuurders beter positioneren, zodat die perspectieven wél overeen gaan komen. Het recente overleg tussen burgemeesters over alcoholmatiging is een goed voorbeeld: ze komen er nu al enkele maanden niet uit. Wat te doen? De aanpak van alcoholmatiging had een voorbeeld moeten zijn van hoe een regionale aanpak van regiobreed voorkomende problemen mogelijk was. Vooralsnog lukt het niet om dit onderwerp van de grond te krijgen. Waarom niet?” Werkgroep regionalisering: op pauze Er bestaat een werkgroep regionalisering. Twee wethouders hebben daartoe een opdracht gestuurd aan de DPG en dat leidde tot een ambtelijke werkgroep. Echter, de recente notitie van Bert van de Velden leidde daarna tot verschuiving en stagnatie. De werkgroep Regionalisering leidde dus niet tot een notitie. Het probleem: “Niemand is de baas.” Diverse personen geven stem aan hun frustratie met de materie: “We zitten gevangen in een systeem dat niet werkt. Leiding is nodig.” Juul Angenent: “Er is nóg een werkgroep, naast die voor de Regionalisering van Gezondheidsbeleid. Marion Wester is ambtelijk de trekker van het proces van de evaluatie van de ambtelijke adviesstructuur. De werkgroep Evaluatie van de Ambtelijke Structuur bestaat uit Mirjam Broerse, Jelle Buijtendijk, Maaike Eisenberger en Marianne Bouw. Over paar maanden geven zij hopelijk inzicht in wie welke rol heeft, welke verantwoordelijkheden heeft. En een weloverwogen antwoord op de vraag Hoe gaan we ons als gemeenten verhouden tot de GGD?”
17
Na 1-1-2015: Wat is de rol van de GGD? Van de GGD wordt gevraagd én ongevraagd advies verwacht. Echter: “We krijgen er als gemeenten geld bij, maar we krijgen een nog veel grotere schep verantwoordelijkheden.” Men praat over het geld dat nodig is voor de GGD. “Over 80% van de taken van de GGD wordt nooit een verkeerd woord gesproken. En het bestuur van tijdens de instelling van de VRK wilde niet anders dan alles unaniem, uniform regionaal organiseren.” Maar het probleem van de 4,8 miljoen tijdelijke opdrachten wordt breed gezien en erkend als zorgwekkend. Paul Augenbroe: “Is de GGD nu een private partner om mee te onderhandelen, of is het onderdeel van onszelf? Dat laatste, zeg ik. De GGD, dat zijn onze collega’s, met dezelfde cao als wij. Als ambtenaren zijn ze daarom wellicht wat duurder dan marktpartijen. En toch: Hoe kan het dat andere partijen zo veel goedkoper zijn?” Richard antwoordt: “De uitgangspunten voor bedrijfsvoering zijn geformuleerd door ons bestuur, en daar moeten wij kostendekkend aan voldoen. Dat geeft een bepaalde prijs.” Augenbroe: “Dat klopt: de GGD is dus geen marktpartij. We moeten daar anders mee omgaan, het onderwerp uitdiepen de komende tijd.”
Signaleringsfunctie De GGD heeft toekomst als connectie tussen huisartsen en specialistische artsen in de medische sector. Ook een signaleringsfunctie is een mogelijke nieuwe functie voor de GGD. Decentralisatie moet onder andere met zich meebrengen dat problemen eerder gesignaleerd worden; daar kan de GGD een rol in spelen.
Zorgverzekeraars In onderhandelingen en in de relatie met zorgverzekeraars kan de GGD mogelijk veel doen. Geld dat verzekeraars op dit moment teruggeven aan patiënten, zou bijvoorbeeld ook naar preventiebeleid kunnen gaan. De bijeengezeten ambtenaren resumeren aan het einde van de sessie hun overheersende gevoel: “Wij willen misschien wel, maar onze bestuurders zijn het niet eens.”
5. Aris van Veldhuizen spreekt Door onder de foto hiernaast te klikken krijgt u toegang tot de PowerPointpresentatie van Aris van Veldhuizen.
Klik hier voor de presentatie
18
6. Vier Werkgroepen Werkgroep I. Proactieve adviesfunctie van de GGD (Christa Kuiper) Een model van ‘accountmanagers en specialisten’ wordt besproken. In het Alchohol-dossier is handhaving een heikel punt. Deze werkgroep bespreekt hoe de GGD haar adviesrol proactief zou kunnen nemen. Uiteindelijk vindt een samenspel van Wim Westerman en Jack van der Hoek veel instemming: een ‘accountmanager’ van de GGD zit aan bij periodiek overleg op gemeenteniveau, en ‘specialisten’ bij de GGD zijn alleen in beeld wanneer hun specialisme relevant is. Zo ging het destijds in de regio IJmond met de dienst Milieu-inspectie, zegt Wim Westerman. Dat is goed bevallen. Advies kan op drie niveaus van pro-actie: 1) reactief komt de GGD in actie bij een expliciete vraag. 2) de GGD hoort van een lopend dossier en biedt haar adviesrol aan. 3) de GGD signaleert een ontwikkeling in de regionale samenleving en biedt haar adviesrol aan. Cees Beentjes legt de vinger op een zere plek: het besef dat de GGD een afdeling is binnen iedere gemeente, is er nog niet. Juul Angenent stelt voor dat beleidsstukken eens in de zoveel tijd nagelopen zouden kunnen worden om te kijken of de GGD er een uitspraak over kan doen. Ze erkent dat zij en haar collega’s de GGD bijvoorbeeld niet hebben geraadpleegd in het licht van de naderende decentralisaties. “Maar andersom: de GGD heeft zich ook niet gemeld!” Alcoholmatiging: handhaving en handhaving is twee Het beleid Drank en Horeca had een voorbeeld moeten zijn van hoe het in het sociaal domein zou moeten gaan. Een gezondheidsnota voor alle tien gemeenten. Waarom lukt dat niet? Willen mensen hun eigen terrein niet opgeven? Het issue is grensoverschrijdend, en ‘iedereen vindt het erg’. Wat gaat mis?
19
Wim Westerman: “Over de handhaving is het lastig regionaal beleid te maken. In elke gemeente heeft handhaving op zich prioriteit, maar binnen de handhaving zijn de prioriteiten zeer verschillend. En jongeren zoeken gewoon de makkelijkste plek om te kunnen zuipen.” Christa Kuiper: “Regionaal beleid geeft wellicht een warm gevoel, maar je moet je ook afvragen waar regionale regelingen meerwaarde hebben. Wordt het er effectiever van? Efficiënter? Wanneer de GGD dus een regionaal probleem signaleert, moeten we ons afvragen of de oplossing eveneens regionaal ligt.” Men vindt het overigens jammer dat er niemand van de GGD is om te reflecteren op de ideeën.
Werkgroep II. Jeugdgezondheidszorg en sociaal domein (Antoine Tromp) De inrichting van ‘Meerteams’ wordt besproken – het antwoord van de Haarlemmermeer op de wijkteams. Moet de burger toegang krijgen tot het wijkteam? Wat is de positie van de jeugdarts? Kristine Leenman, directeur Maatschappelijke Ontwikkeling in Haarlemmermeer, zet de inrichting van de jeugdgezondheidszorg in het sociale domein uiteen zoals dat in haar gemeente is ontwikkeld. “Haarlemmermeer is verder met deze materie dan andere gemeentes. De volledige 0-tot-19-jarige JGZ hebben wij bij de GGD ondergebracht. Daar zijn we zeer content over.
20
“We gaan uit van het principe dat burgers verschillende bestaande instanties bezoeken, die we als ‘vindplaatsen’ aanmerken. Consultatiebureaus, scholen, huisartsen, peuterspeelzalen. Al deze medewerkers krijgen dezelfde opleiding tot ‘gemandateerde professionals’: bevoegd om problemen te signaleren en om door te verwijzen. Bij tekenen van een meervoudig probleem, wordt er geëscaleerd naar een wijkteam, of ‘Meerteam’ zoals wij die noemen. De burgers hebben dus geen directe toegang tot die teams. Daar hebben ze niets aan, ze hebben er geen notie van.” Ze vervolgt: “Wij hebben een convenant met 60 huisartsen, omdat huisartsen relatief weinig kennis hebben van triage: ‘bij twijfel niet inhalen’. Eerst overleggen met de jeugdartsen. Let namelijk op: een huisarts doet geen overleg ‘op niveau’ met een maatschappelijk werker. Een arts verwijst naar een arts. Het convenant is een poging te de-escaleren naar preventief beleid. De hoop is dat het aantal doorverwijzingen naar specialisten op termijn minder wordt.” Leenman weer: “Ik begrijp dat sommigen het wijkteam zien als een nieuwe voorziening, mogelijk nog fijnmaziger te organiseren dan de consultatiebureaus. Maar dat wordt loeiend duur! Het hoeft ook helemaal niet. De vormgeving van de toegang is cruciaal. Volg de logica van de burger. Bied toegang waar de vindplaatsen zich voordoen.” Ze verbaast zich, tot slot, over de ‘knip’ die andere gemeenten hebben aangebracht in de zorg voor de jeugd van 0 tot 4. De groep heeft ook nog een aanmerking op de veelheid aan terminologie: kernteam, sociaal team, wijkteam, Meerteam…
21
Werkgroep III. Gezamenlijke opdracht (Gert-Jan Bluijs) Opdrachten moeten SMART omschreven kunnen worden. Bovendien is co-creatie belangrijk. Geen opdrachten áán de GGD sturen, maar sámen met de GGD vormgeven. Deze werkgroep onder voorzitterschap van Gert-Jan Bluijs probeert te omschrijven hoe de tien gemeenten tot een gezamenlijke opdracht kunnen komen voor de GGD. De belangrijkste opdracht – de wettelijk gegeven regionale taken – staat buiten discussie. Die gaan zoals ze zouden moeten gaan. Problematiek die grensoverschrijdend is, daar zouden opdrachten aan de GGD over moeten gaan. Waar het lokaal belang echter verschillend is, moet ruimte voor lokaal beleid blijven. Handhaving bijvoorbeeld. Een goede opdrachtomschrijving is cruciaal en hier is een richtlijn voor nodig. Voor de hand liggende randvoorwaarden: Hoeveel geld is ervoor? Hoe lang mag het duren? De opdrachtformulering ‘Ik wil iets met alcohol.’ moet voorkomen worden. Het belang van de door Aris van Veldhuizen geïntroduceerde co-creatie wordt hier onderstreept. Het gezamenlijk met de GGD een opdracht formuleren aan de GGD vinden velen heel veel potentie hebben. Ook SMART formuleringen genieten de voorkeur.
22
Werkgroep IV. Vroegsignalering (Tom Horn) Terreinen als obesitas, alcoholisme en eenzaamheid, diabetes, alzheimer en depressie komen aan bod in deze werkgroep. Voor al deze terreinen is vroegsignalering belangrijk. De GGD heeft hier een rol als adviseur, maar haar data zou op wijkniveau ontsloten moeten worden en voorzien van beleidsrelevante duiding. Jur Botter: “De GGD heeft veel onderzoek gedaan en haalt veel kennis in huis over dit soort onderwerpen. Zijn wij daar goed genoeg van op de hoogte? De data van de GGD kan waardevol zijn. Hebben wij deze voldoende tot onze beschikking en is deze voldoende ontsloten? Worden er verbanden gelegd tussen onderzoeken van de GGD en ándere onderzoeken?” En: “Ik hoor vaak dat veel belang wordt gehecht aan het ‘contactmoment’ met burgers. Maar gebeurt er voldoende tijdens deze momenten? Is er genoeg vrijheid om te signaleren voor de professionals in de procedure? Ik heb wel gehoord dat pagina’s-lange vragenlijsten de hoofdmoot uitmaken. Weten wij genoeg van deze ontwikkellijn?” Tot slot: “Relevante informatie uit contactmomenten moet in het digitaal kinddossier beschikbaar komen! En ik als wethouder ben dan niet geïnteresseerd in de persoonsgegevens; ik ben geïnteresseerd in geaggregeerde data. Anoniem.” Tom Horn: “Het bespreekbaar maken van dreigende problemen is een belangrijke stap in vroegsignalering. Maar dan nog: bewustwording is niet alleen een rationeel proces. Hoe krijg je mensen zover dat ze daadwerkelijk hun leefwijze veranderen? Neem een onderwerp als beweging: iedereen erkent het belang; bijna niemand past echt zijn gedrag aan. “Waar ligt hierin een taak voor ons? Dat kunnen we overzien, als we inzicht hebben. Neem speeltuintjes: als ze dicht zijn, gaat een moeder er niet heen. Ligt hier dan wellicht een taak
23
voor de GGD? Medewerkers ‘Preventie’ zouden kunnen uitzoeken waaróm mensen hun gedrag niet veranderen. Uitkomsten zouden per wijk en sociaal niveau kunnen verschillen. Hieruit zouden richtlijnen kunnen komen voor lokaal beleid.” Opdracht: licht op bestuurlijk en operationeel niveau een aantal procedures door, gezien vanuit het oogpunt van preventie:
contactmomenten volksziektes
Huisartsen Een bottleneck is dat consultatie-artsen hun informatie niet met huisartsen delen; huisartsen niet met consultatieartsen. “Huisartsen zijn zzp’ers. Ze moeten prioriteit geven aan de eigen winkel. het gevolg zijn gescheiden circuits van GGD en huisartsen: er zitten geen huisartsen in CJG’s of in wijkteams. Ook de GGD is een solitair instituut. De connecties met andere instellingen zouden beter kunnen. “ Eenzaamheid Jur Botter: “Ooit deden wij onderzoek in twee wijken in Bloemendaal naar de vraag ‘Wat is eenzaamheid?’ Dit omdat instellingen daar geen concreet beeld van hadden. We zijn van deur tot deur gegaan in een wijkonderzoek: wie voelen zich eenzaam? De GGD hoeft wat mij betreft dus geen eenzaamheid te bestrijden: de GGD moet míj de kennis in handen geven om dat te kunnen doen. “Overigens is er een groot terrein te winnen op gebied van ouderen. De JGZ is een grote poot, maar voor ouderen is er relatief niks.” Samenvattend: - De GGD is het sterkst in haar kennisfunctie, de monitorfunctie. Volksziektes, dementie, depressie, eenzaamheid. Op gemeente- en wijkniveau moet de GGD haar data ontsluiten. - Processen moeten we doorlichten door de ‘bril’ van preventie. - De verbinding tussen de GGD en andere partners in lokale netwerken kan beter: huisartsen, jeugdartsen, welzijnsorganisaties. - Op globaal niveau bestaan allerlei onderzoeken met allerlei resultaten; deze zouden vertaald moeten worden naar wijkniveau voor beter beleid.
24
7. Afsluiting & Voorlopige Agenda Jack van der Hoek bemerkte vandaag een ‘gevoel van betrokkenheid’ van de aanwezigen bij de toekomst van de GGD in het bijzonder en bij het sociaal domein in het algemeen. “Wel heb ik een sterke behoefte gehoord aan duidelijkheid naar de toekomst toe. Aan eenduidige werkafspraken. Een sluitende rolverdeling. Heikele punten zijn als vanouds de 0-tot-4-jaringen en de ambulancezorg. Maar de sfeer was goed: open, opbouwend kritisch.” De werkgroepen doen verslag; de belofte van een geschreven verslag wordt gedaan. Jack van der Hoek sluit af en bedankt de betrokkenen. “Fijn ook dat ambtenaren en bestuurders vandaag op meerdere momenten door elkaar zaten en in gesprek waren. Zo heel vaak komt dat niet voor.”
Concept Werkagenda 1. Verken de mogelijkheden voor de presentatie van onderzoeksgegevens op gemeentelijk niveau. 2. Verken de mogelijkheden van de verrijking van epidemiologische onderzoeken met data van partners. 3. Ontwikkel een regionaal gezondheidsbeleid met ruimte voor lokale uitwerking.
Uitgangspunt: starten vanuit gezamenlijkheid, waaronder alle wettelijke taken en een gezamenlijke nota gezondheidsbeleid. Lokaal maatwerk als er duidelijke lokale problematieken en/of andere belangen benoemd zijn. Aandachtspunten in proces: a) Zorg voor adequate opdrachtomschrijvingen (eenduidige interpretatie) b) Zorg voor een co-creatie tussen gemeenten en GGD c) Zorg er voor dat de coördinatie (procesbewaking/ projectmatig werken) is belegd bij een persoon 4. Stimuleer kennis delen en proactieve advisering door de GGD
25
Bijvoorbeeld kennis delen over eenzaamheid, depressie en diabetes. Doorvertaling naar gemeente- en wijkniveau is daarbij wenselijk. Adviseer de gemeenten pro actief; vertel wat er speelt, geef aan wat je ziet en adviseer wat te doen.
5. Ontwikkel een gezamenlijke visie van 10 gemeenten op de rol, positie en bevoegdheden van alle jeugdartsen (0-19). Wat betekent dat voor de toegang tot specialistische jeugdhulp en hoe ziet de relatie er uit met de huisartsen? 6. Versterk de functie van preventie en vroegsignalering bij de GGD.
Bekijk de processen bij de GGD door een preventiebril: is er voldoende professionele ruimte voor preventie op maat? Versterk de positie van de GGD in lokale netwerken, zodat kennis met andere partners gedeeld wordt, bijvoorbeeld welzijnsorganisaties en huisartsen.
7. Verken de governance van de Ambulancezorg. 8. (2016) Verken de mogelijkheden voor een integrale Jeugdgezondheidszorg (0-19 jarigen).
Colofon Storyfall™ productie Fotografie: Verslaglegging:
3x Woordwaarde i.o.v. Veiligheidsregio Kennemerland Graphic Alert 3x Woordwaarde
26